tKd vet&aal den da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
8»
I
Gelouterd
Canada bestaat vierhonderd jaar
PRACTISCH EEN ZELF
STANDIG LAND
KONINGINNEDAG
9-y jVV
Alle abonné's t&SSS^!"^S^SSSSrs&SSi Jflflft-SffiKKffHrffiïtSït'S ZSSr^f750.-ZStsr"^f250.-%^^%V"Xfl25.-lVIT^MISfS0.-^S'tS^t40.-hAs;iT-'S,£
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DONDERDAG 30 AUGUSTUS 1934
Elf millioen inwoners
Onrust in Baskenland
Zichtbare Radio-ont
vangst
Tegen straat-lawaai te
Londen
Wist u reeds...?
ZELr NIET MEER IN BESLAG GENOMEN
DE WA5CMTUD IS NU VRU GEKOMEN
Humor in het Engelsche
leger
Het land werd tweemaal ontdekt,
n.l. eenmaal door de Vikings
en zeshonderd jaar later
door de Franschen
De gevolgen van een Engelsche
radio-uitzending
den motorrijder
NAAR HET SPAANSCH
Canada gaat feesten: het bestaat vier
honderd jaar. Groote voorbereidingen
worden getroffen om dit feest te vieren.
Terecht, want, al is Canada in theorie te be
schouwen als een Britsch Dominion, het leeft
practisch een zelfstandig bestaan, dat het in
niets, of vrijwel niets onderscheidt van de on
afhankelijke landen, die naar eigen goeddunken
worden bestuurd.
Aanzienlijk grooter dan Europa, telt het land
niettemin slechts elf millioen inwoners, zoodat
er streken zijn, die nooit vermoede mogelijk
heden bieden, en die enorme rijkdommen aan
bosschen en velden bezitten.
Twee maal werd Canada ontdekt, eenmaal
door de Vikings, en zes honderd jaar later door
de Franschen. Francois I was het, die zijn ont
dekkingsreiziger Jacques Cartier in de gelegen
heid stelde naar Canada over te steken. Onge
twijfeld was de ontdekking der Noormannen
van grootere beteekenls als evenement, daar
zij in het jaar 1000 met hun kleine, tengere
maar uitnemend gebouwde scheepjes den storm-
achtigen Atlantischen Oceaan hebben over
wonnen en zonder aanzienlijke ongelukken de
Oostkust van Amerika hebben bereikt. Zes
eeuwen later was de tocht naar Canada zonder
twijfel minder heldhaftig, maar toch kan men
den Franschen de eer niet ontnemen, dat zij
het eerst van allen doelbewust naar het land
van overzee zijn getrokken, om daar een kolonie
te stichten.
Ten tijde, dat Cartier scheep ging, zeilde ook
de Florentijn Varrazanno langs de Oostkust
van Amerika zonder evenwel bepaalde studie
te maken van het gebied, dat hij boven de
huidige Vereenigde Staten wist te liggen. De
her-ontdekking van Nova Francia, zooals Ca
nada gedoopt werd, zou door de geschiedenis
aan de Franschen gelaten worden.
De aanleiding tot de opdracht, die de koning
aan Cartier gaf, zou, naar men zegt ontstaan
zijn tijdens een verblijf van den vorst in een
klooster. Hij onderging daar de stemmingen
van het kloosterleven, die hem riepen tot da
den, welke het heil van zijn ziel en de glorie
van zijn land zouden kunnen bewerken. Het.
eerste zou kunnen geschieden door predikers
naar Canada te zenden om er het geloof te
verkondigen, het tweede door zijn land te ver
rijken met het goud en de edelsteenen, die vol
gens het vermoeden van dien tijd in overvloed
in het nieuwe land aanwezig moesten zijn.
Door bemiddeling van kardinaal Le Veneur
leerde de koning Cartier kennen, een befaamd
piloot uit Saint Malo, een moedig en talentvol
man, wiens reputatie verder ging dan het
visschersdorp. Maar Cartier vond noch goud
noch edelsteenen. In de plaats daarvan trof hij
bosschen en stroomen en vruchtbaren grond
aan, die hij als onuitputtelijke bronnen van
welvaart voor zijn land beschouwde. Hij knoop
te betrekkingen aan met de bevolking, be
staande uit Eskimo's of Indianen. Enkele Fran-
sche families emigreerden en zoo ontstond zeer
langzaam een natie, die een eigen aanschijn
kreeg.
