IN EN OM HAARLEM
Wie en wat was Ripperda?
Waar de filmband rolt
DONDERDAG 4 OCTOBER 1934
Dieren bescherm ing
I
Ruim f 3000.- gestolen
GRONINGER BEELD-
STORMER
Fel anti-Katholiek
Mannen in 't wit
J
Centraal Comité voor werkloozen
Op 11 November
Inbraak aan Zuider Buitenspaarne.
Flinke straffen voor zware
jongens
STAATSVISSCHERSHAVEN-
BEDRIJF
De omzet over September
MOTORRIJDER GESLIPT
Er lag een plas olie op den weg
BOUWEN ZONDER
VERGUNNING
De Zandvoortsche aannemer
beboet
Flesschentrekker
De kazerne van de Schoolcompagnie voor den Motordienst
thans Ripperda-kazerne genaamd
Als opperbevelhebber van Haar
lem tijdens het beleg van
1572-1573 gaf hij over
vloedige blijken van
persoonlijken moed x
en vastberadenheid
Groninger beeldstormer
Een anti-katholiek
Film-première in 't Luxor-Theater
Clark Gable en Elisabeth Allan in de film Mannen in t Wit'
Oproep tot verzet
Geëxecuieerd
Beleg
Onthoofd
Gedenksteen
Aan de gevolgen overleden
nl
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiitiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniimiiiiimiiiiiitmic
Smii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiÊ
Vandaag is het „Dierendag."
Sinds eenige jaren hebben dieren
vrienden speciaal den vierden October
van elk jaar bestemd om over de geheele we
reld de liefde tot de dieren aan te wakkeren en
ook in onze omgeving wordt daartoe door de
Vereenigingen voor Dierenbescherming aange
spoord door middel van lezingen, filmvoorstel
lingen enz.
Hoe staan wij, katholieken, tegenover deze
beweging?
Nog niet zoo heel lang geleden schreef de
Vrijzinnige anglikaansche deken van de Lon-
densche St. Paulskerk, dat „afkeer van wreed
heid tegenover dieren geheel afwezig is in
katholieke streken en buiten de godsdienstige
sfeer blijft in al die landen, waarin de Hervor
ming niet is binnengedrongen." Wij gelooven,
dat er meer niet-katholieken zijn, die ons, ka
tholieken, verdenken van een zekere harteloos
heid en misschien zelfs van wreedheid ten op
zichte van de dieren. Maar die 'meening is na
tuurlijk geheel onjuist.
Want al zou tegen deze stelling al niet plei
ten 't feit, dat in zuiver katholieke landen de
vereenigingen voor dierenbescherming even we
lig bloeien als in protestantsche landen en de
goedkeuring en protectie genieten van hooge
katholieke waardigheidsbekleders, dan zou toch
de viering van den „dierendag" op den datum
Van 4 Ocober een afdoende rehabilitatie voor
hen zijn.
De vierde October is n.l. gekozen, omdat het
de feestdag is van den H. Franciscus van As-
sisië, den heilige, die predikte tot zijn „broe
ders", de vogels; die den wolf van Gubbio kal
meerde; die de beschermer, de vriend was, ja,
zich de „nederige broeder" van de dieren noem
de, in wie hü schepselen zag, voortgekomen als
hij zelf uit de handen van God. En wel nie
mand zal kunnen volhouden dat „St. Francis
cus" geen goed katholiek was, of een leer ver
kondigde die niet met de algemeene katholie
ke opvattingen strookte. Dus hebben niet-
katholieken een der beste vertegenwoordigers
Van de katholieke moraal ten voorbeeld gesteld
®-an alle dierenvrienden ter wereld.
Voor den katholiek is het duidelijk, dat, al
zijn de dieren ook geschonken om onze levens
vreugde te verhoogen, het tegen de bedoeling
Van God is, wanneer die vreugde zou worden
gevonden in het pijnigén van een dier. Maar
men verwissele' een dergelijk gezond oordeel bij
de katholieken niet met sentimenteele ge
voeligheid. Een mensch van eenvoudigen, dege-
hjken en practischen godsdienstzin zal den
middenweg bewandelen en noch in het uiterste
van wreedheid vervallen, noch in het uiterste
Van walglijke dierenliefde.
Een aanbevelenswaardig midden wordt in
acht genomen door den doorsnee boer en boerin.
