GHAZI EN SJAH-IN-SJAH
Uit
Atmosfeer in Duitschland
t
Turken en Perzen
L.
Tweeërlei meening
Jan Stuyt
Herdenking in „Arte Cristiania"
I iiü
PMS!!
Lod. van Deyssel
70 jaar
Hongaarsche boegen
W ar d-cur sus
i
Het Nabije Oosten heeft tijdens en na
den wereldoorlog twee groote mannen
zien opkomen, die elk op hun wijze
hun land den nieuwen tijd binnen leiden.
In Turkije was het Mohammed Khemal
Paschja, die de keizerlijke dynastie der
Osmanli's ten val had gebracht en na zijn
overwinning op de Grieken den titel Ghazi
Overwinnaar aannam, zooals eens de
Homeinsche veldheeren dien van Imperator.
De Turken zijn voor alles altijd een mili
taire natie geweest, ook in het religieuse,
en dit verklaart voor een niet-gering deel
het feit, dat de Ghazi de meest verbijste
rende hervormingen in de Islamitische orde
van zijn rijk kon invoeren. Ook nadat
onder Timour de Lamme de militaire he
gemonie over de kinderen van den profeet
van de Arabieren op de Turken was overge
gaan, was het Arabisch toch altijd nog de
heilige taal gebleven het was zelfs niet
geoorloofd den Koran te vertalen! Een
decreet van den Ghazi verbande het Ara
bisch uit de moskee, de Arabische letters
uit alle geschriften en drukwerk. Het is
Turksch en nog eens Turksch al wat de
klok tegenwoordig slaat in wat er van het
voor-oorlogsche Turkije overbleef.
In Perzië, dat tijdens den wereldoorlog
de voetveeg was van Russen en Engelschen,
die het geheel bezetten en als overwonnen
land behandelden, kwam een bijzonder man
te voorschijn een Bactiaar, een lid der
nog altijd nomadiseerende Bactiaren-stam-
men, nazaten van de oude Perzen van
Cyrus en Darius. Begonnen als kozak der
Nederlandsche legatie te Teheraan eindigde
hij als groot-koning, Sjah-in-sjah, nadat
hij de heerschende dynastie der Kadjaren,
evenals zijn Turksche collega op zijde had
geschoven. De man, die eerst eenvoudig
Riza heette, later Riza Khaan het Op
perhoofd nam als grootkoning of Sjah
den naam aan van Riza Khaan Pahlevi,
dat is Riza Khaan de Pers, hiermede te
kennen gevend, dat hij een nazaat is van
de Perzen van Cyrus en niet van Turken
of Arabieren, die in den loop der eeuwen
naar Perzië geëmigreerd zijn. Hij is dus
noch een Turco-Mongool, noch een Semiet,
maar een rasechte Ariër. Wat in Berlijn
ongetwijfeld een bijzondere aanbeveling
voor hem zal zijn.
Turken en Perzen, hoewel beide kinderen
van den profeet, hebben de eeuwen door
het nooit met elkaar kunnen vinden
integendeel haast altijd op leven en dood
met elkaar gestreden. Dit vindt daarin zijn
oorzaak dat de Turk tot voor kort de meest
orthodoxe, fanatieke en bigotte Islamiet
was, die er in heel het huis van den Islam
werd aangetroffen de man van de Soen-
na, van enkel en alleen de Koran. De Pers
daarentegen, de man van de Sjia de
Koran plus de overlevering beleefde een
heel wat milder vorm van Islam en bracht
zelfs den wijnbeker aan zijn lippen, dank
zij een bijzonder breede interpretatie van
het Koranieke verbod.
De kloof, welke Calvinisten en Katholie
ken scheidt is maar een goedig slootje
vergeleken bij den afgrond tusschen Soen
nieten en Sjiieten een oud Perzisch ge
zegde leert, dat het beter is één Turk te
dooden dan zes en dertig giaurs of chris
tenhonden. Wat nog al wat zeggen wil!
In de politiek hebben Turken en Perzen
dan ook steeds tegenover elkaar gestaan
en eerst na den wereldoorlog doen beide
staten, elk geleid door een nieuwbakken
heerscher en dictator, zeer ernstige pogin
gen tot toenadering en zelfs een bondge
nootschap tusschen de beide buurstaten,
welke met Afghanistan en Japan nog
de eenige Aziatische staten zijn,
welke hun onafhankelijkheid wisten te
handhaven tegenover de kolonisatie-pogin
gen der Europeanen in Afrika is dat
alleen Abessynië!
Het begon met een vriendschapsverdrag
tusschen de beide erfvijanden, gevolgd door
een hoogst belangrijke grensrectificatie
waarvan Turkije zeer groot voordeel had.
