Op jacht naar het avontuur
<Ket vedaal oan den da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Gelouterd
GROOTE SENSATIE IN DE
ENGELSCHE PERS
DE ZEESLANG
^titdcuCJi hpA&öde#i!
MAANDAG 13 AUGUSTUS 1934
Zwerftochten in den
vreemde
Lennart en Sigvard
Lotgevallen van schip
breukelingen
Belastingopbrengst in
Amerika verdubbeld
Watergebrek in Mexico
Film en Italië
Jong Engelschman, die in Duin
kerken zou teekenen voor het
vreemdelingenlegioenplot
seling verdwenen
AAN DE ABONNé'S
die het plan hebben gedurende
de vacantie hun abonnement
tijdelijk op te zeggen deelen wij
mededat met de opzegging van
het abonnement ook het recht
op de gratis ongevallenverzeke
ring vervalt en dit weder ingaat
2 maanden na de ontvangst der
nieuwe abonnementsopgave,
zooals in de verzekeringsvoor-
waarden is aangegeven. Wij
raden daarom deze abonné's
bijzonder aan de courant gedu
rende de vacantie aan hun
vacantie-adres te laten zenden.
DE ADMINISTRATIE
g?o°n™d' I Een ™ügreep van j
rol rood behang- I Daniel Bagnet
selpapier m de i
hand, kwam een
deur uit en tikte aan z'n hoed.
Ontevreden publiek
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
Het is een heele weg van de rijke salons
eens Engelsclien hertogs naar de dorre
vlakten van Noord-Afrika; van het
moderne mondaine leven naar het harde leven
van den legionnaire. Toch is dit de weg, dien
een jonge Engelsche Lord zou afgelegd hebben,
wanneer hij woord had gehouden en de belofte
was nagekomen aan zijn familie gedaan.
De Engelsche en Fransche bladen zijn er vol
van. De jonge Edward Montagu, zoon van den
graaf van Manchester had zijn familie zoolang
en zoo ernstig geirriteerd door zijn al te avon
tuurlijk leven, dat men onvoorwaardelijk van
hem eischte: absoluten afstand van alle familie
rechten en een verdwijnen-voor-goed naar het
vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika. Hij be
loofde alles, zij het na lange aarzeling, maar
men vertrouwde hem niet voor honderd pro
cent en zoo geschiedde het, dat zijn zuster en
zijn vriend hem vergezelden op zijn reis per
vliegmachine naar Frankrijk, waar het drietal
bij Calais neerstreek. Daar wachtte een taxi,
die het gezelschap naar Boulogne bracht. De
vriend informeert, waar men zich voor het
vreemdelingenlegioen kan laten inschrijven. Het
antwoord luidt: in Duinkerken. Direct gaat de
rit door naar Duinkerken, waar men iaat in
den avond arriveert, te laat om het bureau voor
inschrijvingen nog open te vinden. Men is dus
verplicht zijn intrek te nemen in een hotel. Een
kamer wordt gehuurd en betaald. Nogmaals
moet de jongeman beloven, dat hij den volgen
den morgen zal teekenen voor het vreemdelin
genlegioen.
Dan worden zijn papieren voor zijn oogen
stuk gescheurd. Hij kan niet meer terug, is met
handen en voeten gebonden aan zijn belofte.
Zijn zuster en zijn vriend vertrekken en laten
hem alleen achter. Maar ook alleen met zijn
gedachten. En spoedig ontwaakt zijn hang naar
vrijheid. Hij wil niet naar Afrika. Hij heeft nog
een heel leven vóór zich. De duizend francs,
die zijn zuster hem gaf, zal hij benutten. Hij
weet, dat slechts een leven van avonturen hem
wacht. Nooit meer zal hij op den iliusteren
naam van zijn vader of zijn familie geld kun
nen leenen. Hij werd uit de famile gestoo-
ten, hij werd onterfd en men wilde zich van
hem ontdoen. Maar nu hij tijd tot nadenken
kreeg,, nu hij voor de keuze stond voor goed in
de vergetelheid te verdwijnen of als een paria
te gaan ronddoolen, nu koos hij het laatste.
Hij vlucht uit Duinkerken weg, verschalkt de
douane, verschuilt zich op een boot in het holst
van den nacht en komt in den vroegen echtend
in Folkestone aan. Daar stapt hij op een trein
en verdwijnt, onzichtbaar voor familie en vrien
den. Niemand weet, waar hij is, men put zich
uit in veronderstellingen. Men weet slechts één
ding met zekerheid: op een goeden dag zal men
weer van hem hooren en men vreest dan het
ergste.
