St. Henricus-gesticht te Grave bestaat 75 jaar
Het instituut en zijn stichteres
1»
De pijlers der blindencultuur
1
Le Sage ten Broek
EEN LANGE HISTORIE
ZAAK VAN VERNUFT
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1934
Het licht der blinden
Blinden als potsen
makers
Blinden in Japan
Tastzin de grondslag
Een groot belijder
door den Staat erkend werd. Nu volgden J goed en zelfs vlotter te leeren dan de zien-
Aan deze instelling betalen Room-
schen en onroomschen den cijns
van hun bewondering
De mensch wikt.
Wat ze niet wisten.
„Buitengewoon onderwijs"
Een zestienjarig uitvinder
Weerzinwekkende vertooningen
in de middeleeuwen
GLOBESTVDIE
Met de vingertoppen leeren de blinde jongens reizen op den reliej-aardbol
Door de toewijding der verplegers
kunnen de blinden aan de
cultuur der zienden deel
achtig worden
Braille
Rekenen
Aardrijkskunde met de vingers
Een blinde breister volgt haar patroon in
het braille-leerboeV
Muziek der blinden
De zwaarste beproevingen uit het
leven van Grave's groot sten
blinde
Een zware beproeving
Vaak schijnt het leven in zijn keuze
even grillig als de dood. De mensch
met zijn beperkt verstand begrijpt dan
niet, waarom de samenloop der omstandig
heden het gansche bestaan van richting
verandert, maar het gebeurt soms, dat men
achteraf de „lijn" ontdekt, door een On
zichtbare Hand in deze ontwikkeling ge
trokken en dat men erkent: hier teekende
de vinger Gods een plan, dwars door de
menschelijke plannen heen. Het leven
schijnt te beslissen, waar de mensch reeds
meende een afdoende beslissing te hebben
genomen, en gewoonlijk moet men toege
ven, dat het Leven gelijk heeft en dat de
mensch niet beter kon doen dan gehoor
zamen aan deze hoogere beslissing.
Zoo ging het vijf- en zeventig jaar gele
den te Grave.
Daar, in dat Brabantsche vestingstadje,
woonde een brave Roomsche juffrouw van
adellijke herkomst, geheeten Henriëtte de
la Geneste. Zij was een liefdadige dame,
die zich vooral, in het verarmde Brabant
van de vorige eeuw, het lot der kinderen
aantrok. Zij stichtte een huis voor de ver
waarloosde vrouwelijke» jeugd, dat in 1848
geopend werd, betrokken door de Zusters
van Tilburg. Maar ook het lot der manne
lijke jeugd wilde deze goedaardige dame
verbeteren. Zij peinsde over de oprichting
van een fratershuis en toen haar plannen
vasten vorm hadden aangenomen, beloof
de de Bisschop van 's Hertogenbosch, de
groote Monseigneur Zwijsen, eenige fra
ters te zenden van de pas door hem ge
stichte Tilburgsche Congregatie. Alles was
goed geregeld. Reeds was men volop bezig
met den aanbouw....
Toen gebeurden er twee onverwachte
dingen. Het eenige katholieke instituut ter
verzorging van blinden, gevestigd te Laren
in het Gooi, kon zijn bestaan niet bolwer
ken en mejuffrouw Henriëtte de la Geneste
voelde, met het wassen der jaren, haar
gezichtsvermogen slinken. Allerlei „om
standigheden" liepen samen, men had geen
blinden-instituut in Nederland, de fraters
van Tilburg, verzocht er een te stichten,
konden daartoe de lasten niet dragen, ein
delijk besloot Mgr. Zwijsen de oude dame
te verzoeken, haar in aanbouw zijnde in
richting te veranderen van bestemming. Zij
stemde toe, maar mocht de voltooiing van
het grootsche werk niet mëer beleven, want
zij overleed juist, toen het huis zoo goed als
gereed was, op 15 April van het jaar 1859.
