KWIEK EN VIEF ïïid mfuxal van den PER VLIEGMACHINI DE WERELD ROND De uniformiteit der Duitsche pers NEIL LYNDON ONTSNAPT EEN GEDWONGEN EEN ZIJDIGHEID SPT' f mm \s DE KACH WOENSDAG 10 OCTOBER 1934 Gevolgen van de W.T.B.- ziekte iJillfcrfi 9I®4 imuv-y- wmmmiim •WH'' wM ■MM l „Papa" niet Japansch Wandeling dwars door Amerika Merlan 's theorie i Boris I Het mausoleum van Augustus A lie abonné's 3000.-SOTS®?ÏSSJHSffiïïSSi' 2 SC 750.- Miïïr*Sg f250.- 52»*%*" vo? IIVX f 125.-KIw» f 50.-^T f40.- vv!SgS Er is een groote menigte, die zeer sceptisch staat tegenover de vele politieke uitingen van het D.N.B. IflpK#;- wêÈk IttfÉêS 'WSÊm mÊÊim AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES Er ls een trieste overeenkomst tusschen de Duitsche pers tijdens den wereldoorlog en de pers in het Derde Rijk. Politiek bestond zij toen uit berichten van Wolff'? Tele- graphen Büro en thans uit berichten van het Duitsche Nachrichten Bürc Bij het couranten- lezend publiek in Duitschiand is er echter een verschil: Tijdens den oorlog zwoer iedere Duit- scher, schier zonder uitzondering, bij het W. T. B. als iets onfeilbaars, terwijl er nu een over- groote gemeente is, die zeer sceptisch staat te genover vele politieke uitingen van het D.N.B. De uniformiteit in de Duitsche pers is er weer, de mentaliteit der lezers i« veelal anders. Bui- tenlandsche couranten waren tijdens den oorlog zoo goed als allemaal verooden, in het Derde Rijk op zeer groote schaal. Het W. T. B. beheerschte tijdens den oorlog onbestreden het heele terrein. Het is een zekere waarheid, dat, als men langen tijd in het buitenland vertoeft, men de juiste stemming van het volk niet in alle nuan ces meer onderscheidt. Men ondergaat zelf den invloed van het nationale gebeuren, en in vele dingen vangt men aan, de opvattingen te deelen van het volk, temidden van hetwelk men ver blijft. Deze waarheid geldt in bijzondere mate in tijden van oorlog. Dan werken de stemmin gen en opvattingen van een vreemd volk veel suggestiever dan anders. En vooral de eenzijdig heid, de gedwongen en wel noodzakelijke een zijdigheid van de pers van een oorlogvoerend land stompt af, temeer als men kranten uit het buitenland maar zelden ontvangt. Daartegen bestaat slechts één remedie Men moet een tijd je weg; men moet weer een? andere lucht inade men; men moet psychisch weer eens op zijn verhaal komen, zooals dat voor het physiek ge stel door verandering van lucht en omgeving ook menigmaal noodzakelijk blijkt. Om een kijk te geven op de psyche en psycho se In t begin van den wereldoorlog, zijn de vol gende oorlogsherinneringen Interessant Schrij ver dezes, die toen in Duitschiand woonde, iaat zich zelf aan het woord: Om aan aie bovenbe doelde eenzijdigheid te ontkomen nad ta mijn koffer gepakt en was een tijdje naar Nederland teruggekeerd, en wel, om net meteen ook maar eerlijk te zeggen, om te genezen van de besmet telijke en onontkoombare W(olff) Ttelegraphen) B(Uro)-ziekte. Als men wenen lang niets anders genoten heeft dan de telegrammen van Wolff's Telegraphen Büro, dan is men geestelijk ziek en slap, niet omdat deze telegrammen op zich zelf iemand ziek maken, maar omdat men door die tijdingen van uitsluitend één kant zijn even wicht kwijt raakt en tenslotte niet meer in staat is, de wereld anders te bezien dan door de brilleglazen van Wolff. Men krijgt op het laatst het onaangename gevoel, dat men zelf ook ho peloos door de W.TB.-ziekte is aangetast. Een reis naar het vaderland genas mij. En toen ik weer over de grenzen naar Duitsch iand terugkeerde en ik van die grenzen naar het eerste grensstation op Duitschen bodem ge wandeld had, stond in het eerste het beste café, waar ik binnentrad, de al;es omvademende en alles ketenende W.T.B.