Brand bij de
Roomschen
leder pak HONIG's VERMICELLI
GRATIS
Het schandaal van Medemblik
Volkszang op zijn
best
Oorlog op zee
Hongerend Rus
land
**^ÈÊÊÈm
STEEKPENNINGEN VOOR
AMBTENAREN
Wat gebeurt er
Dinsdag 2 Oct.
Waarheid en onwaardigheid
- 1
WOENSDAG SEPTEMBER 1934
De feestavond te Utrecht is een
prachtige propaganda gewor
den voor het goede lied
De Hertog Hendrik" ernstig be
schadigd en de „Douwe Aukes"
gezonken
Toch in veilige haven
WIERINGERMEERPOLDER
Meisje verdronken
fff
Te Rotterdam wordt in de Statenlaan door de K. N. A. C.
wederom een zoogenaamde Veiligheidslaan gehouden
Verduistering door
notaris
In hooger beroep minder straf
opgelegd
JONGEMAN VERDRONKEN
Nog een tweede persoon te
IJmuiden verongelukt
bevat ter kennismaking een
HONIG's BOUILLONBLOKJE
Vaii oplichting vrij
gesproken
Requisitoir
GIOVANNI MARTINI
Een muziekgeleerde
NEDERLANDSCHE BRUCKNER-
VEREENIGING
Internationaal Brucknerfeest
in 1935
Ir. Otto Alexander en
de Tribune
Merv. A. GrotheTwiss
Maria Eulenbruch
Da fatale filmbrand te Hilversum heeft
terecht de gemoederen bezig gehou
den en zal dit nog wel een poosje
blijven doen. Wat daar geschied is, was on
verantwoordelijk en roept om maatregelen,
die een herhaling onmogelijk maken. Men
kan niet anders dan oprecht wenschen,
dat deze maatregelen zullen genomen
worden om te voorkomen dat een volgende
maal de gevolgen onafzienbaar zullen zijn.
Zelfs wanneer de berichten niet geheel
juist zouden zijn, zelfs wanneer er geen
enkel slachtoffer te betreuren ware ge
weest, dan nog legt deze droevige gebeur
tenis den nadruk op het groote gevaar, dat
er schuilt in een zoo lichtzinnig beleid, als
hier bij een filmvertooning aan den dag
werd gelegd. Men kan dit rustig inzien, ook
zonder uit het treurige geval munt te
slaan, zooals „Het Volk" dit deed en via dit
blad de heer A. de Hoop, directeur van den
Bioscoopbond.
Deze heer, die meent nog een mand ap
pelen te schillen te hebben met de katho
lieken, is zich in een interview met het
actieve roode dagblad te buiten gegaan
aan eenige uitlatingen, die we niet aarzelen
klein, laag en onsmakelijk te noemen. De
(welkome?) gelegenheid om de katholieken
te beschuldigen een gelegenheid, waarop
deze heer van den Bioscoopbond reeds ge-
ruimen tijd met volharding wacht heeft
zich eindelijk voorgedaan en hij maakt er
gebruik van met een mateloosheid, die
den geest, waarin de laagheden werden
uitgesproken, met een onverholen duide
lijkheid verraadt.
De heer A. de Hoop vindt den brand te
Hilversum als het ware „een symbolisch
voorbeeld van de verderfelijke gevolgen,
die het filmgeliefhebber, vooral in katho
lieke kringen, kan hebben". En verder: „De
katholieke journalisten, eindelijk binnen
gedrongen in de keuring, bemoeien zich
evenzoo met ons bedrijf als de leiders van
patronaten, zonder er verstand van te heb
ben."
Daar is de boot weer aan! Geen haar van
een journalist heeft iets met den brand te
maken. Maar het was niet zoozeer de
brand, die den heer De Hoop bezig hield
dan wel de prachtgelegenheid om zijn gal
uit te spuwen tegen de katholieke journa
listen, die zich niet en nooit hebben willen
richten naar de mercantiele mentaliteit
van de negotianten in film, wier hard
werkende dienaar de heer De Hoop sinds
jaar en dag is. Over het bederf, dat de door
den heer De Hoop beschermde films over
het land verspreiden, hebben we hem nooit
een woord hooren zeggen, maar nu een
noodlottig ongeval hem inspireert, zoekt
hij heul en troost bij beschuldigingen, die
minder de „Roomschigheid" dan wel de
verregaande lichtzinnigheid en zijn eigen
rancune raken. Hem is het om het even en
nu hij dan toch den schijn aanneemt te
gloeien van verontwaardiging, nu slikt
men ook wel in zijn kringen den lossen
flodder, dat hij en de zijnen alleen verstand
hebben van film en bioscoop. De man, die
voor het begrip „goede film" de definitie
uitvond „dat is een film, die naar een goed
boek gemaakt is", zal zich op het psycho
logisch oogenblik even opwerpen als de
autoriteit inzake branden. En daarom
heeft hij zich direct na het vernemen van
het ongeluk in verbinding gesteld met Hil
versum en, met inzet van al zijn autoriteit,
vastgesteld, dat het „gevaarlijke apparaat
Waarschijnlijk ondeskundigerwijze, in
het geheel niet gesloten, midden in de zaal
heeft gestaan". Elders in „Het Volk" wordt
erop gewezen, dat het apparaat pal voor
de eenig toegankelijke deur was geplaatst.
