„DE STAD ER TEGENOVER aid wt&aal mn den dag I f 50.- keerden wij uit ONZE 332e UITKEERING f 82.330.- PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND C^\ Gelouterd li Antibes en Nice DE VRIJGEZEL r. WOENSDAG 29 AUGUSTUS 1934 Vreemde mengeling van een histo rische stad, die aanlegplaats van modern amusements- verkeer wil worden 99 Zuid-Afrika en de spelen te Berlijn Archief van gramofoon- platen d'OMü 500m Geschilderde paarden I ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallenverzekering aan Mejuffrouw C.H.P. Zijser, Buiten Brouwersstraat 12, Amsterdam, wegens een aan haar overkomen ongeval. Dit is I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1 aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd, j DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS A (rs\ "Y" Marietta bruine. eeltige I Ge pp O eil Aanleg van rijwielpaden in Duitschland Jaarlijks 100.000 wielrijders bij verkeersongelukken betrokken Stichtingen van de Phoeniciers Het inkomen van een wereldkampioen AllC CL 0 OU tl e S ongevallen verzekerd voor een der volgende üitkeeringen O verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen doodeiijken aiioop#**^ AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL by verlies van 'n. anderen vinger NAAR HET SPAANSCH xn Zoo is het ook in Antibes. Waarschijnlijk stichtten de Phoeniciërs het, daarna kwamen de Grieken, toen de Romeinen en allen lieten ze er wat achter van hun beschaving, van hun grootheid. Maar er is eigenlijk heel weinig veranderd. Als je nu wandelt langs de wallen, dan is aan de eene zijde de zee, die er altijd geweest is, vanaf den eersten dag. Aan den anderen kan rijst het stadje op, dat bijna natuur zelve geworden is. Een lieflijke, kleurige, milde na tuur, met veel zon en veel bloemen. De haven is altijd vol met jachten. Kleine, vlugge, op vogels gelijkende jachten en ook groote, zware schepen met drie masten en een wirwar van ra's en touwen. Men moet niet vergeten, dat Antibes de stad is, waar Juan les Pins de meer dan levensgroote villawijk van is. Maar soms, o wonder, komen groote fregat ten met drie masten en alle zeilen bol, de haven inzetten. De boeg is groen of blauw of rood geschilderd, de zeilen zijn oud en bruin; ze zijn zwaar geladen met stroo of riet. Waar komen deze schepen vandaan? Ze dragen mooie, vreemde namen. Misschien wel uit Spanje. Want zeker zijn het zulke schepen ge weest, waaruit de gevreesde Armada bestond. Het is een grappig gezicht, zoo'n schip uit de oude tijden naast een hypermodern jacht. Op het schip zijn de mannen aan het lossen; ze dragen vlotte, kleurige kleeren; ze zijn donkel en zingen een helder lied. Op 't jacht staan een jong meisje en een jonge man, ze dragen korte broek en polo-shirt en praten heel ge wichtig met elkaar. Zoo is het precies in Antibes. De vreemde mengeling van een historische stad, die aanleg plaats van modern amusementsverkeer wil worden. De diepe en innige lieflijkheid van het oude stadje aan de zee, als een oud ge zicht, dat alles meegemaakt heeft en toch nog glimlachen kan. En aan den anderen kant de potsierlijke gewichtigdoenerij van de mo derne pleziermakers, met veel reclame en veel lawaai: het niet meer spelen kunnen van een vroeg-oud kind. Wat zal het winnen? Eigen lijk is er nog weinig veranderd.... HANS VAN ZIJL üllllllllllllllll IIIIIIIIIIIII1II£ Alle vrijgezellen in Italiaanschen re- geeringsdienst zullen binnenkort door gehuwden worden vervangen. „Krantenbericht" I 