Valschheid in geschrifte
DE ROODE NEVEL
GEMEENTE-ARCHITECT
VERDACHT
DONDERDAG 11 OCTOBER 1934
Anderhalf jaar straf
gevorderd
Aanslag op zijn vrouw
Kamerleden naar
Almelo
JLingestroom" werd
stuurloos
In zijn functie te Huizen zou hij
zich ruim f 1300 hebben
toegeëigend
Onjuist, maar kan voorkomen
Het geld voor verdachte
Verd. zette de comedie
op touw
Pleidooi
Slachtoffer zwaar gewond naar
het ziekenhuis
GEEN SALARISVERLAGING IN
FRIESLAND
De loonen reeds lager dan in
andere provincies
Het al of niet doortrekken van den
zijtak der Twente-kanalen
BRUTALE KERKINBRAAK
De dieven op heeterdaad betrapt,
doch ontsnapt
Een der daders herkend
EEN TWEEDE THUISHAVEN
TE GENUA
Afscheid van den heer D. H. Gor-
dinou de Gouberville
MEDAN—SINGAPORE
Nieuwe wekelijksche vliegdienst
MEENINGSVERSCHIL IN
COÖPERATIE
Bedrijfsleider ontslagen; bestuurs-
leden en commissarissen
gaan heen
ONS ZIEKENHUIS
Nieuw tijdschrift, voor de bevorde~
ring van het R. K. Zieken
huiswezen
NATUURBAD TE ARNHEM
R.K. MELKHANDELAREN
Oorzaak van dergelijke gevallen
is niet na te speuren
HET INT. POOLJAAR
De koning van Denemarken ver
leent onderscheidingen
DIPLOMATIEKE DIENST
UIT DE STAATSCOURANT
EEN VERHAAL UIT DEN SLAVENOORLOG
DOOR RANDALL PARRISH
„Heel goed, dan is er voor ons hiei; niets mees
Woensdagmiddag is voor de Amsterdamsche
rechtbank voortgezet de rechtzaak tegen den
gemeente-architect van Huizen, verdacht van
valschheid in geschrifte, waardoor hij zich ruim
f 1300 toegeëigend zou hebben.
Er werden twee gemeente-werklieden ge
hoord, die verklaren, dat er inderdaad meer is
opgegeven dan vervoerd werd.
Pres.: Dus de dagstaten werden niet heele
maal eerlijk opgemaakt.
Get.: Neen, niet heelemaal....
Pres.: Heeft uw superieur niet tegen u ge
zegd: „er is te weinig geboekt, er moet meer
worden opgeschreven."
Getuige herinnert zich dit niet meer.
Een volgende getuige, gemeente-werkman,
heeft op zekeren dag van den boekhouder ge
hoord, dat er 40.000 steenen te kort waren.
Pres.: Heeft de architect wel eens tegenover
n geklaagd, dat er te weinig controle was over
de voorraden?
Getuige herinnert het zich niet meer, wel
heeft de gemeente-architect eens gesproken
over een werf, waar al het materiaal gecentra
liseerd opgeslagen kon worden.
De schipper J. Meinen uit Amersfoort ver
klaart, dat verdachte hem op zekeren dag had
opgezocht en hem gezegd, dat hij aan de com
missie van onderzoek moest verklaren, dat hij
eens vrijgesteld was van havengeld en hij
's nachts grint had gelost voor dat de haven
meester erbij was geweest. Verdachte had hem
ook aangezet onjuiste opgaven te doen inzake
de grintleveranties.
Verdachte: Die man liegt, hij is in Huizen
beinfluenceerd!
Pres.: Dus hij legt volgens u een meineed af.
Verd.: Juist!
Schipper Boonstra uit Groningen had in 1932
bezoek aan boord van zijn schip gehad van twee
heeren, een van hen was de verdachte, de twee
de was, naar getuige meent, de burgemeester
van Huizen.
De heeren hadden hem gevraagd of hij in 1931
met een schip steenen in de haven van Hui
zen was geweest.
Pres.: En wat hebt u geantwoord?
Getuige: Ik heb 't natuurlijk ontkend, ik ben
maar één keer in Huizen geweest en dat was
in 1916.
De Directeur der gemeentebedrijven te Bus-
sum Ir. J. Gerber legt eenige verklaringen af
betreffende betrouwbaarheid en juistheid van
de rapporten door de commissie van onderzoek
samengesteld. Voorts is getuige van meening,
dat de chef van gemeentewerken in een kleine
gemeente, zooals Huizen, meestal niet beschikt
over voldoende personeel voor de contróle. De
werkkring is te druk om zelf die contróle uit te
oefenen.
Rechter Mr. Boon: Vindt u het niet onjuist
dat een chef van gemeentewerken een contract
afsluit voor de levering van 60.000 steenen met
een volmaakt onbekenden man.
Getuige acht dit inderdaad onjuist, maar hij
kan zich voorstellen dat dergelijke dingen in
een kleine gemeente voorkomen.
