Op jacht naar het avontuur <Ket vedaal oan den da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd GROOTE SENSATIE IN DE ENGELSCHE PERS DE ZEESLANG ^titdcuCJi hpA&öde#i! MAANDAG 13 AUGUSTUS 1934 Zwerftochten in den vreemde Lennart en Sigvard Lotgevallen van schip breukelingen Belastingopbrengst in Amerika verdubbeld Watergebrek in Mexico Film en Italië Jong Engelschman, die in Duin kerken zou teekenen voor het vreemdelingenlegioenplot seling verdwenen AAN DE ABONNé'S die het plan hebben gedurende de vacantie hun abonnement tijdelijk op te zeggen deelen wij mededat met de opzegging van het abonnement ook het recht op de gratis ongevallenverzeke ring vervalt en dit weder ingaat 2 maanden na de ontvangst der nieuwe abonnementsopgave, zooals in de verzekeringsvoor- waarden is aangegeven. Wij raden daarom deze abonné's bijzonder aan de courant gedu rende de vacantie aan hun vacantie-adres te laten zenden. DE ADMINISTRATIE g?o°n™d' I Een ™ügreep van j rol rood behang- I Daniel Bagnet selpapier m de i hand, kwam een deur uit en tikte aan z'n hoed. Ontevreden publiek AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH Het is een heele weg van de rijke salons eens Engelsclien hertogs naar de dorre vlakten van Noord-Afrika; van het moderne mondaine leven naar het harde leven van den legionnaire. Toch is dit de weg, dien een jonge Engelsche Lord zou afgelegd hebben, wanneer hij woord had gehouden en de belofte was nagekomen aan zijn familie gedaan. De Engelsche en Fransche bladen zijn er vol van. De jonge Edward Montagu, zoon van den graaf van Manchester had zijn familie zoolang en zoo ernstig geirriteerd door zijn al te avon tuurlijk leven, dat men onvoorwaardelijk van hem eischte: absoluten afstand van alle familie rechten en een verdwijnen-voor-goed naar het vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika. Hij be loofde alles, zij het na lange aarzeling, maar men vertrouwde hem niet voor honderd pro cent en zoo geschiedde het, dat zijn zuster en zijn vriend hem vergezelden op zijn reis per vliegmachine naar Frankrijk, waar het drietal bij Calais neerstreek. Daar wachtte een taxi, die het gezelschap naar Boulogne bracht. De vriend informeert, waar men zich voor het vreemdelingenlegioen kan laten inschrijven. Het antwoord luidt: in Duinkerken. Direct gaat de rit door naar Duinkerken, waar men iaat in den avond arriveert, te laat om het bureau voor inschrijvingen nog open te vinden. Men is dus verplicht zijn intrek te nemen in een hotel. Een kamer wordt gehuurd en betaald. Nogmaals moet de jongeman beloven, dat hij den volgen den morgen zal teekenen voor het vreemdelin genlegioen. Dan worden zijn papieren voor zijn oogen stuk gescheurd. Hij kan niet meer terug, is met handen en voeten gebonden aan zijn belofte. Zijn zuster en zijn vriend vertrekken en laten hem alleen achter. Maar ook alleen met zijn gedachten. En spoedig ontwaakt zijn hang naar vrijheid. Hij wil niet naar Afrika. Hij heeft nog een heel leven vóór zich. De duizend francs, die zijn zuster hem gaf, zal hij benutten. Hij weet, dat slechts een leven van avonturen hem wacht. Nooit meer zal hij op den iliusteren naam van zijn vader of zijn familie geld kun nen leenen. Hij werd uit de famile gestoo- ten, hij werd onterfd en men wilde zich van hem ontdoen. Maar nu hij tijd tot nadenken kreeg,, nu hij voor de keuze stond voor goed in de vergetelheid te verdwijnen of als een paria te gaan ronddoolen, nu koos hij het laatste. Hij vlucht uit Duinkerken weg, verschalkt de douane, verschuilt zich op een boot in het holst van den nacht en komt in den vroegen echtend in Folkestone aan. Daar stapt hij op een trein en verdwijnt, onzichtbaar