Bisschop Egbert van Trier f 565, D f 82.155, W' PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND n Gelouterd keerden uit LEERLING VAN EGMOND WIJSPAREN ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1934 Beschermer van kunst en wetenschap Wl| Eugene O'Neill werd Katholiek De autoweg Keulen- Bonn Nieuwe pogingen tot redding van Byrd Oud kasteel vernield Hij legde den grondslag voor de later zoo beroemde bibliotheek der abdij ingevolge de voor onze abonnes gratis-ongevallenverzekering aan: C. P. Vreeburg, Langebuurt 5, Uitgeest L. Verhaar, Waverveen, Nessersluis W. C. J. Custers, Langenweg 29, Noordwijkerhout J. Ceelie, Plantsoenstraat 2, Purmerend P.J.van den Berg, Hyacinthenlaan 40zw. Haarlem R. van Balen, Cr. Houtweg 81, Beverwijk B. B. Pieters, Paus Leostraat 32, Haarlem Mej. Dubois, Lijnderdijk 24, Halfweg W. A. Res, Ruiterweg 3, Castricum f565- HIERMEDE STEEG ONS AANTAL UITKEERINCEN TOT WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAC geldende f 50- f 40- f125— f 50- f 125— f 50- f 50- f 50- f 25- 328, VAN 1 aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j I Gewonnen en toch., f verloren AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH Van Dirk I, Graaf van Holland, weten we weinig meer, dan dat hij in 922 van Koning Karei III goederen in leen mocht ontvangen en zich heeft beijverd de christelijke beschaving in zijn gebied te bevorderen door het gebeente van Sint Adelbert, Apostel van Kennemerland, te doen opgraven en overbren gen naar een nonnenklooster, door hem Ooste lijk van Egmond gebouwd. Meer is ons bekend van zijn zoon, Dirk II en diens gade Hildegar- dis, dochter van den Burgraaf van Gent. Deze veranderde het klooster in een abdij voor mon- nixen en schonk rijke gaven voor onderhoud en om de Kerkelijke diensten te verzekeren. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, Egbert en Arnoud. De eerste was zeer begaafd en heeft een zoo buitengewonen invloed gehad op het beschavingsleven van zijn tijd, dat het voorzeker de moeite waard is, nu de belang stelling in den lande naar Egmond uitgaat, iets meer over deze merkwaardige figuur mee te deelen, te meer, daar zijn invloed zich ook tot op het graafschap en de voormalige abdij heeft Uitgestrekt. Voordat hij zijn zegenrijke loopbaan als Aartsbisschop van Trier begon, vinden we hem vanaf 5 Juli 976 tot 30 Juli 977 als Kanselier bij het Keizerlijk Hof, welke kanselarij onder de hoofdleiding stond van den H. Willigis, den lateren Aartsbisschop van Mainz. Zijn uitge sproken gaven als bestuurder, zijn degelijke theologische vorming en edele inborst, deden het oog op Egbert vallen, toen Theoderik I. Aartsbisschop van Trier, m 977 kwam te vallen. Egbert vond het diocees in meer dan een op zicht in treurigen toestand, gevolg van de bar- baarsche strooptochten der Noormannen, die tot op het eind der negende eeuw zelfs tot hier. toe waren doorgedrongen. Kerken en kloosters lagen verwoest, wereldlijke vorsten hadden een groot deel der Bisschoppelijke goederen weder rechtelijk in bezit genomen, zoodat de Kerk vorst zoo goed als uitsluitend moest leven van de kloostergoederen, die Aartsbisschop Heinrich na de opheffing van enkele kloostergemeen schappen tot zich had getrokken. De gevolgen der barbaarsche invallen waren echter veel verder gegaan. De studiën waren in verval geraakt, de tucht was verslapt, de ziel zorg verwaarloosd, doordat zich leeken-abten in