Dan komt de burgemeester van Huizen, de
heer J. W. Egberts voor het hekje.
De president vraagt getuige of er wel eens
schepen vrijgesteld worden van havengeld.
De heer Egberts zegt, dat dit in bijzondere
gevallen mogelijk is, bijv. bij een schip van den
Rijkswaterstaat.
President: En een schip met steenen van de
gemeente?
GetuigeDat kan voorkomen op order van den
gemeente-architect.
President: Bent u met verd. op bezoek ge
weest bij schipper Boonstra?
Getuige: Ja, we hebben hem gevraagd of hü
Loodsma was. Hij ontkende dit en hij ontken
de óók in 1931 steenen in de haven te hebben
gebracht.
President: Meende verd. hem te herkennen
als Loodsma?
Getuige: Ja, zijn stem leek er op, zei hij.
Het blijkt, dat getuige zelf het vermoeden had,
dat het Loodsma was, hij had bij den schipper
aangedrongen de waarheid te zeggen als hij
onder den naam Loodsma steenen had geleverd
in de haven van Huizen. Ik wilde hem laten
teekenen, dat hij Loodsma niet kende, maar
dat weigerde hij.
President: Ja, hij zag u en verd. voor oplich
ters aan.
Getuige zegt dan, dat hij den indruk had, dat
de schipper zijn waren naam wilde verbergen. Ik
wilde hem iets laten opschrijven, waarin de
naam Loodsma voorkwam, om het schrift te
kunnen vergelijken met de valsche handteeke-
ning onder het ontvangbewijs.
Op vragen van den verdediger verklaart ge
tuige, dat verd. steeds heeft aangedrongen op
een betere opslagplaats en meer contróle.
Men zag echter op tegen de groote kosten
en in den raad is wel eens gezegd: „er moet
al heel wat gegapt worden, wil het zoo duur
worden als een nieuwe opslagplaats.
Officier: Van wanneer is het schorsings
besluit van den raad?
Getuige: De definitieve schorsing van verd.
is ingegaan in Januari 1933.
Uitvoerig wordt dan de beweerde leverantie
van de 62.000 steenen besproken, die in de
haven van Huizen zouden zijn gebracht dcor
zekeren Loodsma.
De steenen zijn uitbetaald aan den onbe
kenden Loodsma (volgens verd.), doch wie en
waar Loodsma is kan niemand zeggen. Volgens
verd. zijn de 60.000 steenen er wel geweest,
maar door diefstal etc. is er een groot aantal
weggeraakt.
Een getuige a décharge, een reiziger, verklaar
de, dat een man, wiens naam hij niet kende,
hem op zekeren dag had gevraagd of hij
getuige ook misschien „een gaatje" wist
voor 62.000 steenen. Deze man kon, volgens
getuige, de geheimzinnige Loodsma zijn ge
weest.
Later had hij den man op de beurs nog eens
ontmoet en deze had hem toen gezegd, dat
hij de steenen verkocht nad
Dan wordt de verdachte uitvoerig onder
vraagd door den president. Hij zegt, dat het
certificaat van betaling op zijn order door den
boekhouder is opgemaakt. Dit certificaat is
door verd. gegeven aan Loodsma. Verdachte
had Loodsma in Amsterdam ontmoet, deze had
hem 62.000 steenen te koop aangeboden. Verd
had een monster gezien en de steenen waren
goed.
President: Waarom kocht U van een onbe
kenden man?
Verdachte: Waarom zou ik het niet doen?
Het scheelde me 2 per duizend.
President: Dus op zekeren dag zijn ze in de
haven van Huizen aangekomen?
Verdachte: Juist, maar wie ze gelost heeft
weet ik niet. Of Loodsma zelf de schipper is
geweest, of iemand anders, weet verd. ook
niet. Met klem houdt verd. vol, dat inder
daad de 62.000 steenen zijn geleverd en dat hef
geld niet door hem, doch door Loodsma is
geïnd.
President: Dus in weerwil van de getuigen
verklaringen houdt U Uw onschuld vol.
Verdachte: Zeer zeker!
Het woord is dan aan den Officier van Jus
titie, mr. Versteeg, die woorden van hulde
brengt aan den rijksrechercheur en den rech-
ter-commissaris, die in deze zaak hebben ge
werkt.
Uit de verschillende fraudes is slechts het
geval Loodsma ten laste gelegd.
De verdachte houdt vol, dat deze L. bestaat
en de leverantie is geschied.
Van deze zijde, aldus het O. M., zijn wij over
tuigd van het tegendeel: Loodsma bestaat niet,
de steenen zijn nooit geleverd, het geld is in
den zak van verd. terechtgekomen.
Uitvoerig gaat spr. de verklaringen van de
verschillende getuigen na. Het verhaal van den
getuige a décharge over den vreemdeling, die
steenen te koop aanbood, bewijst niets in het
voordeel van verd. Die onbekende heeft im
mers nooit aan getuige gezegd, dat hij ver
dachte de steenen had verkocht. Het heele
verhaal over den aankoop is onaannemelijk.
