OP EEN AFSTAND GEZIEN i MALAISE? IN DE SCHEEPVAART? 1 mmmm mmm Handelsverdrag met Spanje Medische Kroniek Kerel schepen bevaren nog de heele wereld" ZONDAG 9 SEPTEMBER 1934 ʧmm Heide-ontginners in de duinen De Kunst in nood Dag en nacht IDEEËN ffèfeï ?V- Een excursie van de Ned. Heide maatschappij naar het provin ciaal Waterleidingsbedrijf nabij Castricum „Het Slot op den Hoef Op het pompstation HET VLAGGEN IN DE RESIDENTIE Inwerkingtreding opgeschort? Tentoonstelling door Minister Marchant geopend GLASFABRIEK STOPGEZET Een der grootste voordeelen van een bui- tenlandsche vacantie is de gelegenheid, welke men daardoor heeft, het eigen vaderlandsche leven op een afstand te kunnen bekijken. Zoolang men tusschen de bekende dingen van iederen dag verkeert kan het ge makkelijk gebeuren, dat daarin geleidelijk veranderingen plaats hebben, zonder dat men deze waarneemt, ja, het komt maar al te vaak voor, dat men dagelijks nog naar de dingen kijkt, zonder ze eigenlijk te zien. Een Amster dammer kan iederen dag langs den Westertoren komen zonder den steenen reus op te merken. Hij zou zijn hals in krampachtige bochten moe ten draaien om naar de spits van den hem immers toch zoo goed bekenden toren te kijken; of wel, hij zou op een afstand moeten gaan staan om een goeden indruk van die steenen verhevenheid te krijgen. En zoo iets doet hij natuurlijk niet; verbeeld u, men zou denken dat hij een vreemdeling was! Zoo kan het gebeuren, dat een vreemde in één oogopslag in onze naaste omgeving waarne mingen doet, welke ons, juist door de dage lij ksche sleur, ontgaan. En zoo is het nuttig van tijd tot tijd in den vreemde te zijn en van daar te peinzen over hetgeen men achterlaat. Zoo hebben wij van hooge bergen af in den geest op ons lage polderland neergezien en 't kan zijn nut hebben om wat daar dan als een film voorbijgaat, op papier vast te leggen. Mis schien doet een of ander onzer lezers er zijn voordeel mee. Aanleiding tot onze overpeinzing was een blik in een Engelsche katholieke krant, ons door een vriendelijke hand toegezonden. Al vorens den inhoud van het bewuste stuk mede te deelen, een woord vooraf over de Engelsche katholieke pers. Een eigen dagbadpers hebben onze geloofsgenooten over het Kanaal niet. Men heeft zich daar tot nog toe met enkele week bladen en voorts met zoogenaamde parochie bladen beholpen. Niet, omdat de Engelschman een slechte krantlezer is; integendeel, in wei nig landen worden zooveel dagbladen gelezen als in Groot Brittannië. Maar de gemiddelde Engelschman, ook de katholieke, leest liefst een neutraal blad, althans wat daarvoor ge houden wordt. Daarin willen enkele katho lieke voormannen nu verandering brengen. On der leiding van eenige R.K. geestelijken heeft men een aantal katholieke weekbladen gecon centreerd en op die basis wil men een katholieke dagbladpers uitbouwen. Een en ander werd door de leidende redactie in den breede aan gekondigd, in welk betoog o.m. tot uiting kwam, dat er naar gestreefd zou worden een eigen dagbladpers te maken, die ook door anderen zou worden gewaardeerd; dagbladen, die enkel maar katholiek heeten, maar echte nieuws bladen zijn, alleen hierin van andere verschil lend, dat zij door katholieken worden samenge steld. Ziedaar de voorgeschiedenis. Deze redactio- neele verklaring nu zette blijkbaar een aantal lezers aan het schrijven. Wij vonden n.m. in een der laatste Augustusnummers van de Ca tholic Herald een stuk, onderteekend door een dozijn lezers en lezeressen en gezonden uit een