TSARINA VAN RUSLAND 9 Het zwervende Jodendom 1 VON STERNBERG'S JONGSTE FILM De nilometer Sarah Bernhardt De groote worsteling Financieele zorgen Joseph von Sternberg Zooals Baring haar zag Voor negentig jaren „Skolnik". De man die overal en uit alles geld wist te slaan Binnen enkele dagen zal de nieuwste film van Jozef von Sternberg worden vertoond, n.l. „Tsarina van Rusland" („The scarlet Empress") met natuurlijk Mariene Die trich als de Russische keizerin. Het heeft er allen schijn van, dat de film regisseurs van Amerika en Engeland den laat- sten tijd een frisschen wedloop houden om het historische onderwerp. We zagen Elisabeth Bergner onder regie van Alexander Korda, als Catharina van Rusland in de Engelsche film van dien naam; we zagen Carbo als Christina van Zweden onder regie van Rouben Mamou- lian en thans verschijnt Jozef von Sternberg met de onafscheidelijke Mariene, eveneens als Catharina de Tweede. Direct dringt zich een vergelijking op tus- schen de film van von Sternberg en die van Korda en het kost weinig moeite te erkennen, dat von Sternberg's prestaties huizen ver boven die van Korda uit steken. Maar dat behoeft nog geen compliment in te houden aan het adres van den bezeten virtuoos, die Mariene Dietrich tot zijn grootste filmobject maakte. Korda's film immers bevatte geen enkele bij zondere verdienste en was een tamme, nogal pretentieuze verzameling historische prenten, die alle tezamen bitter weinig met film te maken hadden. Het lijkt dan ook interessanter om von Stem berg niet te beleedigen door zijn werk met dat van zijn landgenoot te vergelijken, doch het liever te zien in het kader van zijn eigen ont wikkelingsgang. Toen Jozef von Sternberg ergens in een Ber- lijnsch cabaret van niet zeer verheffende sfeer de middelmatige soubrette Mariene Dietrich had ontdekt en haar gekneed en gevormd had in „De Blauwe Engel", toen wisten we allen, dat hier twee persoonlijkheden elkaar hadden ge vonden, die elkaar sterk zouden blijven beïn vloeden en voornamelijk was het de regisseur, die zijn ster naar zijn hand zette, maar dit tevens deed onder de fascineerende werking van zijn object zelf. Uit alle films, waarin Dietrich optreedt, komt dit verschijnsel sterk tot uiting. Dietrich is ondenkbaar zonder von Sternberg en von Sternberg voorloopig zonder Dietrich. Hij kent haar persoonlijkheid door en door, be gluurt haar en laat geen camera-instelling on gebruikt om haar profiel, haar mond, haar oogen, haar gestalte te benaderen. Men kan von Sternberg het compliment niet onthouden, dat hij al deze objecten volledig kent en op ons weet over te brengen. Dit bleek reeds in „De Blauwe Engel", die we moraliter volledig moesten verwerpen, doch die als studiemateriaal nog altijd een scherpen kijk geeft op von Stern berg's kunstenaarschap. In „Onteerd" en „Marokko" viel eenzelfde obsedeerende, indringende aandacht voor het filmobject waar te nemen, doch reeds toen voor voelde men, dat de ongetwijfeld origineele film kunstenaar ging afzakken naar een te persoon lijke en te openhartige interpretatie van zijn meer dan gewone belangstelling, ja zelfs ado ratie van het medium Mariene Dietrich. Zoo moest hü wel komen tot zijn „Shanghai Ex press", een kitschverhaal, dat hier en daar met groote verfijning werd verfilmd, doch dat geen anderen inhoud had dan: Mariene Dietrich, 't zelfde idool, dat „Blonde Venus" tot een stuk voortreffelijke film maar tevens tot onnutte schepping maakte. Sindsdien deden in Hollywood geruchten de ronde, dat mevr. von Sternberg met wraak plannen rondliep en Mariene zoowaar voor den rechter daagde en al moge aan al deze berich- •tefi de reclame niet geheel vreemd zijn ge weest, het is evèhmin verwonderlijk, dat dit huwelijksconflict ontstond, wanneer men er vaart met welken niets ontzienden hartstocht von Stemberg zijn idool achtervolgt. Nergens bleek dit zoo sterk als in de jongste film „Tsarina van Rusland", waarbij men den indruk