Bondspresident W. Miklas V 9iet wdaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd VAN DUITSCHE AFSTAM MING WATER wï \De Matadorl DONDERDAG 13 SEPTEMBER 1934 Het Deutschtum Tekorten in Essen Boeven vluchten al spelende Aon banden die waren versleten, werd menig ongeluk geweten! Geneeskrachtige bron in Turkije Nieuwe Zuid-pool vlucht De vierde beweging der aarde wm~ Stoute telegrafisten De oud-ingezeten Oostenrijksche geslachten zetten hun oude overgeërfde Duitsche tradities voort NAAR HET SPAANSCH De geschiedenis van Oostenrijk, wisselval lig en zoo rijk aan gebeurtenissen van wereldhistorische beteekenis, wordt op interessante wijze weerspiegeld in de geschie denis der oud-ingezeten Oostenrijksche geslach ten. De vele, afwisselende lotgevallen, the heen gingen over de Duitsche bevolking van Oosten rijk, die eeuwenlang draagster der Oostenrijk sche staatsgedachte was, konden natuurlijk niet spoorloos voorbijgaan aan de ontwikkeling der Oostenrijksche families. Talrijke geslach ten van het Duitsche Alpenland, eens medege- komen met de Duitsche Keizerlijke legers, kozen verblijfplaats in Oostenrijk en in de naburige kroonlanden, bleven trouw aan den dienst voor de „Heimat" en de Oostenrijksche staatsgedach te en daarom trouw ook aan het „Deutscatum" in zijn geheel, zetten him oude overgeërfde Duit sche tradities voort en werden in hun stillen, bedachtzamen aard, die alles over had voor de vervulling van hun vaderlandschen plicht, pio nieren der ware Duitsche cultuur en van echt Oostenrijksch wezen. Juist dezen families was het beschoren, doordat zij jaren, eeuwen lang te midden van andere volken leefden, het ver keer met vreemde volken te leeren, zich met den gedachtengang van vreemde volken ver trouwd te maken en daardoor te worden tot dragers der verzoeningsgedachte tusschen de volken. Het is zeker geen toeval, schrijft het „Neue Wiener Journal", dat de Bondspresident van Oostenrijk, Wilhelm Miklas (gekozen 5 December "1923, herkozen 9 October 1931) van een dezer oude families afstamt en daardoor in zekeren zin in zijn persoon ver- eenigt alle eigenschappen van dit oorspronke lijke Duitsche recht-door-zee-gaan en van Oos tenrijksche geesteshouding. Deze eigenschappen hebben diepe sympathie voor Miklas gewekt in zijn eigen land en ook in het buitenland. De voorvaderen van president Miklas stam men uit Duitsch Matrei in Tirol. De genealogie kan het geslacht Miklas aldaar vervolgen tot aan het einde der middeleeuwen toe. Meerdere leden der familie Niklas zooals de .amilie zich toentertijd nog noemde trokken bij het begin van den dertigjarigen oorlog in de Kei zerlijke armeeën mede op tegen de Boheemsche rebellen en vochten mede in den grooten slag om den „Weissen Berg". Van een Miklas, die den luitenantsrang bekleedde, is er in Matrei nog een gedenksteen te zien. Na het einde van den veldtocht bleven in het verwoeste Zuid- Bohemen vele keizerlijke soldaten achter. Ook de voorvaderen van Miklas bleven en woonden in een molen te Cemotitz, welke sindsdien de Niklas-moien heette. Daar zaten de „Niklas" pas veel later maakte een matrikel schrijver uit de N een M een paar eeuwen lang. De grootvader van den huidigen Bonds president is een eeuw geleden naar Oostenrijk verhuisd en dreef onder Keizer Ferdinand een kleermakerszaak. In hoogen leeftijd stierf deze in Weenen. De vader van den Bondspresident, die evenals deze Wilhelm'heette, is in 1844 ge boren te Weenen. Hij trad in den Rijksdienst en bekleedde een aanzienlijke positie bij de postadministratie. Er moet vooral de nadruk op worden gelegd, dat de voorvaderen van Miklas trouw aan hun „Deutschtum" hebben gehan gen en dat Miklas dus van zuivere Duitsche af komst is. Noch de Bondspresident, nóch zijn voorvaderen