De autoriteit van den heer De Hoop con
stateert met een verbijsterende „waar
schijnlijkheid", dat het midden in de zaal
stond. Waar het ook stond, het stond in
ieder geval verkeerd, zooals er veel ver
keerd was, doch dit te constateeren, kan
Voor een man met manieren en zonder
boosaardigen wrok nooit een reden zijn om
dit alles te wijten aan het feit, dat de ka
tholieken niet gediend zijn van de prac-
tijken van den Bioscoopbond. Hij zal er
hoogstens mee bereiken, dat de katholieke
pers nog nauwkeuriger zal toezien op die
practijken en dat de katholieke journalis
ten zullen blijven keuren, zooals zij, niet
sinds kort, maar sinds jaren gekeurd heb
ben.
Met een kennelijk genoegen uit de dic
tator van den Bioscoopbond zijn veront
waardiging over het feit, dat men in ka
tholieke patronaten aan kinderen wel eens
films heeft laten zien, die door de Centrale
keuring voor kinderen verboden waren. Op
Zichzelf behoeft dit verschijnsel den heer
De Hoop niet te verbazen, om de eenvou
dige reden, dat de keuring van de centrale
commissie voor katholieken niet maatge
vend is. Stel u voor, geachte lezers, dat
iemand als de heer De Hoop moest keuren
Voor katholieken.
Maar het toppunt van schaamteloosheid
en mercantiliteit zit wel in de verklaring,
dat het „wel een wonder mag heeten, dat
Zulke ongelukken niet meer gebeurd zijn"
en hij voegt er aan toe, dat in talrijke
Patronaten de veiligheid en bagatelle be
handeld wordt. De. heer De Hoop weet dus
blijkbaar met groote zekerheid, dat er
Voortdurend door katholieke patronaten
c. d. filmvoorstellingen werden gegeven,
die een groot gevaar waren voor de veilig
heid der toeschouwers? Waarom heeft hij
als dictator van den Bioscoopbond dan
hiet ingegrepen? Waarom heeft hij, de
baan, die het wist, niet belet, dat er zulke
afschuwelijke mogelijkheden konden be
gaan? Waarom heeft hij zijn leden niet
Verboden mede te werken aan die halve-
brandstichtingen door filmverhuur te ver-
biftctea? Waarom niet? Omdat er geld te
verdienen viel. En als er geld te verdienen
valt, zijn er geen gevaren. Doet deze dol
leman in het interview met „Het Volk"
niet een bekentenis, die óók om maatrege
len vraagt? En geeft hij niet duidelijk te
kennen, dat zijn geest lichtelijk vertroebeld
raakt, als hij de kans schoon ziet om ne
ring te drijven, zelfs ten koste van den
eerbied, dien ieder weldenkend mensch ge
voelen moet bij een jammerlijk ongeval als
de filmbrand te Hilversum?
Het weerzinwekkend „betoog" van den
heer De Hoop klinkt als een juichkreet:
„Brand bij de Roomschen!"
Een groote feestavond in het Concertgebouw
Tivoli te Utrecht heeft Dinsdag op waarlijk
succesvolle wijze de viering van het 25-jarig
bestaan van de Ned. R. K. Volkszangvereeni-
ging besloten.
De groote zaal was geheel bezet met een
enthousiaste menigte, die kwam luisteren naar
hetgeen de volkszangers presteerden en niet in
het minst daar verzameld was, om zelf het
goede lied uit volle borst en met een aansteke
lijke vurigheid mee te zingen.
Onder de talrijke aanwezigen in de zaal
merkten wij o. m. op den geestelijken adviseur
der R. K. Volkszangvereeniging den zeereerw.
heer pastoor de Meulder, prof. dr. Andriessen
van het seminarie ..Ypelaer" te Ginneken bij
Breda; mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, burge
meester van Utrecht en echtgenoote; leden van
het hoofdbestuur, eere-comité en dagelijksch
bestuur en voorts tal van heeren geestelijken,
zoowel uit Utrecht als van elders.
