Bisschop Egbert van Trier
f 565,
D
f 82.155,
W'
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
n
Gelouterd
keerden
uit
LEERLING VAN EGMOND
WIJSPAREN
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1934
Beschermer van kunst
en wetenschap
Wl|
Eugene O'Neill werd
Katholiek
De autoweg Keulen-
Bonn
Nieuwe pogingen tot
redding van Byrd
Oud kasteel vernield
Hij legde den grondslag voor de
later zoo beroemde bibliotheek
der abdij
ingevolge de voor onze abonnes
gratis-ongevallenverzekering aan:
C. P. Vreeburg, Langebuurt 5, Uitgeest
L. Verhaar, Waverveen, Nessersluis
W. C. J. Custers, Langenweg 29,
Noordwijkerhout
J. Ceelie, Plantsoenstraat 2, Purmerend
P.J.van den Berg, Hyacinthenlaan 40zw.
Haarlem
R. van Balen, Cr. Houtweg 81, Beverwijk
B. B. Pieters, Paus Leostraat 32, Haarlem
Mej. Dubois, Lijnderdijk 24, Halfweg
W. A. Res, Ruiterweg 3, Castricum
f565-
HIERMEDE STEEG ONS AANTAL UITKEERINCEN TOT
WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAC
geldende
f 50-
f 40-
f125—
f 50-
f 125—
f 50-
f 50-
f 50-
f 25-
328,
VAN
1 aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd.
DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j
I Gewonnen en toch., f
verloren
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
Van Dirk I, Graaf van Holland, weten we
weinig meer, dan dat hij in 922 van
Koning Karei III goederen in leen mocht
ontvangen en zich heeft beijverd de christelijke
beschaving in zijn gebied te bevorderen door
het gebeente van Sint Adelbert, Apostel van
Kennemerland, te doen opgraven en overbren
gen naar een nonnenklooster, door hem Ooste
lijk van Egmond gebouwd. Meer is ons bekend
van zijn zoon, Dirk II en diens gade Hildegar-
dis, dochter van den Burgraaf van Gent. Deze
veranderde het klooster in een abdij voor mon-
nixen en schonk rijke gaven voor onderhoud
en om de Kerkelijke diensten te verzekeren.
Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren,
Egbert en Arnoud. De eerste was zeer begaafd
en heeft een zoo buitengewonen invloed gehad
op het beschavingsleven van zijn tijd, dat het
voorzeker de moeite waard is, nu de belang
stelling in den lande naar Egmond uitgaat, iets
meer over deze merkwaardige figuur mee te
deelen, te meer, daar zijn invloed zich ook tot
op het graafschap en de voormalige abdij heeft
Uitgestrekt.
Voordat hij zijn zegenrijke loopbaan als
Aartsbisschop van Trier begon, vinden we hem
vanaf 5 Juli 976 tot 30 Juli 977 als Kanselier
bij het Keizerlijk Hof, welke kanselarij onder
de hoofdleiding stond van den H. Willigis, den
lateren Aartsbisschop van Mainz. Zijn uitge
sproken gaven als bestuurder, zijn degelijke
theologische vorming en edele inborst, deden
het oog op Egbert vallen, toen Theoderik I.
Aartsbisschop van Trier, m 977 kwam te vallen.
Egbert vond het diocees in meer dan een op
zicht in treurigen toestand, gevolg van de bar-
baarsche strooptochten der Noormannen, die
tot op het eind der negende eeuw zelfs tot hier.
toe waren doorgedrongen. Kerken en kloosters
lagen verwoest, wereldlijke vorsten hadden een
groot deel der Bisschoppelijke goederen weder
rechtelijk in bezit genomen, zoodat de Kerk
vorst zoo goed als uitsluitend moest leven van
de kloostergoederen, die Aartsbisschop Heinrich
na de opheffing van enkele kloostergemeen
schappen tot zich had getrokken.
De gevolgen der barbaarsche invallen waren
echter veel verder gegaan. De studiën waren in
verval geraakt, de tucht was verslapt, de ziel
zorg verwaarloosd, doordat zich leeken-abten
in de kloosters, die tegelijk vele kerken bedien
den, hadden weten binnen te dringen.