de kloosters, die tegelijk vele kerken bedien den, hadden weten binnen te dringen. Een degelijke hervorming was derhalve drin gend noodig. Wat Egbert, toen hij in 977 den bisscboppe- lijken stoel van Trier innam, te doen stond, was derhalve de beroofde en vervallen kerken en kloosters weer op te bouwen, de tucht te herstellen, de kunsten en wetenschappen te be vorderen. Op menig gebied bewoog zich de veelzijdige Egbert. Uit een brief van Bisschop Gerbert van Reims, den lateren paus Silvester n, leeren we hem als een beschermer der schoone kunsten kennen. Trouwens daarvoor pleiten verschillende handschriften, die met fraaie miniaturen zijn opgesierd: De Codex Eg bert!, waarin hy zelf, in bisschoppelük or naat, zittend op een troon, is afgebeeld, welk handschrift dat te Reichenau werd geschreven, de Evangeliën bevat en in de stadsbibliotheek te Trier met zorg wordt bewaard. Verder het Psalterium Egberti, in 981 geschreven en nu te vinden in de bibliotheek van Cividale in Italië, waaraan het werd geschonken door de H. Eli sabeth van Thüringen (het wordt ook wel Codex Gertrudianus geheeten naar de Russi sche Groothertogin Gertrudis, die er in 1085 de bezitster van werd). Niet mogen worden vergeten de Codex Epter- nacencis, die eveneens de Evangeliën bevat, en de verschillende Sacramentaria, copieën van *t Sacramentarium van Gregorius den Grooten, thans te Parys te vinden. De schepper van dit Registrum Gregorii was een buitengewoon be gaafd meester in de boeksierkunst. Mag hy door de school van Reichenau zyn beïnvloed, zyn school, waaruit die van Echternach is voort gekomen en welke die van Reichenau overleef de, heeft een geheel eigen Trierschen aard. Reichenau en Trier-Echtemach zyn de mid delpunten der Duitsche schilderkunst in den tyd der Ottonen, waarnaast alle andere, als die van Keulen, Fulda, Regensburg, van minder be lang blijken te zUn. Egbert's bemoeiingen inzake de kunsten strek ten zich niet minder uit over de edelsmeed- en emaille-kunst. Nog altyd is in de schatsamer van den Dom te Trier de kostbare reliekschry- nen van den H. Andreas en van den heiligen nagel, waarmee de Heiland aan het Kruis is gehecht, te bewonderen en in die van Limburg het kunstvolle omhulsel van den staf van Petrus. Teneinde deze staf, uit welks bezit moest biyken, dat de Triersche Kerk van Apos- tolischen oorsprong was, terug te krijgen, heeft Egbert zich alle mogelijke moeite gegeven. Egbert legde ook voor de Egmonder abdy den grondslag van de later zoo vermaarde biblio theek. Niet minder dan zestien codies, waar onder een kostbaar missaal, schonk hy met waarlijk vorsteiyke edelmoedigheid. Herinneren we er tenslotte nog aan, dat het ook Egbert is geweest, die Ruopertus, monnik van Mettlach, naar Egmond heeft gezonden, om aldaar de gegevens te verzamelen voor een Vita van Sint Adelbertus. Kort voor zyn dood werd aan de Kerk van Trier de Sint Servaas van Maastricht, haar üuiimiiiiimiiiim immiimiiinmnu Sparen kun je toch alleen maar Als er ook wat over schiet, Want van enkel lucht te happen, Zelfs des zomers, leef je niet! Sparen is alleen maar moog'lijk Als je niet van alles koopt En ivanneer je niet geregeld Al je tijd verbioscoopt! Sparen doe je, als je nimmer Roek'loos omspringt met je geld, Doch wanneer je altijd zuinig Dubbeltjes en centjes telt! Sparen duidt niet slechts op wélstand, Doch voornamelijk op dit: Dat de mensch de vele deugden, Die versiering zijn, bezit! En nu zien wij, dat die lofspraak Op ons, Nederlanders, past, Daar het cijfer op de Spaarbank, Ook de laatste jaren, wast! Ja, zelfs nog in drie en dertig, Legden wij zoovéél apart, Dat het cijfer vérre uitgaat Boven 't halve milliard! Dus men moge concludeeren Uit dit meer dan gulden feit, Dat wij inderdaad nog leveh In een idealen tijd! