Wijnhandel in de hoofdstad <Ket m&aal wn den <k§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND GEEN SPRAKE VAN! NEIL LYNDON ONTSNAPT REEDS VAN ZEER OUDEN DATUM KONING VRIJDAG 12 OCTOBER 1934 Ouderwetsche maten Het bruidskleed van prinses Marina Een tamme krokodil Politie-onderrïcht door bandistenlsider Krasse jachtopziener Sovjet-officieren op den dansvloer Vervallen stad in Joego slavië Telescooplens van vijf meter middellijn Waar Koning Albert om het leven kwam De doelbewuste Onvrijwillig stieren gevecht Kikvorschen-Ieer In vroeger jaren was ook de wijn naast het bier een zeer gewilde en veel gebruikte volksdrank DOOR VICTOR BRIDGES Reeds vroeg was er in de hoofdstad des lands, Amsterdam, een bloeiende wijn handel. Er zijn daaromtrent verschillen de gegevens geboekstaafd, die enkele jaren ge leden verschenen zijn in een uitvoerig artirel in het jaarboekje van de vereeniging ven Ne- derlandsche wijnhandelaars. De eerste maal, dat men in de annalen van Amsterdam melding gemaakt vindt van wijn, betreft het een hulde aan een Landsheer In het jaar 1306 bezocht de Utrechtsche Bisschop Gwy van Henegouwen, de broer van Graaf Jan II van Holland, het door hem een zestal jaren vroeger met stadsrechten begiftigde stedeke, dat toen nog niet onder Holland, maar, met ge heel Amstelland, onder het Sticht behoorde Bij die gelegenheid bood de stedelijke regeering den bisschop den eerewijn aan. vermoedelijk verge zeld van een geschenk van dezen drank voor zijn gevolg. In die dagen was wijn reeds een zeer gewenschte „presentatie" voor groote hee- ren. Zoo schonken b.v. de Amsterdammers in 1478 aan Maximiliaan van Oostenrijk, bij diens huldiging, een os, drie amen Rijnschen wijn en een snoek. Naast het bier was de wijn ook volksdrank; de regeering achtte ook dezen drank een ge schikt voorwerp voor een verbruiksbelasting. Zoowel de Stedelijke overheid als de landsregee- ring, hieven reeds spoedig een accijns (in die dagen „excise" geheeten) van den wijn. In 1351 werd zekere Jan Lisensoen tot een boete van twaalf schellingen veroorneeld omdat nij zooals vermeld wordt „wijn tappede boven den wilcoer van der stede'', hetgeen neerkomt dat hij gehandeld had in strijd met de stede lijke verordening. Ook in die dagen ontdook men dus al de voorschriften! Vermoedelijk zal Lisen soen wel gezondigd hebben tegen de bepalingen op den accijns. Over het algemeen is van den accijns uit die dagen maar betrekkelijk weinig bekend; de op brengst ervan schijnt echter niet onbelangrijk te zijn geweest, hetgeen kan worden afgeleid uit het feit, dat den 5den September 1934 door den magistraat aan de schutterü het recbt werd gegeven om elk jaar, gedut ende dne termijnen, den „wijntap" te hebben, dat wil zeggen de op brengst van den wljnaccljns te genieten Ge durende tien dagen van „Sinte Mertijnsavondt" (den avond vóór Sint Maarten, 11 November) af, eveneens tien dagen na den Zondag vóór Vas tenavond (in Februari), en negen dagen, in gaande op den Zondag vóór den H. Sacraments dag in den zomer, mocht niemand zonder ver gunning der schutters wijn verkoopen of tap pen. En op den Zondag voor den aanvang van eiken termijn werd dit openlijk in de kerk af gekondigd. Evenals de stad gewoonlijk deed, verpachtte ook de schutterij de opbrengst van dezen accijns. In den schuttersbrief van 1394 worden vier soorten van wijn met name genoemd. Vermoe delijk werden deze dus het meest in Amster dam gedronken. Een dier wijnen was moraat", een soort moerbeienwijn. Hiervoren hebben we gesproken over een „aam". Men kende verschillende Amsterdamsche wijnmaten. Een „vat" was gelijk aan vier oks hoofden of 24 ankers. Een „aam" was 16 vat, dus 2/3 okshoofd of 4 ankers. Deze maat noem de men in een keur van 7 Augustus 1642 ook wel „tiers". Verder had men „steekamen". die 1/8 aam bevatten, en weer verdeeld waren in 8 „stoopen" of 16 „mingelen" of 32 „pinten". Een „boot" was 24 steekamen, dus y, vat; een „pijp" hield er 22. Dikwijls is aangenomen, dat er