In het district van den berg Ararat waar
Noach na den zondvloed landde was de
grens voor Turkije dermate ongunstig, dat
horden Koerden, ook al weer ras-echte
Perzen, waarvan niemand wist of ze Turk
sche of Perzische onderdanen waren, er
huishielden, plunderden en moordden zoo
als zij dit nu eenmaal traditioneel gewoon
waren. Zonden de Turken veel troepen dan
trokken ze ijlings de Perzische grens over.
De grenswijziging maakte aan dezen wan-
'Anton Horydth: Christus in den Hof van
Olijven
toestand en tevens aan het leven van zeer
vele Koerden een eind.
Een economisch accoord en een entente-
cordiale volgen nu om de kroon op het
werk der verzoening te zetten. De Sjah is
voor kort bij den Ghazi op bezoek geweest
in diens nieuwe hoofdstad Ankora en
samen hebben de beide heerschers natuur
lijk allerlei kwesties besproken. In de eerste
plaats zeer zeker de Arabische. Tijdens den
wereldoorlog beloofden de Engelschen
koeien met gouden horens aan eiken Ara-
bischen sjeich, imman of emir, die met hen
tegen de Turken wou vechten. Na den
oorlog gewonnen te hebben, kwam van al
die beloften niet veel terecht alleen
zorgde Engeland wel, dat de petroleum-
velden in Mossoel van Turkije werden afge
nomen, na de uitmoording der Assyrische
christenen, en onder Engelschen invloed
kwamen via den Arabischen staat Mesopo-
tanië, welke tot lid van den Volkenbond
werd gebombardeerd. Die olie, welke binnen
het jaar middels een dan voltooide pijp
leiding door de woestijn naar Beyrouth en
Jaffa zal worden gepompt wat de Russen
te Bakoe meer of minder in hun hemd zal
zetten maakt, dat Engeland en Frankrijk
er meer dan ooit belang in stellen om de
kleine staten der Arabieren te beschermen
en de beschaving in die contreien te redden.
Onder leiding dezer mogendheden en met
Italië als tegenspeler achter de schermen,
bereiden deze successiestaten, ontstaan uit
de verdeeling van het Turksche keizerrijk,
er zich op voor de hegemonie in het Nabije
Oosten aan zich te trekken. Waar Turken
en Perzen natuurlijk niets van moeten
hebben.
Op het oogenblik hebben de Russen zeker
geen aggressieve plannen tegen Turkije of
Perzië, maar in den loop der geschiedenis
hebben beide Oostersche rijken nog al eens
moeite met de Russen gehad en niemand
weet nog wat er uit Rusland groeien zal en
hoe dan de politiek van het nieuwe Rusland
zal zijndie echter ongetwijfeld ook met
de olie zal samenhangen. Het is dus zaak,
dat Turken en Perzen tijdig met alle moge
lijkheden rekenen. Reden waarom beide
zeker naast elkaar zullen staan, wanneer de
Dardanellen weer in staat van verdediging
zullen worden gebracht onverschillig of
daar al of niet een tractaat-herziening aan
zal zijn vooraf gegaan.
Het bezoek van den Sjah is zeker voor
beide landen zeer vruchtdragend geweest.
In de Europeesche kanselarijen zal men er
rekening mee hebben te houden, dat Turken
en Perzen niet meer tegen elkaar zullen
kunnen worden uitgespeeld en dat geen
van beide meer „quantité négligeable" zijn.
SAPIENS
In het tijdschrift van de Milaneesche Kunst
school „Arte Cristiana", dat voor Juli en
Augustus een dubbelnummer uitgaf, wordt een
„In Memoriam" gewijd aan den overleden ar
chitect Jan Stuyt.
„Deze kunstenaar, die voor altijd het arbeids
veld der Christelijke Kunst heeft verlaten, was
een van die persoonlijkheden, die op ons den
indruk maken het leven te bezitten en aan an
deren te kunnen mededeeien als condensatoren
van physieke en geestelijke energie, aldus het
blad.
Deze man van kleine gestalte, met zijn leven
dige oogen, met zijn vlotte conversatie, met zijn
beheersching van verschillende talen, die hij
sprak als zijn moedertaal, met zijn overtuigend
gebaar, dkt de meeningen als het ware naar
elkaar toe bracht, met zijn onvermoeide opge
ruimdheid, alsof het leven voor hem eiken dag
opnieuw begon, vrij van voorbij gegane lasten
en zorgen; deze leerling van Sint Julius, deze
schepper van zoo vele kerken en schoone bouw
werken, die ons twee jaar geleden met onzen
directeur in zijn huis te 's Gravenhage zoo gast
vrij ontving, als een patriarch in het klein, te
midden van zijn kunstschatten, die hij op zijn
veelvuldige reizen had verzameld, omringd door
zijn vrouw en zoons, en de ontelbare herinne
ringen aan de werken van zijn hand. deze ar
chitect, die het aanschijn der christelijke kunst
in Holland vernieuwd heeft, deze man van
eruditie, bij wien Italië en de Scuola Beato An-
gelico zich in een warm enthousiasme mochten
verheugen, deze trouwe vriend zal niet meer in
ons midden terug keeren, de aarde heeft zijn
lichaam tot zich genomen, zijn ziel is bij God
Het einde, voor ons onverwachts en pijnlijk,
heeft hemzelf misschien niet zoo plotseling
overvallen: het vorige jaar immers heeft hij
zijn artistiek testament voltooid en uitgegeven.