-figuur plotseling weer voor my en wel in de gedaante van een kellner- tje van hoogstens vijftien jaar, dat my, toen ik hem iets mededeelde over de berichten in het buitenland, met prachtige zekerheid en rots vaste overtuiging vertelde, dat Havas en Reuter de grootste leugenaars en dat Wolff en het Duitsche Hoofdkwartier de eenige waarheidlie- ver.den ter wereld zyn. U kunt het gelooven of niet, maar ik kwam dadeiyk alweer onder den indruk en mijn in Nederland zoo goed geconsolideerde meening, dat er nog andere waarheid bestond, dan die komt uit den mond van Wolff. werd plots deer- ïyk gehavend. Ik voelde den greep van de on ontkoombare ziekte alweer stevig om myn keel. Dit droeve proces speelde zal af in Kaldenkir- chen. Wel nooit zal ik het vergeten toe de oogen van dat kleine keilnertje flitsten van haat, toen hy my vroeg, of ik uit Venlo kwam en daar misschien de „Nieuwe Venlosche Cou rant" gelezen had. Want. zeide hy dat blad loog zóó verschrik kelijk, dat de redakteur, die vroeger nog al eens in Kaldenkirchen kwam. daar zekei niet meer komen kon, zonder afgeranseld te worden. Dc redacteur was er warempel eenmaal geweest, maar men had hem niets kunnen doen want hy stond onder bescherming van een paar sol daten. Die man had ook de Havas- en Reuter- telegrammen in zyn krant durven opnemen, terwyi uitsluitend Wolff toch de waarheid be richtte I Het geval was typisch en teekenend. Ik polste de kleine intelligentie, of men dan in Duitsch iand niets wist van het terugtrekken der Duit- schers in Frankryk aan de Marne Maar daar was ik aan het verkeerde kantoor. Beware, dat was geen terugtocht geweest, maar een elastisch en strategisch terugweken. En meteen kwam er een heele bundel W.T.B.'s te voorschijn, aie ik reeds kende als behendig geredigeerde woor den, om de volle waarheid te verbergen. Men ontkomt niet aan dat suggestieve en onevenwichtigmakende W.T.B. In den trein zat ik met een officier van den Landsturm. In een ras aangeknoopt gesprek passeerden de feiten der laatste dagen de revue, zooals ik die m mijn hoofd op grond van veelzydige ber chten uit Nederland geconstrueerd had. De officier luisterde aandachtig. Toen ik klaar was met myn exposé, keek hy my eens even aan cn zei toen bedachtzaam, dat ik maar eens de W.T.B.'s der laatste weken bestudeeren moest, dan zou ik wel spoedig genezen zijn van de ver warring, die klaarblijkelijk in mijn noofd was aangericht door de leugenberichten van Havas en Reuter. Daar zat ik weer. Ik voelde de pij nigende nabüheid van W.T.B. Dat W.T B. is een evangelie geworden; men geeft voor de waarheid van W.T.B. zyn leven, men zweert er bij. Dat bleek mij, hoe verder ik kwam. Met eiken nieuwen reiziger steeg een nieuwe vleeschgeworden W.T.B. in den trein. Ik kroop in een hoekje en poogde my te desinfecteeren van de omklemmenae ziekte Ik keek naar buiten. Vredig en gelukkig lagen er de bouwlanden en akkers. Veel mannen waren er aan het werk, weinig vrouwen. Uit elk dorp haast trokken ten avond de vrouwen en kin deren met rozenkransen in de hand en hielden bidprocessies, klaarbiykelyk met het doel. Gods zegen over de Duitsche wapenen af te smee- ken. Het was een ontroerend gezicht..., 's Avonds zat ik met oude vrienden tezamen. Begeerig naar nieuws waren zy heelemaal niet. Men had zijn W.B.T.'s. De krant hoefde Je eigenhjk niet meer te lezen 's Ochtends na het ontbyt ging je naar den eersten den besten sigarenwinkel en je las de nieuwe W.T.B 's en dan wist je weer genoeg, wat de kranten schre ven was tenslotte niets anders dan eer.e om schrüving en verklaring van de W. T B 's. Ik zat met myn hoofd vol nieuws, maar