Is godsdienst vervelend?
A
A
POLITIEKE' SCHRIKKELDANS
Zware brand te
Leeuwarden
Medische kroniek
en
U ten
met Méén
ZONDAG 7 OCTOBER 1934
IDEEËN
Nieuwe steunregeling
Raadsbesluit van Laren ter schor
sing voorgedragen
BANKBILJETTEN UIT DE
CIRCULATIE
~?TT
IBS
Winkelmagazijn uitgebrand
VERBRANDE TOUWFABRIEK
TE EDAM
Zal ze worden overgeplaatst
naar Leiden?
POST VOOR DE „DOUGLAS"
Honderd arbeiders ont
slagen
Fabriek wordt voor de helft
stilgelegd
Ned. Spoorwegen
Reorganisatie van den dienst
Weg en Werken
RESIDENTIE-ORKEST
Heden eerste concert
TABAKSINDUSTRIE
Installatie van den bedrijfsraad
Moreele ontreddering
bij de jeugd
De 17-jarige dader van den moord
aanslag te Zwolle bekent
WILLEM VAN ORANJE
Tentoonstelling van een gebrand
schilderd raam
INBREKERS ACHTER SLOT
EN GRENDEL
De postvluchten
De erfelijkheidswetten
van Mendel
n.
Consulaat
De vraag: is godsdienst vervelend? lijkt
op het eerste gezicht ongepast. God die
nen en dat is toch godsdienst is
'smenschen eerste en grootste plicht, en dat
zou vervelend zijn? En toch, wanneer wij in
volle oprechtheid trachten antwoord te geven
op deze pijnlijke vraag, dan heeft de mensch,
in het algemeen genomen, ten deze den schijn
tegen zich.
Laten wij met het kind beginnen. Zeker, in
de levens der heiligen vinden wy herhaalde
lijk opgeteekend, dat reeds in de allereerste ja
ren een sterke trejc naar het godsdienstige in
het jonge hart merkbaar was. Maar, zulke
heiligen zijn groote uitzonderingen; op de mil-
lioenen christenen vormen zij een niet te noe
men klein percentage. Ook is het waar, dat het
kindergemoed in het algemeen een neiging voor
het religieuse toont: kinderen hooren graag over
hemelsche dingen vertellen. Maar- het beoefe
nen van godsdienst in den strengen zin des
Woords is niet de liefste bezigheid van het
kind. De jeugdige geest dwaalt weg over strand
en bosch, droomt van spel en vermaak, zoo
dra een gebed slechts enkele minuten is be
gonnen. Wie durft beweren de aandacht van
kinderen in de kerk een half uur vast te kun
nen houden; wie, dat kinderen graag den cate
chismus leeren, gebeden verricnten, stichtende
verhalen lezen? Wij allen weten bij ervaring,
dat het tegendeel de waarheid is: reeds de jonge
mensch ondervindt, dat de geest wel gewillig,
maar het vleesch zwak is. Nauwelijks heeft het
hart zich tot het hemelsche verheven, of de
zinnen worden door het aardsche afgetrokken.
Niet beter en heel vaak slechter staat er de
opgroeiende jeugd voor. Door ouders en opvoe
ders hoort zy zich voortdurend vermanen, dat
de godsdienst niet alleen eerste en hoogste
plicht is, maar ook het eenige middel om den
levensstrijd in deze moeiiyke jaren met een
gezonde ziel door te komen. En toch, hoe
zwaar valt zelfs den meest goedwillende het
groote gebod: den Heer uw God zult gy die
nen en Hem alleen aanhangen! Dienen, het
hoofd en den knie buigen is al reeds iets wat
den jongen mensch tegen staat. En dan voor
al die vermaning om steeds en overal den
strengen Schepper voor oogen te hebben en
Hem alleen aan te hangen, niets dan hem al
leen te beminnen; hoe stuit zulk een eisch af
op de onstuimige verlangens van het vurig
kloppende hart, dat verlangt naar schoonheid
zonder meer, naar uitbundig vermaak, naar
lichten dans, naar de zinneiyke liefde van een
ander schepsel. En hoe moeilijk valt het, ook
bij den besten wil, om in die jaren met woord
en daad te beiyden, dat de godsdienst ons lief
is boven al; dat het ons geen moeite kost om
toe te snellen wanneer de kerkklok roept! Hoe
weinige jonge menschen zullen met de hand op
het hart kunhen getuigen dat ze nooit moeite
hebben een gevoel van verveling te onderdruk
ken by een rozenkransgebed, een predikatie, een
langdurige godsdienstoefening?
