Benedictijnen weer te Egmond Eerste steenlegging van de Priorij rëc&c. 0ö£ csM De wijziging der Ziektewet W, V accinatieplicht NATIONAAL KARAKTER ZUIVER TECHNISCHE HERZIENING ZONDAG 16 SEPTEMBER 1934 Belangstelling uit geheel het land Rookt niet in bösch of hei De schoonheid van Brabant Prïncïpïeele kwesties niet aan de orde Tot Januari 1937 ,JJat het werk zal mogen leiden tot een lange generatie van monniken in de her rezen Abdij" Toespraak van den Abt Jhr. Ruys de Beerenbrouck spreekt Een ideaal voor de jongeren Dank aan den H. Vader De Benedictijner levensvorm Een legervliegtuig van de Royal Air Force stortte nabij Guildford van groote hoogte neer, en werd totaal verpletterd. Vier inzittenden wisten zich met behulp van parachutes in veiligheid te brengen lnboscWo^e;bd^ld Wctfersdoosies regen. «"*kl Hes b»1»" k,",m W' ka",nn dr°°9 Z1 Negende Monumentendag te Den Bosch Streekplanwerk en land- schapsschoon De commissie heeft aangedrongen op vereenvoudiging zoowel van deze als van andere sociale verzeke ringswetten Cosyns en Van der Eist, de twee stratosfeer-helden rusten eens kalmpjes uit van de zenuwachtige dagen, die ze den laatsten tijd hebben meegemaakt. Hierboven ziet men hen te Licq Atheroy, waar zij zich waarschijnlijk toch wel meer op hun gemak voelen, dan in L de strat osjeet Huishoudelijk personeel Z iekengeld-percentage Bedrijfsvereenigingen DUURDER BROOD? In verband met het nog bestaande encephalitis-gevaar verlenging der opschorting voorgesteld NAT. KEGELCONCOURS Stand van Zaterdagavond Zaterdagmiddag om twaalf uur had in Egmond op het voormalige Abdij-terrein de eerste steenlegging plaats van de priorij, het voorloo- pige verblijf van de monniken die eens de communiteit van de nieu we abdij van Egmond zullen uit maken. Uit alle deelen van het land waren belang stellenden aanwezig; we zagen er o.a. de leden van het Hoofdcomité voor den herbouw der Abdij. Jhr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, dr. L. G. Kortenhorst, burgemeester J. Wiegman van Wassenaar, Mgr. dr. van Gils; voorts jhr. mr. dr. A. Röell, Commissaris der Koningin in de provincie Noord Holland, mr. J. Bomans. bur gemeester G. Bos en de wethouders van Eg mond, pastoor W. Nolet, Ed. Brom, den heer Bijvoet, Haarlem, prof. Henneman van War mond, Alph. Laudy, mr. Hendriks, voorzitter van Kath. Amsterdam, den heer Everard, voor zitter van de Kath. Actie te Haarlem, den heer N. Dresch, archivaris der gemeente Alkmaar, jhr. Trip, dr. Coebergh, hoofdinspecteur der Volksgezondheid te Utrecht, mr. Schol tens, bur gemeester van Beverwijk, het Eerste Kamerlid Serrarens, jhr. van Rijckevorsel enz. Voorts vele paters Benedictijnen en pastoors Uit de omgeving. De abt, Dom Puy de Parry werd bij zijn komst door twaalf witgekleede bruidjes ver welkomd. Hij verrichtte de liturgiscbte plechtigheden der eerste steenlegging in vol omaat met assis tentie van pastoor J. Looyaard van Rinnegom als diaken en Dom W. Schutte als subdiaken; fraters Benedictijnen zongen de liturgische gezangen. Dom Puy de Parry hield vooraf in het Fransch een toespraak en begon met er zijn blijdschap over te uiten, dat thans op dezen gezegenden grond een begin gemaakt wordt met het werk, dat lang geleden in nederigheid en klein begonnen was en dat hopelijk zal lei den tot iets grootsch. Dank bracht spr. allereerst aan den goeden God, met Wiens hulp het mogelijk is gewor den te beginnen aan het gebouw, waarin straks onafgebroken glorie aan Hem