voor familie en vrien den. Niemand weet, waar hij is, men put zich uit in veronderstellingen. Men weet slechts één ding met zekerheid: op een goeden dag zal men weer van hem hooren en men vreest dan het ergste. Een geval als dit, waarbij een jongeman uit een oud adellijk geslacht door zijn eigen naaste familie als het ware verbannen wordt naar het vreemdelingenlegioen, zal wel tot de groote uitzonderingen behooren. De lezer zal niet verbaasd zijn te vernemen dat dit avontuur van den jongen Lord niet zijn eerste is. Om beurten vermeldden de Ameri- kaansche en Engelsche bladen, dat de tweede zoon van den hertog van Manchester gevangen genomen werd, voor een rechtbank verscheen, vermoord werd, een moordaanslag pleegde enz. En telkens spraken de bladen hun verbazing uit over het feit, dat deze jonge edelman dit avontuurlijke leven verkoos boven het gemak kelijke en rijke leven dat voor een telg uit een oud en aanzienlijk geslacht in Engeland is weggelegd. Toen hij negentien jaar oud was, nam hij dienst als jongen op een groote farm in Amerika. Twee, driemaal verdwijnt hij spoor loos om tenslotte op te duiken in een Cana- deesch dorp. zonder middelen van bestaan Zijn ouders sturen hem geld en hij vertrekt naar En geland op hun dringend verzoek. Het duurt even en de treklust wordt hem weer te mach tig. Hij ontsnapt opnieuw naar Amerika, laat den landbouw links liggen en interesseert zich meer bepaaldelijk voor automobielen. In Ja nuari 1929 trouwt hU met een rijke erfgename te Vancouver, maar binnen een jaar verlaat hij zijn vrouw. Hij laat zijn zaken loopen en gaat aan boord van de „Carna", het jacht van een rijk avonturier, genaamd Wanderwen, die ge durende enkele maanden van het eene conti nent naar het andere vaart. In December 1932 ligt het schip gemeerd aan de kust van Long Beach in het zonnige Californië. Al dien tijd hoort de wereld niets van Edward Montagu, tot op een morgen de bemanning van de „Carna" wordt opgeschrikt door het bericht, dat men het lijk van Wanderwen heeft gevon den, doorboord met messteken. Verschillende leden van de bemanning heb ben des nachts eenig tumult gehoord, doch nie mand heeft gedacht aan een moord. De jonge matroos, die door de Amerikaansche politie was gearresteerd, als verdacht van den aanslag, moest vrijgelaten worden. Dan wordt de ge- heele bemanning gearresteerd en speciaal Mon tagu werd ondervraagd. Doch ook hier heeft de politie geen houvast en allen moeten worden vrijgelaten. Korten tijd later koopt Edward zelf een jacht, de „Merman" die langs de Canadeesche kust kruist. Daar speelt zich weer een drama af. Lord Montagu verwondt een zekeren Cecil Brocks ernstig. Hij wordt gearresteerd en zal voorloopig worden vrij gelaten tegen borstelling van tien pond, doch, hoewel hij eigenaar is van een luxe-jacht, kan hij deze som niet opbrengen en dus gaat hij de gevangenis in, in afwachting van zijn vonnis. Voor het gerecht verklaart hij, dat Brocks een onuitstaanbare kerel was, die een afstraffing had verdiend. De tijd gaat voort en wij schrijven Augustus 1932. Edward is op zijn zwerftochten in Los Angeles aangeland, waar hij plotseling ver dwijnt. De politie vreest, dat hij door gangsters is ontvoerd of vermoord. De vrees is zonder grond. De jongeling is verdwenen, omdat hij er tegen op zag zijn zuster en zijn zwager, die in Californië vertoeven, te ontmoeten. Hij is teruggereisd naar Canada. Sinds geruimen tijd is de hertog van Manchester in correspondentie getreden met zijn zoon, die echter telkens op nieuw zijn advocaat laat antwoorden, dat hij het leven wil leiden, dat hem aanstaat. „De eenige manier, om dit te bereiken", aldus zoon lief, „is, dat