Toen de uitgave van zijn werken verscheen,
heeft ons tijdschrift deze uitvoerig besproken.
Eiken dag verwachtten wij zijn andere boek:
de Theorie van de Architectuur, waarin hij met
de kennis der traditie zijn eigen ervaring als
christelijk bouwmeester heeft vastgelegd.
Hij heeft ons te 's Gravenhage nog de druk
proeven ervan laten zien, en zijn oogen schit
terden van jeugdige voldoening, toen hij ons
uitlegde, hoe weinig architectuur-geschied
schrijvers volgens hem blijk gegeven hebben van
de kennis harer wetten en geheimen.
Dit aan de oppervlakte blijven van bijna de
geheele critische literatuur was voor nem, en
ook voor ons, de rechtvaardiging van zijn aan-
genamen en toch zoo moeizamen arbeid van
lange jaren, waarin hij de schrijvers van het
verleden, wiskundigen en philosofen, bestudeer
de, om van hen de gegevens machtig te worden
betreffende de oude kunstbegrippen en ideeën.
De kenmerken van zijn kunst, op edele wijze
het evenwicht betrachtend tusschen de traditie
en het nieuwe, hebben wij reeds in een ar tike1
in dit tijdschrift uiteengezet, twee jaar ge
leden.
Maar de werken en geschriften van Jan
Stuyt den architect geven ons Jan Stuyt als
vriend niet terug.
Overeenkomstig het voorschrift van Leonar
do, was de geest bij hem altijd boven de stof
felijke werken verheven; en als deze voorbe
stemd zijn om te vergaan, gene is opwaarts ge
stegen naar het groote licht en naar het onver-'
gankelijke leven.
Met bewondering den kunstenaar gedenkend,
herdenken wij ook met eerbied de nagedach
tenis van den christelijken gastheer, die aan
den disch het eerst de handen vouwd» en het
gesprek onderbrak om zonder pose en zonder
te blozen ons met een „pregiamo" uit te noodi-
gen tot het gebed."
Lodewijk van Deyssel
Hi
Zondag te Kistokaj
Olieverfschilderij van den Hongaarschen smid Alexius
Györy
Op 22 September as. wordt Karei Joan Lo
dewijk Alberdingk Thijm (Lodewijk van
Deyssel) zeventig jaar. We hebben er al
een en ander van verteld. De heer Thijm is nog
immer een groot aestheet en een kunstvaardig
man. Al schrijft hij maar een paar regels, dan
is daar glans, geest, fantasie en woordgetoover
Geen wonder, dat kunstzinnig Nederland hem
huldigen gaat.
„De Nieuwe Gids" ontbreekt daarbij natuur
lijk niet. Bijna het geheele Septembernummer
is aan den jubilaris gewijd. De huldigenden zijn
Dr. Aeg. Timmermans, Ina BoudierBakker,
Frans Bastiaanse, Emmanuel de Bom, Henri
van Booven, Anton den Doolder (A. van Tete-
ring), Frans Eerens, Dr. Alfred A. Haighton,
Willem Kloos en zijn echtgenoote, H Laman
Trip de Beaufort, Henriëtte Mooy, Joannes
Reddingius, Top Naeff, Annie Salomons, Eenno
J. Stokvis, A. Timmerman van Pellecom, F. V.
Toussaint van Boelaere, A. Vermeylen, Maurits
Wagenvoort, Jan Walch en Marie C. van Zeg
gelen.
Eerens' karakteristiek is weer het best:
„Ik sluit mijn oogen en zie Karel's markanten
kop voor mij. Ik kan mij begrijpen, dat er men-
schen zijn die het niet verveelt naar zijn ge
zicht te kijken, het te onderzoeken lijn voor lijn
en vlakje voor vlakje. Zij willen het lezen, zoo
als zij zijn werk lezen. Het zal hun niet verwon
deren, wanneer ik hun zeg, dat er nog wat
anders in dien kop is uitgebroeid, iets wat niet
te wegen of te meten is en dat is 't nieuwe ge-
luici, dat na 80 in de Nederlandsche taal heeft
geklonken. Ik heb dat reeds meermalen gezegd,
maar bij deze gelegenheid dient het te worden
herhaald. Hij heeft de groeve opengebroken,
waaruit de schrijvers van heden de steenen
halen tot 't opbouwen van hun taalgewrochten.