zal worden ge geven door het Goddelijk officie der monniken, die het gebouw zal herbergen. Dank bracht spr. aan allen, die aan het voorbereidend werk hadden deelgenomen en Wier namen bekend zijn bij God. Speciaal bracht hij dank aan den Bisschop van Haarlem en aan Z. Exc. Jhr. Ruys de Beerenbrouck, wiens bescherming en medewer king wij hooglijk waardeeren. Alle medewer kers en die zich voor dit werk interesseeren zullen zich zeker verheugen in dit nederig be gin van het grootsche werk, dat onder Gods zegen eenmaal tot stand zal komen. Voor hen allen hoopte spr. dat het mocht leiden tot een lange generatie van monniken in de eenmaal op dezen aan de zee ontwoekerden grond her rezen abdij van Egmond, waarvan hij hoopte, dat de bewoners in vrede en voorspoed de wel daad van deze stichting zullen genieten. Na afloop van de liturgische plechtigheden der zegening en legging van den eersten steen werd het geheele terrein van de Priorij door den abt gezegend. Met het door alle aanwe zigen gezongen Veni Creator werden de litur gische plechtigheden besloten. Het is nog geen veertien dagen geleden aldus spr. dat verschillenden uwer getuigen waren van een feit van beteekenis in de cultuur geschiedenis van ons Vaderland, toen zij in de Trèves-zaal op het Haagsche Binnenhof moch ten tegenwoordig zijn bij de opening der ten toonstelling „Abdij van Egmond". Ingericht door de goede zorgen van eene uit andersdenkenden en katholieken samengestelde commissie, mag deze tentoonstelling zich in de belangstelling van vele kringen verheugen. Met dankbaarheid dient erkend, dat de mede werking van zoo velen aan de viering en her denking van een stuk Middeleeuwsche geschie denis een nationaal karakter heeft gegeven. Is het geen welsprekend bewijs van groot saamhoorigheidsgevoel dat een achttal mannen van naam zich bereid verklaard heeft bij ge legenheid dier tentoonstelling over een achttal belangrijke onderwerpen alle betrekking heb bend op Egmonds Benedictynsche Abdy voor drachten te hóuden? Stemt het niet tot vreugde, dat in de afge- loopen maanden hartelyke medewerking voor alles wat Egmond raakt, is verleend door de nieuwere kloosterorden en den seculieren clerus in alle deelen des lands? In deze samenwerking kunnen wij gewis zien een gunstig teeken des tyds, omdat meer en meer het bewustzy'n begint door te dringen, dat de eenheid van de Kerk niet bestaat in uniformiteit, maar een eenheid is in verschei denheid. En onze jongeren? Bij een feit als wy heden beleven mag over hen niet gezwegen worden! Ook voor hen is Egmonds herbouw een ideaal gebleken, dat voor verwezenlijking vatbaar is. Met die jongeren gelooven wij in de toekomst van Egmond, omdat onze opmarsch naar zyne voltooiing gestuwd wordt door de geestdrift van idealendragers, wier blikken reiken over hetgeen is, naar wat worden zal en moet. Thans zyn wy hier verzameld op dezen hei ligen akker, wy allen komende uit verschillende deelen van ons vaderland. Ook daarin zien wy een verblijdend verschynsel van groeiend saam hoorigheidsgevoel. Gelijk niet alleen de Fries roemt op het Dokkum van Bonifacius, niet alleen de N.