St. Henricus-gesticht te Grave bestaat 75 jaar Het instituut en zijn stichteres 1» De pijlers der blindencultuur 1 Le Sage ten Broek EEN LANGE HISTORIE ZAAK VAN VERNUFT ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1934 Het licht der blinden Blinden als potsen makers Blinden in Japan Tastzin de grondslag Een groot belijder door den Staat erkend werd. Nu volgden J goed en zelfs vlotter te leeren dan de zien- Aan deze instelling betalen Room- schen en onroomschen den cijns van hun bewondering De mensch wikt. Wat ze niet wisten. „Buitengewoon onderwijs" Een zestienjarig uitvinder Weerzinwekkende vertooningen in de middeleeuwen GLOBESTVDIE Met de vingertoppen leeren de blinde jongens reizen op den reliej-aardbol Door de toewijding der verplegers kunnen de blinden aan de cultuur der zienden deel achtig worden Braille Rekenen Aardrijkskunde met de vingers Een blinde breister volgt haar patroon in het braille-leerboeV Muziek der blinden De zwaarste beproevingen uit het leven van Grave's groot sten blinde Een zware beproeving Vaak schijnt het leven in zijn keuze even grillig als de dood. De mensch met zijn beperkt verstand begrijpt dan niet, waarom de samenloop der omstandig heden het gansche bestaan van richting verandert, maar het gebeurt soms, dat men achteraf de „lijn" ontdekt, door een On zichtbare Hand in deze ontwikkeling ge trokken en dat men erkent: hier teekende de vinger Gods een plan, dwars door de menschelijke plannen heen. Het leven schijnt te beslissen, waar de mensch reeds meende een afdoende beslissing te hebben genomen, en gewoonlijk moet men toege ven, dat het Leven gelijk heeft en dat de mensch niet beter kon doen dan gehoor zamen aan deze hoogere beslissing. Zoo ging het vijf- en zeventig jaar gele den te Grave. Daar, in dat Brabantsche vestingstadje, woonde een brave Roomsche juffrouw van adellijke herkomst, geheeten Henriëtte de la Geneste. Zij was een liefdadige dame, die zich vooral, in het verarmde Brabant van de vorige eeuw, het lot der kinderen aantrok. Zij stichtte een huis voor de ver waarloosde vrouwelijke» jeugd, dat in 1848 geopend werd, betrokken door de Zusters van Tilburg. Maar ook het lot der manne lijke jeugd wilde deze goedaardige dame verbeteren. Zij peinsde over de oprichting van een fratershuis en toen haar plannen vasten vorm hadden aangenomen, beloof de de Bisschop van 's Hertogenbosch, de groote Monseigneur Zwijsen, eenige fra ters te zenden van de pas door hem ge stichte Tilburgsche Congregatie. Alles was goed geregeld. Reeds was men volop bezig met den aanbouw.... Toen gebeurden er twee onverwachte dingen. Het eenige katholieke instituut ter verzorging van blinden, gevestigd te Laren in het Gooi, kon zijn bestaan niet bolwer ken en mejuffrouw Henriëtte de la Geneste voelde, met het wassen der jaren, haar gezichtsvermogen slinken. Allerlei „om standigheden" liepen samen, men had geen blinden-instituut in Nederland, de fraters van Tilburg, verzocht er een te stichten, konden daartoe de lasten niet dragen, ein delijk besloot Mgr. Zwijsen de oude dame te verzoeken, haar in aanbouw zijnde in richting te veranderen van bestemming. Zij stemde toe, maar mocht de voltooiing van het grootsche werk niet mëer beleven, want zij overleed juist, toen het huis zoo goed als gereed was, op 15 April van het jaar 1859. Hiermee is wel het meeste verteld van Wat wij weten over Henriëtte de la Ge neste, die zonder het zelf te voorzien de stichteres werd van het Sint Henricus-In- stituut te Grave, waar nu sedert vijf en zeventig jaren mannelijke blinden worden verpleegd en onderwezen. Op 22 Septem ber 1859 namen vijf fraters hun intrek in het blindenhuis, twee dagen later kwamen de eerste patiënten: vijf Nederlandsche blinden, die wegens gebrek aan behuizing tijdelijk buiten de landsgrenzen verpleging hadden gevonden. Nu begon de glorierijke geschiedenis van een prachtig en succesvol