I Met vetAaal van den dag I f 25.— keerden wij uit ONZE 337e UITKEERING I I f 82.555.- 1 PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Stormen in de Anglicaansche kerk DISSENTERS OP DEN KANSEL bedenkt bet telkens weer... cokuit zijwegen komt verkeer. DE TOMAAT %A NEIL LYNDON ONTSNAPT DONDERDAG 4 OCTOBER 1934 Men tracht de kerk als instelling te redden ten koste van het geloof Onloochenbaar verwor dingsproces Aardschokken in Japan Oud-Skandinavisch schrift Goedkoop leven in Zuid-F rankri jk Kostbare oude munten opgegraven Naar het Noordpool- gebied ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallenverzekering aan den heer JAC. BERGERVOET, Berkstraat 15, Oldenzaal, wegens een aan hem overkomen verkeersongeval. Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS I ÈJ ik twijfel kroonjuweel Studie op 81-jarigen leeftijd AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES HOOFDSTUK III BRANDEWIJN EN BROODSOEP Er gaat bijna geen maand voorbij zonder dat in eenige der Anglicaansche hoofd kerken gepreekt wordt door non-confor mistische geestelijken en voorgangers. Zij wor den hiertoe uitgenoodigd door den „Dean" of proost der Kathedraal, die hiertoe zelfs de goedkeuring van den bisschop van wien hij, behoudens zijn lageren rang in de hiërarchie, vrijwel onafhankelijk is, niet noodig heeft. Het zou ons als Katholieken volmaakt on verschillig kunnen laten wat men iD de Angli caansche kerken uitvoert, indien zelfs schijn baar onbelangrijke interne aangelegenheden niet van grooten invloed kunnen zijn op het onloochenbare verwordingsproces in de Staats kerk. Een paar millioen Engelschen, die door hun levensbeschouwing en gezagsbegrippen niet in de Anglicaansche kerk thuishooren, blijven daar toch hun geestelijk onderdak vinden om dat zij vergeef mij de eenigszins vulgaire vergelijking te laks zijn om te verhuizen. Maar komen er al te veel scheuren en spleten in dat dak, dan zal het tenslotte a.' te tochtig worden enwel, God beslist, maar wij- men. schen, hebben toch het recht te hopen. Om de beeldspraak voort te zetten: door de gaten in het Anglicaansche kerkdak, waardoor non-conformistische predikers komen Binnen vallen, tocht het niet meer. Het waait. Nu en dan giert het. En het zal wellicht met zoo heel lang meer duren of ae wind loeit en bul dert er doorheen. In Januari stormde het reeds boven de ka thedraal van Liverpool. De proost had predik beurten afgestaan aan dissenters, wier kerkge nootschap zelfs de Goddelijke natuur van Christus verwerpt. Lord Hugh Cecil, de be roemde leekenleider der Anglo-Katholieken, diende een formeele aanklacht in tegen den proost, en ook tegen den bisschop die zich met diens houding vereenzelvigd had. Ten slotte riep de aartsbisschop van York, tot wiens pro vincie Liverpool behoort, een conferentie van bisschoppen bijeen, welke met groote meerder heid van stemmen een resolutie aannam waar in het preeken van non-conformisten in Angli caansche kerken scherp werd afgekeurd als zijnde in strijd met de kerkelijke wet. Ook boven Exeter, de oude historische hoofd stad van Devonshire, in het zuiden van Enge land, stak een storm op. De proost der kathe draal had den kansel eveneens ter beschikking van dissenters gesteld. De meerderheid der geestelijkheid van het diocees onderteekende een protest. Aan de opwinding kwam eerst een einde toen de proost overgeplaatst werd naar de Londensche St. Paul's kathedraal, ter ver vanging van Dean Inge. Het was niet alleen een overplaatsing, maar ook.... een schitte rende promotie. In de eene kathedraalstad na de andere deed zich hetzelfde voor. Non-conformisten, die de Anglicaansche leerstellingen loochenen, en wier opleiding en wijding geheel buiten de controle der Anglicaansche Kerk staat, kregen verlof of werden uitgenoodigd, de Kansels der staatskerk in te