hebben Tsjechisch gekend, verkla ren de Oostenrijksche bladen. Het is natuurlijk waarschijnlijk, dat de oudere voorvaderen van Miklas zich ook bediend hebben van de taal van het Tsjechische volk, in welks midden zij leefden, maar zeker is, dat zij aan hun eigen Duitsche cultuur en taal des te steviger vast hielden en deze hooge goederen onvervalscht aan hun nakomelingschap hebben nagelaten- Nergens werden de Duitsche taal en cultuur zóó hoog gehouden als in de meertalige gebie den der oude Donau-monarchie, waar Duitsche families dikwijls de minderheid haar eigen nationalen aard slechts konden bewaren, wan neer zij bijzondere zorg wijdden aan het zuiver houden van de taal en aan het bewuste vast houden aan de oud-Duitsche afstamming. De Oostenrijksche bladen leggen in den laat- sten tijd sterk den nadruk op de Duitsche af stamming van den Bondspresident, aangezien de Tsjechen voortdurend pogen Miklas voor te stellen als een spruit aan den Tsjechischen stam. Men ziet, ook hier weer de in midden-Europa heerschende stam- en rasrazemij, al is het dan maar in miniatuur. De Oostenrijkers zijn hevig verontwaardigd over een Tsjechisch blad, dat onlangs zijn lezers openbaarde, dat de Bonds president in zijn jeugd „óók" Tsjechisch heeft gesproken, toonen zich zóó beleedigd, dat zij dit berichtje te lijf gaan als wilden ze een kip met een slagzwaard vermoorden: „Dorsartige Ausstreuungen mussen mit der grössten Scharfe zurückgewiesen worden". Hoe dit dan ook zij, de afstamming van Bondspresident Miklas, zooals zij boven werd geschetst, is de juiste. Deze afstamming weer spiegelt zich geheel in de eenvoudige per soonlijkheid van Miklas. Hij is een man, on kreukbaar trouw aan zijn „Deutschtum" (vu par son temperament Autrichien, niet door de bril van den oud-Germaanschen Al-Vader) en aan zijn Oostenrijksch vaderland, dat hij zelf en zijn vaderen eeuwen vóór hem trouw heb ben gediend. Miklas en zijn geslacht hebben historische verdientsen om Oostenrijk. En voor ons is het een geluk te weten, dat Miklas be hoort tot de garde, waartoe Louis Veuillot zich rekende, toen hij schreef: „Je suis catholique d'abord et avant tout, et je subordonne tout mes convictions catholiques". Volgens de „Boersenzeitung" staat Essen, eens een der rijkste steden in het Roergebied, bij de gemeentebegrooting van 1933 voor een te kort van TA millioen Rijkmark. De eerste burgemeester heeft hiervan in een gemeenteraadszitting mededeeling gedaan. Hij voegde hier aan toe, dat van de totale uitgaven van 90 millioen mark, 45 millioen in 1933 was besteed aan openbare steunverleening. Vroeger, zoo zeide hij, kon Essen zich 'n rijke stad noemen, want het bezat 140 millionairs, een openbare steunverleening kwam niet op haar program voor. Er zijn nu nog slechts zeven millionairs over gebleven. De Amerikaansche gevangenbewakers heb ben weer eens een ernstig échec geleden: in het tuchthuis van Randall-Island hebben 385 veroordeelden hun wekelijkschen sportmiddag gebruikt ter organisatie van een prachtige muiterij; tijdens het baseballspel kwamen zij in opstand. Zij veroorzaakten op de binnenplaats een handgemeen en hiervan maakten velen gebruik om over den muur te klimmen. Tevergeefs trachtten de bewakers hen met traangasbommen. gummiknuppels, schoten in de lucht en an dere zachtaardige argumenten er van te over tuigen, dat ze moesten blijven. Niet minder dan 53 wisten over den omheinden muur te komen, en zij stortten zich in de East-rivier, alwaar het meerendeel hunner met behulp van politiebooten werd opgevischt. Vijf der dappe ren gelukte het evenwel veilig den anderen oever te bereiken, zoodat het Amerikaansche publiek dezer dagen wel meer van hun terug keer naar de maatschappij zal bemerken. In de omgeving