Onder Lodewijk XIV was Canada reeds tot
een respectabele Fransche provincie uitge
groeid. Maar in Noord-Amerika hadden zich
ook de Engelschen genesteld en spoedig ont
stond een rivaliteit, die niet de eerste was tus-
schen deze eeuwenoude rivalen. Er werd een
felle strijd gevoerd tusschen beide kolonisten,
die eindigde met de verovering van Canada
door de Engelschen, die numeriek verreweg in
de meerderheid waren.
Van toen af zou men verwachten, dat het
Fransche leven in Nova Francia zou uitsterven
doch niets is minder waar dan dat. Aanvanke
lijk werden zij vrij streng door de Engelschen
behandeld, maar zij wisten zich zoo politiek
aan te passen, dat zij binnen het kader van
het Engelsch bewind een volkomen zelfstandig
heid wisten te bewaren. Ook nu nog zijn het
Fransche element en de Fransche invloed van
dien aard, dat men, sprekend over Canada,
moet denken aan een volk, dat uit twee naties
ontstond en tot één geworden is. Deze dubbele
afkomst heeft een bijzonderen stempel op dit
volk gedrukt, dat in de wereld een bijzondere
reputatie geniet en in weerwil van zijn klein
aantal inwoners de streek beheerscht van aen
Atlantischen Oceaan tot aan den Stillen
Oceaan. In volkomen harmonie leven de ver
schillende elementen samen en de komende
feesten zullen daar getuigenis van afleggen.
Reeds het feit op zich zelf, dat Canada grenst
aan het land van een zoo machtigen nabuur,
met wien het in vollen vrede leeft, is een be
wijs, dat deze natie met zulk een klein zielen
aantal respect weet af te dwingen van de
zooveel grootere rijken in de wereld.
Londen, 25 Augustus 1934.
De B(ritish) B(roadcasing) CCorporation),
het monopolie-houdende Britsche Radio
instituut, heeft meer kritiek te verduren
dan eenlg ander lichaam of eenige andere in
stelling. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk
dat de meeste menschen minder aanstoot ne
men aan een slechte wet dan aan een slecht
nummer op het radio-program. En daar er zoo
wat 7 ys millioen ingeschreven luisteraars zijn,
en zelfs de B. B. C. niet „tout le monde et son
père" kan tevreden stellen, terwijl bovendien vele
menschen zich pas gelukkig voelen wanneer ze
ontevreden zijn, is het niet te verwonderen dat
Engelands Radio Corporatie het vaak hard te
verantwoorden heeft.
Des te gereeder mogen wij haar het mooie
succes gunnen, dat zij Juist geboekt heeft, niet
in Engeland maar in Spanje.
In de Baskische provincies aldus wordt uit
San Sebastiaan aan de Londensche bladen be
richt deden Donderdag wilde geruchten de
ronde volgens welke de Monarchisten, de helden
daden der Nazi's op 31 Juli te Weenen naboot
send, zich meester gemaakt hadden van het
radio-station te Barcelona.
En de geruchten, welke niet geringe onrust
onder de Basken gaande maakten, schenen maar
al te gegrond te zijn. Toen Woensdagavond eeni-
gen hunner Barcelona inzetten, hoorden zij den
kreet die, behalve bij monarchistische troebelen,
sinds meer dan drie jaren niet vernomen was
geworden: „Leve de koning van Spanje!" Zij
hoorden eenige vage opmerkingen maken, die
betrekking hadden op de Infante Isabella, en de
mooie Koningsmarsch, die in Spanje streng ver
boden is, daverde hun opnieuw in de ooren.
Het leed geen twijfel dat de Monarchisten
zich meester gemaakt hadden van het Radio
station te Barcelona.
Den volgenden dag sprak iedereen er van.
Groote ontsteltenis heerschte alom in het Bas
kenland. En de ontsteltenis was des te grooter
omdat zij, die den vorigen avond naar den om
roep van Barcelona geluisterd hadden, eigenlijk
maar weinig wisten te vertellen. Het was zoo
onduidelijk geweest, soms had men in het ge
heel niet kunnen verstaan wat gezegd werd.