U en de heele wereld mij maar vergeet. Ik zwem, ik vaar met mijn jacht en maak het uitstekend." Maar op een goeden dag moet hij toch naar Londen wegens schulden en wegens een liaison, die de familie allerminst aanstaat. Men weet van zijn komst in de familie en met angst en beven vraagt men zich af wat er nu weer zal gebeuren. Het slot van alle gissingen is het avontuur van Duinkerken. Nu dit is mislukt ontkent de familie eenige pressie te hebben uitgeoefend. Lord Edward zou volkomen uit eigen beweging gegaan zijn. Zijn vrienden ech ter houden vol, dat de familie hem zou gedwon gen hebben te teekenen voor het vreemdelin genlegioen. Hijzelf blijft inmiddels onvindbaar. Detectives en journalisten zitten hem op de hielen doch hun pogingen waren te vergeefsch en zijn het op dit oogenblik nog. Wij vrager, ons af: zou dit avontuurlijk jong leven zooveel aandacht hebben getrokken, als het niet toebehoorde aan een zoon van den negenden hertog van Manchester? Hij is slechts een uit velen; al varen de verloren zonen niet allen langs de schilderachtige kusten van Californië. De twee vroegere Zweedsche prinsen Lennart en Sigvard Bernadctte, die afstand hebben ge daan van hun prinselijke rechten door hun morganatisch huwelijk, zullen al hun ordetee- kenen en onderscheidingen, die zij in hun kwa liteit van prins hebben ontvangen, moeten terugzenden. Onder deze orde is ook de Orde van den Serafijn, de hoogste Zweedsche decoratie. Prins Lennart is in het huwelijk getreden met Miss Karin Nissvandt de dochter van een zakenman in Stockholm en prins Sigvard huw de met Fraulein Erica Patzek, dochter van een Duitsch industrieel. iiiiiniiiiiimii iiimiiimiitii! In het begin van het jaar vertrokken de Amerikaansche schilder William Titlow en zijn echtgenoote, een schrijfster, alsmede Miss Marion Phillips met een zeventons scheepje voor een wereldreis. zy bereikten Honolulu van waar zij 1 Maart vertrokken om Nieuw Guinea en Australië te bezoeken. Tusschen 1 en 7 April hadden zij te kampen met hevige stor men en brak hun mast en tenslotte strandden zy op Feys Island, vanwaar zij op 21 Juli jX door een Japansch dienstvaartuig naar Pelew, een der onder Japansch mandaat staande Ca rolina-eilanden, werden overgebracht. Met financieelen steun der Japansche autoriteiten zullen zij thans naar Manilla vertrekken. De gezagvoerder van het mail- schip „Cuba", van de Com- pagnie Transatlantique, deelt mede, dat de officier van de 5 wacht en twee getuigen op 800 mijl ten Zuidwester, van de Azoren bij rustige zee de zee- slang hebben waargenomen. „Krantenbericht." De zeeslang is gesignaleerd! En 't blijkt dus al weer waar, Dat dit serpent zich steeds nog klemt Aan dezen tijd van 't jaar! Doch haar bestaan, dat werd bezien Als legendarisch feit, Is dit jaar toch getoetssteend aan I De pure werk'lijkheid! Zij is niet langer fantasie, Waaraan de lezer smult, Noch heeft daaraan komkommertijd, Zooals men meende, schuld! Zij is gezien! en het bewijs Is dit keer niet banaal, i Doch met getuigen vastgelegd In „Cuba's"-scheepsjournaal! Zij is gezien, dus zij bestaat, Zij is, zij zwemt, zij leeft, Iets, wat aan hem, die kranten schrijft, Beslist voldoening geeft. f Want nu, na dit voldongen feit, Dat twijfelaars bekeert, Is de journalistieke duim Gerehabi—liteerd! MARTIN BERDEN f 1 (Nadruk verboden) villllllllllllllllllllillllirilllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIMMIIIIIrë De Amerikanen hebben dit jaar tweemaal zooveel belasting betaald als het jaar tevoren. In het financieele jaar, dat op 30 Juni is ge ëindigd, bedroeg de belasting-opbrengst onge veer 2.672.240.000 dollar tegen 1.119.840.000 dol lar in het