Uit de Septembermaand 1917 3ïet vetfiaal van den daa PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd ■1 rf_ BENEDICTUS XV DE HEI MEER STILTE VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1934 Uit Scheidemans brochure ,JPapst, Kaiser und Sozialdemocratie Belangwekkend docu ment Een Beethoven ont dekking Enorme vuurtoren Een vischwedstrijd met tragischen afloop Het einde van een paai prettige dagen De Spook-Minaret meTzou ïfw^er j De itlVdl i?l de tl j krachten geko- afgodstempel men zijn. Dit'zou f Nieuwe vondsten in Kreta en Griekenland AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH In September 1917 valt het groote vredes offensief van den grooten vredes-Paus Bene- dictus XV, dat tenslotte hoofdzakelijk dood liep door de halsstarrigheid en grootheidswaan zin der Duitsche keizerlijke diplomatie. In Mei 1921 gaf de vroegere sociaal-democratische Rijkskanselier Ph. Scheidemann een brochure uit, die groot opzien baarde, want zij onthulde de nobele vredespogingen van Benedictus XV in 1917. Scheidemann was in het bezit gekomen van verschillende documenten. De brochure had des te méér waarde, daar zij samengesteld was door een man, die allesbehalve Roomsch gezind was, maar aan de waarheid eer wilde doen. De brochure had tot titel „Papst, Kaiser Urid Sozialdemocratie" en was verschenen bij den „Verlag für Sozialwissenschaft, Berlin". Scheidemann heeft uit zijn materiaal twee dingen ervaren: Ten eerste, dat de keizer in den zomer 1917, tenminste een tijd lang, achter de coulissen even ijverig op vredesbemiddeling aandrong als de sociaal-democratie in het open baar. En ten tweede, dat de partijleiders in den Rijksdag nog erger misleid zijn dan men heeft gedacht. De vredesmogelijkheid van 1917, toen ook de conferentie van Stockholm plaats had, is veel grooter geweest dan men tot dan toe heeft geweten. De keizer wilde de macht der Katholieke Kerk gebruiken om tot vrede te geraken. In 1917 had de keizer een gesprek met den Pauselijken nuntius in Beieren, Mgr. Pacelli, den tegen- woordigen Kardinaal en Staatssecretaris van Pus XI. De keizer zeide, dat de Katholieke Kerk de aangewezen instantie was voor de vredes- propaganda. Hij prees het werken der sociaal democratie in dienst van den vrede. Door ano- nyme brieven en andere middelen werd op den keizer invloed uitgeoefend, om in hem het ver langen naar vrede te vernietigen. En als altijd was de keizer daarvoor maar al te toegankelijk. Hy schreef in dezen tijd bij een brief uit Wee- nen, die over vredesbemoeiingen ging, kant- teekeningen, die niets aan duidelijkheid te wen- schen overlieten. Bij een brief, die wees op een burgerlijken Rijksdag-afgevaardigde (zonder twijfel Erzberger!) als medeweter van vredes pogingen, die met instemming van Weenen, van Zwitserland uit werden ondernomen, kant- teekende de imperator: „Wat 'n hond!" en „Wat *n schoft!" Merkwaardige opvattingen had do keizer over de „mflitarische Verhaltnisse des Vatikans". Nuntius Pacelli sprak eens van zijn vrees, dat de „straat" tegen den Paus zou kunnen losstor men, voor het geval dat de oorlog ongunstig voor Engeland en dientengevolge ook voor Italië zou afloopen. De keizer antwoordde, dat, voor zoover hy de plaatselijke omstandigheden kende, het gepeupel het vestingachtige Vatikaan absoluut niet kon bestormen. Daar/oor waren 15 c.M. kanonnen noodig. En dan de zwarte adel zou zich ter beschikking stellen. En buitendien had men in het Vatikaan voor zorgsmaatregelen getroffen. Men had daar 30 000 geweren', een millioen patronen en 25 machine geweren. Scheidemann verklaart: De nuntius moet erg verbluft zijn geweest! De Paus had het plan opgevat, om allen oorlogvoerenden mogendheden een onderhande- lingsvoorstel voor te leggen. Het gewichtigste punt betrof België. Het bezette Fransche gebied en tevens België moesten worden ontruimd. De algeheele zelfstandigheid