OP EEN AFSTAND GEZIEN
i
MALAISE? IN DE SCHEEPVAART?
1
mmmm
mmm
Handelsverdrag
met Spanje
Medische Kroniek
Kerel
schepen bevaren nog de heele wereld"
ZONDAG 9 SEPTEMBER 1934
ʧmm
Heide-ontginners in de
duinen
De Kunst in nood
Dag en nacht
IDEEËN
ffèfeï ?V-
Een excursie van de Ned. Heide
maatschappij naar het provin
ciaal Waterleidingsbedrijf
nabij Castricum
„Het Slot op den Hoef
Op het pompstation
HET VLAGGEN IN DE
RESIDENTIE
Inwerkingtreding opgeschort?
Tentoonstelling door Minister
Marchant geopend
GLASFABRIEK STOPGEZET
Een der grootste voordeelen van een bui-
tenlandsche vacantie is de gelegenheid,
welke men daardoor heeft, het eigen
vaderlandsche leven op een afstand te kunnen
bekijken. Zoolang men tusschen de bekende
dingen van iederen dag verkeert kan het ge
makkelijk gebeuren, dat daarin geleidelijk
veranderingen plaats hebben, zonder dat men
deze waarneemt, ja, het komt maar al te vaak
voor, dat men dagelijks nog naar de dingen
kijkt, zonder ze eigenlijk te zien. Een Amster
dammer kan iederen dag langs den Westertoren
komen zonder den steenen reus op te merken.
Hij zou zijn hals in krampachtige bochten moe
ten draaien om naar de spits van den hem
immers toch zoo goed bekenden toren te kijken;
of wel, hij zou op een afstand moeten gaan
staan om een goeden indruk van die steenen
verhevenheid te krijgen. En zoo iets doet hij
natuurlijk niet; verbeeld u, men zou denken
dat hij een vreemdeling was!
Zoo kan het gebeuren, dat een vreemde in
één oogopslag in onze naaste omgeving waarne
mingen doet, welke ons, juist door de dage
lij ksche sleur, ontgaan. En zoo is het nuttig
van tijd tot tijd in den vreemde te zijn en van
daar te peinzen over hetgeen men achterlaat.
Zoo hebben wij van hooge bergen af in den
geest op ons lage polderland neergezien en 't
kan zijn nut hebben om wat daar dan als een
film voorbijgaat, op papier vast te leggen. Mis
schien doet een of ander onzer lezers er zijn
voordeel mee.
Aanleiding tot onze overpeinzing was een
blik in een Engelsche katholieke krant, ons
door een vriendelijke hand toegezonden. Al
vorens den inhoud van het bewuste stuk mede
te deelen, een woord vooraf over de Engelsche
katholieke pers. Een eigen dagbadpers hebben
onze geloofsgenooten over het Kanaal niet. Men
heeft zich daar tot nog toe met enkele week
bladen en voorts met zoogenaamde parochie
bladen beholpen. Niet, omdat de Engelschman
een slechte krantlezer is; integendeel, in wei
nig landen worden zooveel dagbladen gelezen
als in Groot Brittannië. Maar de gemiddelde
Engelschman, ook de katholieke, leest liefst
een neutraal blad, althans wat daarvoor ge
houden wordt. Daarin willen enkele katho
lieke voormannen nu verandering brengen. On
der leiding van eenige R.K. geestelijken heeft
men een aantal katholieke weekbladen gecon
centreerd en op die basis wil men een katholieke
dagbladpers uitbouwen. Een en ander werd
door de leidende redactie in den breede aan
gekondigd, in welk betoog o.m. tot uiting kwam,
dat er naar gestreefd zou worden een eigen
dagbladpers te maken, die ook door anderen
zou worden gewaardeerd; dagbladen, die enkel
maar katholiek heeten, maar echte nieuws
bladen zijn, alleen hierin van andere verschil
lend, dat zij door katholieken worden samenge
steld.
