R.K. Universiteit te Nijmegen R.K. Handelshoogeschool tKet mêaal van den dag v>o^ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd REDE PROF. v. HEYDEN HET OUDE STUDIEJAAR ZONNESCHIJN MAANDAG 17 SEPTEMBER 1934 Niet te veel studenten Verblijdende invloed Wcte'*"*? Charlie Chaplin de rijkste filmacteur St. Cornelis Herdenking van het ten volle bevredigend verloopen jubilé Een groeiende bloeiende gemeen schap, die zich haar maatschap pelijke taak bewust is" Het aantal studenten Economisch-T echnologisch Instituut t\ Zebs «a wyrV- mer „\\es bu»ten waterleiding Paus en Martelaar AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH Met het uitspreken van een rede heeft prof. mr. E. J. J. van der Heyden heden in de aula van de R.K. Universiteit te Nijmegen het rec toraat overgedragen aan prof. Mag. J. B. Kors O.P. Aan deze rede ontleenen wij: De geest is meer dan de stof. Deze waarheid doet collega Brandsma nooit vergeten. Maar nimmer heeft hij haar zóó sierlijk tot uiting gebracht als verleden jaar bij de overdracht van zijn rectoraat. Het was toen zijn taak, een overzicht te geven van den groei dezer uni versiteit in haar eerste tiental jaren. Dien plicht heeft hij met zijn spreekwoordelijke geestdrift vervuld. Maar met niet minder blijmoedigheid heeft hij het vieren van de bijbehoorende feesten aan zijn opvolger overgelaten. Die werk- verdeeling had symbolische verdienste. De geest gaat aan de stof vooraf. De geestelijke mensch heeft een betere bediening dan die van de materie. Met dit al is dit verhaal in de eerste plaats een vervolg. Het ontleent zijn beteekenis aan de boeiende beschrijving, welke mijn voorgan ger heeft gegeven en gij u herinneren moogt. Feestvieren immers is de stof gebruiken om blijdschap uit te drukken. Te schooner is een feest, naarmate de blijdschap van edeler orde is en de uitdrukking daaraan meer geëvenre- digd. De verantwoording, die ik geven ga, moet daarom het spiritueel gebruik der stof be treffen. Spr. gaf vervolgens een breedvoerig overzicht van de feestelijkheden, aan de lustrumviering van de Universiteit verbonden, waarbij hij o.m. volledig de redevoeringen van Z. Hoogw. Exc. den Aartsbisschop en Z. Exc. minister Mar- chant, bij die gelegenheid uitgesproken, memo reerde. Wel mocht de academische overheid, aldus spr., in een manifest aan alle betrokkenen haar vreugde betuigen over het schitterend slagen van de viering van den tienden jaardag. Hier was een levende stijl geboren, die van de Eene Gemeenschap der Katholieke Universiteit. De schoonste herinnering ligt wel in de innige samenwerking tusschen alle betrokkenen, be stuur, curatoren, docenten en studenten, welke dit feest heeft mogelijk gemaakt. Gul en zon der eenige terughouding hebben de studenten zoowel aan de moeizame voorbereiding als aan de glorierijke uitvoering deel genomen. De bewondering van onze gasten heeft vooral betroffen de verwerkelijking van het Universi- tas-Catholica-ideaal. Harerzijds heeft de academische overheid ge tracht, niet achter te blijven, toen het gold de feesten van de studenten afzonderlijk. Zij had daartoe een eerste gelegenheid bij de inzege ning en opening van het nieuwe corpsgebouw op 9 Februari. Doch vooral bij de luisterrijke ■viering van het tweede lustrum van het Nij- meegsch Studentencorps Caxolus Magnus zelf. Ook hiervan geeft spr. een breedvoerig over zicht. Hierop volgde een overzicht der gebeurtenis sen in den loop van hét academische jaar: bë- noemingen, bezoeken, vertegenwoordigingen, vergaderingen enz. Breedvoerig vermeldt spr. o.a. dat bij de met grooten luister gevierde feesten ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan der universiteit te Bern op 1—3 Juni de Nijmeegsche Alma Mater vertegenwoordigd werd door den rector, die een gecalligrafeerd adres van hulde heeft aangeboden. De Akademische Festgottesdienst, welke volgens het program belegd was door de Katholisch-theologische Fakultat, bleek uit te gaan van oud-katholieke zijde. Na dit tijdig ontdekt te hebben, heeft uw vertegenwoordiger vrijheid gevonden, buiten het program in ambts gewaad deel te nemen aan een Sacraments processie, welke door onze geloofsgenootendoor de straten van Bern gehouden is. Een niet gewone vertegenwoordiging heeft de universiteit gehad bij de plechtige viering van het achtste eeuwfeest van den Heiligen Nor- bertus, op initiatief van den Katholische Aka- demikerverband op 10 Juni te Xanten, in te genwoordigheid van graaf Clemens August von Galen, bisschop van Munster. Met de collega's Drerup, Brandsma, Baader en ongeveer 30 da mes en heeren studenten heeft de rector zich naar de oude Siegfried-stad begeven. De „Hol landers" zijn daar zeer geëerd en hebben ook afgezien daarvan een prettigen dag gehad. Al leen hebben eenige meisjes zich geschaamd dat zij 's avonds om acht uur al weer thuis waren. Zelfs deugden, zooals men ziet, ver anderen van inhoud! Naar aanleiding van het stijgend aantal stu denten vraagt spr. zich af: Zijn deze getallen verontrustend? Relatief genomen zeker niet. Wanneer men ons een evenredig deel van de zgn. gestudeerde beroepen zou ontruimen, zou de vraag naar onze menschen op meerdere plaatsen het aan bod overtreffen. Waar wij echter op eigen krachten aangewezen zijn om bestaande wan verhoudingen op te heffen, zullen wij den ver- eischten aandrang slechts kunnen uitoefenen, indien wij zoo mogelijk meer bekwame candi- daten tegenover de anderen stellen. Bij ont breken van andere middelen van selectie, zul len wij ons moeten getroosten het aantal onzer studeerenden op te voeren, totdat wij minstens dezelfde keuze hebben als waarover gene zijde beschikt. Uit dit algemeene oogpunt bezien, kan de toeneming van het aantal onzer studenten slechts verblijdend heeten. Een andere vraag is, of, absoluut genomen, het aantal studeerenden te groot is of dreigt te worden. Het antwoord op deze vraag kan alleen worden gegeven door wie in de toekomst zien kan. Voor het oogenblik lijkt inderdaad niet voor iedereen zoodanige plaats beschik baar, als waarop in het verleden de afgestu deerde placht te rekenen. Maar dit geldt niet alleen voor de academische beroepen. In dit overgangstijdperk doet de studee- rende verstandig, zich recht vertrouwd te maken met de gedachte, dat de studie op zichzelf een goed is, dat hem, in welke positie ook, verheft. De veelbesproken con ducteur, met Homerus in zijn kaartjestrom mel, is, tenminste voor hem, niet als ideaal maar als troost bedoeld. Melius est sic esse quam non esse. Dit vergat de spotter, die op zichzelf niet onaardig voorstelde, aan het universiteitsgebouw een bord aan te brengen met het opschrift: „Opleiding voor tramconducteurs, vijfjarige cursus, ƒ300 per jaar." Men moet het beste maken ook van de kwade kansen. Wie dit niet kan, verliest in tijden van gevaar het eerst het hoofd. Hij is het ergste slachtoffer van de overtaliigheid, ook als student. Spr. gaf vervolgens een overzicht van de nieuwe wettelijke bepalingen o.a. de verhooging der collegegelden, en de beperkte toelating van vreemdelingen, en behandelde daarna de lot gevallen van de bibliotheek en de extra-profes- sioneele werkzaamheden der docenten. Met waardeering sprak prof. v. d. Heyden nog over de verhouding der universitaire over heid tot de studenten om daarna onder aan roeping van den H. Thomas