vacantie-oord in Normandië. Dit stuk bracht ons aan het peinzen. Het is van een fijnen humor, waarvan de Engelschman in tegenstel ling met ons zoo goed het geheim verstaat. Wij zullen daarom ook nalaten het te vertalen: wat in Engeland een glimlach op de lippen toovert, wekt hier zoo gemakkelijk ergernis. De schrijvers dan prikken den eerwaarden re dacteur van de Catholic Herald met commen taren op zijn verklaring. Gij hebt, schrijven zij, eerst het woord katholiek geheel uit uw blad willen weglaten, meenend dat een nieuws blad vanzelf katholiek is, wanneer het door katholieken wordt samengesteldT Achteraf werd echter het woord Katholiek en nog wel met een hoofdletter, gehandhaafd en in elk nummer komt het nu wel twintigmaal voor. Wij gelooven, schrijven de inzenders, dat het laatste juist is. Maar alleen: het moet niet in Men moet onderscheiden: men kan kerkelijke het gebruik van het woord katholiek zitten, of men al of niet een katholieke krant maakt, bladen maken, die over kerkelijke personen en zaken schrijven en mededeelingen doen. En deze moeten zich dan ook tot haar taak be palen en niet hun exploitatie trachten goed te maken door het opnemen van advertenties met meisjes in corsetten en badcostuums. aan prijzingen van schoonheidsmiddelen enz. Daar naast kan men het katholieke dagblad heb ben, dat alles mist wat in kerkelijke bladen thuis hoort. Wanneer gij ons dus een katholiek nieuwsblad wil geven, bespaar ons dan de kolom met leelijke foto's van jarige bisschoppen, wel ke gij ons onlangs gaaft. Een bisschop is nu eenmaal ieder jaar jarig, zooals ieder ander en deze hoogwaardigheidsbekleeders zullen ver moedelijk zelf een dusdanige publicatie niet op prijs stellen. Wanneer echter een bisschop een belangrijke daad verricht, b.v. sterft voor het geloof, meldt dat ons dan en wij zullen rrotsch op hem zijn! Zoo ongeveer was de gedachtengang van de Inzenders in de Catholic Herald. Wij vermelden ze alleen hierom, omdat ze gebouwd was op de volgende belangrijke stelling, welke ons aan het nadenken en vergelijken bracht. Het moet toch mogelijk zijn, aldus ongeveer de bedoelde inzenders, om naast kerkelijke katholieke bladen een eigen katholieke dagbladpers te hebben. Immers het woord katholiek is niet zoo eng als wij wel eens gewoon zijn te meenen en zooals anderen, b.v. de Anglo-katholieken 't begrijpen. Katholiek moet niet alleen den ka tholieken godsdienst en zijn bedienaren en gebruiken omvatten, het moet ook uitdrukken een eigen cultuur en een eigen sociologie en een eigen economie. Of zijn wij zóó arm, dat wij alleen maar katholiek in de kerk zijn? 't Is waar, een katholieke beschaving, een ka tholieke economie kunnen zonder den katho lieken godsdienst niet bestaan. Toch zijn zij verschillend van elkaar, immers de laatste is van een andere wereld, de eersten zijn van deze wereld. Wanneer wij deze taal van vreemdelingen lezen zijn wij geneigd zelfvoldaan te denken: hoever hebben wij, Nederlandsche katholieken, het dan toch met onze eigen dagbadpers ge bracht! Wij hebben dagbladen, die in niets bij de beste neutrale en liberale achter behoe ven te staan; onze Roomsche kranten zijn echte nieuwsbladen, door katholieken samengesteld, juist zooals onze Engelsche geloofsgenooten dit in verre verten als een bijna onbereikbaar ideaal zien. Inderdaad, zoo is het. Toch is er voor zelf genoegzaamheid geen aanleiding. Wanneer men zoo uit de verte van de hooge bergtoppen in een ander land af, in den geest op het eigen vaderland neerkijkt en