Maar één ding was duidelijk: de Monarchisten
waren bezig èen tegenrevolutie te maken.
Om nu tot de B. B. C. terug te keeren, deze
heeft een aanvang gemaakt met het rappor
teeren in radio-vorm van „historie occasions". Als
no. 2 stond Woensdagavond op het program:
„Crisis in Spanje, 12 tot 15 April 1931".
De B. B. C. gaf zonder commentaar de feiten
en gebeurtenissen weer, zooals zij drie en een
half jaar geleden vervat waren in radio- en
persberichten, maar zij luisterde het nieuws op
door middel van een decoratie, bestaande uit
schreeuwende volksmassa's, schietende militai
ren en volkslied-zingende loyalisten. Het was
dit nummer dat een aantal Basken te hooren
hadden gekregen.
De B. B. C. mag, als niemand anders het
doet, zichzelf gelukwenschen. Zij heeft de
„sfeer" van een revolutie in Spanje zoo goed
weergegeven dat de Spanjaarden die verstand
hebben van revolutie er in gevlogen zijn. De
ontevreden luisteraar, die zijn ingezonden stuk
voor de „Daily Telegraph", waarin hij betoogde
dat men in Spanje zóó geen revolutie maakt, al
gereed had, heeft na dit Baskische testimonium
zijn ontevredenheid en zijn brief zeker kunnen
inzouten.
De verbeteringen, die steeds in het radiotoe
stel, terwille van de koopers, moesten worden
aangebracht, maakten het noodig steeds
ingewikkelder apparaten te bouwen, die den
fabrikant dikwijls voor bijna onoverkomelijke
moeilijkheden plaatste.
Daarmede gaat nog een ander probleem ge
paard, n.l. het beproeven van de toestellen. Dit
onderzoek naar verrichtingsmogelijkheden van
de toestellen, zooals dit tegenwoordig wordt ge
daan, jaagt den fabrikant op hooge kosten.
Voor de beoordeeling van een modem toestel
zijn tallooze metingen van elk der onderdeelen
noodzakelijk, waarvan het resultaat tezamen
gevat eerst uitsluitsel over de prestaties van
het geheel kan geven. Afgezien nog van de
kostbare instrumenten, die daarvoor noodig
zijn, vordert dit onderzoek aanzienlijk veel tijd.
Het valt dus licht te begrijpen, dat men naar
een eenvoudiger werkwijze zocht. Deze is nu
uitgevonden. Als indicator werd bij de nieuwe
wijze van onderzoek de Braumsche lamp ge
bruikt. Door deze in verbinding te brengen
met een nieuw geconstrueerden meetzender, is
het gelukt de werkwijze van het te onderzoe
ken toestel als levend beeld zichtbaar te maken.
Daardoor kan nu aan alle interessante bij
zonderheden, zooals selectie, gevoeligheid, door
latingsbreedte enz., aandacht geschonken wor
den. Men kan nu direct zien welk onderdeel
van het toestel niet goed functionneert.
In den strijd tegen het straatlawaai heeft
Londen reeds de eerste successen geboekt. Het
ministerie van verkeerswezen heeft een zóne
van het zwijgen geschapen, die binnen een
cirkel ligt met Travalgar Square als middelpunt
en een straal van zeven mijl. Binnen deze zóne
mag na elf uur 's avonds niet meer getoeterd
worden. Dit uur is zoo tijdig gekozen, om het
gebruikelijke lawaai der voertuigen na het slui
ten van theaters onmogelijk te maken. Niet al
leen dat de zenuwen van den stedeling gespaard
worden, maar ook het aantal verkeersongeval
len vermindert, omdat de rijder tot grootere
voorzichtigheid wordt gedwongen.
1SIIIIIIIIII
llllllllll£
Is er één dag in den lande,
Die zoo algemeen den geest
Van het volk weet op te wekken
Tot een uitgesproken feest?
Maanden duurt de voorbereiding,
1 Maanden is men aan den slag
1 Om den luister bij te brengen
Voor dien nationalen dag!
Want ons hart klopt voor Oranje,
En het Neerlandsch rood, wit, blauw,
I Dat zoo krachtig wordt gedragen
Door de koninklijke Vrouw!