Er is geweldig veel moeite gedaan om schip
per Loodsma te vinden. Het resultaat was ech
ter nihil. Verdachte heeft getracht schipper
Boonstra voor Loodsma ce doen aanzien. De
steenen zouden zijn aangekomen in Februari
1931, doch uit de cijfers blijkt, dat de water
stand in de Huizer haven toen zeer laag was
en het binnenloopen in dien tijd zeer moeilijk
zou zijn geweest. De steenen zijn door nie
mand gezien, alleen door verd. Deze heeft
slechts opdracht gegeven tot betaling. De ge
heimzinnige Loodsma meldde zich aan bü
verd.'s kantoor, niemand zag hem daar of
schoon een vreemdeling in Huizen opvalt. Noch
het lossen, noch de steenen zelf zijn ooit door
iemand gezien. De 62.000 steenen zijn zelfs aan
het wakend oog van den havenmeester ont
snapt.
Het geld is niet betaald aan
Loodsma, want die bestaat niet.
Aan wien anders is het geld uitbe
taald dan aan verdachte? Hij alleen
heeft de comedie op touw gezet en
hij alleen had belang bij de uitbeta
ling. Daarbij komt nog de conclusie
van het doorwrocht rapport van den
deskundige dr. Schrijver.
Spr. achtte de valschheid in ge
schrifte, tweemaal gepleegd, bewe
zen. De feiten zijn zeer ernstig. Spr.
requireert een gevangenisstraf van
één jaar en zes maanden.
De verdediger, mr. Vonkenberg, stelde in zijn
pleidooi voorop, dat er in kleine gemeenten on-
gewenschte dingen kunnen gebeuren, die ten
nadeele van hen, die de verantwoording dra
gen, kunnen worden uitgelegd. Er is in dit geval
een valsche handteekening geplaatst, doch dit
bewijst geenszins, dat het stuk valsch is. Voor
een bedrag van 1340 gulden zal verd. toch zijn
positie niet in de waagschaal stellen. Dit is
vooral duidelijk als men weet, dat hij geweigerd
heeft duizend gulden aan te nemen van een
makelaarskantoor om een verkaveling te be
gunstigen, die hij niet kon verantwoorden.
Het verhaal, dat verd. doet over zijn ontmoe
ting en onderhandelingen met Loodsma, is naar
pl.'s meening zeer aannemelijk. Ook is het zeer
goed mogelijk, dat het schip, zonder dat de ha
venmeester dit wist, in de Huizer haven is ge
lost. De havenmeester heeft indertijd voor de
commissie van onderzoek verklaard, dat het wel
gebeurde, dat schepen op verzoek van den ge
meente-architect vrijdom van havengeld werd
verleend, wanneer zij materialen voor de ge
meente aanbrachten.
Uitvoerig besprak pl. de boekingen en opga
ven der werklieden, waarvan vaststaat, dat zij
te weinig boekten. Natuurlijk poogde verd. ook,
wat materialen over te houden, om buiten
de begrooting om nog op andere plaatsen
herstellingen en verbeteringen aan te brengen.
„Als men de zaak van deze zijde bekijkt, wie
zou dan nog een steen op verd. willen werpen?"
roept pleiter uit. Er is inderdaad nog een stee
nentekort te Huizen van 6 a 7000 steenen, doch
dat is op een omzet van 450.000 niets. Er is geen
bedrijf, dat zoo aan diefstal bloot staat, als ge
meentewerken. Vervolgens bespreekt pl. de con
clusies van den schriftdeskundige, dr. Schrijver.
Er is slechts één handteekening en daaruit mag
men, naar pl.'s meening, de identiteit van den
schrijver niet vaststellen.
Ongetwijfeld zal de rechtbank tot dezelfde
conclusie komen als pleiter: „Deze man is on
schuldig," aldus eindigde mr. Vonkenberg zijn
pleidooi.
Bij het laatste woord zeide verd. nogmaals,
dat hij onschuldig was.
Uitspraak 24 October.
Een bewoner van een perceel aan de Zuig-
straat te Den Haag heeft tijdens een ruzie met
zijn vrouw haar met een staaf zulke zware
verwondingen toegebracht, dat zij in ernstigen
toestand naar het ziekenhuis moest worden
overgebracht.
De man is wegens poging tot doodslag ge
arresteerd.
Tijdens de Dinsdag gehouden zitting van de
Provinciale Staten van Friesland is in behande
ling gegeven het voorstel van de commissie van
rapporteurs inhoudende een algeheele salaris
korting van 5 pCt. welk voorstel gedaan werd,
doordat Ged. Staten eerst hadden voorgesteld
de lagere salarissen te verlagen en de hoogere
onaangetast te laten. Nadat Ged. Staten later
een advies hadden uitgebracht op dit voorstel
van de rapporteurs, kwamen zij bij een volgend
schrijven op hun eigen voorstel terug en trok
ken het in. De reden hiervan was, dat de minis
ter de salarisregelingen der andere provincies
had goedgekeurd, terwijl deze boven die van het
Friesche salarispeil uitgingen.
