GHAZI EN SJAH-IN-SJAH Uit Atmosfeer in Duitschland t Turken en Perzen L. Tweeërlei meening Jan Stuyt Herdenking in „Arte Cristiania" I iiü PMS!! Lod. van Deyssel 70 jaar Hongaarsche boegen W ar d-cur sus i Het Nabije Oosten heeft tijdens en na den wereldoorlog twee groote mannen zien opkomen, die elk op hun wijze hun land den nieuwen tijd binnen leiden. In Turkije was het Mohammed Khemal Paschja, die de keizerlijke dynastie der Osmanli's ten val had gebracht en na zijn overwinning op de Grieken den titel Ghazi Overwinnaar aannam, zooals eens de Homeinsche veldheeren dien van Imperator. De Turken zijn voor alles altijd een mili taire natie geweest, ook in het religieuse, en dit verklaart voor een niet-gering deel het feit, dat de Ghazi de meest verbijste rende hervormingen in de Islamitische orde van zijn rijk kon invoeren. Ook nadat onder Timour de Lamme de militaire he gemonie over de kinderen van den profeet van de Arabieren op de Turken was overge gaan, was het Arabisch toch altijd nog de heilige taal gebleven het was zelfs niet geoorloofd den Koran te vertalen! Een decreet van den Ghazi verbande het Ara bisch uit de moskee, de Arabische letters uit alle geschriften en drukwerk. Het is Turksch en nog eens Turksch al wat de klok tegenwoordig slaat in wat er van het voor-oorlogsche Turkije overbleef. In Perzië, dat tijdens den wereldoorlog de voetveeg was van Russen en Engelschen, die het geheel bezetten en als overwonnen land behandelden, kwam een bijzonder man te voorschijn een Bactiaar, een lid der nog altijd nomadiseerende Bactiaren-stam- men, nazaten van de oude Perzen van Cyrus en Darius. Begonnen als kozak der Nederlandsche legatie te Teheraan eindigde hij als groot-koning, Sjah-in-sjah, nadat hij de heerschende dynastie der Kadjaren, evenals zijn Turksche collega op zijde had geschoven. De man, die eerst eenvoudig Riza heette, later Riza Khaan het Op perhoofd nam als grootkoning of Sjah den naam aan van Riza Khaan Pahlevi, dat is Riza Khaan de Pers, hiermede te kennen gevend, dat hij een nazaat is van de Perzen van Cyrus en niet van Turken of Arabieren, die in den loop der eeuwen naar Perzië geëmigreerd zijn. Hij is dus noch een Turco-Mongool, noch een Semiet, maar een rasechte Ariër. Wat in Berlijn ongetwijfeld een bijzondere aanbeveling voor hem zal zijn. Turken en Perzen, hoewel beide kinderen van den profeet, hebben de eeuwen door het nooit met elkaar kunnen vinden integendeel haast altijd op leven en dood met elkaar gestreden. Dit vindt daarin zijn oorzaak dat de Turk tot voor kort de meest orthodoxe, fanatieke en bigotte Islamiet was, die er in heel het huis van den Islam werd aangetroffen de man van de Soen- na, van enkel en alleen de Koran. De Pers daarentegen, de man van de Sjia de Koran plus de overlevering beleefde een heel wat milder vorm van Islam en bracht zelfs den wijnbeker aan zijn lippen, dank zij een bijzonder breede interpretatie van het Koranieke verbod. De kloof, welke Calvinisten en Katholie ken scheidt is maar een goedig slootje vergeleken bij den afgrond tusschen Soen nieten en Sjiieten een oud Perzisch ge zegde leert, dat het beter is één Turk te dooden dan zes en dertig giaurs of chris tenhonden. Wat nog al wat zeggen wil! In de politiek hebben Turken en Perzen dan ook steeds tegenover elkaar gestaan en eerst na den wereldoorlog doen beide staten, elk geleid door een nieuwbakken heerscher en dictator, zeer ernstige pogin gen tot toenadering en zelfs een bondge nootschap tusschen de beide buurstaten, welke met Afghanistan en Japan nog de eenige Aziatische staten zijn, welke hun onafhankelijkheid wisten te handhaven tegenover de kolonisatie-pogin gen der Europeanen in Afrika is dat alleen Abessynië! Het begon met een vriendschapsverdrag tusschen de beide erfvijanden, gevolgd door een hoogst belangrijke grensrectificatie waarvan Turkije zeer groot voordeel had. In het district van den berg Ararat waar Noach na den zondvloed landde was de grens voor Turkije dermate ongunstig, dat horden Koerden, ook al