Benedictijnen weer te Egmond
Eerste steenlegging van de
Priorij
rëc&c.
0ö£
csM
De wijziging der Ziektewet
W,
V accinatieplicht
NATIONAAL KARAKTER
ZUIVER TECHNISCHE
HERZIENING
ZONDAG 16 SEPTEMBER 1934
Belangstelling uit geheel
het land
Rookt niet in bösch of hei
De schoonheid van
Brabant
Prïncïpïeele kwesties
niet aan de orde
Tot Januari 1937
,JJat het werk zal mogen leiden
tot een lange generatie van
monniken in de her
rezen Abdij"
Toespraak van den Abt
Jhr. Ruys de Beerenbrouck
spreekt
Een ideaal voor de jongeren
Dank aan den H. Vader
De Benedictijner levensvorm
Een legervliegtuig van de Royal Air Force stortte nabij Guildford van groote
hoogte neer, en werd totaal verpletterd. Vier inzittenden wisten zich met behulp
van parachutes in veiligheid te brengen
lnboscWo^e;bd^ld
Wctfersdoosies regen.
«"*kl Hes b»1»" k,",m
W' ka",nn
dr°°9 Z1
Negende Monumentendag
te Den Bosch
Streekplanwerk en land-
schapsschoon
De commissie heeft aangedrongen
op vereenvoudiging zoowel
van deze als van andere
sociale verzeke
ringswetten
Cosyns en Van der Eist, de twee stratosfeer-helden rusten eens
kalmpjes uit van de zenuwachtige dagen, die ze den laatsten tijd
hebben meegemaakt. Hierboven ziet men hen te Licq Atheroy, waar
zij zich waarschijnlijk toch wel meer op hun gemak voelen, dan in
L de strat osjeet
Huishoudelijk personeel
Z iekengeld-percentage
Bedrijfsvereenigingen
DUURDER BROOD?
In verband met het nog bestaande
encephalitis-gevaar verlenging
der opschorting voorgesteld
NAT. KEGELCONCOURS
Stand van Zaterdagavond
Zaterdagmiddag om twaalf uur
had in Egmond op het voormalige
Abdij-terrein de eerste steenlegging
plaats van de priorij, het voorloo-
pige verblijf van de monniken die
eens de communiteit van de nieu
we abdij van Egmond zullen uit
maken.
Uit alle deelen van het land waren belang
stellenden aanwezig; we zagen er o.a. de leden
van het Hoofdcomité voor den herbouw der
Abdij. Jhr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, dr. L.
G. Kortenhorst, burgemeester J. Wiegman van
Wassenaar, Mgr. dr. van Gils; voorts jhr. mr.
dr. A. Röell, Commissaris der Koningin in de
provincie Noord Holland, mr. J. Bomans. bur
gemeester G. Bos en de wethouders van Eg
mond, pastoor W. Nolet, Ed. Brom, den heer
Bijvoet, Haarlem, prof. Henneman van War
mond, Alph. Laudy, mr. Hendriks, voorzitter
van Kath. Amsterdam, den heer Everard, voor
zitter van de Kath. Actie te Haarlem, den heer
N. Dresch, archivaris der gemeente Alkmaar,
jhr. Trip, dr. Coebergh, hoofdinspecteur der
Volksgezondheid te Utrecht, mr. Schol tens, bur
gemeester van Beverwijk, het Eerste Kamerlid
Serrarens, jhr. van Rijckevorsel enz.
Voorts vele paters Benedictijnen en pastoors
Uit de omgeving.
De abt, Dom Puy de Parry werd bij zijn
komst door twaalf witgekleede bruidjes ver
welkomd.
Hij verrichtte de liturgiscbte plechtigheden
der eerste steenlegging in vol omaat met assis
tentie van pastoor J. Looyaard van Rinnegom
als diaken en Dom W. Schutte als subdiaken;
fraters Benedictijnen zongen de liturgische
gezangen.
Dom Puy de Parry hield vooraf in het
Fransch een toespraak en begon met er zijn
blijdschap over te uiten, dat thans op dezen
gezegenden grond een begin gemaakt wordt
met het werk, dat lang geleden in nederigheid
en klein begonnen was en dat hopelijk zal lei
den tot iets grootsch.