van België moesten Duitschland, Engeland en Frankrijk waarbor gen. Scheidemann geeft een exposé, waaruit blijkt, dat de Duitsche diplomatie de zaak om keerde, waarborgen verlangde ten opzichte van België en door halsstarrigheid het plan van den Paus deed mislukken. Hoezeer de curie probeerde, om op Duitsch land invloed uit te oefenen, om de gewenschte verklaring omtrent België te verkrijgen, blijkt uit het rapport van den Botschaftsrat von Hin denburg, dat den 30en Augustus 1917 uit Bern aan den Kanselier Michaelis werd afgezonden. Het rapport houdt zich bezig met 'n onderhoud met een vertegenwoordiger van den Paus over de Pauselijke vredesnota. Hier is het document: „Met den meest emstigen aandrang wees Monsignore M., secretaris van Mgr. Pacelli, op het gewicht van de Pauselijke nota en haar beantwoording. Evenals de dom van Sint Pieter zijn omgeving, zóó overtreffe deze actie de ver warde vredespogingen der Internationale. Mon signore liet vertrouwelijk doorblikken, dat de voorbereiding van het document niet geheim was gehouden voor de oorlogvoerende mogend heden. De informaties aan de Centralen moes ten dieper gaan, omdat van hen in den nood de zwaarste offers moesten worden gevergd. Maar ook de Ententeregeeringen zouden niet door de nota worden verrast. Dit medeweten was nood zakelijk, want de Paus wilde en kon zich aan geen enkelen kant blootstellen aan een refus. Alles kwam aan op inhoud en toon der ant woorden, die de Centralen den Paus zouden geven en onder deze antwoorden had natuurlijk het Duitsche de grootste beteekenis. Engeland en Frankrijk wilden dit antwoord afwachten, alvorens zelf te antwoorden. Monsignore M. hoopt, dat het Duitsche ant woord niet scherp zal zijn en dat het vooral geen beschouwingen zal bevatten over het ont staan van den oorlog en daarover, dat de oorlog voor Duitschland een verdedigingsoorlog is. Ge- wenscht wordt 'n sympathiek nader ingaan op ontwapening, arbitrage en vrijheid der zee en vooral was wenschelijk een duidelijke uiting over de ontruiming van België en van het be zette Frankrijk. Dit kon in verbinding worden gebracht met de teruggave der Duitsche kolo niën. Hij hoopte verder, dat de Duitsche nota een warmen, humanen toon zou aanslaan, dat zij bijvoorbeeld hartelijk leedwezen van Duitsch land zou uitdrukken over het treurige lot van België, der bezette Fransche departementen, van Servië en Roemenië. Als de nota, vooral ten opzichte van België, bevredigend zou uitvallen, dan was Monsignore er van overtuigd, dat ook Engeland den Paus tegemoet zou komen. En Engeland was nu een maal het gewichtigste nummer der Entente. Ik vroeg, wat Amerika en Rusland zouden doen. Monsignore zeide, dat de Pauselijke nota accoord ging met de Russische formule: geen annexaties, geen oorlogsschatting. Wat Amerika aanging, dit land werkte met dezelfde energie voor den oorlog als indertijd voor het door steken van het Panamakanaal, dat vele jaren had geduurd en nog niet ten einde was. Zoo lang konden Frankrijk en Engeland echter niet wachten, en last not least ook Italië niet. Als Frankrijk en Engeland een einde wilden maken, dan zou Amerika geneigd zijn, om van den duren Europeeschen oorlog af te zien. Ik vroeg Monsignore, of hij niet van meening was, dat bij alle calculaties der Entente de duik bootoorlog de beslissende factor was. Monsig nore ontkende dit. De duikbootoorlog vormde een zéér pijnlijke bezwaring der actie, maar een uitslag gevende factor was hij niet. De Pauselijke actie was de laatste groote goed- gemotiveerde actie, om het uitgeputte Europa, een paar stappen voor den afgrond, te redden. Als deze actie zou mislukken, dan kon men zich de toekomst niet donker genoeg voorsteilen en vooral het lot der Centralen zou verschrik kelijk worden. (Hoe vreeselijk is deze voorspel ling van den Paus uitgekomen!) Dit moest Mon signore met droefheid bekennen en hij hoopte, dat de nota der Centralen de bevrijdende woor den zou bevatten, waarnaar honderden mi!