Vreugde maakt zich altijd losser
I Van djzn dagelijkschen dwang,
I Door 't ontplooien van de vlaggen,
Door festijn en door gezang.
Want het is nog steeds de jubel,
Die naar buiten uitdruk geeft
Aan het werk'lijke gevoelen,
Dat in 's menschen harte leeft.
Neerland eert zijn Koninginne,
Zij, de draagster van 't gezag,
Door zijn vreugde uit te juichen
Op den nationalen dag!
God gaf ons de Koninginne,
God gaf ons ons stukje grond,
Dus ons hart klopt voor Oranje
I En die hartklopis gezond!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden).
ÜïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHmiiiiiimiiiiiiiiim
....dat in de stad Temisvar een hoogeschool
voor zigeunermuziek is opgericht? Men rekent
dat er rond 40.000 musiceerende Zigeuners zijn,
zoodat de stichting van een dergelijke acade
mie volkomen gerechtvaardigd is.
....dat uit een sparrenboom ongeveer 20.000
paar kunstzijden kousen te maken zijn?
....dat de Duitschers heden per man nog
50 liter bier bier per jaar drinken, terwijl zij
het vóór den oorlog zelfs tot 90 liter brachten?
dat men tegenwoordig tabaksoorten
kweekt, die nicotine-vrij zijn? Meer dan zes
van deze hoogwaardige tabakken zijn er reeds
bekend.
....dat de mode van de schoonheidskonin
ginnen thans zelfs naar Japan is overgedragen?
De mededingsters namen in geheel Europee-
sche kleeding aan den wedstrijd deel.
....dat de politié-agenten te San Francis^?
allen met een draagbaar radiotoestel zijn uit
gerust? Met behulp hiervan kunnen zij zich
in rechtstreeksche verbinding met hun bureau
stellen.
Op zekeren morgen stond Tony Bucket,
eigenaar der gerenommeerde hoedenzaak
van Bucket Co. voor z'n winkel naar
buiten te kijken. Het was nog te vroeg voor de
klanten en hij verkeerde in slechte stemming.
Eensklaps hoorde hij een geweldig lawaai voor
z'n deur, een lawaai veroorzaakt door het ge
ronk van een motorfiets, het rinkelen van ge
broken glas en het geschreeuw van voorbij
gangers.
Snel als de bliksem was hij buiten de deur
en daar zag hij het. Een motorrijder was in de
spiegelruit van een zijner etalages gereden, ge
lukkig niet in de grootste. De jonge motorrijder,
in elegant sportcostuum. een beetje bleek en
door een glassplinter in de hand gewond, tracht
te door achteruit rijden z'n fiets van de om
hem heen liggende glasscherven te bevrijden.
Het voertuig zag er wel erg gehavend uit, maar
was overigens dank zij de prima constructie en
uitstekende reminrichting, nog zeer goed bruik
baar.
Tony Bucket was woedend en ging geweldig
te keer.
Een beetje verlegen, maar toch vriendelijk
glimlachend en met een geruststellende hand
beweging, wendde de jongeman zich tot Bucket
en de omstanders: „Ik vraag u wel excuus, maar
het is gelukkig alleen maar de ruit. Bij dit on
geluk is één gelukje. M'n vader is glazenmaker.
Ik laat m'n fiets hier achter in pand. De zaak
komt direct in orde."
De woorden waren z'n mond nog niet uit of
hjj snelde weg. De omstanders wisselden ijverig
van gedachten over het geval en er werden
grappen verkocht over de voor het vaderlijk
beroep zoo voordeelige sportieve eigenschappen
van den zoon.
Het duurde geen 5 minuten of de jongeman
was terug in gezelschap van z'n vader, een
flink gebouwden grijskop in een blauwen werk
kiel. Z'n leerjongen en hij droegen een groote
glasruit, ongeveer van de vereischte maat.
„Daar zijn we," zei de jongeman en bood nog
maals, vriendelijk glimlachend, mijnheer Bucket
z'n excuus aan voor de door hem veroorzaakte
last en moeite. Over zoo'n loyaal optreden gaven
de omstanders hun bijval te kennen en ook mijn
heer Bucket knikte hem vriendelijk toe.