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) iiiiiHimiiiiimiiimimiiimiiiiMimiimmimiiuiimimimiMiimimii wederrechteiyk ontnomen, weer door den keizer teruggeschonken. Na een heilzaam en vruchtbaar bestuur van zestien jaar stierf Egbert den achtsten Decem ber 993; hij werd met veel statie begraven in de kapel van den H. Andreas, door hemzelf aan de domkerk gebouwd. DOM. A. BEEKMAN. niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii (UUIk ïïiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiiimiiiiiiiiiiiiiinï e Amerikaansche tooneelschrUver Eugene O'Neill, die ook in Nederland herhaalde lijk gespeeld is, wij herinneren aan „Lief de onder de Olmen", geregisseerd door A. van Dalsum, aan „Anna Christie" onder Verkade, aan de Utrechtsche Studentenopvoering van „Keizer Jones" onder leiding van Ad. Hooy- kaas, heeft zich bekeerd tot het Katholicisme. Deze overgang verbaast eigenlijk niemand, die met het werk van den bekwamen dramaturg bekend is, want onbewust, of zoo gy wilt: on derbewust, gaf hy aan zijn spelen steeds een religieuze tendenz, die sterk heen wees in de richting van het Katholicisme. Het duidelykst blijkt dit uit zün jongste werk, getiteld „The Day Without End" (De dag zonder einde), dat in Amerika en Engeland met groot succes wordt opgevoerd en waarvan de N.V. Amsterdamsch Tooneel in het as. seizoen de première zal brengen onder regie van Aug. Defresne. Over dit spel schreef G. K. Chesterton; „In zyn jongste drama beschouwt O'Neill het feit, dat de christeiyke levensbeschouwing steeds een wereld vol wilde, dwalende, wanhopige, wan trouwende en ontkennende theorieën overleeft, terwyi die theorieën niet den moed ontwik kelen om deze waarheid onder het oog te zien." Verder zegt hy „van al de vele belangwekkende dingen, die uit Amerika overkomen naar Euro pa, vind ik zelfs gedurende deze hevig belang wekkende periode van Roosevelt's manneiyk en avontuurlijk Presidentschap niets zoo be langwekkend als het nieuws over het jongste drama van den genialen schrijver O'Neill". Nog niet in Nederland opgevoerd is het lange, maar mooie stuk „Strange Interlude" (Vreemd Tus- schenspei). Laat ons hopen, dat ook dit drama eens een Nederlandsch gezelschap aantrekt. Jid mfaal van den dag Eenige maanden geleden is de prachtige autoweg tusschen Keulen en Bonn ook voor motorryders opengesteld, op voorwaarde dat zü de regels van den weg in acht zouden nemen. De motorryders hebben echter den weg als een racebaan gebruikt en zooveel ongelukken veroorzaakt, dat deze weg thans voor hen ver- I paarden en weet niet waar ik op zal zetten. Nu boden is. moet jy me maar zeggen aan welk paard ik het at zou er toen geoeura zyn met den ouden Geoffrey Durden?" „Ik weet het niet, maar ik heb me het zelfde al afgevraagd." „Men beweert, dat hij z'n villa heeft verkocht en op kamers gaat wonen." Geoffrey Durden bewoonde een der grootste villa's van Ladington, was in 't bezit geweest van twee schitterende limousines en had een klei nen staf van uitstekend personeel tot z'n be schikking gehad. Na den oorlog had hy zich