't Leven van de vrijgezellen Is beslist niet florissant, Want zij zien het leven enkel Van den minder schoonen kant! In je eentje bioscopen Is toch altijd maar alleen, Of wanneer je 's avonds thuis zit, Zie je niemand om je heen. i Altijd sju van maggiblokjes, i Veel te dikwijls kropjes sla, i En het eenigst vrouw'lijk wezen Is in huis je hospita! Niemand die je stukke sokken I Graag met wol en liefde stopt, I Niemand die een slagroomvlaatjc. I Als je liev'lingskostje klopt! En je beuzelt zelf zoo'n beetje Is je das of boordje zoek, En de vrijgezellenknoopen Zet je zelf maar aan je broek! Niemand die je eens vertroetelt, Als je wat verkouden bent, Niemand die je als het heet is, Met een kwast of ijs verwent! Niemand die je tegemoet treedt Met een vriendelijk gebaar, Niemand die haar zachte handje Eens laat rusten in je haar! Ja, men gunt je zelfs geen baantje En men stuurt je 't liefste heen. Want je nut niets, want je werkt slechts Voor je eigenbaat alleen! En door dit gemis aan alles, Door gemis van zorg en trouw I Kent de vrijgezel het béste Juist de waarde van de vrouw! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) r. i 11111111111111111111II1111 I [1111111II11111! 1111111111111111111111111111111111111111ÏV De Unie van Zuid-Afrika zal deelnemen aan de Olympische spelen, welke in 1936 te Berlijn zullen worden gehouden. Het bestuur van het Zuid-Afrikaansche Olympische Comité heeft besloten de officieele uitnoodiging van Duitschland tot het zenden van vertegenwoordigers aan te nemen. Te Rome is niet lang geleden de Staatsdisco- theek geopend, een uitgebreide collectie gramo- foonplaten, welke de stemmen van belangrijke personen voor het nageslacht bewaren en die overigens interessant materiaal bevatten om trent de tallooze dialecten, die in Italië worden Besproken. Voor het overige bevat de disco theek een onschatbare verzameling nationale liederen, volksdansmuziek en andere folkloris tische bijzonderheden. De woorden, welke ver schillende Italiaansche legeraanvoerders bij het beëindigen van den wereldoorlog hebben ge sproken, de „Apotheose en Oproep aan de Ge vallenen," uitgesproken door den Hertog van Aosta, een rede van Marconi, naar aanleiding van de eerste radioverbinding op langen af stand, anno 1901. Deze en dergelijke historische momenten zijn op hier aanwezige platen vast gelegd. Bij elke plaat is een portret van den spreker gevoegd, alsmede het oorspronkelijk manuscript van den tekst. Voorts bevindt zich een exemplaar van alle in Italië vervaardigde gramofoonplaten in dit archief. Van de be langrijkste platen wordt ook de matrijs aange kocht. De directeur van de discotheek, Gavino Gabriel, geboortig uit Sardinië, is na jaren- langen moeizamen arbeid erin geslaagd een om vangrijke verzameling platen bijeen te brengen, waarop de vele eeuwen oude, typische Sardijn- sche herderszangen en liefdesliedjes zijn vast gelegd. Men is thans bezig materiaal te ver zamelen omtrent de liederen, welke in de streek tusschen Rome en Napels inheemsch zijn. De New-Yorksche politie zoekt ijverig naar een Engelschman, die er van verdacht wordt paarden dusdanig beschilderd te hebben, dat men hen voor slechte exemplaren hield. Op de renbaan van Havre de Grade (Maryland) liep een dergelijk paard, dat oor spronkelijk Aknahteen heette, maar dat kort vóór den wedstrijd door kleuren misvormd was en in Shen omgedoopt werd. Shen won den wedstrijd en de bedrieger, die zelf veel geld op