van Aquino, zijn patroon, het ambt over te dragen aan prof. Kors. Heden heeft de rector magnificus prof. H. A. Kaag in een academische zitting het rectoraat overgedragen aan Mgr. Prof. Dr. Th. Goossens met een rede over: Een groeiende. bloeiende gemeenschap, welke zich haar maatschappelijke taak bewust is. Aan deze rede is het volgende ontleend: De R. K. Handelshoogeschool heeft zich ge durende de jaren van haar bestaan ontwikkeld tot een ware gemeenschap van docenten en stu deerenden en het is die gemeenschapsgedachte, welke gedurende het afgeloopen jaar wel sterk naar voren is getreden. De sterke band, die door ons hoogeschoolle- ven ontstond, kwam wel heel sterk tot uiting in een eerste daad, welke onze eerste afgestu deerden stelden n.l. de oprichting van een Til- burgschen academischen kring en en den eer sten Hoogeschooldag, welke als gevolg daarvan werd gehouden. De dood heeft ook gedurende het afgeloopen jaar van onze gemeenschap offers gevraagd. De overledenen blijven in gezegend aandenken. 38 nieuwe studenten kwamen dit jaar onze rijen aanvullen, waardoor het totaal aantal vol ledig ingeschrevenen steeg tot 162. Hiervan waren afkomstig uit Noord-Brabant 100, uit Limburg 24 uit Gelderland 15, uit Noord-Holland 5, uit Utrecht 5, uit Overijssel, Zeeland en Zuid-Holland ieder 3, uit Groningen 1, terwijl Nederlandsch-Indië een contingent van 3 leverde. Het aantal vrouwelijke studenten be droeg 6. In het bijzonder mag ik hier memoreeren, dat het aantal priesterstudenten weer met 1 steeg en het zich thans laat aanzien, dat voor het nieuwe studiejaar zich in totaal 7 priester studenten zullen laten inschrijven. Het docentencorps vond gedurende het afge loopen jaar wederom aanvulling en uitbreiding. De examens hadden gedurende het afgeloo pen jaar een bevredigend verloop. Aan het doctoraal examen onderwierpen zich zes candidaten, die allen slaagden. Tweemaal werd voor het candidaats het praedicaat met lof toegekend. Ook gedurende het afgeloopen jaar hebben wij op prettige, ja hartelijke wijze met het curato rium mogên samenwerken. Spr. is het curatorium dankbaar, dat het ge durende het afgeloopen jaar zich zelfs in de zorgen voor den ouden dag der professoren heeft willen verdiepen en als gevolg daarvan een pensioenregeling tot stand kwam. Met het Tilburgsch Studentencorps „St. Olaf" heeft de Senaat ook gedurende het afgeloopen jaar prettig saamgewerkt. Met groote en dankbare waardeering her dacht spr. het werk door Father Padberg als moderator. Van zijn tuchtrecht heeft de rector gedurende het afgeloopen jaar geen enkele maal gebruik behoeven te maken. Met de Amsterdamsche handelsfaculteit en den Senaat van de Rotterdamsche Handels hoogeschool werd ook gedurende het afgeloopen jaar geregeld contact gehouden. Van het Departement van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen werd bericht ontvangen, dat de regeling van de bevoegdheden, toe te kennen aan het doctoraal-examen aan de Handelshoogeschool en handelsfaculteit de aan dacht van den minister heeft. Ook met de Nijmeegsche Universiteit had overleg plaats nl. over de studie in het staats recht en de vraagstukken. welke daarmede sa menhangen. Gemeenschappelijk kwam men ech ter tot de overtuiging, dat het gewenscht is, dat in Tilburg door een eigen docent staatsrecht wordt gegeven. Dankbaar was spr. ervoor, dat de Hoogeschool 3IIIIIIMIIIIIIII IIIIIII1!1IIMII£ Zonneschijn is wat wij wenschen! En een zomersch weerbericht Houdt de somberste humeuren Altijd nog in evenwicht. Dus wij kijken zeer tevreden En een beetje ook verrast, Nu de Bilt zijn nieuwsberichten i Bij het weer heeft aangepast! Dat de drukv