in het plaatsje gevestigd. Hy was afkomstig uit Warringfield, waar hy ook z'n zaak had. Twee a driemaal per week ging hij daar naar toe. Wat hy feitelijk precies uitvoerde wist nie mand. Algemeen stond hy als zéér ryk bekend. Hy had veel goed gedaan en daar hij boven dien voor ieder altyd een vriendelijk woord over had, was hy een populaire figuur in het plaatsje. De laatste maanden echter was hy heelemaal veranderd. Gebogen liep hy door de straten. Z'n voorhoofd was diep gerimpeld en iedereen kon het hem aanzien, dat hij zorgen had. Toen hij dan "bok, zonder erg, langs Will Dally en Dick Pears liep, die voor het huis van laatstge noemden stonden te praten, werden door dit tweetal de bovenvermelde opmerkingen ge maakt. „Ik geloof wel, dat hy er beroerd voor staat," mompelde Will Dally. „Ja," zei Dick medebjdend, „naar wat je zoo hoort, moet je het haast wel aannemen." In een kleine plaats is men precies van el kanders omstandigheden op de hoogte. Men be merkt 't direct aan kleine dingen als: bier- drinken in plaats van whisky, geen dure sigaren meer, maar een gewone pyp enz. Als daar dan nog by komt, dat men z'n auto's en villa ver koopt, dan geldt het als een uitgemaakte zaak dat men er slecht voorstaat. Niemand durfde het echter direct aan Geof frey Durden te vragen. Aangezien men even wel in Ladington niet erg fijngevoelig was. waren er echter genoeg indirecte zinspelingen gemaakt, zooals: „De zaken gaan slecht, myn heer Durden; of: „wat een tyd! wat een tijd! Enfin, u zult het ook wel merken." Men be reikte er echter niets mee daar hij steeds ten antwoord gaf: „Ja. ja, het is slecht in zaken." Ik kan je niet zeggen, hoe jammer ik het vind," ging Dick Pears voort. „Voor iedereen was hy een vriend in den nood, en ik heb veel aan hem te danken. Toen ik in de penarie zat, was hy het die me niet alleen met woorden, doch ook met daden toonde, hoe hij met my en myn gezin te doen had door my aan een positie te helpen. Wist ik maar, hoe i k hem nu kon helpen!" „Ja kerel," zei Willy Dally, „dat begrijp ik best. Laten we lntusschen hopen, dat het niet zoo erg met hem gesteld is." Hierop scheidden de vrienden en ging Daily met haastige schreden naar huis. Enkele dagen na dit onderhoud, kwam Dick Pears 's avonds laat onverwacht by z'n vriend Daily opgeloopen. Hy gunde zich nauwelyks den ty'd behoorlyk te gaan zitten en leek erg opgewonden. „Wat scheelt jou?" vroeg Daily verbaasd. „Dat zal ik je gauw vertellen. Je weet dat we 't den laatsten keer over den ouden Geof frey hadden en dat ik hem zoo graag wilde hel pen." „Ja, en „Nou goed, luister verder. Gisteren kreeg ik bericht, dat ik 100 pond geërfd heb van een ver famielid. Ik wist niet eens, dat hy bestond. Toen ik over m'n eerste verbazing heen was, dacht ik 'zoo bij me zelf: „Dick, jongen, nu heb je kans om Geoffrey Durden te helpen en „Maar met zoo'n klein bedrag zal hy toch niet te helpen zyn," viel de ander hem in de rede. „Laat me uitspreken. Ik dacht zoo: 't is voor my een bedrag, waar ik heelemaal niet op ge rekend had. Nu zag ik toevallig In de krant staan, dat de groote Derby-rennen weer plaats hebben en kan men z'n geluk beproeven." „Ah zoo! Nu begryp ik waar je heen wilt." „Niet waar? Ik waag nu een kans met die 100 pond, en als ik win, is alles voor den ouden Geoffrey. Ik heb heelemaal geen verstand van 'geluk van m'n vriend zal toevertrouwen." „Ik heb ook geen verstand van paarden," lachte