Zij zijn gehecht aan hun beesten, zeker; ze be
handelen ze goed, omdat zulks in hun beider
belang is, maar zij vervallen nimmer in een
ziekelijke gehechtheid aan hun vee of hun huis
dieren. Zij vergeten nimmer, dat het dier in
t belang van den mensch geschapen en niet
op één lijn kan en mag worden gesteld met den
mensch.
Dat is de gezonde opvatting.
Daar zijn nu eenmaal menschen, die zich
moeilijk op een principieel standpunt kunnen
Plaatsen en die zich in hun gedragslijn meer
laten richten door hun warme hart dan door
hun koel verstand. Wanneer het blinde gevoel
echter voortraast zonder door het verstand te
borden geremd dan komt de sentimentaliteit
tot dwaasheden als zakdoekjes voor verkouden
hondjes, hospitalen voor zieke katten, grafmo-
humentjes op hondenkerkhoven. Wij spreken
hu maar niet over die dierenvrienden,
Vier weeige weekheid voor de beesten voort
spruit uit godsdienstige waanideeën, uit de
overweging, dat zij, aanhangers van de leer der
reïncarnatie, bang zijn in een koe of varken een
hunner voorvaderen of voormoederen op te
Peuzelen. Hun dwaling te bespreken geeft hier
Reen pas en zou ons in dit artikel te ver voeren.
De propagandisten voor het houden van den
jaarlijkschen dierendag boeken in vele landen,
ook in ons land, succes. Over de geheele wereld
Wordt er op 4 October een actieve en ongetwij
feld inslaande propaganda gemaakt voor de
goede behandeling van dieren. Een ware kruis
tocht wordt er ondernomen tegen wreedheid
en vijandige onverschilligheid ten opzichte van
dieren. Gevraagd wordt, de dieren, althans
rechtvaardig te behandelen. Dat kan geen
kwaad. Salonschatjes onder de dieren zijn er
Per slot van rekening niet vele. Duizenden
worden er in straten en pleinen, op velden en
bosschen op min of meer onmenschelijke wij-
De volgende ontwikkelingscursussen voor
Werkloozen zijn in het seizoen 19341935 vast
gesteld; Cursus 1 Esperanto; cursus 2 Vaktee-
kenen: a voor metaalbewerkers; b voor bouw
vakarbeiders; cursus 3 verbrandingsmotoren:
a Speciaal voor Dieselmotoren; b andere mo
toren.
De aanvang der cursussen is bepaald op ein
de October 1934.
Aanmelding voor deelname aan bovenge
noemde cursussen wordt vóór 18 October 1934
ingewacht bij de Arbeidsbeurs, Hoofmanstraat
17 en bij het Secretariaat voor Ontwikkelings
werk, van Nesstraat 26, Haarlem-Noord.
Inschrijvingsformulieren zijn verkrijgbaar bij
de besturen der Vakvereenigingen, aangesloten
bij de bestuursbonden en bij de Arbeidsbeurs,
Hoofmanstraat 17.
Men schrijft ons:
In aansluiting op de reeks getuigenis-avon
den, die reeds in meerdere plaatsen door de
Jongeren Vredes Actie zijn georganiseerd, zal
op 11 November in Haarlem een getuigenis-
Vergadering worden gehouden. Mevr. Roland
Holst, Ds. N. Padt, Dr. H. Brugmans en Dr.
Gannt Stuiveling hebben als sprekers hun
medewerking toegezegd, terwijl ook verschillen
de vredesorganisaties hier ter stede, zich bereid
hebben verklaard hun volle medewerking te
verleenen.
ze behandeld. Gevraagd wordt, één dag per jaar
aan deze paria's te denken.
„Oh, ik ben dol op beesten," zal de goede
oude dame zeggen, die haar leven wijdt aan het
welzijn van haar pekingeesje en papegaai.
Maar geheel precies, wat de dierenvrienden
met hun dierendag bedoelen, is deze soort lief
de toch weer niet.
Van de dieren houden, wil zeggen ze be
schermen tegen brutaliteit, tyrannie, tegen
wreede lafheid; wil zeggen, hun pijnen, als zij
lijden, trachten te verzachten.
Een mensch met edele inborst kan men zich
niet noodeloos wreed ten opzichte van een an
der levend wezen voorstellen. Wie dat wel is,
zal langzamerhand zijn hart ontoegankelijk ma
ken voor zachte gevoelens, zal ook op den duur
geen medelijden meer hebben voor zijn even-
mensch. Verzet tegen wreedheid ten opzichte
van dieren is dus tevens bevordering van de
leer der zachtheid jegens den evenmensch.