men maakt dan verge lijkingen tusschen het katholicisme in Neder land en dat in andere landen, dan is de eerste opwelling er een van groote ingenomenheid met den toestand in eigen land. Dan komt men gemakkelijk in de enthousiaste stemming van een handen klappende meeting, die naar het vuurwerk der welsprekendheid van een feest redenaar geluisterd heeft. Maar wanneer de rook is opgetrokken en men blijft nog wat na peinzen, dan wordt het gevoel van blijde te vredenheid al spoedig getemperd door de opmerking in het bovengenoemde Engelsche katholieke weekblad: er is een verschil tus schen godsdienst en kerkelijke zaken eenerzijds en katholieke cultuur en christelijke sociologie anderzijds. Het is wel eens de moeite waard, om, daartoe toevalligerwijze geprikkeld, een vluchtige enquête in eigen land en onder eigen geloofsgenooten in te stellen. Wij, katholieke Nederlanders, hebben ons zoo langzamerhand laten aanleunen, dat wij de beste katholieken van de wereld zijn: nergens is het Roomsche volk zoo gehoorzaam aan zijn bisschoppen; nergens is het zoo tot in alle onderdeelen confessioneel georganiseerd; ner gens is het parochieele leven zoo keurig inge deeld: een eigen kerk, met eigen Roomsche scholen en patronaatsgebouwen; nergens is het kerkbezoek zoo trouw en worden de vasten dagen zoo goed onderhouden. De eigen dagblad pers wordt in degelijkheid en omvang naar verhouding nergens ter wereld geëvenaard. In missie-ijver staan de Nederlandsche katholieken bovenaan. Is het wonder, dat opeenvolgende Pausen de katholieken van deze lage landen geprezen hebben en dat buitenlandsche bis schoppen het kleine Nederland aan hun ge- loovigen ten voorbeeld stellen? Voeg daarbij het uitzonderlijke feit, dat die zelfde Nederlandsche katholieken zich ook staatkundig eensgezind hebben georganiseerd en de sterkste politieke partij van het land vormen, dan is dat alles te zamen inderdaad voor een buitenlandschen geloofsgenoot om te watertanden. En tochwanneer men de vraag stelt: en waar is naast het kerkelijk leven de eigen katholieke cultuur, dan blijft een bevredigend antwoord uit. De vraag is pijnlijk, maar is het niet goed haar eens scherp te stellen, vooral in dezen tijd, nu er zoo allerwege om een nieu we ordening, om nieuwe ideeën, om nieuwe maatschappelijke perspectieven geroepen wordt, de vraag, waarom is er in Nederland, waar bijna een derde der bevolking katholiek is en waar het Roomsche kerkelijke leven zoo bloeiend is, geen sprake van een eigen katho lieke cultuur? Nog altijd wordt er ten on rechte van Nederland als van een „protes- tantsche natie" gesproken; onjuist naar het getal van geloovige protestanten gemeten, maar niet geheel ten onrechte naar den calvinisti- schen geest, die in heel het openbare leven nog te vinden is. Zou het teveel geëischt zijn, wan neer duidelijk ware aan te geven hoe ook de katholieken hun eigen stempel op dat open bare leven in Nederland hebben gedrukt, te veel, waar op iedere drie Nederlanders er één katholiek is? En toch, dat eigen cachet, die eigen sporen van een katholieke cultuur, zijn in ons nationale leven niet aan te wijzen. Wij laten nu af om te onderzoeken, of er in de nationale kunst of wetenschap van een sterken katholieken invloed sprake is. Daarvoor is onze emancipatie nog te jong. Maar zou het onmogelijk zijn geweest bij een kerkelijk zoo sterke en goed georganiseerde gemeenschap als de onze, een beïnvloeding der sociale verhou dingen te verwachten? Laten wij enkele ge wetensvragen stellen: had een