Maar ook, wanneer de Sturm und Drang
periode voorbij is en de volwassen mensch zich
maatschappelijk gevestigd heeft, kan hij helaas
niet beweren, dat godsdienst het aantrekkelijk
ste deel van zijn leven is geworden. De vol
wassenen, die met graagte geregeld hun gods
dienstplichten vervullen behooren helaas tot de
uitzonderingen. Veelal zelfs vinden zij in de be-
beslommeringen van het dagelijksche leven, in
hun drukke zaken, in den strijd om het be
staan, de zorg voor een gezin gereede aanlei
ding voor de verontschuldiging: wij hebben
geen tüd om meer dan het minimum van onze
godsdienstplichten te vervullen. Hierdoor ont
gaan zy de pyniyke vraag: maar gesteld, ge
hadt tijd in overvloed, zoudt ge u dan met
graagte op religieuse oefeningen toeleggen; is de
godsdienst u geen verveling? Wanneer zy eer-
lyk zün, kunnen zy niet ontkennen, dat die
lastige vraag nu en dan zich toch opdoet, maar
dat zy er hun ooren voor stoppen. Juist onze
tijd, die zoo enerveerend en sloopend wordt ge
noemd, geeft meer dan ooit gelegenheid tot pe
riodieke rustpauzen. Weekends en wekenlange
vacanties zijn goede uitvindingen van onzen tijd.
Is onze eerste vlucht in zulk een rustperiode
naar den godsdienst; of maken velen zichzelf
niet wijs, dat de religie hun tijdens zulke nood
zakelijke ontspanningen zou beletten om de ge
zochte rust te krygen? In werkelijkheid hou
den zy er zich van af, omdat godsdienst hen
verveelt.
Godsdienst is vervelend: dat spreekt uit alle
menschelijke uitingen. Godsdienst wordt zoo
veel mogelijk geweerd uit lectuur, uit theater,
uit bioscoop, uit de kunst. Waarom? Omdat er
verschillende soorten van godsdienst zyn, zegt
men, en niemand in zyn diepste overtuiging
mag worden gekwetst. Maar dat is een uit
vlucht: de ware reden is, dat godsdienst door
de massa vervelend wordt geacht.
Is het dan noodig overal den godsdienst by
te halen: in onze gesprekken, wanneer wij bij
elkander gezelligheid zoeken, of zakelijke be
sprekingen voeren; wanneer wij geestesontspan-
ning nastreven in een boek, een periodiek, in
een schouwburg of filmvertooning? Neen, na-
tuuriyk niet! Een zoo verheven iets als Gods-
vereering steeds opzettelijk en zonder aanlei
ding in alle dingen van den dag te betrekken,
zou tot fanatisme voeren en den waren gods
dienstzin slecht te stade komen. Maar het is
niet te ontkennen, dat de godsdienst even veel
en meer malen opzetteiyk uit ons leven ge
bannen wordt, wanneer hy zien aan ons op
dringt. Godsdienst is God dienen en dat kan
op duizenderlei wüzen. Het is niet altyd noodig
om den verhevensten vorm te kiezen, n.m. de
godsvereering van het altaar met al de plech
tigheden van den kerkelijken dienst. Daartoe
is niet altyd gelegenheid en tijd. Somtijds kan
godsdienst verheven zijn in een zeer eenvoudi-
gen vorm. Wij kunnen onder den indruk ko
men van een machtig natuurtafereel; wy kun
nen aan een doods- of ziekbed getroffen wor
den door den adem van het andere leven; de
ongekunstelde vraag van een kind, ja de vaste,
klare blik van een kinderoog kan ons hart
aangrypen en omhoog voeren. Dan stygt van
nature uit een christelijk gemoed een gebed
omhoog, hetzü van bewonderend aanbidden voor
de grootheid der schepping; hetzy van berouw
in schuldbesef, hetzij van dankbaarheid of lief
de. Maar hoevelen smoren zulk een edele op
welling onmiddellijk by zichzelf! Zij hebben er
zich aan gewend dat godsdienst" alleen op een
bepaald tijdstip beoefend moet worden; 't is een
plicht, dien zij uit sleur verrichten en waar
aan voor hen een nasmaak van verveling ver
bonden is. En zoo verzuimen zy schoone gele
genheden om God te dienen, uit heel hun hart,
op een eenvoudige, gemakkelyke en toch zeer
verdienstelijke wijze.
