TSARINA VAN RUSLAND
9
Het zwervende Jodendom
1
VON STERNBERG'S
JONGSTE FILM
De nilometer
Sarah Bernhardt
De groote worsteling
Financieele zorgen
Joseph von Sternberg
Zooals Baring haar zag
Voor negentig jaren
„Skolnik". De man die overal en uit alles
geld wist te slaan
Binnen enkele dagen zal de nieuwste film
van Jozef von Sternberg worden vertoond,
n.l. „Tsarina van Rusland" („The scarlet
Empress") met natuurlijk Mariene Die
trich als de Russische keizerin.
Het heeft er allen schijn van, dat de film
regisseurs van Amerika en Engeland den laat-
sten tijd een frisschen wedloop houden om het
historische onderwerp. We zagen Elisabeth
Bergner onder regie van Alexander Korda,
als Catharina van Rusland in de Engelsche film
van dien naam; we zagen Carbo als Christina
van Zweden onder regie van Rouben Mamou-
lian en thans verschijnt Jozef von Sternberg
met de onafscheidelijke Mariene, eveneens als
Catharina de Tweede.
Direct dringt zich een vergelijking op tus-
schen de film van von Sternberg en die van
Korda en het kost weinig moeite te erkennen,
dat von Sternberg's prestaties huizen ver boven
die van Korda uit steken. Maar dat behoeft nog
geen compliment in te houden aan het adres
van den bezeten virtuoos, die Mariene Dietrich
tot zijn grootste filmobject maakte.
Korda's film immers bevatte geen enkele bij
zondere verdienste en was een tamme, nogal
pretentieuze verzameling historische prenten,
die alle tezamen bitter weinig met film te
maken hadden.
Het lijkt dan ook interessanter om von Stem
berg niet te beleedigen door zijn werk met dat
van zijn landgenoot te vergelijken, doch het
liever te zien in het kader van zijn eigen ont
wikkelingsgang.
Toen Jozef von Sternberg ergens in een Ber-
lijnsch cabaret van niet zeer verheffende sfeer
de middelmatige soubrette Mariene Dietrich had
ontdekt en haar gekneed en gevormd had in
„De Blauwe Engel", toen wisten we allen, dat
hier twee persoonlijkheden elkaar hadden ge
vonden, die elkaar sterk zouden blijven beïn
vloeden en voornamelijk was het de regisseur,
die zijn ster naar zijn hand zette, maar dit
tevens deed onder de fascineerende werking van
zijn object zelf. Uit alle films, waarin Dietrich
optreedt, komt dit verschijnsel sterk tot uiting.
Dietrich is ondenkbaar zonder von Sternberg en
von Sternberg voorloopig zonder Dietrich. Hij
kent haar persoonlijkheid door en door, be
gluurt haar en laat geen camera-instelling on
gebruikt om haar profiel, haar mond, haar
oogen, haar gestalte te benaderen. Men kan
von Sternberg het compliment niet onthouden,
dat hij al deze objecten volledig kent en op
ons weet over te brengen. Dit bleek reeds in
„De Blauwe Engel", die we moraliter volledig
moesten verwerpen, doch die als studiemateriaal
nog altijd een scherpen kijk geeft op von Stern
berg's kunstenaarschap.
In „Onteerd" en „Marokko" viel eenzelfde
obsedeerende, indringende aandacht voor het
filmobject waar te nemen, doch reeds toen voor
voelde men, dat de ongetwijfeld origineele film
kunstenaar ging afzakken naar een te persoon
lijke en te openhartige interpretatie van zijn
meer dan gewone belangstelling, ja zelfs ado
ratie van het medium Mariene Dietrich. Zoo
moest hü wel komen tot zijn „Shanghai Ex
press", een kitschverhaal, dat hier en daar met
groote verfijning werd verfilmd, doch dat geen
anderen inhoud had dan: Mariene Dietrich, 't
zelfde idool, dat „Blonde Venus" tot een stuk
voortreffelijke film maar tevens tot onnutte
schepping maakte.
Sindsdien deden in Hollywood geruchten de
ronde, dat mevr. von Sternberg met wraak
plannen rondliep en Mariene zoowaar voor den
rechter daagde en al moge aan al deze berich-
•tefi de reclame niet geheel vreemd zijn ge
weest, het is evèhmin verwonderlijk, dat dit
huwelijksconflict ontstond, wanneer men er
vaart met welken niets ontzienden hartstocht
von Stemberg zijn idool achtervolgt.