niet alleen uiter lijk kerksche maar innerlijk vrome katholieke bevolking niet een algemeene Zondagsrust, een betere Zondagsheiliging kunnen doorvoeren, door sport en spel en verder uiterlijk vertoon naar den vrijen Zaterdagmiddag terug te drin gen? Wanneer vreemdelingen met een zekere verwondering constateeren, dat het openbare leven in Nederland, ten minste in de grootste en grootere steden even wuft is als overal el ders, is dit dan niet voor een aanmerkelijk deel ook aan de slapheid der katholieken te wijten? En hoe staat het met onze solidariteit? Van de joden is spreekwoordelijk, dat zij een sterk familieleven hebben en dat zij eigen rasgenoo- ten nooit in den steek laten. Is er bij ons iets van zulk een trek te vinden? Of is er niet juist bij de minder bedeelde katholieken en de groote* gezinnen een voortdurende klacht dat er onder geloofsgenooten geen saamhoorigheid bestaat; dat men er nooit iets van bemerkt vooruitgeholpen te worden door genooten van dezelfde kerk? Hebben wij, grootste bevolkingsgroep en partij met de groote gezinnen, iets doorgedreven wat op steun van dat groote gezin lijkt? Moest men in het buitenland niet kunnen zeggen: kijkt naar Nederand, daar heeft de katholieke partij een kinderfonds afgedwongen, waartoe alle werkgevers en werknemers bijdragen? Kijk naar Nederland: daar is het zoo her haaldelijk in encyclieken gepredikte solidarisme tusschen werkgevers en werknemers groeiende! Ja, zoo moest het zijn, maar zoo is het niet. In dezen crisistijd schrijnt de wanorde in de sociale verhoudingen, de rechteloosheid van den arbeider, de onverzorgdheid van den werk- looze meer dan ooit. Wat zou het mooi zijn ten deze op een stuk sociale voorzorg te kun nen wijzen, ontstaan door roomschen invloed! Maar de niet-liberale, de sociaal voelende ka- T.,V- i f 99 tholieke werkgever wordt nog altijd als een uitzondering geprezen en als gemeenschap heeft de katholieke werkgeversstand geen eigen stem pel op het sociale leven gedrukt. Al was er maar één speciale maatregel door zijn toedoen tot stand gekomen! Al had, om een voorbeeld te noemen, die katholieke werkgeversstand in de zen crisistijd eens het initiatief genomen om de vrouwelijke werkkrachten door mannelijke te vervangen, een initiatief, dat door niet-katho- lieken zeker in meerderheid zou gevolgd zijn. En mogen wij roemen op onzen katholieken werkliedenstand? Ook hier missen wij het groote voorbeeld van een stelselmatig en krach tig streven naar solidariteit; ook hier een te uitsluitend behartigen van eigen standsbelangen. Is het bijvoorbeeld niet teekenend, dat een terrein, waarop katholiek Nederland zoo trotsch is, n.m. een eigen Roomsche dagbladpers, on dermijnd wordt door pogingen om naar so cialistische leest een katholieke werklieden pers te stichten en dat zulk een ongewenschte splijtzwam in ons openbare leven zonder ver zet groeien kan? Zoo zouden wij aan het vragen kunnen blij ven. Maar genoeg om, wie in deze richting denken wil, op het spoor te zetten. Terecht zijn wij, Nederlandsche katholieken, trotsch op ons kerkelijk leven. Maar wordt het geen tijd ons af te vragen of wij als gemeen schap ook het sociale leven niet zóó kunnen beïnvloeden, dat wij ook ten deze aan de we reld ten voorbeeld kunnen zijn? LIBRA. De tweede dag van de vergadering der Ned. Heidemaatschappij had al een zeer ambulant karakter. Reeds te acht uur vertrokken 4 auto cars, Noordwaarts dezen keer, over Hembrug via Castricum naar de duinen nabij dat dorp. De deelnemers waren dien