R.K. Universiteit te Nijmegen
R.K. Handelshoogeschool
tKet mêaal van den dag
v>o^
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Gelouterd
REDE PROF. v. HEYDEN
HET OUDE STUDIEJAAR
ZONNESCHIJN
MAANDAG 17 SEPTEMBER 1934
Niet te veel studenten
Verblijdende invloed
Wcte'*"*?
Charlie Chaplin de
rijkste filmacteur
St. Cornelis
Herdenking van het ten volle
bevredigend verloopen
jubilé
Een groeiende bloeiende gemeen
schap, die zich haar maatschap
pelijke taak bewust is"
Het aantal studenten
Economisch-T echnologisch
Instituut
t\ Zebs «a wyrV-
mer „\\es bu»ten
waterleiding
Paus en Martelaar
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
Met het uitspreken van een rede heeft prof.
mr. E. J. J. van der Heyden heden in de aula
van de R.K. Universiteit te Nijmegen het rec
toraat overgedragen aan prof. Mag. J. B. Kors
O.P. Aan deze rede ontleenen wij:
De geest is meer dan de stof. Deze waarheid
doet collega Brandsma nooit vergeten. Maar
nimmer heeft hij haar zóó sierlijk tot uiting
gebracht als verleden jaar bij de overdracht
van zijn rectoraat. Het was toen zijn taak, een
overzicht te geven van den groei dezer uni
versiteit in haar eerste tiental jaren. Dien plicht
heeft hij met zijn spreekwoordelijke geestdrift
vervuld. Maar met niet minder blijmoedigheid
heeft hij het vieren van de bijbehoorende
feesten aan zijn opvolger overgelaten. Die werk-
verdeeling had symbolische verdienste. De
geest gaat aan de stof vooraf. De geestelijke
mensch heeft een betere bediening dan die van
de materie.
Met dit al is dit verhaal in de eerste plaats
een vervolg. Het ontleent zijn beteekenis aan
de boeiende beschrijving, welke mijn voorgan
ger heeft gegeven en gij u herinneren moogt.
Feestvieren immers is de stof gebruiken om
blijdschap uit te drukken. Te schooner is een
feest, naarmate de blijdschap van edeler orde
is en de uitdrukking daaraan meer geëvenre-
digd. De verantwoording, die ik geven ga, moet
daarom het spiritueel gebruik der stof be
treffen.
Spr. gaf vervolgens een breedvoerig overzicht
van de feestelijkheden, aan de lustrumviering
van de Universiteit verbonden, waarbij hij o.m.
volledig de redevoeringen van Z. Hoogw. Exc.
den Aartsbisschop en Z. Exc. minister Mar-
chant, bij die gelegenheid uitgesproken, memo
reerde.
Wel mocht de academische overheid, aldus
spr., in een manifest aan alle betrokkenen haar
vreugde betuigen over het schitterend slagen
van de viering van den tienden jaardag. Hier
was een levende stijl geboren, die van de Eene
Gemeenschap der Katholieke Universiteit. De
schoonste herinnering ligt wel in de innige
samenwerking tusschen alle betrokkenen, be
stuur, curatoren, docenten en studenten, welke
dit feest heeft mogelijk gemaakt. Gul en zon
der eenige terughouding hebben de studenten
zoowel aan de moeizame voorbereiding als aan
de glorierijke uitvoering deel genomen.
De bewondering van onze gasten heeft vooral
betroffen de verwerkelijking van het Universi-
tas-Catholica-ideaal.
Harerzijds heeft de academische overheid ge
tracht, niet achter te blijven, toen het gold de
feesten van de studenten afzonderlijk. Zij had
daartoe een eerste gelegenheid bij de inzege
ning en opening van het nieuwe corpsgebouw
op 9 Februari. Doch vooral bij de luisterrijke
■viering van het tweede lustrum van het Nij-
meegsch Studentencorps Caxolus Magnus zelf.
Ook hiervan geeft spr. een breedvoerig over
zicht.
Hierop volgde een overzicht der gebeurtenis
sen in den loop van hét academische jaar: bë-
noemingen, bezoeken, vertegenwoordigingen,
vergaderingen enz.