Hiermee is wel het meeste verteld van
Wat wij weten over Henriëtte de la Ge
neste, die zonder het zelf te voorzien de
stichteres werd van het Sint Henricus-In-
stituut te Grave, waar nu sedert vijf en
zeventig jaren mannelijke blinden worden
verpleegd en onderwezen. Op 22 Septem
ber 1859 namen vijf fraters hun intrek in
het blindenhuis, twee dagen later kwamen
de eerste patiënten: vijf Nederlandsche
blinden, die wegens gebrek aan behuizing
tijdelijk buiten de landsgrenzen verpleging
hadden gevonden. Nu begon de glorierijke
geschiedenis van een prachtig en succesvol
onderdeel der katholieke Nederlandsche
charitas. Spoedig werd het gebouw te klein
en sedert het stichtingsjaar zijn verschil
lende uitbreidingen hoogstnoodzakelijk ge
weest, omdat de inrichting geheel bere
kend was op haar taak.
Grave is een betrekkelijk afgelegen plaats
en in de negentiende eeuw scheen het ka
tholicisme een betrekkelijk „afgelegen" ge
loof. Wat de katholieken onder elkander
deden, daarmee bemoeiden zich weinigen.
Men achtte het al wel, wanneer men de
Roomschen stilletjes hun gang liet gaan.
Zoo groeide het Sint Henricus-Instituut wel
steeds tot grooter verhoudingen uit, maar
het bleef onbekend, zoo onbekend, dat in het
Voorjaar van 1914, toen bij de behandeling
der Staatsbegrooting ook de blindenverzor
ging ter sprake kwani, men in de Tweede
Kamer nimmer bleek gehoord te hebben
van een katholiek blindeninstituut. Baron
van Wijnbergen vestigde de aandacht op
deze instelling en achtte, dat het blindenon
derwijs te Grave verstrekt, in aanmerking
kwam voor bijzondere bescherming.
„Dat instituut staat niet eens op de
Rijks-statistiek!" riep verbaasd de onder-
wijsspecialist Gerhard uit. Men had van
Grave nog nooit gehoord.
Toen schreef Pater Hyacinth Hermans
zijn geruchtmakende brochure „Wat ze in
de Tweede Kamer niet wisten". Dit vlug
schrift maakte het Sint Henricus Instituut
bekend, maar de staats-subsidie bleef uit!
Eerst in 1923 zouden de leeraars der blinden
te Grave worden opgenomen in de salaris
regeling voor het buitengewoon lager on
derwijs.
De Staatsbegrooting zegt overigens geen
lettergreep te veel, wanneer zij dit onder
wijs buitengewoon noemt! De blinde, de
blindgeborene vooral, mist het vermogen,
dat bij vrijwel alle vakken van het lager
onderwijs, zooals dat op gewone scholen
wordt verstrekt, allereerst verondersteld
wordt: het gezicht.
Dit gemis moet vergoed worden. Sedert
de laatste helft der achttiende eeuw was
men tot dit inzicht gekomen. Initiatiefne
mer was in dezen de Fransche philan-
throop Valentin Haiïy, die in 1784 te Parijs
een „blindenschooltje" opende, waarbij hij
op zeer primitieve, maar voor dien aller-
eersten aanvangstijd toch doeltreffende wij
ze het gemis van het gezicht trachtte te
vergoeden door een buitengewone verscher
ping van den tastzin. Dit beginsel ligt in
zijn algemeenheid nog heden ten grondslag
aan het blindenonderwijs, al is de toepas
sing sedert 1784 natuurlijk onherkenbaar
verfijnd. Haiïy was zelf nooit blind ge
weest en had dus geen voorstelling van de
inwendige duisternis, waar het phantasie-
beeld en dus ook het geheugen-beeld zoo
sterk van dat der zienden afwijkt.
