Is godsdienst vervelend? A A POLITIEKE' SCHRIKKELDANS Zware brand te Leeuwarden Medische kroniek en U ten met Méén ZONDAG 7 OCTOBER 1934 IDEEËN Nieuwe steunregeling Raadsbesluit van Laren ter schor sing voorgedragen BANKBILJETTEN UIT DE CIRCULATIE ~?TT IBS Winkelmagazijn uitgebrand VERBRANDE TOUWFABRIEK TE EDAM Zal ze worden overgeplaatst naar Leiden? POST VOOR DE „DOUGLAS" Honderd arbeiders ont slagen Fabriek wordt voor de helft stilgelegd Ned. Spoorwegen Reorganisatie van den dienst Weg en Werken RESIDENTIE-ORKEST Heden eerste concert TABAKSINDUSTRIE Installatie van den bedrijfsraad Moreele ontreddering bij de jeugd De 17-jarige dader van den moord aanslag te Zwolle bekent WILLEM VAN ORANJE Tentoonstelling van een gebrand schilderd raam INBREKERS ACHTER SLOT EN GRENDEL De postvluchten De erfelijkheidswetten van Mendel n. Consulaat De vraag: is godsdienst vervelend? lijkt op het eerste gezicht ongepast. God die nen en dat is toch godsdienst is 'smenschen eerste en grootste plicht, en dat zou vervelend zijn? En toch, wanneer wij in volle oprechtheid trachten antwoord te geven op deze pijnlijke vraag, dan heeft de mensch, in het algemeen genomen, ten deze den schijn tegen zich. Laten wij met het kind beginnen. Zeker, in de levens der heiligen vinden wy herhaalde lijk opgeteekend, dat reeds in de allereerste ja ren een sterke trejc naar het godsdienstige in het jonge hart merkbaar was. Maar, zulke heiligen zijn groote uitzonderingen; op de mil- lioenen christenen vormen zij een niet te noe men klein percentage. Ook is het waar, dat het kindergemoed in het algemeen een neiging voor het religieuse toont: kinderen hooren graag over hemelsche dingen vertellen. Maar- het beoefe nen van godsdienst in den strengen zin des Woords is niet de liefste bezigheid van het kind. De jeugdige geest dwaalt weg over strand en bosch, droomt van spel en vermaak, zoo dra een gebed slechts enkele minuten is be gonnen. Wie durft beweren de aandacht van kinderen in de kerk een half uur vast te kun nen houden; wie, dat kinderen graag den cate chismus leeren, gebeden verricnten, stichtende verhalen lezen? Wij allen weten bij ervaring, dat het tegendeel de waarheid is: reeds de jonge mensch ondervindt, dat de geest wel gewillig, maar het vleesch zwak is. Nauwelijks heeft het hart zich tot het hemelsche verheven, of de zinnen worden door het aardsche afgetrokken. Niet beter en heel vaak slechter staat er de opgroeiende jeugd voor. Door ouders en opvoe ders hoort zy zich voortdurend vermanen, dat de godsdienst niet alleen eerste en hoogste plicht is, maar ook het eenige middel om den levensstrijd in deze moeiiyke jaren met een gezonde ziel door te komen. En toch, hoe zwaar valt zelfs den meest goedwillende het groote gebod: den Heer uw God zult gy die nen en Hem alleen aanhangen! Dienen, het hoofd en den knie buigen is al reeds iets wat den jongen mensch tegen staat. En dan voor al die vermaning om steeds en overal den strengen Schepper voor oogen te hebben en Hem alleen aan te hangen, niets dan hem al leen te beminnen; hoe stuit zulk een eisch af op de onstuimige verlangens van het vurig kloppende hart, dat verlangt naar schoonheid zonder meer, naar uitbundig vermaak, naar lichten dans, naar de zinneiyke liefde van een ander schepsel. En hoe moeilijk valt het, ook bij den besten wil, om in die jaren met woord en daad te beiyden, dat de godsdienst ons lief is boven al; dat het ons geen moeite kost om toe te snellen wanneer de kerkklok