onderdeel der katholieke Nederlandsche charitas. Spoedig werd het gebouw te klein en sedert het stichtingsjaar zijn verschil lende uitbreidingen hoogstnoodzakelijk ge weest, omdat de inrichting geheel bere kend was op haar taak. Grave is een betrekkelijk afgelegen plaats en in de negentiende eeuw scheen het ka tholicisme een betrekkelijk „afgelegen" ge loof. Wat de katholieken onder elkander deden, daarmee bemoeiden zich weinigen. Men achtte het al wel, wanneer men de Roomschen stilletjes hun gang liet gaan. Zoo groeide het Sint Henricus-Instituut wel steeds tot grooter verhoudingen uit, maar het bleef onbekend, zoo onbekend, dat in het Voorjaar van 1914, toen bij de behandeling der Staatsbegrooting ook de blindenverzor ging ter sprake kwani, men in de Tweede Kamer nimmer bleek gehoord te hebben van een katholiek blindeninstituut. Baron van Wijnbergen vestigde de aandacht op deze instelling en achtte, dat het blindenon derwijs te Grave verstrekt, in aanmerking kwam voor bijzondere bescherming. „Dat instituut staat niet eens op de Rijks-statistiek!" riep verbaasd de onder- wijsspecialist Gerhard uit. Men had van Grave nog nooit gehoord. Toen schreef Pater Hyacinth Hermans zijn geruchtmakende brochure „Wat ze in de Tweede Kamer niet wisten". Dit vlug schrift maakte het Sint Henricus Instituut bekend, maar de staats-subsidie bleef uit! Eerst in 1923 zouden de leeraars der blinden te Grave worden opgenomen in de salaris regeling voor het buitengewoon lager on derwijs. De Staatsbegrooting zegt overigens geen lettergreep te veel, wanneer zij dit onder wijs buitengewoon noemt! De blinde, de blindgeborene vooral, mist het vermogen, dat bij vrijwel alle vakken van het lager onderwijs, zooals dat op gewone scholen wordt verstrekt, allereerst verondersteld wordt: het gezicht. Dit gemis moet vergoed worden. Sedert de laatste helft der achttiende eeuw was men tot dit inzicht gekomen. Initiatiefne mer was in dezen de Fransche philan- throop Valentin Haiïy, die in 1784 te Parijs een „blindenschooltje" opende, waarbij hij op zeer primitieve, maar voor dien aller- eersten aanvangstijd toch doeltreffende wij ze het gemis van het gezicht trachtte te vergoeden door een buitengewone verscher ping van den tastzin. Dit beginsel ligt in zijn algemeenheid nog heden ten grondslag aan het blindenonderwijs, al is de toepas sing sedert 1784 natuurlijk onherkenbaar verfijnd. Haiïy was zelf nooit blind ge weest en had dus geen voorstelling van de inwendige duisternis, waar het phantasie- beeld en dus ook het geheugen-beeld zoo sterk van dat der zienden afwijkt. Geheel zelfstandig had tegelijkertijd te Weenen Johann Wilhelm Klein het b'in- den-onderricht ter hand genomen. In 1816 had hij een tamelijk bloeiend Instituut, dat ook de andere hoofdsteden allengs. Berlijn en Sint Petersburg openden blindenschool- tjes. Te Amsterdam werd de eerste in richting van dezen aard geopend op 12 December 1808. Weldra werd in alle Euro- peesche landen, in Amerika en in Japan het onderwijs der blinden ter hand geno men en overal verrezen kleine scholen. Maar al die schooltjes hadden hun eigen methode en deze gold speciaal de wijze, waarop het letterschrift in tastbare tee- kens werd weergegeven. Allerlei systemen kwamen in zwang, geen enkel voldeed. Tot eindelijk een zestienjarige, de blinde Louis Braille, opgenomen in het Nationaal Blin deninstituut te Parijs, de uitvinding deed, die heden nog zijn naam draagt: het Brail- le-schrift. Met zes simpele reliëfpunten, die door een vluchtige aanraking van den gevoeligen vingertop zeer duidelijk vallen waar te nemen en te onderscheiden, schiep hij de mogelijkheid om heel het schrift der zienden met al zijn letters, cijfers, leestee- kens, alsook het muziekschrift in een zeer bruikbaar en practisch systeem onder te brengen. Het meest merkwaardige van dit stelsel, voltooid in 1825, is wel, dat het ineens volmaakt