Brand bij de Roomschen leder pak HONIG's VERMICELLI GRATIS Het schandaal van Medemblik Volkszang op zijn best Oorlog op zee Hongerend Rus land **^ÈÊÊÈm STEEKPENNINGEN VOOR AMBTENAREN Wat gebeurt er Dinsdag 2 Oct. Waarheid en onwaardigheid - 1 WOENSDAG SEPTEMBER 1934 De feestavond te Utrecht is een prachtige propaganda gewor den voor het goede lied De Hertog Hendrik" ernstig be schadigd en de „Douwe Aukes" gezonken Toch in veilige haven WIERINGERMEERPOLDER Meisje verdronken fff Te Rotterdam wordt in de Statenlaan door de K. N. A. C. wederom een zoogenaamde Veiligheidslaan gehouden Verduistering door notaris In hooger beroep minder straf opgelegd JONGEMAN VERDRONKEN Nog een tweede persoon te IJmuiden verongelukt bevat ter kennismaking een HONIG's BOUILLONBLOKJE Vaii oplichting vrij gesproken Requisitoir GIOVANNI MARTINI Een muziekgeleerde NEDERLANDSCHE BRUCKNER- VEREENIGING Internationaal Brucknerfeest in 1935 Ir. Otto Alexander en de Tribune Merv. A. GrotheTwiss Maria Eulenbruch Da fatale filmbrand te Hilversum heeft terecht de gemoederen bezig gehou den en zal dit nog wel een poosje blijven doen. Wat daar geschied is, was on verantwoordelijk en roept om maatregelen, die een herhaling onmogelijk maken. Men kan niet anders dan oprecht wenschen, dat deze maatregelen zullen genomen worden om te voorkomen dat een volgende maal de gevolgen onafzienbaar zullen zijn. Zelfs wanneer de berichten niet geheel juist zouden zijn, zelfs wanneer er geen enkel slachtoffer te betreuren ware ge weest, dan nog legt deze droevige gebeur tenis den nadruk op het groote gevaar, dat er schuilt in een zoo lichtzinnig beleid, als hier bij een filmvertooning aan den dag werd gelegd. Men kan dit rustig inzien, ook zonder uit het treurige geval munt te slaan, zooals „Het Volk" dit deed en via dit blad de heer A. de Hoop, directeur van den Bioscoopbond. Deze heer, die meent nog een mand ap pelen te schillen te hebben met de katho lieken, is zich in een interview met het actieve roode dagblad te buiten gegaan aan eenige uitlatingen, die we niet aarzelen klein, laag en onsmakelijk te noemen. De (welkome?) gelegenheid om de katholieken te beschuldigen een gelegenheid, waarop deze heer van den Bioscoopbond reeds ge- ruimen tijd met volharding wacht heeft zich eindelijk voorgedaan en hij maakt er gebruik van met een mateloosheid, die den geest, waarin de laagheden werden uitgesproken, met een onverholen duide lijkheid verraadt. De heer A. de Hoop vindt den brand te Hilversum als het ware „een symbolisch voorbeeld van de verderfelijke gevolgen, die het filmgeliefhebber, vooral in katho lieke kringen, kan hebben". En verder: „De katholieke journalisten, eindelijk binnen gedrongen in de keuring, bemoeien zich evenzoo met ons bedrijf als de leiders van patronaten, zonder er verstand van te heb ben." Daar is de boot weer aan! Geen haar van een journalist heeft iets met den brand te maken. Maar het was niet zoozeer de brand, die den heer De Hoop bezig hield dan wel de prachtgelegenheid om zijn gal uit te spuwen tegen de katholieke journa listen, die zich niet en nooit hebben willen richten naar de mercantiele mentaliteit van de negotianten in film, wier hard werkende dienaar de heer De Hoop sinds jaar en dag is. Over het bederf, dat de door den heer De Hoop beschermde films over het land verspreiden, hebben we hem nooit een woord hooren zeggen, maar nu een noodlottig ongeval hem inspireert, zoekt hij heul en troost bij beschuldigingen, die minder de „Roomschigheid" dan wel de verregaande lichtzinnigheid en zijn eigen rancune raken. Hem is het om het even en nu hij dan toch den schijn aanneemt te gloeien van verontwaardiging, nu slikt men ook wel in zijn kringen den lossen flodder, dat hij en de zijnen alleen verstand hebben van film en bioscoop. De man, die voor het begrip „goede film" de definitie uitvond „dat is een film, die naar een goed boek gemaakt