Nergens bleek dit zoo sterk als in de jongste
film „Tsarina van Rusland", waarbij men den
indruk krijgt, dat de regisseur geen meter heeft
verloren laten gaan, waarop Mariene figureer
de.... ofwel duizenden meters heeft opgeofferd
om een zoo gaaf mogelijke verbeelding van zijn
aangebeden genius te kunnen overhouden. Deze
film draait om Mariene in ieder détail. De ca
mera besluipt haar gezicht onder alle denk
bare situaties. Zij speelt met dit gelaat onver
moeibaar en telkens opnieuw: het gezicht ach
ter de spelende voile van een bed, het gezicht
achter een flakkerende kaarsvlam, het gezicht
met een bevend strootje in den mond, al maar
door het gezicht van de Tsarina met haar
groote en verwonderde oogen. Het wordt een
spel, dat niet meer voor ons, niet meer voor
de film van belang is, maar alleen voor von
Sternberg zelf, die blijkbaar geen hoogere taak
meer kent, dan zijn onuitputtelijke bewonde
ring voor Dietrich onontkenbaar duidelijk in
een film vast te leggen.
De vraag rijst: mag ons dit nog interesseeren?
Is deze aanbidding niet te persoonlijk om den
toeschouwer te boeien? Zijn wij aan von Stern
berg verplicht hem te volgen of zelfs maar zijn
houding verklaarbaar te vinden? Eerlijk ge
zegd: neen! Het kan ons volkomen koud laten,
hoezeer hij zijn uitverkorene met aandacht en
glorie omgeeft. Het eenige, wat we van hem
verwachten is, dat, hij ons een verbeelding zal
geven van Catharina, een persoonlijke verbeel
ding soit, maar iets anders toch dan een indi-
vidueele bewondering, een individueele aanbid
ding van een bepaalde vrouwelijke persoon
lijkheid.
Zoover is dus von Sternberg gekomen, dat hij
zich vrijwel geheel geeft aan dit eene groote
doel en daarbij vergeet, dat zijn aangebedene
slechts een onderdeel van een film is en mag
zijn. Hij moge zijn bezetenheid dan ook al met
een nu en dan meesterlijke verfijning uitbeel
den en daardoor zich verheffen boven die col
lega's die Garbo maar raak fotografeeren
te betreuren is het dat de filmer von Stemberg
een grooter doel laat varen. Hij begint „Tsarina
van Rusland" met den tijd van Catharina
op te roepen op die onmiddellijk indrin
gende wijze, waarop hij b.v. in de eerste meters
het chaotische China opriep in ..Shanghai Ex
press". In deze film deed hij met weinig mid
delen wonderen (althans in het begin), in zijn
jongste werk echter verzamelt hij een overstel
pende hoeveelheid materiaal, een overladen-
heid aan beelden, ornamenten, menschen, rui
ters en daverende hoefslagen van paarden, die
de houten trappen in het paleis bestormen.
Nergens kan men zeggen dat de regisseur
volledig faalde, maar ook nergens dat hij vol
ledig slaagde. Hij toont overal een gebrek aan
zelfbeheersching, die verontrustend wordt en
waarbij men zich afvraagt, waar deze fanatieke
filmmaker de volgende maal terecht zal komen
Het begint er op te lijken, dat hij dan pas zich
zelf zal terug vinden, wanneer hij zich eens in
een film van Dietrich zal hebben losgemaakt.
Nu echter lijkt het alsof hü voor goed aan haar
gebonden is en haar te filmen als zijn hoog
ste roeping beschouwt, hetgeen voor een zoo
oorspronkelük talent reeds nu fatale gevolgen
heeft
De geschiedenis van de beruchte Catharina
de Groote is niet van dien aard, dat men een
zeer verheffende film kan verwachten. Niette
min heeft von Sternberg met haar en haar
minnaars dusdanig zakelijk omgesprongen, dat
we de film niet bepaald behoeven af te wüzen
doch kunnen volstaan met een ernstig voorbe
houd voor volwassenen.
Dbg.
Uit Cairo komen alarmeerende berichten be
treffende het gestadig wassen van den Nijl. De
toestand is zóó ernstig, dat het ministerie van
arbeid tweehonderdduizend werklieden ter be
schikking heeft gesteld om de Nijloevers te
versterken. De stand van het Nijlwater wordt
op den z.g.2 nilometer afgelezen. Deze be
vindt zich in de nabijheid van Assoean en da
teert nog uit den tijd van het oude Egypte. De
nilometer, die indertijd door de Romeinen ver
woest werd, werd in 1870 door den khedive Is
mail weder opgebouwd.