Het R. K. Volkszang-jeugdkoor bracht een
serie buitengewoon aardige liedjes ten gehoore
onder leiding van den heer Theo Al. Smit.
Hierna betrad de voorzitter der Ned. R. K.
Volkszangvereeniging, de heer M. J. H. Den-
teneer uit Tilburg, het podium, ten einde een
toespraak te houden. In groote trekken schets
te spr. den ontwikkelingsgang van het lied en
wekte ten slotte allen op tot de beoefening van
den Volkszang. Met een driewerf hoera op het
bestuur der afdeeling Utrecht, dat op zulk een
uitnemende wijze de feestelijkheden heeft ge
organiseerd, beëindigde spr. zijn toespraak.
In de afwerking van het programma zat een
vlot tempo. Nadat het meisjeszangkoor der
Utr. R. K. Industrie- en Huishoudschool onder
leiding van mevr. A. van EijndthovenBollen
een zestal liedjes gezongen had, stond het R. K.
Amsterdamsch Kinderkoor weer op het podium
opgesteld, dat fier en onbevangen zong onder
leiding van den heer Louis Schwirtz.
Met 150 kinderen was de heer Schwirtz naar
Utrecht getogen, om daar mede te zingen tij
dens den grooten feestavond.
Door de met enthousiasme gezongen liederen
wist dit koor het talrijke publiek te boeien.
Toen dan ook na de peuze de zangertjes we
derom op het podium verschenen, werden zij
met een hartelijk applaus begroet.
Als extra nummer gaven enkele meisjesleden
van het Amsterdamsche Kinderkoor een zang
spel: „De Grootmoedertjes".
Ook het gemengde koor, dat zong onder lei
ding van den heer Th. Al. Smit, genoot veel
bijval.
Vol animo zong het publiek zelf ook een aan
tal liederen, waaruit duidelijk de liefde voor den
Volkszang sprak. Het was of één groote familie
aan het zingen was.
Aardig waren ook de prestaties van het
koortje der Utrechtsche contactgroepen, dat
zong onder leiding van den heer Joop Stringa.
De verkenners, die ook hun medewerking aan
dezen avond verleenden, wisten sfeer te bren
gen met hun kampvuurnummer, terwijl het
publiek getrokken werd door het geheel vreemde
van de Yell.
Deze feestavond is een succes gebleken.
Bij de tweede gezamenlijke oefening der Ma
rine was men van de veronderstelling uitgegaan,
dat een vijandelijke scheepsmacht, bestaande
uit de „Hertog Hendrik", de „Evertsen", de
„Piet Hein", de Z. 8, Z. 6 en Z. 5 de „Medusa"
en de „Douwe Aukes" een onderneming tegen
de Nederlandsche kust zouden uitvoeren, be
staande uit het voor Scheveningen aan land
zetten van de gezamenlijke landingsdivisies.
Na terugkeer van een der landingsdivisies
moest de „roode" scheepsmacht zee kiezen en
zich naar een punt begeven, veertig mijlen uit
de kust verwijderd, alwaar een rendez-vous met
de hoofdmacht werd verondersteld.
Vier Nederlandsche onderzeeërs, welke te IJ-
muiden lagen, zouden op het bericht van de
landing met spoed uitloopen en trachten de
„roode" scheepsmacht met behulp van vlieg
tuigen op te sporen en te vernietigen. Door de
zeer ongunstige weersomstandigheden en ruwe
zee moest evenwel de landing zelve, welke met
de sloepen der schepen, welke voor de kust la
gen, zou geschieden, worden afgelast.
In plaats daarvan hield de verzamelde
scheepsmacht der „roode" partij in de morgen
uren dicht voor Scheveningen een vaaroefening
in verband.
Ten 13 ure verzamelde zich de „roode" hoofd
macht, bestaande uit de „Hertog Hendrik", de
„Medusa" en de „Douwe Aukes", in frontlinie
en ging onder bescherming van jagers en tor
pedobooten zig-zaggewijs naar het veertig mijl
in zee liggend rendez-vous.
De onderzeebooten zouden evenwel thans meer
succes boeken dan den dag tevoren. Om 15 uur
kwam de eerste aanval los met de K. 16, welke
boot op korten afstand trachtte te lanceeren
Kort voor het oogenblik van afvuren werd de
boot evenwel op 25 M. afstand door de Z. 8
ontdekt en door dieptebommen vernietigd.