zijn paard gezet had, won groote be dragen. Men heeft in zes gevallen kunnen con- stateeren, dat hetzelfde paard, een prima race paard, zoo onherkenbaar gemaakt wordt, dat niemand er op durfde te wedden. Aangezien in andere deelen van Amerika dergelijke gevallen ook voorgekomen zijn, meent de politie te mo gen aannemen, dat een geheele bende aan het werk is, die op deze wijze aan geld komt. Op een der marktpleinen in Venetië zat voor haar kleine markttentje de jonge maisverkoopster Marietta. Nu ze even geen klanten had, liet ze één voor één haar ont vangen geldstukjes door de handen glijden en aan haar manier van tellen kon men bemerken dat het mooie meisje het licht der oogen miste, dus blind was. De torenklok sloeg juist twaalf uur, toen een flinke jongeman, met een door de zon gebruind gelaat, het marktplein overstak en stil hield bij 't tentje van Marietta. „Ben jy het, Seppo," vroeg deze, en haar ge laat klaarde heelemaal op. „Ja, Marietta, ik ben het, je Seppo. Maar hoe wist je, dat ik het was. Je ongelukkige oogen konden mij toch niet zien?" „Ik herken je aan je stap, mijn Seppo, en mijn ongelukkige oogen zullen je spoedig ook kunnen zien. „O, Marietta," riep Seppo blij uit, „hoe kun je dat zeggen, wie gaf je die hoop. spreek toch!" „Mijn moeder, Seppo." Angstig kwam de jongeman dichter naar haar toe, en zei bevreesd: „Marietta, hoe kun je zóó spreken. Wat is je overkomen, je bent heelemaal in de war. Je moeder is immers al twee jaar dood!" „Ik ben heusch niet in de war, Seppo, en zal je alles vertellen. Toen ik dezen morgen bad, zag ik mijn lieve moeder, die tot me sprak: „Lieve kind, als je ziende wilt worden, kom dan iederen dag bij mijn graf en bid God om het licht in je oogen. Ik zal er ook God cm smeeken en als je gelooft en vertrouwt, zul je spoedig kunnen zien." En daarom Seppo, wilde ik jou vragen, of je mij iederen avond naar 't kerkhof wilt begeleiden, naar 't graf van mijn moeder?" „Graag wil ik dat doen, Marietta, en vurig hoop ik, dat die woorden in vervulling zullen gaan. Maar Marietta," en hier sprak Seppo droevig, „als je eenmaal zult mogen zien, zul jij gelukkig, maar zal ik ongelukkig zijn. Want dan zul je me spoedig vergeten. Jij bent mooi zooals maar weinig meisjes in Venetië zijn Vele jonge mannen zullen je het hof maken die knap en rijk zijn en ik ben maar een arme leelijke jongen!" „Spreek zóó niet. Seppo, zeg me of je het doen wilt." „Ja, Marietta, al zou ik mijn eigen geluk erdoor verwoesten, toch wil ik jou helpen, om dat ik je zoo innig liefheb." Seppo brak het houten tentje af, pakte alles by elkaar op den wagen en reed toen met Marietta naar huis, waar de oude huishoudster het eten klaar had en verder voor alles zorg de. Voor Seppo vertrok, vroeg Marietta weer: HiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiimnMMHiimiHiiiniiiMimiinnnimiiiniiiiHi'iHuiiimmiig TimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiniiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiimuiimiiiiiiiiiiiHinimiiiHiiiiMiiiiiiMiimiimiHiiiHimT zm*- „Dus vanavond breng je me naar het Kerkhof." Ja, Marietta, ik zal er zyn, hoor!" Nu klaarde haar gezicht weer op en met een blij lachje sprak ze: „En als ik weer kan zien. zal 't niet lang meer duren of we kunnen trouwen. Weet je wat we doen zullen, Seppo? Jij moet je fluit en je okarino meenemen, waarop je zoo mooi kunt spelen. En als we dan heen of terugvaren zal ik zingen en kun je me accompagneeren. Dan zullen de