jaar tevoren. Alle belastingen brachten het afgeloopen jaar meer op. De inkomstenbelasting steeg met ruim zeven millioen dollar tot ruim 817 millioen dollar. Nieuwe bronnen van inkomsten, die niet be stonden in het financieele jaar 19321933. had den de belangrijke stijging der belasting-op brengst ten gevolge. De belasting op bier en likeur bracht niet minder dan ruim 260 millioen dollar op, hoewel het drankverbod eerst in het midden van net jaar werd afgeschaft. Tusschen de Mexicaansche watervoorzie ningsmaatschappij en de Amerikaansche re geering zijn onderhandelingen over het le veren van water aan Mexico gaande, daar de Bravo del Norte rivier bijna geen water meer aanvoert, terwijl ook de Olifant-rivier bijna is uitgedroogd. Hierdoor is ernstig water gebrek ontstaan voor het besproeien van het land'. Bord mei r o o d e n rand, rood kruis en blauw veld Waar zoo'n bord staat, mag geen enkel voer tuig stoppen Mevrouw Bagnet wilde een kamer rood laten behangen en mijnheer Bagnet vond dat het gele papier, waarmee de muren versierd waren, nog best een jaar mee kon. „Maar," redeneerde mevrouw, „we hebben de laatste jaren flink wat overgespaard, we kunnen 't best betalen en ik heb graag rood behangsel." Daniel Bagnet bezat een paar huizen, had geen kinderen, was eigenaar van een assurantie kantoor en leefde heel zuinig van misschien het tiende deel van z'n inkomen. Hy had nog nooit gerookt en nog nooit alcohol gedronken. Maar hoe langer z'n vrouw aanhield over het roode behangsel, hoe koppiger z'n tegenstand werd, totdat hij na een opgewonden gedachten- wisseling in den loop van den namiddag, eens klaps en kwaadaardig toegaf. „Uitstekend," sprak hij en klemde z'n tanden op elkaar, zette z'n hoed op en ging naar de deur; „neem jij je roode papier. Doe maar wat je wilt. Maar van dit oogenblik af ga ik drin ken." Mevrouw Bagnet werd bleek als een doek. „Man! Man!" riep ze smeekend, met saamge- vouwen handen. Maar Daniel zei niets meer. stapte de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht. Ontsteld viel ze op een stoel neer. Het was de trots van haar leven geweest, dat haar echt genoot nog nooit een glas met sterken drank had aangeraakt. En ze voelde dat z'n eerste glas het begin zou zijn van z'n ondergang. Ze had ze gekend, de mannen wier drankgewoonten hun zakentalent hadden ondermijnd. Ze wist, dat haar man een „stil water" was en een manie had voor 't opeenhoopen van geld. Maar als eenmaal de drankduivel in hem kwam, zou dat allemaal veranderen. Hij zou een verkwis ter worden; alles verspillen, wat hij gespaard had; ze zouden dakloos worden; verhongeren misschien. En nu ging hij den eersten stap naar dit alles zetten! Intusschen wandelde Daniel Bagnet naar het naaste café. Hij was er duizend maal langs gekomen, maar nog nooit binnen getreden. 5 „Geef me een borrel!" beval Bagnet. „Wat voor een borrel wilt u hebben?" vroeg de caféhouder. Bagnet keek verschrikt. Hij kende de ver schillende dranken niet uit elkaar. Toen zag hij de rij flesschen achter het buffet, en z'n gezicht klaarde op. „Die flesch daar! Die groote zwarte!" Het was „Triple-Sec". De caféhouder goot er een beetje van in een klein likeurglaasje. „Ik wou een borrel hebben," zei Bagnet kwaad en met verheffing van stem. „Schenk een groot glas vol." Hij dronk in eenige teugen een paar flinke glazen „Triple-Sec", verliet het café, liep doel loos, maar vroolijk de straat door, naar links en rechts buigend tegen de menschen, die lach ten; hij liep bfj den behanger aan, met wien hij druk gesticuleerend, eenigen tijd lang over rood behang sprak en begaf zich naar huis en naar bed. Toen hij weer tot bewustzijn kwam. herkende