Geheel zelfstandig had tegelijkertijd te
Weenen Johann Wilhelm Klein het b'in-
den-onderricht ter hand genomen. In 1816
had hij een tamelijk bloeiend Instituut, dat
ook de andere hoofdsteden allengs. Berlijn
en Sint Petersburg openden blindenschool-
tjes. Te Amsterdam werd de eerste in
richting van dezen aard geopend op 12
December 1808. Weldra werd in alle Euro-
peesche landen, in Amerika en in Japan
het onderwijs der blinden ter hand geno
men en overal verrezen kleine scholen.
Maar al die schooltjes hadden hun eigen
methode en deze gold speciaal de wijze,
waarop het letterschrift in tastbare tee-
kens werd weergegeven. Allerlei systemen
kwamen in zwang, geen enkel voldeed. Tot
eindelijk een zestienjarige, de blinde Louis
Braille, opgenomen in het Nationaal Blin
deninstituut te Parijs, de uitvinding deed,
die heden nog zijn naam draagt: het Brail-
le-schrift. Met zes simpele reliëfpunten,
die door een vluchtige aanraking van den
gevoeligen vingertop zeer duidelijk vallen
waar te nemen en te onderscheiden, schiep
hij de mogelijkheid om heel het schrift der
zienden met al zijn letters, cijfers, leestee-
kens, alsook het muziekschrift in een zeer
bruikbaar en practisch systeem onder te
brengen. Het meest merkwaardige van dit
stelsel, voltooid in 1825, is wel, dat het
ineens volmaakt was. Heeft men later ge
tracht, het eenigermate te veranderen, de
veranderingen bleken nooit verbeteringen
te zijn. Het Brailleschrift, dat in 1840 of
ficiéél erkend werd, en thans over de gan
sche wereld gebruikelijk is, heeft in de we
reld der blinden de mogelijkheid eener uni-
verseele cultureele ontwikkeling gebracht.
Alom zijn Braille-bibliotheken van vaak
groote uitgebreidheid, niet alleen aan de
speciale inrichtingen tot blindenonderricht,
maar ook aan vele openbare leeszalen en
uitleenbibliotheken verbonden. Deze uit
vinding werd op nog breeder schaal bruik
baar, toen Frater Chrysostemos te Grave
de Braille-pers uitvond, waardoor school
boeken en andere geschriften, die gelijktij
dig door meerdere blinden in hetzelfde in
stituut gebruikt moeten worden, makkelijk
worden vermenigvuldigd. Door hun vaak
zéér geconcentreerde intelligentie zijn
thans de blinde kinderen in staat, even
de schooljeugd.
Gemeenschap der blinden
Sint Henricus patroneert in zijn jubilee-
rend gesticht niet alleen het onderwijs als
verstandelijke ontwikkeling, maar ook de
arbeidsmogelijkheid van blinden, de verzor
ging van hun ziekten en hun ouden dag.
Arbeid is het licht der blinden. Ze ma
ken borstels, vlechten matten en stoelzit
tingen, ze zijn niet gelukkiger dan wan
neer ze zelf hun kostje verdiend weten. In
de Braille-drukkerij vormen ze aan de zet
kast uit duizenden puntjes de Braille-blad-
zijden en hanteeren de degel-pers, die het
blinden-orgaan „De Leidsman" en de ein-
delooze lijsten van den Braille-cataloog voor
de blinden-boekerij aflevert. Na de dag
taak vinden de blinden hun vrije uren,
sport, dam- en schaakspel, steltloop, fiets,
voetbal, radio en een muziekbeoefening die
de gasten verrukt. Het is er ook in ziekte en
onderdom goed leven en verzorgd worden
door de Fraters, zooals de blinde meisjes
en vrouwen het licht vinden in de oogen
der Zusters, die in Grave het gesticht De
Wijnberg besturen.
Geheel katholiek Nederland zal in een
Te Deum-stemming de Tilburgsche Congre
gatie helpen danken, dat het Ongeziene
Licht, in Bethlehem door de herders en ko
ningen gezien, driekwart eeuw heeft ge
straald uit het tabernakel der kapel van het
Sint Henricus-gesticht en zienden en blin
den heeft verlicht door de Mensch-gewor-
den Liefde!