Ziedaar de voorgeschiedenis. Deze redactio-
neele verklaring nu zette blijkbaar een aantal
lezers aan het schrijven. Wij vonden n.m. in
een der laatste Augustusnummers van de Ca
tholic Herald een stuk, onderteekend door een
dozijn lezers en lezeressen en gezonden uit een
vacantie-oord in Normandië. Dit stuk bracht
ons aan het peinzen. Het is van een fijnen
humor, waarvan de Engelschman in tegenstel
ling met ons zoo goed het geheim verstaat. Wij
zullen daarom ook nalaten het te vertalen:
wat in Engeland een glimlach op de lippen
toovert, wekt hier zoo gemakkelijk ergernis.
De schrijvers dan prikken den eerwaarden re
dacteur van de Catholic Herald met commen
taren op zijn verklaring. Gij hebt, schrijven
zij, eerst het woord katholiek geheel uit uw
blad willen weglaten, meenend dat een nieuws
blad vanzelf katholiek is, wanneer het door
katholieken wordt samengesteldT Achteraf
werd echter het woord Katholiek en nog wel
met een hoofdletter, gehandhaafd en in elk
nummer komt het nu wel twintigmaal voor.
Wij gelooven, schrijven de inzenders, dat het
laatste juist is. Maar alleen: het moet niet in
Men moet onderscheiden: men kan kerkelijke
het gebruik van het woord katholiek zitten, of
men al of niet een katholieke krant maakt,
bladen maken, die over kerkelijke personen en
zaken schrijven en mededeelingen doen. En
deze moeten zich dan ook tot haar taak be
palen en niet hun exploitatie trachten goed
te maken door het opnemen van advertenties
met meisjes in corsetten en badcostuums. aan
prijzingen van schoonheidsmiddelen enz. Daar
naast kan men het katholieke dagblad heb
ben, dat alles mist wat in kerkelijke bladen
thuis hoort. Wanneer gij ons dus een katholiek
nieuwsblad wil geven, bespaar ons dan de kolom
met leelijke foto's van jarige bisschoppen, wel
ke gij ons onlangs gaaft. Een bisschop is nu
eenmaal ieder jaar jarig, zooals ieder ander
en deze hoogwaardigheidsbekleeders zullen ver
moedelijk zelf een dusdanige publicatie niet op
prijs stellen. Wanneer echter een bisschop een
belangrijke daad verricht, b.v. sterft voor het
geloof, meldt dat ons dan en wij zullen rrotsch
op hem zijn!
Zoo ongeveer was de gedachtengang van de
Inzenders in de Catholic Herald. Wij vermelden
ze alleen hierom, omdat ze gebouwd was op de
volgende belangrijke stelling, welke ons aan
het nadenken en vergelijken bracht. Het moet
toch mogelijk zijn, aldus ongeveer de bedoelde
inzenders, om naast kerkelijke katholieke
bladen een eigen katholieke dagbladpers te
hebben. Immers het woord katholiek is niet
zoo eng als wij wel eens gewoon zijn te meenen
en zooals anderen, b.v. de Anglo-katholieken 't
begrijpen. Katholiek moet niet alleen den ka
tholieken godsdienst en zijn bedienaren en
gebruiken omvatten, het moet ook uitdrukken
een eigen cultuur en een eigen sociologie en
een eigen economie. Of zijn wij zóó arm, dat
wij alleen maar katholiek in de kerk zijn? 't
Is waar, een katholieke beschaving, een ka
tholieke economie kunnen zonder den katho
lieken godsdienst niet bestaan. Toch zijn zij
verschillend van elkaar, immers de laatste is
van een andere wereld, de eersten zijn van
deze wereld.
Wanneer wij deze taal van vreemdelingen
lezen zijn wij geneigd zelfvoldaan te denken:
hoever hebben wij, Nederlandsche katholieken,
het dan toch met onze eigen dagbadpers ge
bracht! Wij hebben dagbladen, die in niets
bij de beste neutrale en liberale achter behoe
ven te staan; onze Roomsche kranten zijn echte
nieuwsbladen, door katholieken samengesteld,
juist zooals onze Engelsche geloofsgenooten dit
in verre verten als een bijna onbereikbaar
ideaal zien.