Een geval als dit, waarbij een jongeman uit
een oud adellijk geslacht door zijn eigen naaste
familie als het ware verbannen wordt naar
het vreemdelingenlegioen, zal wel tot de groote
uitzonderingen behooren.
De lezer zal niet verbaasd zijn te vernemen
dat dit avontuur van den jongen Lord niet zijn
eerste is. Om beurten vermeldden de Ameri-
kaansche en Engelsche bladen, dat de tweede
zoon van den hertog van Manchester gevangen
genomen werd, voor een rechtbank verscheen,
vermoord werd, een moordaanslag pleegde enz.
En telkens spraken de bladen hun verbazing
uit over het feit, dat deze jonge edelman dit
avontuurlijke leven verkoos boven het gemak
kelijke en rijke leven dat voor een telg uit een
oud en aanzienlijk geslacht in Engeland is
weggelegd.
Toen hij negentien jaar oud was, nam hij
dienst als jongen op een groote farm in
Amerika. Twee, driemaal verdwijnt hij spoor
loos om tenslotte op te duiken in een Cana-
deesch dorp. zonder middelen van bestaan Zijn
ouders sturen hem geld en hij vertrekt naar En
geland op hun dringend verzoek. Het duurt
even en de treklust wordt hem weer te mach
tig. Hij ontsnapt opnieuw naar Amerika, laat
den landbouw links liggen en interesseert zich
meer bepaaldelijk voor automobielen. In Ja
nuari 1929 trouwt hU met een rijke erfgename
te Vancouver, maar binnen een jaar verlaat hij
zijn vrouw. Hij laat zijn zaken loopen en gaat
aan boord van de „Carna", het jacht van een
rijk avonturier, genaamd Wanderwen, die ge
durende enkele maanden van het eene conti
nent naar het andere vaart. In December 1932
ligt het schip gemeerd aan de kust van Long
Beach in het zonnige Californië. Al dien tijd
hoort de wereld niets van Edward Montagu,
tot op een morgen de bemanning van de
„Carna" wordt opgeschrikt door het bericht,
dat men het lijk van Wanderwen heeft gevon
den, doorboord met messteken.
Verschillende leden van de bemanning heb
ben des nachts eenig tumult gehoord, doch nie
mand heeft gedacht aan een moord. De jonge
matroos, die door de Amerikaansche politie was
gearresteerd, als verdacht van den aanslag,
moest vrijgelaten worden. Dan wordt de ge-
heele bemanning gearresteerd en speciaal Mon
tagu werd ondervraagd. Doch ook hier heeft
de politie geen houvast en allen moeten worden
vrijgelaten.
Korten tijd later koopt Edward zelf een jacht,
de „Merman" die langs de Canadeesche kust
kruist. Daar speelt zich weer een drama af.
Lord Montagu verwondt een zekeren Cecil
Brocks ernstig. Hij wordt gearresteerd en zal
voorloopig worden vrij gelaten tegen borstelling
van tien pond, doch, hoewel hij eigenaar is van
een luxe-jacht, kan hij deze som niet opbrengen
en dus gaat hij de gevangenis in, in afwachting
van zijn vonnis. Voor het gerecht verklaart hij,
dat Brocks een onuitstaanbare kerel was, die
een afstraffing had verdiend.
De tijd gaat voort en wij schrijven Augustus
1932. Edward is op zijn zwerftochten in Los
Angeles aangeland, waar hij plotseling ver
dwijnt. De politie vreest, dat hij door gangsters
is ontvoerd of vermoord. De vrees is zonder
grond. De jongeling is verdwenen, omdat hij
er tegen op zag zijn zuster en zijn zwager, die
in Californië vertoeven, te ontmoeten. Hij is
teruggereisd naar Canada. Sinds geruimen tijd
is de hertog van Manchester in correspondentie
getreden met zijn zoon, die echter telkens op
nieuw zijn advocaat laat antwoorden, dat hij
het leven wil leiden, dat hem aanstaat. „De
eenige manier, om dit te bereiken", aldus zoon
lief, „is, dat U en de heele wereld mij maar
vergeet. Ik zwem, ik vaar met mijn jacht en
maak het uitstekend."