krijgt, dat de regisseur geen meter heeft verloren laten gaan, waarop Mariene figureer de.... ofwel duizenden meters heeft opgeofferd om een zoo gaaf mogelijke verbeelding van zijn aangebeden genius te kunnen overhouden. Deze film draait om Mariene in ieder détail. De ca mera besluipt haar gezicht onder alle denk bare situaties. Zij speelt met dit gelaat onver moeibaar en telkens opnieuw: het gezicht ach ter de spelende voile van een bed, het gezicht achter een flakkerende kaarsvlam, het gezicht met een bevend strootje in den mond, al maar door het gezicht van de Tsarina met haar groote en verwonderde oogen. Het wordt een spel, dat niet meer voor ons, niet meer voor de film van belang is, maar alleen voor von Sternberg zelf, die blijkbaar geen hoogere taak meer kent, dan zijn onuitputtelijke bewonde ring voor Dietrich onontkenbaar duidelijk in een film vast te leggen. De vraag rijst: mag ons dit nog interesseeren? Is deze aanbidding niet te persoonlijk om den toeschouwer te boeien? Zijn wij aan von Stern berg verplicht hem te volgen of zelfs maar zijn houding verklaarbaar te vinden? Eerlijk ge zegd: neen! Het kan ons volkomen koud laten, hoezeer hij zijn uitverkorene met aandacht en glorie omgeeft. Het eenige, wat we van hem verwachten is, dat, hij ons een verbeelding zal geven van Catharina, een persoonlijke verbeel ding soit, maar iets anders toch dan een indi- vidueele bewondering, een individueele aanbid ding van een bepaalde vrouwelijke persoon lijkheid. Zoover is dus von Sternberg gekomen, dat hij zich vrijwel geheel geeft aan dit eene groote doel en daarbij vergeet, dat zijn aangebedene slechts een onderdeel van een film is en mag zijn. Hij moge zijn bezetenheid dan ook al met een nu en dan meesterlijke verfijning uitbeel den en daardoor zich verheffen boven die col lega's die Garbo maar raak fotografeeren te betreuren is het dat de filmer von Stemberg een grooter doel laat varen. Hij begint „Tsarina van Rusland" met den tijd van Catharina op te roepen op die onmiddellijk indrin gende wijze, waarop hij b.v. in de eerste meters het chaotische China opriep in ..Shanghai Ex press". In deze film deed hij met weinig mid delen wonderen (althans in het begin), in zijn jongste werk echter verzamelt hij een overstel pende hoeveelheid materiaal, een overladen- heid aan beelden, ornamenten, menschen, rui ters en daverende hoefslagen van paarden, die de houten trappen in het paleis bestormen. Nergens kan men zeggen dat de regisseur volledig faalde, maar ook nergens dat hij vol ledig slaagde. Hij toont overal een gebrek aan zelfbeheersching, die verontrustend wordt en waarbij men zich afvraagt, waar deze fanatieke filmmaker de volgende maal terecht zal komen Het begint er op te lijken, dat hij dan pas zich zelf zal terug vinden, wanneer hij zich eens in een film van Dietrich zal hebben losgemaakt. Nu echter lijkt het alsof hü voor goed aan haar gebonden is en haar te filmen als zijn hoog ste roeping beschouwt, hetgeen voor een zoo oorspronkelük talent reeds nu fatale gevolgen heeft De geschiedenis van de beruchte Catharina de Groote is niet van dien aard, dat men een zeer verheffende film kan verwachten. Niette min heeft von Sternberg met haar en haar minnaars dusdanig zakelijk omgesprongen, dat we de film niet bepaald behoeven af te wüzen doch kunnen volstaan met een ernstig voorbe houd voor volwassenen. Dbg. Uit Cairo komen alarmeerende berichten be treffende het gestadig wassen van den Nijl. De toestand is zóó ernstig, dat het ministerie van arbeid tweehonderdduizend werklieden ter be schikking heeft gesteld om de Nijloevers te versterken. De stand van het Nijlwater wordt op den z.g.2 nilometer afgelezen. Deze be vindt zich in de nabijheid van Assoean en da teert nog uit den tijd van het oude Egypte. De nilometer, die indertijd door de Romeinen ver woest werd, werd in 1870 door den khedive Is mail weder opgebouwd. „In Casey's paradijs". Twee verschoppelingen