is", zal zich op het psycho logisch oogenblik even opwerpen als de autoriteit inzake branden. En daarom heeft hij zich direct na het vernemen van het ongeluk in verbinding gesteld met Hil versum en, met inzet van al zijn autoriteit, vastgesteld, dat het „gevaarlijke apparaat Waarschijnlijk ondeskundigerwijze, in het geheel niet gesloten, midden in de zaal heeft gestaan". Elders in „Het Volk" wordt erop gewezen, dat het apparaat pal voor de eenig toegankelijke deur was geplaatst. De autoriteit van den heer De Hoop con stateert met een verbijsterende „waar schijnlijkheid", dat het midden in de zaal stond. Waar het ook stond, het stond in ieder geval verkeerd, zooals er veel ver keerd was, doch dit te constateeren, kan Voor een man met manieren en zonder boosaardigen wrok nooit een reden zijn om dit alles te wijten aan het feit, dat de ka tholieken niet gediend zijn van de prac- tijken van den Bioscoopbond. Hij zal er hoogstens mee bereiken, dat de katholieke pers nog nauwkeuriger zal toezien op die practijken en dat de katholieke journalis ten zullen blijven keuren, zooals zij, niet sinds kort, maar sinds jaren gekeurd heb ben. Met een kennelijk genoegen uit de dic tator van den Bioscoopbond zijn veront waardiging over het feit, dat men in ka tholieke patronaten aan kinderen wel eens films heeft laten zien, die door de Centrale keuring voor kinderen verboden waren. Op Zichzelf behoeft dit verschijnsel den heer De Hoop niet te verbazen, om de eenvou dige reden, dat de keuring van de centrale commissie voor katholieken niet maatge vend is. Stel u voor, geachte lezers, dat iemand als de heer De Hoop moest keuren Voor katholieken. Maar het toppunt van schaamteloosheid en mercantiliteit zit wel in de verklaring, dat het „wel een wonder mag heeten, dat Zulke ongelukken niet meer gebeurd zijn" en hij voegt er aan toe, dat in talrijke Patronaten de veiligheid en bagatelle be handeld wordt. De. heer De Hoop weet dus blijkbaar met groote zekerheid, dat er Voortdurend door katholieke patronaten c. d. filmvoorstellingen werden gegeven, die een groot gevaar waren voor de veilig heid der toeschouwers? Waarom heeft hij als dictator van den Bioscoopbond dan hiet ingegrepen? Waarom heeft hij, de baan, die het wist, niet belet, dat er zulke afschuwelijke mogelijkheden konden be gaan? Waarom heeft hij zijn leden niet Verboden mede te werken aan die halve- brandstichtingen door filmverhuur te ver- biftctea? Waarom niet? Omdat er geld te verdienen viel. En als er geld te verdienen valt, zijn er geen gevaren. Doet deze dol leman in het interview met „Het Volk" niet een bekentenis, die óók om maatrege len vraagt? En geeft hij niet duidelijk te kennen, dat zijn geest lichtelijk vertroebeld raakt, als hij de kans schoon ziet om ne ring te drijven, zelfs ten koste van den eerbied, dien ieder weldenkend mensch ge voelen moet bij een jammerlijk ongeval als de filmbrand te Hilversum? Het weerzinwekkend „betoog" van den heer De Hoop klinkt als een juichkreet: „Brand bij de Roomschen!" Een groote feestavond in het Concertgebouw Tivoli te Utrecht heeft Dinsdag op waarlijk succesvolle wijze de viering van het 25-jarig bestaan van de Ned. R. K. Volkszangvereeni- ging besloten. De groote zaal was geheel bezet met een enthousiaste menigte, die kwam luisteren naar hetgeen de volkszangers presteerden en niet in het minst daar verzameld was, om zelf het goede lied uit volle borst en met een aansteke lijke vurigheid mee te zingen. Onder de talrijke aanwezigen in de zaal merkten wij o. m. op den geestelijken adviseur der R. K. Volkszangvereeniging den zeereerw. heer pastoor de Meulder, prof. dr. Andriessen van het seminarie ..Ypelaer" te Ginneken bij Breda; mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, burge meester van Utrecht en echtgenoote; leden van het hoofdbestuur, eere-comité en dagelijksch bestuur en voorts tal van heeren geestelijken, zoowel