Maar op een goeden dag moet hij toch naar
Londen wegens schulden en wegens een liaison,
die de familie allerminst aanstaat. Men weet
van zijn komst in de familie en met angst en
beven vraagt men zich af wat er nu weer
zal gebeuren. Het slot van alle gissingen is het
avontuur van Duinkerken. Nu dit is mislukt
ontkent de familie eenige pressie te hebben
uitgeoefend. Lord Edward zou volkomen uit
eigen beweging gegaan zijn. Zijn vrienden ech
ter houden vol, dat de familie hem zou gedwon
gen hebben te teekenen voor het vreemdelin
genlegioen. Hijzelf blijft inmiddels onvindbaar.
Detectives en journalisten zitten hem op de
hielen doch hun pogingen waren te vergeefsch
en zijn het op dit oogenblik nog.
Wij vrager, ons af: zou dit avontuurlijk jong
leven zooveel aandacht hebben getrokken, als
het niet toebehoorde aan een zoon van den
negenden hertog van Manchester? Hij is slechts
een uit velen; al varen de verloren zonen niet
allen langs de schilderachtige kusten van
Californië.
De twee vroegere Zweedsche prinsen Lennart
en Sigvard Bernadctte, die afstand hebben ge
daan van hun prinselijke rechten door hun
morganatisch huwelijk, zullen al hun ordetee-
kenen en onderscheidingen, die zij in hun kwa
liteit van prins hebben ontvangen, moeten
terugzenden.
Onder deze orde is ook de Orde van den
Serafijn, de hoogste Zweedsche decoratie.
Prins Lennart is in het huwelijk getreden
met Miss Karin Nissvandt de dochter van een
zakenman in Stockholm en prins Sigvard huw
de met Fraulein Erica Patzek, dochter van een
Duitsch industrieel.
iiiiiniiiiiimii
iiimiiimiitii!
In het begin van het jaar vertrokken de
Amerikaansche schilder William Titlow en
zijn echtgenoote, een schrijfster, alsmede Miss
Marion Phillips met een zeventons scheepje
voor een wereldreis. zy bereikten Honolulu van
waar zij 1 Maart vertrokken om Nieuw Guinea
en Australië te bezoeken. Tusschen 1 en 7
April hadden zij te kampen met hevige stor
men en brak hun mast en tenslotte strandden
zy op Feys Island, vanwaar zij op 21 Juli jX
door een Japansch dienstvaartuig naar Pelew,
een der onder Japansch mandaat staande Ca
rolina-eilanden, werden overgebracht. Met
financieelen steun der Japansche autoriteiten
zullen zij thans naar Manilla vertrekken.
De gezagvoerder van het mail-
schip „Cuba", van de Com-
pagnie Transatlantique, deelt
mede, dat de officier van de 5
wacht en twee getuigen op 800
mijl ten Zuidwester, van de
Azoren bij rustige zee de zee-
slang hebben waargenomen.
„Krantenbericht."
De zeeslang is gesignaleerd!
En 't blijkt dus al weer waar,
Dat dit serpent zich steeds nog klemt
Aan dezen tijd van 't jaar!
Doch haar bestaan, dat werd bezien
Als legendarisch feit,
Is dit jaar toch getoetssteend aan
I De pure werk'lijkheid!
Zij is niet langer fantasie,
Waaraan de lezer smult,
Noch heeft daaraan komkommertijd,
Zooals men meende, schuld!
Zij is gezien! en het bewijs
Is dit keer niet banaal,
i Doch met getuigen vastgelegd
In „Cuba's"-scheepsjournaal!
Zij is gezien, dus zij bestaat,
Zij is, zij zwemt, zij leeft,
Iets, wat aan hem, die kranten
schrijft,
Beslist voldoening geeft. f
Want nu, na dit voldongen feit,
Dat twijfelaars bekeert,
Is de journalistieke duim
Gerehabi—liteerd!
MARTIN BERDEN f
1 (Nadruk verboden)
villllllllllllllllllllillllirilllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIMMIIIIIrë
De Amerikanen hebben dit jaar tweemaal
zooveel belasting betaald als het jaar tevoren.
In het financieele jaar, dat op 30 Juni is ge
ëindigd, bedroeg de belasting-opbrengst onge
veer 2.672.240.000 dollar tegen 1.119.840.000 dol
lar in het jaar tevoren.