In een oud Fransch dagboek, het „Journal
de Paris", door een bekend Franschman ge
houden, wojdt het volgende verhaald: „Op den
laatsten Zondag van de maand Augustus dezes
jaars (1435) werd te Parijs een groot volks-
feest gegeven. Hierbij traden in een omheinde
ruimte vier blinden op, ieder gewapend met
een stok. Daarna werd in die ruimte een var
ken losgelaten, dat ze samen mochten deelen,
als ze er in slaagden het dier met hun stokken
dood te slaan. Het gevecht begon, maar de vier
mannen, die niet konden zien waar ze sloegen
of wat ze raakten, troffen elkaar zoo deerlijk,
dat het niet veel scheelde of ze hadden elkaar
in plaats van het varken doodgeslagen. Om
reclame voor de vertooning te maken, had men
daags te voren de vier blinden door de straten
van Parijs rondgeleid, terwijl vóór hen uit een
groot vaandel werd gedragen, waarop een
varken geschilderd stond en een tamboer op
de groote trom sloeg om het volk bijeen te
roepen."
Tot zoover de kroniekschrijver. Bij deze
schandelijke vertooning sluiten zich waardig de
zoogenaamde blindentoumooien uit dien tijd
aan. Men doste een aantal blinden uit met
harnassen en helmen, gaf hun een lans in de
hand. en op een gegeven teeken moesten zij
op elkaar losstormen. De malle sprongen, die
zij maakten, de slagen en steken, die zij de
ijle lucht toebrachten, hun hopeloos heen en
weer loopen om een vijand te zoeken of te ont
komen, wekte zoo'n donderend gelach bij de
toeschouwers op, dat zoo'n tournooi tot een der
meest gezochte openbare vermakelijkheden be
hoorde en overal werd nagevolgd. Verfoeilijke
speculanten, meestal herbergiers, begonnen
spoedig nog op een andere wijze laag spel met
de blinden te drijven, ten einde profijt te trek
ken van de lage volksinstincten. Ze raapten
blinde bedelaars bij elkaar en lieten hen voor
geld allerlei bespottelijke vertooningen houden.
De „spelers" werden op de dwaaste manier
uitgedost en het gepeupel vermaakte zich dol
in hun onzinnige voordrachten en gebaren, in
hun krijschend geschreeuw en gezing en in
hun onmogelijke muziek.
Maar uit het verkeerde kwam alweer 't goede
voort.
Een dergelijke erbarmelijke vertooning,
waarbij zelfs blinde kinderen misbruikt wer
den, bracht een philanthropisch aangelegde na
tuur, Valentin Haüy, in 1784 er toe, zich voor
het lot der blinden te interesseeren. Hij werd
de pionier van het blindenonderwijs in Frank
rijk. Begrijpelijk en vergeeflijk daarbij is, dat
Haüy zich door zijn ijver wel eens wat te ver
liet voeren en zich door zijn succes liet ver
blinden, zelfs al ging deze verblinding zóó ver,
dat hü een zijner beste leerlingen les liet
geven aan een klas van ziende jongens, waar
bij twee soldaten in de klas op wacht stonden
om de orde te handhaven!
De verpleging der blinden is een vorm van
caritas, die niet alleen hooge eischen stelt aan
de zelfverloochening en het geduld, doch ook
aan het vernuft. Immers middelen moeten ge
vonden worden om de indrukken die de oogen
moeten ontberen, middels andere zintuigen op
het bewustzijn over te brengen. Daartoe komt
in de eerstt plaats de tastzin in aanmerking:
wat de blinde niet kan zien, moet hij leeren
kennen door het aan te voelen. Geholpen door
zijn veeltijds sterk ontwikkeld geheugen kan hü
zich op deze wijze een indruk vormen van de
dingen om hem heen, een indruk die echter
vaak veel verschilt van de voorstelling die wij,
zienden ons van eenzelfde voorwerp vormen.