roept! Hoe weinige jonge menschen zullen met de hand op het hart kunhen getuigen dat ze nooit moeite hebben een gevoel van verveling te onderdruk ken by een rozenkransgebed, een predikatie, een langdurige godsdienstoefening? Maar ook, wanneer de Sturm und Drang periode voorbij is en de volwassen mensch zich maatschappelijk gevestigd heeft, kan hij helaas niet beweren, dat godsdienst het aantrekkelijk ste deel van zijn leven is geworden. De vol wassenen, die met graagte geregeld hun gods dienstplichten vervullen behooren helaas tot de uitzonderingen. Veelal zelfs vinden zij in de be- beslommeringen van het dagelijksche leven, in hun drukke zaken, in den strijd om het be staan, de zorg voor een gezin gereede aanlei ding voor de verontschuldiging: wij hebben geen tüd om meer dan het minimum van onze godsdienstplichten te vervullen. Hierdoor ont gaan zy de pyniyke vraag: maar gesteld, ge hadt tijd in overvloed, zoudt ge u dan met graagte op religieuse oefeningen toeleggen; is de godsdienst u geen verveling? Wanneer zy eer- lyk zün, kunnen zy niet ontkennen, dat die lastige vraag nu en dan zich toch opdoet, maar dat zy er hun ooren voor stoppen. Juist onze tijd, die zoo enerveerend en sloopend wordt ge noemd, geeft meer dan ooit gelegenheid tot pe riodieke rustpauzen. Weekends en wekenlange vacanties zijn goede uitvindingen van onzen tijd. Is onze eerste vlucht in zulk een rustperiode naar den godsdienst; of maken velen zichzelf niet wijs, dat de religie hun tijdens zulke nood zakelijke ontspanningen zou beletten om de ge zochte rust te krygen? In werkelijkheid hou den zy er zich van af, omdat godsdienst hen verveelt. Godsdienst is vervelend: dat spreekt uit alle menschelijke uitingen. Godsdienst wordt zoo veel mogelijk geweerd uit lectuur, uit theater, uit bioscoop, uit de kunst. Waarom? Omdat er verschillende soorten van godsdienst zyn, zegt men, en niemand in zyn diepste overtuiging mag worden gekwetst. Maar dat is een uit vlucht: de ware reden is, dat godsdienst door de massa vervelend wordt geacht. Is het dan noodig overal den godsdienst by te halen: in onze gesprekken, wanneer wij bij elkander gezelligheid zoeken, of zakelijke be sprekingen voeren; wanneer wij geestesontspan- ning nastreven in een boek, een periodiek, in een schouwburg of filmvertooning? Neen, na- tuuriyk niet! Een zoo verheven iets als Gods- vereering steeds opzettelijk en zonder aanlei ding in alle dingen van den dag te betrekken, zou tot fanatisme voeren en den waren gods dienstzin slecht te stade komen. Maar het is niet te ontkennen, dat de godsdienst even veel en meer malen opzetteiyk uit ons leven ge bannen wordt, wanneer hy zien aan ons op dringt. Godsdienst is God dienen en dat kan op duizenderlei wüzen. Het is niet altyd noodig om den verhevensten vorm te kiezen, n.m. de godsvereering van het altaar met al de plech tigheden van den kerkelijken dienst. Daartoe is niet altyd gelegenheid en tijd. Somtijds kan godsdienst verheven zijn in een zeer eenvoudi- gen vorm. Wij kunnen onder den indruk ko men van een machtig natuurtafereel; wy kun nen aan een doods- of ziekbed getroffen wor den door den adem van het andere leven; de ongekunstelde vraag van een kind, ja de vaste, klare blik van een kinderoog kan ons hart aangrypen en omhoog voeren. Dan stygt van nature uit een christelijk gemoed een gebed omhoog, hetzü van bewonderend aanbidden voor de grootheid der schepping; hetzy van berouw in schuldbesef, hetzij van dankbaarheid of lief