Toen volgde ten 17 ure een keurige aanval van
de O. 14, waarbij werd aangenomen, dat de
„Hertog Hendrik" werd getroffen, doch zijn
weg kon vervolgen. Tien minuten later, nog
slechts enkele mijlen van het einddoel verwij
derd, viel de O. 15 op prachtige wijze aan en
slaagde er in met twee tegelijkertijd afgevuurde
torpedo's, zoowel de „Douwe Aukes" als de
„Hertog Hendrik" te treffen. De „Douwe Au
kes" werd geacht, te zijn gezonken, de „Hertog
Hendrik" opnieuw ernstig te zijn beschadigd.
De oefeningen waren hiermede ten einde.
Wijziging in de directie
In de directie van den Wieringermeerpolder
zullen ingrijpende wijzigingen worden gebracht.
Deze directie werd tot dusverre gevoerd door
de ingenieurs Roebroek, Smeding en Mesu. In
dezen vorm zal zij worden opgeheven, aldus be
richt „Het Volk". Het beheer van den polder
zal rechtstreeks onder den Rijkswaterstaat
worden gebracht.
Het ligt in de bedoeling, den heer Roebroek
met de dagelijksche leiding der werkzaamheden
te belasten.
De heer Mesu is inmiddels benoemd tot rijks
inspecteur van de werkverschaffing in Drente.
Het tweejarig dochtertje van den heer H. ge
raakte hedenmorgen bij de ouderlijke woning
aan den Noordweg te Wateringen bij het spelen
in een sloot en is verdronken.
SS®1'' >0v
Het Haagsche gerechtshof heeft heden arrest
gewezen in de zaak tegen den gewezen notaris
M. J. F. F. P. te 's-Gravenhage, thans gedeti
neerd, die door de rechtbank te 's-Gravenhage
wegens verduistering, meermalen gepleegd, en
wegens valschheid in geschrifte, gepleegd in een
authentieke acte bij herhaling, is veroordeeld
tot vijf jaar gevangenisstraf.
Het Hof vernietigde het vonnis van de recht
bank alleen voor wat de straf betreft en veroor
deelde thans verdachte tot drie jaren en zes
maanden gevangenisstraf.
Gelijk vermeld is te IJmuiden het lijk gevon
den van den 33-jarigen P. J. v. d. Hoeven uit
Amsterdam. De familie van H. werd daarop ge
waarschuwd, doch het was voor hen een te
leurstelling, daar zij in het lijk niet hun fami
lielid P. J. herkenden.
Opnieuw stelde de politie een onderzoekin,
waaruit tenslotte bleek, dat het gevonden lijk
was van den 17-jarigen van W. te IJmuiden-
Oost, die Zondagavond een bioscoop heeft be
zocht en niet meer thuis was gekomen.
Rijksacademie van Beeldende
Kunsten
Met ingang van Maandag 24 September wer
den de lessen aan de Rijksacademie van Beel
dende Kunsten te Amsterdam hervat. Er be
staat alsnog gelegenheid zich voor de volgende
theoretische lessen als toehoorders (es) te laten
inschrijven:
Cultuurgeschiedenis, iconografie en mytho
logie (prof. dr. P. H. van Moerkerken)kunst
geschiedenis en aesthetica (prof. W. A. E. v. d.
Pluym)costuumkunde (lector Ant. H. J. Mol-
kenboer); anatomie (lector H. D. van der Pol);
perspectief (de heer N. J. v. d. Vegt).
Nadere inlichtingen daarover zijn te beko
men aan het adres der Rijksacademie, Stad
houderskade 86.
Wegens beleediging werd tegen
den directeur der Handels
avondschool f300
boete geëischt
In de eerste maanden van dit jaar werd het
rustige Zuiderzeestadje Medemblik in opschud
ding gebracht, door een kwestie, die in de lokale
pers van West-Friesland als het „Schandaal van
Medemblik" werd betiteld. Dit schandaal zou
dan hierin bestaan hebben, dat de heer B. E.
in Den Haag een ambtenaar van het Mi
nisterie van Onderwijs zou hebben omgekocht
voor 50.om van hem gedaan te krijgen, dat
er alsnog subsidie zou worden verleend voor
het onderwijs aan de Handelsavondschool, waar
van de heer E. directeur-leeraar was.
Deze heer E. schreef in de Enkhuizer Crt. van
15—2'34 een ingezonden stuk, waarin hij o.m.
schreef, dat het schandaal voorkomen had kun
nen worden als burgemeester Chr. Peters, „die
met de valsche aanklacht op de hoogte was, als
hulp-officier van Justitie een behoorlijk voor
onderzoek had ingesteld." Bovendien had hij
erin gezegd, dat Ged- Staten inzake de kwestie
„Radboud—Conservenfabriek" tegenover den
burgemeester en zijn partij stonden.