uit Utrecht als van elders. Het R. K. Volkszang-jeugdkoor bracht een serie buitengewoon aardige liedjes ten gehoore onder leiding van den heer Theo Al. Smit. Hierna betrad de voorzitter der Ned. R. K. Volkszangvereeniging, de heer M. J. H. Den- teneer uit Tilburg, het podium, ten einde een toespraak te houden. In groote trekken schets te spr. den ontwikkelingsgang van het lied en wekte ten slotte allen op tot de beoefening van den Volkszang. Met een driewerf hoera op het bestuur der afdeeling Utrecht, dat op zulk een uitnemende wijze de feestelijkheden heeft ge organiseerd, beëindigde spr. zijn toespraak. In de afwerking van het programma zat een vlot tempo. Nadat het meisjeszangkoor der Utr. R. K. Industrie- en Huishoudschool onder leiding van mevr. A. van EijndthovenBollen een zestal liedjes gezongen had, stond het R. K. Amsterdamsch Kinderkoor weer op het podium opgesteld, dat fier en onbevangen zong onder leiding van den heer Louis Schwirtz. Met 150 kinderen was de heer Schwirtz naar Utrecht getogen, om daar mede te zingen tij dens den grooten feestavond. Door de met enthousiasme gezongen liederen wist dit koor het talrijke publiek te boeien. Toen dan ook na de peuze de zangertjes we derom op het podium verschenen, werden zij met een hartelijk applaus begroet. Als extra nummer gaven enkele meisjesleden van het Amsterdamsche Kinderkoor een zang spel: „De Grootmoedertjes". Ook het gemengde koor, dat zong onder lei ding van den heer Th. Al. Smit, genoot veel bijval. Vol animo zong het publiek zelf ook een aan tal liederen, waaruit duidelijk de liefde voor den Volkszang sprak. Het was of één groote familie aan het zingen was. Aardig waren ook de prestaties van het koortje der Utrechtsche contactgroepen, dat zong onder leiding van den heer Joop Stringa. De verkenners, die ook hun medewerking aan dezen avond verleenden, wisten sfeer te bren gen met hun kampvuurnummer, terwijl het publiek getrokken werd door het geheel vreemde van de Yell. Deze feestavond is een succes gebleken. Bij de tweede gezamenlijke oefening der Ma rine was men van de veronderstelling uitgegaan, dat een vijandelijke scheepsmacht, bestaande uit de „Hertog Hendrik", de „Evertsen", de „Piet Hein", de Z. 8, Z. 6 en Z. 5 de „Medusa" en de „Douwe Aukes" een onderneming tegen de Nederlandsche kust zouden uitvoeren, be staande uit het voor Scheveningen aan land zetten van de gezamenlijke landingsdivisies. Na terugkeer van een der landingsdivisies moest de „roode" scheepsmacht zee kiezen en zich naar een punt begeven, veertig mijlen uit de kust verwijderd, alwaar een rendez-vous met de hoofdmacht werd verondersteld. Vier Nederlandsche onderzeeërs, welke te IJ- muiden lagen, zouden op het bericht van de landing met spoed uitloopen en trachten de „roode" scheepsmacht met behulp van vlieg tuigen op te sporen en te vernietigen. Door de zeer ongunstige weersomstandigheden en ruwe zee moest evenwel de landing zelve, welke met de sloepen der schepen, welke voor de kust la gen, zou geschieden, worden afgelast. In plaats daarvan hield de verzamelde scheepsmacht der „roode" partij in de morgen uren dicht voor Scheveningen een vaaroefening in verband. Ten 13 ure verzamelde zich de „roode" hoofd macht, bestaande uit de „Hertog Hendrik", de „Medusa" en de „Douwe Aukes", in frontlinie en ging onder bescherming van jagers en tor pedobooten zig-zaggewijs naar het veertig mijl in zee liggend rendez-vous. De onderzeebooten zouden evenwel thans meer succes boeken dan den dag tevoren. Om 15 uur kwam de eerste aanval los met de K. 16, welke boot op korten afstand trachtte te lanceeren Kort voor het oogenblik van afvuren werd de boot evenwel op 25 M. afstand door de Z. 8 ontdekt en door dieptebommen vernietigd. Toen volgde ten 17 ure een keurige aanval van de O. 14, waarbij werd aangenomen, dat de „Hertog Hendrik" werd getroffen, doch zijn weg kon vervolgen. Tien minuten