Het prachtige geluid van Gorter wortelt in van
Deyssel's klanken. Dit is zijn groote beteekenis
voor onze literatuur.
De mannen van tachtig waren niet .schools-
wijsgeerig aangelegd en misschien was er in
het scheppen van een nieuw geluid door van
Deyssel de grootst mogelijke oorspronkelijkheid.
De buitenwereld werkte op hem met nieuwe
combinaties, met stoffen door anderen verwaar
loosd en niet opgemerkt en zoo ontstond door
zijn streven, in verband met de ideeën der an
dere gelijkgezinden, de nieuwe richting.
En deze man is oer- en intens Hollanösch.
Zijn wezen is een sublimatie van den Holland-
schen geest. Misschien zouden anderen geneigd
zijn Jacobus van Looy als de zuivere represen
tant van het Hollandsche wezen in de littera
tuur te zien; ik voor mij zie in van Looy slechts
den vertegenwoordiger van een zeker gedeelte
van den Hollandschen geest. In van Deyssel
daarentegen zie ik de essentie daar van uitge
drukt in een zeer oorspronkelijken vorm.
Ik spreek hier mijn gelukwensch uit aan den
zeventigjarige. In dien gelukwensch gedenk ik
Geachte Redactie,
Zoo juist teruggekeerd van een 14-daagsch
verblijf in Duitschland, las ik met verbazing de
„ervaringen" van uw medewerker in het Duit-
sche Westen. Waarom toch zoo vraag ik mij
af moet zelfs uw blad meedoen aan het ver
spreiden van dergelijke onware berichten, ten
doel hebbende stemming te kweeken tegen het
nieuwe Duitsche régime? Want vijandigheid te
gen het Nazi-bewind speelt in bedoeld verslag
wel de hoofdrol.
Ook ik ben geweest in Rijnland en West-
phalen, evenals uw correspondent; ook ik ben
pas in de plaatsen geweest, die ook hij schrijft
bezocht te hebben; mijn ervaringen zijn even
wel van geheel anderen aard! Ik heb zoowel
vooraanstaande Duitschers gesproken als een
voudige benzine-verkoopers en herbergiers;
maar allen waren zij vol lof over het nieuwe
stelsel en uitbundig in hun lofbetuigingen op
Hitier. Voor mij als buitenlander behoef
den zij toch niet bevreesd te zijn; tegenover
een toerist toch zullen zij allicht meer zeggen,
dan tegenover een landgenoot.
In een klein cafétje, dat ik bezocht, verklaar
de mij de eigenares, dat zij niet aan politiek
deed en de daden van Hitier niet kon beoor-
deelen, maar wel, dat sinds de Führer aan het
bewind is er nieuwe levensmoed is en jongelie
den niet meer vagebondeeren, doch aan het
werk gezet worden, terwijl overal in het be
drijfsleven opleving is te bespeuren.
In Cleef, waar ik met een Duitscher en eenige
SA-lieden aan een tafeltje over het Hitier-
régime sprak, veroorloofde de Duitscher zich
eenige critiek over het Nazi-stelsel, zonder dat;
hij door diezelfde veelgesmade Nazi's oogen-
blikkelijk werd eingesperrt. Mijn indruk is, dat
er van gedruktheid of terughouding in het ge
heel geen sprake is en dat men zich wel dege
lijk kan uiten, zonder bevreesd te moeten zijn
voor spionnen of andere ongure individuen.
Ik heb bij zekere gelegenheden Duitschers
NIET den Hitlergroet zien brengen, zonder dat
ze gemolesteerd werden. Wél in flagranten strijd
met wat uw correspondent beweert!
En dan heb ik overal in Rijnland en West-
phalen kruis- en Mariabeelden gezien, overdekt
met bloemen en kransen. Eigenaardig, dat men
in de Nederlandsche pers beweert, dat de Ka
tholieken vervolgd worden, terwijl overal open
lijk de Katholieke godsdienst wordt geëerd. In
Keulen woonde ik zelfs een Mis bij, waarin de
priester voor het Nazi-régime bad. Als de Ka
tholieken moeilijkheden zouden ondervinden,
zou zulks toch zeker niet het geval zijn! Ja,ik
i was zelfs getuige van processies langs de stra
ten; zooiets zou in onze Noordelijke provincies
zelfs niet MOGELIJK zijn.
Als Duitschland zoo'n gevaarlijk land is, als
uw correspondent voorstelt, waarom brengen
dan nog heden ten dage verschillende Neder
landsche autoriteiten er bij voorkeur hun verlof
door? zoo vraag ik mij af.