Een degelijke hervorming was derhalve drin
gend noodig.
Wat Egbert, toen hij in 977 den bisscboppe-
lijken stoel van Trier innam, te doen stond,
was derhalve de beroofde en vervallen kerken
en kloosters weer op te bouwen, de tucht te
herstellen, de kunsten en wetenschappen te be
vorderen.
Op menig gebied bewoog zich de veelzijdige
Egbert. Uit een brief van Bisschop Gerbert van
Reims, den lateren paus Silvester n, leeren
we hem als een beschermer der schoone
kunsten kennen. Trouwens daarvoor pleiten
verschillende handschriften, die met fraaie
miniaturen zijn opgesierd: De Codex Eg
bert!, waarin hy zelf, in bisschoppelük or
naat, zittend op een troon, is afgebeeld, welk
handschrift dat te Reichenau werd geschreven,
de Evangeliën bevat en in de stadsbibliotheek
te Trier met zorg wordt bewaard. Verder het
Psalterium Egberti, in 981 geschreven en nu te
vinden in de bibliotheek van Cividale in Italië,
waaraan het werd geschonken door de H. Eli
sabeth van Thüringen (het wordt ook wel
Codex Gertrudianus geheeten naar de Russi
sche Groothertogin Gertrudis, die er in 1085
de bezitster van werd).
Niet mogen worden vergeten de Codex Epter-
nacencis, die eveneens de Evangeliën bevat, en
de verschillende Sacramentaria, copieën van
*t Sacramentarium van Gregorius den Grooten,
thans te Parys te vinden. De schepper van dit
Registrum Gregorii was een buitengewoon be
gaafd meester in de boeksierkunst. Mag hy door
de school van Reichenau zyn beïnvloed, zyn
school, waaruit die van Echternach is voort
gekomen en welke die van Reichenau overleef
de, heeft een geheel eigen Trierschen aard.
Reichenau en Trier-Echtemach zyn de mid
delpunten der Duitsche schilderkunst in den
tyd der Ottonen, waarnaast alle andere, als die
van Keulen, Fulda, Regensburg, van minder be
lang blijken te zUn.
Egbert's bemoeiingen inzake de kunsten strek
ten zich niet minder uit over de edelsmeed- en
emaille-kunst. Nog altyd is in de schatsamer
van den Dom te Trier de kostbare reliekschry-
nen van den H. Andreas en van den heiligen
nagel, waarmee de Heiland aan het Kruis is
gehecht, te bewonderen en in die van Limburg
het kunstvolle omhulsel van den staf van
Petrus. Teneinde deze staf, uit welks bezit moest
biyken, dat de Triersche Kerk van Apos-
tolischen oorsprong was, terug te krijgen, heeft
Egbert zich alle mogelijke moeite gegeven.
Egbert legde ook voor de Egmonder abdy den
grondslag van de later zoo vermaarde biblio
theek. Niet minder dan zestien codies, waar
onder een kostbaar missaal, schonk hy met
waarlijk vorsteiyke edelmoedigheid.
Herinneren we er tenslotte nog aan, dat het
ook Egbert is geweest, die Ruopertus, monnik
van Mettlach, naar Egmond heeft gezonden,
om aldaar de gegevens te verzamelen voor een
Vita van Sint Adelbertus.
Kort voor zyn dood werd aan de Kerk van
Trier de Sint Servaas van Maastricht, haar
üuiimiiiiimiiiim
immiimiiinmnu
Sparen kun je toch alleen maar
Als er ook wat over schiet,
Want van enkel lucht te happen,
Zelfs des zomers, leef je niet!
Sparen is alleen maar moog'lijk
Als je niet van alles koopt
En ivanneer je niet geregeld
Al je tijd verbioscoopt!
Sparen doe je, als je nimmer
Roek'loos omspringt met je geld,
Doch wanneer je altijd zuinig
Dubbeltjes en centjes telt!
Sparen duidt niet slechts op wélstand,
Doch voornamelijk op dit:
Dat de mensch de vele deugden,
Die versiering zijn, bezit!