Alle belastingen brachten het afgeloopen jaar
meer op. De inkomstenbelasting steeg met ruim
zeven millioen dollar tot ruim 817 millioen
dollar.
Nieuwe bronnen van inkomsten, die niet be
stonden in het financieele jaar 19321933. had
den de belangrijke stijging der belasting-op
brengst ten gevolge.
De belasting op bier en likeur bracht niet
minder dan ruim 260 millioen dollar op, hoewel
het drankverbod eerst in het midden van net
jaar werd afgeschaft.
Tusschen de Mexicaansche watervoorzie
ningsmaatschappij en de Amerikaansche re
geering zijn onderhandelingen over het le
veren van water aan Mexico gaande, daar
de Bravo del Norte rivier bijna geen water
meer aanvoert, terwijl ook de Olifant-rivier
bijna is uitgedroogd. Hierdoor is ernstig water
gebrek ontstaan voor het besproeien van
het land'.
Bord mei
r o o d e n
rand, rood
kruis en
blauw veld
Waar zoo'n
bord staat,
mag geen
enkel voer
tuig stoppen
Mevrouw Bagnet wilde een kamer rood
laten behangen en mijnheer Bagnet vond
dat het gele papier, waarmee de muren
versierd waren, nog best een jaar mee kon.
„Maar," redeneerde mevrouw, „we hebben de
laatste jaren flink wat overgespaard, we kunnen
't best betalen en ik heb graag rood behangsel."
Daniel Bagnet bezat een paar huizen, had geen
kinderen, was eigenaar van een assurantie
kantoor en leefde heel zuinig van misschien
het tiende deel van z'n inkomen. Hy had nog
nooit gerookt en nog nooit alcohol gedronken.
Maar hoe langer z'n vrouw aanhield over het
roode behangsel, hoe koppiger z'n tegenstand
werd, totdat hij na een opgewonden gedachten-
wisseling in den loop van den namiddag, eens
klaps en kwaadaardig toegaf.
„Uitstekend," sprak hij en klemde z'n tanden
op elkaar, zette z'n hoed op en ging naar de
deur; „neem jij je roode papier. Doe maar wat
je wilt. Maar van dit oogenblik af ga ik drin
ken."
Mevrouw Bagnet werd bleek als een doek.
„Man! Man!" riep ze smeekend, met saamge-
vouwen handen. Maar Daniel zei niets meer.
stapte de kamer uit en sloeg de deur achter
zich dicht.
Ontsteld viel ze op een stoel neer. Het was
de trots van haar leven geweest, dat haar echt
genoot nog nooit een glas met sterken drank
had aangeraakt. En ze voelde dat z'n eerste
glas het begin zou zijn van z'n ondergang. Ze
had ze gekend, de mannen wier drankgewoonten
hun zakentalent hadden ondermijnd. Ze wist,
dat haar man een „stil water" was en een
manie had voor 't opeenhoopen van geld. Maar
als eenmaal de drankduivel in hem kwam, zou
dat allemaal veranderen. Hij zou een verkwis
ter worden; alles verspillen, wat hij gespaard
had; ze zouden dakloos worden; verhongeren
misschien. En nu ging hij den eersten stap naar
dit alles zetten!
Intusschen wandelde Daniel Bagnet naar het
naaste café. Hij was er duizend maal langs
gekomen, maar nog nooit binnen getreden.
5
„Geef me een borrel!" beval Bagnet.
„Wat voor een borrel wilt u hebben?" vroeg
de caféhouder.
Bagnet keek verschrikt. Hij kende de ver
schillende dranken niet uit elkaar. Toen zag
hij de rij flesschen achter het buffet, en z'n
gezicht klaarde op.
„Die flesch daar! Die groote zwarte!"
Het was „Triple-Sec". De caféhouder goot er
een beetje van in een klein likeurglaasje.
„Ik wou een borrel hebben," zei Bagnet
kwaad en met verheffing van stem. „Schenk
een groot glas vol."
Hij dronk in eenige teugen een paar flinke
glazen „Triple-Sec", verliet het café, liep doel
loos, maar vroolijk de straat door, naar links
en rechts buigend tegen de menschen, die lach
ten; hij liep bfj den behanger aan, met wien hij
druk gesticuleerend, eenigen tijd lang over
rood behang sprak en begaf zich naar huis en
naar bed. Toen hij weer tot bewustzijn kwam.
herkende hij de trekken van mevrouw Bagnet
en voelde de verkwikkende koelte van natte
doeken, die ze op z'n brandend hoofd legde.