Een breedvoerige bespreking volgde.
Het voorstel werd in onderdeelen in stemming
gebracht. Opgeheven werd de tijdelijke korting
van 3 pCt. met algemeene stemmen.
Verworpen werd het voorstel van de commis
sie van rapporteurs, zoodat salarisverlaging
werd afgewezen. 27 tegen, 22 voor.
Tevens
Op vragen van het Tweede Kamerlid Ver-
Voorn betreffende spoedige uitbetaling van het
aan een aantal landbouwers toekomende be
drag, hetwelk bij den verkoop van aardappelen
van den oogst 1933 op de koopsom werd inge
houden, heeft minister Steenberghe medege
deeld, dat het hem bekend is, dat nog niet
aan alle landbouwers het bedrag, hetwelk bij
den verkoop van aardappelen van den oogst
1933 op de koopsom werd ingehouden, is uitbe
taald.
Uitbetaling is reeds geschied aan de land
bouwers in de provincies Groningen, Overijsel,
Noordholland, Zuidholland en Zeeland.
Dat een aantal landbouwers door het niet
vroeger uitbetalen in moeilijkheden konden ko
men, is te betreuren, doch was in verband
met het groote aantal gevallen, die behandeld
moesten worden en den daaraan verbonden
omvangrijken arbeid, moeilijk te vermijden.
De verdere uitbetalingen zullen bevorderd
worden.
ViJKSTKOUIDHEID.
De verliefde lantaarnopsteker.
Een aantal leden van de beide Kamers der
Staten-Generaal, behoorende tot verschillende
fracties, heeft Woensdag op uitnoodiging van
het gemeentebestuur een bezoek aan Almelo
gebracht in verband met de kwestie, die gere
zen is over het al of niet doortrekken van den
zijtak der Twente-kanalen naar Almelo tot de
bestaande Overijselsche kanalen.
Mede aanwezig waren vertegenwoordigers van
de landbouwbanken, van de Almelosche Fabri-
kantenvereeniging, van de afdeeling Almelo der
Maatschappij voor Nijverheid en Handel en van
de centrale der te Almelo gevestigde midden-
standsvereenigingen.
De Kamerleden hebben, na een bezoek ge
bracht te hebben aan de verschillende plaat
sen, die in deze kwestie een rol spelen, met be
langstelling kennis genomen van de uiteenzet
tingen, door het gemeentebestuur gegeven.
Woensdagnacht is in de R. K. Parochiekerk
te Schinnen ingebroken. Ruim een maand lang
werden in deze kerk min of meer belangrijke
voorwerpen vermist en herhaaldelijk werden de
offerblokken gelicht.
De veldwachter Janssen had zich daarom
's nachts in de buurt van de kerk verdekt op
gesteld en 't mocht hem Woensdagnacht geluk
ken de dieven op heeterdaad te betrappen.
Omstreeks half twee zag hij dieven het gebouw
binnendringen, doch hij liet hen rustig hun
gang gaan. Een der inbrekers bewerkte het
hoofdaltaar, terwijl een ander de offerblokken
voor zijn rekening nam. Toen de dieven de
politie bemerkten, vluchtten zij door de deur
van de sacristie, die zij met een looper hadden
geopend. De deur viel achter hen in het slot,
zoodat de veldwachter zijn achtervolging moest
staken, en de daders konden ontkomen. Alle
offerblokken waren geleegd. Overigens wordt
echter niets vermist. De politie stelt een onder
zoek in. Hoeveel geld de offerblokken bevatten
is niet bekend.
Nog kan worden medegedeeld, dat de veld
wachter Janssen, die zich bij de kerk verdekt
had opgesteld als een der daders heeft her
kend den in geheel Zuid-Limburg beruchten
inbreker-recidivist A. R., oud 35 jaar. Zijn me
deplichtige is tot heden onbekend.
Het geld, dat tot een bedrag van veertig gul
den was .ontvreemd uit de geforceerde offer
blokken, werd tijdens de achtervolging in de
kerk weggeworpen. Ook de inbrekerswerktuigen
zijn in het gebouw teruggevonden.
R. is in de woning van zijn moeder in de
Daalstraat te Geleen gearresteerd en zal Vrij
dag voor den officier van justitie worden ge-
Hij was eerst vier weken geleden ontslagen
lit de strafgevangenis te Maastricht en heeft
n totaal reeds elf jaar gevangenisstraf uitge-
ieten, hoofdzakelijk wegens diefstallen.