- lioenen met groot verlangen uitzagen." Nu komt er rustl Nu zijn over bodige geluidssignalen verboden (f 75. boeteI). 'tWerd tijd: ze toeterden er maar op losl Wie Na de voltooiing van „Fidelio" maakte Beet hoven plannen voor verdere opera's en merk waardig genoeg één met als onderwerp „Me- lusine" van Grillparzer. De Weensche muziek-historicus, Raoul B'ber- stein nu, heeft een tot nog toe onbekend ont werp van een opera van Beethoven ontdekt. Het was gecomponeerd naar een libretto van Emanuel Schikaneder, welke ook het libretto van de „Zauberflöte" heeft gecomponeerd. Het is getiteld: Vestaalsch vuur, Een Groote Helden- Opera in Twee Bedrijven." Beethoven had 81 pagina's van de partituur van de eerste acte beschreven. Toen kwam hij blijkbaar tot de conclusie dat de tekst van Schikaneder niet voor hem geschikt was. De handeling was te mechanisch, het thema te onbeduidend, en de taal te hoogdravend. Er heeft nog een andere componist aan het libretto gewerkt, n.l. Josef Weigl en zijn opera werd in Augustus 1805 in Weenen opgevoerd, maar in November van dat jaar was zij reeds van het repertoire verdwenen. WARSCHAU, 5 Sept. (Reuter.) Te Rozewo, in den Poolschen corridor, bevindt zich de sterkste vuurtoren van de Oostzee, genaamd naar den grooten romanschrijver Stephane Ze- romski. Deze vuurtorenis uitgerust met verschil lende der modernste hulpmiddelen, als radio, 'n schijnwerper ter sterkte van 6 millioen kaars, enz. Thans is een sirene toegevoegd waarvan het geluid gehoord kan worden op een afstand van de kust van 10 mijl, welke van groot nut zal blijken te zijn voor de scheepvaart. Een vischwedstrijd, die plaats vond tusschen vader en zoon heeft aan den eersten, Louis Barre uit Nice, beide oogen en de linkerhand gekost, 's Morgens gingen beiden uit om een dag forellen te gaan visschen in de Siagne en ze besloten ieder afzonderlijk te gaan en des avonds hun vangst te vergelijken. Kort daarop werd de zoon opgeschrikt door tMiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii lllllllllllllllllllllllllllic: Het vermaak, aan strand en bosschen I Is nu langzaam aan voorbij, En de laatste schoonheidsproeve 1 Is het bloeien van de hei! 1 Paarsrood strekt ze tot den einder In haar wondere kleedij, I Ieder praat nu van haar kleuren Als een neergelegde sprei! En als vogels, die aan trek zijn, Zoo, des Zondags, trekken wij Naar de schoonheid en de blijdschap En de vrijheid van de hei! E Autobussen, motorfietsen, En de fietsers, zij aan zij, Gaan dan als ter bedevaarte, 1 In onafgebroken rij! En wanneer de najaarszonne, Ongekunsteld, hitte-vrij, Daar als stuifgoud ligt gepoederd Over 't ericaansch getij, Dan verstaat men ook de schoonheid 1 En men denkt: men moge mij Voortaan steeds van harte wenschen laar de pracht der.... Mookerhei! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) ailllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllii;: een hevige explosie, die gevolgd werd door luide kreten. Toen de jongen toesnelde, zag hij zijn vader, die hevig aan handen en gelaat bloedde. De vader had n.l. een recordvangst willen maken om zijn zoon te verrassen en daartoe had hy getracht dynamietpatronen in het water te laten ontpoffen. Een van de patronen ging echter te gauw af. Dezer dagen stonden Bennie Renkevich en Joe Solski gemoedelijk een praatje te maken in een drukke straat te New-York, toen iemand met zijn auto naast hen stopte en de verleide lijke vraag tot hen richtte: „Wat zouden jullie denken van een biertje, jongens?" Het voorstel viel in goede aarde en gezamenlijk ging het drietal op pad. Telkens opnieuw werd aangelegd voor een biertje en de consumptie werd steeds weer betaald met een krakend nieuw biljet van 10 dollar, waarvan de beide gasten van den onbekenden weldoener dan telkens