-Brabanter groot gaat op Berne's Abdij van de zonen van den Gennepschen Nor- bertus, niet alleen de Limburger de devotie tot den Maastrichtschen Bisschop Servatius doet herleven, zoo is de Abdij van Egmond niet en kel de glorie van het oude Holland. Want allen: Dokkum, Beme, Maastricht, Egmond zy zijn de roem der vijf Nederlandsche bisdommen, der elf Nederlandsche provinciën. U allen heet ik hartelijk welkom. Het Egmond- Comité is u dankbaar voor uwe belangstelling en uw steun. Ons aller dankbaarheid gaat allereerst uit naar den H. Vader zelf, die zich gewaardigd heeft een steen te zegenen voor de Abdy en eigenhandig de oorkonde te teekenen zeld zaam bewijs van aanmoediging bij den herbouw eener vroeger beroemde Abdy. De door den H. Vader gezegende steen is van dien vorm, dat hy er op aangewezen is blijvend zichtbaar te zijn. Vader Abt hoopt binnen niet te langen tyd den Paus-steen definitief te kunnen inmetse len. Doch heden zijn wy voor een andere plech tigheid hier vereenigd. De wijding van den eer sten steen heeft heden plaats, omdat er in het ontworpen gebouw ook een oratorium komt. De eerste steen in het fundament ter plaatse, waar het altaar wordt aangebracht, is een natuur steen geen baksteen b.v. Deze eerste steen is een stuk tufsteen, onge veer een decimeter in het vierkant, gevonden op den akker van St. Adelbert, toen dr. Hol- werda er voor de tweede maal zyn opgravingen deed.^ Bij die opgravingen is bevonden, dat heel in de diepte de zoogenaamde put van den H. Adel bert rust op een laag tufsteen. Een der grootst» steenen aldaar gevonden is meer dan tien jaar geleden mee naar de Oosterhoutsche Abdij ge nomen; hy is daar bewaard en verkrygt thans zyn eerbiedwaardige bestemming. Op een dag als heden, nu het verlangen van velen gedurende jaren gekoesterd, vervuld gaat worden, door den terugkeer eener Benedictyn sche kloostergemeenschap hier ter plaatse, mag gewis de vraag gesteld worden; „Wat zit er dan toch voor krachtigs en voor zoo onvergankeiyks in den Benedictynschen geest, dat zulk een kloostergemeenschap als een weldaad wordt be schouwd voor opvolgende geslachten? Wat is het kenmerkend teeken van hetgeen in Egmond gaat herleven?" De H. Benedictus omschrijft zoo duideiyk de taak zyner monniken, die stryden onder een vasten regel en onder een abt. Strijden den goeden strijd van Christus, stry den tegen zichzelf naar de beginselen van het Evangelie, strijden onder den vorm, waarin die volmaaktheidsbeginselen in den geschreven le vensregel zijn vastgelegd, stryden onder de aan duidingen en beschikkingen van den abt, strij den aldus in de gemeenschap van gelijkgezin den, als vele kinderen onder een vaderlijken be stuurder, dit is het Benedictynsche levenspro gram en de Benedictynsche zending in de Kerk. Uit dien diepsten wezenstrek kunnen wy nu verder twee naar buiten waamaambare ver- schijnselen afleiden, verschijnselen, die tevens wezeniyke eigenschappen van den Benedicty- ner levensvorm zyn. En dan treft ons allereerst de stabiliteit, de bijna onveranderiykheid, waarmede een Be- nedictyner stichting haar gang doet door de eeuwen. Die stabiliteit volgt rechtstreeks uit het feit, dat het hoofd des kloosters, de Abt, zijn gan- sche leven de geheele ordening van het kloos ter doet naar hetgeen hy voor God het beste oordeelt. En de monniken? zy blyven hun gan- sche leven door in een houding van kind en van kinderiykheid, leden van één groot boven natuurlijk gezin. Het tweede kenmerk van den Benedictynschen regel is de vastheid van het levensprogram en van den levensregel. Naar het oordeel aller bevoegden is de regel van den H. Benedictus een der schitterendste wetgevende producten van den menscheiyken geest. Wat 'n zegening enkel al door het voorbeeld, moet een instelling met zoo'n karakter uitoefe nen op onzen tyd! De