Ieder, die onbevooroordeeld rechten wil, zal
moeten toegeven, dat het standpunt der katho
lieken inzake dierenbescherming redelijk is.
De katholieken mogen dan misschien al niet
warm loopen voor den „Dierendag", misprijzen
doen zij de actie der dierenvrienden evenmin.
Veertien dagen geleden stonden voor de
Haarlemsche Rechtbank de beide Rotterdam
mers de 37-jarige A. K. en de 29-jarige W. L.
terecht, die ingebroken hadden in het kantoor
van de N. V. Mij. van metselwerken v.h. Smits
en Reynders, aan het Zuider Buitenspaarne 96,
waar zij ruim ƒ3000 hadden buitgemaakt.
De eisch luidde tegen H. 3 j|aar en tegen L.
twee jaar gevangenisstraf.
Tegen den 46-jarigen H. V., die ƒ400.— als
aandeel had gekregen voor het uitkijken en
andere handlangerswerkzaamheden, werd drie
jaar gevangenisstraf geëischt en tegen zijn 31-
jarigen broer W. A. V., die ook een deel van
het geld had genomen, werd negen maanden
voorw. gevangenisstraf met 2 jaar proeftijd ge-
eischt.
Hedenmorgen deed de Haarlemsche Recht
bank uitspraak. K. werd veroordeeld tot 2 jaren
gevangenisstraf. L. tot 1 jaar en 6 maanden,
beiden met aftrek van voorarrest. De heler V.,
tegen wien drie jaren was geëischt, werd ge
straft met 1 jaar en 6 maanden. Zijn broer
met een gevangenisstraf van 6 maanden, bei
den met aftrek van preventief.
In de maand September 1934 kwamen aan de
Rijksvischhal te IJmuiden:
Treil- en zeevisch-zegen: 176 (184) stoom- en
motortreilers f 411.580.09, (f 384.215.23)94 (112)
motorloggers f 55.753.80, (65.592.67)398 (443)
motorkustvisschers f 34.970.91, (f 44.204.61)27
(19) open booten f 553.48, (f 465.61)1 (3) Duit-
sche stoomtreilers f 1.520.08, (f 9.140.68)(1)
Fransche stoomtreiler (f 6.378.45)26 (28)
Deensche motorkotters f 16.623.19, (f 21.688.28)
(4) Belgische motorkotters (f 2.775.70);
(18) Zweedsche motorkotters (f 10.421.76);
Drijfnet: 4 (4) Stoomloggers) f 7.784.05,
<f 3.985.10)10 (5) Motorloggers f 9.635.17,
(f 7.436.90)2 (5) Engelsche drifters f 769.10,
(f 2.224.23). Consignatiezendingen f 11.510.13,
(f 6.635.04).
Totaal f 550.709.— (f 565.164.26).
Over de afgeloopen negen maanden van 1934
kwamen er:
Treil- en zeevischzegen1270 (537) stoom- en
motortreilers f 2.775.521.43 (f 1.137.364.23)1713
(1689) motorloggers f 1.041.899.22, fl.180.886.96)
3255 (3386) motorkustvisschers f 262.805.79,
(f 295.358.32); (5) stoomsnurrevaad
(f 791.03); (4) stoomkustvisscnersvaart.
(f 2.871.81)264 (109) open booten f 2.715.43,
(f 1.541.47); 22 (22) Duitsche stoomtreilers
f 55.045.06, (f 67.329.32); 1 (1) Fransche stoom
treiler f 4.619.05 (f 6.378.459; 214 (228) Deensche
motorkotters f 117.379.20, (f 159.149.62); 10 (27)
Belgische motorkotters f 2.944.80, (f 10.981.55)
(21) Zweedsche motorkoers (f 11.856 49)
(3) Duitsche motorkotters (f 901.60).
Drijfnet: 10 (9) stoomloggers f 24.022.40,
(f 26.363.35); 21 (12) motorloggers f 26.814.02,
(f 29.084. 50)39 (13) Engelsche drifters
f 42.579.29 (17.700.47).
Beug: 137 (137) stoombeugers f 99.348.41,
(f 122.197.85). Consignatiezendingen f 129.020.95,
(f 431.636.75).
Totaal f 4.584.715.05, (f 3.502.893.77).
(Tusschen haakjes zijn geplaatst de cijfers van
de overeenkomstige periode in 1933).
Op den Rijksstraatweg ter hoogte van de bui
tenplaats „Waterland" slipte een motorrijder met
zijn motorrijwiel, doordat ter plaatse een plas
olie op den weg lag.