vreemde lingen luisteren en ons geld geven, wat wy sparen zullen voor ons trouwen." „Ach, Marietta," zuchtte Seppo. „Wat, wil je niet, Seppo?" „Ja, ik wil aan je wenschen voldoen. Maar Marietta, als jij zult kunnen zien, zullen an deren je meer behagen dan ik en dan „Niet zoo spreken, Seppo, ik zou haast boos op je worden" en gelijkertyd streelde zij zijn 0„,#. j. handen. Nu i zweeg Seppo. en een traan viel op Marietta's hand, maar zij voelde het niet. Des avonds, toen de hemel rood was van de weerkaatsing der ondergaande zon, vergezelde hy haar tot de brug, waar zijn bootje geankerd lag en nadat hij er haar voorzichtig in had getild, roeide hij Marietta naar 't kerkhof. Een vredige rust heerschte op deze plaats der af gestorvenen. In de boomen en struikgewassen zongen de vogels hun avondlied en terwijl Ma rietta bad, zat Seppo in haar nabijheid op een bank te luisteren. Daarna leidde hy haar weer naar de boot en fluisterde zacht: „Geloof je, Marietta, dat je spoedig zult kunnen zien?" „Ik geloof 't stellig, Seppo." Toen ze op den terugweg in de boot zaten, wierp de zon haar laatste stralen op 't water en begon Marietta zacht en helder te zingen, terwijl Seppo haar met de fluit begeleidde. Spoedig was him bootje niet meer 't eenige op het water. Verschillende vreemdelingen ge noten van den mooien avond en 't heerlijke ge zang. Ze kwamen met hun vaartuigjes nader bij en wierpen geldstukjes naar 't arme blinde meisje, dat zoo schoon zong. Zoo deden ze ver scheidene avonden. Doch op zekeren avond, toen Seppo weer op de bank op Marietta wachtte, kwam een sta tige heer naar hem toe, die hem aansprak en seide: „Excuseer mij, mijnheer, maar ik stel belang in dat bekoorlyke blinde meisje, dat iederen avond zoo hartroerend op het graf "bidt. Mijn naam is professor Marini van de oog- kliniek te Milaan. Zoudt. ge beiden er in toe stemmen, dat ik met mijn kunde tracht hare blindheid Je genezen?" Seppo trilde van ontroering by deze woor den van den vreemdeling en sprak: „Graag, mijnheer, doe uw best haar te doen zien. Zij is blind vanaf haar eerste levensjaar; een ern stige ziekte maakte haar blind en geen enkele dokter trachtte nog, haar te genezen, want haar ouders waren arm." Reeds den volgenden dag reden Seppo en de gelukkige en hoopvolle Marietta naar Milaan. Daar onderzocht de professor de oogen van de blinde en bevond dat er wel genezing voor haar was. En reeds drie dagen daarna was de ope ratie goed gelukt. Marietta moest toen nog een paar dagen in een donkere kamer verblijven. Toen deed men haar het verband van de oogen en bracht haar geleidelyk naar buiten Daar zag ze de zon, de bloemen en.... Seppo! Wi.il ze nog nimmer iemand gezien had, wist ze dus niet of hy mooi of leelyk was. Vol vreugde wierp ze zich in de armen van Seppo en kuste hem, terwyl tranen van dankbaarheid en aandoening by beiden den vrijen loop gingen. 's Avonds gingen ze weer samen naar t kerk hof om een extra dankgebed te storten. Door de vreugde over de genezing vergat Seppo zijn angst en onrust over de toekomst. Deze bleek ook geheel ongegrond te zijn geweest, want nog dienzelfden avond juichte Marietta: „Jy bent voor mij de mooiste Seppo en slechts jou alleen wil ik heel mijn leven liefhebben." Dat zeiden de Grieken, toen ze omstreeks 600 vóór Christus hun overwinning op de Phoeniciërs behaalden en de stad, die ze introkken, Nikè noemden, dat beteekent overwinning. Die stad is het tegenwoordige Nice, wat nog makkelyker