Breedvoerig vermeldt spr. o.a. dat bij de met
grooten luister gevierde feesten ter gelegenheid
van het honderdjarig bestaan der universiteit
te Bern op 1—3 Juni de Nijmeegsche Alma
Mater vertegenwoordigd werd door den rector,
die een gecalligrafeerd adres van hulde heeft
aangeboden. De Akademische Festgottesdienst,
welke volgens het program belegd was door de
Katholisch-theologische Fakultat, bleek uit te
gaan van oud-katholieke zijde. Na dit tijdig
ontdekt te hebben, heeft uw vertegenwoordiger
vrijheid gevonden, buiten het program in ambts
gewaad deel te nemen aan een Sacraments
processie, welke door onze geloofsgenootendoor
de straten van Bern gehouden is.
Een niet gewone vertegenwoordiging heeft de
universiteit gehad bij de plechtige viering van
het achtste eeuwfeest van den Heiligen Nor-
bertus, op initiatief van den Katholische Aka-
demikerverband op 10 Juni te Xanten, in te
genwoordigheid van graaf Clemens August von
Galen, bisschop van Munster. Met de collega's
Drerup, Brandsma, Baader en ongeveer 30 da
mes en heeren studenten heeft de rector zich
naar de oude Siegfried-stad begeven. De „Hol
landers" zijn daar zeer geëerd en hebben ook
afgezien daarvan een prettigen dag gehad. Al
leen hebben eenige meisjes zich geschaamd
dat zij 's avonds om acht uur al weer thuis
waren. Zelfs deugden, zooals men ziet, ver
anderen van inhoud!
Naar aanleiding van het stijgend aantal stu
denten vraagt spr. zich af:
Zijn deze getallen verontrustend?
Relatief genomen zeker niet. Wanneer men
ons een evenredig deel van de zgn. gestudeerde
beroepen zou ontruimen, zou de vraag naar
onze menschen op meerdere plaatsen het aan
bod overtreffen. Waar wij echter op eigen
krachten aangewezen zijn om bestaande wan
verhoudingen op te heffen, zullen wij den ver-
eischten aandrang slechts kunnen uitoefenen,
indien wij zoo mogelijk meer bekwame candi-
daten tegenover de anderen stellen. Bij ont
breken van andere middelen van selectie, zul
len wij ons moeten getroosten het aantal onzer
studeerenden op te voeren, totdat wij minstens
dezelfde keuze hebben als waarover gene zijde
beschikt. Uit dit algemeene oogpunt bezien, kan
de toeneming van het aantal onzer studenten
slechts verblijdend heeten.
Een andere vraag is, of, absoluut genomen,
het aantal studeerenden te groot is of dreigt
te worden. Het antwoord op deze vraag kan
alleen worden gegeven door wie in de toekomst
zien kan. Voor het oogenblik lijkt inderdaad
niet voor iedereen zoodanige plaats beschik
baar, als waarop in het verleden de afgestu
deerde placht te rekenen. Maar dit geldt niet
alleen voor de academische beroepen.
In dit overgangstijdperk doet de studee-
rende verstandig, zich recht vertrouwd te
maken met de gedachte, dat de studie op
zichzelf een goed is, dat hem, in welke
positie ook, verheft. De veelbesproken con
ducteur, met Homerus in zijn kaartjestrom
mel, is, tenminste voor hem, niet als ideaal
maar als troost bedoeld. Melius est sic esse
quam non esse. Dit vergat de spotter, die
op zichzelf niet onaardig voorstelde,
aan het universiteitsgebouw een bord aan
te brengen met het opschrift: „Opleiding
voor tramconducteurs, vijfjarige cursus,
ƒ300 per jaar." Men moet het beste maken
ook van de kwade kansen. Wie dit niet kan,
verliest in tijden van gevaar het eerst het
hoofd. Hij is het ergste slachtoffer van de
overtaliigheid, ook als student.
Spr. gaf vervolgens een overzicht van de
nieuwe wettelijke bepalingen o.a. de verhooging
der collegegelden, en de beperkte toelating van
vreemdelingen, en behandelde daarna de lot
gevallen van de bibliotheek en de extra-profes-
sioneele werkzaamheden der docenten.
Met waardeering sprak prof. v. d. Heyden
nog over de verhouding der universitaire over
heid tot de studenten om daarna onder aan
roeping van den H. Thomas van Aquino, zijn
patroon, het ambt over te dragen aan prof.
Kors.
Heden heeft de rector magnificus prof. H. A.