De duozitster en motorrijder vielen beiden te
gen den grond, de rechterarm van de duozitster
geraakte uit de kom en de motorrijder kreeg
ontvellingen aan rechterbeen en arm.
De duozitster werd per auto overgebracht naar
Haarlem, nadat zij eerst door dokter Boosman
was behandeld, terwijl de motorrijder per motor
zijn weg kon vervolgen.
De aannemer C. M. uit Zandvoort was 14
dagen geleden bij de Haarlemsche Rechtbank
in appèl gekomen van een vonnis van den kan
tonrechter, waarbij hij veroordeeld werd tot
150 boete, omdat hij zonder vergunning van
B. en W. begonnen was met den bouw van een
dubbel woonhuis aan de Joh. Metszgerstraat te
Zandvoort.
De Officier van Justitie overwbog bij zijn
eisch, dat de betrokken wethouder eigenmachtig
was opgetreden en toestemming gaf tot begin
nen, maar eischte niettemin bevestiging van de
boete.
De rechtbank deed Donderdagmorgen uit
spraak, overwoog, dat de wethouder mede schul
dig is aan het feit, maar dat verdachte gepro
fiteerd heeft van diens eigenmachtigheid en
veroordeelde den aannemer eveneens tot 150
boete.
Ripperda, opperbevelhebber van de stad
Haarlem, houdt een toespraak tot de
burgers en schutters van deze stad om
hem op te wekken, hun eed aan Prins
Willem van Oranje te houden en Haar
lem tegen de Spanjaarden te verdedigen.
Naar een gravure van Reynier Vinkeles
1795
Veertien dagen geleden stond een 66-jarige
IJmuidenaar voor de Haarlemsche rechtbank
terecht, omdat hij zich schuldig had gemaakt
aan flesschentrekkerij.
De officier van justitie eischte een jaar ge
vangenisstraf.
De rechtbank veroordeelde hem hedenmorgen
tot 6 maanden.
Dezer dagen hebben wij gemeld dat de ka
zerne van den Motordienst voortaan Ripperda-
kazerne zal heeten. Vele Haarlemmers zullen
ongetwijfeld niet weten, wie Ripperda is. Daar
om la'en wij hier van dezen krijgsman, die
vooral tijdens het beleg van Haarlem een
groote rol gespeeld heeft, het een en ander
volgen, ontleend aan het boek over het „Beleg
en de Verdediging van Haarlem", door C.
Ekama.
Wigfoolt, Wijbrand of Wybout Ripperda was
de zoon van Focco Ripperda te Winsum (Oost-
Friesland) en Clara van Eversum; h\1 had
drie broeders en een zuster. Wigbolt begaf zich
als jongeling naar Genève, waar hij zich met
alleen op de wetenschappen, toelegde, maar
waar hij ook geheel van de calvinistische leer
doordrongen werd.
In het vaderland teruggekeerd schaarde hij
zich onder de vanen van den Prins van Oranje
en klom in dienst tot den rang van hopman op.
Hü had te Groningen een werkzaam deel ge
nomen aan de beeldstormerij, waarvoor hü
later naar Emden uitgeweken was en van de
Katholieken den bijnaam van Groninger beel
denstormer ontvangen had. Hü was kundig,
welsprekend, dapper en vastberaden, waaraan
het dan ook toe te schrijven is dat hem de ge
wichtige betrekking van Gouverneur van Haar
lem werd opgedragen.
Zelfs zün vüanden (vooral dus de Katholie
ken) getuigen dit van hem: „De Groninger
beeldstormer was dan ook een geducht persoon,
die overvloedige blüken van persoonlijken moed
en vastberadenheid had gegeven. De Prins zou
hem als bevelhebber der stad Haarlem een
gebroken roemer (d.i. een drinkbeker) gegeven
hebben met het bevel om hem aan niemand
over te leveren, voordat hem de andere helft
van den beker, op deze passende, vertoond
werd.
Ekama verhaalt dan van een daad van Rip
perda, „die alle afkeuring verdient, hoeveel
verschooning er ook in die tüdsomstandigheden
gelegen moge zün," n.l. den beeldenstorm in de
Groote Kerk.