Dit verzuim is daarom zoo te betreuren, om
dat het wijst op een geheel verkeerde men
taliteit. Wij houden er niet van om van den
eigen tyd, waarin wij leven, kwaad te spreken
ten voordeele van voorbye tydperken. Allicht
overdrijft men aan den eenen of aan den an
deren kant. Maar dit staat wel vast, dat er ten
opzichte van den godsdienst een andere ge
zindheid groeiende is. Eeuwen lang was de gods
dienst met het menscheiyk leven verweven; de
religie speelde zoowel in het openbare als in het
büzondere leven een groote rol. De schaduw
kant hiervan was veel sleur, vormendienst en
zelfs huichelary. Het tegenwoordige geslacht
staat tegenover alle vraagstukken, ook ten op
zichte van den godsdienst, anders dan vroeger.
Men kiest radicaler en schaamt zich niet voor
zijn meening. Wanneer het percentage der
„godsdienstloozen" onrustbarend gestegen is,
wil dit niet zeggen, dat het aantal ongeloovi-
gen in gelijke mate is vermeerderd. Tiendui
zenden stonden vroeger als behoorend tot een
bepaald kerkgenootschap ingeschreven, terwy'l
zij even weinig godsdienstig waren als degenen,
die thans als onkerkelijk staan genoteerd.
Daarentegen is er by de uitgesproken kerkeiyk
ingeschrevenen een krachtiger opkomen voor
hun overtuiging, een sterker beleven ook van
het geloof merkbaar. Daarin kan een voordeel
schuilen, wanneer n.m. het aantal van deze
laatsten sterk uitbreidt; wanneer de geloovigen
uiterlijk en innerlijk godsdienstiger worden. Hoe
zwart het er ook somtyds in de wereld moge
uitzien, de overwinning is dan aan den gods
dienst. Zooals indertyd een geheele heidensche
wereld het veld heeft geruimd voor de weinige
maar onverschrokken en beginselvaste christe
nen der catacomben, zoo zal ook het moderne
heidendom voor de millioenen belevers van het
christendom van heden wijken. Maar dan mag
godsdienst voor die christenen ook geen ver
veling zyn, doch het voornaamste bestanddeel
voor hun leven. En voor den werkelijk geloo-
vige kan dit ook moeihjk anders. Zooals de
groote Engelsche bekeerling Kardinaal Newman
het uitdrukte: „Ofschoon de Schrift over dit
onderwerp met geen woord spreekt, is het toch
duidelijk genoeg, dat, indien wij gelukkig willen
worden in de wereld, wy ons nieuwe harten moe
ten maken en moeten beginnen die dingen lief
te hebben, waarvan wy van nature afkeerig zyn.
Practisch gezegd: de geheele zaak komt hierop
neer: wij moeten veranderd worden; want wy'
kunnen niet verwachten, dat heel het univer
sum naar ons overkomt, de bewoners van den
hemel, de ontelbare koren van engelen, het glo
rierijk gezelschap der apostelen, de eerbiedwaar
dige schare der profeten, het edele leger der
martelaren, heel de zegevierende kerk, de Wil
en de eigenschappen van God; dat alles is on
veranderbaar. Wij moeten tot hen overgaan. Of,
om het in de gezaghebbende woorden van den
Verlosser zelf te zeggen: Voorwaar, voorwaar,
wanneer iemand niet opnieuw geboren wordt,
kan hy het Koninkrijk van God niet zien.
Het is een zaak van volkomen eigenbelang om
onze gedachten in te stellen op de noodzake
lijkheid van een omkeeren van onze harten,
nog afgezien van onzen plicht tegenover God
en Christus, onzen Verlosser."