Zoo gebeurt het, dat wanneer eens een levens
lang blinde door de geneeskundige behande
ling ziende wordt, hij de voorwerpen die hij
voor het eerst ziet, niet kent: hij moet ze toch
eerst betasten om ze te herkennen en kan zich
dan een nieuwe voorstelling vormen, meer ge
baseerd op de indrukken van zijn oogen. Zulk
een genezen blinde moet zich daarvoor natuur
lijk eenige moeite geven en het komt voor dat
zoo iemand liever de oude methode van tasten
wil blijven volgen en klaagt over „dat lastige
zien".
Het allervoornaamste wat de blinde zich
door middel van zijn vingertoppen moet eigen
maken is natuurlijk de kunst van lezen: de
vraag hoe men hem dit het gemakeklijkst kan
maken is thans afdoende opgelost door het
systeem-Braillie. Vóórdien bestonden ei' ver
schillende lees-systemen, die afwisselend wer
den toegepast en daardoor een emtig beletsel
vormden voor de totstandkoming van een
blinden-cultuur. Louis Braille was zelf een
blinde. Als driejarig knaapje speelde hij eens
in de werkplaats van zijn vader, die zadel
maker was en verwondde daarbij zichzelf met
een mes in het oog, wat hem op het verlies
van beide oogen kwam te staan. Maar zijn
blindheid is allen anderen blinden tot zegen ge
worden. In 1819, als tienjarige jongen in het
Nationaal Blindeninstituut te Parijs opgeno
men, werkte hij daar in stilte aan zijn systeem,
dat in 1825 gereed was en terstond ingang
vond. In het Braille-schrift worden letters,
cijfers en teekens voorgesteld door combinaties
van ten hoogste zes punten, die in een dik
soort papier gedrukt worden en zoo gemakke
lijk met de vingertoppen voelbaar zijn. Een
geoefende blinde kan zoo heel vlot lezen
en ook schrijven. Voor dit laatste bestaan
speciale braille-schrijfmachines, terwijl voor
het vermenigvuldigen van braille-drukwerken
in het Instituut te Grave een zetterij met druk
kerij bestaat, uitgevonden door den dit jaar
overleden blind-geborene Dorus Nass, en die
geheel door de blinden zelf bediend wondt.
Een bezwaar blijft de geweldige omvang dien
een drukwerk verkrijgt wanneer het in
Braille wordt overgezet, door het dikkere pa
pier en de meerdere grootte der letterteekens.
Het boek „De Klop op de Deur" van mevrouw
Boudier-Bakker beslaat in braille overgezet,
niet minder dan 19 dikke folianten.
Een blinde moet echter ook met zienden kun
nen correspondeeren. Natuurlijk kan hij een
potlood ter hand nemen en letters op papier
zetten, maar daar hij niet kan zien wat hij
schrijft, kan deze methode hem niet vervoe
ren. Er is een ander systeem, waardoor de
blinde met een soort stempeltjes gewone Ara
bische letterteekens in het papier kan prikken.
Hij kan d'an voelen welk gedeelte van het
blad hij reeds „beschreven" heeft, zoodat voor
komen wordt dat hij de regels door elkaar
heen schrijft, zooals bij het schrijven met pot
lood nogals eens voorkomt. En dan is er het
idéaal: de gewone schrijfmachine, waarop wij
blinden te Grave zeer vlot hebben zien wer
ken. Intelligente blinden kunnen het daarmee
zeer ver brengen en zoo zijn er reeds verschil
lende leerlingen van Grave als stenograaf
typist bij groote bedrijven werkzaam.
Bestaat er dus voor het lezen en schrijven
der blinden een uniforme methodë: bij het
rekenonderwijs is men nog niet zoo ver.