Inderdaad, zoo is het. Toch is er voor zelf
genoegzaamheid geen aanleiding. Wanneer men
zoo uit de verte van de hooge bergtoppen in
een ander land af, in den geest op het eigen
vaderland neerkijkt en men maakt dan verge
lijkingen tusschen het katholicisme in Neder
land en dat in andere landen, dan is de eerste
opwelling er een van groote ingenomenheid
met den toestand in eigen land. Dan komt men
gemakkelijk in de enthousiaste stemming van
een handen klappende meeting, die naar het
vuurwerk der welsprekendheid van een feest
redenaar geluisterd heeft. Maar wanneer de
rook is opgetrokken en men blijft nog wat na
peinzen, dan wordt het gevoel van blijde te
vredenheid al spoedig getemperd door de
opmerking in het bovengenoemde Engelsche
katholieke weekblad: er is een verschil tus
schen godsdienst en kerkelijke zaken eenerzijds
en katholieke cultuur en christelijke sociologie
anderzijds. Het is wel eens de moeite waard,
om, daartoe toevalligerwijze geprikkeld, een
vluchtige enquête in eigen land en onder eigen
geloofsgenooten in te stellen.
Wij, katholieke Nederlanders, hebben ons zoo
langzamerhand laten aanleunen, dat wij de
beste katholieken van de wereld zijn: nergens
is het Roomsche volk zoo gehoorzaam aan zijn
bisschoppen; nergens is het zoo tot in alle
onderdeelen confessioneel georganiseerd; ner
gens is het parochieele leven zoo keurig inge
deeld: een eigen kerk, met eigen Roomsche
scholen en patronaatsgebouwen; nergens is het
kerkbezoek zoo trouw en worden de vasten
dagen zoo goed onderhouden. De eigen dagblad
pers wordt in degelijkheid en omvang naar
verhouding nergens ter wereld geëvenaard. In
missie-ijver staan de Nederlandsche katholieken
bovenaan. Is het wonder, dat opeenvolgende
Pausen de katholieken van deze lage landen
geprezen hebben en dat buitenlandsche bis
schoppen het kleine Nederland aan hun ge-
loovigen ten voorbeeld stellen?
Voeg daarbij het uitzonderlijke feit, dat die
zelfde Nederlandsche katholieken zich ook
staatkundig eensgezind hebben georganiseerd
en de sterkste politieke partij van het land
vormen, dan is dat alles te zamen inderdaad
voor een buitenlandschen geloofsgenoot om te
watertanden.
En tochwanneer men de vraag stelt:
en waar is naast het kerkelijk leven de eigen
katholieke cultuur, dan blijft een bevredigend
antwoord uit. De vraag is pijnlijk, maar is het
niet goed haar eens scherp te stellen, vooral
in dezen tijd, nu er zoo allerwege om een nieu
we ordening, om nieuwe ideeën, om nieuwe
maatschappelijke perspectieven geroepen wordt,
de vraag, waarom is er in Nederland, waar
bijna een derde der bevolking katholiek is en
waar het Roomsche kerkelijke leven zoo
bloeiend is, geen sprake van een eigen katho
lieke cultuur? Nog altijd wordt er ten on
rechte van Nederland als van een „protes-
tantsche natie" gesproken; onjuist naar het
getal van geloovige protestanten gemeten, maar
niet geheel ten onrechte naar den calvinisti-
schen geest, die in heel het openbare leven nog
te vinden is. Zou het teveel geëischt zijn, wan
neer duidelijk ware aan te geven hoe ook de
katholieken hun eigen stempel op dat open
bare leven in Nederland hebben gedrukt, te
veel, waar op iedere drie Nederlanders er één
katholiek is? En toch, dat eigen cachet, die
eigen sporen van een katholieke cultuur, zijn
in ons nationale leven niet aan te wijzen.