één dollar cadeau kregen. Dit aangename leven werd met stijgend enthousiasme door de beide jongelie den en hun leidsman vele dagen voortgezet, tot op een gegeven oogenblik een caféhouder tot de ontdekking^wam, dat het biljetje van tien dol lar, dat de vroolijke heeren hem in ruil voor het geleverde bier wilden betalen, valsch was. De gastheer, die zich nog steeds niet bekend had gemaakt, verdween ijlings en de beide jon gens werden door de politie ingerekend wegens het verleenen van hulp bij het in omloop bren gen van valsche bankbiljetten. Van de Noordoostelijke minaret van de Taj Makal, het beroemde mausoleum van Agra, wordt verteld, dat het er spookt en niemand bezoekt den tempel na zonsondergang. In enkele weken tijds zijn drie mannen van de minaret af doodgevallen. Op elk van de vier hoeken van de Taj Makal bevindt zich een minaret. Het is een wit marmeren gebouw uit het jaar 1650, gebouwd door den Mongoolschen keizer Shah Jehan, ter herinnering aan zijn meestgeliefde vrouw. 20.000 werklieden hebben er 20 jaar lang aan gewerkt. Austen Andrews heeft driemaal geprobeerd den tempel van Vishnoe binnen te komen, om de parels weg te halen, die onder den linkervoet van den afgod verborgen waren. Den eersten keer kocht hij een jonge brume dame cm en wist tot de tweede deur te komen vóór ze hem zagen. Het werd een dolle ren met den schreeuwen den priester op z'n hielen en Austen hield z'n leven lang twee lange litteekens van de messen die ze hem nawierpen, terwijl hij verdween in den donkeren nacht. Bij de tweede poging speculeerde hij op de hebzucht der Hindoesche priesters. Hij maakte een geschenk voor hen gereed. De draagstoel, dien hij daartoe koos, was een kostbaar stuk met zware ornamenten, prachtig gedecoreerd. Die stoel kostte een aardigen duit, maar Austen wist dat een van de parels meer dan al z'n kos ten vergoeden zou. Z'n stoel woog zwaar op de schouders der dragers, waaruit de priesters opmaakten dat bet zoo overvloedig gebruikte gele rnetaai mas sief goud was en niet de gewone imitatie. Ze wisten niet dat volle honderdtachtig pond van het gewicht gevormd werd door het lichaam van Austen Andrews, handig in den baldakijn ver borgen. Maar toen de stoel in het binnenste van den tempel was, ontdekten de scherpe oogen van den opperpriester Austen, toen hij tusschen twee plooien van de purperen draperieën heen gluurde. Dezen keer was hy te zeer belemmerd in z'n bewegingen, om te kunnen vluchten. Hij dischte een onmogelijk verhaal op, om z'n aan wezigheid op die ongewone plaats te verklaren. Maar de priesters stoorden zich daar niet aan; hij zou, besloten ze, den tempel niet levend ver laten. Als straf voor z'n vermetele poging zou den ze hem martelen en dooden op een der verfijnde manieren van het Oosten. Dit alles hoorde Austen kalm aan. Toen ze dreigend op hem afkwamen, keerde hy zich om en trok aan een der zijden koorden, die van den baldakijn neerhingen. Op hetzelfde oogen blik sloeg hy een voorwerp over z'n gezicht en dook naar den kant van het forsche beeld van Vishnoe. Het ontsnappende traangas vulde de ruimte en maakte de priesters machteloos. Austen ruk te met kracht aan den hoeksteen, die oe juwee- ien verborg, ofschoon het masker z'n ademha ling en daardoor z'n werk belemmerde. De hijgende, naar adem snakkende slachtoffers van z'n gasaanval huilden en twisten. Hij hoorde een woedenden kreet boven z'n hoofd en voelde een sterken luchtstroom langs zich heen flui ten. Er waren buiten het vertrek priesters, die verborgen ventilatie-wegen hadden geopend, om het traangas te laten verdwijnen. De steen, die over de juweelenbergplaats lag, kwam los en Austen zag een glimp van het teak houten kistje, waarin de parels lagen. Op dit oogenblik viel er boven op hem een lange gestalte neer en hij moest den steen los laten. Hij vocht en rolde over den steenen vloer. Een mes drong in z'n