En nu zien wij, dat die lofspraak
Op ons, Nederlanders, past,
Daar het cijfer op de Spaarbank,
Ook de laatste jaren, wast!
Ja, zelfs nog in drie en dertig,
Legden wij zoovéél apart,
Dat het cijfer vérre uitgaat
Boven 't halve milliard!
Dus men moge concludeeren
Uit dit meer dan gulden feit,
Dat wij inderdaad nog leveh
In een idealen tijd!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
iiiiiHimiiiiimiiimimiiimiiiiMimiimmimiiuiimimimiMiimimii
wederrechteiyk ontnomen, weer door den keizer
teruggeschonken.
Na een heilzaam en vruchtbaar bestuur van
zestien jaar stierf Egbert den achtsten Decem
ber 993; hij werd met veel statie begraven in
de kapel van den H. Andreas, door hemzelf aan
de domkerk gebouwd.
DOM. A. BEEKMAN.
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
(UUIk
ïïiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiiimiiiiiiiiiiiiiinï
e Amerikaansche tooneelschrUver Eugene
O'Neill, die ook in Nederland herhaalde
lijk gespeeld is, wij herinneren aan „Lief
de onder de Olmen", geregisseerd door A. van
Dalsum, aan „Anna Christie" onder Verkade,
aan de Utrechtsche Studentenopvoering van
„Keizer Jones" onder leiding van Ad. Hooy-
kaas, heeft zich bekeerd tot het Katholicisme.
Deze overgang verbaast eigenlijk niemand, die
met het werk van den bekwamen dramaturg
bekend is, want onbewust, of zoo gy wilt: on
derbewust, gaf hy aan zijn spelen steeds een
religieuze tendenz, die sterk heen wees in de
richting van het Katholicisme. Het duidelykst
blijkt dit uit zün jongste werk, getiteld „The
Day Without End" (De dag zonder einde), dat
in Amerika en Engeland met groot succes wordt
opgevoerd en waarvan de N.V. Amsterdamsch
Tooneel in het as. seizoen de première zal
brengen onder regie van Aug. Defresne. Over
dit spel schreef G. K. Chesterton; „In zyn
jongste drama beschouwt O'Neill het feit, dat
de christeiyke levensbeschouwing steeds een
wereld vol wilde, dwalende, wanhopige, wan
trouwende en ontkennende theorieën overleeft,
terwyi die theorieën niet den moed ontwik
kelen om deze waarheid onder het oog te zien."
Verder zegt hy „van al de vele belangwekkende
dingen, die uit Amerika overkomen naar Euro
pa, vind ik zelfs gedurende deze hevig belang
wekkende periode van Roosevelt's manneiyk
en avontuurlijk Presidentschap niets zoo be
langwekkend als het nieuws over het jongste
drama van den genialen schrijver O'Neill". Nog
niet in Nederland opgevoerd is het lange, maar
mooie stuk „Strange Interlude" (Vreemd Tus-
schenspei). Laat ons hopen, dat ook dit drama
eens een Nederlandsch gezelschap aantrekt.
Jid mfaal van den dag
Eenige maanden geleden is de prachtige
autoweg tusschen Keulen en Bonn ook voor
motorryders opengesteld, op voorwaarde dat
zü de regels van den weg in acht zouden nemen.
De motorryders hebben echter den weg als
een racebaan gebruikt en zooveel ongelukken
veroorzaakt, dat deze weg thans voor hen ver- I paarden en weet niet waar ik op zal zetten. Nu
boden is. moet jy me maar zeggen aan welk paard ik het
at zou er toen geoeura zyn met den
ouden Geoffrey Durden?"
„Ik weet het niet, maar ik heb me het
zelfde al afgevraagd."
„Men beweert, dat hij z'n villa heeft verkocht
en op kamers gaat wonen."
Geoffrey Durden bewoonde een der grootste
villa's van Ladington, was in 't bezit geweest van
twee schitterende limousines en had een klei
nen staf van uitstekend personeel tot z'n be
schikking gehad. Na den oorlog had hy zich in
het plaatsje gevestigd. Hy was afkomstig uit
Warringfield, waar hy ook z'n zaak had. Twee
a driemaal per week ging hij daar naar toe.