Dank bracht spr. allereerst aan den goeden
God, met Wiens hulp het mogelijk is gewor
den te beginnen aan het gebouw, waarin straks
onafgebroken glorie aan Hem zal worden ge
geven door het Goddelijk officie der monniken,
die het gebouw zal herbergen.
Dank bracht spr. aan allen, die aan het
voorbereidend werk hadden deelgenomen en
Wier namen bekend zijn bij God.
Speciaal bracht hij dank aan den Bisschop
van Haarlem en aan Z. Exc. Jhr. Ruys de
Beerenbrouck, wiens bescherming en medewer
king wij hooglijk waardeeren. Alle medewer
kers en die zich voor dit werk interesseeren
zullen zich zeker verheugen in dit nederig be
gin van het grootsche werk, dat onder Gods
zegen eenmaal tot stand zal komen. Voor hen
allen hoopte spr. dat het mocht leiden tot een
lange generatie van monniken in de eenmaal
op dezen aan de zee ontwoekerden grond her
rezen abdij van Egmond, waarvan hij hoopte,
dat de bewoners in vrede en voorspoed de wel
daad van deze stichting zullen genieten.
Na afloop van de liturgische plechtigheden
der zegening en legging van den eersten steen
werd het geheele terrein van de Priorij door
den abt gezegend. Met het door alle aanwe
zigen gezongen Veni Creator werden de litur
gische plechtigheden besloten.
Het is nog geen veertien dagen geleden
aldus spr. dat verschillenden uwer getuigen
waren van een feit van beteekenis in de cultuur
geschiedenis van ons Vaderland, toen zij in de
Trèves-zaal op het Haagsche Binnenhof moch
ten tegenwoordig zijn bij de opening der ten
toonstelling „Abdij van Egmond".
Ingericht door de goede zorgen van eene uit
andersdenkenden en katholieken samengestelde
commissie, mag deze tentoonstelling zich in de
belangstelling van vele kringen verheugen.
Met dankbaarheid dient erkend, dat de mede
werking van zoo velen aan de viering en her
denking van een stuk Middeleeuwsche geschie
denis een nationaal karakter heeft gegeven.
Is het geen welsprekend bewijs van groot
saamhoorigheidsgevoel dat een achttal mannen
van naam zich bereid verklaard heeft bij ge
legenheid dier tentoonstelling over een achttal
belangrijke onderwerpen alle betrekking heb
bend op Egmonds Benedictynsche Abdy voor
drachten te hóuden?
Stemt het niet tot vreugde, dat in de afge-
loopen maanden hartelyke medewerking voor
alles wat Egmond raakt, is verleend door de
nieuwere kloosterorden en den seculieren clerus
in alle deelen des lands?
In deze samenwerking kunnen wij gewis zien
een gunstig teeken des tyds, omdat meer en
meer het bewustzy'n begint door te dringen,
dat de eenheid van de Kerk niet bestaat in
uniformiteit, maar een eenheid is in verschei
denheid.
En onze jongeren? Bij een feit als wy heden
beleven mag over hen niet gezwegen worden!
Ook voor hen is Egmonds herbouw een ideaal
gebleken, dat voor verwezenlijking vatbaar is.
Met die jongeren gelooven wij in de toekomst
van Egmond, omdat onze opmarsch naar zyne
voltooiing gestuwd wordt door de geestdrift van
idealendragers, wier blikken reiken over hetgeen
is, naar wat worden zal en moet.
Thans zyn wy hier verzameld op dezen hei
ligen akker, wy allen komende uit verschillende
deelen van ons vaderland. Ook daarin zien wy
een verblijdend verschynsel van groeiend saam
hoorigheidsgevoel. Gelijk niet alleen de Fries
roemt op het Dokkum van Bonifacius, niet
alleen de N.-Brabanter groot gaat op Berne's
Abdij van de zonen van den Gennepschen Nor-
bertus, niet alleen de Limburger de devotie tot
den Maastrichtschen Bisschop Servatius doet
herleven, zoo is de Abdij van Egmond niet en
kel de glorie van het oude Holland. Want allen:
Dokkum, Beme, Maastricht, Egmond zy
zijn de roem der vijf Nederlandsche bisdommen,
der elf Nederlandsche provinciën.