van Karamousal (Turkije) is een bron ontdekt, waaraan men wonderbaarlij ke geneeskracht toekent. Terwijl een groot aantal zieken met succes behandeld zijn met dit elixter, komt de genees kracht ervan eerst goed tot zijn recht in ge vallen van tuberculose en huidziekten. Bewoners van de naburige streek, die aan vergevorderde tuberculose leden, zouden volko men genezen zijn door het gebruik van het wa ter. Chemici zullen een zorgvuldige analyse er van maken ten einde na te gaan wat de oorzaak is van de merkwaardige therapeutische kracht van de bron. „Dit zal mijn laatste vlucht zijn," aldus Lin coln Ellsworth, de bekende Amerikaansche vlieger, tijdens een interview omtrent zijn nieu we poolvlucht. „Als deze slaagt, zal ik er tevreden mee zijn, dat ik de eerste ben geweest, die over beide poolgebieden heeft gevlogen. Ik ben van plan om in groote trekken de route vast te stellen, welke het best zal kunnen worden genomen. Latere poolvliegers zullen deze dan meer in bijzonderheden kunnen uitwerken. Het is de eenigste pioniersvlucht, die er voor mij over blijft." Ellsworth voegt er aan toe, dat hij van plan is om te vertrekken vanaf het eiland Deception via het vaste land en van de Weddellzee naar de Rosszee, waar hij van plan is in een kamp te blijven en te wachten totdat de Wjjatt-Earp. ziln üsbreker, hem zal oppikken. Ellsworth's machine de „Poolster" werd ver leden jaar bij de voorbereiding van een Zuid- Poolvlucht, die hij wilde ondernemen, ernstig beschadigd. Het toestel is nu gerepareerd en voorzien van wielen, schuitjes en ski's, zoodat het onder alle omstandigheden kan dalen. £.<1111111111111111111111111 iiiiiiiiHiiiiniiiiiinm In Zandvoort zijn door de inwo- ners reeds 200 pompen geslagen, daar de gemeente den prijs van het water, welke 35 ct. per M3. bedraagt, niet wil verlagen. Krantenbericht. Iedereen zal zeker zeggen, Als men over Zandvoort praat, Dat die badplaats aan de Noordzee In een zee van water baadt! Zonder water toch was Zandvoort Niet het Zandvoort wat het is, i Want het water maakt die badplaats Juist aantrekkelijk en frisch! 't Water ligt er voor het scheppen En ook eiken dag bij vloed Komt niet Zandvoort, maar het water Komt juist Zandvoort tegemoet! i Als er niet een soort van dijkje En een rijtje duinen was, I Dan was Zandvoort niet een dorpje, Maar een reuze ivaterplas! Kortom, Zandvoort is als badplaats Juist zoo ongemeen in trek, Want er is, zooals wij meenen, Daar aan water geen gebrek! Maar wij slaan dan met die meening 1 Inderdaad een slecht figuur, i Want ondanks het vele water Blijkt het water daar juist duur! Vijf en dertig cent per meter, Zij 't dan ook bij kubiek-maat, Is toch geen restanten-prijsje Waar men steeds in water baadt! 1 Zelfs is men met waterleiding 1 En de zee nog niet voldaan, Want naast al die watermassa's Schaft men zich ook pompen aan! Nog meer water! dat te Zandvoort! 't Is toch een tè dwaas idee, En men kan dit vrij-uit noemen: Water dragen naar de zee! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ÜIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIË Dr. Roscoe F. Sanford, de bekende astro noom van het Mount Wilson Observatorium te New-York, heeft nieuw bewijsmateriaal verkre gen omtrent de vierde beweging, die de aarde maakt en waarbij ze in een grooten cmkel met een snelheid van 250 K.M. per seconde rond- snelt. Dr. Sanford heeft tevens een nieuw be wijs gevonden van de derde beweging, in welke de aarde de zon volgt tusschen de naburige sterren door met een snelheid van 20 K.M. per seconde en hij zinspeelt erop, dat er nog wel een vijfde beweging kan zijn. „De beweging van de aarde om zijn as, die de oorzaak is van den dag en den nacht," aldus dr. Sanford, „en die langs zijn baan, welke be weging