Wat hy feitelijk precies uitvoerde wist nie
mand. Algemeen stond hy als zéér ryk bekend.
Hy had veel goed gedaan en daar hij boven
dien voor ieder altyd een vriendelijk woord over
had, was hy een populaire figuur in het plaatsje.
De laatste maanden echter was hy heelemaal
veranderd. Gebogen liep hy door de straten. Z'n
voorhoofd was diep gerimpeld en iedereen kon
het hem aanzien, dat hij zorgen had. Toen hij
dan "bok, zonder erg, langs Will Dally en Dick
Pears liep, die voor het huis van laatstge
noemden stonden te praten, werden door dit
tweetal de bovenvermelde opmerkingen ge
maakt.
„Ik geloof wel, dat hy er beroerd voor staat,"
mompelde Will Dally.
„Ja," zei Dick medebjdend, „naar wat je zoo
hoort, moet je het haast wel aannemen."
In een kleine plaats is men precies van el
kanders omstandigheden op de hoogte. Men be
merkt 't direct aan kleine dingen als: bier-
drinken in plaats van whisky, geen dure sigaren
meer, maar een gewone pyp enz. Als daar dan
nog by komt, dat men z'n auto's en villa ver
koopt, dan geldt het als een uitgemaakte zaak
dat men er slecht voorstaat.
Niemand durfde het echter direct aan Geof
frey Durden te vragen. Aangezien men even
wel in Ladington niet erg fijngevoelig was.
waren er echter genoeg indirecte zinspelingen
gemaakt, zooals: „De zaken gaan slecht, myn
heer Durden; of: „wat een tyd! wat een tijd!
Enfin, u zult het ook wel merken." Men be
reikte er echter niets mee daar hij steeds ten
antwoord gaf: „Ja. ja, het is slecht in zaken."
Ik kan je niet zeggen, hoe jammer ik het
vind," ging Dick Pears voort. „Voor iedereen
was hy een vriend in den nood, en ik heb veel
aan hem te danken. Toen ik in de penarie zat,
was hy het die me niet alleen met woorden,
doch ook met daden toonde, hoe hij met my
en myn gezin te doen had door my aan een
positie te helpen. Wist ik maar, hoe i k hem nu
kon helpen!"
„Ja kerel," zei Willy Dally, „dat begrijp ik
best. Laten we lntusschen hopen, dat het niet
zoo erg met hem gesteld is."
Hierop scheidden de vrienden en ging Daily
met haastige schreden naar huis.
Enkele dagen na dit onderhoud, kwam Dick
Pears 's avonds laat onverwacht by z'n vriend
Daily opgeloopen. Hy gunde zich nauwelyks
den ty'd behoorlyk te gaan zitten en leek erg
opgewonden.
„Wat scheelt jou?" vroeg Daily verbaasd.
„Dat zal ik je gauw vertellen. Je weet dat
we 't den laatsten keer over den ouden Geof
frey hadden en dat ik hem zoo graag wilde hel
pen."
„Ja, en
„Nou goed, luister verder. Gisteren kreeg ik
bericht, dat ik 100 pond geërfd heb van een ver
famielid. Ik wist niet eens, dat hy bestond. Toen
ik over m'n eerste verbazing heen was, dacht
ik 'zoo bij me zelf: „Dick, jongen, nu heb je
kans om Geoffrey Durden te helpen en
„Maar met zoo'n klein bedrag zal hy toch
niet te helpen zyn," viel de ander hem in de
rede.
„Laat me uitspreken. Ik dacht zoo: 't is voor
my een bedrag, waar ik heelemaal niet op ge
rekend had. Nu zag ik toevallig In de krant
staan, dat de groote Derby-rennen weer plaats
hebben en kan men z'n geluk beproeven."
„Ah zoo! Nu begryp ik waar je heen wilt."
„Niet waar? Ik waag nu een kans met die 100
pond, en als ik win, is alles voor den ouden
Geoffrey. Ik heb heelemaal geen verstand van
'geluk van m'n vriend zal toevertrouwen."