weer ras-echte Perzen, waarvan niemand wist of ze Turk sche of Perzische onderdanen waren, er huishielden, plunderden en moordden zoo als zij dit nu eenmaal traditioneel gewoon waren. Zonden de Turken veel troepen dan trokken ze ijlings de Perzische grens over. De grenswijziging maakte aan dezen wan- 'Anton Horydth: Christus in den Hof van Olijven toestand en tevens aan het leven van zeer vele Koerden een eind. Een economisch accoord en een entente- cordiale volgen nu om de kroon op het werk der verzoening te zetten. De Sjah is voor kort bij den Ghazi op bezoek geweest in diens nieuwe hoofdstad Ankora en samen hebben de beide heerschers natuur lijk allerlei kwesties besproken. In de eerste plaats zeer zeker de Arabische. Tijdens den wereldoorlog beloofden de Engelschen koeien met gouden horens aan eiken Ara- bischen sjeich, imman of emir, die met hen tegen de Turken wou vechten. Na den oorlog gewonnen te hebben, kwam van al die beloften niet veel terecht alleen zorgde Engeland wel, dat de petroleum- velden in Mossoel van Turkije werden afge nomen, na de uitmoording der Assyrische christenen, en onder Engelschen invloed kwamen via den Arabischen staat Mesopo- tanië, welke tot lid van den Volkenbond werd gebombardeerd. Die olie, welke binnen het jaar middels een dan voltooide pijp leiding door de woestijn naar Beyrouth en Jaffa zal worden gepompt wat de Russen te Bakoe meer of minder in hun hemd zal zetten maakt, dat Engeland en Frankrijk er meer dan ooit belang in stellen om de kleine staten der Arabieren te beschermen en de beschaving in die contreien te redden. Onder leiding dezer mogendheden en met Italië als tegenspeler achter de schermen, bereiden deze successiestaten, ontstaan uit de verdeeling van het Turksche keizerrijk, er zich op voor de hegemonie in het Nabije Oosten aan zich te trekken. Waar Turken en Perzen natuurlijk niets van moeten hebben. Op het oogenblik hebben de Russen zeker geen aggressieve plannen tegen Turkije of Perzië, maar in den loop der geschiedenis hebben beide Oostersche rijken nog al eens moeite met de Russen gehad en niemand weet nog wat er uit Rusland groeien zal en hoe dan de politiek van het nieuwe Rusland zal zijndie echter ongetwijfeld ook met de olie zal samenhangen. Het is dus zaak, dat Turken en Perzen tijdig met alle moge lijkheden rekenen. Reden waarom beide zeker naast elkaar zullen staan, wanneer de Dardanellen weer in staat van verdediging zullen worden gebracht onverschillig of daar al of niet een tractaat-herziening aan zal zijn vooraf gegaan. Het bezoek van den Sjah is zeker voor beide landen zeer vruchtdragend geweest. In de Europeesche kanselarijen zal men er rekening mee hebben te houden, dat Turken en Perzen niet meer tegen elkaar zullen kunnen worden uitgespeeld en dat geen van beide meer „quantité négligeable" zijn. SAPIENS In het tijdschrift van de Milaneesche Kunst school „Arte Cristiana", dat voor Juli en Augustus een dubbelnummer uitgaf, wordt een „In Memoriam" gewijd aan den overleden ar chitect Jan Stuyt. „Deze kunstenaar, die voor altijd het arbeids veld der Christelijke Kunst heeft verlaten, was een van die persoonlijkheden, die op ons den indruk maken het leven te bezitten en aan an deren te kunnen mededeeien als condensatoren van physieke en geestelijke energie, aldus het blad. Deze man van kleine gestalte, met zijn leven dige oogen, met zijn vlotte conversatie, met zijn beheersching van verschillende talen, die hij sprak als zijn moedertaal, met zijn overtuigend gebaar, dkt de meeningen als het ware naar elkaar toe bracht, met zijn onvermoeide opge ruimdheid, alsof het leven voor hem eiken dag opnieuw begon, vrij van voorbij gegane lasten en zorgen; deze leerling van Sint Julius, deze schepper van zoo vele kerken en schoone bouw werken, die ons twee jaar geleden met onzen directeur in zijn huis te 's Gravenhage zoo gast vrij ontving, als een patriarch in het klein, te midden van zijn kunstschatten, die hij op zijn veelvuldige reizen had verzameld, omringd door zijn vrouw en