„In Casey's paradijs". Twee verschoppelingen in New York's Ghetto, broeder s-in-de-
smart van Aaron Traum. (De beide teekeningen bij dit artikel zijn van William Groper)
Edmond Rostand
Het is altijd interessant, een Engelsch boek
te lezen over een onderwerp, de Fransche
kunst betreffende, want het verschil tus-
schen de beide volken is zoo groot, dat zü zel
den hetzelfde waardeeren, en doen zij dit al,
dan is het gewoonlijk om uiteenloopende rede
nen. De Engelsche humor verschilt van den
Franschen geest zooveel als Shakespeare van
Racine; het eene volk geniet gedurig van het
onverwachte, terwijl het andere zün behagen
schept in het wetmatige. De Engelschman is
doorgaans meer gemoedsmensch, de Fransch-
man daarentegen formalist. Beide volkeren zijn
voldoende vervuld van hun eigen nationaal zelf
gevoel om dit als criterium te beschouwen bü
het beoordeelen van buitenlanders.
Zoo grepen wü met bijzondere belangstelling
naar het boek van Maurice Baring over de
Fransche tooneelspeelster Sarah Bernhardt in
de verwachting, paradoxen en aforismen te gaan
genieten. Het werkje verscheen bü de „Albatros
Edition", die eenige zeer goede biografieën van
groote Franschen, n.l. Richelieu en Napoleon,
geschreven door Hilaire Belloc, in populaire uit
gave aan de markt bracht.
Doch Belloc kent de Fransche cultuur nauw
keurig. Hü is van Fransche afkomst en heeft
den „esprit latin", het ondefinieerbare vermogen
om aan te voelen, wat de Franschman mooi
vindt en waarom hij dit vindt.
Maurice Baring daarentegen is een geboren
en getogen Engelschman uit de hoogere stan
den, een conservatief kunstenaar met eerbied
waardige stijlallures en die kerngezonde opvat
tingen, welke schijnen te resulteeren uit een
dagelijksch ontbüt met veel ham en eieren. De
Franschman neemt geen ontbijt en wordt hel
der van geest. De Engelschman ontbüt zich zat
en blijft gezond van leden. Baring, een voor
aanstaand katholiek met ferme overtuiging,
houdt van tooneel, maar is geen geboren too-
neelcriticus. Hij is een novellist, die in het le
ven van zijn heldin zoekt naar den roman van
den roem.
De particuliere en soms pikante levensbüzon-
derheden van Sarah Bernhardt laat hü wüselük
buiten beschouwing. Die doen er niet toe. Hij
verhaalt uitsluitend over de kunstenares en haar
kunst. Persoonlük heeft hü de actrice goed ge
kend, evenals de Duse, met wie hü haar soms
pakkend weet te vergelü'ken. Toch werd zün
boek geen meesterwerk. Het blüft tamelük mat
tot de meer bewogen laatste hoofdstukken,
Hyman en Lester Cohen: Aaron
Traum. Vert, door Joseph
Gompers. Uitg. J. L. Joachim-
stha, Amsterdam. 1933.
Heel kort kunnen we dezen roman karakte-
riseeren als: een min of meer span
nende beschrüving van de worsteling
van een Joodsch beeldhouwer om tot de ont
dekking van zijn eigenlüke roeping te komen.
Deze roman is voluit romantisch. Waar
mee ik zeggen wil, dat hü ontsnapt aan de
klassificaties: historisch, psychologisch, etc.
Waarom ook zouden we een boek als dit gaan
klasseerd? Het werd toch geschreven met geen
ander doel, dan om te behagen? Behagen in
de eerste plaats door middel van woord
kunst. Maar daar boven uit heeft elk letter
kundig werk een hoogere taak, n.l. den geeste-
lüken inhoud over te gieten in den lezer. Opdat
dit zoo volkomen mogelük zal kunnen ge
schieden, is de meest volmaakte vorm noodig.
Heeft deze roman een bedoeling? Gezien
de tijdsomstandigheden kan ik niet anders
doen, dan op deze vraag een bevestigend ant
woord geven.
In „Aaron Traum" is het strevende Joden
dom verbeeld, het rusteloos naar uitleving van
de volle persoonlükheid strevende ras. Daar
zijn in den Jood tenslotte niet méér mogelük-
heden, dan in welk ander ras ook. Maar de
Jood bezit de habitus, om deze mogelijkheden
tot het uiterste te benutten. Hü is een onver
moeid en onvermoeibaar „Streber." De goeden
in den besten zin, de slechten in den aller -
slechtsten zin van het woord. En daarom is de
Jood-zonder-moraal vaak zulk een monstrum
van gewetenloosheid, terwül de aan zijn God
getrouwe Israëliet een ontroerend beeld geeft
van „den man naar Gods Hart."