Na gedurende 30 jaren werkzaam te zijn ge
weest bij de Agenzia Marittima Olandese te
Genua gaat de heer D. H. Gordinou de Gou
berville, procuratiehouder bij dit agentschap
der Stoomvaart Mij. „Nederland" en van an
dere Nederlandsche scheepvaartmaatschappijen,
den dienst verlaten. In den loop der jaren
heeft hij zich te Genua groote bekendheid en
algemeene achting verworven, vooral in
scheepvaartkringen en bij de havenautoritei
ten en door zijn optreden veel bijgedragen om
de verstandhouding tusscben de Genueezien en
de vertegenwoordigers van de Nederlandsche
scheepvaart en handel ter plaatse steeds aan
genamer te maken. De Regeering heeft de
verdiensten van den heer de Gouberville er
kend door hem te benoemen tot Ridder in de
Orde van Oranje Nassau.
Dezer dagen werden hem de versierselen
dezer orde in tegenwoordigheid van het ge-
heele personeel der Agenzia Marittima Olan
dese uitgereikt, door den directeur, Consul-
Generaal W. C. Schimmel, die den heer de
Gouberville dank bracht vcor de uitmuntende
wijze, waarop hij steeds zijn taak vervuld heeft.
De Consul-Generaal sprak ook een woord
van hulde namens de Directie der Stoomvaart
Maatschappij „Nederland" te Amsterdam en
namens de opvarenden der vloot, die mede
door de aangename samenwerking met den
heer de Gouberville Genua als een tweede
thuishaven beschouwen.
Van 1 November af zal de K.L.M. van Alor
Star op Medan vliegen, vandaar naar Singa
pore en verder via Palembang naar Batavia.
Hierdoor ontstaat dus een nieuwe luchtverbin-
ding, n.l. een wekelijksche dienst tusschen Me
dan en Singapore v.v.
Het bestuur van de coöperatie „De Volhar
ding" U. A. te 's-Gravenhage had besloten, den
bedrijfsleider, den heer D., bij den Ledenraad
voor te dragen vcor ontslag.
Naar aanleiding hiervan hebben drie van
de negen bestuursleden en vier van de vijf
commissarissen hun ontslag genomen.
In aansluiting op bovenstaand bericht kan
nog worden' medegedeeld, dat in een vergade
ring van den Ledenraad het bestuur bij monde
van voorzitter en secretaris uitvoerig mede-
deeling gedaan heeft omtrent het ontstaan en
de ontwikkeling van het conflict met den be
drijfsleider.
De Ledenraad heeft vervolgens de hande
lingen van het bestuur bij motie goedgekeurd,
zonder dat een stem tegen werd uitgebracht;
77 stemmen waren vóór deze motie en 3 wer
den blanco uitgebracht. De ontslagaanvragen
der genoemde commissarissen en bestuurders
werden door de vergadering aanvaard. Goed
gekeurd werd verder, dat de relatie tusschen
„de Volharding" en den bedrijfsleider ten
spoedigste zal worden geëindigd.
Omtrent den aard van het conflict tusschen
coöperatie en bedrijfsleider deelde 't bestuur der
coöperatie nog mede, dat dit in oorsprong van
volstrekt persoonlijken aard was. Wel heeft de
ontwikkeling ervan nieuwe gezichtspunten ge
opend, welke bij het nemen van het hierboven
vermelde besluit van groot gewicht zijn ge
weest, maar vast staat, zoo verklaarde het
coöperatiebestuur, dat het geheele complex van
motieven met de cómmercieele politiek van
„De Volharding" niets uitstaande heeft.
Verschenen is het eerste nummer van het
officieel orgaan van de Vereeniging van R. K.
Ziekenhuizen, genaamd „Ons Ziekenhuis".
Het tijdschrift, dat er zeer goed verzorgd uit
ziet en waaraan vele kundige medewerkers hun
bijdragen leveren, opent met een zeer waardee-
rend schrijven van den Aartsbisschop Z. H.
Exc. mgr. J. H. G. Jansen.
De vereeniging beoogt zooveel mogelijk den
bloei van het R. K. Ziekenhuiswezen te be
vorderen en te verzekeren, alsmede om de be
langen van haar leden in alle richtingen te
behartigen.
Bij Kon. Besluit is ongegrond verklaard het
beroep van J. J. W. Usselmuiden te Arnhem
tegen het besluit van Gedep. Staten van Gel
derland, waarbij een uitbreidingsplan voor een
deel dier gemeente (Schaarsbergen, waar een
natuurbad zou worden gevestigd), is goedge
keurd.
De R.K. bond van melkhandelaren in Neder
land vergadert Dinsdag 11 October te 3 V, uur
nam. in het Patronaatsgebouw aan den Zeeweg
te IJmuiden-Oost.