Ook over de legende van de Wodan-aanbid-
ding heb ik met verschillende Duitschers ge
praat. Overal ging een hartelijk gelach op; men
vroeg mij, of ik nu wel werkelijk geloofde, dat
de Duitschers zulke barbaren waren, dat ze
„afgoden" aanbaden?
Dat het nieuwe régime een deel der Neder
landsche pers niet welgevallig is, is haar zaak.
Maar daarom zie ik nog niet in, waarom se
rieuze bladen als het uwe, mee zouden doen
met de verdachtmakingen, die de roode pers
zoo gaarne debiteert; nijdig als men daar is,
dat corruptie en knevelarij voorgoed gedaan
zijn.
Laten we liever meeleven met een wilskrach
tig volk, dat zoo moedig vecht voor zijn be
staan en waar de werkloosheid toch maar af
nemende is; terwijl de bedel- en collectepartij
en, die in ons land zoo welig tieren, dtór voor
goed hebben opgehouden. Als wij bespeuren hoe
daar alom wordt gewerkt aan de verkeerswegen,
door menschen, die vroeger lanterfantten en
door nietsdoen tot de misdaad werden gedre
ven, dan moet ook een nuchter, onbevooroor
deeld Nederlander toegeven, dat in zoo'n régi
me toch wel iets goeds moet zitten! Het is
eigenaardig, dat Nederlanders, die bevooroor
deeld naar Duitschland toe gingen, met geheel
veranderde gevoelens terugkomen.
Het is hier niet mijn bedoeling een loflied te
houden op het nieuwe Duitschland, maar wel
ernstig te protesteeren tegen de onware bericht
geving van een groot deel der Nederlandsche
pers.
Het zou mü dan ook buitengewoon verheu
gen, indien u ook deze regelen in uw blad wilde
opnemen en deze niet zooals alweer in een
deel der pers thans meer en meer gebruikelijk
is, als het gaat over een eerlijke berichtgeving
over Duitschland doodzweeg.
Bij voorbaat dankend, verblijft
Met de meeste hoogachting
VAN EYSDEN
Naschrift
Het wil ons voorkomen, dat de geachte in
zender op zijn minst lichtvaardig is, wanneer
hij onze berichten tout court „onwaar" noemt.
Wij schreven enkele kleinere ervaringen neer,
die wij hebben beleefd en die, evenals de groo
te gebeurtenissen, hun taal spreken en hun ge
tuigenis afleggen. Uiteraard zal de inzender uit
deze kleine dingen-van-alle-dag andere conclu
sies trekken dan wij, omdat wij tegenover het
nieuwe régiem in Duitschland anders staan dan
schrijver dezes. Wij ontzeggen hem niet het
recht anders te concludeeren dan wij, mits hij
óns toesta, dat wij ónze conclusies trekken.
Ook wij hebben menschen ontmoet, die geest
driftig waren over Hitiers beleid, doch deze
ervaringen te noteeren is overbodig, waar de
geheele wereld er van overtuigd is, dat de Füh
rer millioenen volgelingen heeft. Het was ons
er dan ook om te doen te onderzoeken of de
minderheid, die tegen de huidige regeering is,"
vrij voor haar afwijkende meening kan en durft
uitkomen. Voornamelijk of zij dit durft! Welnu,
zij durft dit niet en wanneer wij, om de pole
miek niet te vertroebelen, in het midden laten,
of die vrees gemotiveerd is of niet, dan blijft
nog te constateeren, dat de vrees inderdaad
besttót.
Wij betoogden niet, dat iedere SA-man rond
toert als een leeuw, maar dat de tegenstander
van het Nazi-bewind zich in de nabijheid van
SA-lieden niet vrij voelt. Wij betoogden ook
niet, dat niemand die den Hitlergroet verzuimt,
gevaar loopt, maar wèl, dat zoo iemand zelf
vreest onaangenaamheden te krijgen, door niet
te groeten.
Dat de inzender conclusies trekt uit het feit,
dat in een Katholieke kerk voor het Nazi-
bewind wordt gebeden, is voor ons een aandui
ding, dat hij niet-Katholiek is. Wanneer de
Katholieken bidden voor de regeering van hun
land, dan wil dit volstrekt niet zeggen, dat zij
het dus met het beleid der regeering eens zou
den zijn. Is inzender dan heelemaal niets be
kend over de houding van de Duitsche bis
schoppen?
We volgen verder het betoog van inzender op
den voet en constateeren, dat wij niet hebben
beweerd dat Duitschland gevaarlijk is voor
vreemdelingen, maar dat er in Duitschland een
geheimzinnige stemming van vrees heerscht bij
de tegenstanders van het Nazi-bewind.
Omtrent een Wodan-aanbidding hebben wij
geenszins gesproken, zoodat dit onderdeel hier
buiten bespreking kan blijven.