de. Maar hoevelen smoren zulk een edele op welling onmiddellijk by zichzelf! Zij hebben er zich aan gewend dat godsdienst" alleen op een bepaald tijdstip beoefend moet worden; 't is een plicht, dien zij uit sleur verrichten en waar aan voor hen een nasmaak van verveling ver bonden is. En zoo verzuimen zy schoone gele genheden om God te dienen, uit heel hun hart, op een eenvoudige, gemakkelyke en toch zeer verdienstelijke wijze. Dit verzuim is daarom zoo te betreuren, om dat het wijst op een geheel verkeerde men taliteit. Wij houden er niet van om van den eigen tyd, waarin wij leven, kwaad te spreken ten voordeele van voorbye tydperken. Allicht overdrijft men aan den eenen of aan den an deren kant. Maar dit staat wel vast, dat er ten opzichte van den godsdienst een andere ge zindheid groeiende is. Eeuwen lang was de gods dienst met het menscheiyk leven verweven; de religie speelde zoowel in het openbare als in het büzondere leven een groote rol. De schaduw kant hiervan was veel sleur, vormendienst en zelfs huichelary. Het tegenwoordige geslacht staat tegenover alle vraagstukken, ook ten op zichte van den godsdienst, anders dan vroeger. Men kiest radicaler en schaamt zich niet voor zijn meening. Wanneer het percentage der „godsdienstloozen" onrustbarend gestegen is, wil dit niet zeggen, dat het aantal ongeloovi- gen in gelijke mate is vermeerderd. Tiendui zenden stonden vroeger als behoorend tot een bepaald kerkgenootschap ingeschreven, terwy'l zij even weinig godsdienstig waren als degenen, die thans als onkerkelijk staan genoteerd. Daarentegen is er by de uitgesproken kerkeiyk ingeschrevenen een krachtiger opkomen voor hun overtuiging, een sterker beleven ook van het geloof merkbaar. Daarin kan een voordeel schuilen, wanneer n.m. het aantal van deze laatsten sterk uitbreidt; wanneer de geloovigen uiterlijk en innerlijk godsdienstiger worden. Hoe zwart het er ook somtyds in de wereld moge uitzien, de overwinning is dan aan den gods dienst. Zooals indertyd een geheele heidensche wereld het veld heeft geruimd voor de weinige maar onverschrokken en beginselvaste christe nen der catacomben, zoo zal ook het moderne heidendom voor de millioenen belevers van het christendom van heden wijken. Maar dan mag godsdienst voor die christenen ook geen ver veling zyn, doch het voornaamste bestanddeel voor hun leven. En voor den werkelijk geloo- vige kan dit ook moeihjk anders. Zooals de groote Engelsche bekeerling Kardinaal Newman het uitdrukte: „Ofschoon de Schrift over dit onderwerp met geen woord spreekt, is het toch duidelijk genoeg, dat, indien wij gelukkig willen worden in de wereld, wy ons nieuwe harten moe ten maken en moeten beginnen die dingen lief te hebben, waarvan wy van nature afkeerig zyn. Practisch gezegd: de geheele zaak komt hierop neer: wij moeten veranderd worden; want wy' kunnen niet verwachten, dat heel het univer sum naar ons overkomt, de bewoners van den hemel, de ontelbare koren van engelen, het glo rierijk gezelschap der apostelen, de eerbiedwaar dige schare der profeten, het edele leger der martelaren, heel de zegevierende kerk, de Wil en de eigenschappen van God; dat alles is on veranderbaar. Wij moeten tot hen overgaan. Of, om het in de gezaghebbende woorden van den Verlosser zelf te zeggen: Voorwaar, voorwaar, wanneer iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hy het Koninkrijk van God niet zien. Het is een zaak van volkomen eigenbelang om onze gedachten in te stellen op de noodzake