er deeling goed zit Van het Noorden uit tot Zuid, De depressie, ginds in IJsland, Deen verandering beduidt, I Dat mag wetenschap'lijk mooi zijn, I Doch men zegt als leekhet gaat Voor gewone stervelingen Enkel om het resultaat! leder zegt nu: wat een weertje! En men hoort dit lied in koor Op de trams en in de winkels, Bij je thuis en op kantoor! f Zelfs de stemming voor den arbeid, Na het zomersche congé, f Valt nu door de drukverdeéling En het mooie weertje mee! 1 't Is geen wonder, dat de menschen Nu, zoo opgetogen zijn, Want vrij houden in het leven 1 Altijd véél van zonneschijn! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) fmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH ook naar buiten waardeering mocht ondervin den. Het Economisch-Technologisch Instituut kon gedurende het afgeloopen jaar, dank zij den ver- heugenden steun van het bedrijfsleven zelf en het provinciaal subsidie ad 1000, zijn vlerken wat wijde" uitslaan. Het was een vreugdedag voor het instituut toen het in Juni een eigen behuizing mocht be trekken. Aan het einde van dit studiejaar den toe stand van de Hoogeschool beziende, constateerde spr. haar als een bloeiende, groeiende gemeen schap, als een essentieel en steeds meer ge waardeerd deel van het katholiek bijzonder hooger onderwijs, als een gemeenschap boven dien, welke zich haar grootste, maatschappelijke en nationale taak ten volle bewust is. Gode zij openlijk dank gebracht voor den overvloedigen zegen, dien Hij over het werk schonk. Tenslotte droeg spr. op de gebruikelijke wijze het rectoraat over aan zijn opvolger. Ik was in den tuin, toen Jessie, het knappe meisje van naast ons, over het muurtje keek. „Flip," riep ze zenuwachtig, „de pijp van de waterleiding is kapot." „O ja?" zei ik koeltjes. „Ja. 't Water loopt 't heele huis door en va der is uit en er is niemand thuis dan Dicky en ik..-, ik.... ik dacht...." „Dacht je, dat ik 'm wel voor jou zou repa- reeren?" „Ja." „Dat begon ik al te vermoeden," zei ik bit ter. „Arders wil je me niet eens atnkijken. maar zoo gauw je wat gedaan wilt hebben...." „Als je alleen 't water maar tegen wt' houden, dat t er niet verder uit kan, dan kan ik Dicky onderwijl naar den loodgieter sturen." Dicky is Jessie's broertje; een heei gewillig een schrander jongmensch, niet boven om- kooping verheven. „Gisteravond," zei ik, niet lettend op de smeeking in d'r blauwe oogen, „gisteravond heb ik je op 't bal van de Buurtvereeniging om een foxtrot gevraagd, en wat zei je toen?" „Och toe Flipde pijp van de water leiding „Je zei, dat je hem aan iemand anders be loofd had, en toen ik je voor den volgenden wals vroeg, zei je, dat je dien ook aan een an der beloofd had." „Als jij niet zoo gemeen was geweest," zei Jessie mokkend, „zou ik 't niet gedaan hebben. Je.... je hebt driemaal gedanst met dat on uitstaanbare wicht in 't groen, en je hebt tegen haar gepraat.zij giechelde. „Ik moest toch wat doen," verweerde ik me: „ik kon toch niet den heelen avond in een hoek blijven zitten. Jij had een heele bende jongelui om je heen." „Dat had ik niet. En in ieder geval, omdat ik tegen een of twee jongens gepraat heb...." „Zeven." verbeterde ik, „en dan tel ik nog niet eens mee, waar je allemaal tegen gelachen hebt." „Omdat ik tegen een of twee jongens gepraat heb," herhaalde Jessie koppig, „hoef jij nog niet te flirten met alle meisjes in de zaai." „Alleen met dat groene kind," hernam ik, „en nat was bovendien heelemaal geen flirten." „Ligt er maar aan, wat jij flirten noemt. In ieder geval hebben jullie aldoor tegen elkaar gelachen, en ze keek kwijnend naar je En je hebt twee porties ijs voor haar gehaald." „Daar