Daniël Bagnet kreunde en vroeg: „Walt is
er gebeurd?"
„Je hebt te veel gedronken, manlief. Maar 't
is nu over. Ga nu slapen, dan zullen we er niet
meer over praten en 't nog wel een jaar met
het gele behangsel doen."
Den volgenden morgen ging mijnheer Bagnet
een uur later dan hij gewoon was naar z'n
kantoor. Toen hij tegen 12 uur thuis kwam om
koffie te drinken, zag hij tot z'n verbazing z'n
echtgenoote op de trap zitten, bezig met een
karweitje. Ze straalde van vreugde. Zoodra ze
haar man zag, snelde ze hem tegemoet. Er
stonden tranen in d'r oogen.
„Wat ben je toch een lievé, royale man! Eerst
straf je me voor m'n koppigheid en dan over
stelp je me van vreugde door m'n harte-
wensch te vervullen! 't Is te veel, ik verdien
het niet. Ik was met één kamer al blij ge
weest!"
Mijnheer Bagnet wist niet of hij waakte of
droomde. In z'n ooren drong een vreemd ge
luid van schrapen en scheuren, dat uit de ka
mers van z'n woning kwam.
„Wwatis er dan?" vroeg hij.
Z'n vrouw glimlachte.
„De behangers zijn al aan 't werk", zei ze
iiiiiiiiiiiiiiii ii mint iiiiiiii min
immmmmiimmimmmiimmmimmi
vroolijk. „Ze zeien dat je 't absoluut op één
dag klaar wou hebben: ze hebben dus vijftien
man gestuurd.
Mijnheer Daniël Bagnet zonk neerslachtig
op de treden van de trap neer. Z'n spraakver
mogen had hem begeven. En z'n denkvermogen
ook. In z'n hersens woelden verwarde, onsa
menhangende
beelden. Een
mensch met een j-, n
„Goeden morgen, meneer," zei hij vroolijk.
,,'t Komt voor elkaar hoor. Ik dacht eerst, dat
't niet kon, maar 't komt in orde. Ik verzeker
u meneer, dat niet één behanger in de stad
't in zoo korten tijd zou klaar spelen. Alle mu
ren in 't heele huis! En dan nog wel, rood pa
pier, waar je zoo voorzichtig mee moet om
gaan. Maar 't komt vanavond klaar, meneer;
U kunt er op rekenen."
Hij ging weg met den lichten tred en 't vol
dane gezicht van iemand, die iets tot stand
heeft gebracht. Bagnet keek hem verbluft na.
Hij wendde zich tot z'n vrouw, maar toen hij
den gelukkigen blik en den blijden glimlach
zag, die haar gelaat verlichtten, keerde hij
zich weer af en zuchtte. Hoe kon hij 't haar
vertellen?
„Lieve man," zei mevrouw Bagnet na een
lange pauze, „als je me één ding belooft, zal
ik m'n leven lang gelukkig zijn."
Mijnheer Bagnet zei niets .Hij was benieuwd,
of die belofte moest steunen op 't een of ander
van gisteren, dat hij nog niet wist.
„Beloof me," ging z'n vrouw voort, „dat je,
onverschillig wat er gebeurt, nooit meer te veel
zult drinken, dus nooit meer dronken zult
zijn."
Met een schok zat mijnheer Bagnet overeind.
Hij lachte z'n vrouw vriendelijk toe en sprak
luid en plechtig:
„Ja, dat beloof ik je!"
En trouw heeft hij z'n belofte gehouden.
Opnieuw werden we weggevoerd. Ditmaal wer
den we in een groote ruimte gebracht, waa
zich reeds ettelijke gevangenen bevonden. Er
bevonden zich vele vrouwen en grijsaards onder
Eenige gewapende soldaten hielden de wacht.
Rondrijkend bespeurde ik in een hoek een
machinegeweer, dat daar stond opgesteld. Er
achter zat een soldaat. Wat zou dit alles te
beteekenen hebben? In wat voor een wespen
nest waren we geraakt?
Lang bleven we niet in deze omgeving. Plot
seling kwamen er weer eenige soldaten, die ons
wegvoerden en naar onze eerste verblijfplaats,
de sombere cel, brachten. We werden daar
weer aan ons lot overgelaten. „Bok," zei oom,
„we moeten zorgen dat we hier zoo gauw mo
gelijk vandaan komen."