Daily, „maar hier is het avondblad. La ten we samen eens kyken." Aandachtig keken onze vrienden de kolom men na tot Daily ineens uitriep: „Wat zou je hier van zeggen, Dick?" Met z'n vinger wees hij op het paard „Rose Mary", waarop de bookmakers 100-1 wilden no- teeren. „Als je wint, kryg Je 100 X 100, dat is 10.000 pond." Top!" riep Pears, verheugd. „Dat doen we! Stel je voor 10.000 pond!" En hy klopte z'n vriend op de schouders. „Bij wien geef je ze nu op?" vroeg Daily. „Dat is in orde. Ik weet toevallig een be trouwbaar kantoor in Warringfield, Dodson en Pogg. Daar heb ik m'n vader wel eens over hoo- ren spreken." Den volgenden dag schreef Dick Pears aan de firma Dodson en Pogg en vroeg tevens waar hy z'n 100 pond moest deponeeren om in 't bezit te komen van een bewys, dat hy 100 tegen 1 op Rose Mary had gezet. Per kee- rende post ontving hy het reglement, alsmede z'n bewys met de mededeeling, dat ze bly waren nu eens zaken te doen met den zoon van een oud vriend. Ingewyden verzekerden, dat het onmogelyk was voor Rose Mary om te winnen. Het was een driejarig paard, dat nog nooit op de rennen was uitgekomen en bovendien bereden werd door een onbekenden jockey. Dick Pears beweerde echter, dat juist die paarden wonnen, waarvan niemand het verwachtte en vol hoop klampten zy zich aan deze mogelijkheid vast. Eindeiyk was de groote dag aangebroken. Pears had van spanning en opwinding haast niet kunnen werken. Nauwelyks had hij het kantoor verlaten, of hy kocht aan de kiosk een avondblad, liep vlug de kolommen door en schreeuwde het eensklaps uit, toen hy met groote letters zag staan: „Rose Mary komt als eerste aan. Een span nende race". De menschen keken hem na, toen hy als een gek door de straten rende met een geopende krant in z'n hand. Toen Will Dally, die ook nu, zooals iederen avond aan 't hek van z'n voor tuintje stond te wachten, totdat Dick voorbij kwam, om dan een praatje te maken, z'n vriend zoo zag aankomen, schoot hem te binnen, dat 't de dag van de rennen was en begreep direct wat er was gebeurd. „Gewonnen! Gewonnen!" riep Dick hem al van verre toe. Ze schudden elkaar de hand en stonden als kinderen van vreugde in 't rond te springen. „Kom nu even binnen, Dick! stelde Daily voor, „dan kunnen we er een glaasje op drin ken." „Neen kerel, ik wilde wachten tot de oude Geoffrey Durden straks voorby komt, dan deel ik hem direct het nieuws mede." Eindelyk kwam de oude heer aan, onbewust van het groote nieuws, dat hem te wachten stond. ,,'t Lykt wel, of hy nog krommer loopt," merkte Will Dally op. Toen hy dichterbij was gekomen, riepen Dick en Will haast geiyktydig: „Hallo Geof frey!" en begonnen om den verbaasden man een rondedans uit te voeren. „Alles is in orde, Geoffrey; ik kan je hel pen. Je hebt me eens een ontschatbaren dienst bewezen en nu kan ik je helpen", begon Dick. „Ik kreeg onverwacht 100 pond en heb ze gezet op „Rose Mary", 't Paard heeft gewonnen en ,.:rt nu kryg ik 10.000 pond van Dodson en Fogg uit Warringfield". jrf „Ik wist het al, Dick", antwoordde de oude man met een gedwongen lach. „Dodson en Fogg waren op 't punt failliet te gaan en jy hebt ze den genadestoot toegebracht. Ik was van die firma de voornaamste deelgenoot." De man vertrok zonder een woord te zeggen en we waren weer alleen. Toen de avond was gevallen, probeerden we zoo goed en zoo kwaad als het ging ons te slapen te leggen, hetgeen met het oog op de vele