Wij laten nu af om te onderzoeken, of er in
de nationale kunst of wetenschap van een
sterken katholieken invloed sprake is. Daarvoor
is onze emancipatie nog te jong. Maar zou het
onmogelijk zijn geweest bij een kerkelijk zoo
sterke en goed georganiseerde gemeenschap als
de onze, een beïnvloeding der sociale verhou
dingen te verwachten? Laten wij enkele ge
wetensvragen stellen: had een niet alleen uiter
lijk kerksche maar innerlijk vrome katholieke
bevolking niet een algemeene Zondagsrust, een
betere Zondagsheiliging kunnen doorvoeren,
door sport en spel en verder uiterlijk vertoon
naar den vrijen Zaterdagmiddag terug te drin
gen? Wanneer vreemdelingen met een zekere
verwondering constateeren, dat het openbare
leven in Nederland, ten minste in de grootste
en grootere steden even wuft is als overal el
ders, is dit dan niet voor een aanmerkelijk deel
ook aan de slapheid der katholieken te wijten?
En hoe staat het met onze solidariteit? Van
de joden is spreekwoordelijk, dat zij een sterk
familieleven hebben en dat zij eigen rasgenoo-
ten nooit in den steek laten. Is er bij ons iets
van zulk een trek te vinden? Of is er niet
juist bij de minder bedeelde katholieken en de
groote* gezinnen een voortdurende klacht dat
er onder geloofsgenooten geen saamhoorigheid
bestaat; dat men er nooit iets van bemerkt
vooruitgeholpen te worden door genooten van
dezelfde kerk?
Hebben wij, grootste bevolkingsgroep en partij
met de groote gezinnen, iets doorgedreven wat
op steun van dat groote gezin lijkt? Moest men
in het buitenland niet kunnen zeggen: kijkt
naar Nederand, daar heeft de katholieke partij
een kinderfonds afgedwongen, waartoe alle
werkgevers en werknemers bijdragen?
Kijk naar Nederland: daar is het zoo her
haaldelijk in encyclieken gepredikte solidarisme
tusschen werkgevers en werknemers groeiende!
Ja, zoo moest het zijn, maar zoo is het niet.
In dezen crisistijd schrijnt de wanorde in de
sociale verhoudingen, de rechteloosheid van
den arbeider, de onverzorgdheid van den werk-
looze meer dan ooit. Wat zou het mooi zijn
ten deze op een stuk sociale voorzorg te kun
nen wijzen, ontstaan door roomschen invloed!
Maar de niet-liberale, de sociaal voelende ka-
T.,V- i f
99
tholieke werkgever wordt nog altijd als een
uitzondering geprezen en als gemeenschap heeft
de katholieke werkgeversstand geen eigen stem
pel op het sociale leven gedrukt. Al was er maar
één speciale maatregel door zijn toedoen tot
stand gekomen! Al had, om een voorbeeld te
noemen, die katholieke werkgeversstand in de
zen crisistijd eens het initiatief genomen om de
vrouwelijke werkkrachten door mannelijke te
vervangen, een initiatief, dat door niet-katho-
lieken zeker in meerderheid zou gevolgd zijn.
En mogen wij roemen op onzen katholieken
werkliedenstand? Ook hier missen wij het
groote voorbeeld van een stelselmatig en krach
tig streven naar solidariteit; ook hier een te
uitsluitend behartigen van eigen standsbelangen.
Is het bijvoorbeeld niet teekenend, dat een
terrein, waarop katholiek Nederland zoo trotsch
is, n.m. een eigen Roomsche dagbladpers, on
dermijnd wordt door pogingen om naar so
cialistische leest een katholieke werklieden
pers te stichten en dat zulk een ongewenschte
splijtzwam in ons openbare leven zonder ver
zet groeien kan?
Zoo zouden wij aan het vragen kunnen blij
ven. Maar genoeg om, wie in deze richting
denken wil, op het spoor te zetten.
Terecht zijn wij, Nederlandsche katholieken,
trotsch op ons kerkelijk leven. Maar wordt het
geen tijd ons af te vragen of wij als gemeen
schap ook het sociale leven niet zóó kunnen
beïnvloeden, dat wij ook ten deze aan de we
reld ten voorbeeld kunnen zijn?
LIBRA.
De tweede dag van de vergadering der Ned.
Heidemaatschappij had al een zeer ambulant
karakter. Reeds te acht uur vertrokken 4 auto
cars, Noordwaarts dezen keer, over Hembrug
via Castricum naar de duinen nabij dat dorp.