dag de gasten van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord- Holland, dat tusschen Castricum en Egmond een drietal landgoederen heeft liggen: Castri cum, Bakkum en Egmond. Het eerst werd gereden naar de provinciale kweekerij te Bakkum, waar de jonge booiaen voor de boschaanplanting worden gekweekt. Hier in de buurt heeft men in de laatste jaren het zand afgegraven voor het maken van den provincialen weg van Bakkum naar Limmen, en daardoor is een alleraardigst duinmeertje ontstaan, dat door de goede leiding, aan de afgraving gegeven, ontegenzeggelijk een ver betering van het landschap is geworden. Nadat in het theehuis Johanna's Hof koffie was gedronken werd het kampeerterrein be zichtigd, dat de Waterleidingmaatschappij te Bakkum exploiteert. Te midden der bosschen is hier een terrein voor kampeerders gereser veerd met de noodige „outillage", deze bestaat uit waschbakken, bergplaatsen voor tentmate riaal en privaten. Tegen een tarief van fC.25 per persoon en per dag kan een ieder hier kampeeren. Dat dit aftrek heeft, blijkt uit het feit dat dit jaar op deze wijze niet minder dan 48.000 kwartjes geïnd zijn. Het terrein staat voortdurend onder toezicht van mannelijke en .vrouwelijke veldwachters. Een wandeling door het beboschte duin bracht de deelnemers weer bü hun autobussen, waar mede naar Egmond aan Zee werd gereden. Even werd nog Egmond aan den Hoef aan gedaan, waar de deelnemers bijzonder veel in teresse toonden voor de ontgraving van het oude slot van de heeren van Egmond, die in vollen gang was. De bezoekers konden juist getuigen er van zijn hoe een aantal oude z.g. Jacoba- kruikjes uit den ouden grond te voorschijn kwamen. Het „Slot op den Hoef", aldus ver telde ons de heer E. Vogelenzang, de rent meester van het Waterleidingbedrijf, lag op ongeveer vier K.M. van de oude abdij van Eg mond, wat niet belette dat de bewoners van beide nederzettingen zich trouw aan de traditie hielden om elkaar te verdragen als kat en hond, en beide bouwwerken zijn dan ook in den loop der tijden meerdere malen verwoest. Des middags ging men terug naar Castricum, om het hoofdpompstation van het Waterleiding bedrijf te bezichtigen. De ondergrond van de duinen bestaat uit breede zandlagen, die door dunne, ondoor dringbare kleilagen van elkaar gescheiden zijn. Deze zandlagen zijn verzamelplaatsen van het zoete regenwater, eerst op 100 a 120 Meter diepte wordt het water zout. Door het water leiding-bedrijf nu worden putten geboord, die tot in die waterhoudende lagen reiken en daar uit wordt het water opgepompt. In het aige- loopen jaar werd op deze wijze alleen uit het landgoed Bakkum niet minder dan 3.5 mil- lioen kubieke M. water gewonnen. Met trots kon de heer J. van Aldenborgh aan zijn kritische gasten toonen, hoe ondanks deze wateronttrekking de plantengroei in de duinen niets geleden had. Integendeel is het hoofdpompstation zelf een juweel van fleurige beplanting. Na de bezichtiging van het pompstation werd Castricum-aan-zee bezocht, een badplaats- in-Wording, die nog uit niets anders bestaat dan een badhotel op de duinen, maar dit is dan ook zoo mooi gelegen dat de deelnemers geruimen tijd bleven. Tot slot werd nog een bezoek gebracht aan het landgoed Castricum, waar de duinen reeds geruimen tijd beboscht zijn, voornamelijk met eikenhout. Het onregelmatige we zouden haast zeggen meer romantische van deze oude beplanting in vergelijking met de nieuwe boschaanleg viel wel zeer in het oog. En zoo was het einde gekomen van deze in