ratten, die er waren niet bepaald makkeiyyk viel. Den volgenden morgen werd de deur weer geopend door denzelfden bewaker die weer een blad droeg waar water en brood op stond Thans was de man wat spraakzaam en hy hoonde en treiterde ons op velerlei wyze, het geen Oom eindelyk het geduld deed verliezen en den man een gevoelige opstopper deed ver- koopen. Woedend verdwene de man, met de woorden: „Daar zul je voor boeten, man". Eenige oogen- blikken laten kwamen er twee soldaten onze cel binnen die ons gelastten mede te gaan. We werden in een vertrek gevoerd waar een of andere hooge ambtenaar zat. Deze begon direct woedend uit te varen, waarom we niet gehoor zaamd hadden aan het bevel van den 'amb tenaar te Leningrad, om te biyven wachten toen hy ons op het vliegveld achterna holde. Het bleek thans dat ons overhaast vertrek de achterdocht der Sovjet autoriteiten had op gewekt. Wat we redeneerden en pleitten, het gaf ons niets. In plaats van te gehoorzamen aan het bevel van den ambtenaar op het vlieg veld te Leninggrad, waren ze kalm opgestegen en dat vergryp moest zwaar gestraft worden. Voert ze weg, beval de opgewonden man. iftewel ook de tweede poging om vice-admi- raal Byrd, die geïsoleerd zit in zyn waarnemings post 123 myi ten Zuiden van Little America, te redden, is mislukt, is dr. Thomas Poulter opnieuw vertrokken naar het kamp van Byrd. De nieuwe tractor waarmee de reddingspoging wordt ge daan is voorzien van een speciaal verwarmings apparaat. Bovendien is Byrd er in geslaagd de draad- looze verbinding met Little America, zy het ook gebrekkig, te herstellen. Eenige dagen geleden seinde hy, dat alles in orde was. Het oude kasteel van Alcacer do Sal, aan den oever van de Sado in Portugal, is tengevolge van een bergstorting zoo goed als geheel ver nield. Een der zware muren werd ondermynd en stortte onder donderend geraas naar beneden. Verschillende beneden aan de rivier liggende huizen werden door het zware gesteente ernstig beschadigd. ■been of arm! A 11-LjtK °P blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofiflfï bij levenslange geheele ongeschiktheid t 3t werkendoor f '7Cfi bij een ongeval met f O C/1 bij verlies van een hand f IOC oil verlies van een f Cfl by AllC U O O Tl II S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeermgen OH/lf Vm" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f t#l/.~ doodelijken afloop een voet of een oog# duim of wijsvinger t/l/#~be een breuk van f Ali hy verlies van 'n 1 Tri/»" anderen vinger 20 Maxilena ging opeens recht op in bed zitten. Dank zy het feit, dat het donker was ln de kamer, kon het schrandere meisje die onge wone beweging, heel ongewoon voor een vrouw, die zóó volleerd was in de. kunst van zich te beheerschen, als barones Tallares, niet op merken. En. Nu, die jongeman, waarvan ze gisteren avond zeiden, dat hy vermist was, hebben ze gevonden. Hy ligt heel zwaar gewond in een hospitaal in Melilla.... Marilena begreep, dat ze wat zeggen moest. Maar hoe zou ze het brok wegslikken, dat haar in de keel geschoten was, zonder in snikken uit te barsten? Nu, ik denk, dat u daar biy om zult zi'n hè? Grootvader zegt, dat het een heele beste jongen is, en dat hy altyd veel by ons over huis geweest is. Op slot van rekening is dè,t toch beter, dan dat je weet, dat hy dood of vermist is, hè? Natuurlijk. Gewonden kunnen beter wor den. maar dooden staan niet op.... .verzekerde Marilena op