U allen heet ik hartelijk welkom. Het Egmond-
Comité is u dankbaar voor uwe belangstelling
en uw steun.
Ons aller dankbaarheid gaat allereerst uit
naar den H. Vader zelf, die zich gewaardigd
heeft een steen te zegenen voor de Abdy en
eigenhandig de oorkonde te teekenen zeld
zaam bewijs van aanmoediging bij den herbouw
eener vroeger beroemde Abdy. De door den H.
Vader gezegende steen is van dien vorm, dat
hy er op aangewezen is blijvend zichtbaar te
zijn. Vader Abt hoopt binnen niet te langen tyd
den Paus-steen definitief te kunnen inmetse
len.
Doch heden zijn wy voor een andere plech
tigheid hier vereenigd. De wijding van den eer
sten steen heeft heden plaats, omdat er in het
ontworpen gebouw ook een oratorium komt. De
eerste steen in het fundament ter plaatse, waar
het altaar wordt aangebracht, is een natuur
steen geen baksteen b.v.
Deze eerste steen is een stuk tufsteen, onge
veer een decimeter in het vierkant, gevonden
op den akker van St. Adelbert, toen dr. Hol-
werda er voor de tweede maal zyn opgravingen
deed.^
Bij die opgravingen is bevonden, dat heel in
de diepte de zoogenaamde put van den H. Adel
bert rust op een laag tufsteen. Een der grootst»
steenen aldaar gevonden is meer dan tien jaar
geleden mee naar de Oosterhoutsche Abdij ge
nomen; hy is daar bewaard en verkrygt thans
zyn eerbiedwaardige bestemming.
Op een dag als heden, nu het verlangen van
velen gedurende jaren gekoesterd, vervuld gaat
worden, door den terugkeer eener Benedictyn
sche kloostergemeenschap hier ter plaatse, mag
gewis de vraag gesteld worden; „Wat zit er dan
toch voor krachtigs en voor zoo onvergankeiyks
in den Benedictynschen geest, dat zulk een
kloostergemeenschap als een weldaad wordt be
schouwd voor opvolgende geslachten? Wat is
het kenmerkend teeken van hetgeen in Egmond
gaat herleven?"
De H. Benedictus omschrijft zoo duideiyk de
taak zyner monniken, die stryden onder een
vasten regel en onder een abt.
Strijden den goeden strijd van Christus, stry
den tegen zichzelf naar de beginselen van het
Evangelie, strijden onder den vorm, waarin die
volmaaktheidsbeginselen in den geschreven le
vensregel zijn vastgelegd, stryden onder de aan
duidingen en beschikkingen van den abt, strij
den aldus in de gemeenschap van gelijkgezin
den, als vele kinderen onder een vaderlijken be
stuurder, dit is het Benedictynsche levenspro
gram en de Benedictynsche zending in de Kerk.
Uit dien diepsten wezenstrek kunnen wy nu
verder twee naar buiten waamaambare ver-
schijnselen afleiden, verschijnselen, die tevens
wezeniyke eigenschappen van den Benedicty-
ner levensvorm zyn.
En dan treft ons allereerst de stabiliteit,
de bijna onveranderiykheid, waarmede een Be-
nedictyner stichting haar gang doet door de
eeuwen.
Die stabiliteit volgt rechtstreeks uit het feit,
dat het hoofd des kloosters, de Abt, zijn gan-
sche leven de geheele ordening van het kloos
ter doet naar hetgeen hy voor God het beste
oordeelt. En de monniken? zy blyven hun gan-
sche leven door in een houding van kind en
van kinderiykheid, leden van één groot boven
natuurlijk gezin. Het tweede kenmerk van den
Benedictynschen regel is de vastheid van het
levensprogram en van den levensregel. Naar het
oordeel aller bevoegden is de regel van den H.
Benedictus een der schitterendste wetgevende
producten van den menscheiyken geest.
Wat 'n zegening enkel al door het voorbeeld,
moet een instelling met zoo'n karakter uitoefe
nen op onzen tyd!