De deelnemers waren dien dag de gasten van
het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-
Holland, dat tusschen Castricum en Egmond
een drietal landgoederen heeft liggen: Castri
cum, Bakkum en Egmond.
Het eerst werd gereden naar de provinciale
kweekerij te Bakkum, waar de jonge booiaen
voor de boschaanplanting worden gekweekt.
Hier in de buurt heeft men in de laatste jaren
het zand afgegraven voor het maken van den
provincialen weg van Bakkum naar Limmen,
en daardoor is een alleraardigst duinmeertje
ontstaan, dat door de goede leiding, aan de
afgraving gegeven, ontegenzeggelijk een ver
betering van het landschap is geworden.
Nadat in het theehuis Johanna's Hof koffie
was gedronken werd het kampeerterrein be
zichtigd, dat de Waterleidingmaatschappij te
Bakkum exploiteert. Te midden der bosschen
is hier een terrein voor kampeerders gereser
veerd met de noodige „outillage", deze bestaat
uit waschbakken, bergplaatsen voor tentmate
riaal en privaten. Tegen een tarief van fC.25
per persoon en per dag kan een ieder hier
kampeeren. Dat dit aftrek heeft, blijkt uit het
feit dat dit jaar op deze wijze niet minder dan
48.000 kwartjes geïnd zijn. Het terrein staat
voortdurend onder toezicht van mannelijke en
.vrouwelijke veldwachters.
Een wandeling door het beboschte duin bracht
de deelnemers weer bü hun autobussen, waar
mede naar Egmond aan Zee werd gereden.
Even werd nog Egmond aan den Hoef aan
gedaan, waar de deelnemers bijzonder veel in
teresse toonden voor de ontgraving van het oude
slot van de heeren van Egmond, die in vollen
gang was. De bezoekers konden juist getuigen
er van zijn hoe een aantal oude z.g. Jacoba-
kruikjes uit den ouden grond te voorschijn
kwamen. Het „Slot op den Hoef", aldus ver
telde ons de heer E. Vogelenzang, de rent
meester van het Waterleidingbedrijf, lag op
ongeveer vier K.M. van de oude abdij van Eg
mond, wat niet belette dat de bewoners van
beide nederzettingen zich trouw aan de traditie
hielden om elkaar te verdragen als kat en
hond, en beide bouwwerken zijn dan ook in den
loop der tijden meerdere malen verwoest.
Des middags ging men terug naar Castricum,
om het hoofdpompstation van het Waterleiding
bedrijf te bezichtigen.
De ondergrond van de duinen bestaat uit
breede zandlagen, die door dunne, ondoor
dringbare kleilagen van elkaar gescheiden zijn.
Deze zandlagen zijn verzamelplaatsen van het
zoete regenwater, eerst op 100 a 120 Meter
diepte wordt het water zout. Door het water
leiding-bedrijf nu worden putten geboord, die
tot in die waterhoudende lagen reiken en daar
uit wordt het water opgepompt. In het aige-
loopen jaar werd op deze wijze alleen uit het
landgoed Bakkum niet minder dan 3.5 mil-
lioen kubieke M. water gewonnen.
Met trots kon de heer J. van Aldenborgh
aan zijn kritische gasten toonen, hoe ondanks
deze wateronttrekking de plantengroei in de
duinen niets geleden had. Integendeel is het
hoofdpompstation zelf een juweel van fleurige
beplanting.
Na de bezichtiging van het pompstation
werd Castricum-aan-zee bezocht, een badplaats-
in-Wording, die nog uit niets anders bestaat
dan een badhotel op de duinen, maar dit is
dan ook zoo mooi gelegen dat de deelnemers
geruimen tijd bleven.
Tot slot werd nog een bezoek gebracht aan
het landgoed Castricum, waar de duinen reeds
geruimen tijd beboscht zijn, voornamelijk met
eikenhout. Het onregelmatige we zouden
haast zeggen meer romantische van deze
oude beplanting in vergelijking met de nieuwe
boschaanleg viel wel zeer in het oog.