in New York's Ghetto, broeder s-in-de- smart van Aaron Traum. (De beide teekeningen bij dit artikel zijn van William Groper) Edmond Rostand Het is altijd interessant, een Engelsch boek te lezen over een onderwerp, de Fransche kunst betreffende, want het verschil tus- schen de beide volken is zoo groot, dat zü zel den hetzelfde waardeeren, en doen zij dit al, dan is het gewoonlijk om uiteenloopende rede nen. De Engelsche humor verschilt van den Franschen geest zooveel als Shakespeare van Racine; het eene volk geniet gedurig van het onverwachte, terwijl het andere zün behagen schept in het wetmatige. De Engelschman is doorgaans meer gemoedsmensch, de Fransch- man daarentegen formalist. Beide volkeren zijn voldoende vervuld van hun eigen nationaal zelf gevoel om dit als criterium te beschouwen bü het beoordeelen van buitenlanders. Zoo grepen wü met bijzondere belangstelling naar het boek van Maurice Baring over de Fransche tooneelspeelster Sarah Bernhardt in de verwachting, paradoxen en aforismen te gaan genieten. Het werkje verscheen bü de „Albatros Edition", die eenige zeer goede biografieën van groote Franschen, n.l. Richelieu en Napoleon, geschreven door Hilaire Belloc, in populaire uit gave aan de markt bracht. Doch Belloc kent de Fransche cultuur nauw keurig. Hü is van Fransche afkomst en heeft den „esprit latin", het ondefinieerbare vermogen om aan te voelen, wat de Franschman mooi vindt en waarom hij dit vindt. Maurice Baring daarentegen is een geboren en getogen Engelschman uit de hoogere stan den, een conservatief kunstenaar met eerbied waardige stijlallures en die kerngezonde opvat tingen, welke schijnen te resulteeren uit een dagelijksch ontbüt met veel ham en eieren. De Franschman neemt geen ontbijt en wordt hel der van geest. De Engelschman ontbüt zich zat en blijft gezond van leden. Baring, een voor aanstaand katholiek met ferme overtuiging, houdt van tooneel, maar is geen geboren too- neelcriticus. Hij is een novellist, die in het le ven van zijn heldin zoekt naar den roman van den roem. De particuliere en soms pikante levensbüzon- derheden van Sarah Bernhardt laat hü wüselük buiten beschouwing. Die doen er niet toe. Hij verhaalt uitsluitend over de kunstenares en haar kunst. Persoonlük heeft hü de actrice goed ge kend, evenals de Duse, met wie hü haar soms pakkend weet te vergelü'ken. Toch werd zün boek geen meesterwerk. Het blüft tamelük mat tot de meer bewogen laatste hoofdstukken, Hyman en Lester Cohen: Aaron Traum. Vert, door Joseph Gompers. Uitg. J. L. Joachim- stha, Amsterdam. 1933. Heel kort kunnen we dezen roman karakte- riseeren als: een min of meer span nende beschrüving van de worsteling van een Joodsch beeldhouwer om tot de ont dekking van zijn eigenlüke roeping te komen. Deze roman is voluit romantisch. Waar mee ik zeggen wil, dat hü ontsnapt aan de klassificaties: historisch, psychologisch, etc. Waarom ook zouden we een boek als dit gaan klasseerd? Het werd toch geschreven met geen ander doel, dan om te behagen? Behagen in de eerste plaats door middel van woord kunst. Maar daar boven uit heeft elk letter kundig werk een hoogere taak, n.l. den geeste- lüken inhoud over te gieten in den lezer. Opdat dit zoo volkomen mogelük zal kunnen ge schieden, is de meest volmaakte vorm noodig. Heeft deze roman een bedoeling? Gezien de tijdsomstandigheden kan ik niet anders doen, dan op deze vraag een bevestigend ant woord geven. In „Aaron Traum" is het strevende Joden dom verbeeld, het rusteloos naar uitleving van de volle persoonlükheid strevende ras. Daar zijn in den Jood tenslotte niet méér mogelük- heden, dan in welk ander ras ook. Maar de Jood bezit de habitus, om deze mogelijkheden tot het uiterste te benutten. Hü is een onver moeid en onvermoeibaar „Streber." De goeden in den besten zin, de slechten in den aller - slechtsten zin van het woord. En daarom is de Jood-zonder-moraal vaak zulk een monstrum van gewetenloosheid, terwül