teressante excursie. Vermoedelijk zal de Heide maatschappij het volgende jaar te Nijmegen vergaderen, aldus gehoor gevend aan een uit- noodiging, door de afd. Nijmegen tijdens de vergadering tot het hoofdbestuur gericht. De Ver. „De Princevlag" had onlangs een commissie aangewezen om na te gaan waarom op 31 Augustus, den verjaardag van de Konin gin, zooveel minder in de Residentie is gevlagd dan het vorig jaar. Deze commissie heeft nu een rapport uitgebracht, waarin wordt gecon cludeerd, dat hiervoor drie oorzaken zijn. Ten eerste had de Princevlag het vorige jaar voor genoemden datum een vlaggentelling aange kondigd. Ten tweede was dit jaar de Konin gin uitstedig en waren de feestelijkheden be perkt. Ten derde waren tal van vlaggen op dit oogenblik ongeschikt, doordat zij bij den herhaalden nationalen rouw beschadigd of Vuil waren geworden. Voor drukker vlaggen op 18 September a.s. den Prinsjesdag, zal propaganda worden ge maakt Met verwijzing naar het medegedeelde be treffende het op 16 Juni 1934 te Madrid gesloten handels- en scheepvaartverdrag tusschen Ne derland en Spanje, dat met ingang van 1 Sep tember voorloopig in werking is getreden, wordt thans bekend gemaakt, dat, volgens Zaterdag morgen ontvangen berichten, de inwerkingtre ding zou zijn opgeschort. Nadere inlichtingen worden hierover inge wonnen. De Minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, mr. Marchant, heeft bij de ope ning van de tentoonstelling „De Kunst in Nood" Zaterdagmiddag in de Koninklijke Kunstzaal Kleykamp te Den Haag een rede uitgesproken, waaraan wij het volgende ont- leenen: „De Regeering ondersteunt met volle instem ming het energieke werk van „De Kunst in Nood". Zy erkent den verheffenden invloed van de kunst op het volksleven. Zij gevoelt de nood- zakeiykheid, dat vooral in tijden van druk met hun gevaar voor het kweeken van misdadig heid en wanhoop, de zin voor schoonheid leven dig blijve, die de geesten loutert en voor onver schillig pessimisme bewaart. Thans is de toestand zoo moeiiyk geworden, dat zy, die, ons de schoonheid openbaren, niet meer kunnen bestaan uit hun werk, waardoor ons dit ideëele goed dreigt te ontzinken. Het spreekt vanzelf: als de Regeering aan allen kant om steun gevraagd wordt om voor ondergang te bewaren, dan zijn het eerst be- dryven aan de beurt, onmisbaar voor ons mate- rieele bestaan. Dan strekken de beschikbare middelen om te vrijwaren voor broodsgebrek. Wat niet onmisbaar is voor het bestaan, komt eerst daarna, hoe zwaar het belang van voort bestaan ook moge wegen. Omdat de Regeering zich hier onmachtig voelt, verheugt zij zich temeer, wanneer de wil, de kracht, de volharding, de offerzin blijken te leven om een taak te vervullen, waartoe haar de middelen ontbreken. Het comité „De Kunst in Nood" heeft hier van biyk gegeven. Ook heeft het woord gevoerd mr. J. Visser, secretaris-penningmeester van het tentoonstel- lings-comité. De K.R.O. gaf een uitzending van de ope ningsplechtigheid. Nadat de redevoeringen waren gehouden, hebben de aanwezigen de tentoonstelling be zichtigd. Ter tentoonstelling zijn ongeveer honderd schilders vertegenwoordigd. Met ingang van Zaterdag is, volgens het „Volk", aan het geheel personeel van de glas fabriek A. J. Bakker te Nieuw-Buinen ontslag aangezegd wegens overproductie. Dat beteekent dat het aantal werkloozen met een paar hon derd wordt vermeerderd. Het komt mij voor, dat de Voorzienigheid alle maatregelen heeft getroffen, dat de menschen niet zouden versuffen. Welis waar zorgen