Ten slotte verwacht inzender van ons, dat
wij in het feit, dat werkloozen aan nieuwe ver
keerswegen worden te werk gesteld, een aan
leiding zouden kunnen vinden, om den geest
van het Hitlerisme principieel te aanvaarden?
Hij moge al andere dingen in Duitschland be
leefd hebben, deze ervaringen nemen de noze
niet weg. Het blijft eqn feit, dat wij met een
Katholieken Duitscher gesproken hebben, die
eerst de deur van zijn kantoor afsloot alvorens
zich aan een gesprek te wagen, zooals ook de
andere feiten, die wij signaleerden, feiten blij
ven. De eerlijkheid van deze berichtgeving kan
onge geachte opponent in twijfel trekken, maar
hij bedenke, dat hij daardoor het hek van den
dam licht, als het ér om gaat, of wij zijn be
richten vertrouwen willen.
De laatste alinea van inzender vindt hij over
tuigend beantwoord in de plaatsing van zijn
artikel.
CORR.
den jongen schrijver, die „Over Literatuur" de
Nederlandsche letterkunde instuurde, den jon
gen vriend van de stille kamer boven in het
huis van zijn vader op den N.Z. Voorburgwal;
ik gedenk mijn compagnon van vele wandelin
gen in het Vondelpark en langs de straten van
Amsterdam; ik gedenk den kameraad met wien
ik ontelbare kopjes koffie heb gedronken; ik
gedenk den unieken causeur. Deze qualiteit van
Karei Thijm is in grooteren kring misschien
niet bekend. Er zullen velen in het land zijn,
die niet weten, dat hij zijn conversatie tot een
kunst heeft gemaakt. Jammer dat een dergelijk
kunstwerk niet is vast te leggen, maar in ieder
geval is het goed dit te memoreeren voor hen
die na ons komen. Van Deyssel heeft mij eens
verteld, dat bij een bezoek in zijn huis te Baam
professor Bolland hem in letterlijken zm van
zijn stoel had gepraat. Toen de wijsgeer zweeg,
had de literator nog maar op het uiterste rand
je van zijn stoelzitting gehangen. Van van
Deyssel's conversatie kan men zeggen, dat zij
zijn hoorders xop hun plaats vastgesnoerd hield,
al waren zij ook van plan om uit vermoeienis
of om een andere reden op te staan en weg te
gaan. Ja, zijn conversatie verdreef de ver
moeienis en gaf een weldadigen prikkel aan het
organisme.
Zoo zij hier dan herdacht de schrijver en de
innovator. Zoo zij herdacht de vriendschap van
het verleden en het verleden dezer vriend
schap."
Willem Kloos zit op zijn praatstoel, diep-in en
diep-psychisch, en schrijft met vele hoofdlet
ters, o.m. aldus:
„En daarom begroet ik dan ook hier met
zooals altijd, sinds, onze langgeledene eerste
kennismaking geheel en al onverdeelde gevoe
lens Hem, den grooten want psychisch volko
men zuiveren Karei Alberdingk Thijm en
wensch ik hem uit mijn volle en oprechte Bin-
nengesteldheid geluk, zooals, zeg ik vriendlijk-
schertsend, dit een jongeren vriend een heel
wat oudere doet wanneer de eerste een belang
rijken mijlpaal in zijn leven heeft bereikt.
En voor wie dezen wensch misschien een
feestlijk grapje zou willen vinden, kan ik de
verzekering geven, dat hij in vollen ernst wordt
bedoeld.
Want hij, Lodewijk van Deyssel, zoowel als
degene die dit schrijft hier, mogen zich geluk
kig nog jeugdig voelen. Ik ontdek tegenwoordig
wel eens een aantalletje grijze haren op mijn
kop. Maar wat zou dat? Ik wist ze ook wel
reeds een enkelen keer te vinden toen 'k pas
vijf-en-dertig jaar was. Maar een paar jaar
later waren deze dan weer spoorloos weg. En
zoo is het mijn heele leven met mij door blijven
gaan. Want het leven van een zich vroeger
nooit heelemaal op zijn gemak voelende is waar
achtig voor een zwaarmoedig-sterk tempera
ment als het mijne geen vroolijk en makkelijk
door te dansen Grieksche kolonnade geweest,
zooals ik er wel eens een met de figuren er in,
op Helleensche voorstellingen zag afgebeeld.