Zeker! De onverdraagzaamheid en de haat
der protestanten tegen den Roomschen Eere-
dienst en zün geestelüken was zeer fel in die
„Mannen in 't Wit", doktoren, chirurgen van
de groote ziekenhuizen; menschen, die als
levensleuze hebben ..vóór alles naastenliefde";
de stroohalmen, de redders der zieken en lij
denden. Men kan als gezonde bevoorrechte op
merken, dat de ziekenhuissfeer niet aantrek
kelijk is en dat men er beter buiten kan blijven,
Maar het is moediger om het leed van ande
ren en het zwoegen der doktoren te zien en te
hooren, om daardoor de gezondheid des te
meer te waardeeren.
Het louter weergeven van het leven in een
ziekenhuis zou te documentair, te indiscreet, te
realistisch zün. Het zü den schrijver van het
tooneelstuk „Mannen in 't Wit" daarom verge
ven, dat hij om dit leven een liefdesgeschiedenis
heeft gevlochten. In de film, die uit het gegeven
vervaardigd is onder regie van Richard Boles-
lawski, zün de liefdespenibelen, die zelfs op
een moment den illegalen weg betreden, dus
danig verzacht, dat er geen overwegende be
zwaren voor het groote publiek aanwezig zün.
Degenen, die het tooneelstuk hebben gezien,
zullen dubbel genieten van de film; heeft men
er geen kennis mede gemaakt, dan zal men
met ingespannen aandacht de soms lange, sterk-
gespeelde scènes volgen. De film heeft in dit
geval van grooten voorsprong. De geweldige
gangen en zalen van een ziekenhuis, de aan
houdende roep om dokters door middel van luid
sprekers, de lichteffecten, de prachtige visie op
de operatiezaal, de werkelük geslaagde close-
ups van de zieken en opereerende doktoren ma
ken dit werk tot een subliem geheel.
Het verpleegstertje, dat sterft in het büzün
van den dokter, dien zü lief heeft, vindt wel
een zeer gave vertolking in Elizabeth Allan. En
hoe ontroerend is de scène, waarin dr. Ferguson
(Clark Gable) een klein meisje door een juiste
injectie het leven redt.
Tusschen deze tafereelen is het leven van
de inwonende doktoren als een note gaie ge
vlochten. Misschien doet ons de kwajongensach
tigheid van deze jonge assistenten wat onpret
tig aan, men bedenke echter, dat Amerikaan-
sche toestanden geschilderd worden en dat de
regisseur het noodig geoordeeld heeft de hoog
spanning nu en dan plotseling te verbreken.
De verloofde van dr. Ferguson (Myrna Loy)
slaagt er niet geheel in den toeschouwer te over
tuigen van den strijd tusschen liefde en weten
schap. Zü vertolkt ditmaal zeker geen figuur
met karakter. Dan is er nog Jean Hersholt als
de beroemde chirurg dr. Hochberg, de man die
zün jongen vriend wil behouden voor de hoo-
gere medische wetenschap en die zoo juist in
ziet, dat de liefde voor de vrouw daardoor eerst
later aan de orde is. Het behoeft büna geen
betoog, dat Hersholt met zijn sympathieken,
sprekenden kop gaaf en krachtig spel geeft.
Er zal voor velen te leeren zün uit deze
film. Ze is niet zóó realistisch, dat zwakke na
turen eau de cologne noodig zullen hebben;
op sommige momenten zoucten wü zelfs meer
documentair werk wensjfhen.
De film gaat van Vrijdag af in het Luxor-
Theater. Dit is de tweede week, dat de heer
Hartman in Haarlem een Nederlandsche pre
mière brengt, inderdaad 'n feit van beteekenis
y. w.
dagen. De Calvinisten stelden zich het hevigst
tegen den dienst der beelden te weer en dit zal
ook wel de reden zijn dat deze daad van Rip
perda door de geschiedschrijvers met zooveel
verschooning is behandeld.
De historicus Capelle b.v. doet alle mogelijke
moeite zijn held een edele daad te laten ver
richten en hem te verontschuldigen. Hij laat
Ripperda in de kertc gaan en deze draagt nu
alle zorg dat de beelden, noch de gewijde zaken
geschonden worden; aan de beelden wordt in
een afzonderlijk gedeelte der kerk een plaats
aangewezen, en de kostbaarheden worden in
bewaring gesteld van den ontvanger van Ber
kenrode. Maar er zijn 35 altaren en tegen
eiken pilaar in de kerk staat op 'n aangebracht
voetstuk onder het kapiteel de een of andere
heilige, of hangt een schilderstuk, behalve al
hetgeen nog in de onderscheiden kapellen aan
wezig is. Het is ondenkbaar dat op één voor
middag al deze beelden voorzichtig afgenomen
en met de altaren behoorlijk op een afzonder-
hjke plaats in de kerk geborgen werden.