uit den naam af te leiden valt en die stad er tegenover is het huidige Antibes. Wanneer we nu loopen op de oude wallen die Antibes nu nog, aan de zeezyde, geheel omringen, en we zien het praclftige gave haventje en de stille, oude stadswyk, stralend de zacht kleurige gevels in de helle Zuidelyke zon, dan denken we onwillekeurig: „Hier liepen ze, hoor, 600 jaar voor Christus. Heel gewoon, net zooals wy hier loopen, de kleeding gemak- kelyk tegen de warmte, de bloote voeten in sandalen, en blootshoofds. En in de stad werd markt gehouden, er waren tempels, er was nyverheid." Er is hier niet zooveel veranderd in die vyf en twintig eeuwen. Heel eerlijk denken we dan plotseling aan ons vaderland, aan Nederland, daar ergens in het hooge Noorden. Onvermydelyk is dan meteen de eerste zin uit ons Vaderlandsche geschiedenisboek: 100 jaar vóór Christus: Frie zen en Batavieren komen in deze streken. Dat was het begin. Ongeveer 500 jaar na de inname van dit gedeelte der Zuid-Fransche kust door de Grieken, kwamen in Holland de allereerste bewoners. Laten we ons gerust even schamen. Toen de menschen hier al een hooge trap van ontwikkeling bereikt hadden, liepen onze voorvaderen nog lichttzinnigiyk bedekt door een berenhuidje. Toen de menschen hier in tempels baden, die van een ten top gevoerde bouwkunst getuigden, hadden onze voorvade- deren als hoogste ideaal het matige genoegen, bier te drinken uit de schedels hunner vyan- den. Ik voel me als een neger, wiens ouders nog tam-tam speelden in de oerwouden en die ver dwaald en verdwaasd in een bar op den Broad way in een jazzband moet spelen, gehuld in een smoking en met lakschoenen aan. Het is een wonderlijk iets, dat de zeer oude stadjes hier, te midden der groote moderne steden en omgeven door breede verkeerswegen, waarlangs auto's razen van menschen, die al maar haast hebben, zóó ongerept liggen op hun rots in zee, of bloeien als een tros gouden regen in het gulden zonnelicht op hun berg, in een dal tusschen de heuvelen. Er is een charme van geschiedenis, van eeuwen, na elkaar gekomen, die elkaar niet verdrongen hebben, alleen elkaar maar opgevolgd; iedere eeuw liet iets na; dat werd historie, maar historie met een groote eenheid van bescha ving. Max Baer, de man die den reus Camera wist te verslaan en thans den titel van wereld kampioen mag voeren, ontvangt, in den tyd oat hy niet meer bokst, een kapitaal van drie millioen mark. Op die manier zal Baer spoe- cie den ryksten bokser ter wereld zyn. Evenals Sullivan, Dempsey en Tunney zal wellicht ook Max Baer binnen eenige aren op zijn lauweren kunnen gaan rusten. Van den vroegeren bokser Dempsey is het bekend, dat hy gedurende zyn roemvolle dagen niet minder dan 12 millioen heeft weten te verzamelen, terwyl Tunney in succesjaren acht millioen wist byeen te krij gen. Sullivan was minder rijk dan de beide andere kampioenen en stierf ook in armoede, hoewel zyn vermmogen toch nog op ettelijke millioenen kon worden geschot, die hij evenwel niet by elkaar wist te houden. Toen droomde ik. Ik bevond mij aan boord van het rakettenschip van prof. Oberth, op weg naar de Maan. De geleerde en ik bevonden ons in een grooten metalen Kogel van 33 Meter middellijn. Door middel van kanonnen, welke loodpoeder wegschoten, vlogen we met gewel dige snelheid naar de Maan. Door een groot dik glas konden we de maan- bal zien, die steeds dichterbij kwam. Ik kon duidelyk de groote kraters onderscheiden en ook de geweldige