de aan zijn God getrouwe Israëliet een ontroerend beeld geeft van „den man naar Gods Hart." Toch zullen wü de psyche van den Jood nooit gemakkelük -begrüpen. Deze roman licht een tipje van den sluier op, waaronder voor ons het zwervend Jodendom verborgen is. Het is voor kortzichtigen onder ons ge makkelük genoeg, anti-semietische gevoelens te koesteren niet alleen, maar ook een heete haat te voeden tegen al wat Jood is. Immers: de Jood dreigt den Westerling te overvleugelen door zün sneller en zekerder aangewende ver mogens. Anti-Semietisme is dikwijls 'n beken tenis van eigen zwakheid en gebrek aan ener gie! En het is zeker waar, dat de moraal - looze Westerling het in alle opzichten zal ver liezen van zijn Joodschen tegenstander, wan neer deze eveneens geloof en moraal kwijt is. Er zijn slimme en sloome menschen onder de Westerlingen, er zijn ook slimme en sloome Joden. Aaron Traum behoorde tot deze laatsten. Maar onder deze sloomheid brandde een hei lig vuur. Een vlam, die hem de kilte van de gansche wereld deed vergeten, maar ook over winnen. Hij kende de vlam in zijn binnenste niet. Dat was zijn sloomheid. Als hij in New- York's ghetto met spelden en briefpapier en kaarsen leurt we zün rond 1890 en de handel niet vlot gaat, hoort hü een sinaasap- pelenventer zün waar aanprüzen met de epi theta: „Zoete Californische. Hij wist niet, wat het beteekende. Mis schien zou de roep hem ook succes bren genEn van nu af riep hij: „Zoete Cali- fornische kaarsen.... een stuiver een brief zoete Califomische enveloppen en schrüf- papier." (bl. 52). Dat was zün sloomheid, waar hü om uitge lachen werd. Aaron Traum was nog maar kort te voren uit het Russiche dorp Traumovka geëmmi- greerd en kende geen Engelsch. Schoolgaan kon hij er niet, want er moest geld verdiend worden voor het huisgezin van Saul Traum, dat uit Grootmoeder Rachel-Naomi, haar zoon Saul, diens tweede vrouw Gittel en haar bei de kinderen met nog haar stifkinderen be stond. Aaron was stiefkind en deugde bij Git- tel slechts als hü geld thuisbracht. Ook Saul was een droomer, die zich een uitvinding ont futseld zag. Grootmoeder Rachel Naomi denkt aan den roem van haar geslacht: daar waren Rabbijnen onder. De familie was achteruit ge gaan.... vandaar de emigratie. Maar de ge schiedenis van haar geslacht.... „Jakob ben Awroom die de wildernis had ontgonnen en Traumovka had gebouwd Rabbi Juda, die vele commentaren op de heilige boeken geschreven had.... Adam Abraham, die voor zün volk bü den Tszaar had gepleit en die sprak, zooals beschreven stond, met een vlammende tong, en Saul's grootvader, Eliazer, de kaballist, die de ge heime beteekenis der woorden had gevorscht, en Saul's vader, haar man, David, die zong en bad en zijn leven in eenvoudige grootheid beëindigd had(bl. 28). Haar hoop was, dat Aaron een beroemd rab- bün zou wordenHij moest naar school... Rachel-Naomi zal dan gaan verdienen.... als appelenverkoopster. Dat zal Aaron nooit ver geten. Lang duurt het echter niet, want het oudje sterft van narigheid. Aaron zwerft dan waarin hij een ontleding geeft van 't kunste naarskarakter der groote tragédienne. Nu was het geen gemakkelüke taak, een boeiend overzicht te geven van de carrière der beroemde speelster. Om te beginnen heeft deze een weinig belangrijke, maar zeer onderhou dende autobiografie geschreven, getiteld „Ma double Vie", waarin zij vertelt over haar om gang met de schrüvers, wier werken zü speelde, en over haar ervaringen met impresarii, met tooneeldirecteuren, met collega's en met aller hande losse en vaste relaties. Wie dit vlotte werk kent, verwacht van Baring iets meer en krijgt het nauwelüks. Hü verneemt veel, dat hij al wist. Vervolgens is het met de tooneelkunst zóó ge steld, dat zü niets nalaat. Een actrice „maakt" een rol en alleen de toeschouwer van dat cogen- blik kan ervan genieten. Een dichter, een beeld houwer, een componist laat bij zün dood een zelfstandig voortlevend