was. Heeft men later ge tracht, het eenigermate te veranderen, de veranderingen bleken nooit verbeteringen te zijn. Het Brailleschrift, dat in 1840 of ficiéél erkend werd, en thans over de gan sche wereld gebruikelijk is, heeft in de we reld der blinden de mogelijkheid eener uni- verseele cultureele ontwikkeling gebracht. Alom zijn Braille-bibliotheken van vaak groote uitgebreidheid, niet alleen aan de speciale inrichtingen tot blindenonderricht, maar ook aan vele openbare leeszalen en uitleenbibliotheken verbonden. Deze uit vinding werd op nog breeder schaal bruik baar, toen Frater Chrysostemos te Grave de Braille-pers uitvond, waardoor school boeken en andere geschriften, die gelijktij dig door meerdere blinden in hetzelfde in stituut gebruikt moeten worden, makkelijk worden vermenigvuldigd. Door hun vaak zéér geconcentreerde intelligentie zijn thans de blinde kinderen in staat, even de schooljeugd. Gemeenschap der blinden Sint Henricus patroneert in zijn jubilee- rend gesticht niet alleen het onderwijs als verstandelijke ontwikkeling, maar ook de arbeidsmogelijkheid van blinden, de verzor ging van hun ziekten en hun ouden dag. Arbeid is het licht der blinden. Ze ma ken borstels, vlechten matten en stoelzit tingen, ze zijn niet gelukkiger dan wan neer ze zelf hun kostje verdiend weten. In de Braille-drukkerij vormen ze aan de zet kast uit duizenden puntjes de Braille-blad- zijden en hanteeren de degel-pers, die het blinden-orgaan „De Leidsman" en de ein- delooze lijsten van den Braille-cataloog voor de blinden-boekerij aflevert. Na de dag taak vinden de blinden hun vrije uren, sport, dam- en schaakspel, steltloop, fiets, voetbal, radio en een muziekbeoefening die de gasten verrukt. Het is er ook in ziekte en onderdom goed leven en verzorgd worden door de Fraters, zooals de blinde meisjes en vrouwen het licht vinden in de oogen der Zusters, die in Grave het gesticht De Wijnberg besturen. Geheel katholiek Nederland zal in een Te Deum-stemming de Tilburgsche Congre gatie helpen danken, dat het Ongeziene Licht, in Bethlehem door de herders en ko ningen gezien, driekwart eeuw heeft ge straald uit het tabernakel der kapel van het Sint Henricus-gesticht en zienden en blin den heeft verlicht door de Mensch-gewor- den Liefde! In een oud Fransch dagboek, het „Journal de Paris", door een bekend Franschman ge houden, wojdt het volgende verhaald: „Op den laatsten Zondag van de maand Augustus dezes jaars (1435) werd te Parijs een groot volks- feest gegeven. Hierbij traden in een omheinde ruimte vier blinden op, ieder gewapend met een stok. Daarna werd in die ruimte een var ken losgelaten, dat ze samen mochten deelen, als ze er in slaagden het dier met hun stokken dood te slaan. Het gevecht begon, maar de vier mannen, die niet konden zien waar ze sloegen of wat ze raakten, troffen elkaar zoo deerlijk, dat het niet veel scheelde of ze hadden elkaar in plaats van het varken doodgeslagen. Om reclame voor de vertooning te maken, had men daags te voren de vier blinden door de straten van Parijs rondgeleid, terwijl vóór hen uit een groot vaandel werd gedragen, waarop een varken geschilderd stond en een tamboer op de groote trom sloeg om het volk bijeen te roepen." Tot zoover de kroniekschrijver. Bij deze schandelijke vertooning sluiten zich waardig de zoogenaamde blindentoumooien uit dien tijd aan. Men doste een aantal blinden uit met harnassen en helmen, gaf hun een lans in de hand. en op een gegeven teeken moesten zij op elkaar losstormen. De malle sprongen, die zij maakten, de slagen en steken, die zij de ijle lucht toebrachten, hun hopeloos heen en weer loopen om een vijand te zoeken of te ont komen, wekte zoo'n donderend gelach bij de toeschouwers op, dat zoo'n tournooi tot een der meest gezochte openbare vermakelijkheden be hoorde en overal werd nagevolgd. Verfoeilijke speculanten, meestal herbergiers, begonnen spoedig nog