steekt niets in," verdedigde ik. „Ik zie eigenlijk niet in," zei ze geraakt „waarom je met zoo'n kat moest gaan dansen." „En ik wil een boon worden, als ik weet, wat jij je te bemoeien had me dat leelijke. kleine stuk kwast mét z'n geplakt haar." Lei dra9en a" W boack bove««a>"J De administratie van den belastingontvan ger te Hollywood, bevat interessante bijzonder heden omtrent leden van de filmkolonie. Charlie Chaplin kan hier als de rijkste film acteur worden beschouwd. Zijn vermogen is ambtelijk vastgesteld op bijna 5.000.000 gulden Will Rogers is bij den belastingdienst bekend als landeigenaar, en zijn vele bezittingen heb ben een geschatte waarde van ruim f 480.000, Harold Lloyd is aangeslagen voor een vermo gen van f 1.126.000, waarin begrepen twee inboedels respectievelijk ter waarde van f 66.000 en f 43.500. John Barrymore's vermogen is ongeveer f 1.500.000 groot en alleen zijn jacht wordt reeds op een waarde van meer dan f 80.000 getaxeerd. Constance Bennett moet belasting betalen over een vermogen van f 285.000, Joan Craw ford over f 100.000 en Gloria Swanson over f 525.000. Greta Garbo, wier salaris ongeveer f 15.000 per week bedraagt, heeft een auto, waarvan de waarde is vastgesteld op niet meer dan ruim f 110. De auto van Joan Crawford is getaxeerd op ruim f 3000. Terwijl ik zoo in gedachten over het ijs tuur de, zag ik in de verte iets bewegen. Ik sprong op en greep Oom bij den arm. „Kijk eens Oom", riep ik uit. „Een man. Zeker iemand van een expeditie. We zijn gered." Ook Oom sprong op. Ongelukkig echter scheidde ons een breede strook open water van de plek waar de man zich bevond. Vlug rukte Oom een groote stang uit de bagage, beves tigde er een doek aan en begon te zwaaien. Oom was uiterst zenuwachtig. Dit was onze kans. Zouden ze ons zien. Hij vloog op de slede af en greep de tent, in een oogwenk hadden we deze overeind gezet. Binnen enkele minuten had Oom de tent in brand gestoken en krin gelden zware rookwolken er uit omhoog. We zouden de tent toch niet meer noodig heb ben. Ik snelde naar de slede en pakte onzen ver rekijker. Ik kon haast niet zien, doordat mijn handen erg beefden. Toeii ik eindelijk de plaats zag waar ik den man had ontdekt, ver dween deze juist achter een rotsblok. In mijn zenuwachtigheid wilde ik zoowaar te water springen om te trachten zwemmende den over kant te bereiken. Gelukkig verhinderde Oom Sydney mijn dwaas plan bijtijds. Ik zou im mers direct bevroren zijn. Jessie was hierdoor voor een oogenblik ver slagen. „O, hemeltje!" riep ze, en keek me aan met hulpelooze, smeekende oogen. ,,'t Heele huis loopt onder! Ik weet met hoe ik 't tegen moet houden, Flip." „Ik zou je natuurlijk heel graag helpen, Jes sie, als ik wist, dat jij ook iets voor me over iiadt," meende ik. „Ik had je gisteravond op 't bal willen vragen, maar omdat jij al die an dere jongens om je heen had...." „En omdat jij met dat meisje in "t groen...." „Omdat jij al die andere jon gens om je heen rr z. j hadt," ging ik i Het lek in de voort, haar op merking negee- rend, „kreeg ik geen kans. Jes sie, ik wou vragen of je met me trouwen wilt „De pijp van de waterleidingbegon Jes sie flauwtjes. „Geen huwelijk, geen lekken gerepareerd," hield, ik voL „M.... maaro Flip....!" „Is 't ja of nee?" „Ja," zei Jessie. Ik sprong over 't muurtje en stormde naar de badkamer. Daar was inderdaad een lek, maar de eerste blik bewees mij, dat Jessie den omvang overdreven had. Uit een klein gaatje in de buis stroomde een dim straaltje water en Dicky trachtte het ijverig op te vangen in een emmer. Ik draaide de hoofdkraan dicht en toen kost te het maar weinig tijd om het gat dicht te soldeeren. „Ik vind het vreeselijk aardig van je, Flip," zei Jessie, toen ik klaar was en haar hielp, den vloer weer aan kant te maken. „Ik ben be nieuwd" ze zweeg even om na te denken „ik ben benieuwd hoe 't gekomen kan zijn. 