de wisseling der jaargetijden veroor zaakt, zijn gewone bekende verschijnselen. Niet zoo duidelijk is de beweging van de aarde als een wachter van de zon tusschen de andere sterren door en evenmin de beweging met het heele zonnestelsel mee in den enormen cirkel ongeveer door het midden van den Melkweg. Dr. Sanford deelt mede, dat een bewijs van deze bewegingen onlangs door het Mount Wil son Observatorium geleverd is, waarbij zij de snelheid bepaald hebben met behulp van den stand van 146 koude, roode sterren, die zich op een gemiddelden afstand van 2000 lichtjaren i20.000.000.000.000.000 K.M.) bevinden. *JxL%ss*!- De matador wachtte en keek. Op een teeken van den „presidente" schetterde de fan fare door den heeten zonneschijn. Hij stapte vooruit en nam de houding aan. De spanning onder de menigte was geweidig; de stier boog den kop viel aan, maar schoot den matador voorbij; stond eensklaps stil, keerde zich om en keek hem aan. De matador boog naar de vier zijden van de arena. Hij zou dezen stier, z'n duizendsten stier dooden; het zou z'n laatste zijn. Hij zou hem dooden met de eene „estocoda." maar eerst zou hij het publiek toonen, wie de grootste mata- tor was. De stier viel opnieuw aan en terwijl El Ja cinto uitweek, vulde de reuk van haren en zweet z'n neusgaten. Nog maar één stier, dat zou de bekroning zijn van z'n roemrijke car rière als matador. Hij dacht aan z'n zoon, het k;nd van Juanita, die met haar in Granada al zat te wachten op het bericht zijner overwin ning. Het kind was nu 5 jaar en al buitenge woon handig met de „cuernos", de stierenhoorns aan een houten stang. De zoon van El Jacin to! Hij zou prestoeren wat z'n vader gepresteerd had; neen, veel meer! Maar nü opgepast! De matador gai een de monstratie van mantelspel, waarin hij z'n heele kunst ontplooide. Twee minuten lang stond hij op een plek en bewoog alleen de armen en het bovenlichaam, terwijl de stier aanviel. Toen de woede van het kolossale dier tot razernij ge prikkeld was, voerde El Jacinto de prestatie uit waardoor zijn naam onsterfelijk werd in de an nalen der stierengevechten. Hij vroeg een spies aan de nu rustende pica dors en begon den „salto de la garrocha" uit te voeren, den polssprong over een aanvallenden stier.maar hij deed meer; hij deed het twee maal! Hij koos een oogenblik, toen het dier even pauseerde van den aanval, en hield de adem- looze menigte in spanning, terwijl hij z'n degen en mantel afgaf en de spies van den picador aannam. Toen, terwijl het zwarte moster op hem toestormde om hem te vernietigen, nam El Ja cinto een aanloopje, wipte hoog in de lucht, schoof glad over de lengte van het stierencorpus en kwam achter het dier neer. Vijfduizend don derende stemmen juichten de prestatie toe. In de betrekkelijke stilte die nu volgde, riep er een: „Nog eens Jacinto! Nog eens!" Hij vond bijval; iedereen wist dat men dat kunstje geen tweemaal kon uithalen met een stier van Ruïra. Den tweeden keer houdt hij zich midden in den sprong van den man in en wacht hem op tot hij neerkomt. Drie beroemde toreros" hadden het vroeger geprobeerd en hadden hun durf met den dood moeten be- koopen, het lichaam doorboord door de spitse horens. „Neen! Neen! Geen dwaasheid! Neen!" Maar El Jacinto lachte en schudde de spies. Hij keerde zich om, rende op den terugkeeren den aanvaller toe, plantte het einde der spies in het zand en zweefde een tweede maal de lucht in. De stier van Ruïra strekte de vier pooten met een ruk, die hem strak deed stil staan, hief den kop, de horens gereed en wacht te op het neerdalende lichaam van den mata dor. Vijfduizend menschen wilden de oogen cdcht doen, maar konden het niet. Hij was zoo goed als dood, die arme El Jacinto! Maar de matador kwam niet op de horens