op een andere wijze laag spel met de blinden te drijven, ten einde profijt te trek ken van de lage volksinstincten. Ze raapten blinde bedelaars bij elkaar en lieten hen voor geld allerlei bespottelijke vertooningen houden. De „spelers" werden op de dwaaste manier uitgedost en het gepeupel vermaakte zich dol in hun onzinnige voordrachten en gebaren, in hun krijschend geschreeuw en gezing en in hun onmogelijke muziek. Maar uit het verkeerde kwam alweer 't goede voort. Een dergelijke erbarmelijke vertooning, waarbij zelfs blinde kinderen misbruikt wer den, bracht een philanthropisch aangelegde na tuur, Valentin Haüy, in 1784 er toe, zich voor het lot der blinden te interesseeren. Hij werd de pionier van het blindenonderwijs in Frank rijk. Begrijpelijk en vergeeflijk daarbij is, dat Haüy zich door zijn ijver wel eens wat te ver liet voeren en zich door zijn succes liet ver blinden, zelfs al ging deze verblinding zóó ver, dat hü een zijner beste leerlingen les liet geven aan een klas van ziende jongens, waar bij twee soldaten in de klas op wacht stonden om de orde te handhaven! De verpleging der blinden is een vorm van caritas, die niet alleen hooge eischen stelt aan de zelfverloochening en het geduld, doch ook aan het vernuft. Immers middelen moeten ge vonden worden om de indrukken die de oogen moeten ontberen, middels andere zintuigen op het bewustzijn over te brengen. Daartoe komt in de eerstt plaats de tastzin in aanmerking: wat de blinde niet kan zien, moet hij leeren kennen door het aan te voelen. Geholpen door zijn veeltijds sterk ontwikkeld geheugen kan hü zich op deze wijze een indruk vormen van de dingen om hem heen, een indruk die echter vaak veel verschilt van de voorstelling die wij, zienden ons van eenzelfde voorwerp vormen. Zoo gebeurt het, dat wanneer eens een levens lang blinde door de geneeskundige behande ling ziende wordt, hij de voorwerpen die hij voor het eerst ziet, niet kent: hij moet ze toch eerst betasten om ze te herkennen en kan zich dan een nieuwe voorstelling vormen, meer ge baseerd op de indrukken van zijn oogen. Zulk een genezen blinde moet zich daarvoor natuur lijk eenige moeite geven en het komt voor dat zoo iemand liever de oude methode van tasten wil blijven volgen en klaagt over „dat lastige zien". Het allervoornaamste wat de blinde zich door middel van zijn vingertoppen moet eigen maken is natuurlijk de kunst van lezen: de vraag hoe men hem dit het gemakeklijkst kan maken is thans afdoende opgelost door het systeem-Braillie. Vóórdien bestonden ei' ver schillende lees-systemen, die afwisselend wer den toegepast en daardoor een emtig beletsel vormden voor de totstandkoming van een blinden-cultuur. Louis Braille was zelf een blinde. Als driejarig knaapje speelde hij eens in de werkplaats van zijn vader, die zadel maker was en verwondde daarbij zichzelf met een mes in het oog, wat hem op het verlies van beide oogen kwam te staan. Maar zijn blindheid is allen anderen blinden tot zegen ge worden. In 1819, als tienjarige jongen in het Nationaal Blindeninstituut te Parijs opgeno men, werkte hij daar in stilte aan zijn systeem, dat in 1825 gereed was en terstond ingang vond. In het Braille-schrift worden letters, cijfers en teekens voorgesteld door combinaties van ten hoogste zes punten, die in een dik soort papier gedrukt worden en zoo gemakke lijk met de vingertoppen voelbaar zijn. Een geoefende blinde kan zoo heel vlot lezen en ook schrijven. Voor dit laatste bestaan speciale braille-schrijfmachines, terwijl voor het vermenigvuldigen van braille-drukwerken in het Instituut te Grave een zetterij met druk kerij bestaat, uitgevonden door den dit jaar overleden blind-geborene Dorus Nass, en die geheel door de blinden zelf bediend wondt. Een bezwaar blijft de geweldige omvang dien een drukwerk verkrijgt wanneer het in Braille wordt overgezet, door het dikkere pa pier en de meerdere grootte