Voor onzen tijd, die van efficiency en van
rationalisatie houdt is deze overweging van den
Engelschen Kardinaal van belang. Wanneer wij
christen zijn, wanneer wy ons geloovig noemen,
laten wy het dan ook radicaal zijn. Voor een
werkelyk geloovige nu heeft dit tydelijke leven
alleen waarde^ tegen den achtergrond van de
eeuwigheid; voor hem is leven gelijk aan God
dienen en klinkt »,,veveling van den godsdienst"
als een vloek.
LIBRA.
De Raad der gemeente Laren (N.H.) besloot
in zijn vergadering van 6 September j.l. niet te
aanvaarden het tarief van steunverleenir.g voor
werkloozen, dat de Minister van Sociale Zaken
op grond van de algemeene tariefsherziening,
die op 1 Juli j.l. inging, aan de gemeente heeft
medegedeeld, doch te blijven toepassen het ta
rief, dat in Laren vóór 1 Juli heeft gegolden.
Naar wij vernemen, heeft de Minister van
Sociale Zaken dit raadsbesluit ter schorsing
aan de Kroon voorgedragen.
De directie van de Nederlandsche Bank N.V.
heeft besloten de volgende bankbiljetten uit
de circulatie te nemen:
bankbiljetten van 25, die op de, in roode
kleur gedrukte voorzyde, het medaillon-portret
van prins Willem I van Oranje dragen, en
waarvan de keerzyde een afbeelding van de
Nederlandsche Bank te Amsterdam vertoont;
de bankbiljetten van ƒ40, waarvan de voor
zyde in groene kleur is gedrukt, en het medail
lon-portret draagt van Prins Maurits;
de bankbiljetten van 60, waarvan de voor
zijde in paarse kleur is gedrukt, dragende het
medaillon-portret van prins Frederik Hendrik.
—■q.'
yi^. -iL!,i. .^.1 l i l mi iii i ijji wi i {>i i.i;
r-
O
99
l 99
99
Zaterdagmiddag te half vyf brak te Leeu
warden plotseling brand uit in perceel 121 aan
de stille zijde van de Nieuwe Stad, eigendom
van en bewoond door den heer Simon Landstra.
In het perceel is een zaak in kinderwagens en
rietmeubelen gevestigd.
De brand greep in het zeer brandbaar ma
teriaal zeer snel om zich heen, geweldige rook
wolken sloegen naar boven, de vlammen laai
den hoog op. De heer Landstra zat rustig in
zyn kantoor boven den winkel te werken, toen
hij gewaarschuwd werd door een voorbijganger.
Onmiddellijk werd de brandweer gewaarschuwd,
de politieslangenwagen was echter reeds eerder
aanwezig.
Met vijf slangen werd het vuur van alle kan
ten aangetast. Spoedig was men den brand
meester.
De schade de St. Nicolaas-voorraad was
juist ingeslagen is aanzienlijk, terwijl ook veel
waterschade is geleden. De bovenste twee ver
diepingen zijn geheel uitgebrand, hier waren
slaapkamers en magazijnen gevestigd. Het huis
is verzekerd, evenals de inboedel.
De oorzaak van den brand ligt waarschijnlijk
in het in brand geraken van vensterkozijnen,
een schilder had deze afgebrand, daar het
pand geverfd moet worden. Om half een was
hij naar huis gegaan. Het pand bezit 'n mooien
ouden gevel, die men zal trachten te behouden.
De onlangs afgebrande touwfabriek te Edam
behoorende tot de Ver. Touwfabrieken, is tot
nu toe niet herbouwd. „Het Volk" verneemt
thans, dat de fabriek wellicht in het geheel niet
meer zal worden opgebouwd. Het bedrijf zou
dan naar Leiden worden overgeplaatst, wat voor
die gemeente een uitbreiding van werkgelegen
heid zou beteekenen. Definitief is hierover nog
niet beslist, maar de verplaatsing is in beraad
Reeds duizenden Nederlanders hebben de ge
legenheid aangegrepen om per brief aan de
Melbourne-Race mee te doen. De byzondere
Mac Robertson Race-enveloppen vliegen letter
lijk weg uit de passagekantoren en agentschap
pen van de K.L.M.! Om het talryke publiek
met spoed te kunnen helpen, liggen op de pas
sagekantoren in Den Haag, Amsterdam en Rot
terdam gefrankeerd en wel klaar de enveloppen
met de antwoordcoupon ingesloten.