Door deze uitdrukkingen achtte de burge
meester zich beleedigd. Hij verklaarde, dat hij
als hulp-officier in de kwestie-E. geen
taak had, doch slechts administratief een on
derzoek had ingesteld. Wat het door verdachte
als vies-zaakje betitelde geval betreft, zegt spr.,
dat de Radboud-Conservenfabriekkwestie bin
nenkort in het openbaar zijn beslag krijgt, dank
zij de medewerking van de Ministers van On
derwijs en Financiën; uit dit laatste blijkt wel,
dat er niet van 'n „vies" zaakje gesproken kan
worden.
De ambtenaar van het O.M. betoogde, dat de
burgemeester in zijn eer en goeden naam was
aangetast en nog wel door iemand, die als pae-
dagoog juist het gezag moest hooghouden. Tot
hem zou spr. willen zeggen: schoenmaker, blijf
bij je leest. Het gevaarlijke van verdachte's
houding is juist, dat hij het bij het juiste eind
denkt te hebben. Het is gelukkig, dat de bur
gemeester de aanklacht heeft ingediend, om
dat spr. daardoor de gelegenheid heeft gekre
gen, die ongelukkige praktijken tegen te gaan.
Spr. acht het schrijven buitengewoon belee-
digend en vindt het noodzakelijk, aan verdachte
op gevoelige .manier den ernst ervan duidelijk
te maken. Het ten laste gelegde is bewezen. De
maximum-geldboete is nog niet te hoog; daar
om eischt spr. 300.of 60 dg.
Verdachte houdt met veel omhaal en gebaren
een pleidooi, waarin hij zegt, dat hij de bedoe
ling niet had te beleedigen; de burgemeester
had echter, toen hij het bestuur van de Mid-
denstandsvereeniging had gehoord, ook spr.
moeten hooren; hij heeft dat niet gedaan. De
andere stukken in de Enkh. Crt., die spr. niet
geschreven heeft, druipen van beleedigingen,
waarom is tegen den schrijver daarvan geen
klacht ingediend?
De uitspraak werd bepaald op 2 Oct. ajs.
Omkooperij? Oplichting?
Subsidiegeknoei?
In de volgende zaak stond de heer E.
terecht als verdacht van oplichting van de
Neutr. Middenstandsvereeniging voor een bedrag
van ƒ52.50.
Het bestuurslid Geuzebroek werd hier als
eerste getuige gehoord. Hij vertelde, dat de
avondschool gevaar liep geen subsidie te krij
gen, omdat de stukken te laat naar Den Haag
gezonden waren. Daarover met E. sprekende,
stelde deze voor naar Den Haag te gaan; hij
had dat wel meer bij de hand gehad; doch, om
dat zaakje op te knappen, daar was geld voor
noodig. Hierbij had E. een beweging gemaakt
met zijn hand uit z'n vestzak, daarmee bedui
dende, dat er geld noodig was, om een ambte
naar op je hand te krijgen.
Het voorstel om naar Den Haag te gaan, was
van E. uitgegaan.
Het bestuur besloot echter, dat get. mee zou
gaan. Van zijn bezoek aan Den Haag vertelt
get. dat verd. alleen naar het departement is
geweest, want zoo zei -hij als ik dien amb
tenaar iets moet geven, moet ik onder vier
oogen met hem zijn. Get. heeft van half twee
tot vier uur op het Bezuidenhout heen en weer
getippeld, doch vooraf aan verd. f 50 gegeven;
na de conferentie nog f 2.50 als fooi voor den
bode.
In den trein naar huis heeft de heer E. hem
gezegd: zeg nou maar tegen het bestuur, dat je
ook op 't departement geweest bent. Get. heeft
het bestuur eerst dit voorgelogen doch later de
heele waarheid gezegd.
Verdachte zei, dat hij bedoelde f 50 ontvan
gen heeft, krachtens een afspraak, als afbe
taling op zijn sinds 8 maanden achterstallige
salaris.
Get. Geuzebroek: Dat is een fatale leugen. Het
bleek voorts, dat verdachte tegen dezen getuige
in een ruzie eens gezegd had, dat hij te stom
was om te begrijpen, dat hij alleen moest zijn
op het departement, daarmee te kennen geven
de dat er geld aan den ambtenaar gegeven
moest worden.
De pres. wees verd. erop, dat die f 50 toch
niet als salaris geboekt stonden, maar als on
kosten van het Haagsche uitstapje.
Verd. zei, dat de andere leeraren niet moch
ten weten, dat spr. zijn salaris kreeg; ook zij
hadden nog salaris te goed.