nemen. Deze week zal een Anglicaansch bisschop preeken bij de opening eener aoopsgezir.de kerk. In de Anglicaansche kathedraal van Pe- tersborough heeft een doopsgezind voorganger Zondag gepreekt; hij werd ingeleid door den proost in hoogst eigen persoon. Deze zeide dat de uitnoodiging in overeenstemming was met het besluit der Lambeth Conferentie om gees telijken van andere kerken, die werken voor eenheid onder alle(?) Christenen, in Angli caansche kerken te laten preeken. Die proost had advocaat moeten worden. Het is volkomen waar dat de uitnoodiging in over eenstemming was met een resolutie der Lam beth Conferentie. Het publiek kon dus tevre den zijn. Maar zufk een resolutie is geen ker kelijke wet. Zij formuleert slechts een wensch of een wenschelijkheid. De Anglo-Katholieken beginnen hun geduld te verliezen. Zij zijn den beginselen van het An glicaansche geloof prijsgegeven .terwille van een „hereeniging", die beoogt de kerk, als in stelling, te redden ten koste van het geloof. Zoo heel lang zal het niet meer duren of zij zullen uit hun verbolgenheid den moed putten het geloof te redden ten koste van de kerk. «r?r?3°i ►"'club &OR8Ê6 Volgens een rapport van het Meteorologisch Observatorium zijn in Japan sedert de ontzet tende aardbeving van 1923 toen Tokio en Toko- hama gedeeltelijk verwoest zijn, niet minder dan 7.226 aardschokken geregistreerd. Een dertien-jarige knaap te Hjoerring. in het Noorden van Jutland, heeft een ouden steen gevonden met een opschrift, dat hij ont cijferd heeft en dat in een geheel nieuw type van oud-Scandinavisch schrift was gesteld. Een archeoloog van Kopenhagen heeft dit bevestigd. De knaap toont sinds zijn negende jaar een grooten aanleg voor de archeologie. Hij kan Grieksch en Hebreeuwscb gemakkelijk lezen, evenals de moderne talen. De levensstandaard in het Zuiden van Frank rijk wordt steeds lager. Een kilogram kalfs- of varkensvleesch kost slechts vier a vijf francs. Kippen kan men al vanaf zes francs per stuk koopen. Konijnen kosten niet meer dan vijf francs. Voor een flinken kalkoen betaalt men veertig tot vijfenveertig francs. Ook de groen ten zijn goedkoop, spercieboonen vijfenzeventig centimes een kilo. Tomaten en wortelen kos ten vijftien centimes per kilo. Meloenen kosten drie francs het dozijn. Muskateldruiven kosten één franc vijfentwintig het kilogram. Perziken één tot drie francs het kilo. In Armenië heeft men zeventien oude kisten met munten gevonden, welke in de levendige belangstelling staan van oudheidkundigen. De munten zijn van alle jaartallen en lan den en de meeste zijn van zilver. Het grootste aantal werd bij Eriwan, de hoofdstad van Armenië, gevonden, een teeken dat dit indertijd een groot handelscentrum is geweest. Ook werden er Byzantijnsche munten uit de zevende eeuw gevonden in een oude kist, die in Kom Ashtarak opgegraven werd. Een an dere kist dateert uit de negentiende eeuw en bevat oude Arabische munten. De heele verzameling zal in het museum in Eriwan tentoongesteld worden. In Sovjet-Rusland behooren alle gevonden schatten aan den staat. Vinders kunnen ge rechtelijk vervolgd worden indien ze hun vond sten niet aangeven. miiiiiiiiiiiiniiii 11111111111111111111. O frissche vrucht En rood product, Dat men bij ons Nu volop plukt, Dat wij zoo graag Op tafel zien Terwille van De vitamien, Je plaats is wel In onze maag Maar toch, naar jou I Blijkt weinig vraag 1 De boer verdient 1 Aan jou geen geld, Men werpt je dus Maar op de belt. Gaf de natuur 1 Je soms tot troost De kleur waarmee Je eeuwig bloost? Helaas, bestemd Tot fijn gerecht I Kom jij nu op De vaalt terecht Maar zelfs ook daar Draagt jouw bestaan Voor ons nog vrucht En wijsheid aan! Want jij bewijst Dat overdaad i Zich zelve en Ook and'ren schaadt! MARTIN BERDEN I (Nadruk verboden) irï 11111111111111111111111111111 li 11111 