Kaag in een academische zitting het rectoraat
overgedragen aan Mgr. Prof. Dr. Th. Goossens
met een rede over: Een groeiende. bloeiende
gemeenschap, welke zich haar maatschappelijke
taak bewust is.
Aan deze rede is het volgende ontleend:
De R. K. Handelshoogeschool heeft zich ge
durende de jaren van haar bestaan ontwikkeld
tot een ware gemeenschap van docenten en stu
deerenden en het is die gemeenschapsgedachte,
welke gedurende het afgeloopen jaar wel sterk
naar voren is getreden.
De sterke band, die door ons hoogeschoolle-
ven ontstond, kwam wel heel sterk tot uiting
in een eerste daad, welke onze eerste afgestu
deerden stelden n.l. de oprichting van een Til-
burgschen academischen kring en en den eer
sten Hoogeschooldag, welke als gevolg daarvan
werd gehouden.
De dood heeft ook gedurende het afgeloopen
jaar van onze gemeenschap offers gevraagd.
De overledenen blijven in gezegend aandenken.
38 nieuwe studenten kwamen dit jaar onze
rijen aanvullen, waardoor het totaal aantal vol
ledig ingeschrevenen steeg tot 162.
Hiervan waren afkomstig uit Noord-Brabant
100, uit Limburg 24 uit Gelderland 15, uit
Noord-Holland 5, uit Utrecht 5, uit Overijssel,
Zeeland en Zuid-Holland ieder 3, uit Groningen
1, terwijl Nederlandsch-Indië een contingent van
3 leverde. Het aantal vrouwelijke studenten be
droeg 6.
In het bijzonder mag ik hier memoreeren,
dat het aantal priesterstudenten weer met 1
steeg en het zich thans laat aanzien, dat voor
het nieuwe studiejaar zich in totaal 7 priester
studenten zullen laten inschrijven.
Het docentencorps vond gedurende het afge
loopen jaar wederom aanvulling en uitbreiding.
De examens hadden gedurende het afgeloo
pen jaar een bevredigend verloop.
Aan het doctoraal examen onderwierpen zich
zes candidaten, die allen slaagden. Tweemaal
werd voor het candidaats het praedicaat met
lof toegekend.
Ook gedurende het afgeloopen jaar hebben wij
op prettige, ja hartelijke wijze met het curato
rium mogên samenwerken.
Spr. is het curatorium dankbaar, dat het ge
durende het afgeloopen jaar zich zelfs in de
zorgen voor den ouden dag der professoren
heeft willen verdiepen en als gevolg daarvan een
pensioenregeling tot stand kwam.
Met het Tilburgsch Studentencorps „St. Olaf"
heeft de Senaat ook gedurende het afgeloopen
jaar prettig saamgewerkt.
Met groote en dankbare waardeering her
dacht spr. het werk door Father Padberg als
moderator.
Van zijn tuchtrecht heeft de rector gedurende
het afgeloopen jaar geen enkele maal gebruik
behoeven te maken.
Met de Amsterdamsche handelsfaculteit en
den Senaat van de Rotterdamsche Handels
hoogeschool werd ook gedurende het afgeloopen
jaar geregeld contact gehouden.
Van het Departement van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen werd bericht ontvangen,
dat de regeling van de bevoegdheden, toe te
kennen aan het doctoraal-examen aan de
Handelshoogeschool en handelsfaculteit de aan
dacht van den minister heeft.
Ook met de Nijmeegsche Universiteit had
overleg plaats nl. over de studie in het staats
recht en de vraagstukken. welke daarmede sa
menhangen. Gemeenschappelijk kwam men ech
ter tot de overtuiging, dat het gewenscht is, dat
in Tilburg door een eigen docent staatsrecht
wordt gegeven.
Dankbaar was spr. ervoor, dat de Hoogeschool
3IIIIIIMIIIIIIII
IIIIIII1!1IIMII£
Zonneschijn is wat wij wenschen!
En een zomersch weerbericht
Houdt de somberste humeuren
Altijd nog in evenwicht.
Dus wij kijken zeer tevreden
En een beetje ook verrast,
Nu de Bilt zijn nieuwsberichten
i Bij het weer heeft aangepast!
Dat de drukv er deeling goed zit
Van het Noorden uit tot Zuid,
De depressie, ginds in IJsland,
Deen verandering beduidt,
I Dat mag wetenschap'lijk mooi zijn, I
Doch men zegt als leekhet gaat
Voor gewone stervelingen
Enkel om het resultaat!
leder zegt nu: wat een weertje!