bergen. De professor ging nu langzamerhand toebereidselen maken om te landen, want we waren nu in het gebied geko men waar de aantrekkingskracht van de Maan invloed op den kogel begon te vertoonen en met razende vaart werden we naar het hemelli chaam toegetrokken. Professor Oberth liet thans zyn zgn. „rem- kanonnen" werken, waardoor de aantrekkings kracht van de Maan sterk werd tegengehouden. Na handig manoeuvreeren van den professor kwamen we heelhuids op den maangrond neer. De kogel rolde over den grond, waarby we aardige tuimelingen maakten. Gelukkig had de professor hierop gerekend en door ons stevig vast te houden aan een metalen ladder die dwars door de cabine was bevestigd kregen we geen letsel. We waren op de Maan geland. Thans staken we ons in speciale duikerpakken waaraan een zuurstofapparaat was bevestigd. Zonder deze pakken hadden we ons niet zonder gevaar op den maanbodem kunnen wagen, wegens de zeer lage temperatuur en luchtgesteldheid. Toen stapten we naar buiten. Voor het eerst zetten aardbewoners thans de voeten op een andere planeet. De Duitsche regeering heeft een plan op gesteld om een net van rijwielpaden door het geheele land te doen aanleggen. In Duitschland zijn vyftien millioen wielry- ders, die een ernstig vraagstuk vormen voor de verkeersautoriteiten, daar jaarlijks 100.000 wielrijders bij de verkeersongelukken betrokken zijn. Men hoopt dat door het aanleggen van de rijwielpaden, die de fietsers van de groote wegen zullen afbrengen, het aantal ongeluk ken zal verminderen. In het Ruhrgebied begeven tachtig procent van de werknemers zich per rijwiel naar hun v/erk, terwyl in het district Maagdenburg twin tig procent van het kantoorpersoneel en zestig procent van de arbeiders de fietsen als ver voermiddel gebruiken. De plannen der autoriteiten tot het aanleg gen van rywielpaden worden algemeen toe gejuicht. A 11* °P dlt Slad zlJülnJSV°ige de ^erzekermgsvooijaarden tegen f QflQt1 b(j levenslangege!beele750.- doodlhfkel^ alMop f250L- eenTÓet T Ten VJ125. - duim of wysvi: Sif 50. "been of arm f40.- 34. Je doet er heel goed aan, dat je gaat. Ik had er al juist over gedacht. Je ziet zelf ook wel hier zonder dokter, zonder goede ver pleging, zonder de vereischte hulpmiddelen, in geval van nood. Maar je moet niet verwachten, dat iemand van ons erin berusten zal, om je alleen te laten gaan noch ik, noch Reina, noch Lorenzo. We hebben al voldoende van het strand genoten, vindt u ook niet, meneer pastoor? Neen, stribbel niet tegen, zeg geen woordMorgenavond allemaal weer in Aledo. Meneer pastoor, u kunt Don Juan mee- deelen, dat hy ons met het diner verwachten kan. Marilena bleef een oogenblik onbeweegiyk en als verbysterd staan. De blik van mevrouw Carvajal, die vast op den haren gericht was, zei het heel duidehjk: Begrijp je dan niet, dat, als jij weggaat, en wy blyven, de hertogin, die in staat is, om een naald in een hooiberg te vinden, onmid dellijk het eene by het andere zou leggen? fin dan zou Ut geen cent voor je geheim geven. Goede genade, wat voor leelijke praatjes zouden we dan te hooren krijgen! Ik kan er moeilijk in toestemmen, dat jullie je voor my berooftbegon de barones. Toch moet je het doen. Er zyn dingen, die meer te betreuren zouden zijn. Kijk eens, eerlyk gezegd, begon ik me al een beetje te vervelen in Ruiselares, loog de markiezin held haftig. Er volgde een lange stilte die aangevuld werd door de welsprekende taal van drie paar oogen. Geen woord werd er