lijkheid van een omkeeren van onze harten, nog afgezien van onzen plicht tegenover God en Christus, onzen Verlosser." Voor onzen tijd, die van efficiency en van rationalisatie houdt is deze overweging van den Engelschen Kardinaal van belang. Wanneer wij christen zijn, wanneer wy ons geloovig noemen, laten wy het dan ook radicaal zijn. Voor een werkelyk geloovige nu heeft dit tydelijke leven alleen waarde^ tegen den achtergrond van de eeuwigheid; voor hem is leven gelijk aan God dienen en klinkt »,,veveling van den godsdienst" als een vloek. LIBRA. De Raad der gemeente Laren (N.H.) besloot in zijn vergadering van 6 September j.l. niet te aanvaarden het tarief van steunverleenir.g voor werkloozen, dat de Minister van Sociale Zaken op grond van de algemeene tariefsherziening, die op 1 Juli j.l. inging, aan de gemeente heeft medegedeeld, doch te blijven toepassen het ta rief, dat in Laren vóór 1 Juli heeft gegolden. Naar wij vernemen, heeft de Minister van Sociale Zaken dit raadsbesluit ter schorsing aan de Kroon voorgedragen. De directie van de Nederlandsche Bank N.V. heeft besloten de volgende bankbiljetten uit de circulatie te nemen: bankbiljetten van 25, die op de, in roode kleur gedrukte voorzyde, het medaillon-portret van prins Willem I van Oranje dragen, en waarvan de keerzyde een afbeelding van de Nederlandsche Bank te Amsterdam vertoont; de bankbiljetten van ƒ40, waarvan de voor zyde in groene kleur is gedrukt, en het medail lon-portret draagt van Prins Maurits; de bankbiljetten van 60, waarvan de voor zijde in paarse kleur is gedrukt, dragende het medaillon-portret van prins Frederik Hendrik. —■q.' yi^. -iL!,i. .^.1 l i l mi iii i ijji wi i {>i i.i; r- O 99 l 99 99 Zaterdagmiddag te half vyf brak te Leeu warden plotseling brand uit in perceel 121 aan de stille zijde van de Nieuwe Stad, eigendom van en bewoond door den heer Simon Landstra. In het perceel is een zaak in kinderwagens en rietmeubelen gevestigd. De brand greep in het zeer brandbaar ma teriaal zeer snel om zich heen, geweldige rook wolken sloegen naar boven, de vlammen laai den hoog op. De heer Landstra zat rustig in zyn kantoor boven den winkel te werken, toen hij gewaarschuwd werd door een voorbijganger. Onmiddellijk werd de brandweer gewaarschuwd, de politieslangenwagen was echter reeds eerder aanwezig. Met vijf slangen werd het vuur van alle kan ten aangetast. Spoedig was men den brand meester. De schade de St. Nicolaas-voorraad was juist ingeslagen is aanzienlijk, terwijl ook veel waterschade is geleden. De bovenste twee ver diepingen zijn geheel uitgebrand, hier waren slaapkamers en magazijnen gevestigd. Het huis is verzekerd, evenals de inboedel. De oorzaak van den brand ligt waarschijnlijk in het in brand geraken van vensterkozijnen, een schilder had deze afgebrand, daar het pand geverfd moet worden. Om half een was hij naar huis gegaan. Het pand bezit 'n mooien ouden gevel, die men zal trachten te behouden. De onlangs afgebrande touwfabriek te Edam behoorende tot de Ver. Touwfabrieken, is tot nu toe niet herbouwd. „Het Volk" verneemt thans, dat de fabriek wellicht in het geheel niet meer zal worden opgebouwd. Het bedrijf zou dan naar Leiden worden overgeplaatst, wat voor die gemeente een uitbreiding van werkgelegen heid zou beteekenen. Definitief is hierover nog niet beslist, maar de verplaatsing is in beraad Reeds duizenden Nederlanders hebben de ge legenheid aangegrepen om per brief aan de Melbourne-Race mee te doen. De byzondere