En men hoort dit lied in koor
Op de trams en in de winkels,
Bij je thuis en op kantoor! f
Zelfs de stemming voor den arbeid,
Na het zomersche congé, f
Valt nu door de drukverdeéling
En het mooie weertje mee!
1 't Is geen wonder, dat de menschen
Nu, zoo opgetogen zijn,
Want vrij houden in het leven
1 Altijd véél van zonneschijn!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
fmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
ook naar buiten waardeering mocht ondervin
den.
Het Economisch-Technologisch Instituut kon
gedurende het afgeloopen jaar, dank zij den ver-
heugenden steun van het bedrijfsleven zelf en
het provinciaal subsidie ad 1000, zijn vlerken
wat wijde" uitslaan.
Het was een vreugdedag voor het instituut
toen het in Juni een eigen behuizing mocht be
trekken.
Aan het einde van dit studiejaar den toe
stand van de Hoogeschool beziende, constateerde
spr. haar als een bloeiende, groeiende gemeen
schap, als een essentieel en steeds meer ge
waardeerd deel van het katholiek bijzonder
hooger onderwijs, als een gemeenschap boven
dien, welke zich haar grootste, maatschappelijke
en nationale taak ten volle bewust is.
Gode zij openlijk dank gebracht voor den
overvloedigen zegen, dien Hij over het werk
schonk.
Tenslotte droeg spr. op de gebruikelijke wijze
het rectoraat over aan zijn opvolger.
Ik was in den tuin, toen Jessie, het knappe
meisje van naast ons, over het muurtje keek.
„Flip," riep ze zenuwachtig, „de pijp van
de waterleiding is kapot."
„O ja?" zei ik koeltjes.
„Ja. 't Water loopt 't heele huis door en va
der is uit en er is niemand thuis dan Dicky en
ik..-, ik.... ik dacht...."
„Dacht je, dat ik 'm wel voor jou zou repa-
reeren?"
„Ja."
„Dat begon ik al te vermoeden," zei ik bit
ter. „Arders wil je me niet eens atnkijken.
maar zoo gauw je wat gedaan wilt hebben...."
„Als je alleen 't water maar tegen wt' houden,
dat t er niet verder uit kan, dan kan ik Dicky
onderwijl naar den loodgieter sturen."
Dicky is Jessie's broertje; een heei gewillig
een schrander jongmensch, niet boven om-
kooping verheven.
„Gisteravond," zei ik, niet lettend op de
smeeking in d'r blauwe oogen, „gisteravond heb
ik je op 't bal van de Buurtvereeniging om een
foxtrot gevraagd, en wat zei je toen?"
„Och toe Flipde pijp van de water
leiding
„Je zei, dat je hem aan iemand anders be
loofd had, en toen ik je voor den volgenden
wals vroeg, zei je, dat je dien ook aan een an
der beloofd had."
„Als jij niet zoo gemeen was geweest," zei
Jessie mokkend, „zou ik 't niet gedaan hebben.
Je.... je hebt driemaal gedanst met dat on
uitstaanbare wicht in 't groen, en je hebt tegen
haar gepraat.zij giechelde.
„Ik moest toch wat doen," verweerde ik me:
„ik kon toch niet den heelen avond in een hoek
blijven zitten. Jij had een heele bende jongelui
om je heen."
„Dat had ik niet. En in ieder geval, omdat ik
tegen een of twee jongens gepraat heb...."
„Zeven." verbeterde ik, „en dan tel ik nog
niet eens mee, waar je allemaal tegen gelachen
hebt."
„Omdat ik tegen een of twee jongens gepraat
heb," herhaalde Jessie koppig, „hoef jij nog
niet te flirten met alle meisjes in de zaai."
„Alleen met dat groene kind," hernam ik, „en
nat was bovendien heelemaal geen flirten."
„Ligt er maar aan, wat jij flirten noemt. In
ieder geval hebben jullie aldoor tegen elkaar
gelachen, en ze keek kwijnend naar je En je
hebt twee porties ijs voor haar gehaald."
„Daar steekt niets in," verdedigde ik.
„Ik zie eigenlijk niet in," zei ze geraakt
„waarom je met zoo'n kat moest gaan dansen."