ik kon net niet kwyt. Van alles, wat ik opperde met zekerheid kon ik al niet meer spreken, want de oesmet- ting der W.T.B.'s zat reeds in myn keel ge loofde men geen woord. Eerst was ik daarom kwaad, en ik nam wraak, door den terug tocht der Duitschers in Frankryk een beetje erger af te schilderen, dan het was. Myn vrien- ..I den, alle intelligente mannen met academische graden, bleven koud als marmer en onbeweeg- ïyk als mummies, zy begrepen niet, dat ik niet alle W.T.B.'s voetstoots gelooven kon, en hoe ik zoo kettersch en rebelsch tegenover deze uitingen der absolute waarheid kon staan. Ik haalde eenige zorgzaam vergaarde en ge raffineerd uitgezochte argumenten tegen de W.T.B.'s aan, maar het hielp niets. Ik moest dra mijn onmachtig pogen inzien. Ik bemerk dat in de hersens der Duitschers niet meer het fynere begrip in te hameren was, dat de waar heid verzwygen of de waarheid niet ten volle mededeelen ook het karakter van onwaarheid en daardoor van onvertrouwbaarheld aannemen kon. Het was en bleef de triomf van WT.B. En allengs kwam ik weer onder dien verlam- menden en ontzenuwenden indruk. Ik voelde myn zekerheid vergaan en ik stond weer op dryfzand. Voor mijn hotelkamer joelt op straat een blijde menigte. Er is een nieuw W.T.B uitge komen met de mededeeling, dat de Duitschers in Frankrijk weer eenige „Teilerfoige" (alles ie hier systematisch, ook de taal der oorlogs bulletins) behaald hebben. Met myn hoofd nog vol met de berichten van Engelscbe en Fran- sche zyde, twyfel ik aan de absolute juistheid van dit W.TH. Maar een vriend poogt my te overtuigen, dat W.T.B. onfeilbaar is. Ik kyk naar de jubelende menigte en achter mij hamert de stem van myn vriend in myn oor; „Hebben wy Luik niet genomen, hebben wy Namen niet varoverc. heb ben wij Maubeuge niet overwonnen, hebben wy niet.... hebben wy niet.... en hebben de En- gelsche en Fransche en de neutrale kranten niet weken lang aan deze feiten getwyfeld en zyn die berichten niet alle waar geblekenï Welnu dan...." O Ik voel het, nu komt weer het verschrikke- ïyke, het verlammende, waar je je niet tegen verdedigen kuntNu dan, zyn de W T.B.'s niet waar?" Ik geef maar geen antwoord meer, maar voor my dansen tegen de avondlucht uit het licht der lantarens boven het juichende, van zege dronken volk die drie verschrikkelyke letters, die ik nu weer eiken dag eten, drinken verduwen moet: W.T.B. £>iiimiiiiiiiiiiiii mniiniiiiiiiiiuiiiu Heel den zomer stond zij eenzaam I Op den zolder in een hoek, Want de liefde van de menschen 1 i Was ten eenenmale zoek. I Tusschen afgedankten rommel I En besmeurd met stof en rag Sleet zij haar ellendig leven I Op dien schoonen zomerdag Maar de zomer is verdwenen En daarmee de warmtebron, 3 Nergens voelt men meer de hitte Van de veel geprezen zon. I Nu de kilte ons doet rillen, Nu opeensmet blij gelaat Weten wij dat op den zolder Nog een trouwe kachel staat! Ma stuurt dus de meid naar boven 3 En een boodschap naar den smid, Wanf de kamer die zoo kil is, 3 Moet natuurlijk weer verhit! En de kachel, niet haatdragend 3 Om ons trouweloos gedrag, 3 Komt weer schoon en opgetogen 3 En gepotlood voor den dag! 3 En om alles goed te maken 3 Voor hetgeen haar is misdaan, 3 Komt zij op het mooiste plekje, Midden in de kamer staan! 3 Vlug een vuurtje, vlug de kolen, 1 3 Vlug wat houtskool en papier En de kachel plus wij zelve 1 Gloeien eensklaps van plezier! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiHfiiiiiiiiiniiiiHiiiMiMiiiiiiiuiiiiiiiiiii De Japansche minister van Onderwijs, Matsuda, heeft voor alle Japansche kinder tuinen en volksscholen het gebruik van de woorden papa en mama verboden. Als mo tief voor dit verbod wordt opgegeven, dat deze beide uit het Westen overgenomen woor den niet aan de Japansche traditie beant woorden. De Japansche pers publiceert intusschen tal- rüke brieven van vooraanstaande persoon- ïykheden, die voor het behoud dezer woorden, welke den Japanners zoo lief geworden zyn, opkomen. Een dollar per myi zal aan Gilbert Mason en zyn vrouw betaald worden, als zij op I Jan. 1935 van Quebec naar California gewandeld zijn. Mason is een oud-strijder en marathon- looper uit Sydney in Nova Scotia De afstand is 4000 mijl, zoodat ze er in to taal 4000 dollar mee verdienen. Mason zegt dat de premie gegarandeerd wordt door be kende sportlieden uit Sydney. Onderweg moet hy in zijn onderhoud voorzien door briefkaar ten te verkoopen. is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw spreekt hy in 75.000 gezinnen, waar hy steeds sen trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 ct. per regeL Begeleid door rechecheur Valette. begaf detective Merlan zich naar het onaan zienlijke kantoorgebouw in de rue La- martine, waar zich den vorigen avond een drama had afgespeeld. Onderweg stelde recher cheur Valette hem op de hoogte van alle feiten. Vanmorgen kwam de concierge zooals ge woonlijk het kantoor van Roberts binnen, om het lokaaltje schoon te maken. Zooals u weet. is het heele gebouw verdeeld in kantoorloka len, die aan verschillende firma's en syndica ten verhuurd worden. De aard van hun zaken loopt nogal uiteen, maar over het algemeen is gebleken dat zy zich met niet wereldschok kende transacties bezighouden. Roberts zelf bü- vocrbeeld was importeur van zyden dassen, boven hem is Lerroux Co. gevestigd, die handelen in haarmiddelen en inferieure par fumerieën. „Geen verdachte zaken?" onderbrak Merlan den verteller. „Voor zoover wy weten niet," ging Valette verder. „Het zyn kleine handelaartjes en ook de overigen lyken my rechtschapen menschen toe. Op de benedenverdieping woont een oude came, die in haar onderhoud voorziet door schrifteiyke toekomstvoorspellingen te leveren. Niet erg verheffend, maar toch heel onschuldig. Maar om dan verder te gaan: de concierge ging naar Robert's' kantoor en daar deed ze plotseling een ontdekking, die haar deed ver stijven van schrik. Roberts lag in een slapen de houding over zyn schryfbureau, één arm onder zyn hoofd, de andere neerhangend. Maar de bloedspatten, die op het burèan en de pa pieren waren terecht gekomen, duidden er op dat de man niet sliep. By een nader onderzoek ontdekte de concierge dat Roberts was ver moord. Hevig ontdaan rende de goede vrouw naar het politiebureau en vertelde .wat ze gezien had. Oogenblikkeiyk ben ik er toen heen gegaan. Onderweg pikte ik een dokter op en zonder tyd te verliezen hebben wij samen het onderzoek geleid. De dokter stelde vast dat Roberts den avond te voren, ongeveer om elf uur was doodgestoken met een voorwerp dat wel een bajonet had kunnen zijn." „En wat heb JU ontdekt?" vroeg Merlan. „Niets! Geen enkel spoor en geen enkele aan wijzing." „Heeft niemand het verdacht gevonden dat heel den nacht het licht heeft gebrand?" „Het licht heeft niet gebrand. De concierge heeft verklaard dat den vorigen avond, even na elven het licht uitging en dat iemand het gebouw verliet, van wien zij toen vermoedde aat het Roberts ls geweest. De man werkte wel meer tot iaat in den nacht door. Ze vond er niets verdachts in." „Is het wapen gevonden?" „Nee, dat moet de moordenaar meegenomen hebben. Ik moet zeggen, dat het me een koel bloedige vent lykt. Hy liet geen sporen achter en dacht er zelfs aan om het licht uit te doen." Detective Merlan gromde. Het was niet pret tig zoo vroeg in den morgen al voor een raad sel geplaatst te worden. Maar