later, nog slechts enkele mijlen van het einddoel verwij derd, viel de O. 15 op prachtige wijze aan en slaagde er in met twee tegelijkertijd afgevuurde torpedo's, zoowel de „Douwe Aukes" als de „Hertog Hendrik" te treffen. De „Douwe Au kes" werd geacht, te zijn gezonken, de „Hertog Hendrik" opnieuw ernstig te zijn beschadigd. De oefeningen waren hiermede ten einde. Wijziging in de directie In de directie van den Wieringermeerpolder zullen ingrijpende wijzigingen worden gebracht. Deze directie werd tot dusverre gevoerd door de ingenieurs Roebroek, Smeding en Mesu. In dezen vorm zal zij worden opgeheven, aldus be richt „Het Volk". Het beheer van den polder zal rechtstreeks onder den Rijkswaterstaat worden gebracht. Het ligt in de bedoeling, den heer Roebroek met de dagelijksche leiding der werkzaamheden te belasten. De heer Mesu is inmiddels benoemd tot rijks inspecteur van de werkverschaffing in Drente. Het tweejarig dochtertje van den heer H. ge raakte hedenmorgen bij de ouderlijke woning aan den Noordweg te Wateringen bij het spelen in een sloot en is verdronken. SS®1'' >0v Het Haagsche gerechtshof heeft heden arrest gewezen in de zaak tegen den gewezen notaris M. J. F. F. P. te 's-Gravenhage, thans gedeti neerd, die door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens verduistering, meermalen gepleegd, en wegens valschheid in geschrifte, gepleegd in een authentieke acte bij herhaling, is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Het Hof vernietigde het vonnis van de recht bank alleen voor wat de straf betreft en veroor deelde thans verdachte tot drie jaren en zes maanden gevangenisstraf. Gelijk vermeld is te IJmuiden het lijk gevon den van den 33-jarigen P. J. v. d. Hoeven uit Amsterdam. De familie van H. werd daarop ge waarschuwd, doch het was voor hen een te leurstelling, daar zij in het lijk niet hun fami lielid P. J. herkenden. Opnieuw stelde de politie een onderzoekin, waaruit tenslotte bleek, dat het gevonden lijk was van den 17-jarigen van W. te IJmuiden- Oost, die Zondagavond een bioscoop heeft be zocht en niet meer thuis was gekomen. Rijksacademie van Beeldende Kunsten Met ingang van Maandag 24 September wer den de lessen aan de Rijksacademie van Beel dende Kunsten te Amsterdam hervat. Er be staat alsnog gelegenheid zich voor de volgende theoretische lessen als toehoorders (es) te laten inschrijven: Cultuurgeschiedenis, iconografie en mytho logie (prof. dr. P. H. van Moerkerken)kunst geschiedenis en aesthetica (prof. W. A. E. v. d. Pluym)costuumkunde (lector Ant. H. J. Mol- kenboer); anatomie (lector H. D. van der Pol); perspectief (de heer N. J. v. d. Vegt). Nadere inlichtingen daarover zijn te beko men aan het adres der Rijksacademie, Stad houderskade 86. Wegens beleediging werd tegen den directeur der Handels avondschool f300 boete geëischt In de eerste maanden van dit jaar werd het rustige Zuiderzeestadje Medemblik in opschud ding gebracht, door een kwestie, die in de lokale pers van West-Friesland als het „Schandaal van Medemblik" werd betiteld. Dit schandaal zou dan hierin bestaan hebben, dat de heer B. E. in Den Haag een ambtenaar van het Mi nisterie van Onderwijs zou hebben omgekocht voor 50.om van hem gedaan te krijgen, dat er alsnog subsidie zou worden verleend voor het onderwijs aan de Handelsavondschool, waar van de heer E. directeur-leeraar was. Deze heer E. schreef in de Enkhuizer Crt. van 15—2'34 een ingezonden stuk, waarin hij o.m. schreef, dat het schandaal voorkomen had kun nen worden als burgemeester Chr. Peters, „die met de valsche aanklacht op de hoogte was, als hulp-officier van Justitie een behoorlijk voor onderzoek had ingesteld." Bovendien had hij erin gezegd, dat Ged- Staten inzake de kwestie „Radboud—Conservenfabriek" tegenover den burgemeester en zijn partij stonden. Door deze uitdrukkingen achtte de burge meester zich beleedigd. Hij verklaarde, dat hij als hulp-officier