Toch zullen wü de psyche van den Jood nooit
gemakkelük -begrüpen. Deze roman licht een
tipje van den sluier op, waaronder voor ons
het zwervend Jodendom verborgen is.
Het is voor kortzichtigen onder ons ge
makkelük genoeg, anti-semietische gevoelens te
koesteren niet alleen, maar ook een heete haat
te voeden tegen al wat Jood is. Immers: de
Jood dreigt den Westerling te overvleugelen
door zün sneller en zekerder aangewende ver
mogens. Anti-Semietisme is dikwijls 'n beken
tenis van eigen zwakheid en gebrek aan ener
gie! En het is zeker waar, dat de moraal -
looze Westerling het in alle opzichten zal ver
liezen van zijn Joodschen tegenstander, wan
neer deze eveneens geloof en moraal kwijt is.
Er zijn slimme en sloome menschen onder
de Westerlingen, er zijn ook slimme en sloome
Joden. Aaron Traum behoorde tot deze laatsten.
Maar onder deze sloomheid brandde een hei
lig vuur. Een vlam, die hem de kilte van de
gansche wereld deed vergeten, maar ook over
winnen. Hij kende de vlam in zijn binnenste
niet. Dat was zijn sloomheid. Als hij in New-
York's ghetto met spelden en briefpapier en
kaarsen leurt we zün rond 1890 en de
handel niet vlot gaat, hoort hü een sinaasap-
pelenventer zün waar aanprüzen met de epi
theta: „Zoete Californische.
Hij wist niet, wat het beteekende. Mis
schien zou de roep hem ook succes bren
genEn van nu af riep hij: „Zoete Cali-
fornische kaarsen.... een stuiver een brief
zoete Califomische enveloppen en schrüf-
papier." (bl. 52).
Dat was zün sloomheid, waar hü om uitge
lachen werd.
Aaron Traum was nog maar kort te voren
uit het Russiche dorp Traumovka geëmmi-
greerd en kende geen Engelsch. Schoolgaan
kon hij er niet, want er moest geld verdiend
worden voor het huisgezin van Saul Traum,
dat uit Grootmoeder Rachel-Naomi, haar zoon
Saul, diens tweede vrouw Gittel en haar bei
de kinderen met nog haar stifkinderen be
stond. Aaron was stiefkind en deugde bij Git-
tel slechts als hü geld thuisbracht. Ook Saul
was een droomer, die zich een uitvinding ont
futseld zag. Grootmoeder Rachel Naomi denkt
aan den roem van haar geslacht: daar waren
Rabbijnen onder. De familie was achteruit ge
gaan.... vandaar de emigratie. Maar de ge
schiedenis van haar geslacht....
„Jakob ben Awroom die de wildernis had
ontgonnen en Traumovka had gebouwd
Rabbi Juda, die vele commentaren op de
heilige boeken geschreven had.... Adam
Abraham, die voor zün volk bü den Tszaar
had gepleit en die sprak, zooals beschreven
stond, met een vlammende tong, en Saul's
grootvader, Eliazer, de kaballist, die de ge
heime beteekenis der woorden had gevorscht,
en Saul's vader, haar man, David, die zong
en bad en zijn leven in eenvoudige grootheid
beëindigd had(bl. 28).
Haar hoop was, dat Aaron een beroemd rab-
bün zou wordenHij moest naar school...
Rachel-Naomi zal dan gaan verdienen.... als
appelenverkoopster. Dat zal Aaron nooit ver
geten. Lang duurt het echter niet, want het
oudje sterft van narigheid. Aaron zwerft dan
waarin hij een ontleding geeft van 't kunste
naarskarakter der groote tragédienne.
Nu was het geen gemakkelüke taak, een
boeiend overzicht te geven van de carrière der
beroemde speelster. Om te beginnen heeft deze
een weinig belangrijke, maar zeer onderhou
dende autobiografie geschreven, getiteld „Ma
double Vie", waarin zij vertelt over haar om
gang met de schrüvers, wier werken zü speelde,
en over haar ervaringen met impresarii, met
tooneeldirecteuren, met collega's en met aller
hande losse en vaste relaties. Wie dit vlotte
werk kent, verwacht van Baring iets meer en
krijgt het nauwelüks. Hü verneemt veel, dat hij
al wist.
Vervolgens is het met de tooneelkunst zóó ge
steld, dat zü niets nalaat. Een actrice „maakt"
een rol en alleen de toeschouwer van dat cogen-
blik kan ervan genieten. Een dichter, een beeld
houwer, een componist laat bij zün dood een
zelfstandig voortlevend werk na, waarover men
kan blüven spreken en van meening verschillen.