langzamerhand behaalde het beroepsinstituut de overwinning op zijn zelfzucht en toen de beide mannen het kantoorgebouw bereikt hadden, was detective Merlan een en al opmerkzaamheid. Er waren reeds enkele politle-autoritelten ter plaatse. Merlan vernam nog eens alles wat er gebeurd was, stelde een nauwgezet onderzoek in en was toen nog even wys als tevoren. Het geval was inderdaad mysterieus! En toen Merlan wist dat Roberts een ach tenswaardig burger was en geen vyanden had, vond hy het drama onverklaarbaar. Het was niet in de eerste plaats de vraag wie de moor denaar was, die hem bezig hield, maar het raadsel waarom Roberts vermoord werd. En hij moest bekennen dat hy geen enkel motief daarvoor wist aan te voeren. Geïnteresseerd door de moeilijkheid van het geval groeide Merlan's activiteit. Nog dienzelf den dag nam hy de concierge, de firma Ler roux en Co., de waarzegster (die den moorde naar ook niet kon opsporen!) en nog vele an dere menschen een zorgvuldig verhoor af. Des Ik stond vreemd te kyken Naast my stond myn metgezel, die de lier had bediend met den staalkabel, ook in duikerpak natuurlyk. Vlug sloten we thans de opening weer dicht. Daarna gaf hy met een instrument drie slagen cp den wand en onmiddellyk werd het water in het compartiment weggepompt en lucht birmenge- pompt. Daarna gingen de schotten weer open en weldra was ik uit myn duikerpak bevryd. Ik was echter zoo moe en duizelig, dat ik direct als een blok lood neerviel. Toen ik wakker werd lag ik in myn kooi. Ik drukte op een bel en weldra verscheen Oom Sydney, die my de hand drukte. Ik kleedde my spoedig en volgde Oom naar boven en eenige oogenblikken later stond ik op het plat v.tn de duikboot vol welbehagen de heeriyke frlssche lucht in te ademen. Ik moest thans mijn wedervaren vercellen. Het bleek nu, dat ik 'n diepzeemonster mee naar boven had genomen. Door den geringen druk, welke er in de hooge wateriagen heerschte, was het monster, dat altijd onder hoogeu druk had geleefd, eenvoudig ontploft Door de hevigheid der ontploffing was de duikboot los geraakt en met een vaart tegen het i>dok opgevlogen, dat daardoor werd stukgeramd. Zoo nad dus de ontmoeting met dezen diepzeevisch gelukkige gevolgen gehad. Mijn medewerker aan het lierapparaat ver telde vervolgens hoe hy eensklaps den kabel snel zag afrollen. Voordat dit geheel gebeurd was en ik dan misschien door den schok losgeraakt zou kunnen zijn, had hy vlug het remapparaat in werking kunnen stellen, waarna hy direct was begonnen met het opwinden van den kabel Eensklaps was de boot hevig gaan schommelen en met de grootste moeite had hy zich staande kunnen houden en voorkomen, dat de kabel opnieuw aan 't afrollen was gegaan. iiiiniiiiiinnii imiiiiMimiiiiiiiiimitiiimii avonds begon zijn gezicht op te klaren. Recher cheur Valette, die hem trouw had bijgestaan, verwonderde er zich over, want volgens hem was er niets ontdekt dat reden tot tevreden heid kon geven. Maar Merlan glimlachte geheimzinnig. „Ik heb me een theorie gevormd om het ge- vai-Roberts," zei hy, „en als die theorie juist is zullen we vanavond weten wie de moorde naar is." Valette keek hem ongeloovig aan. Een half uur later werd er een bezoeker voor de- tective Merlan i aangediend. De detective gaf re- chercheur Valete een wenk om te ',',,,",,i»»M,,»'»Mimmiiuiiiiiiimiiiiiii»" blijven en daarna liet hij den laten bezoeker bin nentreden. Het was een man van ongeveer veertig jaar, blond, stevig gebouwd, het type van een man die gewend is alles aan te pakken. Merlan bood zyn bezoeker een stoel. „U is Francois Ponjar?" vroeg hij. De man knikte. „Ja!" vervolgde hy, „en u heeft me laten komen „Juist," zei Merlan. „Ik heb u laten komen