Doch ik heb mij gelukkig door alles heen, psy
chisch sterk weten te houden. En tot mijn in-
diepe vreugde blijkt het hetzelfde geval te wezen
met mijn levenslangen bewondrenswaarden
Vriend. Mijn meeste andere levenslange vrien
den of goede kennissen zijn helaas reeds weg
geborgen moeten worden onder den bodem der
Aarde ofschoon zij al het mogelijke deden wat
tegenwoordig gezond heet voor den mensch in
het algemeen. Maar Van Deyssel zoomin als ik,
hebben ons ooit heel veel om het oefenen onzer
spieren bekommerd. Wij hebben ons veel meer
met onzen geest bemoeid, en daar hadden wij
gelijk in, want niet het lichaam al blijft dit
zeer belangrijk, is de mensch, neen, de eigen-
lijkste Mensch is de Geest, die hem bezielt.
En daarmede heeft deze groote Kunstenaar en
Kritikus wondren weten te behalen, die ook in
verdere eeuwen want altijd durend in onze
Lettren omhoog zullen blijven staan.
Zijn epische werken, zijn romans en novellen
en schetsen zijn echte scheppingen, want altijd
blijvende kunst en zijn tallooze kritische be-
schouwingen zijn mij durend-door gebleken de
spontane en toch fijn mediteerende ontboeze
mingen te zijn van een persoonlijke psychische
Kracht, die zichzelf steeds weet te blijven en
over welke dus geen enkel sterver, zelfs al moge
hü op enkele onderdeelen er van eener andere
meening zijn toegedaan het recht heeft zich te
verheffen. De diepere aard van elke Indivi
dualiteit, die van uit dat innerlijk wezen zijner
eigene Persoonlijkheid werkt, heeft volledig ge-
respekteerd te worden. Zoo ben ik zelf mijn
heele leven lang tegenover Van Deyssel blijven
staan. Hem zoowel als mij zie ik op dit oogen
blik nu ik dit hier schrijf zoo'n beetje als flink
gegroeide boomen, die elk op zijn eigen bodem
staande want daaruit gerezen, elkander vriend-
lijk toewuiven met takken en bladeren, doordat
een nu eens sterke en dan weer zachtere levens-
wind ons beiden voortdurend beweegt. Maar
zoomin als zulke boomen zich ooit tegen elkaêr
verheffen gaan en elkander met hun stevige
takken wederzijdsch gaan zweepen, want ook
Zij worden staeg bewogen niet door tegen el
kander indringende stormen des Toevals, maar
door den altijd eendren wind des Levens, die
beiden gelijkelijk naar het land der Toekomst
henen zwiept, zoomin is het ooit in mij opge
komen om na te gaan of ik over sommige de
tails een beetje anders voel en denk als hij. Ik
weet me een van diep uit het onweetbare ge
groeide zuivre geestelijke Entiteit te wezen, die
steeds naar zijn innerlijkst weten zijn best blijft
doen, en psychisch heb ik begrepen, zoodra ik
hem de eerste maal tegenover mij zag staan en
wij toen elkaar diep-in gemoedelijk elk voor ons
den andere zoo'n beetje gingen keuren op grond
van wat de een of de andere zeide, toen wist ik
dat ik mij zelf diep-in tegen mijzelf de op
merking voelde maken: Dat is er een. waarmede
ik bedoelde: een vent uit één stuk, die innerlijk
weet dus sterk maar toch harmonisch doet wat
moet. En ik zette toen de konversatie over meer
daaglijksche dus gewone dingen met hem voort.
En dienzelfden diep-psychischen indruk heb ik
ook in mijn verdere leven telkens teruggekre
gen, zoodra ik iets van hem las, of hem ont
moeten mocht. En daarom vraag ik hier vriend-
lijk-ernstig aan alle huidigen en lateren: houo
zorgvuldig uw eigenen geestlijken eerb'ed in-
stand tegenover alle, die in vele opzichten zijn
gebleken uw psychisch-intellektueele Meerderen
te zijn. Want uitsluitend door zoo'n Innerlijk
gedragvan ons zelf en alle anderen kan de
j wereld, dat is het algemeene geestlijke Leven,
I goed vooruitkomen."
En hun kunst
Te Boedapest worden kunstvoorwerpen en
schilderijen tentoongesteld, vervaardigd
door eenvoudige Hongaarsche platteland
bewoners en deze voorwerpen blijken een open
baring van een sterk, nog overal ten plattelande
werkzaam natuurtalent, dat om zoo te zeggen
aangeboren is en zich ongeschoold ontwikkelt in
een landelijke traditie. Het initiatief tot deze
merkwaardige tentoonstelling nam de journalist
Jenö Balint, die twintig jaar geleden een arbei
der op een tegelfabriek had ontmoet, wiens ge
dachten altijd maar uitgingen naar de schilder-
Kunst. Deze man, Peter Benek, bleek voor het
fabriekswerk ongeschikt. Hij kon „er zijn ner-
sens niet bij houden", naar hij beweerde, en
Balint, die zich voor den man interesseerde,
wilde toen het schilderwerk wel eens zien, dat
den man zoo intens bezighield. Daar kwam hij
tot de ontdekking, dat deze arbeider een geniaal
schilder was. Hij maakte den naam van Benek
bekend, wijdde een boek aan den autodidact en
besloot nadere studie te maken van de lande
lijke kunst der Hongaren. Weldra bleek hem,
dat er nog vele kunstenaars rondliepen in een
boerenkiel.