Daarenboven is het geheel in strijd met het
geen andere geschiedschrijvers verhalen. Ekama
citeert dan verschillende schrijvers, o.a. den vu-
rigen protestanden en feilen anti-katholiek
Amrozing, die allen erkennen dat de kerk ge
plunderd, de beelden stukgeslagen en het Gods
huis ontwdij werd, zoodat het vele burgers ge
speten heeft en van harte leed deed."
De daad van Ripperda was roekeloos en on
staatkundig, zegt Ekama. Als bevelhebber van
Haarlem mocht Ripperda althans zoo niet han
delen! Hü, de man, die voor de belangen van
alle ingezetenen waken moest, hij, die weldra de
zware proef van een beleg zal moeten door
staan en daarvoor ieders achting moest trach
ten te winnen; hü krenkt een groot gedeelte
der bevolking in haar godsdienstige gevoelens.
En die man, de gouverneur van de stad, de
opperbevelhebber, die morgen twee aanzien
lijke afgevaardigden zal laten gevangen nemen
omdat zü den eed aan den Prins geschonden
hebben, hetgeen zü met hun leven moeten boe
ken, diezelfde man schendt nu het verdrag
waarop de stad des Prinsen zü'de heeft geko
zen, namelük dat er volkomen vrijheid zou zün
van religie, zoowel voor de gereformeerde als
voor de Roomsche, waarvan ieder in 't oj^n-
baar en in de kerken of kapellen vrije uit
oefening zal hebben.
Later zijn zelfs de steunsels van de altaren
afgenomen, om daardoor als het ware, die pa-
pisüsche afgoderij met alle wortelen uit te
roeien. Diezelfde beelden zijn nog gebruikt om
de gaten in de aarden wallen te stoppen, wat
voor het gevoel van de Katholieken meer dan
stuitend geweest moet zün.
Het meest bekend is Ripperda wel geworden
doordat hij den stoot tot het verzet tegen Alva
heeft gegeven. Haarlem had n.l. de zijde van
Prins Willem van Oranje gekozen en stond op
het punt door Don Frederik, de bevelhebber
van de Spaansche troepen, belegerd te worden.
De gemeenteraad had hierover lang en breed
vergaderd en tenslotte besloten drie afgevaar
digden te zenden die met Don Frederik zouden
onderhandelen.
Maar, de Vroedschap had buiten den waard,
of liever buiten Ripperda gerekend. Want niet
zoodra had deze hopman, tot bevelhebber of
commandant van de stad benoemd, vernomen
wat er in den Raad was voorgevallen en welke
besluiten alaar genomen waren, of hü riep de
schutterijen, de burgers en eenige andere voor
name personen bijeen tot een samenkomst op
de nieuwen Doelen, (het gebouw dat nog in de
Gasthuisstraat bestaat) tegen des middags 2
uur. Reeds lang tevoren was de zaai gevuld, een
afstammeling van het beroemde geslacht van
Brederode en een burgemeester waren daar
tegenwoordig; ja zelfs de Schout van Haarlem
bleef niet achterwege.
En niet zoodra waren allen büeen, of Rip
perda wenkte met de hand tot algemeene stilte
en sifrak hen aldus toe: „Gü vrome (dappere)
burgers en schutters die hier vergaderd zijt,
zult weten dat hier een brief aan de Burge
meesters is ingekomen dat er nog genade is te
verkrijgen bü Don Frederik, waarom Dierict de
Vries naar Amsterdam is getrokken. Gü vrome
burgers gij kunt wel bedenken wat voor genade
ge verkrijgen zult en wat voor een eed gü aan
den Prins van Oranje gezworen hebt. Ik ben
van meening mün eed te houden en wil den
laatsten druppel bloed voor de burgers van deze
stad vergieten. Züt ge nu van meening mee te
doen of niet, wil het dan vrijmoedig zeggen."
De toespraak werd met luid gejuich begroet,
en de büeengekomen menigte gaf daardoor te
kennen dat zij het genomen besluit van den
Raad niet goedkeurde: de schutters beloofden
eendrachtig dat zü „lüf ende bloet" met hem
voor het vaderland wagen wilden, en nadat zij
elkander nog moed hadden ingesproken en tot
standvastigheid in het genomen besluit hadden
aangespoord, zün zü uit elkaar gegaan. Rip
perda en de Schout zonden nog denzelfden
dag brieven naar den Prins, waarin zü hem
den stand van zaken mededeelden, ook zonden
zij heimelük brieven naar een legerbevelhebber,
die reeds op den avond van denzelfden dag
(3 December 1871) naar Haarlem trok.