om u eenige vragen te stellen, die wel wat in discreet zyn, maar die u me toch wel zult wil len beantwoorden. Laat ik u van te voren zeg gen dat het hier een gerechtelyk onderzoek be treft en dat ik verlang de waarheid te hooren." Weer knikte dë man kort. „U moet nie nameiyk vertellen," vervolgde Merlan, „wie degene is, met wien u tot voor drie maanden geleden ruzie hebt gehad en die u na dien tijd niet meer hebt ontmoet." Een trek van verbazing gleed over Ponjar's gelaat. Hy staarde den detective ongeloovig aan en flopt tusschen zijn tanden. „Goeie hemel," zei hy dan. „U bent er wel achter, moet ik zeggen. Ik mag hangen als ik weet hoe u aan die wijsheid komt." „De naam?" hield Merlan aan. „Wel, André Ester natuurlijk. Waar hij de laatste drie maanden gezeten heeft weet ik niet, maar wel weet ik dat ik hem niet graag alleen zou ontmoeten." „André Ester!" Merlan nam een formulier en vulde den' naam er op in, daarna reikte hy het Valette over. „Zoek dien man," zei hij, „en de moordenaar is vrywel zeker ontdekt." „André Ester?" „Hy is het!" „Ik had een theorie," vertelde Merlan, toen de bezoeker vertrokken was, „en wel deze: De moord op Roberts is onverklaarbaar. Is het dan niet mogeiyk dat de moordenaar zich in den persoon vergist had? Uitgaande van die stel ling begon ik te zoeken en toen ontdekte ik dat Roberts eerst sinds korten tijd het kantoor ge huurd had. De vorige huurder was Francois Ponjar, onze bezoeker. Was het nu mogelyk dat deze Ponjar een vyand had die hem naar het leven stond? Je hebt zooeven gehoord dat dit zoo was. Welnu, dan is de moordenaar het kan toor van Roberts binnengedrongen in de ver onderstelling dat hy bij Ponjar was. Roberts zat met zyn rug naar de deur. De moordenaar doodde hem, deed 't licht uit en wandelde weg in de meening, dat hy zyn vijand Ponjar had gedood. En zoo is het ook inderdaad gegaan." „Maar hoe wist u dan dat Ponjar m drie maanden zijn vijand niet had ontmoet?" „Wel, drie maanden is het geleden dat Pon jar verhuisde. Al dien tyd was de moordenaar, Ester, in de veronderstelling dat hy er nog woonde. De mannen moeten dus in drie maan den geen contact met elkaar gehad hebben. En dat is Ponjar's geluk geweest." Eenigen tyd geleden brachten de bladen berichten over een man, die aanspraak meen de te moeten maken op den troon van de re publiek Andorra. Het betreft hier biykbaar iemand, die zich biykbaar reeds den titel Boris I aangematigd en een uitgebreide agitatie voor zyn candidatuur op touw gezet had. Deze poging was natuurlyk van te voren tot een mislukking gedoemd. Maar er was toch biykbaar een groep geweest, die het avontuur begunstigde. Intusschen heeft, zooals reeds be richt werd de Spaansche Regeering den man in Madrid gearresteerd en gevangen laten zetten. Eigenaardig is, dat de arrestatie van den avonturier en de aanklacht tegen hem gevolgd is op grond van de wet betreffende de land- loopery. Boris I zal dit zeker als een groote spits vondigheid beschouwd hebben, anderen zul len van meening zijn, dat de Spaansche re geering by dezen maatregel een biyk van humor gegeven heeft. In verband met de restauratie van de klassieke bouw-monumenten in Rome, zal ook het Mausoleum van keizer Augustus gerestau reerd worden. Men hoopt de werken voltooid te hebben tegen 1937, den 2000en geboortedag van den keizer. De gebouwen, die zich in de ou- middellyke nabyheid van het Mausoleum be vinden, zijn onteigend en zullen binnenkort ge sloopt worcen. 