De stabiliteit van den Abt, waaraan beant
woordt die kinderlijke afhankelijkheid en on
derdanigheid van al zyn zonen, wat is zij niet
eene onschatbare weldaad in onzen tyd mee al
zijn losbandigheid en loszegging der menschen
van ieder gezag, Goddelyk en menschelijk!
En het andere kenmerk, n.l. dit leven naar
de vaste ïy'nen van een regel, hoe leert het in
tastbaren vorm aan het zwoegende menschen-
hart het ééne woordje, n.l. zün ziel te verzor
gen, hoe toont het tevens het eene waariyk
belangrijke, hetgeen is: harmonie te scheppen
in zich en met den Schepper door het onder
houden der Evangelische voorschriften en raad
gevingen. En wijl het onderhouden dier wet van
het Evangelie hier organisch en in groepsver
band geschiedt, is een Benedictijner huis, wo
ning en prediking van den waren vréde. Hebben
de Benedictynen niet tot ïyfspreuk Christus'
woord; Pax vrede?
Tweede eigenschap van het Benedictijnsche
werk is dat hoofdtaak*mdet zijn en is, in lof- en
dank- en smeekgebed opgaan tot den Schep
per. Deze lof- en smeekopgang is een plicht
voor iederen mensch. Maar voor den Benedic
tijn met zyn organisch kloosteriyk verband
wordt het de hoofdtaak, de boven alles uitste
kende verplichting.
Het Benedictijner convent toch heeft natuur
lek een bovennatuuriyk cachet; het heeft der
halve ook sociaal de verplichting het loven van
God door het menschdom en het menscheiyk
individu te uiten. Daartoe de dagelijksche H.
Mis, waarby het gansche convent tegenwoordig
is. Dat liturgische gebed is ongetwijfeld het
centrale punt geweest, waaruit de sociale be
schavende invloed van de Benedictyner abdyen
in den loop der eeuwen is voortgekomen.
Hier in Egmond staat dit thans opnieuw te
gebeuren, eerst klein, d.w.z. in grooteren een
voud, doch onder Gods zegening langzaamaan
zich in vollere statie ontplooiend.
Wie kent niet het stille werk der monniken?
Het kloosterlijke organisme vraagt vanzelf
velerlei toewyding van de bewoners, omdat de
kloosterlijke staat vanzelf vraagt een zekere
afzondering van de wereld. Doch na dien arbeid,
direct gericht op de dagelijksche voorziening
in de behoeften der kloosterlijke familie, blijft
er tijd en is er steeds gelegenheid geweest
vruchtbaar werk te doen tot heil der ware be
schaving.
Dat moge te Egmond in de toekomst geschie
den geiyk in het verleden als bykomende vrucht
van Benedictynschen arbeid!
Om 2 uur werd op den St. Adelbertus-akker
door Vader Abt een plechtig Lof gecelebreerd.
Te 's-Hertogenbosch is gisteren de Negende
Monumentendag begonnen met een bezoek van
de deelnemers, onder wie vele prominente fi
guren uit de kringen van wetenschap en kunst,
aan het stadhuis te 's-Hertogenbosch, waar
burgemeester Van Lanschot de gasten ontving.
Zijn hartelijk welkomstwoord werd beantwoord
door den voorzitter der commissie van den Mo
numentendag, professor dr. A. W. Byvanck.
Onder persooniyke voorlichting van den burge
meester bezichtigde men het fraaie stadhuis en
zijn kunstschatten.
In den raadskelder werd de koffiemaaltijd
gebruikt.
Te twee uur begon in de vergaderzaal der
Provinciale Staten een by eenkomst, die zeer
druk bezocht was.
De Commissaris der Koningin in de Provin
cie Noord-Brabant, mr. dr. A. van Rijckevor
sel, sprak een begroetingswoord, waarin hy
wees op de groote beteekenis van deze jaar-
lijksche manifestatie.