der letterteekens. Het boek „De Klop op de Deur" van mevrouw Boudier-Bakker beslaat in braille overgezet, niet minder dan 19 dikke folianten. Een blinde moet echter ook met zienden kun nen correspondeeren. Natuurlijk kan hij een potlood ter hand nemen en letters op papier zetten, maar daar hij niet kan zien wat hij schrijft, kan deze methode hem niet vervoe ren. Er is een ander systeem, waardoor de blinde met een soort stempeltjes gewone Ara bische letterteekens in het papier kan prikken. Hij kan d'an voelen welk gedeelte van het blad hij reeds „beschreven" heeft, zoodat voor komen wordt dat hij de regels door elkaar heen schrijft, zooals bij het schrijven met pot lood nogals eens voorkomt. En dan is er het idéaal: de gewone schrijfmachine, waarop wij blinden te Grave zeer vlot hebben zien wer ken. Intelligente blinden kunnen het daarmee zeer ver brengen en zoo zijn er reeds verschil lende leerlingen van Grave als stenograaf typist bij groote bedrijven werkzaam. Bestaat er dus voor het lezen en schrijven der blinden een uniforme methodë: bij het rekenonderwijs is men nog niet zoo ver. Het rekenen met behulp van Braille-cijfers blijft bezwaarlijk, omdat de blinde door mid del van zijn vingertoppen toch niet een over zicht van de groepeering der getallen kan krijgen zooals een ziende dat heeft. En ook kan men geen verkeerd geschreven cijfer cor- rigeeren door het door te schrappen en een ander er boven te zetten. Er zijn verschillende systemen die aan deze bezwaren trachten te gemoet te komen en het St. Henricus-instituut neemt hier weer een eervolle plaats in. De broeders hebben een systeem uitgedacht dat bestaat uit een rekenbord, waarin rijen met gaatjes die den vorm van een vijfhoek hebben. Daarbij behooren korte staafjes, van vijfhoe- kigen vorm die men op tien verschillende ma nieren in de openingen van het bord kan ste ken en daardoor dé tien cijfers kan voorstellen. Het blijft natuurlijk voor de blinden, die met de vingers den stand der staafjes moeten vast stellen en daaruit de cijfers aflezen, heel wat moeilijker dan voor de zienden, maar dat het systeem-Grave voor geen andere methode on derdoet, blijkt uit het feit dat de blinden instituten in de Ver. Staten het hebben over genomen, zoodra ze het ontdekt hadden. Een der vakken waarmee de blinden verder het meest moeite hebben is de aardrijkskunde. Dat ook het lot van blinden aan wisselvallig heid onderhevig is, blijkt uit de geschiedenis der blindencultuur in Japan, zooals frater Thomas deze vertelt in het gedenkboek: „Toen in 885 het blinde prinsje Amacono- Mikoto geboren werd, kwamen opeens de Ja- pansche blinden, die tot nu toe een even el lendig bestaan hadden gehad als de blinden elders, in de gunst der algemeene belangstel ling, vooral in die des keizers. Niet minder dan 800 liet hü er aan het hof komen, ten einde bij de opvoeding van den blinden prins behulpzaam te zijn en zijn beginsel te verwe zenlijken, dat zijn blind kind het best bij an dere blinden zich zou thuis gevoelen. Toen de prins dertig jaar geworden was, werd hij be last met het bestuur over drie provincies; hij nam blinde hovelingen om hem in zijn regee ring bij te staan. Ook voerde hij de gewoon te in, den blinden het hoofd kaal te laten scheren, een gewoonte, die tot op den dag van vandaag in Japan nog voortbestaat. Eeuwen lang hebben sindsdien de blinden in het land der rijzende zon groote achting en aanzien ge noten en tal van eervolle betrekkingen bekleed, terwijl velen hunnen in kunsten en weten schappen uitblonken. Als er booze of rumoe rige tijden aanbraken, kwam er meestal wel een bedenkelijke inzinking in dezen gelukkigen toestand, maar telkens heeft hij zich weer hersteld, zoodat men thans gerust kan zeggen, dat een welverzorgde blindencultuur tot Japans oude tradities behoort." Daarvoor zijn landkaarten noodig en zoo stond men in Grave voor de noodzakelijkheid, kaar