stabiliteit van den Abt, waaraan beant woordt die kinderlijke afhankelijkheid en on derdanigheid van al zyn zonen, wat is zij niet eene onschatbare weldaad in onzen tyd mee al zijn losbandigheid en loszegging der menschen van ieder gezag, Goddelyk en menschelijk! En het andere kenmerk, n.l. dit leven naar de vaste ïy'nen van een regel, hoe leert het in tastbaren vorm aan het zwoegende menschen- hart het ééne woordje, n.l. zün ziel te verzor gen, hoe toont het tevens het eene waariyk belangrijke, hetgeen is: harmonie te scheppen in zich en met den Schepper door het onder houden der Evangelische voorschriften en raad gevingen. En wijl het onderhouden dier wet van het Evangelie hier organisch en in groepsver band geschiedt, is een Benedictijner huis, wo ning en prediking van den waren vréde. Hebben de Benedictynen niet tot ïyfspreuk Christus' woord; Pax vrede? Tweede eigenschap van het Benedictijnsche werk is dat hoofdtaak*mdet zijn en is, in lof- en dank- en smeekgebed opgaan tot den Schep per. Deze lof- en smeekopgang is een plicht voor iederen mensch. Maar voor den Benedic tijn met zyn organisch kloosteriyk verband wordt het de hoofdtaak, de boven alles uitste kende verplichting. Het Benedictijner convent toch heeft natuur lek een bovennatuuriyk cachet; het heeft der halve ook sociaal de verplichting het loven van God door het menschdom en het menscheiyk individu te uiten. Daartoe de dagelijksche H. Mis, waarby het gansche convent tegenwoordig is. Dat liturgische gebed is ongetwijfeld het centrale punt geweest, waaruit de sociale be schavende invloed van de Benedictyner abdyen in den loop der eeuwen is voortgekomen. Hier in Egmond staat dit thans opnieuw te gebeuren, eerst klein, d.w.z. in grooteren een voud, doch onder Gods zegening langzaamaan zich in vollere statie ontplooiend. Wie kent niet het stille werk der monniken? Het kloosterlijke organisme vraagt vanzelf velerlei toewyding van de bewoners, omdat de kloosterlijke staat vanzelf vraagt een zekere afzondering van de wereld. Doch na dien arbeid, direct gericht op de dagelijksche voorziening in de behoeften der kloosterlijke familie, blijft er tijd en is er steeds gelegenheid geweest vruchtbaar werk te doen tot heil der ware be schaving. Dat moge te Egmond in de toekomst geschie den geiyk in het verleden als bykomende vrucht van Benedictynschen arbeid! Om 2 uur werd op den St. Adelbertus-akker door Vader Abt een plechtig Lof gecelebreerd. Te 's-Hertogenbosch is gisteren de Negende Monumentendag begonnen met een bezoek van de deelnemers, onder wie vele prominente fi guren uit de kringen van wetenschap en kunst, aan het stadhuis te 's-Hertogenbosch, waar burgemeester Van Lanschot de gasten ontving. Zijn hartelijk welkomstwoord werd beantwoord door den voorzitter der commissie van den Mo numentendag, professor dr. A. W. Byvanck. Onder persooniyke voorlichting van den burge meester bezichtigde men het fraaie stadhuis en zijn kunstschatten. In den raadskelder werd de koffiemaaltijd gebruikt. Te twee uur begon in de vergaderzaal der Provinciale Staten een by eenkomst, die zeer druk bezocht was. De Commissaris der Koningin in de Provin cie Noord-Brabant, mr. dr. A. van Rijckevor sel, sprak een begroetingswoord, waarin hy wees op de groote beteekenis van deze jaar- lijksche manifestatie. Eerste redenaar was de heer J. M. de Cas- seres, hoofd van den technischen dienst der Streekplannen in de provincie Noord-Brabant, die behandelde het onderwerp: I Spr. wees erop, dat de schoonheid van het landschap in Brabant niet alleen bestaat uit de bosschen en de heide. Het Brabantsch land schap ontleent zyn büzondere schoonheid te vens aan het door den mensch bewerkte ge bied. Het landeiyk bedrijf geeft aan het land schap een bijzondere bekoring. Het is ook de taak van het Streekplan, om door weloverwo gen uitbreidingsplannen die schoonheid te be waren en ervoor te zorgen, dat deze niet ver der wordt te niet gedaan door chaotische en leeiyke bebouwing. De rede des heeren De Casseres was mede bedoeld als inleiding op de in de koffiekamer opgezette tentoonstelling mat betrekking tot het Streekplanwerk. Het gezelschap bezichtigde onder voorlich ting van den heer De Casseres de tentoonstel ling en begaf zich daarop naar het Oranjeho tel, waar mr. F. J. van Lanschot, burgemeester van Den Bosch en voorzitter van het gezel schap „Weg in Landschap" een voordracht De commissie van voorbereiding in wier han den is gesteld het wetsontwerp tot wijziging der Ziektewet heeft den Minister van Sociale Zaken een verslag doen toekomen, houdende de opmerkingen, waartoe het afdeelingsonder- zoek alsmede de besprekingen in haar midden haar aanleiding hadden gegeven. De Minister heeft dat verslag schrifteiyk be antwoord. Daarna is een mondeling overleg gevolgd tusschen den minister en de commis sie. Aan een en ander is het volgende ontleend: Verscheidene leden gaven uiting aan hun teleurstelling over de omstandigheid, dat het zoo lang heeft moeten duren, voor de Regee ring met een voorstel tot wyziging van de Ziek tewet is gekomen. By de uitvoering van die wet toch bleek aanstonds, dat tal van zaken niet of onvoldoende waren geregeld. Vele andere leden achtten deze critiek niet juist. Algemeen erkende men, dat de methode, wel ke by de samenstelling van dit herzieningsont- werp gevolgd is, waardeering verdient. In het denkbeeld van vereenvoudiging van sociale wetten ligt voor den Minister veel aan- lokkeiyks, maar aan den anderen kant kan hij gevoelen voor het bezwaar tegen al te uitge breide delegatie aan de Kroon. By een alge- meene herziening der sociale verzekering zal mede worden overwogen, in hoever vereenvou diging der onderscheidene wetten, met vermy- ding van het aangeduide bezwaar, kan worden verwezeniykt. Aan den aandrang om door wetsaanvulling de inwonende kinderen onder de verzekering te doen vallen, kan de minister geen gevolg geven. Een der bezwaren, welke bij hem tegen zoo danige wetsaanvulling bestaan, ligt in de om standigheid dat ten aanzien van inwonende kinderen maar uiterst zelden normale dienst verhouding wordt aangetroffen. De eventueele uitbreiding van de verzekering tot personeel in huishoudeiyken dienst valt bui ten het kader van het onderhavig wetsontwerp. Door het aanbrengen van een wyziging wordt bereikt, dat personen, die als dienstbode of in soortgeiyke betrekking werkzaam zyn in dienst van gestichten, inrichtingen enz. onder de ver zekering komen te vallen, zoodat de uitzonde ring van de verzekering beperkt bUjft tot de personen, werkzaam in de huishouding van private personen. Er bestaat by den minister geen bezwaar tegen om, geiyk door verscheiden leden wordt in overweging gegeven, de aanwijzing van be drijven (art. 2a) nader vast te leggen in 'n alge- meenen maatregel yan bestuur, welke maat-, regel de bedrijven zal hebben te noemen, waar in de huisarbeid moet worden verricht. Een wijziging in dien geest is aangebracht. Aan