Ook de buitenlandsche belangstelling is groot.
Op het hoofdkantoor der K. L. M. zijn reeds
honderden brieven uit Engeland, Frankrijk.
Duitschland en Zwitserland ontvangen, die 20
October met de „Uiver" mee naar Melbourne
gaan.
In het geheel kan 200 a 300 Kg. post worden
meegenomen met de „Douglas".
Met ingang van 13 October zal aan de Neder
landsche Schroefboutenfabriek aan den Kanaal
dijk te Helmond een honderdtal arbeiders wor
den ontslagen. De fabriek, een der best geoutil
leerde van Europa, wordt met ingang van dien
datum voor de helft stilgelegd.
Naar wij vernemen, zal in verband met een
voorgenomen reorganisatie van den dienst Weg
en Werken van de Ned. Spoorwegen, dr G. W.
van Heukelom, hoofdingenieur, chef van den
dienst, afdeeling nieuwe werken, met pensioen
gaan en zullen beide afdeelingen van genoemden
dienst komen onder leiding van Ir. Ch. H. J.
Driessen, tot op heden hoofdingenieur chef van
dienst van Weg en Werken, afdeeling bedrijf,
een en ander met ingang van 1 April as.
Naar wy vernemen, zal door het Residentie-
Orkest onder leiding van dr. Peter van An-
rooy vandaag in het Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen te Den Haag het eerste mid
dagconcert in dit seizoen gegeven worden. Uit
gevoerd worden de volgende werken: Vioolcon
cert van Dvorak (soliste Ruth Posselt), „Die
Okeaniden" van Sibelius en Beethoven's Der
de Symphonie.
De Bedrijfsraad voor de tabaksindustrie zal
geïnstalleerd worden op Dinsdag 16 October,
des middags twee uur te 's Gravenhage.
Naar wij vernemen heeft het politie-onder-
zoek naar den moordaanslag op den dansleeraar
te Zwolle tot laat in den nacht geduurd.
De dader bleek te zijn de zeventien-jarige A.
G. uit de Vinkenstraat, die na een langdurig
verhoor heeft bekend.
Hij was met de andere jongens weggehold.
Den steek had hij toegebracht met een soort
knipdolk, die vastgezet kon worden. Bij den
Buitenkant had hij het wapen in de gracht ge
gooid.
G. blijkt deel uit te maken van een bende
baldadige opgeschoten jongens, die reeds ge-
ruimen tijd op verschillende manieren Zwolle
onveilig maken.
De toestand van den heer N. was Zaterdag
morgen naar omstandigheden redelijk wel.
In de kleine zalen van de Kon, Kunstzaal
Kleykamp te 's Gravenhage is Zaterdagmiddag
een tentoonstelling geopend van een gebrand
schilderd raam, voorstellende Prins Willem van
Oranje naar de gravure van den 16en eeuw-
schen meester Hendrick Goltzius, geschilderd
door J. H. Sikemeier.
Bij de opening is een inleiden^, ^aord ge
sproken door den majoor der artillerie b. d. W.
G. de Bas.
In het raam is de Prins uitgebeeld in wapen
rusting, den veldheersstaf in de hand; naast
hem liggen zijn helm en handschoenen. De Re-
naissance-omlysting, met vogels en bloemen
gestoffeerd, omsluit in de hoeken paneelen,
waarop gebeurtenissen uit het leven van Mozes
zijn in beeld gebracht.
De politie is er in geslaagd den tweeden In
breker te arresteeren, betrokken bij de sensa-
tioneele geschiedenis aan den Crooswijkschen
weg te Rotterdam.
Zooals bekend, wist de bewoner van het huis
den kameraad van den thans gearresteerden
nog juist bytyds te overmeesteren.
De „Kwartel" (uitreis) is uit Caïro vertrok
ken en te Bagdad aangekomen.