hij de trekken van mevrouw Bagnet en voelde de verkwikkende koelte van natte doeken, die ze op z'n brandend hoofd legde. Daniël Bagnet kreunde en vroeg: „Walt is er gebeurd?" „Je hebt te veel gedronken, manlief. Maar 't is nu over. Ga nu slapen, dan zullen we er niet meer over praten en 't nog wel een jaar met het gele behangsel doen." Den volgenden morgen ging mijnheer Bagnet een uur later dan hij gewoon was naar z'n kantoor. Toen hij tegen 12 uur thuis kwam om koffie te drinken, zag hij tot z'n verbazing z'n echtgenoote op de trap zitten, bezig met een karweitje. Ze straalde van vreugde. Zoodra ze haar man zag, snelde ze hem tegemoet. Er stonden tranen in d'r oogen. „Wat ben je toch een lievé, royale man! Eerst straf je me voor m'n koppigheid en dan over stelp je me van vreugde door m'n harte- wensch te vervullen! 't Is te veel, ik verdien het niet. Ik was met één kamer al blij ge weest!" Mijnheer Bagnet wist niet of hij waakte of droomde. In z'n ooren drong een vreemd ge luid van schrapen en scheuren, dat uit de ka mers van z'n woning kwam. „Wwatis er dan?" vroeg hij. Z'n vrouw glimlachte. „De behangers zijn al aan 't werk", zei ze iiiiiiiiiiiiiiii ii mint iiiiiiii min immmmmiimmimmmiimmmimmi vroolijk. „Ze zeien dat je 't absoluut op één dag klaar wou hebben: ze hebben dus vijftien man gestuurd. Mijnheer Daniël Bagnet zonk neerslachtig op de treden van de trap neer. Z'n spraakver mogen had hem begeven. En z'n denkvermogen ook. In z'n hersens woelden verwarde, onsa menhangende beelden. Een mensch met een j-, n „Goeden morgen, meneer," zei hij vroolijk. ,,'t Komt voor elkaar hoor. Ik dacht eerst, dat 't niet kon, maar 't komt in orde. Ik verzeker u meneer, dat niet één behanger in de stad 't in zoo korten tijd zou klaar spelen. Alle mu ren in 't heele huis! En dan nog wel, rood pa pier, waar je zoo voorzichtig mee moet om gaan. Maar 't komt vanavond klaar, meneer; U kunt er op rekenen." Hij ging weg met den lichten tred en 't vol dane gezicht van iemand, die iets tot stand heeft gebracht. Bagnet keek hem verbluft na. Hij wendde zich tot z'n vrouw, maar toen hij den gelukkigen blik en den blijden glimlach zag, die haar gelaat verlichtten, keerde hij zich weer af en zuchtte. Hoe kon hij 't haar vertellen? „Lieve man," zei mevrouw Bagnet na een lange pauze, „als je me één ding belooft, zal ik m'n leven lang gelukkig zijn." Mijnheer Bagnet zei niets .Hij was benieuwd, of die belofte moest steunen op 't een of ander van gisteren, dat hij nog niet wist. „Beloof me," ging z'n vrouw voort, „dat je, onverschillig wat er gebeurt, nooit meer te veel zult drinken, dus nooit meer dronken zult zijn." Met een schok zat mijnheer Bagnet overeind. Hij lachte z'n vrouw vriendelijk toe en sprak luid en plechtig: „Ja, dat beloof ik je!" En trouw heeft hij z'n belofte gehouden. Opnieuw werden we weggevoerd. Ditmaal wer den we in een groote ruimte gebracht, waa zich reeds ettelijke gevangenen bevonden. Er bevonden zich vele vrouwen en grijsaards onder Eenige gewapende soldaten hielden de wacht. Rondrijkend bespeurde ik in een hoek een machinegeweer, dat daar stond opgesteld. Er achter zat een soldaat. Wat zou dit alles te beteekenen hebben? In wat voor een wespen nest waren we geraakt? Lang bleven we niet in deze omgeving. Plot seling kwamen er weer eenige soldaten, die ons wegvoerden en naar onze eerste verblijfplaats, de sombere cel, brachten. We werden daar weer aan ons lot overgelaten. „Bok," zei oom, „we moeten zorgen dat we hier zoo gauw mo gelijk vandaan komen." We onderzochten onze gevangenis eens. De deur was van solied maaksel, dus daar was geen kans om te ontsnappen. Toen bekeken we de tralies eens, die