In den nacht van 29 op 30 Augustus liep het
1480 ton metende stoomschip „Lingestroom"
van de Hollandsche Stoomboot Maatschappij
op de Noorderpier te IJmuiden. Het schip was
met stukgoed geladen met bestemming voor
Plymouth. Het weer was buitengewoon rustig
en het zicht goed. De kapitein, die als getuige
voor den Raad voor de Scheepvaart, die Woens
dagmiddag deze zaak onderzocht, was opge
roepen, had in verband met het goede weer
geen loods buitengaats meegenomen. Reeds 500
maal voer hij als gezagvoerder de sluizen van
IJmuiden uit; met de „Lingestroom" maakte
hij zes a zeven reizen. De loods werd in de
sluis afgezet, In het begin draaide het schip
in een kalme vaart uit de sluis, daarna in de
lijn met de vuren en ook in verband met het
feit, dat geen andere schepen de sluis nader
den, werd volle kracht gegeven. De kapitein
en een volkomen te vertrouwen roerganger
stonden op de brug. De gezagvoerder gaf het
bevel stuurboord, daarna steady, plotseling ech
ter weigerde de stuurinrichting. Zelf greep de
gezagvoerder het stuur, dat echter muurvast
zat. Daarna snelde hij naar de telegraaf, liet
volle kracht achteruitslaan en de ankers val
len, doch kon niet meer verhinderen, dat het
schip met een vaart van tien mijl op den kop
van de Noorderpier liep. Toen het schip vast
zat werkte het stuur weer.
Op de „Texelstroom" maakte get. ook eens
mede, dat de stuurinrichting weigerde. Twee
volle jaren heeft men naar de oorzaak moe
ten zoeken. Ook in het geval van de „Linge
stroom" is deze niet gevonden. Sabotage is
volgens getuige absoluut uitgesloten.
Verrolgens werd de eerste machinist ge
hoord over den invloed van den stroomafvoer
op de stuurmachine. Deze getuige nam boven
dien deel aan het onderzoek en kon evenals
de gezagvoerder geen afdoende verklaring ge
ven. Een propje poetskatoen, dat in de stuur-
kolom gevonden is, kan geen oorzaak zijn ge
weest. De roerganger verklaarde, dat er, toen
het stuur wat vast zat, nog eenige speling van
1 a 2 cm. was. De donkeyman verklaarde, ge
zien te hebben, dat de stoomafvoer van de
stoommachine open stond, toen hij boven aan
dek hoorde roepen: de stuurmachine wil niet
draaien.
De inspecteur-generaal zeide, dat het onder
zoek, dat nu gehouden is en de vele vragen,
die den getuige zijn gesteld, niet gevoerd heb
ben tot het vinden van de oorzaak. Persoonlijk
heeft de inspecteur-generaal driemaal iets der
gelijks medegemaakt, nimmer heeft men de
oorzaak gevonden. Het zal ook nu wel een
raadsel blijven. De kapitein heeft gedaan, wat
hij in de gegeven omstandigheden kon doen.
Spr. meent, dat men met het overzetten van
den stoom beter wachten kan, tot men in open
water is.
De eerste luitenant-vlieger J. H. van Giessen
is, in verband met het door hem verrichte
werk in het kader van het Internationale Pool-
jaar, door den koning van Denemarken en
IJsland benoemd tot Grootridder in de orde
van het IJslandsche Volk.
Wachtmeester Bosch en de werktuigkundige
van der Linden zijn om dezelfde reden be
noemd tot Ridder in dezelfde orde.
Naar wij vernemen, is binnenkort de be
noeming te verwachten van mr C. ridder van
Rappard, thans Hr. Ms. gezant te Boekarest, in
zelfde hoedanigheid te Bern, als opvolger van
mr. W. I. Doude van Troostwijk, die dezer da
gen den dienst met pensioen zal verlaten.
Ridder van Rappard zal te Boekarest worden
opgevolgd door dr. J. B. ITubrecht, die tot dus
ver Nederland te Rio de Janeiro vertegenwoor
digde. Als Harer Majesteits Gezant te Rio de
Janeiro zal eerlang optreden mr. C. H. J.
Schuller tot Peursum, thans Nederlandsch
zaakgelastigde te Cairo.
Bij K.B. is aan mej. H. C Vonk, referen
daris ter Directie van de Rijkspostspaarbank
te Amsterdam, op haar verzoek met ingang
van 1 December eervol ontslag als zoodanig
verleend onder dankbetuiging voor de door
haar bewezen langdurige diensten.
Bij K.B. is met ingang van 1 November aan
den schout-bij-nacht D. Scalogne op zijn ver
zoek ter zake van langdurigen dienst eervol
ontslag uit den zeedienst verleend.
By K. B. is aan jhr. mr. M. L. van Holthe tot
Echten op zijn verzoek eeivol ontslag verleend
als kantonrechter-plaatsvervanger in het kan
ton Wageningen, onder dankbetuiging voor de
als zoodanig bewezen diensten
Bij beschikking van den Minister van Fi
nanciën is aan G. van der Kolk op zijn ver
zoek met ingang van 1 Januari eervol ontslag
verleend uit zijn betrekking van kamerbewaar
der bij het Departement van Financiën, zulks
met dankbetuiging voor zijn trouwe en ijve
rige diensten.
Bij K. B. is bevorderd tot officier in de Orde
van Oranje-Nassau mr. dr. J. H. van Zanten,
directeur van het gemeentelijk bureau van
statistiek te Amsterdam.