En zoo was het einde gekomen van deze in
teressante excursie. Vermoedelijk zal de Heide
maatschappij het volgende jaar te Nijmegen
vergaderen, aldus gehoor gevend aan een uit-
noodiging, door de afd. Nijmegen tijdens de
vergadering tot het hoofdbestuur gericht.
De Ver. „De Princevlag" had onlangs een
commissie aangewezen om na te gaan waarom
op 31 Augustus, den verjaardag van de Konin
gin, zooveel minder in de Residentie is gevlagd
dan het vorig jaar. Deze commissie heeft nu
een rapport uitgebracht, waarin wordt gecon
cludeerd, dat hiervoor drie oorzaken zijn. Ten
eerste had de Princevlag het vorige jaar voor
genoemden datum een vlaggentelling aange
kondigd. Ten tweede was dit jaar de Konin
gin uitstedig en waren de feestelijkheden be
perkt. Ten derde waren tal van vlaggen op
dit oogenblik ongeschikt, doordat zij bij den
herhaalden nationalen rouw beschadigd of
Vuil waren geworden.
Voor drukker vlaggen op 18 September a.s.
den Prinsjesdag, zal propaganda worden ge
maakt
Met verwijzing naar het medegedeelde be
treffende het op 16 Juni 1934 te Madrid gesloten
handels- en scheepvaartverdrag tusschen Ne
derland en Spanje, dat met ingang van 1 Sep
tember voorloopig in werking is getreden, wordt
thans bekend gemaakt, dat, volgens Zaterdag
morgen ontvangen berichten, de inwerkingtre
ding zou zijn opgeschort.
Nadere inlichtingen worden hierover inge
wonnen.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen, mr. Marchant, heeft bij de ope
ning van de tentoonstelling „De Kunst in
Nood" Zaterdagmiddag in de Koninklijke
Kunstzaal Kleykamp te Den Haag een rede
uitgesproken, waaraan wij het volgende ont-
leenen:
„De Regeering ondersteunt met volle instem
ming het energieke werk van „De Kunst in
Nood". Zy erkent den verheffenden invloed van
de kunst op het volksleven. Zij gevoelt de nood-
zakeiykheid, dat vooral in tijden van druk met
hun gevaar voor het kweeken van misdadig
heid en wanhoop, de zin voor schoonheid leven
dig blijve, die de geesten loutert en voor onver
schillig pessimisme bewaart.
Thans is de toestand zoo moeiiyk geworden,
dat zy, die, ons de schoonheid openbaren, niet
meer kunnen bestaan uit hun werk, waardoor
ons dit ideëele goed dreigt te ontzinken.
Het spreekt vanzelf: als de Regeering aan
allen kant om steun gevraagd wordt om voor
ondergang te bewaren, dan zijn het eerst be-
dryven aan de beurt, onmisbaar voor ons mate-
rieele bestaan. Dan strekken de beschikbare
middelen om te vrijwaren voor broodsgebrek.
Wat niet onmisbaar is voor het bestaan, komt
eerst daarna, hoe zwaar het belang van voort
bestaan ook moge wegen.
Omdat de Regeering zich hier onmachtig
voelt, verheugt zij zich temeer, wanneer de wil,
de kracht, de volharding, de offerzin blijken te
leven om een taak te vervullen, waartoe haar
de middelen ontbreken.
Het comité „De Kunst in Nood" heeft hier
van biyk gegeven.
Ook heeft het woord gevoerd mr. J. Visser,
secretaris-penningmeester van het tentoonstel-
lings-comité.
De K.R.O. gaf een uitzending van de ope
ningsplechtigheid.
Nadat de redevoeringen waren gehouden,
hebben de aanwezigen de tentoonstelling be
zichtigd.
Ter tentoonstelling zijn ongeveer honderd
schilders vertegenwoordigd.
Met ingang van Zaterdag is, volgens het
„Volk", aan het geheel personeel van de glas
fabriek A. J. Bakker te Nieuw-Buinen ontslag
aangezegd wegens overproductie. Dat beteekent
dat het aantal werkloozen met een paar hon
derd wordt vermeerderd.