We onderzochten onze gevangenis eens. De
deur was van solied maaksel, dus daar was geen
kans om te ontsnappen. Toen bekeken we de
tralies eens, die voor een venster zaten. Ik
pakte ze eens vast en schudde er flink aan.
Op het zelfde oogenblik ging de deur open
en een bewaker stapte naar binnen.
In October 1933 heeft de Italiaansche minis
terraad wettelijke maatregelen genomen om de
inheemsche film te beschermen. Thans is dan
bijna een jaar verstreken sinds deze maatrege
len van kracht werden en er is weinig ver
anderd sindsdien. Destijds stelden de Italiaan
sche bladen de vraag of er eigenlijk wel iets
te beschermen viel en deze vraag wordt thans
opnieuw gesteld.
Zooals overal geven ook de filmmaatschap
pijen in Italië nu en dan hun plannen aan de
openbaarheid prijs in de hoop, dat zij reeds te
voren met lof en eer zullen worden overladen,
maar de critiek is nog al fel en moeilijk sinds
de minister van Financiën besloot om aan min
derwaardige films subsidie te onthouden. Be
halve de pers trekt ook het publiek van leer,
dat zich voornamelijk kant tegen de historische
film, een zeer oud zwak van de Italiaansche
maatschappijen. Voornamelijk de „Luce", een
semi-officieele maatschappij, moet het ontgel
den omdat zij de Duitsche film ,3uch und
Muskete" wil importeeren, welke film men be
schouwt als onbelangrijk en hinderlijk. Ook de
Amerikaansche Kitschfilm wil men niet heb
ben, maar nog minder de Italiaansche film,
zooals die zich op het oogenblik manifesteert.
Die Italiaansche producten, die een gecamou
fleerde documentatie waren van het Italiaan
sche land- en stedenschoon, hebben evenmin
succes gehad, sinds het publiek begon te mer
ken waarom deze film eigenlijk werd gemaakt,
n.l. als propaganda voor Italië. Wat men dan
wel wil, weet men zelf niet recht meer. Jaren
lang heeft men allerlei onbeduidende of irri-
teerende producten geslikt en men is den weg
kwijt geraakt. Vaag leeft 't verlangen om films
te zien, die onzen eigen tijd met zijn groote
problemen in beeld brengen. De particuliere
maatschappijen maken allen reactionnaire fil
men, die men in Italië evenmin lust. Men
rekënt daarom op corporatieve samenwerking
van menschen, die iets te zeggen hebben.
Bij alle defaitisme in de Italiaansche film
productie kan men alzoo nog een frisschen geest
begroeten in de wenschen van het publiek. Al
zijn deze wenschen nog eenigszins vaag, men
kan moeilijk iets anders verwachten, want het
is niet zoozeer het publiek dat de richting moet
aangeven, maar de man, die de film te hulp
roept om zijn publiek iets te geven.
Denkt u eraan, dat stilstaande
auto's tegenwoordig weder
verlicht moeten zijn?
bij verlies van 'r
1 IJ L »I op dit blad ziln ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oftflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door 7£fh bij een ongeval met OKfi m blJ verlies van een band 125 - f50 -5^J5,en f40 /.„riemn
Alle abonne S omgevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUUU»" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen t OlJ,- cloodelljken afloop# £DU» een voet of een oog léd. duim of wijsvinger OU. been of arm# Tl/» anderen vinger
21
Reina, die deze gewoonten op haar duimpje
kende, en die er naar verlangde, om eens met
pater Esteban te praten, liep er tegen zes uur
uit, onder een of ander voorwendsel. Marilena
bladerde in een tijdschrift, en Francisquin was
met Olave in den auto naar het strand van
Ruiselares gegaan, aan den anderen kant van
de bergen, die Marilena haar destijds bü haar
aankomst gewezen had.
Met haar bleek rose japon en haar grooten
stroohoed, zag Reina er eenvoudig en toch
deftig uit. Zij liep met luchtigen tred den tuin
in, kwam voorbij de seringenhaag, wandelde
in de richting van de ijzeren poort, waarbij zij
bij voorkeur afgelegen paden opzocht, teneinde
geen ongewenschte ontmoetingen te hebben, en
kwam ten slotte op den weg uit, waarna zy in
de verte spiedde. Een volstrekte kalmte lag
over het altijd vroolijke en altijd welvarende
landschap uitgespreid. Het rumoer van den
dagelijkschen arbeid had plaats gemaakt voor de
rust van den feestdag, en van den avond
tevens. Alleen een zachte bries bewoog heel
even de kruinen van de hoogste boomen. en de
vogels betwistten elkaar luidruchtig een kor
reltje rijst of graan, of een kruimeltje brood.