gedempten toon, alsof ze die op merking tot zichzelf richtte. Bovendien doen ze tegenwoordig zulke won deren, in de geneeskunde.... Ja. Nu, ik laat u het ryk alleen, tante. Slaap u maar lekker, en zie, dat u morgen weer goed bent, en aan tafel kunt komen, we missen u! En Francisquin? Die gedraagt zich als een man. We gaan nu juist naar tante Carmen, ik heb haar gis teren beloofd, dat ik een kopje thee by haar zou komen drinken. Doe haar de groeten. Reina boog zich over haar heen, en zocht in het donker haar gezicht, om haar te kussen. Marilena drukte het meisje aan haar hart. Zij voelde een onmetelijke dankbaarheid uit haar hart opwellen, dat God het leven van Souza gespaard had. Niet omdat zü ooit iets van dat leven kon verwachten maar omdat zij -vist, dat, als de jongen gestorven was haar zelfver- wyten haar toch altyd weer zouden hebben gekweld. lntusschen begaf Reina zich, vrooiyk als een vogeltje, met Francisquin voorby de seringen haag in het park. De jongen was dien middag in een allerbest humeur. Gebruik makend van de kostelyke vergetelheid, waarvan hy den heelen morgen het voorwerp was geweest, was hy er al vroeg vandoor gegaan, en tegen den middag in een ontzettenden staat thuisgekomen vuil, met een gat in zyn knie, en zonder een knoop aan zyn goed, zoodat hy heelemaal ge- wasschen en verbonden en verkleed moest worden Het arme kind! zei Reina, zoodra de jon gen weer uit het gezicht was, na een geduchte schrobbeering te hebben ontvangen. Hy heeft hier ook heelemaal geen vriendjes. Het is heel natuuriyk, dat hy nu en dan in de verleiding komt, om er eens tusschen uit te trekken. Meneer de markies had het er laatst over, om hem op kostschool te doen, maar mevrouw de barones wilde er niet van hooren. Hy is nog zoo klein! zei de oude Olave, die het heele tooneeltje had aangezien. Wat een heerlyke tocht door het begroeide park met zyn zuivere lucht, bezwangerd met den geur van wilde rozen! Insecten zoemden in een gouden waas. Nu en dan kwam een hert in dolle vaart van tusschen Ue boomen door over den weg gerend. By het meertje rustten zy een oogenblik uit. Toen zy ten laatste by het paviljoen van den rentmeester kwamen, kon digde een foxterrier hun komst al aan, met luid gekef. Een klein dienstmeisje, het eenige personeel, dat markiezin Carvajal er op na hield, bracht hen door een met bloemen versierde hal naar een kleinen salon op de eerste verdieping, die uitzag op de elndelooze uitgestrektheid van sinaasappelboomen en oiyven, en op de rivier in de verte, met aan den overkant een ander dorpje, met zyn kerktoren en witte nuisjes. De salon had een prachtige veranda, die op den muur van het park rustte. Op de betonnen balustrade bevond zich een menigte hortensia's in bloei, naast geraniums en sleutelbloemen. Er was pok een parasol, benevens een paar rieten stoelen met cretonnen kussens, die tot een zitje noodigden echt om eens de oogen half dicht te doen, en zich aan die zee van groen te vergasten. Mevrouw Carvajal liet haar naaimandje staan, legde haar lorgnet neer, en stond op. om Reina te begroeten. Onwillekeurig keek het meisje, toen ze door de kamer naar de veranda kwam, naar den ouderwetschen divan, met het versleten kleed, en andere dingen, die aan ver gane glorie herinnerden. Francisquin en de hond waren al in dolle pret met elkaar aan het stoeien. Ze waren allebei jong, en begrepen elkaar opperbest. Je excuseert me toch, dat ik doorga