De „Ijsvogel" (thuisreis) is uit Calcutta ver
trokken en te Jodhpur aangekomen.
De vorige maal hebben wij uiteengezet,
welke vormen ontstaan, indien er krui
singen gemaakt worden tusschen plan
ten, die slechts in één uiterlijk ding verschillen
en wij hebben als voorbeeld aangehaald de
erwten, waarmee Mendel zelve zijn eerste proe
ven verricht heeft. Na de eerste kruising ont
staat dan als eerste bastaard-generatie slecht*
één vorm, die alle het dominante kenmerk ver-
toonen. Er werden gekruist erwten met een
groene zaadschaal met erwten, die een gele
zaadschaal hebben. De eerste bastaard-genera
tie hebben dan alle een gele zaadschaal.
Wanneer deze bastaarden aan zich zelf worden
overgelaten, dus zich zelf bevruchten, dan ont
staan om kort te spreken 3 gele tegen
1 groene. Die groene blijven nu in volgende
geslachten steeds groen. Op de drie gele blijkt
er één ook in alle verdere generatie steeds
geel. De andere twee gelen splitsen zich later
weer juist als de tweede bastaard-generatie,
d.wz. hunne kinderen zyn voor kwart geel,
voor 1 kwart groen.
Wanneer er nu erwten met elkaar gekruist
worden, die in twee punten gekruist worden,
wat gebeurt er dan? Mendel heeft ook deze
proef genomen, n.l. met eenerzijds een hoeveel
heid erwten, die ronde zaden en een gele zaad
schaal hebben, en een andere hoeveelheid, die
kantige zaden en groene zaadschaal hebben.
Nu is de ronde vorm van de zaden dominant
over de kantige, en de gele kleur over de
groene. Noemen wij daarom den aanleg voor de
gele zaadschaal A, over de groene a; noemen
wy den aanleg voor ronde zaden B, voor kan
tige zaden b. Er worden dus erwten A B (geel
en rond), met erwten a b (groen en kantig)
gekruist. Uit den aard der zaak zijn dan alle
bastaarden A a B b, en bevatten dus den aan
leg voor geel en groen, rond en kantig. Maar
de bastaarden zijn geel en rond, omdat geel
over groen dominant is, en rond over kantig.
Nu echter worden deze bastaarden aan zich
zelf overgelaten. A a B b wordt dus met A a
B b bevrucht. Noemen wij nu achtereenvolgens
alle combinaties, die daaruit ontstaan. Uit elk
van de zaden komt dus een A of een a, en een
B of een b. De mogelyke combinaties zijn dan
de volgende:
1. A A B B
(A B)
9. a
ABB
(A B)
2. A a BB
(A B)
10. a
a B B
(a B)
3. A A B b
(A B)
11. a
A B b
(A B)
4. A a B b
(A B)
12. a
a B b
(a B)
5. A A b B
(A B)
13. a
A b B
(A B)
6. A a b B
(A B)
14. a
a b B
(a B)
7. A A b b
(A b)
15. a
Abb
(A b)
8. A a b b
(A b)
16. a
abb
(a b)
Alle combinaties, waarin één of twee A's
voorkomen, zijn geel; A is immers dominant,
wint het van a. De combinaties, waarin twee
a's voorkomen zijn groen. Alle combinaties,
waarin één of twee B's voorkomen zyn rond,
want rond (B) is dominant over kantig (b).
Alleen die combinaties, waarin geen enkele B,
maar twee b's voorkomen, zijn kantig. Tusschen
haakjes is er nu achter elke combinatie ge
schreven, hoe de nieuwe erwten er werkelijk
uitzien. Dan zijn de nrs. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 11, 13
er staat achter A B geel en rond. De nrs.
7, 3, 15 (A b) zijn geel en kantig. De nrs. 10,
12, 14 (a B) zijn groen en rond. nr. 16 (a b)
is groen en kantig.
Er zyn dus vier vormen en wel 9 maal geel irf
en rond, 3 maal geel en kantig, 3 groen en rond
en ten laatste eenmaal groen en kantig.
Zoo zou het dus moeten zijn, als de kansen -n
gelijk verdeeld zyn, als er evenveel kans voor
elke combinatie is. Toen Mendel deze proef
deed, wist hij reeds, dat volgens zijn theorie
de vier genoemde vormen in de genoemde hoe
veelheid moesten te voorschijn komen.