Na deze kwestie ontstond een verwarde on
derlinge discussie tusschen rechtbank en balie,
waarbij ons bleek, dat het bestuur van de Neu
trale Middenstandsvereeniging als bestuur van
de Handelsavondschool Rijkssubsidie voor dit
onderwijs genoot, op grond van verklaringen,
dat de leeraren een bepaald salaris geno
ten; in feite werd echter minder salaris uitbe
taald; de leeraren moesten echter voor het volle
bedrag teekenen.
De overige 6 bestuursleden, als getuigen ge
hoord, legden gelijkluidende verklaringen af,
als get. Geuzebroek.
Get. Radeker, een der leeraren aan de Han
delsavondschool getuigde, dat verd. wel zijn
woord had gegeven, dat hij met de salariskor
ting accoord ging, doch een betreffende ver
klaring niet wilde teekenen.
Mr. G. v. d. Feen de Lille begon zijn requi
sitoir met erop te wijzen dat de bestuursleden
van de Neutr. Middenstandsvereeniging niet
geschikt waren, om de administratie van een
Handelsavondschool te voeren.
Het idee, om naar Den Haag te gaan is vol
gens alle getuigen van verd. uitgegaan, die zei,
dat het geld zou kosten. Gezien de verklarin
gen heeft spr. dat verstaan als iets, waar 'n
luchtje aan was.
Over het resultaat van de conferentie bij het
Departement van Onderwijs is op de bestuurs
vergadering niet gesproken en werd alleen ge
zegd, dat 't f 50 gekost had.
De lezing van verd., dat die f 50 als achter
stallig salaris betaald werd, kan spr. niet aan
nemen.
Spr. aanvaardt de lezing van get. Geuze
broek. Verd. staat in zijn verklaringen alleen.
Op de bestuursvergadering was alleen gespro
ken over een douceurtje aan den ambtenaar en
niet over salaris.
Er is hier van bevoordeeling sprake; doch
spr. moet eraan twijfelen, of het een „weder
rechtelijke" bevoordeeling is. In dit geval van
twijfel, wil spr. zich onthouden en vraagt hij
vrijspraak van verd. van het ten laste gelegde.
Uitspraak over 8 dagen.
m
Honderd vijftig jaar geleden stierf Giovanni
Martini, bijgenaamd Padre Martini, die in 1706
te Bologna was geboren. Zijn vader gaf hem
van af zijn prilste jeugd een muzikale opleiding
en liet hem verschillende instrumenten bespe
len. Toch zou hij nooit op eenig instrument een
meester worden en zijn naam heeft hij dan ook
niet te danken aan zijn spel, noch aan zijn
kunstenaarsschap, maar aan zijn kennis op het
gebied van de muziek. Hij werd muziek-geleerde,
theoreticus en paedagoog. Na zich in de muziek
bekwaamd te hebben, ging hij filosofie en theo
logie studeeren, trad in een klooster te Lago,
doch keerde na zijn proeftijd terug naar Bo
logna, waar hij koorleider werd in de kerk van
St. Franciscus. Toen ging hij physica en wis
kunde studeeren en bereikte ook in dit vak een
groote bereomdheid in geheel Europa.
Zijn bibliotheek, die een ongehoorde uitbrei
ding verkreeg, was vermaard bij allen, die in
de wetenschap belang stelden. Zij was een der
grootste van Europa, en telde zeventien dui
zend deelen.
Martini werkte hard, gaf lessen en hield voor
drachten, was een zeer scherp en gevreesd de
bater, maar bleef, ook in zijn debatten een be
scheiden en vriendelijk man. Hij had dan ook
vele vrienden en weinig vijanden. Onder de
eersten waren Fredericus de Groote, Frederik
Willem II van Pruisen, Prinses Maria van Sak
sen, Paus Clemens XIV, die allen gaarne met
hem omgingen en hem vaak consulteerden.
Ook kende hij Mozart en deze kennismaking
was een van de gebeurtenissen in beider leven.
Martini was op dat oogenblik in de zestien, Mo
zart.... veertien. Reeds toen zag Martini, wat
er in den knaap zat en hij moedigde hem aan
te blijven werken.
Tot de grootste werken van Martini behoort
zijn boek „De geschiedenis van de muziek",
waaraan hij op hoogeren leeftijd was begonnen
en dat hij nooit voltooid heeft.'
Zijn dood bracht groote consternatie onder
de muzikale kunstenaars van Europa, die hem
allen hadden gekend en liefgehad. Verschillende
herdenkingen werden gevierd om den overledene
eer te bewijzen. Zijn uitgebreide bibliotheek werd
geschonken, deels aan de Hofbibliotheek van
Weenen, deels aan het Liceo Filarmonico te
Bologna, dat door een van Martini's leerlingen
was gesticht. Behalve zijn geschiedenis van de
muziek heeft Martini nog vele andere werken
nagelaten, die alle door de musici gaarne wer
den geraadpleegd.