„En ik wil een boon worden, als ik weet, wat
jij je te bemoeien had me dat leelijke. kleine
stuk kwast mét z'n geplakt haar."
Lei dra9en a"
W boack bove««a>"J
De administratie van den belastingontvan
ger te Hollywood, bevat interessante bijzonder
heden omtrent leden van de filmkolonie.
Charlie Chaplin kan hier als de rijkste film
acteur worden beschouwd. Zijn vermogen is
ambtelijk vastgesteld op bijna 5.000.000 gulden
Will Rogers is bij den belastingdienst bekend
als landeigenaar, en zijn vele bezittingen heb
ben een geschatte waarde van ruim f 480.000,
Harold Lloyd is aangeslagen voor een vermo
gen van f 1.126.000, waarin begrepen twee
inboedels respectievelijk ter waarde van
f 66.000 en f 43.500.
John Barrymore's vermogen is ongeveer
f 1.500.000 groot en alleen zijn jacht wordt
reeds op een waarde van meer dan f 80.000
getaxeerd.
Constance Bennett moet belasting betalen
over een vermogen van f 285.000, Joan Craw
ford over f 100.000 en Gloria Swanson over
f 525.000.
Greta Garbo, wier salaris ongeveer f 15.000
per week bedraagt, heeft een auto, waarvan
de waarde is vastgesteld op niet meer dan
ruim f 110. De auto van Joan Crawford is
getaxeerd op ruim f 3000.
Terwijl ik zoo in gedachten over het ijs tuur
de, zag ik in de verte iets bewegen. Ik sprong
op en greep Oom bij den arm. „Kijk eens
Oom", riep ik uit. „Een man. Zeker iemand
van een expeditie. We zijn gered."
Ook Oom sprong op. Ongelukkig echter
scheidde ons een breede strook open water van
de plek waar de man zich bevond. Vlug rukte
Oom een groote stang uit de bagage, beves
tigde er een doek aan en begon te zwaaien.
Oom was uiterst zenuwachtig. Dit was onze
kans. Zouden ze ons zien. Hij vloog op de slede
af en greep de tent, in een oogwenk hadden
we deze overeind gezet. Binnen enkele minuten
had Oom de tent in brand gestoken en krin
gelden zware rookwolken er uit omhoog. We
zouden de tent toch niet meer noodig heb
ben.
Ik snelde naar de slede en pakte onzen ver
rekijker. Ik kon haast niet zien, doordat mijn
handen erg beefden. Toeii ik eindelijk de
plaats zag waar ik den man had ontdekt, ver
dween deze juist achter een rotsblok. In mijn
zenuwachtigheid wilde ik zoowaar te water
springen om te trachten zwemmende den over
kant te bereiken. Gelukkig verhinderde Oom
Sydney mijn dwaas plan bijtijds. Ik zou im
mers direct bevroren zijn.
Jessie was hierdoor voor een oogenblik ver
slagen.
„O, hemeltje!" riep ze, en keek me aan met
hulpelooze, smeekende oogen.
,,'t Heele huis loopt onder! Ik weet met hoe
ik 't tegen moet houden, Flip."
„Ik zou je natuurlijk heel graag helpen, Jes
sie, als ik wist, dat jij ook iets voor me over
iiadt," meende ik. „Ik had je gisteravond op
't bal willen vragen, maar omdat jij al die an
dere jongens om je heen had...."
„En omdat jij met dat meisje in "t groen...."
„Omdat jij al
die andere jon
gens om je heen rr z. j
hadt," ging ik i Het lek in de
voort, haar op
merking negee-
rend, „kreeg ik
geen kans. Jes
sie, ik wou vragen of je met me trouwen wilt
„De pijp van de waterleidingbegon Jes
sie flauwtjes.
„Geen huwelijk, geen lekken gerepareerd,"
hield, ik voL
„M.... maaro Flip....!"
„Is 't ja of nee?"
„Ja," zei Jessie.
Ik sprong over 't muurtje en stormde naar
de badkamer. Daar was inderdaad een lek,
maar de eerste blik bewees mij, dat Jessie den
omvang overdreven had. Uit een klein gaatje
in de buis stroomde een dim straaltje water
en Dicky trachtte het ijverig op te vangen in
een emmer.
Ik draaide de hoofdkraan dicht en toen kost
te het maar weinig tijd om het gat dicht te
soldeeren.