't Ziet er bijna uit, alsof er met opzet een gaatje in gemaakt is, vind je niet?" „Zoovindvindje?" stotterde lk. Er kwam een lange, pijnlijke stilte. „Flip," zei Jessie toen streng, „t was heel leelijk van je, Dicky een kwartje te geven om die pijp kapot te maken. Dat moet je heusch niet meer doen." „Nee.... ik.... ik...." „Want," ging Jessie voort, „hy is nog zóó klem, dat ik hem op moest tillen, anders kon hij er niet bij. De heilige Cornelis, paus en martelaar, ge nas eens op zijn reis naar Rome de vrouw van een soldaat, die vele jaren verlamd was geweest en aan vallende ziekte Leed. Daarom wordt hij aangeroepen tegen deze kwalen, ook vraagt men hem een voorspraak te zijn, dat de kinderen bevrijd blijven van de stuipen. De moeders nemen gedurende het octaaf de kinderen naar de kerk om ze te la ten zegenen. Het volk zegt, dat een kindje, wanneer t in stuipen ligt, rustig wordt, als men den heilige aanroept, hem een offerpen ning belooft en dien dan op het voorhoofd van het kind drukt. Onze Brabanders beschouwen de heiligen als trouwe vrienden, als groote broers in den he mel, die ze vertrouwelijk aanroepen en die hen, als 't ware door de wolken heen, hun groote hand reiken. Daarom zal men naast innig-vrome legenden wel eens vertelsels te hooren krijgen, die een kwezelke zouden doen schrikken, maar, zooals 'n oude boer eens tegen me zei: ,,'t Is niet zoo kwaad bedoeld, manneke, en als ge t niet ge looft, doe ge net als ik." Er was eens een boer, die in zijn hof een notelaar had staan, die elk jaar volop noten gaf. Maar de boom werd een dagje ouder, en ging zoo weinig opleveren, dat de boer hem omhakte. Hij zaagde hem in twee stukken en van het beste blok liet hij een beeld snijden van den H. Cornelis en schonk het aan de kerk. Van het andere echter maakte hij een var kenstrog. Door t geschenk van het beeld meende hij dat de heilige hem nu zijn heele leven lang in alle omstandigheden zou helpen, maar dat ging niet door. Dat griefde hem geducht en toen hij weer eens ter beêvaart ging, maakte hij zich zóó kwaad, dat hij tegen het beeld zei: Sint Cornelis, hoogverheven. Ge hebt mij elk jaar zooveel noten gegeven, Maar er is één ding dat mij spijt, Dat ge de broer van mijn varkenshok zijt. J. R. W. S. Denkt u eraan, dat stilstaande auto's tegenwoordig weder verlicht moeten zijn? 50 Toen de beide kleinkinderen binnenkwamen en grootvader het hoofd oprichtte om naar hen te kijken, scheen Francisquin eensklaps zijn spraak te verliezen. Reina zag hem op zijn nagel bijten, bij hem een teeken van groote verlegenheid; en vreezend misschien, dat die éénige gelegenheid verloren zou gaan, haastte zij zich, om hem te hulp te komen. Grootvader, Francisquin zou u wat willen vragen, zei ze, den jongen bij de hand nemend en tot dicht bij den ouden man brengend. Ja? Wel, laat eens kijken, wat wil Fran cisquin? moedigde grootvader hem vriendelijk aan. Francisquin liet zich op zijn knieën vallen, zooals zijn manier van doen was, altijd, als hij genade vroeg voor een van zijn kwajongens- strsksn, Grootvader, zei hij, met een kleur als vuur, overhaast en in één adem, vergeef me al het Verdriet, dat ik u gedaan heb Aan een plotselinge ontroering ten prooi, kuste markies Aledo den jongen, en drukte hem aan zijn hart, waarna hij hem op zijn knieën zette. Toen hij de bescherming van die vaderlijke ar men voelde, borg de kleine zijn hoofdje aan de borst van den ouden man en uitte