met myn werk, Reina? zei mevrouw Carvajal. Dit is een nieuw overhemd van Lorenzo, dat hy gisteren gescheurd heeft en ik moet er een stuk opzetten, als ik niet wil, dat hy straks thuis komt met het hemd, dat hy nü aan heeft, aan flarden. Ze zyn boomen aan het omhakken en hy moet er natuuriyk by wezen. Het schijnt, dat hy er veelal in zyn hemdsmouwen by staat, en dan kim je zoo gemakkeiyk je goed scheuren. Dat alles sprak van groote zuinigheid, zy het dan ook niet direct van armoede, dank zy de edelmoedigheid van markies Aledo. Wat een bewonderenswaardige vrouw, die mevrouw Car vajal, die in haar werk en in haar nederig leven berustte, met haar goedigen glimlach, haar voorkomen van echte dame, en dien be- koorlyken eenvoud, die haar ertoe bracht, om open voor haar bescheiden positie uit te komen, zonder valsche schaamte. Haar fyne vingers zetten handig en vlug een stukje op een overhemd van streepJesgoed van twintig cent de meter. Je moet het erg onderhouden, zei ze.. Het is allemaal ontzettend duur. Het is vreeseiyk! Hier vooral, knikte Reina. In haar eenvoudige crème japonnetje met rood borduursel vond mevrouw Carvajal haar zóó knap, en zóó geiykend op haar moeder, dat zy het meisje over deze begon te spreken, met liefdevolle uitweiding. Toen het dienstmeisje de thee binnenbracht, vielen Francisquin en de hond met ware geest drift op een stapel koekjes aan. Het was een leven van waar-ben-je-me. Men zou niet ge zegd hebben, dat de schaduw van het noodlot over dat huis lag, zoo'n vrooiyk gelach als er nu opklonk. Tot slot speelde Reina nog een vrooiyk stukje op de fraaie piano, die alleen een beetje slecht gestemd was, en met enkele andere goede meubelstukken uit de schipbreuk gered scheen. De zon was zoo juist aan den gezichteinder verdwenen, en vóór het avond werd, moesten Francisquin en Reina op het kasteel zyn, daar grootvader zich anders ongerust zou maken. Diepe stilte lag over het park uitgespreid. De vogels waren naar hun nest gegaan. Ginds, cp het station, floot een trein. Van den weg klonk de hoorn van een automobiel. Een belletje duidde op den nabyen stap van een paar koeien Hand in hand liepen Francisquin en Reina door het park, ietwat ongerust, dat het avond duister hen zou verrassen, vóór zy de seringen haag bereikt hadden. Francisquin dacht aan het gezellige uurtje, dat hy juist genoten had, Reina aan alles, wat ze gezien had. En ze zei tot zichzelf met overtuiging, dat alleen een diep godsdienstig gevoel zulk een echte tevredenheid met den bestaanden toestand kon teweeg brengen. VI Zondagsmorgens kwam pater Esteban den markies nooit bezoeken, daar hy het dan te druk had. Doch éénmaal zyn taak geëindigd zynde, wat gewoonlyk tegen den avond het geval was, sloeg de priester den weg in naar het kasteel, en kwam daar aan, net op het oogenblik, dat de markies zyn rondgang door den tuin maakte, in zyn wagentje, dat zijn trouwe kamerdienaar voortduwde. Wanneer hij den pastoor zag aankomen, wachtte hy hem op. Dan liet hy zich naar een bekoorlyk plekje brengen, zond den bediende weg, en daar bleven ze dan praten, tot de gong het eerste reeken voor het diner gaf, en de bediende weer ver scheen, om zyn meester terug te ryden. Fran cisquin, Lorenzo en de beide dames waren dan bijna altyd op het terras. Want eiken Zondag dineerde mevrouw Carvajal met haar zoon op het kasteel. (Wordt vervolgd»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11