voor een venster zaten. Ik pakte ze eens vast en schudde er flink aan. Op het zelfde oogenblik ging de deur open en een bewaker stapte naar binnen. In October 1933 heeft de Italiaansche minis terraad wettelijke maatregelen genomen om de inheemsche film te beschermen. Thans is dan bijna een jaar verstreken sinds deze maatrege len van kracht werden en er is weinig ver anderd sindsdien. Destijds stelden de Italiaan sche bladen de vraag of er eigenlijk wel iets te beschermen viel en deze vraag wordt thans opnieuw gesteld. Zooals overal geven ook de filmmaatschap pijen in Italië nu en dan hun plannen aan de openbaarheid prijs in de hoop, dat zij reeds te voren met lof en eer zullen worden overladen, maar de critiek is nog al fel en moeilijk sinds de minister van Financiën besloot om aan min derwaardige films subsidie te onthouden. Be halve de pers trekt ook het publiek van leer, dat zich voornamelijk kant tegen de historische film, een zeer oud zwak van de Italiaansche maatschappijen. Voornamelijk de „Luce", een semi-officieele maatschappij, moet het ontgel den omdat zij de Duitsche film ,3uch und Muskete" wil importeeren, welke film men be schouwt als onbelangrijk en hinderlijk. Ook de Amerikaansche Kitschfilm wil men niet heb ben, maar nog minder de Italiaansche film, zooals die zich op het oogenblik manifesteert. Die Italiaansche producten, die een gecamou fleerde documentatie waren van het Italiaan sche land- en stedenschoon, hebben evenmin succes gehad, sinds het publiek begon te mer ken waarom deze film eigenlijk werd gemaakt, n.l. als propaganda voor Italië. Wat men dan wel wil, weet men zelf niet recht meer. Jaren lang heeft men allerlei onbeduidende of irri- teerende producten geslikt en men is den weg kwijt geraakt. Vaag leeft 't verlangen om films te zien, die onzen eigen tijd met zijn groote problemen in beeld brengen. De particuliere maatschappijen maken allen reactionnaire fil men, die men in Italië evenmin lust. Men rekënt daarom op corporatieve samenwerking van menschen, die iets te zeggen hebben. Bij alle defaitisme in de Italiaansche film productie kan men alzoo nog een frisschen geest begroeten in de wenschen van het publiek. Al zijn deze wenschen nog eenigszins vaag, men kan moeilijk iets anders verwachten, want het is niet zoozeer het publiek dat de richting moet aangeven, maar de man, die de film te hulp roept om zijn publiek iets te geven. Denkt u eraan, dat stilstaande auto's tegenwoordig weder verlicht moeten zijn? bij verlies van 'r 1 IJ L »I op dit blad ziln ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oftflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door 7£fh bij een ongeval met OKfi m blJ verlies van een band 125 - f50 -5^J5,en f40 /.„riemn Alle abonne S omgevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUUU»" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen t OlJ,- cloodelljken afloop# £DU» een voet of een oog léd. duim of wijsvinger OU. been of arm# Tl/» anderen vinger 21 Reina, die deze gewoonten op haar duimpje kende, en die er naar verlangde, om eens met pater Esteban te praten, liep er tegen zes uur uit, onder een of ander voorwendsel. Marilena bladerde in een tijdschrift, en Francisquin was met Olave in den auto naar het strand van Ruiselares gegaan, aan den anderen kant van de bergen, die Marilena haar destijds bü haar aankomst gewezen had. Met haar bleek rose japon en haar grooten stroohoed, zag Reina er eenvoudig en toch deftig uit. Zij liep met luchtigen tred den tuin in, kwam voorbij de seringenhaag, wandelde in de richting van de ijzeren poort, waarbij zij bij voorkeur afgelegen paden opzocht, teneinde geen ongewenschte