het door vele leden te kennen gegeven verlangen om door aanvulling ook de provisie reizigers onder de verzekering te doen vallen, kan de minister niet voldoen. Aangezien de wettelüke ziekteverzekering wel bewust beperkt is gebleven tot personen, werk zaam in diensbetrekking, kan bezwaarlyk spe ciaal voor de provisiereizigers op het stelsel der wet inbreuk worden gemaakt. De Minister is het volkomen eens met een opmerking, dat de Memorie van Toelichting de bedoeling van artikel 3 niet voldoende weer geeft. Inderdaad is ook naar zyn bedoelen dat artikel evenzeer van toepassing op de zelfstan dig werkenden, die by de werkverschaffing zyn geplaatst. Daaruit volgt, dat de in het ontwerp voorgestelde aanvulling niet de bedoeling heeft om b.v. kleine boeren, die in verband met de moeiiyke tijdsomstandigheden één of meer da gen per week in de werkverschaffing arbeiden, buiten den kring der verzekerden te houden. Hy neemt het onderhavige voorstel terug. Eenige leden achtten het percentage voor het ziekengeld in art. 39 der wet vastgelegd, aan den hoogen kant. Destijds was 70 pCt. voor gesteld. Naar dat percentage moet naar de meening dezer leden worden teruggekeerd. Bij zwangerschap zou dan 80 pCt. kunnen worden toegekend. Andere leden gaven als him oordeel te ken nen, dat een verlaging van het percentage als hier bedoeld, geheel buiten het kader van dit ontwerp valt. Verlaging van het percentage van het zie kengeld tot 70 pCt., geiyk door eenige leden wordt bepleit, valt ook naar het oordeel van den minister buiten het kader van het wetsont werp. Het vraagstuk van de behandeling van de ongehuwde verzekerde by zwangerschap, en be valling, ook ter sprake gebracht, is van prin- cipieelen aard en valt derhalve buiten het ka der van het wetsontwerp, aldus de minister. Vele leden waren zeer teleurgesteld over het feit, dat de voorgestelde herziening van art. 91 der Ziektewet zich slechts tot een wyziging van technischen aard beperkt. zy herinnerden eraan, dat by de totstand koming der wet een aantal leden zich met het stelsel der bedryfsvereenigingen als toegelaten uitvoerende organen uitsluitend heeft vereenigd onder: .voorwaarde, dat voor de oprichting van een bedrijfsvereeniging alleen die werkgevers- en arbeidersvakvereenigingen in aanmerking zouden kunnen komen, welke zijn aangesloten by algemeen erkende centrale werkgevers- en arbeidersorganisaties en die bovendien als re presentatief zyn te beschouwen voor het bedrijf of de bedryven en in het gebied waarvoor de vereeniging is opgericht. In het bestuur der bedrijfsvereeniging zou een geiyk aantal werkgevers- en arbeidersver tegenwoordigers behooren zitting te hebben en de vakvereenigingen zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld zich in het bestuur en op de algemeene vergadering der bedryfsver- eeniging te doen vertegenwoordigen. Hadden de leden, hier aan het woord, gehoapt, dat de algeheele herziening van de ziektewet, welke thans plaats vindt, zou zijn aangegrepen om deze opvattting in de wet neer te leggen, nu zulks niet is geschied, meenden zy er met klem op te moeten aandringen dat alsnog een regeling in dezen zin in het ontwerp zal worden opgenomen. Andere leden daarentegen achtten een aan- Andere leden daarentegen achtten een wy ziging van de betreffende artikelen niet noodig. De Minister is het eens met de gedachte, wel ke in deze redactie tot uiting is gebracht, en hy stelt zich dan ook voor om by de door hem aangevatte