ten te vervaardigen in relief, waarop de leer lingen de grenzen, steden, spoorwegen, ber gen e.d. konden voelen. In de beginne 6telde men daarbij kanalen en rivieren voor door uitgediepte groeven, maar het bleek dat de blinden die lang niet zoo gemakkelijk konden voelen als opgelegde lijnen. En zoo heeft men in de groeven koordjes gelegd zoodat nu ook de rivieren hooger liggen dan het land op de kaarten der blinden. Een der fraaiste stukken der schoolverzameling in Grave is de relief- globe: een groote houten bal met 72 c.M. mid dellijn. Daarop, bestudeeren de blinde jongens de ligging der landen waarvan ze de schoon heid nimmer kunnen zien. Tenslotte nog een woord over het muziek- onderricht aan blinden. Men meent vaak dat blinden een bijzonderen aanleg hebben voor muziek. De broeders die het weten kunnen verklaren echter dat dit niet zoo is. Zelfs bij blindgeborenen komt precentsgewijs niet meer muzikale aanleg voor dan bij zienden. Daarbij komt dat het voor een blinde geweldig moeilijk is muziek te leeren. Wel bestaat er een braille-muziekschrift, dat iedere blinde kan lezen, maar de blinde kan natuurlijk niet tegelijk muziek van het blad aflezen en spe len, omdat hij voor het lezen vingers noodig heeft. Wil hij dus een muziekstuk instudeeren, dan moet hij maat voor maat goed in zijn geheugen prenten, totdat hij het geheele strik uit het hoofd kent. Langs dezen weg kunnen verschillende blinden het tot een ware vir tuositeit brengen. En dat is nog niet alles. Te Grave bestaat een blinden-onkest en een blin- den-harmonie en wie deze muziekgezelschap pen gehoord heeft moet getuigen, dat zij in zuiverheid en samenspel niets te wenschen overlaten en dat terwijl een dirigent altijd ontbreekt. Deze zou met zijn dirigeerstokje toch niets kunnen uitrichten tegenover mu zikanten die hem niet zien. De cultuur der blinden staat naast die der zienden. Berust de laatste voor een groot deel op, het zichtbare de eerste moet zich voor dat deel baseeren op het tastbare. Maar een deel het voornaamste hebben beiden ge meen; dat is het onzichtbare, het geestelijke, de Christelijke naastenliefde. Die is onstoffe lijk en verlicht het leven van zienden en niet- ziende gelijkelijk. Zij is het die den band tus- schen beiden legt en den zienden Broeder van Grave er toe gebracht heeft met terzijdestel ling van. het eigen ik, met moeite en geduld, met tact en vindingrijkheid een systeem te scheppen dat in staat is, vreugde en geluk te brengen in het leven van hun niet-ziende medemenschen. Joachim George Le Sage ten Broek In het „Gedenkboek" lezen wij van de hand van pater Joseph de volgende bijzonderheden uit het leven van den grooten Emancipator: In 1827 stond de strijd tusschen den bekeerden Le Sage, toen 52 jaar oud, en zijn vijanden op 'n hoogtepunt. Zijn tegenstanders begonnen we gens zijn steeds groeienden invloed ongerust te worden en wilden een poging wagen om zijn machtige stem tot zwijgen te brengen. Om eenigen rechtsgrond voor hun aanslag te vin den raapten ze uit Le Sage's geschriften eenige nogal scherpe uitdrukkingen bij elkaar, door hem tot den koning en de koninklijke regeering gericht in zijn vurigen strijd voor de belangen van den godsdienst. De aanklacht werd inge diend, en het gevolg was, dat de zieke Le Sage den 23sten Augustus 1827 door gerechtsdienaars uit zijn huis gehaald, naar Den Haag gevoerd en aldaar in de beruchte „Gevangenpoort" op gesloten werd. Gevangen, ziek, half blind, van iedereen verlaten, lag nu de moedige belijder machteloos te midden van het laagste geboefte. Andere verplegers dan een paar medegevan genen had hij niet. Wat te doen? Zoo kon de toestand niet langer blijven, ten minste indien hij niet in de gevangenis sterven wilde. Alleen om dit gevaar te ontgaan, wist men hem er toe te bewegen, een verzoek om gratie tot den koning te richten. Pas den I9den November teekende de Koning het