Van den tooneelspeler blüft alleen de herinne
ring aan een ontroering.
Tenslotte heeft Baring zijn heldin alleen ge
zien, als hü de kans kreeg. Zü speelde in alle
landen der beschaafde wereld, haar prestaties
vertoonen niet de continuïteit der speelkunst
in één theater. Baring moest dus te rade gaan
bü allerlei beoordeelaars, meest uit Parijs. Hij
documenteert zich zorgvuldig, maar geeft niet
een voldoende duidelük tijdsbeeld om achter
grond te verschaffen aan zijn zwervende heldin.
Zoo hebben wü dps te maken met een vrij
vlak relaas, dat ontstond uit een schaduwlooze
bewondering en slechts door eenig lyrisme te
maken zou geweest zün tot een kunstwerk. Het
blüft te nuchter, te onbewogen, behalve aan
het slot.
De lezer moet zich dus tevreden stellen met
enkele uitstekende opmerkingen, die Maurice
Baring maakt over de tooneelkunst in het al
gemeen. Zoo zet hü b.v. helder uiteen, dat een
acteur vaak uitmunt in een zwak of drakerig
tooneelstuk, waarvan hü de rol kan „maken"
zonder schroom voor de litteratuur. Dit is uiter
aard juist, maar toch blijft het een grooter ver
dienste, Phédre of Antigone goed te vertolken
dan uit te blinken in de werken van Sardou!
Over Edmond Rostand
Interessant is de beschouwing over Edmond
Rostand, den tooneeldichter, wiens geweldig
succes bü zün tijdgenooten grootendeels aan het
spel van Sarah Bernhardt te danken is. Over
hem schrijft Maurice Baring:
„Daar is geen twüfel aan: Sarah Bernhardt
„maakte" Rostand. De tegenwoordige Fransche
intellectueelen, niet alleen van de jongere ge
neratie, maar ook die van middelbaren leeftijd,
nog niet oud genoeg om zich de dagen der eer
ste opvoeringen van L'Aiglon te herinneren,
staan er verbaasd over, hoe iemand ooit iets
bewonderenswaardigs heeft kunnen zien in
Edmond Rostand, en sommige hedendaagsche
beoordeelaars gaan zoo ver, te beweren, dat zün
vers volkomen waardeloos zou zijn. „Du Caout
chouc!" Voor een vreemdeling is het belachelijk
zich in te laten met een vraagstuk van dezen
aard. Maar de kwestie heeft nog een andere
züde, die de vreemdeling even goed beoordeelen
kan als de Franschman. En dat is de waarde
van Rostand als dramaturg. Hieromtrent is geen
twijfel mogelijk. Rostand was een geboren too-
neelschrijver. Niet alleen was zijn tooneeltech-
niek volkomen aannemelük, niet alleen „deden"
zijn situaties het, maar zijn verzen kwamen
over het voetlicht heen, niet slechts nu en dan
doch altüd, of ze ook bestemd waren te doen
lachen of te doen schreienOm rechtvaardig
te zü'n, moet ik zeggen, dat wij hem nooit voor
een heel groot dichter aanzagen en ik herinner
mü, dat in het eerste bedrijf van L'Aiglon, kort
voor de hoofdpersoon ten tooneele kwam, eenige
regels uit Racine gelezen werden, die onmid
dellijk de veel zachter en fijner poëzie van
Racine deden voelen. Het was of men eenige
maten van Beethoven hoorde temidden van een
operette van Offenbach. Gelukkig voor Rostand
werden deze verzen slecht gezegd. Als Saran
Bernhardt ze had moeten voordragen, zouden
ze het heele stuk hebben doodgeslagen."
In de laatste hoofdstukken van Baring's boek
staan de meeste goede opmerkingen. Deze hoofd
stukken vooral, men kan, bijna zeggenuitslui
tend, maken de lectuur tot een werkelijk intel
lectueel genot. Over Hamlet, door Sarah Bern
hardt vertolkt als een ongecompliceerde natuur,
oordeelt Baring:
„Is het niet waar, dat de „Elisabethans" uit
Shakespeare's dagen zich Hamlet voorstelden
als een eenvoudig karakter? En is het ook niet
waar, dat hedendaagsche critici, te beginnen
met Goethe, de Duitschers, en Coleridge, bü den
aanvang der vorige eeuw Hamlet hebben over
laden met allerhande metaphysiek, waarvan
Shakespeare en zü'n tijdgenooten nauwelijks een
flauw vermoeden hadden."