„Nu ja," sprak hij vergoeilijkend, „een onge
lukje kan iedereen overkomen en als z'n vader
de schade vergoedt
Een oogenblik later sprong het jonge mensch
op z'n fiets, zette den motor aan en reed, allen
vriendelijk toewuivend, weg.
De glazenmaker en z'n leerjongen zetten de
ruit in. Van boven en langs de kanten werden
smalle strooken van 't glas afgesneden: er werd
gemeten en gepast en eindelijk zat de ruit in
de sponning.
„Haalt uw zoon wel eens meer zulke grappen
uit?" vroeg de hoedenwinkelier lachend aan
den ouden man.
„Grappen? Hoezoo?"
„Die glasruit is toch een aardig schadepostje
zou ik zeggen."
„Acht pond," luidde het zakelijke antwoord.
„Een aardig bedrag en dat neemt u zoo kalmp
jes op?"
De glazenmaker keek op en zag mijnheer
Bucket en 't publiek beurtelings verwonderd
aan.
„Hoe zoo opnemen? Wat opnemen?" vroeg hij.
Eensklaps ging Tony Bucket een licht op.
Tegelijkertijd vertoonde zich op de gezichten
der omstanders een stomme grijnslach.
„Die Jongeman
llll IIIllllllllllllllllllllllllll
van zoo even, De yader van
die met de mo- r
RA Ut OO
Lang vertoefden we echter niet op de Maan.
Het landschap was van een eigenaardige be
klemmende bekoring. Van een levend wezen was
echter niets te ontdekken. Na een poosje te
hebben rondgewandeld, begaven we ons weer in
den kogel De deur werd hermetisch afgesloten,
de professor ontstak de kanonnen en we ver
lieten de maan weer.
De reis terug naar de aarde verliep vrij vlot.
Geleidelijk kwamen we nader en weldra kon ik
weer iets onderscheiden. Onafzienbare sneeuw
en ijsvlakten doemden voor ons oog en de pro
fessor stelde de remkanonnen weer in werking.
Daar bleek plotseling dat de amunitievoorraad
snel aan 't verminderen was en onze daalsnel
heid werd in plaats van geringer steeds grooter.
Al nader en nader kwam de aarde, dat wil zeg
gen de sneeuw en ijsvelden.
Door de groote snelheid waarmede wij door
het luchtruim vlogen werd de metalen bo! waar
in we ons bevonden steeds warmer door de
wrijving der lucht. Angstwekkend snel kwamen
de dingen nader, steeds heeter werd het in den
kogel, het angstzweet brak mij uit, ik gaf een
gilen blikte in de oogen van een eskimo
vrouw die over mij heen gebogen stond.
Langzamerhand herinnerde ik mij wat er ge
beurd was. Daar kwam Oom Sydney aan en
uit zijn mond vernam ik wat er gebeurd was.
Toen ik doordat ik in een ijsspleet stapte mijn
bewustzijn had verloren, had Oom mij in mijn
slaapzak gerold, op de slede gelegd en was
zoo met mijn voortgetrokken over het barre
ijsland. Uur aan uur liep hij zoo voort en hij
twijfelde of er ooit hoop zou bestaan dat we
het er beiden levend vanaf zouden brengen
torfiets, is toch
uw zoon?" infor-
meerde de hoe-
denwinkelier.
„Mijn zoon? Ik heb geen zoon. Ik denk, dat
het uw zoon is."
„De mijne?"
„Dat heeft hü me gezegd."
Er volgde een algemeen gelach onder de om
standers. Mijnheer Bucket werd rood van toorn
en riep om de politie.
De glazenmaker bleef kalm, waar eischte be
taling voor z'n glasruit en wel onmiddellijk.
„Ik heb die ruit niet besteld!" schreeuwde
Bucket.
„Dat kan wel zijn. maar ik heb het glas te
goeder trouw er in gezet."
„Dat is zoo!" riepen eenige toeschouwers.
Een der nieuwsgierige kijkers raadde spot
tend: „Haal de ruit er maar weer uit!"
„Dat gaat toch niet," protesteerde de glazen
maker. „Ik heb de glasruit op maat gesneden
en nu spreek ik nog niet eens van het arbeids
loon."