1111111111111 li 1111111 li 111111111 li i1111 li i r 111 Dezer dagen is de Poolonderzoeker Pease, slechts vergezeld door zijn hónd, uit Ports mouth naar het Poolgebied vertrokken, waar hij een poging wil doen aanwijzingen te ont dekken, die kunnen leiden tot opheldering van ce geheimzinnige verdwijning van de Pool expeditie van sir John Franklin, die in 1847 bij een poging om de Noordelijke 'doorvaart te vinden, is omgekomen. Pease neemt vijf ton bagage mee en een voorraad levensmidde len, die voldoende is voor den tijd van drie jaar. Hij zal te Fort Churchill landen en daar een twaalftal eskimo-honden aankoopen. Door het Noorden van Canada wil hij zijn tocht ma ken in de richting van de magnetische Pool. Niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiin ïïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii? Edward Moore van de juwelierszaak „Moore Co." op den Broadway te New York. schoof onrustig op zijn stoel heen en weer, kuchte even en keek toen den man aan de an dere zijde van de tafel vragend aan. Gelooft u werkelijk, dat die verwenschte Bill Drummond mij met een bezoek vereeren zal, inspecteur? Ik weet niet, of het als een eer te beschou wen is, antwoordde Tom Jenkins, maar ais de agenten, die het gesprek van zijn handlangers hebben gehoord, zich niet vergissen, zal de ju- weelendief inderdaad vandaag hier komen. De naam Bill Drummond had op dit oogen- blik welhaast dezelfde beteekenis als destijds die van Al Capone. Bill Drummond legde zich bijna uitsluitend toe op het rooven van kostbare en zeldzame juweelen en dat deed hij met zoo'n weergalooze handigheid en de trucjes, die hij daarbij gebruikte, waren zoo weinig doorzichtig, dat totnutoe bijna een vierde gedeelte van de New-Yorksche juweelenhandelaars het slacht offer van zijn brutaliteit was geworden en on danks alle moeite, die de politie deed, om den misdadiger onschadelijk te maken, was de ar restatie van den bandiet telkens afgestuit op zijn slimheid. Edward Moore lachte sarcastisch. Welnu, inspecteur, zei hij, laat den boef maar komen. Of hij ditmaal succes zal hebben betwijfel ik, want een gewaarschuwd man telt voor twee en En als hij uw huis verlaten heeft, bent u voor vijftig duizend dollars bestolen, mijnheer Moore. Denkt u dat? Vergeet u dan dat mijn brandkast inbraakvrij is? Dat er eenige mo derne alarminrichtingen aan zijn bevestigd. En dan de bloedhonden, die altijd in dit vertrek aanwezig zijn? Zullen hem geen schrik aanjagen, mijn heer. Hij komt hier als klant en als hij weg is, bent u het kroonjuweel kwijt. Maar terzake. U mag dan optimistisch zijn, wij van de po litie mogen geen enkele aanwijzing over het hoofd zien. Bent u bereid ons bij de arrestatie van Drummond behulpzaam te zijn? De juwelier dacht even na en sprak toen: Maar natuurlijk, inspecteur, al was het alleen maar om New-York van dien bandiet te verlossen. Wat kan ik doen?" U hebt niets anders te doen dan mij een schuilplaats aan te wijzen in dit vertrek, van waar ik alles wat hier voorvalt goed kan over zien. Als Drummond verschijnt, zal ik u ten wenk geven en dan behandelt u hem als een van uw beste klanten. Werk hem in geen geval tegen, want we moeten hem op heeterdaad be trappen. Maar als hij mij tot iets dwingen wil met de revolver in de hand? vroeg de juwelier een beetje angstig. Dan zal ik dat weten te beletten, was het korte antwoord van den inspecteur. Twee van onze mannen posteer ik in den winke' en op mijn eerste sein zullen zij toeschieten en den man gevangen nemen. Nu, vooruit dan maar, besloot Moore, ik hoop dat het u gelukken zal, den man, die onze stad al zoo lang onveilig heeft gemaakt, eindelijk te vangen. Een uur later verscheen er iemand in den winkel, die den juwelier om inlichtingen kwam vragen. Moore draaide zenuwachtig het sterk ge parfumeerde kaartje tusschen zijn