Eerste redenaar was de heer J. M. de Cas-
seres, hoofd van den technischen dienst der
Streekplannen in de provincie Noord-Brabant,
die behandelde het onderwerp:
I
Spr. wees erop, dat de schoonheid van het
landschap in Brabant niet alleen bestaat uit de
bosschen en de heide. Het Brabantsch land
schap ontleent zyn büzondere schoonheid te
vens aan het door den mensch bewerkte ge
bied. Het landeiyk bedrijf geeft aan het land
schap een bijzondere bekoring. Het is ook de
taak van het Streekplan, om door weloverwo
gen uitbreidingsplannen die schoonheid te be
waren en ervoor te zorgen, dat deze niet ver
der wordt te niet gedaan door chaotische en
leeiyke bebouwing.
De rede des heeren De Casseres was mede
bedoeld als inleiding op de in de koffiekamer
opgezette tentoonstelling mat betrekking tot
het Streekplanwerk.
Het gezelschap bezichtigde onder voorlich
ting van den heer De Casseres de tentoonstel
ling en begaf zich daarop naar het Oranjeho
tel, waar mr. F. J. van Lanschot, burgemeester
van Den Bosch en voorzitter van het gezel
schap „Weg in Landschap" een voordracht
De commissie van voorbereiding in wier han
den is gesteld het wetsontwerp tot wijziging
der Ziektewet heeft den Minister van Sociale
Zaken een verslag doen toekomen, houdende
de opmerkingen, waartoe het afdeelingsonder-
zoek alsmede de besprekingen in haar midden
haar aanleiding hadden gegeven.
De Minister heeft dat verslag schrifteiyk be
antwoord. Daarna is een mondeling overleg
gevolgd tusschen den minister en de commis
sie.
Aan een en ander is het volgende ontleend:
Verscheidene leden gaven uiting aan hun
teleurstelling over de omstandigheid, dat het
zoo lang heeft moeten duren, voor de Regee
ring met een voorstel tot wyziging van de Ziek
tewet is gekomen. By de uitvoering van die wet
toch bleek aanstonds, dat tal van zaken niet
of onvoldoende waren geregeld.
Vele andere leden achtten deze critiek niet
juist.
Algemeen erkende men, dat de methode, wel
ke by de samenstelling van dit herzieningsont-
werp gevolgd is, waardeering verdient.
In het denkbeeld van vereenvoudiging van
sociale wetten ligt voor den Minister veel aan-
lokkeiyks, maar aan den anderen kant kan hij
gevoelen voor het bezwaar tegen al te uitge
breide delegatie aan de Kroon. By een alge-
meene herziening der sociale verzekering zal
mede worden overwogen, in hoever vereenvou
diging der onderscheidene wetten, met vermy-
ding van het aangeduide bezwaar, kan worden
verwezeniykt.
Aan den aandrang om door wetsaanvulling de
inwonende kinderen onder de verzekering te
doen vallen, kan de minister geen gevolg geven.
Een der bezwaren, welke bij hem tegen zoo
danige wetsaanvulling bestaan, ligt in de om
standigheid dat ten aanzien van inwonende
kinderen maar uiterst zelden normale dienst
verhouding wordt aangetroffen.
De eventueele uitbreiding van de verzekering
tot personeel in huishoudeiyken dienst valt bui
ten het kader van het onderhavig wetsontwerp.
Door het aanbrengen van een wyziging wordt
bereikt, dat personen, die als dienstbode of in
soortgeiyke betrekking werkzaam zyn in dienst
van gestichten, inrichtingen enz. onder de ver
zekering komen te vallen, zoodat de uitzonde
ring van de verzekering beperkt bUjft tot de
personen, werkzaam in de huishouding van
private personen.
Er bestaat by den minister geen bezwaar
tegen om, geiyk door verscheiden leden wordt
in overweging gegeven, de aanwijzing van be
drijven (art. 2a) nader vast te leggen in 'n alge-
meenen maatregel yan bestuur, welke maat-,
regel de bedrijven zal hebben te noemen, waar
in de huisarbeid moet worden verricht. Een
wijziging in dien geest is aangebracht.
Aan het door vele leden te kennen gegeven
verlangen om door aanvulling ook de provisie
reizigers onder de verzekering te doen vallen,
kan de minister niet voldoen.
Aangezien de wettelüke ziekteverzekering wel
bewust beperkt is gebleven tot personen, werk
zaam in diensbetrekking, kan bezwaarlyk spe
ciaal voor de provisiereizigers op het stelsel der
wet inbreuk worden gemaakt.