neer. Op het hoogste punt van z'n hoogsprong, wrong hij zich eensklaps naar buiten, weg van den stier, en kwam een halven meter op zij neer, een halven meter van de horens. De stierenkop schoot neer als een hamer, maar de man schoof achteruit, terwijl z'n voeten het zand raakten. „Hij heeft het gedaan! Hij leeft!" Een minuut later dreef El Jacinto z'n degen tot aan het gevest in den stier van Ruïra, den ouizendsten stier. Hij slaakte een zucht van verlichting, trok z'n mes, sneed zich de „coleta," het stieren- vechtersvlechtje, van het hoofd en wierp het naar den stier. Het was een hulde aan den ge vallene en tevens het teeken, waardoor z'n carrière was afgesloten. Een eindeloos gejuich klonk uit de monden der vijf duizend toeschouwers. El Jacinto had de stieren verslagen. Duizend. Hii had ze uit gedaagd en overwonnen. De matador maakte een lichte buiging voor z'n bewonderaars, veeg de z'n degen af en lachte. Ze huldigden hem later en luisterden naar hem aan het diner, dat te zijner eere gegeven hield 'n speech, waarin hij nog eens uitlegde, dat hij de grootste stierenvechter was, waar ze ooit van gehoord hadden. Hij herinnerde hen Het dier had geen vermoeden van onze aan wezigheid en naderde langzaam met den doo den rob in zijn muil. „Opgepast," fluisterde Oom. Toen de beer ons dicht genoeg genaderd was losten we beiden een schot. De beer sprong op en viel even later dood neer. Dat was een mooie buit. De beer was een prachtexemplaar en spoedig hadden wij het dier ter plaatse gevild, hetgeen ons thans wat beter afging. Oom Sidney trok den dooden rob door het water, terwijl ik de afgestroopte huid van den beer droeg. Het vleesch begroeven wij ter plaatse onder de sneeuw. Bij onze hut aangekomen was 't eerste werk een stevig maal gereed te maken, want van de onverwachte jachtpartij hadden we ergen hon ger gekregen. Wat smaakte het malsche beren biefstukje ons lekker. We moesten ons Wel wat behelpen met het eetgerei, maar wie lette daar nu op. Den volgenden morgen zaten we stil op de bank voor de hut. We .waren beiden wat mis moedig geworden. De groote eenzaamheid rond om begon zich te laten gevoelen. Wie weet hoe lang we hier nog zouden moeten blijven. iiililliiiilliiiiiimiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir aan het feit, dat hij duizend stieren had gedood en nog met geen schram er voor betaald had. Ze wisten dat allemaal al, maar dat hin- derde niet. Hij had het volste recht er groot op te gaan. Eindelijk brachten ze hem op den trein naar Granada, een beetje verwonderd over de neer slachtigheid die plotseling over hem gekomen was. Maar eigenlijk was 't heel natuurlijk, een man in den bloei van z'n leven, die afscheid ram van de meest prikkelende sport ter wereld. Het moest natuurlijk. Hij had het vooruit ge zegd. Maar roem en glorie zou hij niet meer tvinnen; hij hield alleen de herinne ring. Geëerd zou eer voor iemand, die nóg wel dui- zend stieren aan "iiiiiiiiMii«»i»iimiiiiiii»H»»tiiiiiiiiimiinmï kon? Ze zeiden hem en z'n supporters vaarwel, en wenschten hem alle goeds. Maar El Jacinto dacht niet aan het einde van z'n loopbaan. Hij tobde over een mede- deelinkje, dat een der „mogos" hem gedaan had. Toen ze den stier van Ruïra terugsleepten naar den „torid" was er iets heel ongewoons gebeurd; iets vervelends: De stier bewees door een paar stuiptrekkingen en wat gesnork, dat hij nog niet heel en al dood was. Zooiets was nog nooit voorgekomen. Of een stier was dood, óf hij probeerde iemand te dooden. Een tus- schenstadium bestond niet. Zoo'n houding als die stier van Ruïra had aangenomen, was even ongewoon als ongepast. De matador had het zich dan ook ernstig aangetrokken. Hij had den „mogo" bij den kraag gegrepen en bijzonder heden gevraagd. „Was