Inderdaad waren er getallen 315, 101, 108, 32,
dus ongeveer 300, 100, 100, 33, dat is de ver
houding 9:3:3:1, precies zooals het volgens
de theorie gebeuren moest.
Hoe nu de verdere generaties er uit zien, zul
len wij onbesproken laten. Maar één opmerking
moet nog gemaakt worden. Door middel van
de regels van Mendel is het mogelijk, uit te
rekenen, hoeveel verschillende vormen kunnen
ontstaan, indien men kruisingen maakt tus
schen twee planten, die b.v. in zeven punten
verschillen. Dat aantal vormen loopt reeds in
de honderden. Nu begrijpt men eerst dat de
■vroegere onderzoekers, die er niet op gelet heb
ben, bij hun kruisingen slechts planten te ne
men, die in één punt verschilden, uitkomsten
kregen, waar men geen wijs uit kon worden.
Wat zijn nu de regels van Mendel?
Vooreerst dat elk kenmerk apart overgeërfd
wordt. Men erft dus niet den vorm van de
ouders als geheel, maar als een samenstel van
verschillende kenmerken. Dit heeft ook eerst
de erfelijkheidswetenschap mogelyk gemaakt.
Ten tweede: de dominantie regel, d w.z. dat
wanneer het eene kenmerk over het andere
domineert, b.v. bruine oogen over blauwe oogen,
dat dan bij de eerste kruising het domineerende
kenmerk naar buiten verschynt.
Ten derde: de splitsingsregels. In de derde
generatie verdwynt de eenvormigheid van de
tweede generatie. De vormen splitsen zich vol
gens bepaalde regelen, zooals hierboven reeds
uiteengezet is. Daaraan ten grondslag ligt de
allesbeslissende wet, dat iedere combinatie op
zich zelf evenveel kans heeft te ontstaan, als
een andere.
Dit is de hoofdzaak van het werk van Men
del. Voordat wij nu echter verder op de be
langrijke consequenties uit deze leer kunnen
ingaan, moeten wij" nog twee opmerkingen ma
ken, die noodig zijn voor het betere begrip van
de werkelijkheid.
Dat is ten eerste, dat een eenvoudig kenmerk
vaak bestaat uit verschillende kenmerken. De
roode kleur van sommige bloemen blijkt b.v.
geen eenvoudig kenmerk te zijn. maar is voort
gebracht uit, om maar een willekeurig voor
beeld te geven, den aanleg van een purperen,
een witte en een rose kleur. Wanneer zulk een
bloem nu gekruist wordt, dan komen er by de
splitsing natuurlijk allerlei variaties voor den
dag. Het eerste wat men dus te doen heeft bij
onderzoekingen op dit gebied, is te zorgen, dat
men met eenvoudige kenmerken te doen heeft.
Wat het haar betreft is b.v. de kleur een
apart kenmerk, de vorm van het haarkleed een
andere, de kwaliteit weer een andere. Men kan
dus het eene zonder het andere overerven.
De tweede opmerking, die gemaakt moet wor
den is, dat sommige kenmerken aan elkaar
gekoppeld zijn.
Twee zulke kenmerken komen dus altyd te
zamen voor. De interessantste onder deze kop
pelingen zijn wel die gevallen, waarby een be
paald kenmerk aan het geslacht gebonden is.
Zoo is er b.v. een ziekte, haemophilie genaamd,
die daarin bestaat, dat het bloed niet stolt,
zoodat een lijder daaraan aan de kleinste
wonde doodbloeden kan. Deze ziekte komt
alleen bij mannen voor, is erfelyk. Deze
ziekte is aan het mannelijk geslacht gebonden.
Ook het geslacht is een eenvoudig kenmerk,
dat men erft. Dit schynt op het eerste gezicht
wel buitengemeen vreemd; zoodat wy hieraan
een aparte kroniek zullen wijden.
Dr. Th. SCHLIOHTING
De heer Woff, consul-generaal der Nederlanden
te Berlijn is van verlof teruggekeerd en heeft zijn
werkzaamheden hervat.