vingers en keek naar het gordijn, waarachter de inspec teur was verborgen. Graaf de Labrouère, mompelde hij, ter wijl hij de deur opende en den bezoeker bin nenliet. De Franschc edelman liet zich ongevraagd in een stoel vallen en vroeg zonder omwegen: Mister Moore, ik heb een zeer zeldzamen en kostbaren diamant bij mij, dien ik graag door u op echtheid wilde laten onderzoeken. Dat kan gebeuren, graaf, sprak de juwe lier, gedachtig aan de woorden van Jenkins, om zijn klant in alles ter wille te zijn. Laat mij het stuk maar eens zien. De ander haalde een doosje te voorschijn en toonde hem een grooten diamant. Nauwelijks had Moore een blik op het juweel geslagen, of hij sprong verschrikt overeind. Maar graaf, stamelde hij, dit is het kroon- command©» 'JSWr*gb«$rtn»4 Neo' \oehtl6tvctf 11 luiUat 4«> Urx^Kt* i'jj |J Slaap- en woonruimte $CKro*f «•'Hul. en ball!,4t, IdVeWwium Na de begroeting brachten de mannen ons naar den commandant van den onderzeeër, en tevens leider van de expeditie. Weldra waren we door den commandotoren in het inwendige van den onderzeeër afgedaald en werden we voorgesteld aan de overige leden van de expe ditie met hun commandant. We werden hartelijk begroet en met span ning hoorde men het relaas van onze avon turen in het onherbergzame Noorden. Men was het er over eens, dat we zeldzaam gelukkig waren geweest, dat we na al onze avonturen nog in leven waren. Daarna vertelde men ons van de expeditie met den onderzeeër. Men was gaarne bereid om ons op den verderen tocht mede te nemen, daar dit onze eenige kans was om de bewopnde wereld weer te kunnen bereiken en het bleek dat bij den aanvang der tocht twee leden der bemanning gedeserteerd waren, zoodat een vermeerdering der beman ning hoegenaamd geen bezwaar opleveren zou. Toen kregen we gelegenheid eens een kijkje te nemen in het inwendige van den onderzeeër. Jongens wat was dat een warwinkel van dra den, buizen, instrumenten en wat al niet meer. Ik was er geheel van onder den indruk. De accomodatie aan boord was best, hoewel uit den aard der zaak erg klein, daar de meeste ruimte werd ingenomen door de machines enz. We sliepen in echte bedden en ik kan jullie niet vertellen hoe heerlijk dat was. juweel, het kostbare sieraad, dat eens heeft toebehoord aan een der Oostersche vorsten. Dat weet ik, wat het antwoord van den Franschman, maar omdat er sprake van is dat u ook zoo'n diamant in uw bezit hebt, en er maar één van bestaat, zou ik graag willen dat u mij vertelde of deze dan wel die van u echt is, Natuurlijk die van mij, sprak Moore uit de hoogte. Dacht u dat ik, Edward Mcore, een echten diamant, niet van een imitatie kan onderscheiden? Deze is valsch, dat is al wat ik u zeggen kan graaf, Maar ik geef aan stonds toe dat hij schitterend is nagemaakt. Graaf de La- IIIMIIMIIIIIIIIIIItllllllllllltlltllllllllHIMIIIIf brouere keek jj strak voor zich j jr uit, toen vroeg JtlCT hij plotseling: natuurlijk geen oogenblik aan uw oordeel, mijnheer, maar u zoudt mij een grooten dienst bewijzen, door mij het origineel even te laten zien. Een vergelijking, begrijpt u? De juwelier stond een oogenblik in twee strijd. Het was gewaagd aan het verzoek van den man te voldoen, daar hij er nu van over tuigd was, dat zijn bezoeker niemand anders was van Bill Drummond. De geheele zelfver zekerde manier van optreden wees er op. Maar wat kon hem eigenlijk gebeuren? Achter het gordijn stond inspecteur Tom Jenkins en in den winkel wachtten twee robuste agenten op het sein om binnen te komen. Eigenlijk is het tegen mijn gewoonte, graaf, zei hij vriendelijk, maar tegenover u wil ik een uitzondering maken. Hij begaf zich naar de brandkast en haalde een doosje te voorschijn, waarmede hij zich weer aan tafel zette. Ziehier, graaf, dit is het echte kroon juweel. Hij hield het juweel echter in het doosje en