herziening der sociale verzekering, daar, waar naar zyn oordeel ook aan uit de maatschappy opgekomen organen, aandeel in de uitvoering dier verzekering kan worden ge geven, de eischen, waaraan zoodanige organen zuil enhebben te voldoen, te formuleeren over eenkomstig den door de hier aan het woord zynde leden gevolgden gedachtengang. De Minister blyft van oordeel dat met betrek king tot geschillen, welke tot inhoud hebben uit sluitend de vraag of al dan niet van ongeschikt heid tot het verrichten van arbeid sprake is, met rechtspraak in één instantie kan worden volstaan. De Minister verklaarde zich, hoewel niet over tuigd van de dringende noodzakelijkheid van een speciale regeling op dit punt, bereid in het ontwerp een bepaling op te nemen, die een al- gemeenen maatregel van bestuur op het gebied van deae materie voorschrijft. De Ned. Bakkersbond heeft een adres gericht tot den Minister van Economische Zaken, waarin wordt aangedrongen om de 1.waarmede de inheemsche tarwe in prijs is verlaagd, het pu bliek via de bakkerij en de meelindustrie ten goede te doen komen en den prijs van de Vita- tarwe te brengen op 14.20 per 100 K.G., daar een broodprijsverhooging niet kan uitblyven, wanneer de Vita-tarwe niet beduidend wordt verlaagd. By de Tweede Kamer is ingediend een wets ontwerp tot verlenging van de tydelyke op schorting van den vaccinatieplicht. In de Memorie van Toelichting merkt de minister van Sociale Zaken op, dat hy met ingang van I Januari 1935 andermaal voor de vraag staat of hij een nieuwe verlenging van de opschorting der zijdelingsche verplichting tot inenting moest bevorderen, of wel eenigen anderen wettelijken maatregel voorstellen. De Gezondheidsraad heeft te dezer zake van advies gediend. In overeenstemming met dit advies, meent de minister, dat hy verlenging van de opschorting moet voorstellen. Het encephalitis-verschijnsel doet zich nog steeds voor. In 1932 zijn in ons land 26338 kin deren gevaccineerd. In dat jaar werden zes gevallen van encephalitis opgegeven, waarvan een met doodelyken afloop, terwyl enkele an dere gevallen als twyfelachtig werden be schouwd. In 1933 bedroeg het aantal inentingen 25096. In totaal zyn in dat jaar acht gevallen van encephalitis aangegeven, waarvan er een bij nadere beschouwing niet als zoodanig werd aangemerkt, terwijl twee gevallen zooveel twy- fel lieten, dat zy vermoedelijk niet als ence- phalitis-gevallen zyn aan te merken. Van deze twee gevallen was er een met doo delyken afloop. Het betrof hier een kind van elf maanden. Bij de overige vyf gevallen waren twee sterfgevallen. In het eerste kwartaal van 1934 werd by een aantal van 2424 vaccinaties één geval van en cephalitis aangegeven. Het aantal vaccinatiesin het tweede kwartaal van 1934 verricht, is nog niet bekend. Er werd stof geleverd voor 30852 inentingen. Naar globale schatting zullen daar mede pl.m. 6000 vaccinaties zyn verricht. Er deed zich, voor zoover bekend, geen geval voor van encephalitis. Uit deze gegevens blykt dat de omstandig heden, die den wetgever er toe brachten, de zydelingsche verplichting tot vaccinatie tydelyk op te schorten, nog aanwezig zyn. De gevallen van encephalitis zijn wel is waar minder fre quent, maar, daarby valt te bedenken, dat het aantal vaccinaties sterk is teruggeloopen onder invloed van de ongunstige gevolgen. In dezen stand van zaken kan naar het oor deel van den minister nog niet gezegd worden, dat het gevaar van de vaccinatie geweken is; daarom