zoons, en de ontelbare herinne ringen aan de werken van zijn hand. deze ar chitect, die het aanschijn der christelijke kunst in Holland vernieuwd heeft, deze man van eruditie, bij wien Italië en de Scuola Beato An- gelico zich in een warm enthousiasme mochten verheugen, deze trouwe vriend zal niet meer in ons midden terug keeren, de aarde heeft zijn lichaam tot zich genomen, zijn ziel is bij God Het einde, voor ons onverwachts en pijnlijk, heeft hemzelf misschien niet zoo plotseling overvallen: het vorige jaar immers heeft hij zijn artistiek testament voltooid en uitgegeven. Toen de uitgave van zijn werken verscheen, heeft ons tijdschrift deze uitvoerig besproken. Eiken dag verwachtten wij zijn andere boek: de Theorie van de Architectuur, waarin hij met de kennis der traditie zijn eigen ervaring als christelijk bouwmeester heeft vastgelegd. Hij heeft ons te 's Gravenhage nog de druk proeven ervan laten zien, en zijn oogen schit terden van jeugdige voldoening, toen hij ons uitlegde, hoe weinig architectuur-geschied schrijvers volgens hem blijk gegeven hebben van de kennis harer wetten en geheimen. Dit aan de oppervlakte blijven van bijna de geheele critische literatuur was voor nem, en ook voor ons, de rechtvaardiging van zijn aan- genamen en toch zoo moeizamen arbeid van lange jaren, waarin hij de schrijvers van het verleden, wiskundigen en philosofen, bestudeer de, om van hen de gegevens machtig te worden betreffende de oude kunstbegrippen en ideeën. De kenmerken van zijn kunst, op edele wijze het evenwicht betrachtend tusschen de traditie en het nieuwe, hebben wij reeds in een ar tike1 in dit tijdschrift uiteengezet, twee jaar ge leden. Maar de werken en geschriften van Jan Stuyt den architect geven ons Jan Stuyt als vriend niet terug. Overeenkomstig het voorschrift van Leonar do, was de geest bij hem altijd boven de stof felijke werken verheven; en als deze voorbe stemd zijn om te vergaan, gene is opwaarts ge stegen naar het groote licht en naar het onver-' gankelijke leven. Met bewondering den kunstenaar gedenkend, herdenken wij ook met eerbied de nagedach tenis van den christelijken gastheer, die aan den disch het eerst de handen vouwd» en het gesprek onderbrak om zonder pose en zonder te blozen ons met een „pregiamo" uit te noodi- gen tot het gebed." Lodewijk van Deyssel Hi Zondag te Kistokaj Olieverfschilderij van den Hongaarschen smid Alexius Györy Op 22 September as. wordt Karei Joan Lo dewijk Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deyssel) zeventig jaar. We hebben er al een en ander van verteld. De heer Thijm is nog immer een groot aestheet en een kunstvaardig man. Al schrijft hij maar een paar regels, dan is daar glans, geest, fantasie en woordgetoover Geen wonder, dat kunstzinnig Nederland hem huldigen gaat. „De Nieuwe Gids" ontbreekt daarbij natuur lijk niet. Bijna het geheele Septembernummer is aan den jubilaris gewijd. De huldigenden zijn Dr. Aeg. Timmermans, Ina BoudierBakker, Frans Bastiaanse, Emmanuel de Bom, Henri van Booven, Anton den Doolder (A. van Tete- ring), Frans Eerens, Dr. Alfred A. Haighton, Willem Kloos en zijn echtgenoote, H Laman Trip de Beaufort, Henriëtte Mooy, Joannes Reddingius, Top Naeff, Annie Salomons, Eenno J. Stokvis, A. Timmerman van Pellecom, F. V. Toussaint van Boelaere, A. Vermeylen, Maurits Wagenvoort, Jan Walch en Marie C. van Zeg gelen. Eerens' karakteristiek is weer het best: „Ik sluit mijn oogen en zie Karel's markanten kop voor mij. Ik kan mij begrijpen, dat er men- schen zijn die het niet verveelt naar zijn ge zicht te kijken, het te onderzoeken lijn voor lijn en vlakje voor vlakje. Zij willen het lezen, zoo als zij zijn werk lezen. Het zal hun niet verwon deren, wanneer ik hun zeg, dat er nog wat anders in dien kop is uitgebroeid, iets wat niet te wegen of te meten is en dat is 't nieuwe ge- luici, dat na 80 in de Nederlandsche taal heeft geklonken. Ik heb dat reeds meermalen gezegd, maar bij deze gelegenheid dient het te worden herhaald. Hij heeft de groeve opengebroken, waaruit