dy, een ander mes raakte z'n schouder, een derde z'n hals, dicht by den keelader. Hij wist zich los te rukken en vluchtte Hij vond met moeite den weg door de hallen en het bloedverlies verzwakte hem; hij hoorde de voeten in de vele gangen gaan, voelde de na dering van listige revolvers. Een smalle deur tracht hem in de straat, toen hy nog juist ge noeg kracht had om den tweeden eenvoudigen draagstoel te bereiken, die op hem wachtte. „Je moet hier 't land maar uitgaanzei de dokter, die z'n wonden dicht naaide. „Ze schij nen je hier liever niet te hebben." „Ik ga als ik m'n doel bereikt heb," zei Aus ten. „Tweemaal heb ik het geprobeerd. Nu volgt óe derde en laatste poging." Wekenlang bleef hij in 't kleine ziekenhuis, mopperend en peinzend. „Die bijgeloovige ezels!" sprak hij tot dokter Dunstan, „ze denken dat alle parels op de we reld tranen zijn van hun idioten god. Ze den ken dat z'n steenen lijf weer levend wordt, als er een emmer vol aan z'n voeten begriven ligt. Ze hopen er genoeg bij elkaar te krijgen, om 't wonder te zien gebeuren, vóór 't beroemde Vuurmonster komt „Hou je toch kalm," raadde de dokter, „als je zoo'n koorts houdt, kan je zelf wel voor Vuurmonster spelen." Nauwelijks had z'n vriend dit gezegd, of Aus ten werd een en al opmerkzaamheid. Toen Dun- We besloten nu in de eerste plaats onze hut wat beter te voorzien en te herstellen waar noodig bleek, daar we van deze schuilplaats misschien nog wel gebruik zouden moeten maken. Toen we aldus onze voorloopige woonplaats wat hadden versterkt en opgeknapt, ging ik op jacht. Ik beklom het plateau, dat bleek een bovenstuk van een berg te zijn. Over den rand kijkend kon ik de koppen van veel vogels uit de bergspleten zien steken. Door middel van een dunne riem maakte ik een soort lasso. Aan het einde maakte ik een groote lus. Deze liet ik om den kop van een vogel zakken, trok de lus vast en het dier kon ik aldus naar boven trekken. Ik vond het niets prettig om de arme vogels te dooden, maar we moesten toch voedsel hebben. Terwijl ik op weg was naar de hut, ontdekte ik in de sneeuw de sporen van een poolvos. Terwijl ik de sporen aandachtig bekeek, kwam er eensklaps een vos van achter een rotsblok aanstuiven en voordat ik het besefte, was het dier er reeds met een razende vaart vandoor stan weg was, bleef hij zitten staren en naden» ken, tot er een langzame grijnslach over z'n gezicht trok. Zoodra hij 't ziekenhuis mocht verlaten, ging hy naar 't telegraafkantoor. Het duurde lang voor hij z'n woorden had neer geschreven. De telegrafist las, slikte, keek hem met groote oogen aan en begon eindelijk te seinen. Austen troostte zich intusschen met de ge dachte dat er tijd noodig was om de dingen bij elkaar te krijgen, die hij bij 'n vriend in Ame rika besteld had. Eindelijk kwam het antwoord. Hy las en grin nikte. Tegen den tijd dat de goe- wel heelemaal op I - 7 dan z'n derde, en naar hij hoopte zijn laatste inval zijn in den tempel van Vishnoe. De pakkisten die kwamen, waren groot en zwaar. Hij wilde zich door niemand laten hel pen bij het openen, trok zich terug in 't groote pakhuis, dat hij voor z'n doel gehuurd had en ging aan "t werk. Dat werk was niet gemakkelijk. Hij zwoegde in de hitte, genoot van z'n idee en was dank baar voor het vindingrijk vernuft der Ameri kanen. Eindelijk was hij klaar en z'n gewrocht beviel hem. Hij ging naar de deur en overzag het plein, dat hem scheidde van den tempel van Vishnoe. Hij schudde de vuist 'egen de muren, die bijna z'n eind hadden gezien. „Als 't middernacht slaat, kom ik," fluisterde hij, „voor de laatste en derde maal." Om kwart voor twaalf was alles rondom hem eenzaam. In 't donker ging een groote deur zacht open. Iets kolossaals en monsterachtigs bewoog zich over het ongelijke plaveisel. Het ding verhief zich en rolde voort, op een manier, die aan geen enkel levend wezen in onzen tijd