werk na, waarover men kan blüven spreken en van meening verschillen. Van den tooneelspeler blüft alleen de herinne ring aan een ontroering. Tenslotte heeft Baring zijn heldin alleen ge zien, als hü de kans kreeg. Zü speelde in alle landen der beschaafde wereld, haar prestaties vertoonen niet de continuïteit der speelkunst in één theater. Baring moest dus te rade gaan bü allerlei beoordeelaars, meest uit Parijs. Hij documenteert zich zorgvuldig, maar geeft niet een voldoende duidelük tijdsbeeld om achter grond te verschaffen aan zijn zwervende heldin. Zoo hebben wü dps te maken met een vrij vlak relaas, dat ontstond uit een schaduwlooze bewondering en slechts door eenig lyrisme te maken zou geweest zün tot een kunstwerk. Het blüft te nuchter, te onbewogen, behalve aan het slot. De lezer moet zich dus tevreden stellen met enkele uitstekende opmerkingen, die Maurice Baring maakt over de tooneelkunst in het al gemeen. Zoo zet hü b.v. helder uiteen, dat een acteur vaak uitmunt in een zwak of drakerig tooneelstuk, waarvan hü de rol kan „maken" zonder schroom voor de litteratuur. Dit is uiter aard juist, maar toch blijft het een grooter ver dienste, Phédre of Antigone goed te vertolken dan uit te blinken in de werken van Sardou! Over Edmond Rostand Interessant is de beschouwing over Edmond Rostand, den tooneeldichter, wiens geweldig succes bü zün tijdgenooten grootendeels aan het spel van Sarah Bernhardt te danken is. Over hem schrijft Maurice Baring: „Daar is geen twüfel aan: Sarah Bernhardt „maakte" Rostand. De tegenwoordige Fransche intellectueelen, niet alleen van de jongere ge neratie, maar ook die van middelbaren leeftijd, nog niet oud genoeg om zich de dagen der eer ste opvoeringen van L'Aiglon te herinneren, staan er verbaasd over, hoe iemand ooit iets bewonderenswaardigs heeft kunnen zien in Edmond Rostand, en sommige hedendaagsche beoordeelaars gaan zoo ver, te beweren, dat zün vers volkomen waardeloos zou zijn. „Du Caout chouc!" Voor een vreemdeling is het belachelijk zich in te laten met een vraagstuk van dezen aard. Maar de kwestie heeft nog een andere züde, die de vreemdeling even goed beoordeelen kan als de Franschman. En dat is de waarde van Rostand als dramaturg. Hieromtrent is geen twijfel mogelijk. Rostand was een geboren too- neelschrijver. Niet alleen was zijn tooneeltech- niek volkomen aannemelük, niet alleen „deden" zijn situaties het, maar zijn verzen kwamen over het voetlicht heen, niet slechts nu en dan doch altüd, of ze ook bestemd waren te doen lachen of te doen schreienOm rechtvaardig te zü'n, moet ik zeggen, dat wij hem nooit voor een heel groot dichter aanzagen en ik herinner mü, dat in het eerste bedrijf van L'Aiglon, kort voor de hoofdpersoon ten tooneele kwam, eenige regels uit Racine gelezen werden, die onmid dellijk de veel zachter en fijner poëzie van Racine deden voelen. Het was of men eenige maten van Beethoven hoorde temidden van een operette van Offenbach. Gelukkig voor Rostand werden deze verzen slecht gezegd. Als Saran Bernhardt ze had moeten voordragen, zouden ze het heele stuk hebben doodgeslagen." In de laatste hoofdstukken van Baring's boek staan de meeste goede opmerkingen. Deze hoofd stukken vooral, men kan, bijna zeggenuitslui tend, maken de lectuur tot een werkelijk intel lectueel genot. Over Hamlet, door Sarah Bern hardt vertolkt als een ongecompliceerde natuur, oordeelt Baring: „Is het niet waar, dat de „Elisabethans" uit Shakespeare's dagen zich Hamlet voorstelden als een eenvoudig karakter? En is het ook niet waar, dat hedendaagsche critici, te beginnen met Goethe, de Duitschers, en Coleridge, bü den aanvang der vorige eeuw Hamlet hebben over laden met allerhande metaphysiek, waarvan Shakespeare en zü'n tijdgenooten nauwelijks een flauw vermoeden hadden." Baring prijst het karakter van Sarah Bern hardt als mensch en kunstenares en eindigt met een apotheose. Dit slot werd echter het eerst