de schrijvers van heden de steenen halen tot 't opbouwen van hun taalgewrochten. Het prachtige geluid van Gorter wortelt in van Deyssel's klanken. Dit is zijn groote beteekenis voor onze literatuur. De mannen van tachtig waren niet .schools- wijsgeerig aangelegd en misschien was er in het scheppen van een nieuw geluid door van Deyssel de grootst mogelijke oorspronkelijkheid. De buitenwereld werkte op hem met nieuwe combinaties, met stoffen door anderen verwaar loosd en niet opgemerkt en zoo ontstond door zijn streven, in verband met de ideeën der an dere gelijkgezinden, de nieuwe richting. En deze man is oer- en intens Hollanösch. Zijn wezen is een sublimatie van den Holland- schen geest. Misschien zouden anderen geneigd zijn Jacobus van Looy als de zuivere represen tant van het Hollandsche wezen in de littera tuur te zien; ik voor mij zie in van Looy slechts den vertegenwoordiger van een zeker gedeelte van den Hollandschen geest. In van Deyssel daarentegen zie ik de essentie daar van uitge drukt in een zeer oorspronkelijken vorm. Ik spreek hier mijn gelukwensch uit aan den zeventigjarige. In dien gelukwensch gedenk ik Geachte Redactie, Zoo juist teruggekeerd van een 14-daagsch verblijf in Duitschland, las ik met verbazing de „ervaringen" van uw medewerker in het Duit- sche Westen. Waarom toch zoo vraag ik mij af moet zelfs uw blad meedoen aan het ver spreiden van dergelijke onware berichten, ten doel hebbende stemming te kweeken tegen het nieuwe Duitsche régime? Want vijandigheid te gen het Nazi-bewind speelt in bedoeld verslag wel de hoofdrol. Ook ik ben geweest in Rijnland en West- phalen, evenals uw correspondent; ook ik ben pas in de plaatsen geweest, die ook hij schrijft bezocht te hebben; mijn ervaringen zijn even wel van geheel anderen aard! Ik heb zoowel vooraanstaande Duitschers gesproken als een voudige benzine-verkoopers en herbergiers; maar allen waren zij vol lof over het nieuwe stelsel en uitbundig in hun lofbetuigingen op Hitier. Voor mij als buitenlander behoef den zij toch niet bevreesd te zijn; tegenover een toerist toch zullen zij allicht meer zeggen, dan tegenover een landgenoot. In een klein cafétje, dat ik bezocht, verklaar de mij de eigenares, dat zij niet aan politiek deed en de daden van Hitier niet kon beoor- deelen, maar wel, dat sinds de Führer aan het bewind is er nieuwe levensmoed is en jongelie den niet meer vagebondeeren, doch aan het werk gezet worden, terwijl overal in het be drijfsleven opleving is te bespeuren. In Cleef, waar ik met een Duitscher en eenige SA-lieden aan een tafeltje over het Hitier- régime sprak, veroorloofde de Duitscher zich eenige critiek over het Nazi-stelsel, zonder dat; hij door diezelfde veelgesmade Nazi's oogen- blikkelijk werd eingesperrt. Mijn indruk is, dat er van gedruktheid of terughouding in het ge heel geen sprake is en dat men zich wel dege lijk kan uiten, zonder bevreesd te moeten zijn voor spionnen of andere ongure individuen. Ik heb bij zekere gelegenheden Duitschers NIET den Hitlergroet zien brengen, zonder dat ze gemolesteerd werden. Wél in flagranten strijd met wat uw correspondent beweert! En dan heb ik overal in Rijnland en West- phalen kruis- en Mariabeelden gezien, overdekt met bloemen en kransen. Eigenaardig, dat men in de Nederlandsche pers beweert, dat de Ka tholieken vervolgd worden, terwijl overal open lijk de Katholieke godsdienst wordt geëerd. In Keulen woonde ik zelfs een Mis bij, waarin de priester voor het Nazi-régime bad. Als de Ka tholieken moeilijkheden zouden ondervinden, zou zulks toch zeker niet het geval zijn! Ja,ik i was zelfs getuige van processies langs de stra ten; zooiets zou in onze Noordelijke provincies zelfs niet MOGELIJK zijn. Als Duitschland zoo'n gevaarlijk land is, als uw correspondent voorstelt, waarom brengen dan nog heden ten dage verschillende Neder landsche autoriteiten er bij voorkeur hun verlof door? zoo vraag ik mij af. Ook over de legende van de Wodan-aanbid- ding heb ik met verschillende Duitschers ge praat. Overal