Populair kon een man als Martini natuurlijk
niet worden. De aard der wetenschap leidt niet
tot populariteit, doch zij, die tot de muziek-
vaklieden behooren, zullen steeds voor een uni
verseel talent als Martini eerbied blijven ge
voelen. Daarom mocht een korte herdenking van
zijn leven niet achterwege blijven, nu het hon
derd vijftig jaren geleden is, dat hij stierf.
De oprichting van de Nederlandsche Bruck-
ner-Vereeniging heeft thans op de vergaderin
gen van 8 Juni en 22 Sept. jJ. haar beslag ge
kregen. In het bestuur werden gekozen mr.
Evert Cornells, Jan Goverts, P. dr. Caecilianus
Huigens, dr. Rudolf Mengelberg, Eduard Reeser
en Herman Rutters.
De vereeniging heeft ten doel, Bruckner's
muziek op intensiever wijze dan tot nu toe mo
gelijk was, in Nederland te verbreiden en het
besef te doen doordringen, dat deze monumen
tale kunst geestelijke elementen in zich heeft,
die een stimuleerenden invloed kunnen uitoefe
nen op de levensverhouding, welke onze tijd
bezig is zich eigen te maken. Haar indeëele
streven is, die schoonheid in het muzikaal be
wustzijn van het Nederlandsche volk tot een
geestelijk bezit te maken.
Zij wil dit bereiken door het organiseeren of
doen organiseeren van Brucknerconcerten en
feesten, het houden van voordrachten en lezin
gen, het inrichten van boekerijen, het uitgeven
van een eigen orgaan, het verspreiden der
Bruckner-Blatter en door samenwerking met de
Internationale Bruckner Gesellschaft.
De donateurs en leden hebben, voor zoover
mogelijk, gratis toegang tot alle door de Ver-
oeniging georganiseerde feesten, uitvoeringen,
voordrachten etc., ook tot het Brucknerfeest der
Internationale Bruckner Gesellschaft, dat in
1935 in Nederland zal worden gehouden. Verder
hebben zij recht op een zeer aanmerkelijke re
ductie op den toegangsprijs bij vrijwel alle uit
voeringen van Bruckner's muziek in ons land,
benevens reductie op de prijzen van werken
over Bruckner en feillooze partituren zijner mu
ziek, uitgegeven door de I. B. G. De in omloop
zijnde partituren zijn n.l. bijna zonder uitzon
dering niet-authentiek, bevatten althans zeer
vele eigenmachtige veranderingen.
Het secretariaat der vereeniging is gevestigd
Bentinckstraat 20, Den Haag.
De heeren van „De Tribune" hebben
brutaal als ze zijn over 't algemeen
niet gauw last van hun zenuwen; zij
zijn voor geen journalistiek kleintje vervaard
en wie publicaties geeft, welke „De Tribune"
in 't nauw moeten brengen, weet bij voorbaat,
dat de redactie van Moskou's orgaan er met
kronkelingen en leugens toch pardoes weer
uitspringt.
Ditmaal echter heeft de redactie eenige ze
nuwachtigheid niet kunnen onderdrukken: de
lezing van Ir. Otto Alexander's artikelen over
den hongersnood van 1933 in Sovjet-Rusland
heeft haar zóózeer aangegrepen, dat zij niet
eens tot het einde van de reeks met haar „te
genspraak" heeft kunnen wachten.
De Sovjetknechtjes hebben reeds ten spoe
digste het „bewijs" willen leveren, dat Otto
Alexander een aartsleugenaar is, die z'n lezers
wat op de mouw tracht te spelden.
Waarin bestaat deze bewijsvoering?
Met positieve tegenspraken, met bewijskrach
tig materiaal kan de redactie blijkbaar niet
voor den dag komen en daarom beproeft zij
enkele kinderachtige uitvluchtjes.
„De Tribune" citeert van Otto Alexander:
„Maar thans was men spoedig gedwongen
om de kadavers te eten der van honger om
gekomen paarden, honden en katten. En
toen er nergens meer iets verteerbaars te
vinden was, viel men aan op de lijken der
eerste slachtoffers van den hongerdood.
Ouders slachtten hun eigen kinderen om de
kleinen uit hun ondraaglijk lijden te ver
lossen en om 't eigen helsch bestaan nog
eenigen tijd te rekken. Kortom. Overal op
het platteland vierde een afschuwelijk kan
nibalisme hoogtij."