teeder zijn zoet verzoek. Waarom gaat u morgen niet met mij te Communie? De grootvader zweeg, zijn blik vol bezorgdheid en verbijstering. Reina's hart klopte onstuimig in haar binnenste. Meneer pastoor heeft tegen de jongens gezegd, dat hun ouders mee te Communie moe ten gaan, begrijpt u wel, grootvader? en daar ik geen pap heb.... en u net bent, alsof u mijn vader was.... daarom.... nu, daarom zou ik graag willen, dat u aan den eenen kant zou wezen, en mama aan den anderen kant, om mijn eerste Communie tusschen u tweeën te ontvangen. De markies sloeg zijn oogen op en vestigde die op Reina, met nog een restje verbijstering, dat welhaast overwonnen was door de ontroe ring. Hij scheen haar te vragen, wat hij doer, moest, en in den blik van het meisje stond duidelijk een stille, doch krachtige bevestiging te lezen. Het menschelijk opzicht, de eenige reden eigenlijk, die zijn goede neigingen terug hield, wrong zich in stuiptrekkingen, onder den helderen blik van Reina Solvadal. Wilt u niet meekomen, rootvader? drong de kleine vleiend aan. Natuurlijk zal ik meegaan, jongen, na tuurlijk zal ik meegaan.... Dat ontbrak er nog maar aanl Uit de stem van den markies klonk een innige trilling van geluk, nu hij, met deze woorden, zegevierend uit den harden strijd met zichzelf te voorschijn was getreden. Het innerlijk licht der genade verlichtte de ascetische trekken van dat gelaat dat in het lijden gevormd was, terwijl Francisquin hem bij intuïtie de beste belooning gaf, door zich tegen hem aan te drukken, en zijn gerimpelde wangen met klinkende kussen te be dekken. Vervolgens wendde de markies zich tot Reina, trok haar bevend naar zich toe en ver klaarde moedig, een en al ontroering: „Ik heb vele jaren lang haat en wrok ge koesterd, Reina.... en het zijn de woorden van Christus zelf, dat niemand den tempel mag bin nengaan, zonder zich eerst verzoend te hebben met degenen, met wie hij in vijandschap leeft. Begrijp je het nu? Vergeef me, ReinaIk heb nocdig, dat je me vergeeft, vóór ik de Com munie ga ontvangen." Reina legde zachtjes haar fijngevormde hand op zijn bevende lippen, er. boog zich vervolgens over hem heen, om hem te kussen, telkens en telkens weer, terwijl ze vol hemelsche blijdschap bleef herhalen: „O, zwijg toch zwijg toch! Ik wil er niets van weten! Het is allemaal allang voorbij. Den volgenden dag woonde de bevolking van Aledo een stichtend schouwspel bij. Voor het altaar, beladen met kaarsen, knielden de jon gens en meisjes, de laatsten met haar blanke sluiers van eerst-communicantjes vol kinderlijken eerbied neer. Francisquin in zijn flanellen pakje met langen broek leek veel grooter. Het orgel liet een kort voorspel hooren toen pater Exte- ban, met rijke gewaden bekleed, na het „Con fiteor" het kruisteeken over de kinderen maakte. Marilena kreeg een schok van ontroering, toen zij van het koor, als een trilling van engelen- stemmen hoorde neerdalen, die een blijde herin nering aan haar jonge jaren in haar hart terug riep: het schitterend visioen van dien alles over- teffenden dag, toen ook zij, getooid met haar blanken sluier, voor het altaar in het pension- naat lag neergeknield. Een oogenblik van spanning volgde. Het teere figuurtje van Francisquin verhief zich op de laatste trede van het priesterkoor, en bleef daar even staan, alsof hij op iets wachtte. Men hoorde een licht geknars van wielen op het plaveisel. Uit den donkeren hoek, waar de palmen en bloemen hem bijna aan het gezicht onttrokken, kwam de rolstoel van markies Aledo te voorschijn, voort gestuwd door Olave, en stelde zich op voor de Communiebank, aan den rechterkant van den jongen. Moeder en kind knielden