De algemeene opinie verklaarde zich tegen den
hoedenwinkelier. Hem bleef niets anders over
dan te betalen. Gelukkig was hij verzekerd.
„Dat jongemensch op die motorfiets is een
doortrapte fielt," meende de glazenmaker, die
zich nu min of meer verplicht achtte, uiting te
geven aan z'n leedwezen over de door mijnheer
Bucket ondergane behandeling.
„Misschien wordt hij wel gepakt," meende een
bejaard heer onder de omstanders.
Maar Tony Bucket bromde tusschen de tan
den: „Dat heerschap? Geen kwestie van. Die
ziet er niet uit, alsof hij zich zal laten pakken."
Een kwartier later reed de hupsche jongeman
aan het andere eind der stad weer in een groote
winkelruit. De oude kerel in z'n blauwen werk
kiel was wel degelijk z'n vader. De winst werd
tusschen vader en zoon gedeeld.
De „Evening Standard" vertelde onlangs
de volgende vermakelijke geschiedenis in
verband met de manoeuvres te Aldershot:
Een cavalerist draafde over een brug over de
Wey te Elstead, ofschoon voor manoeuvre-doel
einden aangenomen werd dat deze brug niet
bestond.
„Hei!" schreeuwde de sergeant die bevel
voerde over de verdedigings-patrouille, „je kunt
niet over die brug gaan ze is er niet! We
doen alsof 't een ziedende stroom is."
„Dat weet ik," antwoordde de cavalerist. „En
ik doe alsof ik er over heen gezwommen ben."
Den volgenden dag bevatte de „Daily Ex
press" dezelfde aardigheid in eenigszins andere
bewoordingen.
De „Evening Standard", die de primeur ge
had had, moet eenigszins verlegen geweest zijn
met het briefje dat zij nóg een dag later ont
ving van brigade-generaal A. F. Thomson, die
aan het blad schreef dat deze „mop" elk jaar
tijdens de manoeuvres de ronde doet. Hij, gene
raal Thomson, had haar 't eerst verteld lang
geleden. Het voorval had plaats in 1911 of 1912
gedurende de manoeuvres te Burford Bridge, in
Oxfordshire. En kapt. T. C. Murdie, van de
Royal Scots, was de held van de geschiedenis
geweest.
Het is voor ons, journalisten, niet prettig,
wanneer wij zoo op heeterdaad betrapt worden
op het vertellen van oude geschiedenissen als
kersversch, en de „Evening Standard" en in
direct ook de „Daily Express" waren'eenigszins
geblameerd. Maar het eerste blad bekende man
moedig ongelijk door de mededeeling van gene
raal Thomson af te drukken.
En hiermee zou de geschiedenis afgeloopen
zijn wanneer niet „Punch" tot de ontdekking
gekomen was dat in zijn nummer van 27 April
1910 onder een teekening van Mr. G. D. Ar
mour het volgende gestaan had:
Officier: „Hei daar! Je moet niet over
steken! Zie je dan die kennisgeving niet? Die
brug wordt verondersteld vernietigd te zijn."
Mindere: „O, dat is goed! Ik word ver
ondersteld er over heen te zwemmen."
En hiermee is de geschiedenis uit. De eenige
conclusie die ik er uit trekken kan is deze dat
kapt. T. C. Murdie, van de Royal Scots, in 1910
wél, en generaal Thomson niet een lezer van
Punch was.
35.
In haar volstrekte eerlijkheid kon mevrouw
Carvajal die gedachte niet verdragen. Ver
schillende malen had zij op het punt gestaan,
cm eens vertrouwelijk met Lorenzo te praten.
Doch zij hield zich in bij de gedachte, dat de
jongelui de ware strekking van de vriendschap,
die hen verbond, misschien niet eens kenden.
Wellicht beschouwden zij zich asl opperbeste
vriendjes niets meer dan dat. Mischien had
den ze er niet eens aan gedacht, dat ze van
elkaar konden gaan houden, en zouden de
onvoorzichtige woorden van een derde de uit
werking hebben van een lont, die in 't kruitvat
geworpen wordt. De zorgelooze en onnoozele
houding van de jongelui zelf, htm rondborstige
eerlijkheid, het natuurlijke en eenvoudige van
al hun doen en laten, gaven heel duidelijk te
kennen, dat ze nog in dat heerlijke stadium
verkeerden van de liefde, die zich nog niet van
zichzelf bewust is.