ging een hartelijk gelach op; men vroeg mij, of ik nu wel werkelijk geloofde, dat de Duitschers zulke barbaren waren, dat ze „afgoden" aanbaden? Dat het nieuwe régime een deel der Neder landsche pers niet welgevallig is, is haar zaak. Maar daarom zie ik nog niet in, waarom se rieuze bladen als het uwe, mee zouden doen met de verdachtmakingen, die de roode pers zoo gaarne debiteert; nijdig als men daar is, dat corruptie en knevelarij voorgoed gedaan zijn. Laten we liever meeleven met een wilskrach tig volk, dat zoo moedig vecht voor zijn be staan en waar de werkloosheid toch maar af nemende is; terwijl de bedel- en collectepartij en, die in ons land zoo welig tieren, dtór voor goed hebben opgehouden. Als wij bespeuren hoe daar alom wordt gewerkt aan de verkeerswegen, door menschen, die vroeger lanterfantten en door nietsdoen tot de misdaad werden gedre ven, dan moet ook een nuchter, onbevooroor deeld Nederlander toegeven, dat in zoo'n régi me toch wel iets goeds moet zitten! Het is eigenaardig, dat Nederlanders, die bevooroor deeld naar Duitschland toe gingen, met geheel veranderde gevoelens terugkomen. Het is hier niet mijn bedoeling een loflied te houden op het nieuwe Duitschland, maar wel ernstig te protesteeren tegen de onware bericht geving van een groot deel der Nederlandsche pers. Het zou mü dan ook buitengewoon verheu gen, indien u ook deze regelen in uw blad wilde opnemen en deze niet zooals alweer in een deel der pers thans meer en meer gebruikelijk is, als het gaat over een eerlijke berichtgeving over Duitschland doodzweeg. Bij voorbaat dankend, verblijft Met de meeste hoogachting VAN EYSDEN Naschrift Het wil ons voorkomen, dat de geachte in zender op zijn minst lichtvaardig is, wanneer hij onze berichten tout court „onwaar" noemt. Wij schreven enkele kleinere ervaringen neer, die wij hebben beleefd en die, evenals de groo te gebeurtenissen, hun taal spreken en hun ge tuigenis afleggen. Uiteraard zal de inzender uit deze kleine dingen-van-alle-dag andere conclu sies trekken dan wij, omdat wij tegenover het nieuwe régiem in Duitschland anders staan dan schrijver dezes. Wij ontzeggen hem niet het recht anders te concludeeren dan wij, mits hij óns toesta, dat wij ónze conclusies trekken. Ook wij hebben menschen ontmoet, die geest driftig waren over Hitiers beleid, doch deze ervaringen te noteeren is overbodig, waar de geheele wereld er van overtuigd is, dat de Füh rer millioenen volgelingen heeft. Het was ons er dan ook om te doen te onderzoeken of de minderheid, die tegen de huidige regeering is," vrij voor haar afwijkende meening kan en durft uitkomen. Voornamelijk of zij dit durft! Welnu, zij durft dit niet en wanneer wij, om de pole miek niet te vertroebelen, in het midden laten, of die vrees gemotiveerd is of niet, dan blijft nog te constateeren, dat de vrees inderdaad besttót. Wij betoogden niet, dat iedere SA-man rond toert als een leeuw, maar dat de tegenstander van het Nazi-bewind zich in de nabijheid van SA-lieden niet vrij voelt. Wij betoogden ook niet, dat niemand die den Hitlergroet verzuimt, gevaar loopt, maar wèl, dat zoo iemand zelf vreest onaangenaamheden te krijgen, door niet te groeten. Dat de inzender conclusies trekt uit het feit, dat in een Katholieke kerk voor het Nazi- bewind wordt gebeden, is voor ons een aandui ding, dat hij niet-Katholiek is. Wanneer de Katholieken bidden voor de regeering van hun land, dan wil dit volstrekt niet zeggen, dat zij het dus met het beleid der regeering eens zou den zijn. Is inzender dan heelemaal niets be kend over de houding van de Duitsche bis schoppen? We volgen verder het betoog van inzender op den voet en constateeren, dat wij niet hebben beweerd dat Duitschland gevaarlijk is voor vreemdelingen, maar dat er in Duitschland een geheimzinnige stemming van vrees heerscht bij de tegenstanders van het Nazi-bewind. Omtrent een Wodan-aanbidding hebben wij geenszins gesproken, zoodat dit onderdeel hier buiten bespreking kan blijven. Ten slotte verwacht inzender van ons, dat