de menschen daar zelf ook voor, door hun verschillende plichten te verwaarloo- zen, en zich aldus allerlei onaangenaamheden en zelfs rampen op den hals halen, maar alle op die manier veroorzaakte verrassingen heb ben lang niet altijd een goed effect. Daaren tegen zijn de natuurlijke veranderingen, zoo als de wisseling der leeftyden, het huweiyk, de jaren, de seizoenen, het weer en niet op de laatste plaats de wisseling van dag en nacht van dien aard, dat zij den mensch steeds frisch houden. De mensch leeft veel meer met den dag en den nacht mede, dan men zou denken. In de eerste plaats gaat daarmee de wisseling van waken en slapen gepaard, maar waarom wordt de mensch 's avonds slaperig? En om het antwoord duidelijker te maken, kan men dadelijk op de zak zelf ingaan, maar het is vaak zeer verhelderend eens te zien, hoe het met planten en dieren staat. Vele planten slui ten 's avonds him bloemkelken, en ook van hun stofwisseling weet men, dat die overdag geheel anders is dan 's nachts. Wanneer men nu planten overdag in het donker zet, 's nachts in 't licht, verandert daardoor in 't algemeen hun gedrag niet. Dus hier kan waken en slaap niet alleen verklaard worden door het licht van de zon; maar misschien wel door andere werkingen dan de zon, scheikundige of electrische veranderingen in de atmosfeer, die immers evengoed doorgaan ,of men het licht afsluit of niet. In "t voorbijgaan moge gezegd worden, dat sommige planten, zooals de heliotroop en de convolaatus zeer gevoelig zijn voor het zonnelicht, omdat zy immers den gan- schen dag door steeds hun bloemen naar de zon gericht te houden, en zoo met de groote lichtbron meedraaien. De dieren slapen niet allen des nachts, hier heeft men opgemerkt, dat dit vooral afhangt van de zintuigen, waarmee zij leven. Dieren, die vooral met hun oogen leven, zooals de vogels, slapen 's nachts zooals 't behoort, maar dieren, die vooral met hun reukzintu'g leven, zooals b.v. katten, zijn 's nachts zeer actief, en slapen vaak een gat in den dag. De eerste soort, die het zonnelicht noodig heeft, kan 's nachts heel weinig beginnen, maar de tweede soort is 's nachts juist ongestoord. Zoo heeft men ook wel verondersteld, dat de slaap by den mensch een gevolg van sug gestie is: neem het licht weg, en elk geruisch en de mensch wordt van zelf slaperig. Nu is het zonder twyfel waar, dat duisternis en stilte den slaap zeer bevorderen, maar aan den ande ren kant is het een feit, dat menschen, die door den aard van him beroep gewoon zyn overdag te slapen en 's nachts te werken, toch nog immer 's nachts tegen den slaan hebben te vechten, en jarenlange gewoonte verandert daaraan niets. Het ligt dus niet alleen aan licht of duisternis. Maar slapen en waken is niet het eenige, wat periodiek is. Ook de lichaamstemperatuur beschrijft eiken dag een kromme lün, en wel zoo, dat zij 's morgens laag is b.v. 36.5 onder den oksel en 's avonds tot 37.- of hooger op loopt by gezonde menschen. En ook by zieken gaat dat eveneens zoo, en wanneer de tempe ratuur bij tuberculose-lijders 's morgens hoo ger is dan 's avonds, geldt dit in 't algemeen als een slecht teeken. Benediet in Amerika heeft nu nagegaan of menschen, die sedert acht jaren nachtarbeid verrichten, misschien een andere tempera- tuurscurve hadden, maar ook hier bleek, dat hun temperatuur op dezelfde wyze op en neer ging als by de nachtslapers. Hetzelfde heeft Gigon geconstateerd bij bakkers, nachtzusters, nachtwakers. Volcker heeft hetzelfde nagegaan by de bewoners van