De Minister is het volkomen eens met een
opmerking, dat de Memorie van Toelichting de
bedoeling van artikel 3 niet voldoende weer
geeft. Inderdaad is ook naar zyn bedoelen dat
artikel evenzeer van toepassing op de zelfstan
dig werkenden, die by de werkverschaffing zyn
geplaatst. Daaruit volgt, dat de in het ontwerp
voorgestelde aanvulling niet de bedoeling heeft
om b.v. kleine boeren, die in verband met de
moeiiyke tijdsomstandigheden één of meer da
gen per week in de werkverschaffing arbeiden,
buiten den kring der verzekerden te houden.
Hy neemt het onderhavige voorstel terug.
Eenige leden achtten het percentage voor het
ziekengeld in art. 39 der wet vastgelegd, aan
den hoogen kant. Destijds was 70 pCt. voor
gesteld. Naar dat percentage moet naar de
meening dezer leden worden teruggekeerd. Bij
zwangerschap zou dan 80 pCt. kunnen worden
toegekend.
Andere leden gaven als him oordeel te ken
nen, dat een verlaging van het percentage als
hier bedoeld, geheel buiten het kader van dit
ontwerp valt.
Verlaging van het percentage van het zie
kengeld tot 70 pCt., geiyk door eenige leden
wordt bepleit, valt ook naar het oordeel van den
minister buiten het kader van het wetsont
werp.
Het vraagstuk van de behandeling van de
ongehuwde verzekerde by zwangerschap, en be
valling, ook ter sprake gebracht, is van prin-
cipieelen aard en valt derhalve buiten het ka
der van het wetsontwerp, aldus de minister.
Vele leden waren zeer teleurgesteld over het
feit, dat de voorgestelde herziening van art. 91
der Ziektewet zich slechts tot een wyziging van
technischen aard beperkt.
zy herinnerden eraan, dat by de totstand
koming der wet een aantal leden zich met het
stelsel der bedryfsvereenigingen als toegelaten
uitvoerende organen uitsluitend heeft vereenigd
onder: .voorwaarde, dat voor de oprichting van
een bedrijfsvereeniging alleen die werkgevers-
en arbeidersvakvereenigingen in aanmerking
zouden kunnen komen, welke zijn aangesloten
by algemeen erkende centrale werkgevers- en
arbeidersorganisaties en die bovendien als re
presentatief zyn te beschouwen voor het bedrijf
of de bedryven en in het gebied waarvoor de
vereeniging is opgericht.
In het bestuur der bedrijfsvereeniging zou
een geiyk aantal werkgevers- en arbeidersver
tegenwoordigers behooren zitting te hebben en
de vakvereenigingen zouden in de gelegenheid
moeten worden gesteld zich in het bestuur en
op de algemeene vergadering der bedryfsver-
eeniging te doen vertegenwoordigen.
Hadden de leden, hier aan het woord, gehoapt,
dat de algeheele herziening van de ziektewet,
welke thans plaats vindt, zou zijn aangegrepen
om deze opvattting in de wet neer te leggen,
nu zulks niet is geschied, meenden zy er met
klem op te moeten aandringen dat alsnog een
regeling in dezen zin in het ontwerp zal worden
opgenomen.
Andere leden daarentegen achtten een aan-
Andere leden daarentegen achtten een wy
ziging van de betreffende artikelen niet noodig.
De Minister is het eens met de gedachte, wel
ke in deze redactie tot uiting is gebracht, en
hy stelt zich dan ook voor om by de door hem
aangevatte herziening der sociale verzekering,
daar, waar naar zyn oordeel ook aan uit de
maatschappy opgekomen organen, aandeel in
de uitvoering dier verzekering kan worden ge
geven, de eischen, waaraan zoodanige organen
zuil enhebben te voldoen, te formuleeren over
eenkomstig den door de hier aan het woord
zynde leden gevolgden gedachtengang.
De Minister blyft van oordeel dat met betrek
king tot geschillen, welke tot inhoud hebben uit
sluitend de vraag of al dan niet van ongeschikt
heid tot het verrichten van arbeid sprake is,
met rechtspraak in één instantie kan worden
volstaan.