wij in het feit, dat werkloozen aan nieuwe ver keerswegen worden te werk gesteld, een aan leiding zouden kunnen vinden, om den geest van het Hitlerisme principieel te aanvaarden? Hij moge al andere dingen in Duitschland be leefd hebben, deze ervaringen nemen de noze niet weg. Het blijft eqn feit, dat wij met een Katholieken Duitscher gesproken hebben, die eerst de deur van zijn kantoor afsloot alvorens zich aan een gesprek te wagen, zooals ook de andere feiten, die wij signaleerden, feiten blij ven. De eerlijkheid van deze berichtgeving kan onge geachte opponent in twijfel trekken, maar hij bedenke, dat hij daardoor het hek van den dam licht, als het ér om gaat, of wij zijn be richten vertrouwen willen. De laatste alinea van inzender vindt hij over tuigend beantwoord in de plaatsing van zijn artikel. CORR. den jongen schrijver, die „Over Literatuur" de Nederlandsche letterkunde instuurde, den jon gen vriend van de stille kamer boven in het huis van zijn vader op den N.Z. Voorburgwal; ik gedenk mijn compagnon van vele wandelin gen in het Vondelpark en langs de straten van Amsterdam; ik gedenk den kameraad met wien ik ontelbare kopjes koffie heb gedronken; ik gedenk den unieken causeur. Deze qualiteit van Karei Thijm is in grooteren kring misschien niet bekend. Er zullen velen in het land zijn, die niet weten, dat hij zijn conversatie tot een kunst heeft gemaakt. Jammer dat een dergelijk kunstwerk niet is vast te leggen, maar in ieder geval is het goed dit te memoreeren voor hen die na ons komen. Van Deyssel heeft mij eens verteld, dat bij een bezoek in zijn huis te Baam professor Bolland hem in letterlijken zm van zijn stoel had gepraat. Toen de wijsgeer zweeg, had de literator nog maar op het uiterste rand je van zijn stoelzitting gehangen. Van van Deyssel's conversatie kan men zeggen, dat zij zijn hoorders xop hun plaats vastgesnoerd hield, al waren zij ook van plan om uit vermoeienis of om een andere reden op te staan en weg te gaan. Ja, zijn conversatie verdreef de ver moeienis en gaf een weldadigen prikkel aan het organisme. Zoo zij hier dan herdacht de schrijver en de innovator. Zoo zij herdacht de vriendschap van het verleden en het verleden dezer vriend schap." Willem Kloos zit op zijn praatstoel, diep-in en diep-psychisch, en schrijft met vele hoofdlet ters, o.m. aldus: „En daarom begroet ik dan ook hier met zooals altijd, sinds, onze langgeledene eerste kennismaking geheel en al onverdeelde gevoe lens Hem, den grooten want psychisch volko men zuiveren Karei Alberdingk Thijm en wensch ik hem uit mijn volle en oprechte Bin- nengesteldheid geluk, zooals, zeg ik vriendlijk- schertsend, dit een jongeren vriend een heel wat oudere doet wanneer de eerste een belang rijken mijlpaal in zijn leven heeft bereikt. En voor wie dezen wensch misschien een feestlijk grapje zou willen vinden, kan ik de verzekering geven, dat hij in vollen ernst wordt bedoeld. Want hij, Lodewijk van Deyssel, zoowel als degene die dit schrijft hier, mogen zich geluk kig nog jeugdig voelen. Ik ontdek tegenwoordig wel eens een aantalletje grijze haren op mijn kop. Maar wat zou dat? Ik wist ze ook wel reeds een enkelen keer te vinden toen 'k pas vijf-en-dertig jaar was. Maar een paar jaar later waren deze dan weer spoorloos weg. En zoo is het mijn heele leven met mij door blijven gaan. Want het leven van een zich vroeger nooit heelemaal op zijn gemak voelende is waar achtig voor een zwaarmoedig-sterk tempera ment als het mijne geen vroolijk en makkelijk door te dansen Grieksche kolonnade geweest, zooals ik er wel eens een met de figuren er in, op Helleensche voorstellingen zag afgebeeld. Doch ik heb mij gelukkig door alles heen, psy chisch sterk weten te houden. En tot mijn in- diepe vreugde blijkt het hetzelfde geval te wezen met mijn levenslangen bewondrenswaarden Vriend. Mijn meeste andere levenslange vrien den of goede kennissen zijn helaas reeds weg geborgen moeten worden onder den bodem der Aarde ofschoon zij al het mogelijke deden wat tegenwoordig gezond