ontmoetingen te hebben, en kwam ten slotte op den weg uit, waarna zy in de verte spiedde. Een volstrekte kalmte lag over het altijd vroolijke en altijd welvarende landschap uitgespreid. Het rumoer van den dagelijkschen arbeid had plaats gemaakt voor de rust van den feestdag, en van den avond tevens. Alleen een zachte bries bewoog heel even de kruinen van de hoogste boomen. en de vogels betwistten elkaar luidruchtig een kor reltje rijst of graan, of een kruimeltje brood. Op den lichten ondergond van den verlaten weg, waar thans geen dieren of karren voor bijkwamen, verscheen de pastoor in zijn Zon- dagsche toog, gevolgd door iets heel kleins, dat liep, en al loopend kleine stofwolkjes opwierp. Fela, beste Fela! liefkoosde Reina het dier. De hond sprong vol blijdschap om haar heen, onder schel en vroolijk geblaf. Goed, goed, nu af! Niet lastig worden, Fela! zei pater Esteban streng, vreezend, dat het dier Reina's japon zou stuk scheuren. Goeden avond, juffrouw. Hoe komt u hier zoo? Ik sta op u te wachten, mynheer pastoor, om te zien, of we eens een oogenblikje kunnen praten, zonder dat iemand ons stoort. Want zoo gauw als u by huis komt, legt grootvader beslag op u. Pater Esteban sloeg zijn oogen op, om Reina oplettend aan te zien wellicht een weinig ongerust. Hy was zóó gewoon, om allerlei rampen en smarten over het huis Aledo te zien neerkomen, dat hy het allereerste oogenblik aan een nieuwe ramp dacht. Doch het gelaat van het meisje stond volmaakt kalm. Is er thuis iets gebeurd? vroeg hy niet temin snel. O, neen, pastoor. Gelukkig niet. Het is iets, wat my betreft. Ik wou u een paar vragen stellen. O, zoo! Ja. pastoor. Kyk u eens, ik ben erg nieuwsgierig, ik kan het niet helpen. En ik wil graag alles van de menschen weten, d.w.z. wat je met fatsoen kunt vragen, begrypt u wel? Ik begryp het, en het lykt me heel natuurlyk, dat u wilt weten, met wat voor men schen u te doen hebt. Dat bedoelt u, nietwaar? Laten we dan maar samen oploopen en vraagt u maar. Hoe lang het verhoor ook duren mag, geloof ik toch, dat we in het half uurtje, dat we noodig hebben, om van hier bij het kasteel te komen, de zaak wel afgehandeld kunnen hebben. Zooals u wilt, mijnheer pastoor. Wat wilt u van me weten, juffrouw? Ik wou eens met u praten over onze buren van het paviljoen, zei Reina, naar de roode dakpannen wyzend, die heel even in de verte tusschen het gebladerte zichtbaar waren. Aha! Heeft het gezin van den rentmeester uw be uw belangstelling gewekt? Ja, heel erg. Ik ben heel onbescheiden, mynheer pastoor: maar vindt u die menschen niet erg interessant? Interessantdat is het woord niet, juffrouw. Naar mijn idee zijn ze.... byzonder achtenswaardig. Gisteren ben ik er op bezoek geweest. Mevrouw Carvajal had me al terloops gespro ken van een kruis, dat ze te dragen had; of liever, ik had dat uit haar woorden en uit verschillende dingen afgeleid, toen Ik kennis met haar maakte. Ik had al dadelyk een idee, dat het in verband stond met haar bekrompen omstandigheden. Maar gisteren, mynheer pastoor, heb ik alles gezien! Met wat een be rusting' heeft zy zich in den toestand ge schikt! Zy en haar zoon. Denkt u maar niet, dat het alleen de moeder is, die haar kruis draagt. Kent u soms enkele byzonderheden van wat dat arme gezin geleden heeft sinds nu, sinds die ramp plaats had? Niets, ik weet niets. Ik wist eigenlyk niet eens, dat er een ramp had plaats gehad. Iets begreep ik, dat er gebeurd moest zijn, in dit huis, daar'het niet veel voorkomt, dat je een markies aantreft, die rentmeester is in het huis van een ander. Vindt u ook niet? En ik had al gedachto, wel honderd dingen. Eer. krach, ongeluk in zaken, gebrek