geschreven, n.l. in 1927 onder invloed van het overlijdensbericht der actrice, die hij goed ge kend had. Wie een verzorgd overzicht van het leven en de praestaties van Sarah Bernhardt verlangt, kan bij Baring terecht. Meer biedt hij echter niet. Hij is er niet in geslaagd, een werkje te componeeren, dat door zijn climax of door zijn critischen zin zou boeien. DOM MUET. van fabriek naar fabriek als slecht betaalde hulp. We zijn anno 1890 Hü doet mee aan stakingen, wordt zelfs een der leiders. On- dertusschen leert hü met behulp van anderen immigranten Engelsch lezen, kranten lezen, boeken lezen. Hij gaat kranten verkocpen, leest al wat los en vast is. Om zün sloomheid wordt hü overal gehoond, bedrogen, afgezet, weggetrapt, kortom, hij wordt een volstrekte verschoppeling; maar de vlam van idealisme was er niet om gedoofd. Hij weet nog niet wat hij wil. Langzamerhand leert hij, de analfa beet, iets verstaan van het woord Cultuur maar als hij er iets meer van verstaat, ver zwakt hij aan zijn geloof en wordt door Saul uitgebannen met de klassieke vervloeking uit het boek Leviticus. Als hü zoowat wijsheden te pakken heeft, wordt hij ook besmet met het Marxisme, dat hij kwijtraakt, zoodra de ware wüsheid komt. Hü studeert nog harder op zijn ka mertje en bü zijn Russische kennissen. Om een meisje waardig te worden gaat hij toelatings examen doen voor de Universiteit en slaagt met uitstekende cijfers. Maar het meisje stelt hem te leur. Hij zal dan buiten New-York, in Sewanee, voor leeraar gaan studeerenmaar ook hier heeft de schlemiel raggene, wanbof. In zijn kosthuis wordt hem al zijn opgespaarde geld, vierhonderd dollar, ontstolen, en de autoritei ten laten hem in den steek. Nu komt de romantiek Hü loopt Westwaarts de spoorbaan langs, rijdt als verstekeling een nacht met den trein mee. In de buurt van Chicago wordt hij hout hakker, eigenlijk boekhouder in een houthak kerskamp. Op zün zwerftochten door het bosch vindt hij een Joodsch mijn-ingenieur. Het is Vrü dagavond en hem wordt verzocht „Kid- doesj" te willen zeggen, de zegening van den Sabbath over den beker wün. Daar ontmoet hü Laura, die zün vrouw wordt. In New-York gaat hij studeeren voor arts. terwijl zij leven van de krantenwük, die Aaron in den vroegen morgen bedient. Een jaar lang doet hij dat, twee jaar.Als hij van een ziekte herstelt zijn vrouw heeft in dien tijd de krantenwijk geloopen gaat hij uit tijd- verdrüf in hout snijden en als hij merkt, dat hij iets bereikt, huurt hij een loodsje aan de Hudson, waar hü zijn beelden snijdt: alle fi guren uit zün vroeger leven: Rachel-Naomi, Saul, de mannen uit de fabriek, van de sta king, de afzetters, de bedriegers, de fabrieks bazen, de parrigim, de ploertenAaron heeft zich gevonden als beeldhouwer. „De wereld maakte plaats voor hem en Aaron schonk de wereld zün hart." (bl. 304). De wereld had hem niets geschonken; steeds genomen, wat hij ook maar aan weelde had veroverd. Aaron Traum ging als een droomer over de wereld, omdat de wereld hem niets te zeggen en niets te geven had. Ondanks alles stond hü volkomen los van alles. Aan niets had hü zich gehecht; alleen de liefde voor een menschenkind kon hem vasthouden. En dan zijn ongeweten begaafdheid voor zijn kunst: Eenmaal meende hij er iets van te ontdekken, toen hü in het bosch voor het kleine meisje van den mijningenieur een sneeuwpop maak te: die was onwillekeurig een van zün vroe gere medearbeiders uit de fabriek geworden. Het Godsgeloof in Aaron's ziel was wel ge schud, maar in zijn verlatenheid, als hem ge vraagd wordt het Sabbath-gebed te zeggen, keert zijn ziel terug. Maar hü is dan ook bui ten het bereik van de vloek der grootstad! Voor zijn zoon David neemt hij het oude ge bedenboek van Rachel-Naomi: daarin vervolgt h de geslachtslijst en schrijft er bij „En hü zal zün als een boom, geplant bü de stroomen des waters." (bl. 295). Dit is een boek van den trots der Joodsche ziel die niet neergeslagen wordt