kneep er stevig in, om er zeker van te zijn, dat de ander hem niet onverhoeds het doosje kon ontrukken. Maar hij had niet op de vlug heid van den bandiet gerekend. Met een onver wachte beweging had hij hem het doosje uit de hand gerukt en in zijn zak laten verdwijnen, terwijl hij met de andere hand een revolver op het hoofd van Moore richtte. Geen geluid, als uw leven u lief is. beet hij den verschrikten juwelier toe. Plotseling klonk er een scherp fluitje en on middellijk daarna vloog de kamerdeur open. De twee politiemannen snelden op Bill Drum mond toe en ontrukten hem de revolver. Ook inspecteur Jenkins was te voorschijn getreden en glimlachend sprak hij' tot den ontstelden Drummond Je begrijpt zeker wel, mijn waarde, dat er aan je misdadig gedoe nu voorgoed een einde is gekomen. Geef het doosje met den diamant maar hier. En tot de politie-agenten: Mannen, breng hem naar het bureau. Ziet u wel, mijnheer, dat er van gevaar geen sprake is? Berg dit doosje eerst maar weg. En dezen valschen diamant neem ik mee als stuk vap overtuiging. Hij drukte den juwe lier de hand en bedankte hem voor de mede werking. Vijf minuten later had de inspecteur het huis van den juweelenhandelaar verlaten. Op het hoofdbureau van politie ratelde de telefoon. Tom Jenkins, die juist op het bureau aanwezig was, nam den hoorn van den haak. Hallohier hoofdbureau van politie.. Ta, met inspecteur JenkinsO, met juwe lier Moore van den Broadway?Wat zegt u?Het verkeerde doosje meegenomen?.. Welk doosje* bedoelt u?Ik begrijp u niet, waar gaat het over?.... Heb ik den echten diamant meegenomen en het valsche juweel achtergelaten?.... Maar mijn beste mijnheer, waar hebt u het toch over, ik weet van geen diamant. Wat zegt u?Ik zou bij u geweest zijn en Bill Drummond hebben gearresteerd? Lieve hemel, was dat maar waar Neen, neenu vergist u bepaald. Ik ben in het geheel niet bij u geweest enHallo.... hallo. Tom Jenkins kreeg geen antwoord meer. Da juwelier had de telefoon uit de hand laten val len en was als een gebroken man in een stoel gezakt, Hij was tot de overtuiging gekomen, dat zijn inbraakvrije brandkast met de alarm inrichtingen en zelfs de bloedhonden niet vol doende waren geweest om Bill Drummond te beletten, hem van het kostbare kroonjuweel te berooven. Wederom had de slimheid van den bandiet gezegevierd. Moore begreep te laat, dat de zoogenaamde inspecteur Jenkins en graaf de Labrouère handlangers waren. Er was maar één troost voor hem en dat was, dat hij niet de eenige bedrogene was. Hij ontveinsde zich echter niet, dat het een schrale troost was, die hem het kroonjuweel niet kon terugbezorgen. Een 81-jarige medicus te Saragossa, dr. Pedro Abuelo, die na 56 jaar lang de medische prak tijk te hebben uitgeoefend, zijn levensavond aan eigen liefhebberijen kan besteden, heeft zich aan de universiteit van Saragossa laten in schrijven voor de faculteit der letteren en wijs begeerte en heeft met goed gevolg zijn eerste examens gedaan. Wanneer hij deze studie beëindigd heeft, wil hij, naar hij mededeelt, rechten studeeren. A 11** *,1%A*a °P dlt bIad zlJn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid t /XllE (1 O O Tl Tit: S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen I OUUU*m verlies van beide armen, beide beenen 5t werken door f 7Cf) bij een ongeval met f O Cfk bij of beide oogen f t/W." doodeiyken afloop f Auvt" eei verlies van een hand 1 OC oij verlies van een Cfk bij een breuk van /ffk bij verlies van 'n. eén voet of een oog f x £tO*m duim. of wijsvinger til/»"been of arm tU*m anderen vinger Alles was doodstil. Links en rechte van mij liep de breede witte, maanverlichte weg den nacht in. Een rij van telegraafpalen, on beweeglijk als reusachtige schildwachten, stond er langs. Aan de voorvork zat een lantaarn en zoodra ik wat bekomen was, stak ik