Het komt mij voor, dat de Voorzienigheid
alle maatregelen heeft getroffen, dat de
menschen niet zouden versuffen. Welis
waar zorgen de menschen daar zelf ook voor,
door hun verschillende plichten te verwaarloo-
zen, en zich aldus allerlei onaangenaamheden
en zelfs rampen op den hals halen, maar alle
op die manier veroorzaakte verrassingen heb
ben lang niet altijd een goed effect. Daaren
tegen zijn de natuurlijke veranderingen, zoo
als de wisseling der leeftyden, het huweiyk,
de jaren, de seizoenen, het weer en niet op de
laatste plaats de wisseling van dag en nacht
van dien aard, dat zij den mensch steeds frisch
houden.
De mensch leeft veel meer met den dag en
den nacht mede, dan men zou denken. In
de eerste plaats gaat daarmee de wisseling
van waken en slapen gepaard, maar waarom
wordt de mensch 's avonds slaperig? En om
het antwoord duidelijker te maken, kan men
dadelijk op de zak zelf ingaan, maar het is
vaak zeer verhelderend eens te zien, hoe het
met planten en dieren staat. Vele planten slui
ten 's avonds him bloemkelken, en ook van
hun stofwisseling weet men, dat die overdag
geheel anders is dan 's nachts. Wanneer men
nu planten overdag in het donker zet, 's nachts
in 't licht, verandert daardoor in 't algemeen
hun gedrag niet. Dus hier kan waken en
slaap niet alleen verklaard worden door het
licht van de zon; maar misschien wel door
andere werkingen dan de zon, scheikundige of
electrische veranderingen in de atmosfeer, die
immers evengoed doorgaan ,of men het licht
afsluit of niet. In "t voorbijgaan moge gezegd
worden, dat sommige planten, zooals de
heliotroop en de convolaatus zeer gevoelig zijn
voor het zonnelicht, omdat zy immers den gan-
schen dag door steeds hun bloemen naar de
zon gericht te houden, en zoo met de groote
lichtbron meedraaien.
De dieren slapen niet allen des nachts, hier
heeft men opgemerkt, dat dit vooral afhangt
van de zintuigen, waarmee zij leven. Dieren,
die vooral met hun oogen leven, zooals de
vogels, slapen 's nachts zooals 't behoort,
maar dieren, die vooral met hun reukzintu'g
leven, zooals b.v. katten, zijn 's nachts zeer
actief, en slapen vaak een gat in den dag. De
eerste soort, die het zonnelicht noodig heeft,
kan 's nachts heel weinig beginnen, maar de
tweede soort is 's nachts juist ongestoord.
Zoo heeft men ook wel verondersteld, dat de
slaap by den mensch een gevolg van sug
gestie is: neem het licht weg, en elk geruisch
en de mensch wordt van zelf slaperig. Nu is
het zonder twyfel waar, dat duisternis en stilte
den slaap zeer bevorderen, maar aan den ande
ren kant is het een feit, dat menschen, die
door den aard van him beroep gewoon zyn
overdag te slapen en 's nachts te werken,
toch nog immer 's nachts tegen den slaan
hebben te vechten, en jarenlange gewoonte
verandert daaraan niets. Het ligt dus niet
alleen aan licht of duisternis.
Maar slapen en waken is niet het eenige,
wat periodiek is. Ook de lichaamstemperatuur
beschrijft eiken dag een kromme lün, en wel
zoo, dat zij 's morgens laag is b.v. 36.5 onder
den oksel en 's avonds tot 37.- of hooger op
loopt by gezonde menschen. En ook by zieken
gaat dat eveneens zoo, en wanneer de tempe
ratuur bij tuberculose-lijders 's morgens hoo
ger is dan 's avonds, geldt dit in 't algemeen
als een slecht teeken.
Benediet in Amerika heeft nu nagegaan of
menschen, die sedert acht jaren nachtarbeid
verrichten, misschien een andere tempera-
tuurscurve hadden, maar ook hier bleek, dat
hun temperatuur op dezelfde wyze op en neer
ging als by de nachtslapers. Hetzelfde heeft
Gigon geconstateerd bij bakkers, nachtzusters,
nachtwakers. Volcker heeft hetzelfde nagegaan
by de bewoners van Noord-IJsland, die zeer
lange dagen of zeer lange nachten hebben, en
vond ook daar de normale curve.