Door de schutterij en de burgers op de
Doelen samen te roepen, had Ripperda getoond
dat hü werkelijk de bevelhebber van de stad
was; hü had in het openbaar de besluiten van
de Vroedschap afgekeurd en zich daartegen
openlijk verzet; hü alleen had vreemd krijgs
volk ontboden wat een inbreuk op de voorrech
ten van den Raad beteekende en besloten weer
stand te bieden. Ofschoon zün handelwüze wei
van willekeur getuigde, zoo moet men toch be
denken, dat hü tot opperbevelhebber van de
stad benoemd was en de stad aan hem was
toevertrouwd om haar tegen de Spanjaarden
te verdedigen.
Ripperda was nu de spil, waarom alles draai
de; hü was het hoofd en daartoe ook volkomen
geschikt en bekwaam. Hü wilde den eenmaal
gedanen eed niet schenden en toonen dat de
Prins aan geen onwaardige handen de stad
had toevertrouwd, toen hü hem het opperbevel
opdroeg.
Toen twee der drie afgevaardigden van de
stad Haarlem naar Don Frederik naar Haar
lem waren teruggekeerd (de derde was veilig
heidshalve in Amsterdam achter gebleven)
werden zij bijna onmiddellijk pp bevel van Rip
perda gevangen genomen en onder toezicht
naar den Prins te Delft gebracht, beschuldigd
van eedbreuk tegenover deze. Daar zün zü
„geëxecuteerd". Wat dat precies is weten de
geschiedschrijvers niet. De een laat de afge
vaardigden ophangen de ander ze onthalsen en
de derde neemt het zekere voor het onzekere
en laat ze eerst ophangen, daarna onthoofden
en him hoofd ten toon stellen. Dit laatste,
zoo zegt hij er sarcastisch aan toe, zal hen
wel geen pün meer gedaan hebben....
In de beschrijving van het beleg van Haarlem
in 15721573 zelf, wordt Ripperda niet veel
meer genoemd. Een enkele maal wordt hü ge
schilderd als een held een bevelhebber en sol
daat, die voortdurend blijken gaf dat hü voor
zichzelven niet vreesde en geen gevaren ont
zag, zoodra dit voor het behoud der stad kon
dienen. Hij liet reeds bij den aanvang van het
beleg de wallen van Haarlem, die in dien tijd
tot de zwakste vestingen van Holland werd ge
rekend versterken, evenals de forten en muren.
Wij kunnen hier slechts in enkele trekken
het verloop van het beleg, een van de roem
rijkste perioden uit Haarlems geschiedenis, ver
tellen.
Don Frederik, de zoon van Alva, vond in de
Haarlemmers een dapperen tegenstand. Menige
uitval werd gedaan en bestorming afgeslagen.
Naar de zeden van dien tijd gebeurde er ook
vele wreedheden. Zoo b.v. werden uit wraak
door de Haarlemmers de hoofden van negen
gevangen genomen en opgehangen Spanjaar
den, en drie „zoetelaars" dit zijn personen,
die eetwaren aan den vijand verkochten) in een
tonnetje gedaan, naar den vijand geworpen,
met een briefje erbü dat ze met dit geschenk
Alva's beruchten tienden penning betaalden.
Als bevelhebber der stad had Rip>perda zulke
wreedheden moeten verhinderen. Inderdaad
zou Ripperda volgens den geschiedschrijver Ca
pelle, de razende menigte hebben willen tegen
houden met den trotschen uitroep: „Ik ben
Rippgrda". Maar niet zoodra had hü zün hie
len gelicht of de gruweldaad had plaats!
Hoe langer het beleg duurt en de belegerden
wanhopig maakt, des te meer macht krijgt het
gepeupel. Zoo werden door het grauw twee
burgemeesters, die men van „Roomsigheid" ver
dacht, opgehangen en de dochter van een
hunner, een „schoon, godvruchtig meisje", die
haar vader bü zün wreeden dood moed insprak,
in öte Bakenessengracht verdronken. Ekama
trekt uit deze voorvallen dat Rippenia weinig
meer te vertellen had en zijn gezag sterk had
ingeboet.