Noord-IJsland, die zeer lange dagen of zeer lange nachten hebben, en vond ook daar de normale curve. Helaas, andere onderzoekers en volstrekt geen slechtere, hebben het tegenovergestelde beweerd.men is er werkelijk in geslaagd om bij konynen, apen en vogels den loop van de dageiyksche temperatuur geheel in de war te brengen en te veranderen, juist door licht en duisternis te veranderen. En Osborne, die een groote reis maakte van Zuid-Afrika naar Australië, heeft bij zich zelf waargenomen, dat zyn temperatuur wisselde met den zonnestand van de plaats waar hy zich telkens bevond. Dat wil dus zeggen, dat het licht wel degeiyk een beslissenden invloed had op de hoogte van zyn lichaamstemperatuur. Vele processen gaan met den dag en nacht op en neer. De bloeddruk verandert regelmatig met dag- en nachtwisseling, de pols en ce ademhaling zyn 's nachts langzamer, en zelfs in de urine bemerkt men den invloed van dag en nacht. De afscheiding van de urine is het geringst voor middernacht en het sterkst in ochtend uren, onafhankeiyk van het voedsel, van wa ken enslapen. Ook de lever werkt overdag anders dan 's nachts, 's Nachts is voor de lever de tyd van opbouw, dan wordt het voedsel verzameld en in den vereischten scheikundigen vorm ge bracht, overdag wordt dit voedsel aan het bloed en de weefsels afgegeven. Ook het zenuwstelsel gaat met de zonne- schyf op en neer. Sommige menschen zyn hiervoor bijzonder gevoelig. Zeer bekend is de morgenziekte ofschoon ik hoop, dat de meeste lezers deze ziekte noch by zich zelf, noch by hun omgeving hebben waargenomen. De morgen maakt zulke menschen traag, be sluiteloos, prikkelbaar en mopperig; tegen elf uur gaat het over. De regelmatige stoel gang is voor deze menschen van groot be lang. Andere typen lyden meer onder het vallen van den avond ik zeg andere, want morgen- zieken bevinden zich in den avond zeer weL Deze andere worden tegen het schemerdonker angstig, vermoeid, neergeslagen, maar wan neer de duisternis gevallen is, gaat thet weer over. Voor deze typen is de regeling van het voedsel van groot belang. Ieder mensch heeft zyn eigen speciale ge voeligheid voor de verschillende tyden van den dag, maar in den regel zyn de verschillen zoo gering, dat zy geen beteekenis hebbeo. Trouwens de gevoeligheid is zoo enorm verschillend, dat het verbazingwekkend is. B.v. wat betreft het dubbelzien, wanneer iemand scheel is. Sommigen klagen over het gering ste, maar nog dezer dagen schreef een oog arts, dat er een patiënt van 60 jaar by hem kwam, die zoo scheel was, dat het eene oog nauwelyks te zien was, en die zeide: „A propos, vroeger heb ik wel eens een beetje geloenscht". De man keek met zyn eene oog nog en het andere telde eenvoudig niet mee. De cyclus van dag en nacht geldt niet alleen voor gezonden, maar ook voor zieken. Om nog eens op het schemerdonker terug te komen; wat er dan pleegt te gebeuren is vooral door Sardou nagegaan: hy heeft bemerkt, dat dat uur de tyd is voor hoofdpyn met roodheid in het gezicht, plaatselyke pijnen by tuberculose- ïyders, pijnen by rheumatieklyders, die zich overdag wel gevoelen. Maar ook dit alles is verschillend al naar de personen. Er zyn ook bepaalde uren van den dag, waarop de meeste menschen sterven; zeer vele hartlyders sterven b.v. in den nanacht. Maar voor de ziekten is dit alles sedert lang bekend: het asthma treedt vaak op in de eerste uren van den nacht, de galkolieken evenzoo, de aanvallen van croup evenzeer. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5