10. Lyndon is een man van buitengewoon fcrach- tigen lichaamsbouw. In zyn laatste studiejaar vertegenwoordigde hy met succes de universi teit van Oxford in zwaargewicht-bokswedstry- den en het jaar daarna kwam hy uit voor het amateurs-kampioenschap. Eveneens is hy een uitnemend zwemmer op de lange baan en een bekend zeiler. De heer George Marwood, wiens pynhjke positie by het verhoor algemeen sympathie ver wekte, heeft na vercordeeling van zyn com pagnon, de zaken zelfstandig voortgezet. On- lar.gs werd hy, zooals onze lezers zich zullen herinneren, het slachtoffer van een merkwaar - óigen roof in zyn kantoor aan de Victoria Street. Terwyi hy 's avonds laat daar aan het werk was, braken twee gemaskerde mannen in het gebouw in, bonden hem vast, duwden hem een prop in den mond en begonnen de brandkast te openen en leeg te halen. Men zegt, dat zij plannen en documenten van aan zienlijke waaide buit maakten, maar doordat de dieven nooit zyn gearresteerd, ziin de by- zonderheden niet aan 't licht gekomen." Zoo eindigde de Daily Mail. Ik ademde diep en legde het blad weg. Tot dusverre had ik niets van het nieuws, dat de laatste paragraaf bevatte, vernomen. Dit nieuws bracht my de groote, welverlichte kamer in Victoria Street in herinnering, waar George en ik zooveel uren tezamen hadden doorge bracht. Ik vroeg my af, wat de „waardevolle plannen en documenten" konden zyn, die de dieven naar men beweerde, hadden buit ge maakt. In myn tyd zagen wy er altyd nauw keurig op toe, wat er in het kantoor achter bleef en alle werkeiyk belangryke plannen zoeals byvoorbeeld de Lyndon-Marwood-torpe do werden steeds in de safe deposit aan de overzyde van de straat opgeborgen. Van George en het kantoor dwaalden myn gedachten af naar heel dien drukken tyd, die door de krant vermeld werd. Hoe kort en on opgesmukt het verslag was, het bracht my talryke, levendige herinneringen, die zich in n.yn geest verdrongen. Ik zag opnieuw het be traande gezicht van Joyce en herinnerde my hoe zy sr.ikkend haar verhaal deed. Ik herin ner my de beheerschte woede, waarin lk my naar het huis van Marks had begeven en dien eersten ontzettenden klap, dien hy my onver wacht gaf. Ik herinner my nog, dat ik myn zelfbeheersching absoluut verloor en dat ik hem met alle kracht terugsloeg. Va-n het verloop van het gevecht herinner ik mij alleen nog maar, dat ik als een razende de deur uit liep en eerst weer eenigszins kalm werd, toen ik voor mijn eigen huis stond. Daarna zag ik myzelf weer voor de recht bank en George legde zyn getuigenis af zyn leugenachtige getuigenis, met de bedoeling mij aan de galg te brengen. Ik herinner mij den knap gespeelden tegenzin, waarmee hy zich als het ware zyn verklaring liet afdwingen; de gedachte aan dit verhaal bracht myn bloed aan het koken. Maar boven alles uit zag ik het dikke, roode gezicht van rechter Owen weer voor my, met de zwarte, driehoekige baret op. Hy was er erg over in de war geweest, de armoe, oude Owen en ik hoorde weer de gebroken stem, waarmee hy het vonnis uitstotterde: gehangen by den hals, totdat de dood erop volgtGod zy uw ziel genadig." In deze vrooiyke herinnering werd lk plotse ling gestoord door een scherpen tik op de deur. HOOFDSTUK V Een aanbod zonder keus Slechts met moeite kwam ik weer tot het begrip van den werkelyken toestand. „Binnen," riep ik luid. De deur werd geopend en het meisje, Sonja, kwam de kamer in. Zy droeg een blad, dat zij neerzette op de commode. „Ik weet niet, hoe ik u voor dit alles bedan ken moet," zei lk. Zy keerde zich om en keek my benieuwd aan. „Voor wat alles?'' „Voor dit hier," antwoordde ik, met een ge baar naar het blad. „En voor het warme bad. gisteravond en zoo bij toeval ook voor myn leven. Zonder u en dokter McMurtrie zou myn „loopbaan", zooals de krant het noemt, nu zoo ongeveer ten einde zyn." Zy keek my een oogenblik scherp aan. „Weet u, waarom wy u helpen?" Ik schudde het