Mac Robertson Race-enveloppen vliegen letter lijk weg uit de passagekantoren en agentschap pen van de K.L.M.! Om het talryke publiek met spoed te kunnen helpen, liggen op de pas sagekantoren in Den Haag, Amsterdam en Rot terdam gefrankeerd en wel klaar de enveloppen met de antwoordcoupon ingesloten. Ook de buitenlandsche belangstelling is groot. Op het hoofdkantoor der K. L. M. zijn reeds honderden brieven uit Engeland, Frankrijk. Duitschland en Zwitserland ontvangen, die 20 October met de „Uiver" mee naar Melbourne gaan. In het geheel kan 200 a 300 Kg. post worden meegenomen met de „Douglas". Met ingang van 13 October zal aan de Neder landsche Schroefboutenfabriek aan den Kanaal dijk te Helmond een honderdtal arbeiders wor den ontslagen. De fabriek, een der best geoutil leerde van Europa, wordt met ingang van dien datum voor de helft stilgelegd. Naar wij vernemen, zal in verband met een voorgenomen reorganisatie van den dienst Weg en Werken van de Ned. Spoorwegen, dr G. W. van Heukelom, hoofdingenieur, chef van den dienst, afdeeling nieuwe werken, met pensioen gaan en zullen beide afdeelingen van genoemden dienst komen onder leiding van Ir. Ch. H. J. Driessen, tot op heden hoofdingenieur chef van dienst van Weg en Werken, afdeeling bedrijf, een en ander met ingang van 1 April as. Naar wy vernemen, zal door het Residentie- Orkest onder leiding van dr. Peter van An- rooy vandaag in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag het eerste mid dagconcert in dit seizoen gegeven worden. Uit gevoerd worden de volgende werken: Vioolcon cert van Dvorak (soliste Ruth Posselt), „Die Okeaniden" van Sibelius en Beethoven's Der de Symphonie. De Bedrijfsraad voor de tabaksindustrie zal geïnstalleerd worden op Dinsdag 16 October, des middags twee uur te 's Gravenhage. Naar wij vernemen heeft het politie-onder- zoek naar den moordaanslag op den dansleeraar te Zwolle tot laat in den nacht geduurd. De dader bleek te zijn de zeventien-jarige A. G. uit de Vinkenstraat, die na een langdurig verhoor heeft bekend. Hij was met de andere jongens weggehold. Den steek had hij toegebracht met een soort knipdolk, die vastgezet kon worden. Bij den Buitenkant had hij het wapen in de gracht ge gooid. G. blijkt deel uit te maken van een bende baldadige opgeschoten jongens, die reeds ge- ruimen tijd op verschillende manieren Zwolle onveilig maken. De toestand van den heer N. was Zaterdag morgen naar omstandigheden redelijk wel. In de kleine zalen van de Kon, Kunstzaal Kleykamp te 's Gravenhage is Zaterdagmiddag een tentoonstelling geopend van een gebrand schilderd raam, voorstellende Prins Willem van Oranje naar de gravure van den 16en eeuw- schen meester Hendrick Goltzius, geschilderd door J. H. Sikemeier. Bij de opening is een inleiden^, ^aord ge sproken door den majoor der artillerie b. d. W. G. de Bas. In het raam is de Prins uitgebeeld in wapen rusting, den veldheersstaf in de hand; naast hem liggen zijn helm en handschoenen. De Re- naissance-omlysting, met vogels en bloemen gestoffeerd, omsluit in de hoeken paneelen, waarop gebeurtenissen uit het leven van Mozes zijn in beeld gebracht. De politie is er in geslaagd den tweeden In breker te arresteeren, betrokken bij de sensa- tioneele geschiedenis aan den Crooswijkschen weg te Rotterdam. Zooals bekend, wist de bewoner van het huis den kameraad van den thans gearresteerden nog juist bytyds te overmeesteren. De „Kwartel" (uitreis) is uit Caïro vertrok ken en te Bagdad