tusschen hen gewisseld, en niettemin was het geheim welbekend, en de wil van die drie menschen éénstemmig, om een ziel in nood te redden. Ver van hen, onbekend met de tragedie, waarin een hart verwikkeld was, dronken Reina en Lorenzo met volle teugen uit den beker der illusies, zonder te vermoeden, dat op den bodem daarvan de droesem van de wer- kelykheid gereed lag, om zyn bitteren smaak op hun lippen te brengen. De zon straalde boven hun hoofd, de meeuwen fladderden krijscher.d om hen heen, en over de blauwe zee bewoog zich in snelle vaart, met uitge spreide zeilen, sieriyk en statig de „Pirulo", met koers naar „Villa de Mar". De laatste gebeurtenissen waren voorbyge- gaan als een droom. Marilena zou het een ver- dooving genoemd hebben, waaruit zy ontwaakte in Aledo het goede oude huis, dat hen allen in vrede opnam, met zyn onschatbare gaven van rust, bezinning en vergetelheid. Haar taaie wil, de practische raad van den priester, en de 'krachtdadige tusscher.komst van de begry- pende mevrouw Carvajal, hadden de geweldige moeilykheid van haar weggenomen. Marilena zou nu niet meer in voortdurende onrust leven voor een dreigend gevaar. Hier was zij veilig voor iedere ontmoeting met Pablo Souza. Hier kon zii er zeker van zyn, dat zy den sluimeren den gloed niet zou wakker roepen, die niet in liefde ontbranden mocht. Hier kon zy zich terugtrekken in algeheele zelfverloochening. Smartelijk aangedaan door dien taaien stryd, nam zij haar toevlucht tot inkeer en gebed, en moest zichzelf vol verbazing bekennen, dat zy nooit een grootere kalmte gekend had, nooit eenzelfde gevoel van rust genoten had, als thans, nu zy zich geheel had overgegeven, zonder eenig voorbehoud, met enkele vurige woorden, die vol benauwdheid, als een kreet om hulp, in de eerste oogenblikken van den stryd uit haar hart waren opgeweld: Heer, hier ben ik.... doe met tntf, zooals Ge wilt. En God had haar met Zyn oneindige barm hartigheid omhuld, en de opwinding en onrust waren geweken, om een keer te meer plaats te maken zooals zoovele malen in haar leven voor een smart getemperd door berusting, en voor een kalme voldoening, die altyd het gevolg is van plichtsbetrachting. Nooit was haar stem zoo zacht geweest, haar glimlach zoo aantrekkeiyk, haar woorden zoo lieftallig, als gedurende die vreeseiyke dagen, dat een ontzettende stryd in haar binnenste woedde. Niemand had een vermoeden van de tragi sche uren, welke die arme vrouw dooi leefde alleen pater Esteban, die haar dapper zag strijden, en de verstandige Carmen Carvajal, die het leven, en de liefde en de mannen kende, en wist wat plicht was. en evenals Marilena gesteund door den godsdienst de overwinning had behaald. Als Pablo Souza net gedrag van Marilena al als een bekentenis van onmacht opvatte, dan hield hij dat vóór zich, als een ridderiyk man en aanvaardde, zooals pater Esteban dat verondersteld had, de gedragslijn, die hem was aangegeven, en deed geen stap, om toenadering tot barones Tallares te zoeken. De hertogin kon, ondanks al haar argwaan, niets ongewoons bespeuren in de allernatuur lijkste en openhartige manier van doen van mevrouw Carvajal, toen deze met Reina en Lorenzo afscheid kwam nemen, voorgevend, dat „Marilena zich niet wel voelde, en haar vader ongerust was wegens de slechte medische verzorging in Ruiselares." En toen er.kele dagen later markiezin Souza met haar zuster een bezoek bracht op het kasteel, liet haar zoon zich verontschuldigen wegens het