Baring prijst het karakter van Sarah Bern
hardt als mensch en kunstenares en eindigt met
een apotheose. Dit slot werd echter het eerst
geschreven, n.l. in 1927 onder invloed van het
overlijdensbericht der actrice, die hij goed ge
kend had. Wie een verzorgd overzicht van het
leven en de praestaties van Sarah Bernhardt
verlangt, kan bij Baring terecht. Meer biedt hij
echter niet. Hij is er niet in geslaagd, een werkje
te componeeren, dat door zijn climax of door
zijn critischen zin zou boeien.
DOM MUET.
van fabriek naar fabriek als slecht betaalde
hulp. We zijn anno 1890 Hü doet mee
aan stakingen, wordt zelfs een der leiders. On-
dertusschen leert hü met behulp van anderen
immigranten Engelsch lezen, kranten lezen,
boeken lezen. Hij gaat kranten verkocpen, leest
al wat los en vast is. Om zün sloomheid
wordt hü overal gehoond, bedrogen, afgezet,
weggetrapt, kortom, hij wordt een volstrekte
verschoppeling; maar de vlam van idealisme
was er niet om gedoofd. Hij weet nog niet wat
hij wil. Langzamerhand leert hij, de analfa
beet, iets verstaan van het woord Cultuur
maar als hij er iets meer van verstaat, ver
zwakt hij aan zijn geloof en wordt door Saul
uitgebannen met de klassieke vervloeking uit
het boek Leviticus.
Als hü zoowat wijsheden te pakken heeft,
wordt hij ook besmet met het Marxisme,
dat hij kwijtraakt, zoodra de ware wüsheid
komt. Hü studeert nog harder op zijn ka
mertje en bü zijn Russische kennissen. Om een
meisje waardig te worden gaat hij toelatings
examen doen voor de Universiteit en slaagt met
uitstekende cijfers. Maar het meisje stelt hem
te leur.
Hij zal dan buiten New-York, in Sewanee,
voor leeraar gaan studeerenmaar ook hier
heeft de schlemiel raggene, wanbof. In zijn
kosthuis wordt hem al zijn opgespaarde geld,
vierhonderd dollar, ontstolen, en de autoritei
ten laten hem in den steek.
Nu komt de romantiek
Hü loopt Westwaarts de spoorbaan langs,
rijdt als verstekeling een nacht met den trein
mee. In de buurt van Chicago wordt hij hout
hakker, eigenlijk boekhouder in een houthak
kerskamp. Op zün zwerftochten door het bosch
vindt hij een Joodsch mijn-ingenieur. Het is
Vrü dagavond en hem wordt verzocht „Kid-
doesj" te willen zeggen, de zegening van den
Sabbath over den beker wün. Daar ontmoet
hü Laura, die zün vrouw wordt.
In New-York gaat hij studeeren voor arts.
terwijl zij leven van de krantenwük, die Aaron
in den vroegen morgen bedient. Een jaar lang
doet hij dat, twee jaar.Als hij van een
ziekte herstelt zijn vrouw heeft in dien tijd
de krantenwijk geloopen gaat hij uit tijd-
verdrüf in hout snijden en als hij merkt, dat
hij iets bereikt, huurt hij een loodsje aan de
Hudson, waar hü zijn beelden snijdt: alle fi
guren uit zün vroeger leven: Rachel-Naomi,
Saul, de mannen uit de fabriek, van de sta
king, de afzetters, de bedriegers, de fabrieks
bazen, de parrigim, de ploertenAaron
heeft zich gevonden als beeldhouwer.
„De wereld maakte plaats voor hem en
Aaron schonk de wereld zün hart." (bl.
304).
De wereld had hem niets geschonken; steeds
genomen, wat hij ook maar aan weelde had
veroverd. Aaron Traum ging als een droomer
over de wereld, omdat de wereld hem niets te
zeggen en niets te geven had. Ondanks alles
stond hü volkomen los van alles. Aan niets had
hü zich gehecht; alleen de liefde voor een
menschenkind kon hem vasthouden. En dan
zijn ongeweten begaafdheid voor zijn kunst:
Eenmaal meende hij er iets van te ontdekken,
toen hü in het bosch voor het kleine meisje
van den mijningenieur een sneeuwpop maak
te: die was onwillekeurig een van zün vroe
gere medearbeiders uit de fabriek geworden.
Het Godsgeloof in Aaron's ziel was wel ge
schud, maar in zijn verlatenheid, als hem ge
vraagd wordt het Sabbath-gebed te zeggen,
keert zijn ziel terug. Maar hü is dan ook bui
ten het bereik van de vloek der grootstad!
Voor zijn zoon David neemt hij het oude ge
bedenboek van Rachel-Naomi: daarin vervolgt
h de geslachtslijst en schrijft er bij
„En hü zal zün als een boom, geplant bü
de stroomen des waters." (bl. 295).