„Ik heb ook geen verstand van paarden,"
lachte Daily, „maar hier is het avondblad. La
ten we samen eens kyken."
Aandachtig keken onze vrienden de kolom
men na tot Daily ineens uitriep:
„Wat zou je hier van zeggen, Dick?"
Met z'n vinger wees hij op het paard „Rose
Mary", waarop de bookmakers 100-1 wilden no-
teeren. „Als je wint, kryg Je 100 X 100, dat is
10.000 pond."
Top!" riep Pears, verheugd. „Dat doen we!
Stel je voor 10.000 pond!" En hy klopte z'n
vriend op de schouders.
„Bij wien geef je ze nu op?" vroeg Daily.
„Dat is in orde. Ik weet toevallig een be
trouwbaar kantoor in Warringfield, Dodson en
Pogg. Daar heb ik m'n vader wel eens over hoo-
ren spreken."
Den volgenden dag schreef Dick Pears aan de
firma Dodson en Pogg en vroeg tevens waar hy
z'n 100 pond
moest deponeeren
om in 't bezit te
komen van een
bewys, dat hy
100 tegen 1 op
Rose Mary had
gezet. Per kee-
rende post ontving hy het reglement, alsmede
z'n bewys met de mededeeling, dat ze bly
waren nu eens zaken te doen met den zoon van
een oud vriend.
Ingewyden verzekerden, dat het onmogelyk
was voor Rose Mary om te winnen. Het was een
driejarig paard, dat nog nooit op de rennen
was uitgekomen en bovendien bereden werd door
een onbekenden jockey. Dick Pears beweerde
echter, dat juist die paarden wonnen, waarvan
niemand het verwachtte en vol hoop klampten
zy zich aan deze mogelijkheid vast.
Eindeiyk was de groote dag aangebroken.
Pears had van spanning en opwinding haast
niet kunnen werken. Nauwelyks had hij het
kantoor verlaten, of hy kocht aan de kiosk een
avondblad, liep vlug de kolommen door en
schreeuwde het eensklaps uit, toen hy met
groote letters zag staan:
„Rose Mary komt als eerste aan. Een span
nende race".
De menschen keken hem na, toen hy als een
gek door de straten rende met een geopende
krant in z'n hand. Toen Will Dally, die ook nu,
zooals iederen avond aan 't hek van z'n voor
tuintje stond te wachten, totdat Dick voorbij
kwam, om dan een praatje te maken, z'n vriend
zoo zag aankomen, schoot hem te binnen, dat 't
de dag van de rennen was en begreep direct wat
er was gebeurd.
„Gewonnen! Gewonnen!" riep Dick hem al
van verre toe.
Ze schudden elkaar de hand en stonden als
kinderen van vreugde in 't rond te springen.
„Kom nu even binnen, Dick! stelde Daily
voor, „dan kunnen we er een glaasje op drin
ken."
„Neen kerel, ik wilde wachten tot de oude
Geoffrey Durden straks voorby komt, dan deel
ik hem direct het nieuws mede."
Eindelyk kwam de oude heer aan, onbewust
van het groote nieuws, dat hem te wachten
stond.
,,'t Lykt wel, of hy nog krommer loopt,"
merkte Will Dally op.
Toen hy dichterbij was gekomen, riepen
Dick en Will haast geiyktydig: „Hallo Geof
frey!" en begonnen om den verbaasden man een
rondedans uit te voeren.
„Alles is in orde, Geoffrey; ik kan je hel
pen. Je hebt me eens een ontschatbaren dienst
bewezen en nu kan ik je helpen", begon Dick.
„Ik kreeg onverwacht 100 pond en heb ze gezet
op „Rose Mary", 't Paard heeft gewonnen en ,.:rt
nu kryg ik 10.000 pond van Dodson en Fogg uit
Warringfield". jrf
„Ik wist het al, Dick", antwoordde de oude
man met een gedwongen lach. „Dodson en Fogg
waren op 't punt failliet te gaan en jy hebt ze
den genadestoot toegebracht. Ik was van die
firma de voornaamste deelgenoot."