bekend is. Het was tweemaal zoo groot als een olifant, lang van nek en zwaar van staart; het leek de reconstructie van een vóor-histo- risch monster. Het ding gonsde en klikte vreemd-machinaal en in het kleine hoofd begonnen twee groote roode oogen te rollen, als zochten ze den in gang tot den tempel van Vishnoe. Een tempel wachter gaf een schreeuw van schrik, toen het naderde. Z'n kreet bracht een troep woedende priesters naar buiten, die hem te lijf wilden, omdat hij hun sluimer gestoord had. Toen za gen ook zij het ding en gilden niet minder hard dan de wachter. Op dat oogenblik siste en brulde het naderend monster en schoot uit z'n neusgaten stralen van blauwachtige vlammen. Bij de deur werden de angstkreten sterker. In doodsangst deinsden de priesters af. Het mon ster naderde; het besteeg langzaam de treden, schommelend en wankelend, met uitgestrekte» hals. Weer schoten de vlammen uit, toen de opperpriester trotsch in de deuropening trad. De gloed schroeide z'n kleeren en dreef hem gestadig achteruit. Vóór de laatste deur trachtte de opperpries ter z'n mannen te verzamelen om te bidden, maar zij waren verdwenen. Met een kreet van wanhoop nam ook hij de vlucht langs het stee nen afgodsbeeld, dat hem in den steek liet. Van onder 't lichaam van het monster kroop nu Austen Andrews. De steen onder aen voet van het afgodsbeeld kwam nu gemakkelijker los. Zonder moeite haalde hij het teak-houten kistje er uit. Hij klemde het tegen z'n borst en verdween weer onder den buik van het mon ster. Langzaam keerde het zware lichaam zich om en trok zich terug. „Ja, dokter!" riep Austen, „nu ga ik "t land uit; het is gelukt." Hij liet een half dozijn prachtige rose parels over de gladde tafels rollen. „Hou die maar voor je moeite en je inspi ratie!" lachte Austen; „er zijn er genoeg!" Dokter Dunstan greep de kostbare parels met bevende vingers. ,Maar hoewelke inspira tie? Wat bedoel je daarmee?.... ik weet niets...." „Je zei dat ik wel voor Vuurmonster kon spelen en ik heb 't gedaan. Ik telegrafeerde naar een vriend in Amerika om mij een voor historisch monster te laten maken. Er zijn daar heel bekwame lui, die dat doen voor de film 't Heeft me zoowat al het geld gekost dat ik had, maar 'twas het waard. Een pracht- monster, met een flinken motor en glasblazers om vlammen uit den neus te schieten. Ik heb 't alweer afgebroken en ingepakt." Bij de opgravingen, welke kortgeleden op Kreta hebben plaats gehad zijn verschillende belangrijke vondsten uit de klassieke oudheid te voorschijn gekomen, o.a. eenige prachtige sarcophagen en vazen. De plaatselijke archeo logen verklaren, dat men een oude begraaf plaats van de Kidoniers heeft ontdekt, mogelijk zelfs een geheele stad. Het terrein is onder toe zicht van de regeering gesteld, daar men nog meer vondsten verwacht. In het dorpje Pitsa bij Korinthe, heeft men een aantal vondsten gedaan, o.a. drie oude tafels van ongeveer 600 jaar voor Christus. Op sommige gedeelten van een houten urn oe vin den zich oude teekeningen en opschrifter. in Korinthische letters. Men meent dat dit het eerste voorbeeld moet zijn van Korinthische houtschilderingen. De kleuren zyn wonderlijk goed bewaard gebleven. A 11*. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofififi bij levenslange geheele ongeschiktheid t nt werken door f '7C/\ bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 9 C bij verlies van een f Cf) bij een breuk van f Afï bij verlies van "n AllC QOOIUIC S ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeeringen OUUi/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OU»" doodelijken afloop £i%JU*m een voet of een oog X duim of wijsvinger t/ "been of arm# tri/»" anderen vinger 42 Misschien wel, omdat hij, in tegenstelling tot zooveel anderen, altijd ernstig, hoffelijk en op een afstand gebleven is, ja, ik zou haast zeg gen: min of meer afwezig. Dat