in de kwestie-E. geen taak had, doch slechts administratief een on derzoek had ingesteld. Wat het door verdachte als vies-zaakje betitelde geval betreft, zegt spr., dat de Radboud-Conservenfabriekkwestie bin nenkort in het openbaar zijn beslag krijgt, dank zij de medewerking van de Ministers van On derwijs en Financiën; uit dit laatste blijkt wel, dat er niet van 'n „vies" zaakje gesproken kan worden. De ambtenaar van het O.M. betoogde, dat de burgemeester in zijn eer en goeden naam was aangetast en nog wel door iemand, die als pae- dagoog juist het gezag moest hooghouden. Tot hem zou spr. willen zeggen: schoenmaker, blijf bij je leest. Het gevaarlijke van verdachte's houding is juist, dat hij het bij het juiste eind denkt te hebben. Het is gelukkig, dat de bur gemeester de aanklacht heeft ingediend, om dat spr. daardoor de gelegenheid heeft gekre gen, die ongelukkige praktijken tegen te gaan. Spr. acht het schrijven buitengewoon belee- digend en vindt het noodzakelijk, aan verdachte op gevoelige .manier den ernst ervan duidelijk te maken. Het ten laste gelegde is bewezen. De maximum-geldboete is nog niet te hoog; daar om eischt spr. 300.of 60 dg. Verdachte houdt met veel omhaal en gebaren een pleidooi, waarin hij zegt, dat hij de bedoe ling niet had te beleedigen; de burgemeester had echter, toen hij het bestuur van de Mid- denstandsvereeniging had gehoord, ook spr. moeten hooren; hij heeft dat niet gedaan. De andere stukken in de Enkh. Crt., die spr. niet geschreven heeft, druipen van beleedigingen, waarom is tegen den schrijver daarvan geen klacht ingediend? De uitspraak werd bepaald op 2 Oct. ajs. Omkooperij? Oplichting? Subsidiegeknoei? In de volgende zaak stond de heer E. terecht als verdacht van oplichting van de Neutr. Middenstandsvereeniging voor een bedrag van ƒ52.50. Het bestuurslid Geuzebroek werd hier als eerste getuige gehoord. Hij vertelde, dat de avondschool gevaar liep geen subsidie te krij gen, omdat de stukken te laat naar Den Haag gezonden waren. Daarover met E. sprekende, stelde deze voor naar Den Haag te gaan; hij had dat wel meer bij de hand gehad; doch, om dat zaakje op te knappen, daar was geld voor noodig. Hierbij had E. een beweging gemaakt met zijn hand uit z'n vestzak, daarmee bedui dende, dat er geld noodig was, om een ambte naar op je hand te krijgen. Het voorstel om naar Den Haag te gaan, was van E. uitgegaan. Het bestuur besloot echter, dat get. mee zou gaan. Van zijn bezoek aan Den Haag vertelt get. dat verd. alleen naar het departement is geweest, want zoo zei -hij als ik dien amb tenaar iets moet geven, moet ik onder vier oogen met hem zijn. Get. heeft van half twee tot vier uur op het Bezuidenhout heen en weer getippeld, doch vooraf aan verd. f 50 gegeven; na de conferentie nog f 2.50 als fooi voor den bode. In den trein naar huis heeft de heer E. hem gezegd: zeg nou maar tegen het bestuur, dat je ook op 't departement geweest bent. Get. heeft het bestuur eerst dit voorgelogen doch later de heele waarheid gezegd. Verdachte zei, dat hij bedoelde f 50 ontvan gen heeft, krachtens een afspraak, als afbe taling op zijn sinds 8 maanden achterstallige salaris. Get. Geuzebroek: Dat is een fatale leugen. Het bleek voorts, dat verdachte tegen dezen getuige in een ruzie eens gezegd had, dat hij te stom was om te begrijpen, dat hij alleen moest zijn op het departement, daarmee te kennen geven de dat er geld aan den ambtenaar gegeven moest worden. De pres. wees verd. erop, dat die f 50 toch niet als salaris geboekt stonden, maar als on kosten van het Haagsche uitstapje. Verd. zei, dat de andere leeraren niet moch ten weten, dat spr. zijn salaris kreeg; ook zij hadden nog salaris te goed. Na deze kwestie ontstond een verwarde on derlinge discussie tusschen rechtbank en balie, waarbij ons bleek, dat het bestuur van de Neu trale Middenstandsvereeniging als bestuur van de Handelsavondschool