Het rekenen met behulp van Braille-cijfers
blijft bezwaarlijk, omdat de blinde door mid
del van zijn vingertoppen toch niet een over
zicht van de groepeering der getallen kan
krijgen zooals een ziende dat heeft. En ook
kan men geen verkeerd geschreven cijfer cor-
rigeeren door het door te schrappen en een
ander er boven te zetten. Er zijn verschillende
systemen die aan deze bezwaren trachten te
gemoet te komen en het St. Henricus-instituut
neemt hier weer een eervolle plaats in. De
broeders hebben een systeem uitgedacht dat
bestaat uit een rekenbord, waarin rijen met
gaatjes die den vorm van een vijfhoek hebben.
Daarbij behooren korte staafjes, van vijfhoe-
kigen vorm die men op tien verschillende ma
nieren in de openingen van het bord kan ste
ken en daardoor dé tien cijfers kan voorstellen.
Het blijft natuurlijk voor de blinden, die met
de vingers den stand der staafjes moeten vast
stellen en daaruit de cijfers aflezen, heel wat
moeilijker dan voor de zienden, maar dat het
systeem-Grave voor geen andere methode on
derdoet, blijkt uit het feit dat de blinden
instituten in de Ver. Staten het hebben over
genomen, zoodra ze het ontdekt hadden.
Een der vakken waarmee de blinden verder
het meest moeite hebben is de aardrijkskunde.
Dat ook het lot van blinden aan wisselvallig
heid onderhevig is, blijkt uit de geschiedenis
der blindencultuur in Japan, zooals frater
Thomas deze vertelt in het gedenkboek:
„Toen in 885 het blinde prinsje Amacono-
Mikoto geboren werd, kwamen opeens de Ja-
pansche blinden, die tot nu toe een even el
lendig bestaan hadden gehad als de blinden
elders, in de gunst der algemeene belangstel
ling, vooral in die des keizers. Niet minder
dan 800 liet hü er aan het hof komen, ten
einde bij de opvoeding van den blinden prins
behulpzaam te zijn en zijn beginsel te verwe
zenlijken, dat zijn blind kind het best bij an
dere blinden zich zou thuis gevoelen. Toen de
prins dertig jaar geworden was, werd hij be
last met het bestuur over drie provincies; hij
nam blinde hovelingen om hem in zijn regee
ring bij te staan. Ook voerde hij de gewoon
te in, den blinden het hoofd kaal te laten
scheren, een gewoonte, die tot op den dag van
vandaag in Japan nog voortbestaat. Eeuwen
lang hebben sindsdien de blinden in het land
der rijzende zon groote achting en aanzien ge
noten en tal van eervolle betrekkingen bekleed,
terwijl velen hunnen in kunsten en weten
schappen uitblonken. Als er booze of rumoe
rige tijden aanbraken, kwam er meestal wel
een bedenkelijke inzinking in dezen gelukkigen
toestand, maar telkens heeft hij zich weer
hersteld, zoodat men thans gerust kan zeggen,
dat een welverzorgde blindencultuur tot Japans
oude tradities behoort."
Daarvoor zijn landkaarten noodig en zoo stond
men in Grave voor de noodzakelijkheid, kaar
ten te vervaardigen in relief, waarop de leer
lingen de grenzen, steden, spoorwegen, ber
gen e.d. konden voelen. In de beginne 6telde
men daarbij kanalen en rivieren voor door
uitgediepte groeven, maar het bleek dat de
blinden die lang niet zoo gemakkelijk konden
voelen als opgelegde lijnen. En zoo heeft men
in de groeven koordjes gelegd zoodat nu ook
de rivieren hooger liggen dan het land op de
kaarten der blinden. Een der fraaiste stukken
der schoolverzameling in Grave is de relief-
globe: een groote houten bal met 72 c.M. mid
dellijn. Daarop, bestudeeren de blinde jongens
de ligging der landen waarvan ze de schoon
heid nimmer kunnen zien.
Tenslotte nog een woord over het muziek-
onderricht aan blinden. Men meent vaak dat
blinden een bijzonderen aanleg hebben voor
muziek. De broeders die het weten kunnen
verklaren echter dat dit niet zoo is. Zelfs
bij blindgeborenen komt precentsgewijs niet
meer muzikale aanleg voor dan bij zienden.