Zoo ontdekte hij den smidsgezel Alexius Gyö
ry, den „Breughel van Tokaj", wiens sterk ar
chitectonische en rhythmische weergave van
het landschap hem onmiddellijk boeide door
den dramatischen toon. De boer Imre Oravez,
de herder Miklós Kaplar, de dorpsonderwijzer
Istvan Nagy, zelfs een dienstmeisje, Mari ble
ken eveneens begaafd met uitzonderlijk talent.
Behalve van deze schilders, alle op de ten
toonstelling te BoedaDest met verscheidene doe
ken vertegenwoordigd, is er nog werk van den
houtsnijder Anton Horvath, een gewonen dorps
timmerman, die in 1933 op 81-jarigen leeftijd
overleed. Deze vrome man inspireerde zich bij
het vervaardigen zijner schoone, streng-stijl-
volle beeldgroepen, geheel op de Bijbelsche ge
schiedenis. Wij reproduceeren hierbij zijn Chris
tus in den Hof van Olijven, welks diep gods
dienstige ernst en verrassende techniek nog
geaccentueerd wordt door de speelsche behan
deling der boomengroep. Waarom Gyözy den
bijnaam verwierf „Breughel van Tokaj", zal
iedereen duidelijk worden, die de stemming on
dergaat van zijn hierbij gereproduceerd schil
derij „Zondag te Kostakoj".
De tentoonstelling trekt buitengewoon veel
bezoek en is voor de kunstliefhebbers een ware
openbaring. In de Hongaarsche bladen, die op
getogen artikelen publiceeren, worden discussies
gevoerd over het „oertalent", dat ongerept ge
handhaafd bleef, trots de mechaniseering der
meeste bedrijven in onzen tijd. De liefde voor
het goede handwerk is ongetwijfeld een sterk
stimuleerende factor bij het ontstaan der iet
wat primitieve, maar uitdrukkingsvolle hoeren
kunst der Hongaren.
Handschrift van Lodewijk van Deyssel
Een samenkomst te Nuth
Te Nuth?! Ja, ook voor mij was het onbe
kend. Maar in dit vriendelijk dorpje tus
schen Heerlen en Sittard hebben "n ijverig
priester en eenige leiders van het Ward-insti-
tuut der St. Gregoriusvereeniging het aange
durfd een vacantiecursus te houden. Daar wil
den zij ons, onderwijskrachten, jeugdleiders of
organisten, een practische manier van onder
wijs in den wereldlijken en kerkelijken zang
bijbrengen en tevens in het bespelen van de
blokfluit en den volksdans.
Ik zit nu in den trein, die mij zonder over
stappen van Nuth naar Rotterdam brengt. Met
eenige medecursisten rijd ik Nuth uit. Partir
c'est mourir un peu.... Het was er plezant,
bij het samenzijn in de vrije uren, aan den
disch. We tafelden gezellig. Maar dat komt
meer voor....
Het waardevolste was echter: we voelden ons
van dag tot dag, bij ons samen-zingen, dansen,
fluiten of „blokken", meer en meer door een
goeden geest bezield. Geen oppervlakkig con
tact was het meer. Onder leiding van prof.
Goffertje uit Frankfurt am Oder, die de blok
fluit „doceerde", hebben we het laatste avond
je enkele oude, meerstemmige liederen gezon
gen. Hij deed het gaarne en wij hoorden ver
baasd op, toen ons zingen onder zijn aanwij
zingen en „Kniffe" hoe langer hoe meer een
geheel werd.
De vorige avonden hadden we bij de gramo-
phoon volksdansen uitgevoerd. Als we die pla
ten ergens nog 'tis weer zullen hooren, denken
we direct weer aan die gezellige uurtjes van
gezonden, joligen dans te Nuth.
Het ritje met den eerwaarden Rector Vul-
linghs in de autocar, zijn stukje chocola, de
patattes frites aan het tentje, zouden we nog
kunnen vergeten. Maar niet de goede blijheid
en den apostolischen geest, die door kerkzang
op de„ scholen den lateren volkszang mogelijk
wil maken en door dien gewijden zang het volk
wil verheffen en vooral: God eeren. Den apos
tolischen geest bij leiders en medecursisten zul
len wij niet vergeten. Zoo'n beweging moet wel
goede vruchten afwerpen. Proficiat, Ward-ta-
stituut met uw leiders!
Een dansje op den War d-cur sus te Nuth