hij niet dood? Onbegrijpelijk! Ik heb rechtuit en diep gestoken. Ik kan 't niet ge- looven." ,,'t Is waar, Senor. Bij de H. Maagd, 't Is waar. maar wat hindert dat? Het publiek dacht dat hij dood was en wij allemaalen U dacht het ook. In ieder geval is hij t nu." „Weet je 't zeker? Is hij gestorven?' „Of ie gestorven is. Ik heb hem zelf de „punctilla" achter den kop gegeven," verklaarde de man trotsch. „Wat! Heb je hem gepriemd?" De „mogo" schrok van de woede in de oogen van El Jacinto. Waar maakte hij zich toch zoo druk over? Het publiek, de matador, iedereen was volmaakt tevreden geweest. In ieder geval bad de matador den stier verslagen. De „mogo" vond die kwaadheid onredelijk en maakte dat hij weg kwam. Zoo was El Jacinto in neerslachtigheid ge dompeld en dat duurde bijna tot Granada toe. Eindelijk verzekerde hij zich zelf, dat z'n kom mer voortkwam uit een dom bijgeloof, waar hij boven moest staan. Als die idioot van een „mogo" niet zoo klaar had gestaan om te prie men, zou de stier in elk geval gestorven zijn als direct gevolg van de „estocada", die hij van El Jacinto had ontvangen. Die dolkstoot was vol komen overbodig geweest. Toen de trein Granada naderde, kreeg hij z'n goede stemming terug, en toen hij de ge- iukwenschen in ontvangst nam van z'n stad- genooten en van Juanita, was hij weer bluffe rig voldaan over zich zelf. Hij was E! Jacinto. Misschien kwam het door het nafeesten den volgenden avond, dat hij een haartje niet meer onvast op de beenen stond, toen hij met z'n vrouw ging kijken naar hun zoontje, dat lag te slapen in de groote, frissche kinder kamer. Er zijn wel meer mannen uitgegleden ever een mat en in een vergeefsclie poging, om het evenwicht te herstellen, op den vloer ge vallen. Het was volstrekt niet vreemd dat El Jacino ook zooiets overkwam. Het beteekende eigenlijk niets. Hij lachte en wreef aan z'n knie. Hij was gevallen tegen den inhoud van een t Ark van Noach, met zorg gerangschikt door z'n zoontje. Alle dieren, twee aan twee, de hou ten ark binnen marcheerend. Juanita vroeg bezorgd, of hij zich niet be zeerd had. „Natuurlijk niet! Zoo'n bagatel! Ik, die in alle arena's van Spanje gevochten heb!" Hij kuste haar en bewonderde den slapenden jongen. Z'n knie deed een beetje pijn en hij wreef er een paar maal over, zonder een oogen blik er over na te denken. Een week later stierf hy aan acute bloedver giftiging, een geval, dat de knapste chirurg van, het land niet had kunnen voorkomen. Het zat 'm in de knieeen lastige plaats. De dokter trok er een klein stukje hout uit, waardoor de ontsteking begonnen was en stel de later vast, dat 't de rechterhoom was van den stier uit de houten Ark van Noach. De jeugdige telegrafisten van Londen zijn in opstand gekomen. Zij hebben er genoeg van als kleine kinderen te worden behandeld en daarom hebben zij aan de directie een protest brief geschreven, die op pooten staat. Tot voor kort moesten zij n.l., gelijk dat op de iagere school geschiedt, nablijven, wanneer zij zich in den loop van den dag aan het een of andere dienstvergrijp hadden schuldig ge maakt. Wie tijdens zijn werk sprak, moest een uur langer blijven; wie zijn toestel onklaar maakte, kreeg twee uur enz. Daar de oudere collega's in dergelijke ge varen een geldboete krijgen, meenden de jonge lui, dat het er om te doen was hun werkkracht uit te buiten; De Londensche posterijen zijn echter in beginsel tegen het opleggen van boe ten aan jeugdige personen. Maar deze geven de zaak niet op en hebben de kwestie nu ook aan het bestuur van hun vakbond voorgelegd. Dat had ik wel gedacht, knikte Don Juan, met een voldaan gezicht. Ze zal wel een troep pretendenten hebben, hé? Ze is in den smaak gevallen, ja. Maar dat was te verwachten. In haar