aangekomen. De „Ijsvogel" (thuisreis) is uit Calcutta ver trokken en te Jodhpur aangekomen. De vorige maal hebben wij uiteengezet, welke vormen ontstaan, indien er krui singen gemaakt worden tusschen plan ten, die slechts in één uiterlijk ding verschillen en wij hebben als voorbeeld aangehaald de erwten, waarmee Mendel zelve zijn eerste proe ven verricht heeft. Na de eerste kruising ont staat dan als eerste bastaard-generatie slecht* één vorm, die alle het dominante kenmerk ver- toonen. Er werden gekruist erwten met een groene zaadschaal met erwten, die een gele zaadschaal hebben. De eerste bastaard-genera tie hebben dan alle een gele zaadschaal. Wanneer deze bastaarden aan zich zelf worden overgelaten, dus zich zelf bevruchten, dan ont staan om kort te spreken 3 gele tegen 1 groene. Die groene blijven nu in volgende geslachten steeds groen. Op de drie gele blijkt er één ook in alle verdere generatie steeds geel. De andere twee gelen splitsen zich later weer juist als de tweede bastaard-generatie, d.wz. hunne kinderen zyn voor kwart geel, voor 1 kwart groen. Wanneer er nu erwten met elkaar gekruist worden, die in twee punten gekruist worden, wat gebeurt er dan? Mendel heeft ook deze proef genomen, n.l. met eenerzijds een hoeveel heid erwten, die ronde zaden en een gele zaad schaal hebben, en een andere hoeveelheid, die kantige zaden en groene zaadschaal hebben. Nu is de ronde vorm van de zaden dominant over de kantige, en de gele kleur over de groene. Noemen wij daarom den aanleg voor de gele zaadschaal A, over de groene a; noemen wy den aanleg voor ronde zaden B, voor kan tige zaden b. Er worden dus erwten A B (geel en rond), met erwten a b (groen en kantig) gekruist. Uit den aard der zaak zijn dan alle bastaarden A a B b, en bevatten dus den aan leg voor geel en groen, rond en kantig. Maar de bastaarden zijn geel en rond, omdat geel over groen dominant is, en rond over kantig. Nu echter worden deze bastaarden aan zich zelf overgelaten. A a B b wordt dus met A a B b bevrucht. Noemen wij nu achtereenvolgens alle combinaties, die daaruit ontstaan. Uit elk van de zaden komt dus een A of een a, en een B of een b. De mogelyke combinaties zijn dan de volgende: 1. A A B B (A B) 9. a ABB (A B) 2. A a BB (A B) 10. a a B B (a B) 3. A A B b (A B) 11. a A B b (A B) 4. A a B b (A B) 12. a a B b (a B) 5. A A b B (A B) 13. a A b B (A B) 6. A a b B (A B) 14. a a b B (a B) 7. A A b b (A b) 15. a Abb (A b) 8. A a b b (A b) 16. a abb (a b) Alle combinaties, waarin één of twee A's voorkomen, zijn geel; A is immers dominant, wint het van a. De combinaties, waarin twee a's voorkomen zijn groen. Alle combinaties, waarin één of twee B's voorkomen zyn rond, want rond (B) is dominant over kantig (b). Alleen die combinaties, waarin geen enkele B, maar twee b's voorkomen, zijn kantig. Tusschen haakjes is er nu achter elke combinatie ge schreven, hoe de nieuwe erwten er werkelijk uitzien. Dan zijn de nrs. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 11, 13 er staat achter A B geel en rond. De nrs. 7, 3, 15 (A b) zijn geel en kantig. De nrs. 10, 12, 14 (a B) zijn groen en rond. nr. 16 (a b) is groen en kantig. Er zyn dus vier vormen en wel 9 maal geel irf en rond, 3 maal geel en kantig, 3 groen en rond en ten laatste eenmaal groen en kantig. Zoo zou het dus moeten zijn, als de kansen -n gelijk verdeeld zyn, als er evenveel kans voor elke combinatie is. Toen Mendel deze proef deed, wist hij reeds, dat volgens zijn theorie de vier