tenzij hij zijn geloof in zijn God verliest. Het groote Joden vraagstuk ontvangt door dit boek een eigen aardig licht: Het is een bekentenis en tevens een kreet om behoud. Niet allereerst voor het Joodsche ras, maar voor de Joodsche ziel, die veel slagen verdragen kan, zoolang het Godsgeloof niet wordt aangetast. Maar in deze wereldbeschouwing missen wij noode de subli- meerende en verheffende kracht van het Christendom, waarbij de innigheid van de Joodsche psyche zoo wonderbaar-juist aan sluit. Dit boek bevredigt niet. Want.... waar de kunstenaar onder de massa de begenadigde enkeling is en blijft, heeft toch ook de massa een „begenadiging" noodig, doch deze is van een hóógere orde dan de schrijvers wis ten aan te geven. Sinds het liberalisme echter kent de hier door geïfecteerde menschen geen hoogere orde. Er blüft hem aan sterkst inspireerende kracht niet meer over dan.sentimentaliteit, welke verwaterende geesteshouding met tal van namen wordt gecamoufleerd, zonder evenwel van beteekenis te veranderen. We weten allen, dat het Joodsche ras in „gevoeligheid" alle andere rassen sterk overtreft, dat de Jood zijn „soores", zijn leed sterker en luidruchtiger uit, dan de Westerling, zonder daarom méér recht op „rachmoones", op meelij te hebben. Het stil le leed van den Westerling, al komt het niet aan den dag, gaat óók diep! Aaron Traum's levensverhaal dikt de smart niet aan, het is romantisch van gebeurlük- heid, maar de stfjl is van 'n warm-meelevende zakelijkheid. Maar toch zakelijkheid, iets waar in vele werken van Joodsche auteurs ver ten achter staan. Het is b.v. oneindig edeler dan Querido's romans van den zelfkant!! In het verhaal flitsen de feiten ons voorbij. Het tooneel is bont met een grauwen onder toon. Armoe, moeizaam vechten om het leven, met vaak geen ander uitzicht op redding dan de schande. Veel eergevoel is er niet in deze gevloekte schare, die in de eeuwige „goloes", de ballingschap den grooten trek maakte van Oost- Europa naar Amerika. Zeker niet bü de jon geren. De ouderen, zü die nog 's morgens en 's avonds „fillim leggen", de gebedsriemen; die de Sabbath in eere houden, die in en on danks hun „dalles" de godsdienstige feesten vieren, toonen karakter in dit moeilijke bewa ren der traditie. Maar ook zij moeten vaak bukken voor de sluwheid van hen, die de maat- schappelüke ladder één sport hooger opgekro pen zijn. Hoevelen hebben dit niet moeten be talen met het verlies van hun geloof! Grootmoeder Rachel-Naomi is te trotsch en ze beseft te zwaar de waarde van 't geloof in God, dan dat zü den eeuwenouden ritus zou laten verzinken in de veronachtzaming van Amerika. Hoe prachtig wordt dat op bl. 5558 beschre ven, waar zü haar uit Rusland meegenomen zilveren kandelaars langs den weg gaat ver- koopen om voor Aaron gebedsriemen te kun nen koopen als hij „barmitswe", kerkehjk meerderjarig wordt. De groote waarde van het streng vasthouden aan traditie en oude vormen is nog iets méér dan conservatisme. De liturgische vorm is de band, die ons met het onzienlijke verbindt en blüft verbinden. Onze menschelijke geest is te oneigen met het onzienlijke, zoodat wij telkens en telkens weer gedrongen worden op paden dif afwüken van het levensdoel. En hier is de liturgie de veilige weg. Van onze oprechte Godsliefde hangt het maar af, of wü die litur gie levend kunnen maken. De vorm van ons gebed is van meer waarde voor den inhoud er van, dan wü op het eerste gezicht zouden meenen. Dat wist grootmoeder Rachel-Naomi, dat wist ook vader Caul, maar hem ontbrak de kracht voor het offer. Hij was te zeer geslagen door het lot. In New-York's ghetto was veel van het oude stuk geslagen geloof. Skolnik, een verre verwant, had voor Jom Kippur, den Grooten Verzoendag, een kamers gehuurd en deze tot bedeplaats richt. Het was in een lingeriefabriek. In deze jaren van crisis, die aan den toe stand van 's lands schatkist niet ongemerkt voorbijgaan, is het, louter ter