heet voor den mensch in het algemeen. Maar Van Deyssel zoomin als ik, hebben ons ooit heel veel om het oefenen onzer spieren bekommerd. Wij hebben ons veel meer met onzen geest bemoeid, en daar hadden wij gelijk in, want niet het lichaam al blijft dit zeer belangrijk, is de mensch, neen, de eigen- lijkste Mensch is de Geest, die hem bezielt. En daarmede heeft deze groote Kunstenaar en Kritikus wondren weten te behalen, die ook in verdere eeuwen want altijd durend in onze Lettren omhoog zullen blijven staan. Zijn epische werken, zijn romans en novellen en schetsen zijn echte scheppingen, want altijd blijvende kunst en zijn tallooze kritische be- schouwingen zijn mij durend-door gebleken de spontane en toch fijn mediteerende ontboeze mingen te zijn van een persoonlijke psychische Kracht, die zichzelf steeds weet te blijven en over welke dus geen enkel sterver, zelfs al moge hü op enkele onderdeelen er van eener andere meening zijn toegedaan het recht heeft zich te verheffen. De diepere aard van elke Indivi dualiteit, die van uit dat innerlijk wezen zijner eigene Persoonlijkheid werkt, heeft volledig ge- respekteerd te worden. Zoo ben ik zelf mijn heele leven lang tegenover Van Deyssel blijven staan. Hem zoowel als mij zie ik op dit oogen blik nu ik dit hier schrijf zoo'n beetje als flink gegroeide boomen, die elk op zijn eigen bodem staande want daaruit gerezen, elkander vriend- lijk toewuiven met takken en bladeren, doordat een nu eens sterke en dan weer zachtere levens- wind ons beiden voortdurend beweegt. Maar zoomin als zulke boomen zich ooit tegen elkaêr verheffen gaan en elkander met hun stevige takken wederzijdsch gaan zweepen, want ook Zij worden staeg bewogen niet door tegen el kander indringende stormen des Toevals, maar door den altijd eendren wind des Levens, die beiden gelijkelijk naar het land der Toekomst henen zwiept, zoomin is het ooit in mij opge komen om na te gaan of ik over sommige de tails een beetje anders voel en denk als hij. Ik weet me een van diep uit het onweetbare ge groeide zuivre geestelijke Entiteit te wezen, die steeds naar zijn innerlijkst weten zijn best blijft doen, en psychisch heb ik begrepen, zoodra ik hem de eerste maal tegenover mij zag staan en wij toen elkaar diep-in gemoedelijk elk voor ons den andere zoo'n beetje gingen keuren op grond van wat de een of de andere zeide, toen wist ik dat ik mij zelf diep-in tegen mijzelf de op merking voelde maken: Dat is er een. waarmede ik bedoelde: een vent uit één stuk, die innerlijk weet dus sterk maar toch harmonisch doet wat moet. En ik zette toen de konversatie over meer daaglijksche dus gewone dingen met hem voort. En dienzelfden diep-psychischen indruk heb ik ook in mijn verdere leven telkens teruggekre gen, zoodra ik iets van hem las, of hem ont moeten mocht. En daarom vraag ik hier vriend- lijk-ernstig aan alle huidigen en lateren: houo zorgvuldig uw eigenen geestlijken eerb'ed in- stand tegenover alle, die in vele opzichten zijn gebleken uw psychisch-intellektueele Meerderen te zijn. Want uitsluitend door zoo'n Innerlijk gedragvan ons zelf en alle anderen kan de j wereld, dat is het algemeene geestlijke Leven, I goed vooruitkomen." En hun kunst Te Boedapest worden kunstvoorwerpen en schilderijen tentoongesteld, vervaardigd door eenvoudige Hongaarsche platteland bewoners en deze voorwerpen blijken een open baring van een sterk, nog overal ten plattelande werkzaam natuurtalent, dat om zoo te zeggen aangeboren is en zich ongeschoold ontwikkelt in een landelijke traditie. Het initiatief tot deze merkwaardige tentoonstelling nam de journalist Jenö Balint, die twintig jaar geleden een arbei der op een tegelfabriek had ontmoet, wiens ge dachten altijd maar uitgingen naar de schilder- Kunst. Deze man, Peter Benek, bleek voor het fabriekswerk ongeschikt. Hij kon „er zijn ner- sens niet bij houden", naar hij beweerde, en Balint, die zich voor den man interesseerde, wilde toen het schilderwerk wel eens zien, dat den man zoo intens bezighield. Daar kwam hij tot