gratie-besluit en op 24 November bevond Le Sage zich weer te mid den van zijn geliefde betrekkingen te Loosdui nen. Zijn gezondheidstoestand was evenwel zóó geknakt, dat hij er voorloopig niet aan denken kon, zijn notarisambt in het Westland te her vatten. Hij vertrok daarom tot herstel zijner gezondheid naar het dorpje Beers aan den Maasoever, 'n paar uur ten Zuiden van Grave gelegen, alwaar hij een landgoed betrok, „Os- senbroek" geheeten. Hij bereikte hier ten deele zijn doel, want zijn algemeene gezondheidstoe stand herstelde zich; zijn blindheid echter nam steeds toe en was binnen twee jaar volkomen. Deze ramp, op zich zelf reeds voor iedereen zoo ontzettend, was voor hem dubbel zwaar, omdat zij hem dwong zijn notarisambt neer te leggen. Den 19den December 1829 verscheen het ko ninklijk besluit, waarbij Le Sage eervol ontslag als notaris werd verleend. Het officieel bericht van dit besluit ontving de nu 54-jarige man den 24sten December. Dat was zijn Kerstgeschenk! Het ziekte-proces der blindwording is wel een der angstwekkendste en benauwendste, die men zich denken kan. Wanhoop maakt zich meester van de ziel, er zijn aanvallen van moe deloosheid en diepe melancholie. De schrijver en kunstenaar Le Sage ten Broek, bij wien het drie jaren duurde en met algeheele blindheid eindigde, scheen voortaan tot volslagen mach teloosheid gedoemd. Slechts door zijn vurigen werklust en zijn sterk geloof kwam hij de ge weldige depressie te boven en wist het onmo gelijk mogelijk te maken. Steeds ging hij voort, nieuw leven te wekken onder het katholieke volk. Hij, wiens oogen voorgoed gesloten waren, wist anderen de oogen te openen voor het groote werk dat er te doen viel, n.L de eman cipatie der Nederlandsche Katholieken. Omdat echter het dorpje Beers voor een man met zoo veel relaties te afgelegen was. besloot hij einde 1830 te verhuizen naar het nabijgelegen bloeien de stadje Grave. Dit lag aan den grooten ver keersweg Nijmegen's Hertogenbosch (spoor wegen waren er toen nog niet); het had twee goede Maashavens, een garnizoen, een uitge breide, winstgevende goudindustrie en was als oude vestingstad het middelpunt van heel het welvarende omliggende platteland. Maar, zoo zal men vragen, wie hielp hem bij al die studie en schrijversarbeid. want hij had daarbij toch een ziende noodig, die zijn oogen te zijnen dienste stelde. Die ziende was niemand anders dan mevr. Le Sagevan Lil. Alle boe ken, tijdschriften, bladen en brieven, zoowel binnenlandsche als buitenlandsche, die Le Sage voor zijn werk noodig had, las zij hem voor en schreef vervolgens de artikelen, die hij haar dicteerde. Ook was zij de trouwe verzorgster van zijn uitvoerige correspondentie. Op een Zondagavond in de maand Juli 1847, toen hij zich te kwart voor zeven van zijn studiekamer naar beneden wilde begeven, werd hij plotseling door een hersenberoerte getrof fen, viel van de trap en stortte in de gang van zijn woning neer. Behoedzaam werd de bewus- telooze grijsaard opgenomen en te bed gelegd. Men zag: het einde was daar. De ijlings ont boden heer kapelaan kon hem nog slechts het H. Oliesel toedienen. Kort daarop gaf hü den geest. Het was voorzeker een mooie en tactische daad van piëteit, de aanleg van een groote braille-bibliotheek te Grave te stellen onder de auspiciën van den grooten blinden herschepper onzer katholieke cultuur. Door dit over heel Nederland verspreide werk van liefde wordt Le Sage's naam en faam voor nu en altijd in eere gehouden. En wat Le Sage's lotgenooten, de blinden, betreft, zij plukken in deze en de nog komende tijden de vruchten van den lief devollen arbeid, door honderden edelmoedige zielen onder Le Sage's naam voor hen verricht. Tegen zulk een verheven, levend monument moet het steenen, dat daar ginder tusschen de akkers staat op het Graafsche kerkhof, baast wegzinken in het niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13