hoofd. „In de verste verte niet," antwoordde ik eer- ïyk. „Stellig niet om myn innemend uiterlyk. Ik heb nameiyk juist in den spiegel gekeken." Onverschillig haalde zy de schouders op. „Wat doet iemands uiterlyk er aan toe? Men kan niet van iemand verwachten, dat hij in jaquet uit Dartmoor ontsnapt." „Neen," antwoordde ik ernstig. „Er schijnt een gebrek aan waardigheid in zoo'n onder neming te moeten zyn. Maar toch, als iemand er uitziet als.... nu, als een ontsnapte moor denaar, blijft het verwonderlyk, zoo gastvrij te worden ontvangen." zy nam het blad op en bracht het my om bed. „O!" zei ze, „ik zou niet te veel op onze gast vrijheid vertrouwen, als lk u was." Ik nam het blad van haar over. „Op de uwe zou ik in elk geval vertrouwen, maar wat de belangenloosheid van dokter McMurtrie betreft, daarover maak ik my geen illusie. Hy en uw vader zullen de zaak me" my komen bespreken, zoodra ik gegeten heb." Zij stond een oogenblik stil met gefronst voorhoofd. „Zij zullen u niet verraden," zei ze tenslotte, „zoolang u doet, wat zy verlangen." Zij zweeg, vroeg dan plotseling: „Hebt u dien man. Marks, vermoord?" Ik slikte myn eersten hap eten door en ant woordde: „Neen, ik sloeg alleen een beetje onbe- heerscht op hem los. Iemand vennoorden is voor iemand, met myn kracht, laag." „Is dat waar?" „Wel, te oordeelen naar de taal, die hy uitsloeg, was hy nog springlevend." „Maar uw compagnonmynheer Mar wood? Waarom zei hy dan, dat u het had gedaan?" „Dat ls een kwestie, die ik op den een of an deren dag nog eens met hem regelen moet," zei ik zacht. Zy ging naar de deur, zonder op myn ant woord te reageeren. Een oogenblik bleef zij daar staan, keek my onderzoekend met haar donkerbruine oogen aan; toen ging zy heen en sloot de deur achter zich. Ik beëindigde rrujn maaltyd en stak met een zekeren eerbied een van de belde sigaretten op, die ik op het blad vond. Myn eerste proef, dér vorigen avond, had de mate van myn genot niets verminderd en enkele minuten lag lk vol komen tevreden, in aangename onverschillig heid voor alle dingen der wereld, behalve voot den geur der tabak. Toen begon myn geest weer te werken. Son- ja's vragen hadden al gedachten, waarmee mijn hersens, sinds myn veroordeeling, met on afgebroken hardnekkigheid waren bezig geweest, weer in werking gebracht. Wanneer ik Marks niet had gedood, wie had het dan gedaan? Hoe dikwyis had ik, geheel wanhopig, deze vraag weer moeten loslaten? Soms was ik er werkelijk byna aan toe, te gelooven, dat de rechtbank geiyk gehad moest hebben dat ik het ge weest moest zyn, die den bruut op het achter hoofd had geslagen, zonder in myn drift te be denken wat ik deed. Maar wanneer ik my her inner, hoe ik hem had verlaten, hoe ny my vloekend was achtemageloopen, wist ik, dat deze gedachte onzinnig was. De wond die enen aan zyn hoofd gevonden had, moest hem oogen blikkeiyk hebben gedood. Iemand die een der- geiyken slag gekregen had, zou nooit meer heb- oen kunnen spreken of zich bewegen. Van één ding was ik echter zeker; dat George op de eene of andere manier m de zaak be- vrokken was. Het was niet aan te nemen, dat iy kon hebben gehandeld, zooals hij voor de rechtbank deed, zonder grondiger reden aan zyn antipathie voor my. Dat hy het land aan my had, wist ik, maar de zes jaren, dat ik met hem had samengewerkt, hadden my wel ge leerd, dat hy nooit om eenige persooniyke reden een kans om geld te verdienen zou prijs geven. En door my aan de galg of in de ge vangenis te brengen, zou hy zichzelf een groot verlies berokkenen, daar hem by al zyn voort varendheid en zakenkennis alle oorspronkelyk uitvindersverrnogen ontbrak. .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10