Ook de gedachte aan het aanstaande vertrek
van Marilena naar Madrid hield haar terug,
lederen winter ging zy naar de Jioofd-stad, en
dit jaar stond op het programma, dat ze Reina
meenam, teneinde haar officieel voor te stellen.
De winter duurde lang, en in dien tijd zouden
andere mannen voor de oogen van het meisje
oprijzen, die langzamerhand de onbeteekenende
figuur van Lorenzo Carvajal in haar herinne
ring zouden doen vervangen. Bovendien zou ze
een anderen kijk op het leven krijgen, zou ze
de voordeelen van haar positie leeren bereke
nen, en zonder moeite begrijpen, dat een ge
ruïneerd jongmensch als haar zoon geen partij
was voor een meisje als gravin Solvadal. Bij
de gedachte daaraan voelde zij een stekende
pijn in haar hart, om haar armen Lorenzo. Hij
zou in ieder geval moeten lilden, dat was onver
mijdelijk. Wéér zou zij donkere kringen zien
om die verstandige en levendige oogen, en rim
pels van ongerustheid op dat peinzend voor
hoofd, en een bitteren trek om dien fynbe-
sneden mond weer zou zijn uiterlijk somber
wezen, zijn gelaat vermoeid, en zijn stem, die
thans van geluk scheen te trillen, gebroken.
Haar arme Lorenzo.
En onderwijl de moeder leed onder het voor
gevoel van een nabije smart, doorleefde Lorenzo
de gouden uren der illusie, in de meest geluk
kige onbewustheid. Hij zocht Reina. Hij zocht
haar vol verlangen, zonder zich er rekenschap
van te geven, dat die allesoverheerschende drang
de uiting was van een nieuwe liefde. Gedurende
den dag had hij haar voor oogen, zoolang hij
met zijn werk bezig was, dat in deze dagen van
najaarsstormen en regenvlagen bijzonder moei
lijk was. Zoodra het avond werd, begaf hij zich
in volle vaart met zijn Citroën naar huis, of
te paard in gestrekter. galop, in de vage hoop,
dat hij haar in het park zou treffen, als ze
terugkwam van haar wandeling met Francisquin
of in het paviljoen, waar ze samen met Mari
lena menigmaal bij zijn moeder thee kwam
drinken. Als hij dan het geluk had, om haar
op den weg te ontmoeten, luisterden de oude
boomen, ongetwijfeld met de grootste verbazing,
naar den gullen lach en de tooverwoorden der
jeugd, als een harmonie, reeds lang vergeten
in den eerbiedwaardigen omtrek van het park.
En als hij haar bij zich thuis aan den haard vond,
tusschen zijn moeder en Marilena, maakte een
uitbundige opgewektheid zich van hem meester,
die de anders zoo sombere ruimte van het huis
met vrooolijke klanken vervulde. Dim achtte
hij den last van den heelen dag, de onzeker
heid, die hem onderweg gekweld had, kortom
alle verdrietigheden en vermoeienissen, wel be
steed als hij in ruil daarvoor de ietwat
plagende stem van Reina mocht vernemen,
waarin evenwel ook iets als teederheid trilde, die
niet aan zijn ontwaakte opmerkzaamheid ont
snapte, als zij hem begroette, en hem zijn
kopje warmgehouden thee aanbood, en het beste
zitje bij den haard.
Mevrouw Carvajal vroeg zich vol verbazing
af of Marilena dan werkeiyk niets zag. Het
was toch zoo duideiyk! Doch Marilena was veel
te veel in haar eigen gedachten verdiept, om
haar aandacht te besteden aan wat er in het
leven van anderen plaats had.
XIII
UIT REINA'S DAGBOEK
Aledo, 1 November
Vandaag is de droeve dag bij uitstek. De
morgen is nog vroolijk, en de klokken van de
parochiekerk hebben jubelend het feest van
Allerheiligen verkondigd. Maar na den middag
hebben ze een ernstig en somber geluid laten
hooren. 's Morgens hebben we de Mis byge-
woond in de kapel van het kasteel, maar
vanavond zyn we allemaal behalve groot
vader die met Olave en Francisquin thuis
gebleven is naar de parochiekerk gegaan.