„Ik vind het vreeselijk aardig van je, Flip,"
zei Jessie, toen ik klaar was en haar hielp, den
vloer weer aan kant te maken. „Ik ben be
nieuwd" ze zweeg even om na te denken
„ik ben benieuwd hoe 't gekomen kan zijn.
't Ziet er bijna uit, alsof er met opzet een
gaatje in gemaakt is, vind je niet?"
„Zoovindvindje?" stotterde lk.
Er kwam een lange, pijnlijke stilte.
„Flip," zei Jessie toen streng, „t was heel
leelijk van je, Dicky een kwartje te geven om
die pijp kapot te maken. Dat moet je heusch
niet meer doen."
„Nee.... ik.... ik...."
„Want," ging Jessie voort, „hy is nog zóó
klem, dat ik hem op moest tillen, anders kon
hij er niet bij.
De heilige Cornelis, paus en martelaar, ge
nas eens op zijn reis naar Rome de
vrouw van een soldaat, die vele jaren
verlamd was geweest en aan vallende ziekte
Leed.
Daarom wordt hij aangeroepen tegen deze
kwalen, ook vraagt men hem een voorspraak
te zijn, dat de kinderen bevrijd blijven van de
stuipen. De moeders nemen gedurende het
octaaf de kinderen naar de kerk om ze te la
ten zegenen. Het volk zegt, dat een kindje,
wanneer t in stuipen ligt, rustig wordt, als
men den heilige aanroept, hem een offerpen
ning belooft en dien dan op het voorhoofd van
het kind drukt.
Onze Brabanders beschouwen de heiligen als
trouwe vrienden, als groote broers in den he
mel, die ze vertrouwelijk aanroepen en die hen,
als 't ware door de wolken heen, hun groote
hand reiken.
Daarom zal men naast innig-vrome legenden
wel eens vertelsels te hooren krijgen, die een
kwezelke zouden doen schrikken, maar, zooals
'n oude boer eens tegen me zei: ,,'t Is niet zoo
kwaad bedoeld, manneke, en als ge t niet ge
looft, doe ge net als ik."
Er was eens een boer, die in zijn hof een
notelaar had staan, die elk jaar volop noten
gaf. Maar de boom werd een dagje ouder, en
ging zoo weinig opleveren, dat de boer hem
omhakte. Hij zaagde hem in twee stukken en
van het beste blok liet hij een beeld snijden van
den H. Cornelis en schonk het aan de kerk.
Van het andere echter maakte hij een var
kenstrog.
Door t geschenk van het beeld meende hij
dat de heilige hem nu zijn heele leven lang
in alle omstandigheden zou helpen, maar dat
ging niet door.
Dat griefde hem geducht en toen hij weer
eens ter beêvaart ging, maakte hij zich zóó
kwaad, dat hij tegen het beeld zei:
Sint Cornelis, hoogverheven.
Ge hebt mij elk jaar zooveel noten gegeven,
Maar er is één ding dat mij spijt,
Dat ge de broer van mijn varkenshok zijt.
J. R. W. S.
Denkt u eraan, dat stilstaande
auto's tegenwoordig weder
verlicht moeten zijn?
50
Toen de beide kleinkinderen binnenkwamen
en grootvader het hoofd oprichtte om naar hen
te kijken, scheen Francisquin eensklaps zijn
spraak te verliezen. Reina zag hem op zijn
nagel bijten, bij hem een teeken van groote
verlegenheid; en vreezend misschien, dat die
éénige gelegenheid verloren zou gaan, haastte
zij zich, om hem te hulp te komen.
Grootvader, Francisquin zou u wat willen
vragen, zei ze, den jongen bij de hand nemend
en tot dicht bij den ouden man brengend.
Ja? Wel, laat eens kijken, wat wil Fran
cisquin? moedigde grootvader hem vriendelijk
aan.
Francisquin liet zich op zijn knieën vallen,
zooals zijn manier van doen was, altijd, als hij
genade vroeg voor een van zijn kwajongens-
strsksn,
Grootvader, zei hij, met een kleur als vuur,
overhaast en in één adem, vergeef me al het
Verdriet, dat ik u gedaan heb
Aan een plotselinge ontroering ten prooi, kuste
markies Aledo den jongen, en drukte hem aan
zijn hart, waarna hij hem op zijn knieën zette.