Rijkssubsidie voor dit onderwijs genoot, op grond van verklaringen, dat de leeraren een bepaald salaris geno ten; in feite werd echter minder salaris uitbe taald; de leeraren moesten echter voor het volle bedrag teekenen. De overige 6 bestuursleden, als getuigen ge hoord, legden gelijkluidende verklaringen af, als get. Geuzebroek. Get. Radeker, een der leeraren aan de Han delsavondschool getuigde, dat verd. wel zijn woord had gegeven, dat hij met de salariskor ting accoord ging, doch een betreffende ver klaring niet wilde teekenen. Mr. G. v. d. Feen de Lille begon zijn requi sitoir met erop te wijzen dat de bestuursleden van de Neutr. Middenstandsvereeniging niet geschikt waren, om de administratie van een Handelsavondschool te voeren. Het idee, om naar Den Haag te gaan is vol gens alle getuigen van verd. uitgegaan, die zei, dat het geld zou kosten. Gezien de verklarin gen heeft spr. dat verstaan als iets, waar 'n luchtje aan was. Over het resultaat van de conferentie bij het Departement van Onderwijs is op de bestuurs vergadering niet gesproken en werd alleen ge zegd, dat 't f 50 gekost had. De lezing van verd., dat die f 50 als achter stallig salaris betaald werd, kan spr. niet aan nemen. Spr. aanvaardt de lezing van get. Geuze broek. Verd. staat in zijn verklaringen alleen. Op de bestuursvergadering was alleen gespro ken over een douceurtje aan den ambtenaar en niet over salaris. Er is hier van bevoordeeling sprake; doch spr. moet eraan twijfelen, of het een „weder rechtelijke" bevoordeeling is. In dit geval van twijfel, wil spr. zich onthouden en vraagt hij vrijspraak van verd. van het ten laste gelegde. Uitspraak over 8 dagen. m Honderd vijftig jaar geleden stierf Giovanni Martini, bijgenaamd Padre Martini, die in 1706 te Bologna was geboren. Zijn vader gaf hem van af zijn prilste jeugd een muzikale opleiding en liet hem verschillende instrumenten bespe len. Toch zou hij nooit op eenig instrument een meester worden en zijn naam heeft hij dan ook niet te danken aan zijn spel, noch aan zijn kunstenaarsschap, maar aan zijn kennis op het gebied van de muziek. Hij werd muziek-geleerde, theoreticus en paedagoog. Na zich in de muziek bekwaamd te hebben, ging hij filosofie en theo logie studeeren, trad in een klooster te Lago, doch keerde na zijn proeftijd terug naar Bo logna, waar hij koorleider werd in de kerk van St. Franciscus. Toen ging hij physica en wis kunde studeeren en bereikte ook in dit vak een groote bereomdheid in geheel Europa. Zijn bibliotheek, die een ongehoorde uitbrei ding verkreeg, was vermaard bij allen, die in de wetenschap belang stelden. Zij was een der grootste van Europa, en telde zeventien dui zend deelen. Martini werkte hard, gaf lessen en hield voor drachten, was een zeer scherp en gevreesd de bater, maar bleef, ook in zijn debatten een be scheiden en vriendelijk man. Hij had dan ook vele vrienden en weinig vijanden. Onder de eersten waren Fredericus de Groote, Frederik Willem II van Pruisen, Prinses Maria van Sak sen, Paus Clemens XIV, die allen gaarne met hem omgingen en hem vaak consulteerden. Ook kende hij Mozart en deze kennismaking was een van de gebeurtenissen in beider leven. Martini was op dat oogenblik in de zestien, Mo zart.... veertien. Reeds toen zag Martini, wat er in den knaap zat en hij moedigde hem aan te blijven werken. Tot de grootste werken van Martini behoort zijn boek „De geschiedenis van de muziek", waaraan hij op hoogeren leeftijd was begonnen en dat hij nooit voltooid heeft.' Zijn dood bracht groote consternatie onder de muzikale kunstenaars van Europa, die hem allen hadden gekend en liefgehad. Verschillende herdenkingen werden gevierd om den overledene eer te bewijzen. Zijn uitgebreide bibliotheek werd geschonken, deels aan de Hofbibliotheek van Weenen, deels aan het Liceo Filarmonico te Bologna, dat door een van Martini's leerlingen was gesticht. Behalve zijn