Dit is een boek van den trots der Joodsche
ziel die niet neergeslagen wordt tenzij hij zijn
geloof in zijn God verliest. Het groote Joden
vraagstuk ontvangt door dit boek een eigen
aardig licht: Het is een bekentenis en tevens
een kreet om behoud. Niet allereerst voor het
Joodsche ras, maar voor de Joodsche ziel,
die veel slagen verdragen kan, zoolang het
Godsgeloof niet wordt aangetast. Maar in deze
wereldbeschouwing missen wij noode de subli-
meerende en verheffende kracht van het
Christendom, waarbij de innigheid van de
Joodsche psyche zoo wonderbaar-juist aan
sluit. Dit boek bevredigt niet. Want.... waar
de kunstenaar onder de massa de begenadigde
enkeling is en blijft, heeft toch ook de
massa een „begenadiging" noodig, doch deze
is van een hóógere orde dan de schrijvers wis
ten aan te geven.
Sinds het liberalisme echter kent de hier
door geïfecteerde menschen geen hoogere orde.
Er blüft hem aan sterkst inspireerende kracht
niet meer over dan.sentimentaliteit,
welke verwaterende geesteshouding met tal van
namen wordt gecamoufleerd, zonder evenwel
van beteekenis te veranderen. We weten allen,
dat het Joodsche ras in „gevoeligheid" alle
andere rassen sterk overtreft, dat de Jood zijn
„soores", zijn leed sterker en luidruchtiger uit,
dan de Westerling, zonder daarom méér recht
op „rachmoones", op meelij te hebben. Het stil
le leed van den Westerling, al komt het niet
aan den dag, gaat óók diep!
Aaron Traum's levensverhaal dikt de smart
niet aan, het is romantisch van gebeurlük-
heid, maar de stfjl is van 'n warm-meelevende
zakelijkheid. Maar toch zakelijkheid, iets waar
in vele werken van Joodsche auteurs ver ten
achter staan. Het is b.v. oneindig edeler dan
Querido's romans van den zelfkant!!
In het verhaal flitsen de feiten ons voorbij.
Het tooneel is bont met een grauwen onder
toon. Armoe, moeizaam vechten om het leven,
met vaak geen ander uitzicht op redding dan
de schande. Veel eergevoel is er niet in deze
gevloekte schare, die in de eeuwige „goloes", de
ballingschap den grooten trek maakte van Oost-
Europa naar Amerika. Zeker niet bü de jon
geren. De ouderen, zü die nog 's morgens en
's avonds „fillim leggen", de gebedsriemen;
die de Sabbath in eere houden, die in en on
danks hun „dalles" de godsdienstige feesten
vieren, toonen karakter in dit moeilijke bewa
ren der traditie. Maar ook zij moeten vaak
bukken voor de sluwheid van hen, die de maat-
schappelüke ladder één sport hooger opgekro
pen zijn. Hoevelen hebben dit niet moeten be
talen met het verlies van hun geloof!
Grootmoeder Rachel-Naomi is te trotsch en
ze beseft te zwaar de waarde van 't geloof in
God, dan dat zü den eeuwenouden ritus zou laten
verzinken in de veronachtzaming van Amerika.
Hoe prachtig wordt dat op bl. 5558 beschre
ven, waar zü haar uit Rusland meegenomen
zilveren kandelaars langs den weg gaat ver-
koopen om voor Aaron gebedsriemen te kun
nen koopen als hij „barmitswe", kerkehjk
meerderjarig wordt.
De groote waarde van het streng vasthouden
aan traditie en oude vormen is nog iets méér
dan conservatisme. De liturgische vorm is de
band, die ons met het onzienlijke verbindt en
blüft verbinden. Onze menschelijke geest is te
oneigen met het onzienlijke, zoodat wij telkens
en telkens weer gedrongen worden op paden
dif afwüken van het levensdoel. En hier is de
liturgie de veilige weg. Van onze oprechte
Godsliefde hangt het maar af, of wü die litur
gie levend kunnen maken. De vorm van ons
gebed is van meer waarde voor den inhoud er
van, dan wü op het eerste gezicht zouden
meenen.
Dat wist grootmoeder Rachel-Naomi, dat
wist ook vader Caul, maar hem ontbrak de
kracht voor het offer. Hij was te zeer
geslagen door het lot. In New-York's
ghetto was veel van het oude stuk
geslagen geloof. Skolnik, een
verre verwant, had voor Jom
Kippur, den Grooten Verzoendag, een
kamers gehuurd en deze tot bedeplaats
richt. Het was in een lingeriefabriek.