Daarbij komt dat het voor een blinde geweldig
moeilijk is muziek te leeren. Wel bestaat er
een braille-muziekschrift, dat iedere blinde
kan lezen, maar de blinde kan natuurlijk niet
tegelijk muziek van het blad aflezen en spe
len, omdat hij voor het lezen vingers noodig
heeft. Wil hij dus een muziekstuk instudeeren,
dan moet hij maat voor maat goed in zijn
geheugen prenten, totdat hij het geheele strik
uit het hoofd kent. Langs dezen weg kunnen
verschillende blinden het tot een ware vir
tuositeit brengen. En dat is nog niet alles. Te
Grave bestaat een blinden-onkest en een blin-
den-harmonie en wie deze muziekgezelschap
pen gehoord heeft moet getuigen, dat zij in
zuiverheid en samenspel niets te wenschen
overlaten en dat terwijl een dirigent altijd
ontbreekt. Deze zou met zijn dirigeerstokje
toch niets kunnen uitrichten tegenover mu
zikanten die hem niet zien.
De cultuur der blinden staat naast die der
zienden. Berust de laatste voor een groot deel
op, het zichtbare de eerste moet zich voor
dat deel baseeren op het tastbare. Maar een
deel het voornaamste hebben beiden ge
meen; dat is het onzichtbare, het geestelijke,
de Christelijke naastenliefde. Die is onstoffe
lijk en verlicht het leven van zienden en niet-
ziende gelijkelijk. Zij is het die den band tus-
schen beiden legt en den zienden Broeder van
Grave er toe gebracht heeft met terzijdestel
ling van. het eigen ik, met moeite en geduld,
met tact en vindingrijkheid een systeem te
scheppen dat in staat is, vreugde en geluk te
brengen in het leven van hun niet-ziende
medemenschen.
Joachim George Le Sage ten Broek
In het „Gedenkboek" lezen wij van de hand
van pater Joseph de volgende bijzonderheden
uit het leven van den grooten Emancipator:
In 1827 stond de strijd tusschen den bekeerden
Le Sage, toen 52 jaar oud, en zijn vijanden op 'n
hoogtepunt. Zijn tegenstanders begonnen we
gens zijn steeds groeienden invloed ongerust te
worden en wilden een poging wagen om zijn
machtige stem tot zwijgen te brengen. Om
eenigen rechtsgrond voor hun aanslag te vin
den raapten ze uit Le Sage's geschriften eenige
nogal scherpe uitdrukkingen bij elkaar, door
hem tot den koning en de koninklijke regeering
gericht in zijn vurigen strijd voor de belangen
van den godsdienst. De aanklacht werd inge
diend, en het gevolg was, dat de zieke Le Sage
den 23sten Augustus 1827 door gerechtsdienaars
uit zijn huis gehaald, naar Den Haag gevoerd
en aldaar in de beruchte „Gevangenpoort" op
gesloten werd. Gevangen, ziek, half blind, van
iedereen verlaten, lag nu de moedige belijder
machteloos te midden van het laagste geboefte.
Andere verplegers dan een paar medegevan
genen had hij niet. Wat te doen? Zoo kon de
toestand niet langer blijven, ten minste indien
hij niet in de gevangenis sterven wilde. Alleen
om dit gevaar te ontgaan, wist men hem er toe
te bewegen, een verzoek om gratie tot den
koning te richten. Pas den I9den November
teekende de Koning het gratie-besluit en op
24 November bevond Le Sage zich weer te mid
den van zijn geliefde betrekkingen te Loosdui
nen. Zijn gezondheidstoestand was evenwel zóó
geknakt, dat hij er voorloopig niet aan denken
kon, zijn notarisambt in het Westland te her
vatten. Hij vertrok daarom tot herstel zijner
gezondheid naar het dorpje Beers aan den
Maasoever, 'n paar uur ten Zuiden van Grave
gelegen, alwaar hij een landgoed betrok, „Os-
senbroek" geheeten. Hij bereikte hier ten deele
zijn doel, want zijn algemeene gezondheidstoe
stand herstelde zich; zijn blindheid echter nam
steeds toe en was binnen twee jaar volkomen.