geschiedenis van de muziek heeft Martini nog vele andere werken nagelaten, die alle door de musici gaarne wer den geraadpleegd. Populair kon een man als Martini natuurlijk niet worden. De aard der wetenschap leidt niet tot populariteit, doch zij, die tot de muziek- vaklieden behooren, zullen steeds voor een uni verseel talent als Martini eerbied blijven ge voelen. Daarom mocht een korte herdenking van zijn leven niet achterwege blijven, nu het hon derd vijftig jaren geleden is, dat hij stierf. De oprichting van de Nederlandsche Bruck- ner-Vereeniging heeft thans op de vergaderin gen van 8 Juni en 22 Sept. jJ. haar beslag ge kregen. In het bestuur werden gekozen mr. Evert Cornells, Jan Goverts, P. dr. Caecilianus Huigens, dr. Rudolf Mengelberg, Eduard Reeser en Herman Rutters. De vereeniging heeft ten doel, Bruckner's muziek op intensiever wijze dan tot nu toe mo gelijk was, in Nederland te verbreiden en het besef te doen doordringen, dat deze monumen tale kunst geestelijke elementen in zich heeft, die een stimuleerenden invloed kunnen uitoefe nen op de levensverhouding, welke onze tijd bezig is zich eigen te maken. Haar indeëele streven is, die schoonheid in het muzikaal be wustzijn van het Nederlandsche volk tot een geestelijk bezit te maken. Zij wil dit bereiken door het organiseeren of doen organiseeren van Brucknerconcerten en feesten, het houden van voordrachten en lezin gen, het inrichten van boekerijen, het uitgeven van een eigen orgaan, het verspreiden der Bruckner-Blatter en door samenwerking met de Internationale Bruckner Gesellschaft. De donateurs en leden hebben, voor zoover mogelijk, gratis toegang tot alle door de Ver- oeniging georganiseerde feesten, uitvoeringen, voordrachten etc., ook tot het Brucknerfeest der Internationale Bruckner Gesellschaft, dat in 1935 in Nederland zal worden gehouden. Verder hebben zij recht op een zeer aanmerkelijke re ductie op den toegangsprijs bij vrijwel alle uit voeringen van Bruckner's muziek in ons land, benevens reductie op de prijzen van werken over Bruckner en feillooze partituren zijner mu ziek, uitgegeven door de I. B. G. De in omloop zijnde partituren zijn n.l. bijna zonder uitzon dering niet-authentiek, bevatten althans zeer vele eigenmachtige veranderingen. Het secretariaat der vereeniging is gevestigd Bentinckstraat 20, Den Haag. De heeren van „De Tribune" hebben brutaal als ze zijn over 't algemeen niet gauw last van hun zenuwen; zij zijn voor geen journalistiek kleintje vervaard en wie publicaties geeft, welke „De Tribune" in 't nauw moeten brengen, weet bij voorbaat, dat de redactie van Moskou's orgaan er met kronkelingen en leugens toch pardoes weer uitspringt. Ditmaal echter heeft de redactie eenige ze nuwachtigheid niet kunnen onderdrukken: de lezing van Ir. Otto Alexander's artikelen over den hongersnood van 1933 in Sovjet-Rusland heeft haar zóózeer aangegrepen, dat zij niet eens tot het einde van de reeks met haar „te genspraak" heeft kunnen wachten. De Sovjetknechtjes hebben reeds ten spoe digste het „bewijs" willen leveren, dat Otto Alexander een aartsleugenaar is, die z'n lezers wat op de mouw tracht te spelden. Waarin bestaat deze bewijsvoering? Met positieve tegenspraken, met bewijskrach tig materiaal kan de redactie blijkbaar niet voor den dag komen en daarom beproeft zij enkele kinderachtige uitvluchtjes. „De Tribune" citeert van Otto Alexander: „Maar thans was men spoedig gedwongen om de kadavers te eten der van honger om gekomen paarden, honden en katten. En toen er nergens meer iets verteerbaars te vinden was, viel men aan op de lijken der eerste slachtoffers van den hongerdood. Ouders slachtten hun eigen kinderen om de kleinen uit hun ondraaglijk lijden te ver lossen en om 't eigen helsch bestaan nog eenigen tijd te rekken. Kortom. Overal op het platteland vierde een afschuwelijk kan nibalisme hoogtij." En wat voert het blad daar nu tegen