De Minister verklaarde zich, hoewel niet over
tuigd van de dringende noodzakelijkheid van
een speciale regeling op dit punt, bereid in het
ontwerp een bepaling op te nemen, die een al-
gemeenen maatregel van bestuur op het gebied
van deae materie voorschrijft.
De Ned. Bakkersbond heeft een adres gericht
tot den Minister van Economische Zaken, waarin
wordt aangedrongen om de 1.waarmede de
inheemsche tarwe in prijs is verlaagd, het pu
bliek via de bakkerij en de meelindustrie ten
goede te doen komen en den prijs van de Vita-
tarwe te brengen op 14.20 per 100 K.G., daar
een broodprijsverhooging niet kan uitblyven,
wanneer de Vita-tarwe niet beduidend wordt
verlaagd.
By de Tweede Kamer is ingediend een wets
ontwerp tot verlenging van de tydelyke op
schorting van den vaccinatieplicht.
In de Memorie van Toelichting merkt de
minister van Sociale Zaken op, dat hy met
ingang van I Januari 1935 andermaal voor de
vraag staat of hij een nieuwe verlenging van
de opschorting der zijdelingsche verplichting
tot inenting moest bevorderen, of wel eenigen
anderen wettelijken maatregel voorstellen.
De Gezondheidsraad heeft te dezer zake van
advies gediend. In overeenstemming met dit
advies, meent de minister, dat hy verlenging
van de opschorting moet voorstellen.
Het encephalitis-verschijnsel doet zich nog
steeds voor. In 1932 zijn in ons land 26338 kin
deren gevaccineerd. In dat jaar werden zes
gevallen van encephalitis opgegeven, waarvan
een met doodelyken afloop, terwyl enkele an
dere gevallen als twyfelachtig werden be
schouwd.
In 1933 bedroeg het aantal inentingen 25096.
In totaal zyn in dat jaar acht gevallen van
encephalitis aangegeven, waarvan er een bij
nadere beschouwing niet als zoodanig werd
aangemerkt, terwijl twee gevallen zooveel twy-
fel lieten, dat zy vermoedelijk niet als ence-
phalitis-gevallen zyn aan te merken.
Van deze twee gevallen was er een met doo
delyken afloop. Het betrof hier een kind van
elf maanden. Bij de overige vyf gevallen waren
twee sterfgevallen.
In het eerste kwartaal van 1934 werd by een
aantal van 2424 vaccinaties één geval van en
cephalitis aangegeven. Het aantal vaccinatiesin
het tweede kwartaal van 1934 verricht, is nog
niet bekend. Er werd stof geleverd voor 30852
inentingen. Naar globale schatting zullen daar
mede pl.m. 6000 vaccinaties zyn verricht. Er
deed zich, voor zoover bekend, geen geval voor
van encephalitis.
Uit deze gegevens blykt dat de omstandig
heden, die den wetgever er toe brachten, de
zydelingsche verplichting tot vaccinatie tydelyk
op te schorten, nog aanwezig zyn. De gevallen
van encephalitis zijn wel is waar minder fre
quent, maar, daarby valt te bedenken, dat het
aantal vaccinaties sterk is teruggeloopen onder
invloed van de ongunstige gevolgen.
In dezen stand van zaken kan naar het oor
deel van den minister nog niet gezegd worden,
dat het gevaar van de vaccinatie geweken is;
daarom kan aan herstel van den indirecten
dwang tot vaccinatie nog niet gedacht worden.
Een eindoordeel over het encephalitis-vraag-
stuk is nog niet mogelijk. Men zoekt nog aller
wegen naar een oplossing. Zoolang ten deze
niet, hetzy in positieven, hetzij in negatieven
zin zekerheid bestaat, blijft den wetgever geen
andere keuze dan verder uitstel.
De opschorting wordt daarom voorgesteld tot
1 Januari 1937.
met lichtbeelden hield over „de aesthetiek van
den weg".
Jhr. mr. F. van Ryckevorsel, bekend om zyn
groote belangstelling voor den molen hield
over de molens een korte voordracht.
Hy lichtte daarop een tweetal zeer fraaie
filmpjes toe, opgenomen door Marofilm te De
venter.