aan evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven.... weet ik al niet, wat. Ja, het was een krach, een geweldige krach. De heele pers hield er zich mee bezig. Meneer Carvajal, die een roekeloos man was, wilde verder springen, dan zyn stok lang was, en toen hy by een héél gewaagde onderneming schip breuk leed, sleepte hy in zijn val veie onge- lukkigen mee, die al hun vermogen aan zijn handen hadden toevertrouwd. Het was een ramp, gelooft u me. Zóó'n ontzettende ramp, dat het me niet verwonderd, dat die man, die aan deze wereld gehecht was om het geld, en er nooit aan dacht, om naar den hemel op te zien, in een oogenblik van wanhoop in zelf moord een einde zocht voor de heele tragedie, die op zyn val moest volgen. Hy had den moed niet. om de gevolgen van zyn daden op zich te nemen, en liet alle verantwoordelykheid op de schouders van zijn zoon neerkomen. Arme jongen! Hy moet toen nog zoo jong geweest zyn. Zoo jong, en zoo weinig voorbereid.... Lorenzo was een jongen, zooals er zooveel zyn: vroolyk, lichtzinnig, en onnadenkend. Hij was oprecht overtuigd, dat hij op de wereld was, om zich te vermaken en een totaal onbezorgd leventje te leiden. Hy was een beetje lui, er. zijn ouders een tamelyk beetje zorgeloos, en ze bleven niet op hun stuk staan, om den jongen te laten profiteeren van den tyd. om een of andere richting te kiezen. Ze dachten natuurlyk, dat dat overbodig was, by een ver mogen als dat van den ouden heer. En na een poosje op de Militaire Academie geweest te zijn. kwam de jongen weer thuis, en verklaarde rondweg, dat hij maling had aan de Academie, en dat hy er niet meer naar toe ging. En hij is er ook niet meer naar toe gegaan. Stel u nu voor, hoe die ongelukkige jongeman stond te kijken, toen hy, midden in een discussie over een auto-race, ergens in Italië, van de ramp bericht kreeg. Hij heeft zyn vader zeker niet meer in leven gevonden Dat heeft hy wèl, daar hy niet onmiddel- lyk gestorven is. De gebeden van de markiezin moeten heel vurig geweest zyn, ïuffrouw, want God deed het wonder, dat van Hem evraagd werd, en verlengde dat leven in voldcer.de mate, dat hy de H.H. Sacramenten kon ont vangen, en zyn zoon zyn laatste beschikkingen kon meedeelen. Wat een treurige geschiedenis.... De snelle ontpopping van een nooit ver moede persoonlijkheid in dien eleganten ep lichtzinnigen jongeman, van wien niemand ooit eenige inspannig verwacht had, volgde de ramp op den voet. Alsof hy zyn heele levei. nooit iets anders gedaan had, dan de zaken van zijn vader te leiden, en daar wist hy totaal niets van, plaatste hy zich aan het hoofd van de bank, en bracht, met de hulp van de voor naamste beambten, orde in den chaos, dien de overledene had achtergelaten. Toen de zaken in het reine waren, begon hij uit te betalen. Uit te betalen! Waarvan? Hij verkocht de bezitting van zijn vader tot den laatsten vierkanten centimeter toe, en deed alle kostbare schilderijen en tapyten en antiquiteiten en meubels en automobieler, en paarden alles, in één woord van de hand. Alles, wat maar te gelde gemaakt kon worden. Dat was ook niet anders, dan rechtvaardig. Hij moest de beschikkingen van den overledene ten uitvoer leggen, en het verlorene teruggeven aan allen, die vertrouwen hadden gehad in zijn eerlijkheid. Tot zoover is de geschiedenis heel mooi, zooals plicht altyd mooi is; maar: ook heel gewoon. Dat geval heeft zich tamelyk dikwyls voorgedaan: een zoon, die er de voor keur aan geeft, om een naam zonder smet te erven, liever dan een bundeltje bankbiljetten, waar een smet aan kleeft. Wat kon er dan nog meer gebeuren, meneer pastoor? (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7