dien aan met de lucifers, die ik in den zak had gevonden. Daarna stapte ik op en reed in de richting van Devonport. In het begin voelde ik mij wat onzeker, want behalve dat ik doodmoe en zwak van honger was, had ik in meer dan drie jaar niet op een fiets gezeten. Nadat ik van den eenen naar den anderen kant geslingerd was, slaagde ik er in mijn stuur recht te houden en reed. eerst heel langzaam, den weg af. Gedurende een kwart mijl liep de grond bijna effen; toen, na een kleine rijzing, be vond ik mij op den top van een heuvel. Ik remde en reed langzaam de eerste bocht om, waar mij een verrassing wachtte. Van hier uit liep de weg steil naar omlaag door een klein dorp, over een brug en een korte, steile helling op aan den overkant van de rivier. Ik overzag den toestand met een enkelen blik en de rem loslatend, liet ik de oude fiets gaan. Ik had maar weinig lust, in het dorp af te stappen en tegen de andere helling op te wandelen en ik was te vermoeid om iets anders te doen dan er in één vaart overheen te rijden. Ik vloog de helling af; de machine liep ge- ruischloos en won ieder oogenblik vaart. Bijna was ik beneden en ik was op het punt weer te gaan trappen, toen ik plotseling iets zag, dat mij bijna verstijven deed. Recht voer mij, midden op het dorpsplein, stond een bewaker der gevangenis; hy stond met zijn rug naar mij tqe, en ik zag het maanlicht glimmen op den loop van zijn karabijn. Ik had zulk een snelheid, dat alles gelijk tijdig scheen te gebeuren. Als in een flits zag ik hem omkeeren en. hoorde ik hem roepen, dat ik moest stoppen; het volgend oogenblik was ik hem voorbij en over de brug. Of hij mij had herkend, durf ik niet te zeg gen. Ik geloof het niet, want dan zou hij waar schijnlijk wel eerder geschoten hebben; nu was ik voor driekwart den heuvel op, toen hij het waagde een schot te lossen. Pang! ging zijn karabijn en bijna tegelijker tijd, met een tweeden harden knal, sprong de band van mijn achterwiel. Wanneer hij daar op gemikt had, was het een goed schot; in ieder geval scheelde liet weinig of hij had zijn doel bereikt. De oude fiets maakte een groote zwaai, maar met een nijdigen ruk slaagde ik erin, haar weer in mijn macht te krijgen. Een seconde lang hoorde ik hem schreeuwen, mij na rennen; daarna trapte ik als een waan zinnige de rest van den heuvel op en verdween achter een beschermenden top. Van mijn rit over den volgenden mijl heb ik slechts een verwarde herinnering. Ik herin ner mij alleen dat ik blindelings voorttrapte, terwijl het achterwiel knarste en steunde on der mij en dat de weg voor mij rees en daalde. Het moet de moed der wanhoop zijn geweest, die mij deed voortgaan, want ik was m het laatste stadium van honger en vermoeidheid en wist meestal nauwelijks wat ik deed. Ten slotte, nadat ik langzaam een lange helling op gehobbeld was, bevend ik mij aan de uiterste grens van deze vochtige heuvel streek. Recht voor mij uit gleed de weg ver scheidene honderden voeten naar omlaag, een breede vlakte van velden en bcsschen in. Zes of zeven mijl verwijderd sloegen de lichten van Plymouth en Devonport een gelen gloed tegen den hemel en nog daarachter kon ik even de glinstering zien van maanlicht op de zee. Het diende nergens toe hier te blijven, want ik wist, dat binnen een uur de bewa kers mij op het spoor zouden zijn. Ik reed de lange helling af, terwijl ik dcor remmen er voor zorgde dat de fiets niet, zooals bij den vorigen heuvel, in volle vaart naar beneden vloog. Ik kwam veilig beneden, waar een wegwijzer stond met twee armen, een wijzend naar Devon port. de andere naar Plymouth, Ik yoigcle den eersten, waarom weet ik eigenlijk niet, en met een laatste samenraping van mijn bijna ver bruikte energie, reed ik duizelig tusschen de hooge hagen aan weerskanten van den weg. Tot op dezen dag begrijp ik nog niet hoe ik