De man vertrok zonder een woord te zeggen
en we waren weer alleen. Toen de avond was
gevallen, probeerden we zoo goed en zoo kwaad
als het ging ons te slapen te leggen, hetgeen
met het oog op de vele ratten, die er waren
niet bepaald makkeiyyk viel.
Den volgenden morgen werd de deur weer
geopend door denzelfden bewaker die weer een
blad droeg waar water en brood op stond
Thans was de man wat spraakzaam en hy
hoonde en treiterde ons op velerlei wyze, het
geen Oom eindelyk het geduld deed verliezen
en den man een gevoelige opstopper deed ver-
koopen.
Woedend verdwene de man, met de woorden:
„Daar zul je voor boeten, man". Eenige oogen-
blikken laten kwamen er twee soldaten onze
cel binnen die ons gelastten mede te gaan. We
werden in een vertrek gevoerd waar een of
andere hooge ambtenaar zat. Deze begon direct
woedend uit te varen, waarom we niet gehoor
zaamd hadden aan het bevel van den 'amb
tenaar te Leningrad, om te biyven wachten
toen hy ons op het vliegveld achterna holde.
Het bleek thans dat ons overhaast vertrek
de achterdocht der Sovjet autoriteiten had op
gewekt. Wat we redeneerden en pleitten, het
gaf ons niets. In plaats van te gehoorzamen
aan het bevel van den ambtenaar op het vlieg
veld te Leninggrad, waren ze kalm opgestegen
en dat vergryp moest zwaar gestraft worden.
Voert ze weg, beval de opgewonden man.
iftewel ook de tweede poging om vice-admi-
raal Byrd, die geïsoleerd zit in zyn waarnemings
post 123 myi ten Zuiden van Little America, te
redden, is mislukt, is dr. Thomas Poulter opnieuw
vertrokken naar het kamp van Byrd. De nieuwe
tractor waarmee de reddingspoging wordt ge
daan is voorzien van een speciaal verwarmings
apparaat.
Bovendien is Byrd er in geslaagd de draad-
looze verbinding met Little America, zy het ook
gebrekkig, te herstellen. Eenige dagen geleden
seinde hy, dat alles in orde was.
Het oude kasteel van Alcacer do Sal, aan den
oever van de Sado in Portugal, is tengevolge
van een bergstorting zoo goed als geheel ver
nield. Een der zware muren werd ondermynd
en stortte onder donderend geraas naar beneden.
Verschillende beneden aan de rivier liggende
huizen werden door het zware gesteente ernstig
beschadigd.
■been of arm!
A 11-LjtK °P blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofiflfï bij levenslange geheele ongeschiktheid t 3t werkendoor f '7Cfi bij een ongeval met f O C/1 bij verlies van een hand f IOC oil verlies van een f Cfl by
AllC U O O Tl II S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeermgen OH/lf Vm" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f t#l/.~ doodelijken afloop een voet of een oog# duim of wijsvinger t/l/#~be
een breuk van f Ali hy verlies van 'n
1 Tri/»" anderen
vinger
20
Maxilena ging opeens recht op in bed zitten.
Dank zy het feit, dat het donker was ln de
kamer, kon het schrandere meisje die onge
wone beweging, heel ongewoon voor een vrouw,
die zóó volleerd was in de. kunst van zich te
beheerschen, als barones Tallares, niet op
merken.
En.
Nu, die jongeman, waarvan ze gisteren
avond zeiden, dat hy vermist was, hebben ze
gevonden. Hy ligt heel zwaar gewond in een
hospitaal in Melilla....
Marilena begreep, dat ze wat zeggen moest.
Maar hoe zou ze het brok wegslikken, dat haar
in de keel geschoten was, zonder in snikken
uit te barsten?
Nu, ik denk, dat u daar biy om zult zi'n
hè? Grootvader zegt, dat het een heele beste
jongen is, en dat hy altyd veel by ons over
huis geweest is. Op slot van rekening is
dè,t toch beter, dan dat je weet, dat hy dood
of vermist is, hè?