De eerste toonde ons het werken van een
graanmolen, de tweeed een waterhoutzaagmolen
en een Zaanschen windhoutzaagmolen.
De films waren technisch en artistiek zeer
goed verzorgd.
Een derde film eveneens van Maro liet zien
de plaats van den molen in het volksleven.
De Commissaris der Koningin dankte de
sprekers.
Des avonds vereenigden zich de deelnemers
aan een diner in het Paviljoen „De IJzeren
Man."
De heer Vincent Cleerdin hield daar een ta
felrede, waarin hij uit de Brabantsche cultuur
geschiedenis behandelde het artistieke leven,
zooals zich dat geuit heeft in den arbeid der
Brabantsche schilders.
De dag van heden is gewijd aan een bezoek
aan het Centraal Noord-Brabantsch Museum en
een excursie door Brabant, waarby o. a. be
zocht worden Oisterwijk, Moergestel, Oirschot,
Heeze-Leende.
De stand van het Nationaal Jubileumcon
cours op Zaterdagavond was als volgt:
1. „Hard gaat ie", Zaltbommel, 590; 2. Lim-
burgia, Den Haag, 590; 3. Allen present, Am
sterdam, 585; 4. D. I. G., Arnhem. 582; 5. Haaks-
bergsche jongens, 576; 6. D. I. G., Den Helder,
573; 7. S.H.V., Utrecht, 569.
Persoonlyk kampioenschap: 1. Kroeger, Den
Haag, 150; 2. Intres, Den Haag, 143; 3. B. H.
Gruning, Amsterdam, 142; 4. Willemse, Schie
dam, 135; 5. Westendorp, Haaksbergen, 134.
Corpswedstrijd: 1. D.D.D, Utrecht, 304; 2.
R. A. N. G., Haarlem, 300; 3. Natte spons Apel
doorn, 299; 4. B. B. B., - Amsterdam, 298; 5.
Recht Vooruit, Hilversum, 297.
Corpswedstryden klasse B: 1. N.W. T.L. 2,
A'dam, 290; 2. Altyd kans, Utrecht, 287 47; 3.
D. I. G. 2, Arnhem, 287 46; 4. Natte Spons, Am
sterdam, 282 46; 5. S.H.V., Utrecht, 282 45.
Corpswedstrijd dames: 1. H.R. R., Den Hel
der, 274; 2. U.D.K., Utrecht 232.
Jubileumwedstrijd: 1. D. Bremer, Haarlem,
76; 2. A. L. Snep, Amsterdam. 71; 3. S. En-
gers, Amsterdam, 70 9; 4. Zwijgsen, Den Haag,
70 7; 5. J. Hinne, Amsterdam, 69.
Vaste baan, baan 5: 1. Van Rooy, Helmond,
42; 2. D. Gorens. Hoogezand 41; 3. Mol Mies
Sr., Breda 40 36; 5. H. Schutte, Den Bosch, 40.
Vaste baan, baan 6: 1. Mol Mies Sr., Breda,
45; 2. Th. Smit, Amsterdam 42, 3. J. ter Haar,
Arnhem, 41; 4. Kroever, Den Haag, 40 39;
5. Tokkelman, Den Bosch, 40 38.
Vaste baan, baan 7: 1. Kroger, Den Haag,
44 42 42; 2. De Haas, Utrecht, 44 42 41; 3. H.
Strak van Schyndel, Rotterdam, 44 42 4. Van
Rooy, Helmond, 43 43 43 5. D. Roemer, Roes
burg 43 43 41.
Vaste baan, dames, baan 3: 1. mevr. Friema.
Rotterdam 44; 2. mevr. Hoppe, Den Helder 39;
3. mevr. Weine, Helmond 38 38; 4. mevr. Eiken
dal, Apeldoorn 34 32; 5. mevr. Roemer, Does
burg 34.
Vaste baan, baan 4: 1. mevr. Weinen. Hel
mond, 42; 2. mevr. Friema, Rotterdam 41 41;
3. mevr. Roemer, Doesburg, 34 34; 4. mevr.
Jansen, Utrecht 33, 32; 5. mej. Wientink, Wie
ren, 33.