Toen hij de bescherming van die vaderlijke ar
men voelde, borg de kleine zijn hoofdje aan
de borst van den ouden man en uitte teeder
zijn zoet verzoek.
Waarom gaat u morgen niet met mij te
Communie?
De grootvader zweeg, zijn blik vol bezorgdheid
en verbijstering. Reina's hart klopte onstuimig
in haar binnenste.
Meneer pastoor heeft tegen de jongens
gezegd, dat hun ouders mee te Communie moe
ten gaan, begrijpt u wel, grootvader? en daar
ik geen pap heb.... en u net bent, alsof u mijn
vader was.... daarom.... nu, daarom zou ik
graag willen, dat u aan den eenen kant zou
wezen, en mama aan den anderen kant, om
mijn eerste Communie tusschen u tweeën te
ontvangen.
De markies sloeg zijn oogen op en vestigde
die op Reina, met nog een restje verbijstering,
dat welhaast overwonnen was door de ontroe
ring. Hij scheen haar te vragen, wat hij doer,
moest, en in den blik van het meisje stond
duidelijk een stille, doch krachtige bevestiging
te lezen. Het menschelijk opzicht, de eenige
reden eigenlijk, die zijn goede neigingen terug
hield, wrong zich in stuiptrekkingen, onder den
helderen blik van Reina Solvadal.
Wilt u niet meekomen, rootvader? drong
de kleine vleiend aan.
Natuurlijk zal ik meegaan, jongen, na
tuurlijk zal ik meegaan.... Dat ontbrak er nog
maar aanl
Uit de stem van den markies klonk een innige
trilling van geluk, nu hij, met deze woorden,
zegevierend uit den harden strijd met zichzelf te
voorschijn was getreden. Het innerlijk licht der
genade verlichtte de ascetische trekken van dat
gelaat dat in het lijden gevormd was, terwijl
Francisquin hem bij intuïtie de beste belooning
gaf, door zich tegen hem aan te drukken, en zijn
gerimpelde wangen met klinkende kussen te be
dekken. Vervolgens wendde de markies zich tot
Reina, trok haar bevend naar zich toe en ver
klaarde moedig, een en al ontroering:
„Ik heb vele jaren lang haat en wrok ge
koesterd, Reina.... en het zijn de woorden van
Christus zelf, dat niemand den tempel mag bin
nengaan, zonder zich eerst verzoend te hebben
met degenen, met wie hij in vijandschap leeft.
Begrijp je het nu? Vergeef me, ReinaIk heb
nocdig, dat je me vergeeft, vóór ik de Com
munie ga ontvangen."
Reina legde zachtjes haar fijngevormde hand
op zijn bevende lippen, er. boog zich vervolgens
over hem heen, om hem te kussen, telkens en
telkens weer, terwijl ze vol hemelsche blijdschap
bleef herhalen:
„O, zwijg toch zwijg toch! Ik wil er niets
van weten! Het is allemaal allang voorbij.
Den volgenden dag woonde de bevolking van
Aledo een stichtend schouwspel bij. Voor het
altaar, beladen met kaarsen, knielden de jon
gens en meisjes, de laatsten met haar blanke
sluiers van eerst-communicantjes vol kinderlijken
eerbied neer. Francisquin in zijn flanellen pakje
met langen broek leek veel grooter. Het orgel
liet een kort voorspel hooren toen pater Exte-
ban, met rijke gewaden bekleed, na het „Con
fiteor" het kruisteeken over de kinderen maakte.
Marilena kreeg een schok van ontroering, toen
zij van het koor, als een trilling van engelen-
stemmen hoorde neerdalen, die een blijde herin
nering aan haar jonge jaren in haar hart terug
riep: het schitterend visioen van dien alles over-
teffenden dag, toen ook zij, getooid met haar
blanken sluier, voor het altaar in het pension-
naat lag neergeknield.
Een oogenblik van spanning volgde. Het teere
figuurtje van Francisquin verhief zich op de
laatste trede van het priesterkoor, en bleef daar
even staan, alsof hij op iets wachtte. Men hoorde
een licht geknars van wielen op het plaveisel. Uit
den donkeren hoek, waar de palmen en bloemen
hem bijna aan het gezicht onttrokken, kwam de
rolstoel van markies Aledo te voorschijn, voort
gestuwd door Olave, en stelde zich op voor de
Communiebank, aan den rechterkant van den
jongen. Moeder en kind knielden alsnu op het
purperen kussen. Toen pater Estéban de H.