Natuurlijk. Gewonden kunnen beter wor
den. maar dooden staan niet op.... .verzekerde
Marilena op gedempten toon, alsof ze die op
merking tot zichzelf richtte.
Bovendien doen ze tegenwoordig zulke won
deren, in de geneeskunde....
Ja.
Nu, ik laat u het ryk alleen, tante. Slaap
u maar lekker, en zie, dat u morgen weer goed
bent, en aan tafel kunt komen, we missen u!
En Francisquin?
Die gedraagt zich als een man. We gaan
nu juist naar tante Carmen, ik heb haar gis
teren beloofd, dat ik een kopje thee by haar
zou komen drinken.
Doe haar de groeten.
Reina boog zich over haar heen, en zocht
in het donker haar gezicht, om haar te kussen.
Marilena drukte het meisje aan haar hart. Zij
voelde een onmetelijke dankbaarheid uit haar
hart opwellen, dat God het leven van Souza
gespaard had. Niet omdat zü ooit iets van dat
leven kon verwachten maar omdat zij -vist,
dat, als de jongen gestorven was haar zelfver-
wyten haar toch altyd weer zouden hebben
gekweld.
lntusschen begaf Reina zich, vrooiyk als een
vogeltje, met Francisquin voorby de seringen
haag in het park. De jongen was dien middag
in een allerbest humeur. Gebruik makend van
de kostelyke vergetelheid, waarvan hy den
heelen morgen het voorwerp was geweest,
was hy er al vroeg vandoor gegaan, en tegen den
middag in een ontzettenden staat thuisgekomen
vuil, met een gat in zyn knie, en zonder een
knoop aan zyn goed, zoodat hy heelemaal ge-
wasschen en verbonden en verkleed moest
worden
Het arme kind! zei Reina, zoodra de jon
gen weer uit het gezicht was, na een geduchte
schrobbeering te hebben ontvangen. Hy heeft
hier ook heelemaal geen vriendjes. Het is heel
natuuriyk, dat hy nu en dan in de verleiding
komt, om er eens tusschen uit te trekken.
Meneer de markies had het er laatst over,
om hem op kostschool te doen, maar mevrouw
de barones wilde er niet van hooren. Hy is nog
zoo klein! zei de oude Olave, die het heele
tooneeltje had aangezien.
Wat een heerlyke tocht door het begroeide
park met zyn zuivere lucht, bezwangerd met
den geur van wilde rozen! Insecten zoemden
in een gouden waas. Nu en dan kwam een hert
in dolle vaart van tusschen Ue boomen door
over den weg gerend. By het meertje rustten
zy een oogenblik uit. Toen zy ten laatste by het
paviljoen van den rentmeester kwamen, kon
digde een foxterrier hun komst al aan, met
luid gekef. Een klein dienstmeisje, het eenige
personeel, dat markiezin Carvajal er op na hield,
bracht hen door een met bloemen versierde hal
naar een kleinen salon op de eerste verdieping,
die uitzag op de elndelooze uitgestrektheid van
sinaasappelboomen en oiyven, en op de rivier in
de verte, met aan den overkant een ander
dorpje, met zyn kerktoren en witte nuisjes. De
salon had een prachtige veranda, die op den
muur van het park rustte. Op de betonnen
balustrade bevond zich een menigte hortensia's
in bloei, naast geraniums en sleutelbloemen. Er
was pok een parasol, benevens een paar rieten
stoelen met cretonnen kussens, die tot een zitje
noodigden echt om eens de oogen half dicht
te doen, en zich aan die zee van groen te
vergasten.
Mevrouw Carvajal liet haar naaimandje
staan, legde haar lorgnet neer, en stond op.
om Reina te begroeten. Onwillekeurig keek het
meisje, toen ze door de kamer naar de veranda
kwam, naar den ouderwetschen divan, met het
versleten kleed, en andere dingen, die aan ver
gane glorie herinnerden. Francisquin en de hond
waren al in dolle pret met elkaar aan het
stoeien. Ze waren allebei jong, en begrepen
elkaar opperbest.