Zoodra ik eenigszins gewend was aan de
omgeving, die een oogenblik myn aandacht had
afgeleid, trachtte ik in mezelf te keeren, en bad
ik vurig voor de ziel van myn ouders. Naast
my liet tante Mariler.a godvruchtig de kralen
van haar rozenkrans door haar genandschoende
vingers giyden. Haar gelaat was als uit manner
gehouwen, zy zat daar onbeweegiyk, met ge
sloten oogen. Aan den anderen kant naast me,
zat mevrouw Carvajal, in haar zwartei. mantel,
de oogen op het altaar gevestigd. En in het half
donker van een nis dicht by me, verhief zich
de hooge gestalte van Lorenzo, in vrtlwel mili
taire houding, met de armen over zijn borst
gekruist, en met een hoogst eerbiedige uitdruk
king op zyn gelaat.
Toen de laatste tonen van het „Libera me,
Domineen het laatste „Requïescant in
pace" waren weggestorven, bevond ik my weer
in den auto, tegenover tante Marilena en
mevrouw Carvajal, terwyi Lorenzo het stuur
van den chauffeur overnam. De klokken bleven
somber luiden, de zon was geheel en al ver
dwenen, om plaats te maken voor een naar
geestige' schemering, en onder het suizen van
den opkomenden wind daalde de duisternis, en
maakte het stemmige beeld van Alierzieler.-
avond volledig.
Gedurende den rit sprak niemand een woord,
wy allen waren verdiept in onze eigen gedach
ten. Toen wy op het kasteel aankwamen,
noodigde grootvader de familie Carvajal aan
tafel. De avond duurde kort. Er heerschte een
gedrukte stemming. Alles maakte op mij een
diepen indruk van treurigheid. De Carvajals
gingen om tien uur weg.
Een scherp en langgerekt gefluit, het ge
rammel van de ramen, het doffe geruisch van
dwarrelende bladeren, en het telkens terug-
keerende flakkeren van het electrisch licht, be
wezen, dat de vage aanduidingen van de
schemering in vervulling gingen, en dat een
van die hevige najaarsstormen onmeedoogend
de boomen in den tuin en het park schudde.
Myn slaap werd menigmaal onderbroken door een
toestand van halfbewustzijn, waarin ik den
woedenden orkaan hoorde loeien en huilen tegen
de stevige muren van het groote huis, en veel
vuldig' gestoord door vreeselyke visioenen.
2 November
Een verschrikkeiyke storm heeft zich ont
ketend. Toen ik opstond, op dezen gedenk-
waardigen Allerzielendag, bleef ik een heele
poos als verbysterd staan voor die ongekende
woede der elementen. De hooge, eeuwenoude
boomen van het park werden heen en weer ge
slingerd als gewonde reuzen, terwyi hun krui
nen afgebroken en vernield werden. De grond
in den tuin was een tapyt van afgerukte
bloemen. De wind. joeg ze met geweld by de
hoeken van het oude gebouw bijeen. En temid
den van het gieren en kraken van den storm,
viel de regen met luid gekletter in stroomen
neer. De dag liet zich al dadeUjk duister en
dreigend aanzien.
De mensch'en waren met schrik bevangen.
Een oude opzichter zei, toen hy het huis ver
liet:
De storm komt uit zee opDe wind is
laagDaar zullen ze later over praten!
Tante Marilena en ik brachten tezamen den
dag door bij het raam van den salon, die op
het Oosten uitziet. Ik las grootvader een poos
lang voor uit zijn lievelingsboek, daarna gaf ik
Francisquin les wat duurde de dag lang!
en toen het avond werd, moesten ze een vuur
in den haard aanleggen, wegens de vochtig
heid. Olave zorgde voor een ouderwetsche ver
lichting, met kaarsen op groote zilveren kan
delabers. De storm heeft nJ. twee palen van
het electrische lichtnet omvergeworpen, en de
Hemel weet, wat hy nog verder heeft uitgericht,
en hoeveel avonden we nog in het donker moeten
zitten. De familie Carvajal beter gezegd:
de rentmeester is niet gekomen. Hoe zou
dat ook ook kunnen?
(Wordt vervolgd.)