kan aan herstel van den indirecten dwang tot vaccinatie nog niet gedacht worden. Een eindoordeel over het encephalitis-vraag- stuk is nog niet mogelijk. Men zoekt nog aller wegen naar een oplossing. Zoolang ten deze niet, hetzy in positieven, hetzij in negatieven zin zekerheid bestaat, blijft den wetgever geen andere keuze dan verder uitstel. De opschorting wordt daarom voorgesteld tot 1 Januari 1937. met lichtbeelden hield over „de aesthetiek van den weg". Jhr. mr. F. van Ryckevorsel, bekend om zyn groote belangstelling voor den molen hield over de molens een korte voordracht. Hy lichtte daarop een tweetal zeer fraaie filmpjes toe, opgenomen door Marofilm te De venter. De eerste toonde ons het werken van een graanmolen, de tweeed een waterhoutzaagmolen en een Zaanschen windhoutzaagmolen. De films waren technisch en artistiek zeer goed verzorgd. Een derde film eveneens van Maro liet zien de plaats van den molen in het volksleven. De Commissaris der Koningin dankte de sprekers. Des avonds vereenigden zich de deelnemers aan een diner in het Paviljoen „De IJzeren Man." De heer Vincent Cleerdin hield daar een ta felrede, waarin hij uit de Brabantsche cultuur geschiedenis behandelde het artistieke leven, zooals zich dat geuit heeft in den arbeid der Brabantsche schilders. De dag van heden is gewijd aan een bezoek aan het Centraal Noord-Brabantsch Museum en een excursie door Brabant, waarby o. a. be zocht worden Oisterwijk, Moergestel, Oirschot, Heeze-Leende. De stand van het Nationaal Jubileumcon cours op Zaterdagavond was als volgt: 1. „Hard gaat ie", Zaltbommel, 590; 2. Lim- burgia, Den Haag, 590; 3. Allen present, Am sterdam, 585; 4. D. I. G., Arnhem. 582; 5. Haaks- bergsche jongens, 576; 6. D. I. G., Den Helder, 573; 7. S.H.V., Utrecht, 569. Persoonlyk kampioenschap: 1. Kroeger, Den Haag, 150; 2. Intres, Den Haag, 143; 3. B. H. Gruning, Amsterdam, 142; 4. Willemse, Schie dam, 135; 5. Westendorp, Haaksbergen, 134. Corpswedstrijd: 1. D.D.D, Utrecht, 304; 2. R. A. N. G., Haarlem, 300; 3. Natte spons Apel doorn, 299; 4. B. B. B., - Amsterdam, 298; 5. Recht Vooruit, Hilversum, 297. Corpswedstryden klasse B: 1. N.W. T.L. 2, A'dam, 290; 2. Altyd kans, Utrecht, 287 47; 3. D. I. G. 2, Arnhem, 287 46; 4. Natte Spons, Am sterdam, 282 46; 5. S.H.V., Utrecht, 282 45. Corpswedstrijd dames: 1. H.R. R., Den Hel der, 274; 2. U.D.K., Utrecht 232. Jubileumwedstrijd: 1. D. Bremer, Haarlem, 76; 2. A. L. Snep, Amsterdam. 71; 3. S. En- gers, Amsterdam, 70 9; 4. Zwijgsen, Den Haag, 70 7; 5. J. Hinne, Amsterdam, 69. Vaste baan, baan 5: 1. Van Rooy, Helmond, 42; 2. D. Gorens. Hoogezand 41; 3. Mol Mies Sr., Breda 40 36; 5. H. Schutte, Den Bosch, 40. Vaste baan, baan 6: 1. Mol Mies Sr., Breda, 45; 2. Th. Smit, Amsterdam 42, 3. J. ter Haar, Arnhem, 41; 4. Kroever, Den Haag, 40 39; 5. Tokkelman, Den Bosch, 40 38. Vaste baan, baan 7: 1. Kroger, Den Haag, 44 42 42; 2. De Haas, Utrecht, 44 42 41; 3. H. Strak van Schyndel, Rotterdam, 44 42 4. Van Rooy, Helmond, 43 43 43 5. D. Roemer, Roes burg 43 43 41. Vaste baan, dames, baan 3: 1. mevr. Friema. Rotterdam 44; 2. mevr. Hoppe, Den Helder 39; 3. mevr. Weine, Helmond 38 38; 4. mevr. Eiken dal, Apeldoorn 34 32; 5. mevr. Roemer, Does burg 34. Vaste baan, baan 4: 1. mevr. Weinen. Hel mond, 42; 2. mevr. Friema, Rotterdam 41 41; 3. mevr. Roemer, Doesburg, 34 34; 4. mevr. Jansen, Utrecht 33, 32; 5. mej. Wientink, Wie ren, 33.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 6