Helaas, andere onderzoekers en volstrekt
geen slechtere, hebben het tegenovergestelde
beweerd.men is er werkelijk in geslaagd om
bij konynen, apen en vogels den loop van de
dageiyksche temperatuur geheel in de war te
brengen en te veranderen, juist door licht en
duisternis te veranderen. En Osborne, die een
groote reis maakte van Zuid-Afrika naar
Australië, heeft bij zich zelf waargenomen, dat
zyn temperatuur wisselde met den zonnestand
van de plaats waar hy zich telkens bevond.
Dat wil dus zeggen, dat het licht wel degeiyk
een beslissenden invloed had op de hoogte van
zyn lichaamstemperatuur.
Vele processen gaan met den dag en nacht
op en neer. De bloeddruk verandert regelmatig
met dag- en nachtwisseling, de pols en ce
ademhaling zyn 's nachts langzamer, en zelfs
in de urine bemerkt men den invloed van
dag en nacht.
De afscheiding van de urine is het geringst
voor middernacht en het sterkst in ochtend
uren, onafhankeiyk van het voedsel, van wa
ken enslapen.
Ook de lever werkt overdag anders dan
's nachts, 's Nachts is voor de lever de tyd
van opbouw, dan wordt het voedsel verzameld
en in den vereischten scheikundigen vorm ge
bracht, overdag wordt dit voedsel aan het
bloed en de weefsels afgegeven.
Ook het zenuwstelsel gaat met de zonne-
schyf op en neer. Sommige menschen zyn
hiervoor bijzonder gevoelig. Zeer bekend is de
morgenziekte ofschoon ik hoop, dat de
meeste lezers deze ziekte noch by zich zelf,
noch by hun omgeving hebben waargenomen.
De morgen maakt zulke menschen traag, be
sluiteloos, prikkelbaar en mopperig; tegen
elf uur gaat het over. De regelmatige stoel
gang is voor deze menschen van groot be
lang.
Andere typen lyden meer onder het vallen
van den avond ik zeg andere, want morgen-
zieken bevinden zich in den avond zeer weL
Deze andere worden tegen het schemerdonker
angstig, vermoeid, neergeslagen, maar wan
neer de duisternis gevallen is, gaat thet weer
over. Voor deze typen is de regeling van het
voedsel van groot belang.
Ieder mensch heeft zyn eigen speciale ge
voeligheid voor de verschillende tyden van den
dag, maar in den regel zyn de verschillen
zoo gering, dat zy geen beteekenis hebbeo.
Trouwens de gevoeligheid is zoo enorm
verschillend, dat het verbazingwekkend is. B.v.
wat betreft het dubbelzien, wanneer iemand
scheel is. Sommigen klagen over het gering
ste, maar nog dezer dagen schreef een oog
arts, dat er een patiënt van 60 jaar by hem
kwam, die zoo scheel was, dat het eene oog
nauwelyks te zien was, en die zeide: „A propos,
vroeger heb ik wel eens een beetje geloenscht".
De man keek met zyn eene oog nog en het
andere telde eenvoudig niet mee.
De cyclus van dag en nacht geldt niet alleen
voor gezonden, maar ook voor zieken. Om nog
eens op het schemerdonker terug te komen;
wat er dan pleegt te gebeuren is vooral door
Sardou nagegaan: hy heeft bemerkt, dat dat
uur de tyd is voor hoofdpyn met roodheid in
het gezicht, plaatselyke pijnen by tuberculose-
ïyders, pijnen by rheumatieklyders, die zich
overdag wel gevoelen. Maar ook dit alles is
verschillend al naar de personen.
Er zyn ook bepaalde uren van den dag,
waarop de meeste menschen sterven; zeer
vele hartlyders sterven b.v. in den nanacht.
Maar voor de ziekten is dit alles sedert lang
bekend: het asthma treedt vaak op in de
eerste uren van den nacht, de galkolieken
evenzoo, de aanvallen van croup evenzeer.
TH. H. SCHLICHTING