positie Maar zóó, dat ze met dat al niet haar hoofd kwijt raakt en een of andere dwaasheid uithaalt....? Wat noemt u: een dwaasheid uithalen? antwoordde Lorenzo, terwijl hij de barones vast aankeek; want zij was het, die zoo juist ge sproken had. Nu. wat zal ik zeggen.... koket doen.... Reina is niet van het hout, waarvan men kokette meisjes snijdt, verdedigde Don Juan haar levendig. Of zich afgeven met iemand, die haar niet verdientHet is een braaf meisje, en haar omstandigheden zijn van dien aard, dat ze het beste mag verwachten. Ik zou graag gewild hebben, dat de omstandigheden me veroorloofd hadden, om haar op dezen eersten gevaarlijken tocht niet uit het oog te verliezen, verklaarde Marilene. De toon en de woorden van Lorenzo werden nóg bijtender, toen hij, in een klaarblijkelijke behoefte om zich te uiten, Marilena ant woordde: Nu, klaag dan maar niet mevrouw, en maak u niet bezorgd. Reina heeft geen beugels noodig, om zich goed te kunnen bewegen in haar tegenwoordige omgeving. Zij is van nature verstandig en uitgeslapen, en heeft met zeker heid den pretendent weten uit te kiezen, die haar past.... Ja, Reina zal met haar huwelijk een goeden zet doen: fortuin, maatschappelijke positie, onbetwistbare aristocratie, een schit terende loopbaan, een naam, die hij zich reeds door eigen kracht verworven heeft, ondanks zijn jeugd en dan zijn karakter en ontwikke ling.... Al de bitterheid van zijn hart stortte hij uit in die beschrijving, die volgens de regels van de pijnlijkste nauwgezetheid op den persoon van Pablo Souza van toepassing was. De oude man zag hem lijden en in het hart van Marilena begon een vage ongerustheid op te komen. Hoe? Wat zeg je? En Reina heeft ons niets gezegd? vroeg Marilena. Kind, kwam de markies vredestichtend tusschenbeide je weet zelf ook wel, dat de meisjes altijd erg gereserveerd zijn, deels uit schuchterheid en schaamte, deels om de ge heimzinnige verrukking van die eerste weken nog wat langer te laten duren. Dat is het mooi ste van de liefde: het begin. Bovendien, zoo lang het nog niet definitief is, wat moet ze dan zeggen? Men raadpleegt oudere menschen, om de betrekkingen te regelen, maar niet om ver liefd te worden. Liefde is iets impulsiefs, dat zelfs tegen onzen wensch en onzen raad in opkomt. Ze zal het ons wel meedeelen, heb daar maar geen zorg over, want ze is niet ach- terbaksch. Je zult wel zien, dat ze de mede deeling bewaard heeft voor haar terugkomst. Heb je nog wat opgemerkt? Zeker heb ik wat opgemerkt, zei de jonge man met duidelijk merkbare ontstemdheid. Juist, wat ik heb opgemerkt, is het, wat me heeft doen gelooven, wat ze me verteld hebben. Hij was in zijn eigen loge en nauwelijks was zij in de loge van de Lugues verschenen, of daar had je het: zoo zag je hem en zoo zag je hem niet. En toen was hij niet van haar zijde weg te slaan. Neen, het is niet mogelijk, om zich te vergissen. Er was iets in die blikken, in die ge baren, in die houding, in al die kleinigheden, (die met dat al van zooveel belang zijn), wat de beweringen van de menschen bevestigde. Wat zeggen de menschen dan? vroeg Mari lena met een benauwd hart, terwijl zij naar den naam van den jongeman wilde vragen, zonder het evenwel in haar ongerustheid en in haar lafheid, te durven. De menschen beschouwen het als een feit, gezien de omstandigheid, dat hij geen oogen blik van haar zijde wijkt, en dat zij geen goed woord over heeft, voor één van haar andere pretendenten. José Mendizabal is er ook ont stemd over. Ze noodigen hen samen bij dezelfde families, en ze zetten hen naast elkaar aan tafel. Bovendien, personen uit zijn naaste fa milie, die alle reden hebben, om ingelicht te zijn, verklaren ronduit, dat de verloving een feit is. De vraag trilde op de