Je excuseert me toch, dat ik doorga met
myn werk, Reina? zei mevrouw Carvajal. Dit
is een nieuw overhemd van Lorenzo, dat hy
gisteren gescheurd heeft en ik moet er een
stuk opzetten, als ik niet wil, dat hy straks
thuis komt met het hemd, dat hy nü aan heeft,
aan flarden. Ze zyn boomen aan het omhakken
en hy moet er natuuriyk by wezen. Het schijnt,
dat hy er veelal in zyn hemdsmouwen by staat,
en dan kim je zoo gemakkeiyk je goed
scheuren.
Dat alles sprak van groote zuinigheid, zy
het dan ook niet direct van armoede, dank zy
de edelmoedigheid van markies Aledo. Wat een
bewonderenswaardige vrouw, die mevrouw Car
vajal, die in haar werk en in haar nederig
leven berustte, met haar goedigen glimlach,
haar voorkomen van echte dame, en dien be-
koorlyken eenvoud, die haar ertoe bracht, om
open voor haar bescheiden positie uit te komen,
zonder valsche schaamte.
Haar fyne vingers zetten handig en vlug een
stukje op een overhemd van streepJesgoed van
twintig cent de meter.
Je moet het erg onderhouden, zei ze..
Het is allemaal ontzettend duur. Het is
vreeseiyk!
Hier vooral, knikte Reina.
In haar eenvoudige crème japonnetje met rood
borduursel vond mevrouw Carvajal haar zóó
knap, en zóó geiykend op haar moeder, dat zy
het meisje over deze begon te spreken, met
liefdevolle uitweiding.
Toen het dienstmeisje de thee binnenbracht,
vielen Francisquin en de hond met ware geest
drift op een stapel koekjes aan. Het was een
leven van waar-ben-je-me. Men zou niet ge
zegd hebben, dat de schaduw van het noodlot
over dat huis lag, zoo'n vrooiyk gelach als er
nu opklonk. Tot slot speelde Reina nog een
vrooiyk stukje op de fraaie piano, die alleen
een beetje slecht gestemd was, en met enkele
andere goede meubelstukken uit de schipbreuk
gered scheen.
De zon was zoo juist aan den gezichteinder
verdwenen, en vóór het avond werd, moesten
Francisquin en Reina op het kasteel zyn, daar
grootvader zich anders ongerust zou maken.
Diepe stilte lag over het park uitgespreid. De
vogels waren naar hun nest gegaan. Ginds, cp
het station, floot een trein. Van den weg klonk
de hoorn van een automobiel. Een belletje
duidde op den nabyen stap van een paar
koeien
Hand in hand liepen Francisquin en Reina
door het park, ietwat ongerust, dat het avond
duister hen zou verrassen, vóór zy de seringen
haag bereikt hadden. Francisquin dacht aan
het gezellige uurtje, dat hy juist genoten had,
Reina aan alles, wat ze gezien had. En ze zei
tot zichzelf met overtuiging, dat alleen een diep
godsdienstig gevoel zulk een echte tevredenheid
met den bestaanden toestand kon teweeg
brengen.
VI
Zondagsmorgens kwam pater Esteban den
markies nooit bezoeken, daar hy het dan te
druk had. Doch éénmaal zyn taak geëindigd
zynde, wat gewoonlyk tegen den avond het
geval was, sloeg de priester den weg in naar
het kasteel, en kwam daar aan, net op het
oogenblik, dat de markies zyn rondgang door
den tuin maakte, in zyn wagentje, dat zijn
trouwe kamerdienaar voortduwde. Wanneer hij
den pastoor zag aankomen, wachtte hy hem op.
Dan liet hy zich naar een bekoorlyk plekje
brengen, zond den bediende weg, en daar bleven
ze dan praten, tot de gong het eerste reeken
voor het diner gaf, en de bediende weer ver
scheen, om zyn meester terug te ryden. Fran
cisquin, Lorenzo en de beide dames waren dan
bijna altyd op het terras. Want eiken Zondag
dineerde mevrouw Carvajal met haar zoon op
het kasteel.
(Wordt vervolgd»