Op den lichten ondergond van den verlaten
weg, waar thans geen dieren of karren voor
bijkwamen, verscheen de pastoor in zijn Zon-
dagsche toog, gevolgd door iets heel kleins, dat
liep, en al loopend kleine stofwolkjes opwierp.
Fela, beste Fela! liefkoosde Reina het
dier.
De hond sprong vol blijdschap om haar heen,
onder schel en vroolijk geblaf.
Goed, goed, nu af! Niet lastig worden,
Fela! zei pater Esteban streng, vreezend, dat
het dier Reina's japon zou stuk scheuren.
Goeden avond, juffrouw. Hoe komt u hier
zoo?
Ik sta op u te wachten, mynheer pastoor,
om te zien, of we eens een oogenblikje kunnen
praten, zonder dat iemand ons stoort. Want
zoo gauw als u by huis komt, legt grootvader
beslag op u.
Pater Esteban sloeg zijn oogen op, om Reina
oplettend aan te zien wellicht een weinig
ongerust. Hy was zóó gewoon, om allerlei rampen
en smarten over het huis Aledo te zien
neerkomen, dat hy het allereerste oogenblik aan
een nieuwe ramp dacht. Doch het gelaat van
het meisje stond volmaakt kalm.
Is er thuis iets gebeurd? vroeg hy niet
temin snel.
O, neen, pastoor. Gelukkig niet. Het is
iets, wat my betreft. Ik wou u een paar vragen
stellen.
O, zoo!
Ja. pastoor. Kyk u eens, ik ben erg
nieuwsgierig, ik kan het niet helpen. En ik
wil graag alles van de menschen weten, d.w.z.
wat je met fatsoen kunt vragen, begrypt u
wel?
Ik begryp het, en het lykt me heel
natuurlyk, dat u wilt weten, met wat voor men
schen u te doen hebt. Dat bedoelt u, nietwaar?
Laten we dan maar samen oploopen en vraagt
u maar. Hoe lang het verhoor ook duren mag,
geloof ik toch, dat we in het half uurtje, dat
we noodig hebben, om van hier bij het kasteel
te komen, de zaak wel afgehandeld kunnen
hebben.
Zooals u wilt, mijnheer pastoor.
Wat wilt u van me weten, juffrouw?
Ik wou eens met u praten over onze
buren van het paviljoen, zei Reina, naar de
roode dakpannen wyzend, die heel even in de
verte tusschen het gebladerte zichtbaar waren.
Aha! Heeft het gezin van den rentmeester
uw be
uw belangstelling gewekt?
Ja, heel erg. Ik ben heel onbescheiden,
mynheer pastoor: maar vindt u die menschen
niet erg interessant?
Interessantdat is het woord niet,
juffrouw. Naar mijn idee zijn ze.... byzonder
achtenswaardig.
Gisteren ben ik er op bezoek geweest.
Mevrouw Carvajal had me al terloops gespro
ken van een kruis, dat ze te dragen had; of
liever, ik had dat uit haar woorden en uit
verschillende dingen afgeleid, toen Ik kennis
met haar maakte. Ik had al dadelyk een idee,
dat het in verband stond met haar bekrompen
omstandigheden. Maar gisteren, mynheer
pastoor, heb ik alles gezien! Met wat een be
rusting' heeft zy zich in den toestand ge
schikt!
Zy en haar zoon. Denkt u maar niet,
dat het alleen de moeder is, die haar kruis
draagt. Kent u soms enkele byzonderheden van
wat dat arme gezin geleden heeft sinds
nu, sinds die ramp plaats had?
Niets, ik weet niets. Ik wist eigenlyk niet
eens, dat er een ramp had plaats gehad. Iets
begreep ik, dat er gebeurd moest zijn, in dit
huis, daar'het niet veel voorkomt, dat je een
markies aantreft, die rentmeester is in het
huis van een ander. Vindt u ook niet? En ik
had al gedachto, wel honderd dingen. Eer.
krach, ongeluk in zaken, gebrek aan evenwicht
tusschen inkomsten en uitgaven.... weet ik al
niet, wat.