alsnu op het purperen kussen. Toen pater Estéban de H. Hostie op de tong van den markies legde, zag hij, dat een paar groote tranen over zijn wan gen rolden.Enkele oogenblikken later onttrok Francisquin zich, met gevouwen handjes en ge sloten oogen, aan alles, wat hem omringde, om te spreken met den Goddelijken Kindervriend. Wat vroeg Hij Hem? Welke vurige bede verhief hij, op dat plechtig oogenblik van zijn eerste Communie tot Hem, Die gezegd heeft: „Laat de kleinen tot Mij komen"? Marilena sloeg hem een oogenblik gade, en een groote vrede, een vol maakte gerustheid aangaande haar lot, maakte zich van haar meester. Francisquin legde de toe komst van zijn moeder in Gods hand en God kan de smeekbede van het kind op den dag van zijn eerste Communie niet van Zich wijzen. Marilena had gewild, dat geen enkele andere ontroering het geluk van dien geheel éénigen dag zou storen. Zij wilde geheel aan haar kind behooren en zich ganschelijk overgev >.n aan de onmetelijke dankbaarheid, die haar hart jegens God vervulde. Pablo Souza een man van vlug begrip en van weinig voorkomende fijngevoe ligheid, kon zich dien wensch verklaren en wist hem ridderlijk te eerbiedigen, doordat hij zorg droeg, om een voorzichtigen afstand ten opzichte van de barones te bewaren. Doch de duivel hin derde stellig de gemoedsrust van Marilena, en hij nam zich voor, om die te verstoren, tot hij hij er ook werkelijk in slaagde om de sluimerende jaloezie in het hart van baronesse Tallares aan te wakkeren. Tijdens den avond zaten markies Aledo, de Rocamadres, mevrouw Mendiz&bel en Marilena bijeen, terwijl het jongere volkje een vroolijk groepje op zichzelf vormde. Pablo Souza bevond zich er niet bij. Marilena wist, dat hij met den notaris in de biljartzaal was. Doch na een poosje zag zij hen den salon binnenkomen en merkte op, dat Souza plaats nam naast Maria Rocamadre, op een strategisch punt, vanwaar hij, zonder de aandacht op zich te vestigen, haar (Marilena) kon gadeslaan, zooals hij dan ook werkelijk deed, en wel zóó aanhoudend, dat de barones er ze nuwachtig van begon te worden, hoewel zij zich in haar hart gestreeld en gerustgesteld voelde Nu en dan, aangetrokken door de magnetische kracht, die de blikken van verliefde menschen schijnen te hebben, keek zij ook naar hem; en het noodlot wilde, dat ze bij een van die gele genheden zag, hoe Souza met een vlugge bewe ging zijn hoofd gewend had in de richting van de groep meisjes, aangetrokken wellicht door de uitbundige vroolijkheid, die zich van tijd tot tijd in een schaterlach uitte. Alsdan zag Marilena, dat de oogen van Reina en Souza elkander ont moeten en dat het meisje hem met een veel- beteekenenden blik tot zich riep. Souza scheen een oogenblik te aarzelen, doch aanstonds liet hij zich overhalen door de bekoring van die vriende lijke uitnoodiging. Hij stond vlug op en Marilena zag, dat hfj naast Reina ging zitten. Toen hy eenmaal daar was, nam het gesprek onmiddellijk een aanvang, en de twee vormden weldra een af zonderlijk groepje temidden van het rumoer van de overigen, terwijl ze ijverig met elkander praatten. Gekwetst keek Marilena den heelen avond niet meer naar Souza. Daarom kon ze ook niet zien, dat niettegenstaande hij met Reina sprak, alle aandacht van den jongeman op haar gericht was, zooals de hypnotische starheid van zijn blik bewees. Marilena zag voor hartstochte lijk aan: een houding, die niet anders dan op recht vriendschappelijk was, en zoo gebeurde het, dat zij te rusten ging vol smart en jaloezie, en vastbesloten om aan de bestaande afspraak geheel en al een einde te maken, .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7