nad ik al opge merkt in de villa van z'n tante, den avond, dat ik met tante Carmen en Lorenzo afscheid kwam nemen, toen tante Marilena's ongesteldheid «ns naar Aledo deed teruggaan. Hij is een man, die in hooger sferen leeft, of in een wereld van hemzelf, zonder dat het hem een klap kan sche len, wat er om hem heen gebeurt. Vanavond, toen ik hem zoo gadesloeg, ontdekte ik in dat verstrooide voorkomen van hem, een punt van gelijkenis met tante Marilena. Toen de hertogin hem naar my toebracht, om „onze kennismaking te hernieuwen" en hem ver volgens voorstelde aan Isabel Lugue, zag ik 'n vluchtigen glimlach op zijn gelaat, waar hy zui nig mee is, en gedurende een oogenblik, onder wijl mijn vriendin danste, onderhielden wij een volkomen ernstig gesprek, dat zoozeer verschilde van de gesprekken, die ik me gewoonlijk genood zaakt zie, om te voeren, dat ik werkelijk even op adem kwam. De hemel zij gedankt, dat ik een man ontmoet heb Ik heb vergeten op te teekenen dat Carolina nog net zoo'n kwaadspreekster is, als altijd, en dat ze, om die gewoonte niet te schande te ma ken, me vereerd heeft met een aantal boosaar dige venijnigheden. Januari Vanavond gaan we naar Palace, stelde her togin Lugue vriendelijk voor. En we zijn er naar toe gegaan. Ik weet niet, waar Pablo Souza opeens vandaan kwam, maar hij voegde zich op een oogenblik bij ons. Ander maal hebben wij een gesprek aangeknoopt, oe- zen keer een beetje vertrouwelijker. Mendizabal kwam me vragen voor een dans, maar ik maakte een of andere verontschuldiging. Isabel was het spoedig eens met een attaché van het Deensche gezantschap, die haar als een schaduw volgt, en Souza en ik bleven meester van het terrein. Houdt u niet van dansen, juffrouw? vroeg hij mij met een zekere verwondering. Neen, ik houd er niet van; vooral die dan sen van tegenwoordig maken me gek. Het is 'n marteling, om de maat te houden. Ik begrijp niet, hoe ze kunnen praten terwijl ze dansen. Ik vergis me, zoodra myn aandacht wordt afge leidEn dan: ze zijn leelijk, vindt u ook niet? Ik vind er niets artistieks in. Souza keek me een beetje verward aan. Daar hij mij maar weinig gesproken heeft, heeft hij zich natuurlijk nauwelijks rekenschap gegeven, dat ik aan den zonderlingen kant ben. Zeker, van artistiek standpunt bezien zijn die moderne dansen het dolste, wat men maar bedenken kan. Ik kan me volkomen begrijpen, dat u niet danst. O, ik dans wel een enkelen keer omdat het niet anders kan; eisch van mijn positie en van de omstandigheden. Maar in geen enkel op zicht heb ik plezier in dansen. Het is iets, wat me uit mijn gewone doen brengt. Waarom moet het gebeuren? Ik wil u wel bekennen, dat ik er een vreeselijken hekel aan heb, en dat ik, als het niet was om den menschen geen reden tot praten te geven, en niet de aandacht op me te vestigen niet dansen zou! Danst u niet, juffrouw, zei markies Souza ernstig Als ik een zuster had, zou ik haar niet laten dansen. Marilena Tallares heeft nooit gedanst. Een oogenblik verraste mij de bijzondere eer bied dien Souza in zijn toon legde, toen hij miin tante noemde. Ja, dat zeggen ze- En toch heeft niemand hafc ooit preutsch op belachelijk gevonden. In tegendeel meen ik te weten, dat ze den naam heeft van héél elegant elegant en knap. Vindt u ook niet dat mijn tante erg knap is? Knap is een veel te zwak woord, om een schoonheid als die van barones Tallares aan te duiden, verklaarde de heer Souza met ingehou den vuur. Maar haar lichamelijke schoonheid is slechts 'n weerspiegeling van haar moreele schoonheid. Ze is een bewonderenswaardige vrouw een bewonderenswaardige vrouw. Zij zal wel weer gaan trouwen, prevelde ik, uitdrukking gevende aan wat ik dacht. Ja, ze is nog erg jong en ze is te ongeluk kig geweest, dan dat ze geen recht zou heb ben op vergoeding, zei Souza. Dat is het, wat we allemaal vinden, groot vader vooral- Daar hij het geweest