Ja, het was een krach, een geweldige krach.
De heele pers hield er zich mee bezig. Meneer
Carvajal, die een roekeloos man was, wilde
verder springen, dan zyn stok lang was, en toen
hy by een héél gewaagde onderneming schip
breuk leed, sleepte hy in zijn val veie onge-
lukkigen mee, die al hun vermogen aan zijn
handen hadden toevertrouwd. Het was een
ramp, gelooft u me. Zóó'n ontzettende ramp,
dat het me niet verwonderd, dat die man, die
aan deze wereld gehecht was om het geld, en
er nooit aan dacht, om naar den hemel op te
zien, in een oogenblik van wanhoop in zelf
moord een einde zocht voor de heele tragedie,
die op zyn val moest volgen. Hy had den moed
niet. om de gevolgen van zyn daden op zich te
nemen, en liet alle verantwoordelykheid op de
schouders van zijn zoon neerkomen.
Arme jongen! Hy moet toen nog zoo jong
geweest zyn.
Zoo jong, en zoo weinig voorbereid....
Lorenzo was een jongen, zooals er zooveel zyn:
vroolyk, lichtzinnig, en onnadenkend. Hij was
oprecht overtuigd, dat hij op de wereld was,
om zich te vermaken en een totaal onbezorgd
leventje te leiden. Hy was een beetje lui, er.
zijn ouders een tamelyk beetje zorgeloos, en
ze bleven niet op hun stuk staan, om den
jongen te laten profiteeren van den tyd. om
een of andere richting te kiezen. Ze dachten
natuurlyk, dat dat overbodig was, by een ver
mogen als dat van den ouden heer. En na
een poosje op de Militaire Academie geweest te
zijn. kwam de jongen weer thuis, en verklaarde
rondweg, dat hij maling had aan de Academie,
en dat hy er niet meer naar toe ging. En hij is
er ook niet meer naar toe gegaan. Stel u nu
voor, hoe die ongelukkige jongeman stond te
kijken, toen hy, midden in een discussie over
een auto-race, ergens in Italië, van de ramp
bericht kreeg.
Hij heeft zyn vader zeker niet meer in
leven gevonden
Dat heeft hy wèl, daar hy niet onmiddel-
lyk gestorven is. De gebeden van de markiezin
moeten heel vurig geweest zyn, ïuffrouw, want
God deed het wonder, dat van Hem evraagd
werd, en verlengde dat leven in voldcer.de
mate, dat hy de H.H. Sacramenten kon ont
vangen, en zyn zoon zyn laatste beschikkingen
kon meedeelen.
Wat een treurige geschiedenis....
De snelle ontpopping van een nooit ver
moede persoonlijkheid in dien eleganten ep
lichtzinnigen jongeman, van wien niemand ooit
eenige inspannig verwacht had, volgde de ramp
op den voet. Alsof hy zyn heele levei. nooit
iets anders gedaan had, dan de zaken van zijn
vader te leiden, en daar wist hy totaal niets
van, plaatste hy zich aan het hoofd van de
bank, en bracht, met de hulp van de voor
naamste beambten, orde in den chaos, dien de
overledene had achtergelaten. Toen de zaken
in het reine waren, begon hij uit te betalen.
Uit te betalen! Waarvan?
Hij verkocht de bezitting van zijn vader
tot den laatsten vierkanten centimeter toe, en
deed alle kostbare schilderijen en tapyten en
antiquiteiten en meubels en automobieler, en
paarden alles, in één woord van de hand.
Alles, wat maar te gelde gemaakt kon worden.
Dat was ook niet anders, dan rechtvaardig.
Hij moest de beschikkingen van den overledene
ten uitvoer leggen, en het verlorene teruggeven
aan allen, die vertrouwen hadden gehad in zijn
eerlijkheid. Tot zoover is de geschiedenis heel
mooi, zooals plicht altyd mooi is; maar: ook
heel gewoon. Dat geval heeft zich tamelyk
dikwyls voorgedaan: een zoon, die er de voor
keur aan geeft, om een naam zonder smet te
erven, liever dan een bundeltje bankbiljetten,
waar een smet aan kleeft.
Wat kon er dan nog meer gebeuren, meneer
pastoor?
(Wordt vervolgd.)