aan? „Ten eerste, als je lijken begint te eten sterf je niet van honger, maar van vergif tiging, dat vergeet deze mijnheer heele- maal! Tweedens zijn wij er van overtuigd dat als je werkelijk zóó lijdt, je er niet aan denken zal je bestaan te rekken, doch er liever een eind aan zal maken. Massale zelf moord zou dus het gevolg zijn. Daar schrijft deze mijnheer geen woord over. En verder zouden uit deze toestanden ontzettende pest en cholera-epidemieën moeten voortkomen! Ook dat vergeet deze „specialist". Het is dan ook volkomen duidelijk dat mijnheer er maar op los fantaseert. Het lolligste echter is dat hij beweert „dat de tegenstand der boeren nog steeds voortduurt en dat het nog minstens twee of drie gene raties zal duren voor de Russische boer zich onderwerpen zal." Ach kom! Volgens de berekening van Bartjes zijn alle boeren toch immers uit gestorven vóór deze tijd verstreken is? Hoe kun je nu spreken van „nieuwe ge neraties" als de ouders zoo .liefderijk" zijn om hun kinderen op te eten? Het is duidelijk, dat dit alles slechts las ter is en dat deze „specialist" zich in zijn eigen leugens verwart." Dat is alles! Allereerst dan de lugubere tegenwerping: „als je lijken begint te eten, sterf je niet van honger, maar van vergiftiging." t Zal wel waar zijn, maar het uiteindelijk verschil lijkt ons toch uiterst gering dood is dood! en de lijken-consumptie moet toch het direct gevolg van den honger geweest zijn. „Massale zelfmoord" zou het gevolg moeten zijn geweest van den hongersnood, als die in derdaad zóó geheerscht had: wel niemand zal kunnen verzekeren, dat er geen zelfmoord is voortgekomen, maar boven dien rekenen de heidensche „Tribune"-heeren alle harten blijkbaar te veel naar het hunne een christen (en de Rus is in z'n hart over het algemeen nog diep geloovig) gaat niet zoo licht tot zelfmoord over; het geloof 'doet den christen véél verdragen, zelfs de doodelijke kwelling van een misdadige regeering! En dan die pest en die cholera: meenen de heeren, dat deze lieve ziekten niet het ge volg geweest zouden zijn van de uithongering? Ook daarvan valt een boekje open te doen! Zooals binnenkort zal blijken. Ten slotte is het natuurlijk voor iederen niet-bolsjewiek wel duidelijk, dat het niet de doodgehongerde en al dan niet opgegeten boe ren zijn, die eerst over twee of drie generaties door den Sovjet onderworpen zullen zijn; Alexander heeft „allicht" bedoeld: de miliioenen boeren, die in het welhaast grenzenlooze Rus land ondanks alles! nog overblijven! Na haar barren onzin verkocht te hebben, concludeert „De Tribune" dat het dus „alles slechts laster" is, wat getuigen als Ir. Alexan der over Rusland schrijven. De bewijsvoering komt ons wel érg simplis tisch voor. Kan „De Tribune" niet met steviger bewijs materiaal voor den dag komen, dan heeft dit voor ons de beteekenis, dat zij de onthullingen van Otto Alexander als waar erkent. Bruckner's nagelaten D-Moll symphonie De eerste uitvoering in Nederland van de nagelaten D-Moll Symphonie van Anton Bruck ner, de z.g. Nulde Symphonie, zal plaats vinden op Zondagavond 30 Sept. a.s. in het Concert gebouw te Amsterdam, door het Concertge bouworkest onder leiding van Eduard van Bei- num. Hiermede wordt tevens de oprichting der Nederlandsche Bruckner-Vereeniging gevierd. Deze vereeniging biedt haar leden en donateurs aitn concert gratis aan. De Bond van Nederlandsche tooneelschrijvers heeft mevr. Amy Grothe geb. Twiss te Hilver sum benoemd tot eerelid wegens haar verdien sten jegens het tooneel door eigen werk en door haar pioniersarbeid voor het openluchttooneel in Nederland, zoomede wegens het doen opvoe ren van oorspronkelijke stukken en voor wat zij deed voor jonge kunstenaars. Van 29 September tot 20 October zullen in de Kunstzaal Van Lier, Rokin 126, te Amsterdam, plastieken door Maria Eulenbruch worden ten toongesteld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5