bezoek van een kameraad uit den dienst, dat hy dien avond verwachtte, en kwam natuurlyk niet. October was in het land gekomen, met zijn windvlagen, en afgevallen bladeren, en triestig voorkomen, en hevige regenbuien. Lorenzo had het zeer druk met zaaien, en zyn heele dag werd in beslag genomen door het toezicht over de onmeteiyke terreinen van het landgoed. Doch wanneer de avond kwam, of het al mocht regenen, dat het goot, of al was hy nog zoo moe, zag zijn moeder vol verbazing, en mis schien ook wel eer. beetje ongerust, hoe hy zich ging verkleeden, en opknappen, en vervol gens achter het stuurrad van zyn kleinen Citroën ging zitten. Waar ga je naar toe, Lorenzo? Ik ga een poosje naar het kasteel, mama, om oom Juan gezelschap te houden. Doch mevrouw Carvajal wist dat het niet bepaald was, om een poosje met den markies te praten, dat Lorenzo zich uitdoste als eer. dandy, en het park overstak, weer of géén weer; eiken avond opnieuw. Donderdags en Zondags, als de familie Carvajal op het kasteel dineerde', had Carmen met haar moederlyk instinct, gescherpt nog door een geheime en kwellende vrees al het doen en laten van dien hooghartigen, ridderiyker. en teergeliefden jongen gadegeslagen. En zy had gezien, hoe hij als een onbedachtzame vogel verstrikt was geraakt in de betoovering van Reina Solvadal, dat lieve schepseltje, aan wier zyde het hart van der. jongen, dat naar liefde smachtte, ging vergeten, wat hy geleden had door de zorgeloosheid van een andere vrouw, en zich misschien ging branden aan de zachte vlam van een ontluiker.de liefde, die ook in de oogen van Reina begon te flikkeren. Want het was een feit, dat Lorenzo geen praatje maakte met oom Juan, maar zich aan de piano vastklampte, waaraan de kleine ■"•«.vin Solvadal muziek maakte, en, onder voorwendsel van daarnaar te luisteren, zich dicht bij het Instrument neer zette. De pianiste speelde weinig doch vol doende, om te bereiken, dat Lorenzo er op afkwam, als geroepen. Dan sloot zy net boek, vergat de openstaande toetsenkast, en misschien, ook de rest van het gezelschap, en begon op haar suggestieve wyze te spreken, vol van aller lei aantrekkelijke wendingen, die den jongen boeiden zonder dat hij er zich van bewust was, dat zyn toegewijde houding en schitterende oogen een voldoende en klaar bewys van liefde waren. En Carmen beefde, bii het zien van die nieuwe liefde, die was opgekomen, om wellicht de gemoedsrust te verstoren, die de jonger, nog maar nauwelijks had teruggewonnen. In hooge mate ongerust, keek zij vorschend in net gelaat van Marilena en haar vader, verwachtend, dat zy daarin een uitdrukking van ontstemdheid zou ontdekken, hoe gering dan ook. Doch tot haar groote verwondering scheen noch de een, noch de ander zich rekenschap te geven van die toch zoo duideiyke houding van Lorenzo. Voor de moeder was het een kwelling. Reina was een ideaal schepseltje, en zij begreep heel goed, dat de jeugd van haar Lorenzo onder den in vloed kwam van haar bekoring. Maar tevens was zy bevreesd voor het geweldige verschil, dat de fortuin tusschen hen beiden had doen ont staan, en zy huiverde bij de gedachte, dat een nieuwe geestelijke ineenstorting Lorenzo be dreigde. En als de markies eens ging denken, dat Lorenzo jacht maakt op zoo'n rijk meisje als Reina Solvadal, en dat zy, de moeder, een oogje toedeed, om hem te helpen, zoo'n voor- deelige zaak tot stand te brengen? (Wordt ervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9