toen zoover heb kunnen komen. Twee keer viel ik van louter zwakheid omver, maar beide keeren slaagde ik er in. weer op te stappen en eerst, toen ik voor den derden keer viel, besloot ik, niet verder te gaan. Ik was op een donker gedeelte van den weg; aan weerskanten stonden dichte aanplantingen. Het was een goede plek om mij te verbergen, maar er lag nog een ander belangrijker probleem voor mij; hoe uitgeput ik ook was, ik begreep, dat mijn loopbaan van ontsnapten gevangene spoedig ten einde zou zijn. wanneer ik niet dien nacht nog iets te eten vond. Ik verzamelde al mijn kracht en trok de fiets aan den kant van den weg. Toen kroop ik door het hek, dat langs de aanplanting liep en ging struikelend voorwaarts langs het pad, dat iets hooger lag dan den weg Op deze wfjze was ik misschien veertig meter gevorderd, toen geheel onverwachts zoowel de boomen als het hek ophielden. Een oogenblik bleef ik staan, wankelend, half ongeloovig; toen begreep ik, dat ik voor een open poort stond, die toegang gaf tot een buitengewoon slecht onderhouden oprijlaan. Aan het eind van deze oprijlaan stond een huis en het maanlicht, dat op den voorgevel scheen, toonde mij, dat de geheele plaats een zoo ver laten en verwaarloosd uiterlijk nad, als een be woond gebouw maar hebben kon. En dat het bewoond was bewees een zwakke lichtstroom, welke door het raam boven de voordeur viel. Ik kan niet zeggen, dat het huis mij bepaald uitnoodigde tot een bezoek, maar ik kon moeilijk op een uitnoodiging wachten, waar het een mogelijkheid om eten te krijgen betrof. Ik sloop dus de poort binnen en mij geheel in de schaduw houdend naderde ik langzaam en onzeker de voordeur. Daar hurkte ik een oogen blik neer en nam het huis op. Behalve die eene lichtstreep was er nergens eenig teeken van leven. Eerst had ik een sterken lust om aan te bellen en voor te geven, dat ik een van honger uitgeputte zwerver wasj maar ik bedacht, dat mijn signalement ongetwijfeld overal in de buurt was aangeplakt en dat ieder mij hier onmiddellijk als den ontsnapten gevangenen zou herkennen. Hoezeer het mij ook tegen de borst stuitte, ik kon geen anderen uitweg vinden dan een tweede inbraak te plegen. Langs den zijkant van het huis liep een pad; ik bedacht, dat dit mij misschien bij een venster brengen kon, dat niet gesloten was en daar het ner gens toe diende te wachten tot ik "an uit putting in elkaar zou zakken, stond ik op, ging langs de laurieren tot het einde van de laan en sloop verder onder de beschermende schaduw der overhangende boomen. Langzaam volgde ik het pad, één hand tegen den muur, en kwam aan een kleine, open vierkante ruimte, met schelpen bedekt, waar ik tegen den achterkant van het .huis opkeek. Ei; was een deur in het midden, tusschen twee vensters; daarboven lagen nog enkele kamers, blijkbaar geheel in het duister. Ik voelde, dat ik een bezwijming nabij was, maar met de uiterste wilsinspanuing bleef ik mijzelf meester. Ik ging naar het dichtstbij zijnde venster en gluurde door de ruit. Ik zag vaag den omtrek van een tafel, met enkele borden er op. Ik drukte het raam aan de stijlen omhoog. Het week langzaam en met een pie pend geluid, dat mij het hart in de keel deed slaan. Enkele oogenblikken wachtte ik, ingespan nen luisterend naar eenig geluid binnenshuis. Toen er niets gebeurde, schoof ik het raam nog wat hooger en stak mijn hand naar binnen. Het was werkelijk de Keuken. Lang en ge nietend haalde ik adem en met een laatste krachtinspanning heesch ik mij op en klom over de lage vensterbank. Toen mijn voeten den vloer raakten, hoorde ik een scherpen tik. Een verblindende licht straal schoot het duister uit en trof mij midden in het gezicht en op hetzelfde oogenblik zei een stem, rustig, maar beslist: „Handen op!!" Ik stak ze op. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10