In deze jaren van crisis, die aan den toe
stand van 's lands schatkist niet ongemerkt
voorbijgaan, is het, louter ter historische
jubileum-documentatie (18441934) wel aar
dig eens een blik terug te slaan naar de eer
ste regeerperiode van Koning Willem II.
Toen deze in 1840 den troon bestegen had,
stonden hij en zijn ministers vóór een zeer
moeilijke financieele situatie. Onze geldelijke
toestand was, onder den invloed der politieke
gebeurtenissen, ernstig aangetast. Sinds 1830
was de rente der staatsschuld sterk gestegen;
de schuld zelve bereikte een aanzienlüke hoog
te. In het eerste regeerjaar van Koning Wil
lem II was er een begrootingstekort van 34
millioen (1841); in het licht dier tijden een
bedrag, waar men tegen op zag.
De geldnood baarde zware zorgen. Toen ver
schillende andere middelen niet of niet vol
doende uitkomst konden brengen, kwam de Mi
nister van Justitie mr. F. A. van Hall (wien
de portefeuille van financiën ad interim was
opgedragen) met het voorstel tot het aangaan
eener vrüwillige 3-procents geldleening ter
grootte van 127 millioen. Deze leening (1844)
heette vrijwillig, doch „what is in a name?"
Als stok achter de deur stond een Inkomsten
belasting ter grootte van 35 millioen jaarlijks,
waarvan zü, die inschreven op deze leening,
zouden zün vrijgesteld.
Anders dan velen verwacht hadden en on
danks de pessimistische uitingen van zeer vele
leden der Tweede Kamer, die bitter weinig
vertrouwen hadden in het welslagen van het ex
periment, werd de financieele operatie een klin
kend succes. De oude Koning Willem I, daar
toe door Van Hall aangespoord, teekende in
voor 10 millioen. De voldoening was uitermate
groot. Van Rochussen, die te Brussel vertoefde,
schreef aan Van Hall, dat hü langs den Bou
levard was gaan toeren met de groote Oranje-
cocarde. Dit was een uiting van levendige
vreugde „l'enjeu était si fort" (Gleichman, De
Gids, 1896).
Verschillende maatregelen ter saneering van
's lands geldmiddelen konden als gevolg van
het welslagen der vrijwillige leening worden
genomen, o.m. conversie van hoog rendeerende
leeningen. In 1846 was er weer, dank ook zü
het ruimer vloeien van inkomsten uit de Oost,
een goed-uitziende Staatsbegrooting.
Koning Willem II gaf uiting aan zün vreug
de door een proclamatie tot zün volk te rich
ten, waarin Z. M. dankbaar wees op wat door
de eendrachtige samenwerking van alle land-
genooten was verwezenlijkt. De koninklüke
proclamatie besloot:
„Nederlanders, laat ons God bidden, dat Hü
den goeden geest, door welke de natie in de
jongste dagen opnieuw heeft getoond bezield
te zün, bewaren, bevestigen en versterken moge,
opdat ook het late nageslacht er de vruchten
van inoogste, en dat Hij het Nederlandsche
volk doe blüven eene vaderlandsche, eendrag-
tige en godsdienstige natie".
Aaron schrok, toen hü zag, dat hier alle
waardigheid en decorum ontbraken. Hü be
sefte, dat deze synagoge ingericht was, om
er wat aan te verdienen." (bl. 59).
Het verlies van het Godsgeloof met der daad
zal de ondergang van het Joodsche volk zün.
De Jood die zün geloof verliest, zal niet meer
dan een karikatuur zijn. Hü zal veracht wor
den door een ieder en uit de samenleving wor
den gebannen. Deze vreeselijke waarheid leert
Aaron Traum met ontstellende helderheid.
De andere waarheid, dat het Joodsche Volk
eerst door den Messias zal worden opgeheven
tot Zün kruis, kon dit boek niet brengen.
Met dat al schildert Aaron Traum's levens
verhaal een boeiend aspect van de groote tra
gedie. De vertaling van Joseph Gompers is in
duidelijk Nederlandsch, zelfs een beter Neder-
landsch, dan de meeste vertaalde romans.
Daar komen perioden in voor, die gloeien als
oven-vuren, bladzijden, die spanningen in het
leven roepen van meedoogen om de immense
tragiek van het zwervende volk, wiens zonen
en dochteren óók in de goloes hun levensgang
op aarde aanvangen. De rauwheid dezer goloes
doet ons het boek voorbehouden voor levens-
rijpe en ervaren lezers.
PIET VISSER.
in ui Minimi luim milium ii minimi nu
ïr.ge