En wat voert het blad daar nu tegen aan?
„Ten eerste, als je lijken begint te eten
sterf je niet van honger, maar van vergif
tiging, dat vergeet deze mijnheer heele-
maal! Tweedens zijn wij er van overtuigd
dat als je werkelijk zóó lijdt, je er niet aan
denken zal je bestaan te rekken, doch er
liever een eind aan zal maken. Massale zelf
moord zou dus het gevolg zijn. Daar schrijft
deze mijnheer geen woord over. En verder
zouden uit deze toestanden ontzettende pest
en cholera-epidemieën moeten voortkomen!
Ook dat vergeet deze „specialist".
Het is dan ook volkomen duidelijk dat
mijnheer er maar op los fantaseert. Het
lolligste echter is dat hij beweert „dat de
tegenstand der boeren nog steeds voortduurt
en dat het nog minstens twee of drie gene
raties zal duren voor de Russische boer zich
onderwerpen zal."
Ach kom! Volgens de berekening van
Bartjes zijn alle boeren toch immers uit
gestorven vóór deze tijd verstreken is?
Hoe kun je nu spreken van „nieuwe ge
neraties" als de ouders zoo .liefderijk" zijn
om hun kinderen op te eten?
Het is duidelijk, dat dit alles slechts las
ter is en dat deze „specialist" zich in zijn
eigen leugens verwart."
Dat is alles!
Allereerst dan de lugubere tegenwerping:
„als je lijken begint te eten, sterf je niet van
honger, maar van vergiftiging."
t Zal wel waar zijn, maar het uiteindelijk
verschil lijkt ons toch uiterst gering dood
is dood! en de lijken-consumptie moet toch
het direct gevolg van den honger geweest zijn.
„Massale zelfmoord" zou het gevolg moeten
zijn geweest van den hongersnood, als die in
derdaad zóó geheerscht had:
wel niemand zal kunnen verzekeren, dat er
geen zelfmoord is voortgekomen, maar boven
dien rekenen de heidensche „Tribune"-heeren
alle harten blijkbaar te veel naar het hunne
een christen (en de Rus is in z'n hart over het
algemeen nog diep geloovig) gaat niet zoo
licht tot zelfmoord over; het geloof 'doet den
christen véél verdragen, zelfs de doodelijke
kwelling van een misdadige regeering!
En dan die pest en die cholera: meenen de
heeren, dat deze lieve ziekten niet het ge
volg geweest zouden zijn van de uithongering?
Ook daarvan valt een boekje open te doen!
Zooals binnenkort zal blijken.
Ten slotte is het natuurlijk voor iederen
niet-bolsjewiek wel duidelijk, dat het niet de
doodgehongerde en al dan niet opgegeten boe
ren zijn, die eerst over twee of drie generaties
door den Sovjet onderworpen zullen zijn;
Alexander heeft „allicht" bedoeld: de miliioenen
boeren, die in het welhaast grenzenlooze Rus
land ondanks alles! nog overblijven!
Na haar barren onzin verkocht te hebben,
concludeert „De Tribune" dat het dus „alles
slechts laster" is, wat getuigen als Ir. Alexan
der over Rusland schrijven.
De bewijsvoering komt ons wel érg simplis
tisch voor.
Kan „De Tribune" niet met steviger bewijs
materiaal voor den dag komen, dan heeft dit
voor ons de beteekenis, dat zij de onthullingen
van Otto Alexander als waar erkent.
Bruckner's nagelaten D-Moll
symphonie
De eerste uitvoering in Nederland van de
nagelaten D-Moll Symphonie van Anton Bruck
ner, de z.g. Nulde Symphonie, zal plaats vinden
op Zondagavond 30 Sept. a.s. in het Concert
gebouw te Amsterdam, door het Concertge
bouworkest onder leiding van Eduard van Bei-
num. Hiermede wordt tevens de oprichting der
Nederlandsche Bruckner-Vereeniging gevierd.
Deze vereeniging biedt haar leden en donateurs
aitn concert gratis aan.
De Bond van Nederlandsche tooneelschrijvers
heeft mevr. Amy Grothe geb. Twiss te Hilver
sum benoemd tot eerelid wegens haar verdien
sten jegens het tooneel door eigen werk en door
haar pioniersarbeid voor het openluchttooneel
in Nederland, zoomede wegens het doen opvoe
ren van oorspronkelijke stukken en voor wat
zij deed voor jonge kunstenaars.
Van 29 September tot 20 October zullen in de
Kunstzaal Van Lier, Rokin 126, te Amsterdam,
plastieken door Maria Eulenbruch worden ten
toongesteld.