genoemde vormen in de genoemde hoe veelheid moesten te voorschijn komen. Inderdaad waren er getallen 315, 101, 108, 32, dus ongeveer 300, 100, 100, 33, dat is de ver houding 9:3:3:1, precies zooals het volgens de theorie gebeuren moest. Hoe nu de verdere generaties er uit zien, zul len wij onbesproken laten. Maar één opmerking moet nog gemaakt worden. Door middel van de regels van Mendel is het mogelijk, uit te rekenen, hoeveel verschillende vormen kunnen ontstaan, indien men kruisingen maakt tus schen twee planten, die b.v. in zeven punten verschillen. Dat aantal vormen loopt reeds in de honderden. Nu begrijpt men eerst dat de ■vroegere onderzoekers, die er niet op gelet heb ben, bij hun kruisingen slechts planten te ne men, die in één punt verschilden, uitkomsten kregen, waar men geen wijs uit kon worden. Wat zijn nu de regels van Mendel? Vooreerst dat elk kenmerk apart overgeërfd wordt. Men erft dus niet den vorm van de ouders als geheel, maar als een samenstel van verschillende kenmerken. Dit heeft ook eerst de erfelijkheidswetenschap mogelyk gemaakt. Ten tweede: de dominantie regel, d w.z. dat wanneer het eene kenmerk over het andere domineert, b.v. bruine oogen over blauwe oogen, dat dan bij de eerste kruising het domineerende kenmerk naar buiten verschynt. Ten derde: de splitsingsregels. In de derde generatie verdwynt de eenvormigheid van de tweede generatie. De vormen splitsen zich vol gens bepaalde regelen, zooals hierboven reeds uiteengezet is. Daaraan ten grondslag ligt de allesbeslissende wet, dat iedere combinatie op zich zelf evenveel kans heeft te ontstaan, als een andere. Dit is de hoofdzaak van het werk van Men del. Voordat wij nu echter verder op de be langrijke consequenties uit deze leer kunnen ingaan, moeten wij" nog twee opmerkingen ma ken, die noodig zijn voor het betere begrip van de werkelijkheid. Dat is ten eerste, dat een eenvoudig kenmerk vaak bestaat uit verschillende kenmerken. De roode kleur van sommige bloemen blijkt b.v. geen eenvoudig kenmerk te zijn. maar is voort gebracht uit, om maar een willekeurig voor beeld te geven, den aanleg van een purperen, een witte en een rose kleur. Wanneer zulk een bloem nu gekruist wordt, dan komen er by de splitsing natuurlijk allerlei variaties voor den dag. Het eerste wat men dus te doen heeft bij onderzoekingen op dit gebied, is te zorgen, dat men met eenvoudige kenmerken te doen heeft. Wat het haar betreft is b.v. de kleur een apart kenmerk, de vorm van het haarkleed een andere, de kwaliteit weer een andere. Men kan dus het eene zonder het andere overerven. De tweede opmerking, die gemaakt moet wor den is, dat sommige kenmerken aan elkaar gekoppeld zijn. Twee zulke kenmerken komen dus altyd te zamen voor. De interessantste onder deze kop pelingen zijn wel die gevallen, waarby een be paald kenmerk aan het geslacht gebonden is. Zoo is er b.v. een ziekte, haemophilie genaamd, die daarin bestaat, dat het bloed niet stolt, zoodat een lijder daaraan aan de kleinste wonde doodbloeden kan. Deze ziekte komt alleen bij mannen voor, is erfelyk. Deze ziekte is aan het mannelijk geslacht gebonden. Ook het geslacht is een eenvoudig kenmerk, dat men erft. Dit schynt op het eerste gezicht wel buitengemeen vreemd; zoodat wy hieraan een aparte kroniek zullen wijden. Dr. Th. SCHLIOHTING De heer Woff, consul-generaal der Nederlanden te Berlijn is van verlof teruggekeerd en heeft zijn werkzaamheden hervat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5