23
Mijn hoofd begon te duizelen en mijn hart te
kloppen als een stoomhamer.
„Bedoelt u, kapitein, dat ze u werkelijk vroeg,
mij over te halen om mijn leven te redden door
die daad?"
„Nee Wyatt, dat niet. Ze verzocht me, met ko
lonel Pickney mee te gaan en al het mogelijke
voor u te doen."
Ik herademde verlicht. Nu stond mijn besluit
vast. Ik wist nu dat ze bezorgd was, iets om me
gaf. Nu kwam het er maar op aan, den eenig
juisten weg te kiezen, want het paste niet bij
Noreen Harwood, een plicht te verzaken.
„Ik dank u voor die boodschap, kapitein," zei
ik hartelijk, terwijl ik hem de hand drukte. „Zeg
haar, hoe blij ik er mee was, maar dat kan toch
niets aan mijn besluit veranderen. Ik zal geen
vragen beantwoorden."
„Is dat uw laatste woord, wachtmeester?"
de stem van den kolonel klonk nu hard en zijn
oogen verloren hun vriendelijken blik.
„Ja, kolonel."
te doen. Fox. Ik geloof, jongeman, dat je te laat
zult inzien, dat je een dwaas bent. Bonjour."
De deur ging open toen hij klopte, en de beide
mannen gingen heen, zonder nog om te kijken.
De schildwacht vroeg iets en ik hoorde Pickney
antwoorden:
„Ja, breng het eten maar binnen, maar laat
niemand tegen den gevangene spreken, of bin
nenkomen zonder schriftelijk bevel van mij. Ik
zal boven nog een schildwacht zetten."
Er kwam een soldaat binnen met een rantsoen
van den dag en een veldflesch met water; hij
zette dat alles op de kist. Hij zei niets en de
kolonel bleef naast de deur staan kijken, tot ik
weer alleen was. Toen volgde weer het geluid
van ijzer, en ik zat opgesloten tusschen mijn vier
naakte muren. Ik wist dat ik al veroordeeld was
en dat de krijgsraad, die volgde, louter voor den
vorm zou zijn. Ik zette het eten op den grond,
zonder er iets van te gebruiken en ging op de
kist zitten. Ik wilde leven, ik was jong, eerzuchtig
en ik hield van het meisje.
Haar boodschap was gegeven om mij moed in
te spreken, dat voelde ik. Ze wilde dat ik leefde,
wilde dat ik zou weten dat ik haar niet onver
schillig was. En nu was het tijd om te handelen;
als ze me een paar uur gunden, dan was er een
kans voor me. Ik zette de kist onder het raam,
ging er op staan en slaagde er zoo in om het
stuk ijzer, dat tusschen de spijl inzat, los te
wringen. Het was een afgedankt hoefijzer, blijk
baar weggegooid, en er zaten drie hoefnagels in
met dunne koppen. Ik kon met moeite een van
die spijkers los maken en stak den scherpen
kant daarvan in den kop van een van de schroe
ven in een steun van het rek. De spijker bood
weinig houvast, en ik probeerde drie schroeven,
voor ik er één trof die los genoeg zat om ze te
kunnen draaien. Toen 't zcover was waren mijn
vingers gevoelloos en bloedend, maar toen ik
eindelijk succes had, klopte mijn hart van vreug
de. Dat losmaken van die schroef, toevallig de
onderste, gaf me de gelegenheid om het hoef
ijzer achter den ijzeren steun te zetten. Lang
zaam, bang om leven te maken, wrikte ik met
dat geïmproviseerde breekijzer dien steun los, tot
ik hem met beide handen stevig vast kon pak
ken. Met gespreide beenen en elke spier gespan
nen, rukte ik het ijzer op en neer, tot ik wist dat
één enkele ruk het heelemal van den muur zou
trekken. Daarop duwde ik het weer op zijn
plaats stak de schroeven in de schroefgaten,
raapte heel zorgvuldig de stukjes kalk en steen
op, die op den grond gevallen waren, en wierp
die in een hoek. De steun zag er weer even ste
vig uit als eerst. En nu moest ik wachten tot den
avond aanbrak.
HOOFDSTUK XVII
Ter dood veroordeeld
Het was een triestig wachten, want elk onge
woon geluid dat ik hoorde, deed me opnieuw ver
schrikken. Dat mijn lot practisch al beslist was,
wist ik zeker, maar hoelang ik nog uitstel zou
hebben bleef me een raadsel. Zoo bleef ik zitten
tot 's middags. Toen kwamen er twee bezoekers.