Deze ramp, op zich zelf reeds voor iedereen zoo
ontzettend, was voor hem dubbel zwaar, omdat
zij hem dwong zijn notarisambt neer te leggen.
Den 19den December 1829 verscheen het ko
ninklijk besluit, waarbij Le Sage eervol ontslag
als notaris werd verleend. Het officieel bericht
van dit besluit ontving de nu 54-jarige man den
24sten December.
Dat was zijn Kerstgeschenk!
Het ziekte-proces der blindwording is wel
een der angstwekkendste en benauwendste, die
men zich denken kan. Wanhoop maakt zich
meester van de ziel, er zijn aanvallen van moe
deloosheid en diepe melancholie. De schrijver
en kunstenaar Le Sage ten Broek, bij wien het
drie jaren duurde en met algeheele blindheid
eindigde, scheen voortaan tot volslagen mach
teloosheid gedoemd. Slechts door zijn vurigen
werklust en zijn sterk geloof kwam hij de ge
weldige depressie te boven en wist het onmo
gelijk mogelijk te maken. Steeds ging hij voort,
nieuw leven te wekken onder het katholieke
volk. Hij, wiens oogen voorgoed gesloten waren,
wist anderen de oogen te openen voor het
groote werk dat er te doen viel, n.L de eman
cipatie der Nederlandsche Katholieken. Omdat
echter het dorpje Beers voor een man met zoo
veel relaties te afgelegen was. besloot hij einde
1830 te verhuizen naar het nabijgelegen bloeien
de stadje Grave. Dit lag aan den grooten ver
keersweg Nijmegen's Hertogenbosch (spoor
wegen waren er toen nog niet); het had twee
goede Maashavens, een garnizoen, een uitge
breide, winstgevende goudindustrie en was als
oude vestingstad het middelpunt van heel het
welvarende omliggende platteland.
Maar, zoo zal men vragen, wie hielp hem bij
al die studie en schrijversarbeid. want hij had
daarbij toch een ziende noodig, die zijn oogen
te zijnen dienste stelde. Die ziende was niemand
anders dan mevr. Le Sagevan Lil. Alle boe
ken, tijdschriften, bladen en brieven, zoowel
binnenlandsche als buitenlandsche, die Le Sage
voor zijn werk noodig had, las zij hem voor en
schreef vervolgens de artikelen, die hij haar
dicteerde. Ook was zij de trouwe verzorgster van
zijn uitvoerige correspondentie.
Op een Zondagavond in de maand Juli 1847,
toen hij zich te kwart voor zeven van zijn
studiekamer naar beneden wilde begeven, werd
hij plotseling door een hersenberoerte getrof
fen, viel van de trap en stortte in de gang van
zijn woning neer. Behoedzaam werd de bewus-
telooze grijsaard opgenomen en te bed gelegd.
Men zag: het einde was daar. De ijlings ont
boden heer kapelaan kon hem nog slechts het
H. Oliesel toedienen. Kort daarop gaf hü den
geest.
Het was voorzeker een mooie en tactische
daad van piëteit, de aanleg van een groote
braille-bibliotheek te Grave te stellen onder de
auspiciën van den grooten blinden herschepper
onzer katholieke cultuur. Door dit over heel
Nederland verspreide werk van liefde wordt Le
Sage's naam en faam voor nu en altijd in
eere gehouden. En wat Le Sage's lotgenooten,
de blinden, betreft, zij plukken in deze en de
nog komende tijden de vruchten van den lief
devollen arbeid, door honderden edelmoedige
zielen onder Le Sage's naam voor hen verricht.
Tegen zulk een verheven, levend monument
moet het steenen, dat daar ginder tusschen de
akkers staat op het Graafsche kerkhof, baast
wegzinken in het niet.