historische jubileum-documentatie (18441934) wel aar dig eens een blik terug te slaan naar de eer ste regeerperiode van Koning Willem II. Toen deze in 1840 den troon bestegen had, stonden hij en zijn ministers vóór een zeer moeilijke financieele situatie. Onze geldelijke toestand was, onder den invloed der politieke gebeurtenissen, ernstig aangetast. Sinds 1830 was de rente der staatsschuld sterk gestegen; de schuld zelve bereikte een aanzienlüke hoog te. In het eerste regeerjaar van Koning Wil lem II was er een begrootingstekort van 34 millioen (1841); in het licht dier tijden een bedrag, waar men tegen op zag. De geldnood baarde zware zorgen. Toen ver schillende andere middelen niet of niet vol doende uitkomst konden brengen, kwam de Mi nister van Justitie mr. F. A. van Hall (wien de portefeuille van financiën ad interim was opgedragen) met het voorstel tot het aangaan eener vrüwillige 3-procents geldleening ter grootte van 127 millioen. Deze leening (1844) heette vrijwillig, doch „what is in a name?" Als stok achter de deur stond een Inkomsten belasting ter grootte van 35 millioen jaarlijks, waarvan zü, die inschreven op deze leening, zouden zün vrijgesteld. Anders dan velen verwacht hadden en on danks de pessimistische uitingen van zeer vele leden der Tweede Kamer, die bitter weinig vertrouwen hadden in het welslagen van het ex periment, werd de financieele operatie een klin kend succes. De oude Koning Willem I, daar toe door Van Hall aangespoord, teekende in voor 10 millioen. De voldoening was uitermate groot. Van Rochussen, die te Brussel vertoefde, schreef aan Van Hall, dat hü langs den Bou levard was gaan toeren met de groote Oranje- cocarde. Dit was een uiting van levendige vreugde „l'enjeu était si fort" (Gleichman, De Gids, 1896). Verschillende maatregelen ter saneering van 's lands geldmiddelen konden als gevolg van het welslagen der vrijwillige leening worden genomen, o.m. conversie van hoog rendeerende leeningen. In 1846 was er weer, dank ook zü het ruimer vloeien van inkomsten uit de Oost, een goed-uitziende Staatsbegrooting. Koning Willem II gaf uiting aan zün vreug de door een proclamatie tot zün volk te rich ten, waarin Z. M. dankbaar wees op wat door de eendrachtige samenwerking van alle land- genooten was verwezenlijkt. De koninklüke proclamatie besloot: „Nederlanders, laat ons God bidden, dat Hü den goeden geest, door welke de natie in de jongste dagen opnieuw heeft getoond bezield te zün, bewaren, bevestigen en versterken moge, opdat ook het late nageslacht er de vruchten van inoogste, en dat Hij het Nederlandsche volk doe blüven eene vaderlandsche, eendrag- tige en godsdienstige natie". Aaron schrok, toen hü zag, dat hier alle waardigheid en decorum ontbraken. Hü be sefte, dat deze synagoge ingericht was, om er wat aan te verdienen." (bl. 59). Het verlies van het Godsgeloof met der daad zal de ondergang van het Joodsche volk zün. De Jood die zün geloof verliest, zal niet meer dan een karikatuur zijn. Hü zal veracht wor den door een ieder en uit de samenleving wor den gebannen. Deze vreeselijke waarheid leert Aaron Traum met ontstellende helderheid. De andere waarheid, dat het Joodsche Volk eerst door den Messias zal worden opgeheven tot Zün kruis, kon dit boek niet brengen. Met dat al schildert Aaron Traum's levens verhaal een boeiend aspect van de groote tra gedie. De vertaling van Joseph Gompers is in duidelijk Nederlandsch, zelfs een beter Neder- landsch, dan de meeste vertaalde romans. Daar komen perioden in voor, die gloeien als oven-vuren, bladzijden, die spanningen in het leven roepen van meedoogen om de immense tragiek van het zwervende volk, wiens zonen en dochteren óók in de goloes hun levensgang op aarde aanvangen. De rauwheid dezer goloes doet ons het boek voorbehouden voor levens- rijpe en ervaren lezers. PIET VISSER. in ui Minimi luim milium ii minimi nu ïr.ge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9