De eerste was een kapitein der infanterie, die
snel sprak, en keurig gekleed was, en die me even
aankeek zooals een entomoloog een vreemd in
sect bekeken zou hebben. Hij beval me op te
staan en me om te keeren, zoodat hij mijn ge
zicht kon zien. Uit verschillende vragen, die hij
me stelde, vermoedde ik, dat hij me wilde iden-
tificeeren als het een of ander verdachte indivi
du waarmee hij al eens eerder in aanraking was
geweest. Tot welke conclusie hij kwam of wat hij
aan Pickney rapporteerde weet ik niet want hij
wandelde weer even stil weg a>.s hij binnengeko
men was en de schildwacht smeet de deur weer
in het slot.
De zon zal al onder geweest zijn toen Foen te
rugkwam. Ik had hem verwacht want ik ver
trouwde op zijn vriendschap en ik hoopte dat No
reen hem weer een boodschap voor me had mee
gegeven. Maar toen ik zijn gezicht zag, bij het
vale licht, begreep ik dat hü geen goed nieuws
bracht, mijn moed zonk weg, maar ik bleef toch
glimlachen.
„Ik verwachtte hier al eerder uitgelaten te
worden" zei ik opzettelijk, „maar aan uw gezicht
te zien heb ik geen gratie gekregen."
„En daar hoef je ook niet op te rekenen,
Wyatt," antwoordde hü medelijdend, „de bewü-
zen tegen je zijn te overtuigend. Door het tekort
aan officieren in het garnizoen is de samenstel
ling van een k rij graad uitgesteld. Onze fourage-
troepen beginnen nu juist binnen te komen,
maar het is nu al zoo laat dat de kolonel beslo
ten heeft om je tot morgenochtend gevangen te
houden. Ik heb gewacht met hierheen te komen,
tot dat bevel uitgevaardigd was. De krijgsraad
zal morgen vroeg om acht uur zitting houden."
„Ik ben u dankbaar voor dat uitstel. Aan den
uitslag hoeven we niet te twüfelen."
„Voor zoover ik het kan beoordeele' niet. Je
bent soldaat Wyatt, en je kunt beter de waar
heid onder de oogen zien. Ik heb geprobeerd om
gratie te krijgen bü kolonel Pickney, tot hü me
eindehjk beval er over op te houden. Hü is nogal
disciplinair aangelegd en hü is eerder geneigd,
den raad op te volgen van een beroepsofficier
dan van een vrijwilliger. Heeft Raymond een
speciale reden om 't land aan je te hebben?"
„Alleen maar, dat ik me voor hem heb uitge
geven bü die verkleedpartü-"
„Bah, dat was puur toeval, dat zijn naam juisv
uitgepikt werd. De kerel is van nature wraak
zuchtig genoeg, maar hij kan toch geen persoon
lijke grieven hebben over een dergelijke futiliteit.
„Hij hield aarzelend op, alsof hü niet wist of hü
wel het recht had, de vraag te stellen, die hü
van plan was te doen. „Ik vertrouw dat je me
zult vergeven, Wyatt, maar ik heb me al afge
vraagd, of er niets tusschen jullie is in verband
met miss Harwood."
„Dat zou immers onmogelijk zijn," antwoordde
ik een beetje verbaasd, ,,want het was heelemaal
toevallig, dat ik haar trof."
„Ja, dat zegt zü ook, maar ik weet dat Ray
mond een oogje heeft op "t meisje. Iemand heeft
me verteld dat hij haar in West Point zelfs een
huwehjksaanzoek gedaan heeft en deze zending
op zich nam in de hoop, haar hier weer te tref
fen. De oorzaak van mijn argwaan, dat hij een
persoonlijken wrok tegen jou koesterde was dit
ik weet dat hij haar beloofde, zijn invloed te
doen gelden om je naar Charleston te krügen
voor een nader onderzoek, maar inplaats daar
van drong hü er bü kolonel Pickney op aan, dat
deze gebruik zou maken van zün eigen autori
teit.
„Ik was toevallig in de kamer ernaast en kon
alles verstaan."
„Heb u haar dat gezegd?"
„Nee, ik heb de jonge dame niet meer gezien.
Het is nogal een netelige kwestie om daar in ver
zeild te raken. Ik vond het maar 't beste om er
eerst met jou over te praten. Is hij niet hier
geweest?"
,N66."
„HÜ zei tegen Pickney, dat hü van plan was,
dat te doen. Hü deed net of hü precies wilde we
ten hoe jü aan zijn naam kwam en aan die uni
form, maar ik dacht dat hü misschien een
andere bedoeling had met dat bezoek.
Nou Wyatt," besloot hü, „moet miss Harwood
ingelicht worden over de handelwüze van den
luitenant?"
„In geen geval, kapitein, als de man mü een
kwaad hart toedraagt, dan kan dat onmogelük
met haar in verband staan. Ze is er natuurlijk
op uit om het leven te redden van een oud
schoolkameraad en ik denk dat ze het karakter
van Raymond toch wel door heeft, zonder dat
wij haar inlichten. Ik betwüfel of ze den kerel
wel echt vertrouwde, zelfs toen ze hem dat ver
zoek deed."
„Ik ook, want later ging ze zelf."
„Naar den kolonel?"
(Wordt vervolgd)