is die dat huwelijk indertijd geregeld heeft, en daar zoo slecht afgekomen is, voelt hij nu een zekere wroeging, en zegt, dat hij niet zou willen ster ven, zonder tante Marilena gelukkig te zien met een anderen man. Zoodat u denkt, dat Markies Aledo met welgevallige oogen een tweede huwelijk van zijn dochter zou zien? vroeg de jongeman met een zekere spanning. Waarom die spanning? Wat kan Pablo Souza dat alles schelen? Zeker, altijd vooropgesteld, dat het iemand is, die voldoende waarborgen biedt voor het ge luk van tante Marilena en Francisquin. Want Francisquin moeten we niet vergeten, dien armen jongen. Ja, het is een allerliefste .iongen, en de gene, die van Marilena zal houden, zal ook veel moeten houden van dat kind zonder va der, dat zoozeer op zijn moeder lijkt. Ditmaal sprak Souza zonder opwinding, doch er blonk een zekere ontroering in zijn oogen dat leek mij tenminste zoo. Er waren verscheidene menschen, die dachten, en ze denken nu nóg wel, voegde hij erbij, dat uw grootvader graag een huwelijk tusschen Marilena en Lorenzo Carvajal zou hebben gezien. Werkelijk? Hoe is 't mogelijk! begon ik een beetje zenuwachtig te lachen. Myn groot vader heeft nooit aan iets dergelijks gedacht, en tante Marilena ook niet; en de heer Car vajal nog veel minder. Allemaal praatjes van menschen, die een kolossale fantasie hebben. Bovendien zou het een slechte party voor Ma rilena wezen, die jongen, die totaal geruïneerd is, en een ondergeschikte plaats in haar eigen huis inneemt. Zonder nog te rekenen dat er 'n tamelijk verschil in leeftijd is. Zy is ouder. Lo renzo moet drie- of vier en twintig zijn. Ik hield eensklaps op, toen ik zag, dat Souza mij nieuwsgierig aankeek. Natuurlijk, hy had de ongewone warmte opgemerkt, die ik in mijn woorden had gelegd, en vroeg zich zonder twij fel af, wat daarvan de reden was. De reden? Als ik die zelf maar wist! Ik weet alleen, da; ik geheel en al in opstand kwam bij de ge dachte alleen al, dat Lorenzo zou kunnen trou wen met tante Marilena. En nu kun je eens zien, hoe leelijk naijver kan doen. Ik had den armen Lorenzo neergezet als een kwajongen. Ik had hem een verwijt gemaakt van zyn ar moede, en dat hij een ondergeschikte betrek king had. Ik had gezegd dat hy maar weinig zaaks was voort tante MarilenaWat zal de heer Souza van me gedacht hebben, toen hy me zóó hoorde spreken? Wel, dat ik een var. die vele meisjes van de groote hoop ben, na tuurlijk, die niets anders dan berekeningen ma ken, en zich op de huwelijksveiling aan den meestbiedende verkoopen. Een tweede Roza Mendizabal. Ik had mijzelf wel een draai om mijn ooren willen geven. Den heelen avond heo ik mijn snavel niet meer opengedaan, totdat Souza, wien het saaie gezelschap ongetwijfeld begon te vervelen, op zoek ging naar Lupita Fuentes, die hij voor een dans vroeg. Ik ging naar huis terug in een ontzettend slecht humeur, terwijl ik onophoudelijk gekweld werd door die ééne gedachte: Staat die al- spraak van tante Carmen en grootvader, om mij kwijt te raken, in verband met een plan, om tante Marilena en Lorenzo met elkaar te laten trouwen? Zijn zij het, die oude men schen, die het in elkaar zetten? En Lorenzo? Wat zegt Lorenzo ervan? Bah! Het is niet denkbaar, dat Lorenzo een vrouw als tante Marilena zal laten schieten. En ik, stommerik die ik ben, meende in zijn oogen iets teeders te lezen, dien avond, dat ik afscheid van hem nam! Dus dat was het: de arme Reina was in den weg. Waarom eigenlijk? Waren ze bang dat Lorenzo aan mij de voorkeur zou geven? O, tusschen tante Marilena en mij is er geen keuze mogelijk. Ik ben ongenaakbaar. Mijn zenuwen zijn in hooge mate geprikkeld. Isabel zei lachend te gen me, dat ze me ontzettend onaangenaam vond, en dat de gesprekken met Pablo Souza me geen goed schenen te doen. Of ze ook goed op de hoogte is! (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9