de ontdekking, dat deze arbeider een geniaal schilder was. Hij maakte den naam van Benek bekend, wijdde een boek aan den autodidact en besloot nadere studie te maken van de lande lijke kunst der Hongaren. Weldra bleek hem, dat er nog vele kunstenaars rondliepen in een boerenkiel. Zoo ontdekte hij den smidsgezel Alexius Gyö ry, den „Breughel van Tokaj", wiens sterk ar chitectonische en rhythmische weergave van het landschap hem onmiddellijk boeide door den dramatischen toon. De boer Imre Oravez, de herder Miklós Kaplar, de dorpsonderwijzer Istvan Nagy, zelfs een dienstmeisje, Mari ble ken eveneens begaafd met uitzonderlijk talent. Behalve van deze schilders, alle op de ten toonstelling te BoedaDest met verscheidene doe ken vertegenwoordigd, is er nog werk van den houtsnijder Anton Horvath, een gewonen dorps timmerman, die in 1933 op 81-jarigen leeftijd overleed. Deze vrome man inspireerde zich bij het vervaardigen zijner schoone, streng-stijl- volle beeldgroepen, geheel op de Bijbelsche ge schiedenis. Wij reproduceeren hierbij zijn Chris tus in den Hof van Olijven, welks diep gods dienstige ernst en verrassende techniek nog geaccentueerd wordt door de speelsche behan deling der boomengroep. Waarom Gyözy den bijnaam verwierf „Breughel van Tokaj", zal iedereen duidelijk worden, die de stemming on dergaat van zijn hierbij gereproduceerd schil derij „Zondag te Kostakoj". De tentoonstelling trekt buitengewoon veel bezoek en is voor de kunstliefhebbers een ware openbaring. In de Hongaarsche bladen, die op getogen artikelen publiceeren, worden discussies gevoerd over het „oertalent", dat ongerept ge handhaafd bleef, trots de mechaniseering der meeste bedrijven in onzen tijd. De liefde voor het goede handwerk is ongetwijfeld een sterk stimuleerende factor bij het ontstaan der iet wat primitieve, maar uitdrukkingsvolle hoeren kunst der Hongaren. Handschrift van Lodewijk van Deyssel Een samenkomst te Nuth Te Nuth?! Ja, ook voor mij was het onbe kend. Maar in dit vriendelijk dorpje tus schen Heerlen en Sittard hebben "n ijverig priester en eenige leiders van het Ward-insti- tuut der St. Gregoriusvereeniging het aange durfd een vacantiecursus te houden. Daar wil den zij ons, onderwijskrachten, jeugdleiders of organisten, een practische manier van onder wijs in den wereldlijken en kerkelijken zang bijbrengen en tevens in het bespelen van de blokfluit en den volksdans. Ik zit nu in den trein, die mij zonder over stappen van Nuth naar Rotterdam brengt. Met eenige medecursisten rijd ik Nuth uit. Partir c'est mourir un peu.... Het was er plezant, bij het samenzijn in de vrije uren, aan den disch. We tafelden gezellig. Maar dat komt meer voor.... Het waardevolste was echter: we voelden ons van dag tot dag, bij ons samen-zingen, dansen, fluiten of „blokken", meer en meer door een goeden geest bezield. Geen oppervlakkig con tact was het meer. Onder leiding van prof. Goffertje uit Frankfurt am Oder, die de blok fluit „doceerde", hebben we het laatste avond je enkele oude, meerstemmige liederen gezon gen. Hij deed het gaarne en wij hoorden ver baasd op, toen ons zingen onder zijn aanwij zingen en „Kniffe" hoe langer hoe meer een geheel werd. De vorige avonden hadden we bij de gramo- phoon volksdansen uitgevoerd. Als we die pla ten ergens nog 'tis weer zullen hooren, denken we direct weer aan die gezellige uurtjes van gezonden, joligen dans te Nuth. Het ritje met den eerwaarden Rector Vul- linghs in de autocar, zijn stukje chocola, de patattes frites aan het tentje, zouden we nog kunnen vergeten. Maar niet de goede blijheid en den apostolischen geest, die door kerkzang op de„ scholen den lateren volkszang mogelijk wil maken en door dien gewijden zang het volk wil verheffen en vooral: God eeren. Den apos tolischen geest bij leiders en medecursisten zul len wij niet vergeten. Zoo'n beweging moet wel goede vruchten afwerpen. Proficiat, Ward-ta- stituut met uw leiders! Een dansje op den War d-cur sus te Nuth

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9