Hostie op de tong van den markies legde, zag
hij, dat een paar groote tranen over zijn wan
gen rolden.Enkele oogenblikken later onttrok
Francisquin zich, met gevouwen handjes en ge
sloten oogen, aan alles, wat hem omringde, om
te spreken met den Goddelijken Kindervriend.
Wat vroeg Hij Hem? Welke vurige bede verhief
hij, op dat plechtig oogenblik van zijn eerste
Communie tot Hem, Die gezegd heeft: „Laat de
kleinen tot Mij komen"? Marilena sloeg hem
een oogenblik gade, en een groote vrede, een vol
maakte gerustheid aangaande haar lot, maakte
zich van haar meester. Francisquin legde de toe
komst van zijn moeder in Gods hand en God kan
de smeekbede van het kind op den dag van
zijn eerste Communie niet van Zich wijzen.
Marilena had gewild, dat geen enkele andere
ontroering het geluk van dien geheel éénigen
dag zou storen. Zij wilde geheel aan haar kind
behooren en zich ganschelijk overgev >.n aan de
onmetelijke dankbaarheid, die haar hart jegens
God vervulde. Pablo Souza een man van vlug
begrip en van weinig voorkomende fijngevoe
ligheid, kon zich dien wensch verklaren en wist
hem ridderlijk te eerbiedigen, doordat hij zorg
droeg, om een voorzichtigen afstand ten opzichte
van de barones te bewaren. Doch de duivel hin
derde stellig de gemoedsrust van Marilena, en
hij nam zich voor, om die te verstoren, tot hij
hij er ook werkelijk in slaagde om de sluimerende
jaloezie in het hart van baronesse Tallares aan
te wakkeren.
Tijdens den avond zaten markies Aledo, de
Rocamadres, mevrouw Mendiz&bel en Marilena
bijeen, terwijl het jongere volkje een vroolijk
groepje op zichzelf vormde. Pablo Souza bevond
zich er niet bij. Marilena wist, dat hij met den
notaris in de biljartzaal was. Doch na een poosje
zag zij hen den salon binnenkomen en merkte
op, dat Souza plaats nam naast Maria Rocamadre,
op een strategisch punt, vanwaar hij, zonder
de aandacht op zich te vestigen, haar (Marilena)
kon gadeslaan, zooals hij dan ook werkelijk deed,
en wel zóó aanhoudend, dat de barones er ze
nuwachtig van begon te worden, hoewel zij zich
in haar hart gestreeld en gerustgesteld voelde
Nu en dan, aangetrokken door de magnetische
kracht, die de blikken van verliefde menschen
schijnen te hebben, keek zij ook naar hem; en
het noodlot wilde, dat ze bij een van die gele
genheden zag, hoe Souza met een vlugge bewe
ging zijn hoofd gewend had in de richting van
de groep meisjes, aangetrokken wellicht door de
uitbundige vroolijkheid, die zich van tijd tot tijd
in een schaterlach uitte. Alsdan zag Marilena,
dat de oogen van Reina en Souza elkander ont
moeten en dat het meisje hem met een veel-
beteekenenden blik tot zich riep. Souza scheen
een oogenblik te aarzelen, doch aanstonds liet hij
zich overhalen door de bekoring van die vriende
lijke uitnoodiging. Hij stond vlug op en Marilena
zag, dat hfj naast Reina ging zitten. Toen hy
eenmaal daar was, nam het gesprek onmiddellijk
een aanvang, en de twee vormden weldra een af
zonderlijk groepje temidden van het rumoer van
de overigen, terwijl ze ijverig met elkander
praatten. Gekwetst keek Marilena den heelen
avond niet meer naar Souza. Daarom kon ze ook
niet zien, dat niettegenstaande hij met Reina
sprak, alle aandacht van den jongeman op haar
gericht was, zooals de hypnotische starheid van
zijn blik bewees. Marilena zag voor hartstochte
lijk aan: een houding, die niet anders dan op
recht vriendschappelijk was, en zoo gebeurde
het, dat zij te rusten ging vol smart en jaloezie,
en vastbesloten om aan de bestaande afspraak
geheel en al een einde te maken,
.(Wordt vervolgd)