purperen lippen van Marilena Tallares, maar het was Don Juan, onbewust van wat zijn dochter leed, die haar stelde. Goed, en wie is het nu? Pablo Souza, zei Carvajal, met gebroken stem. Die twee woorden drongen als een dolk in het angstig hart van Marilena en zij voeldy dat het leven wéér donker als de nacht voor haar geworden was, bij deze nieuwe ineenstorting van haar geluk. Pablo Souza? prevelde de oude man lang zaam, doch zonder verbazing, blijdschap of ont stemdheid te laten blijken. Het is niet kwaad.... het is niet kwaad.... Ook zonder zelfs maar een vermoeden te hebben van de ramp, die de verloving van Reina met markies Souza voor Marilena be teekende, voelde de oude man een soort ont stemdheid. En niet, omdat hij een groote achting had, voor Souza wiens voortreffelijke eigenschappen hij kende maar omdat hij daar, in het meest verborgen hoekje van zijn hart, een droom gekoesterd had, zoodra hij de gene genheid had geraden, die Lorenzo voor Reina voelde. En zoo, toen aan het eind van den avond Carvajal met zijn verdriet was heen gegaan, en Marilena als vernietigd de stilte van haar slaapvertrek had opgezocht, om op haar gemak uit te weenen, en de goede oude man alleen bij den haard was achtergebleven, prevelde hij peinzend en slechtgeluimd: Dat heb je hem goed geleverd, mijn waarde dame Carmen, met je dwaasheden en gewetensbezwaren! Op slot van rekening komen we dan toch te laat, en die arme Lorenzo Doch de markies zou nooit te weten komen, dat, in datzelfde huis, zijn eigen dochter hevig leed veel heviger, dan die „arme Lorenzo". XVIII Marilena had altijd verlangd, dat de dag van de eerste H. Communie van haar zoon een éénige dag zou zijn in de geschiedenis van het kasteel. Zij had verscheidene uitnoodigingen verzonden aan haar familieleden, en jntieme kennissen, die voor het grootste gedeelte wa ren aangenomen. Het kasteel was groot en bood voldoende gemakken en zelfs weelde, om tal van gasten te ontvangen en de markies ver loochende nooit zijn naam van hoffelijk en gastvrij man, doordat hij zijn dochter toestond, om te ontvangen, wien zij maar wilde. Acht dagen vóór den vastgestelden dag van de plechtigheid, kwamen Reina en Isabel Lu- gue, vol bereidwilligheid, om de barones haar gewaardeerde diensten aan te bieden. Bij haar komst kon Reina niets bijzonders bemerken in de manier, waarop Marilena zich tegenover haar gedroeg. De barones was te veel vrouw van de wereld, om haar inwendigen strijd te laten blij ken en te rechtschapen, om haar nicht verant woordelijk te stellen voor het verraad van Pablo Souza. Zij begreep volkomen, dat Reina verliefd geworden was op Pablo en kon haar deswege verontschuldigen. Bovendien was Reina totaal niet op de hoogte van de betrekkingen en do afspraak, die er tusschen Souza en haar (Ma rilena) bestonden. Het sprak vanzelf, dat zij er niet in geslaagd was, om zich zoodanig te be- heerschen, dat zij tegenover Reina dezelfde liefdevolle en ietwat moederlijke houding als altijd bleef aannemen, zonder een feilen strijd met zichzelf gestreden te hebben. Doch ten slotte had haar rechtvaardigheidsgevoel do overwinning behaald, had zij haar (begrijpe lijke) jalouzie het zwijgen opgelegd en had zij ingezien, dat Souza de eenige was, dien zij hard moest vallen, daar hij de ware schuldige aan alles was. Zenuwachtig en half waanzinnig trachtte Marilena vergeefs een verklaring -an den toe stand te vinden, want het sterkste van alles was, dat Laura niet had opgehouden met haar te schrijven, en in den laatsten tijd veelvuldiger dan ooit, en dat er uit zijn brieven een echte oprechtheid sprak, onderwijl hij een ,iOg grootere genegenheid aan den dag legde, dan anders. (Wordt yem,.öd>.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10