De Haarlemmers mochten nog zoo dapper
hun stad verdedigen, toen Don Frederik de
stad geheel insloot en alle toevoer onmogelijk
werd, bleek de hongersnood de sterkste te zijn.
De nood werd dan ook zoo groot dat vele kin
deren en oude menschen van honger stierven.
Men at van alles, van gras tot ooievaars en
andere vogels toe. Ripperda zelf hadd rie dagen
lang niets gegeten dan bladeren van wüngaard-
ranken, en „dergelijke groenigheid diende voor
een gerecht van lekkernij." Drie vrouwen en
60 kinderen sprongen op zekeren dag in de
Beek, achter de Groote Kerk en verdronken,
daar zü in geen 5 weken brood noch ander
voedsel gebruikt hadden.
Toen dan ook een poging tot ontzet door den
Prins van Oranje totaal mislukte besloot men
de stad over te geven.
Ekama merkt op dat bij de onderhandelingen
de stadsregeering steeds de schutterij raad
pleegde, maar niet Ripp>erda, den opperbevel
hebber Aan hem was nog wel de stad toever
trouwd! Hij was niet ontslagen door den Prins
en had dus in ieder geval zün stem moeten
laten hooren, onverschillig of hij voor dan wel
tegen de overgave was. Maar niets daarvan. De
overgave werd een feit, zonder dat Ripperda
er het zijne toe of tegen deed.
Wij zullen u maar niet laten gruwen door al
de duizenden onthoofdingen en ophangingen
te beschrijven, die na de overgave plaats von
den. Ongeveer 2300 soldaten werden vermoord,
terwijl tijdens het beleg reeds 2948 personen
in Haariem en 12000 Spanjaarden waren ge
storven.
Als een der eersten tusschen 10 en 11 uur viel
Ripperda. Op 16 Juli 1573 werd hü onthoofd.
Een ooggetuige verhaalde, dat Ripperda in het
zwart gekleed ter strafplaats gegaan is en man
nelijk en standvastig is gestorven. De beul, die
hem onthoofdde woonde later te Rhenen, ten
tüde dat Judith Ripperda er ook woonde, tot
haar groote ergernis natuurlijk, omdat hü
iemand van haar familie had gedood.
Ekama verhaalt tenslotte nog dat op een
schilderij van Frans Hals in het Rüksmuseum
te Amsterdam een p>ortret van Ripperda voor
komt. Door de Rederükerkamer „Liefde Boven
al" werd een gedenksteen van Ripperda ge
plaatst in de genoemde Stadsdoelen te Haarlem
en op 30 April 1831 onthuld.
Op denzelfden dag, dat Ripperda werd ge
dood, werd ook zün luitenant Horenman ont
hoofd en het gele vendel van Ripperda. 400
man sterk, met het zwaard geëxecuteerd of rug
aan rug gebonden verdronken.
Curiositeitshalve voegen wü hier nog aan
toe, dat de schade door en tengevolge van het
beleg veroorzaakt op büna één millioen gulden
werd geschat, een voor dien tijd verbazende
som. Bovendien bedroeg de som voor den af
koop van de plunderingen na de overgave der
stad 240.000.
Maar daar staat tegenover dat Haarlem door
dit beleg een vermaardheid kreeg, niet alleen
in Holland, maar door geheel Europa. Aan
Haarlem is het feitelijk te danken dat de Span
jaarden het beleg voor Alkmaar en Leiden
moesten opbreken. Haarlem werd dan ook be
roemd om de dapperheid van zün burgers.
Tenslotte zü nog vermeld, dat in Haarlem
een- park naar Ripperda is genoemd en dat
thans, zooals gezegd, de kazerne van de School
compagnie van den Motordienst Ripperda-
kazerne heet.
Al mag voor ons, katholieken, de naam van
Ripperda een onaangenamen klank hebben door
de wreedheid waarmede deze bevelhebber tegen
de Katholieken optrad, hü is nu eenmaal voor
altüd met een van de roemrijkste deelen van
Haarlems geschiedenis samengeweven.
Als zoodanig zal onze Katholieke Minister
van Defensie hem ongetwüfeld ook opgevat
hebben.
F. K.
8
De heer P. Honderdors uit Spaamdam, die
Zaterdagmiddag jX met zün motor in botsing
kwam met een Brockwaybus in de Temate-
straat in Haarlem-Noord, toen hü dezen geen
voorrang verleende, is in het ziekenhuis St.
Joannes de Deo aan de gevolgen overleden.
Hü wordt Zaterdagmiddag om 12 uur te
Spaamdam begraven.