onderscheid bestond tusschen boot en pijp, die als gelijk werden beschouwd. Juist was dit niet, hetgeen blijkt uit een keur van 20 Maart 1521. De opgave betreffende den inhoud van een pijp wordt opgegeven als gelijkstaande met 340 mingelen. Doch men kende nog meer wijnmaten. Zoo wordt b.v. ook gesproken over een „poinchoen", een hoeveelheid van aam. Een toelast was een vat, dat van 3 tot 6 amen kon inhouden. Ook sprak men van een „stuk" wijn, dat gelijk was aan 3 amen. De uitdrukking, een stuk in zijn kraag hebben", herinnert nog aan deze maat. Tenslotte kende men nog een .voeder", een groot vat voor Rijnwijn waarvan het aantal amen verschillend kon zijn. De Amsterdamsche wijnmaat is bij publica tie van het Staatsbewind der Bataafsche Re publiek van 15 November 1805 geldig verklaard voor het geheele Rijk. Vroeger bestonden er tus schen de maten in verschillende steden kleine afwijkingen; zoo was b.v. de Doratsche stoop kleiner dan de Amsterdamsche. Ter vergelijking van onze tegenwoordige maten zij hier nog ver meld, dat een mingelen overeenkomt ongeveer met 1.215 liter. Om het onderscheid tusschen wijnkoopers en tappers duidelijk te doen uitkomejr, werden de laatstgenoemden verplicht een krans uit te hangen, of ook wel twee pinten voor hun deur te plaatsen. Prinses Marina heeft haar bruidskleed uit gezocht bij Molyneux te Parijs. Het is vervaar digd uit z-lverbrocaat, waarin het motief van de Engelsche roos is geweven. Het model is eenvoudig; het loopt geheel recht af met een langen sleep en lange wijde mouwen D° sleep van ongeveer drie meter lengte zal van haat- schouders afhangen en afgezet zijn met zilver lamé. De kanten sluier, die haar moeder en haar zuster gedragen hebben, zal ook haar tooien. De prinses zal een diamanten diadeem dragen. Haar bruidsbouquet zal uit leliën be staan. Haar schoentjes zullen van hetzelfde brocaat zijn als haar kleed. De bruidsmeisjes, waaronder zich, naar men weet, ook Prinses Juliana bevindt, zullen allen in het wit gekleed zijn. De witte stof zal met zilveren draden door weven zijn. Ze zullen een hoofdtooi van bloe men dragen. Hoewel de prinses haar uitzet bij Molyneux besteld heeft, zal het grootste deel in Engeland gemaakt worden. Op eenige mijlen van Kampala, niet ver van den oever van het Victoria-meer hebben in boorlingen een toeristen-centrum ingericnt, waarvan de grootste attractie een tamme kro kodil is, die uit het meer te voorschijnt komt als men hem roept. Evenals in een dierentuin wordt het beest door de bezoekers gevoed met visch, die de in boorlingen tegen behoorlijke vergoeding ver kopen. De naam van den krokodil is Lutembe en hij is lang geen onbekende in de beschaaf de wereld. Hij heeft in menige wildernis-film een rol gespeeld en voordat de Engelschen in dit gebied doordrongen, werd hij gebruikt als godsoordeel. Inboorlingen, dié van een misdrijf verdacht werden, werden in het meer geworpen in af wachting of Lutembe hen zou verslinden of niet. 3U 3 - Nu wordt hij voor vreedzamer doeleinden ge bruikt en is men bezig een tweeden krokodil voor dit doel af te richten. Men hoopt hiermee de attractie te verhoogen of mogelijk is men bang, dat de dagen van Lutembe geteld zijn, daar hij niet zoo jong meer is. Aangezien de voeding van den tammen krokodil niets te wen- schen overlaat, is het mogelijk, dat zich uit het meer spoedig nieuwe gegadigden zullen aan melden. Naar men uit Praag verneemt is in het kleine stadje Sewljus, niet ver van de Tsjechische hoofdstad verwijderd, een leider, zekeren Oralek gearresteerd, die een groot aantal menschen onder zich had, die hij beval en die hpm den buit van hun diefstallen, inbraken, enz. moesten afleveren. Deze Oralek ging al heel brutaal te werk. Eenige weken geleden ving de man een cursus aan, welke uitsluitend door politie-agenten kon worden gevolgd Op enkele dagen in de week werd in een lokaal theoretisch onderricht gegeven. Oralek scheen bijzonder goed op de hoogte omtrent de systemen van die ven en zakkenrollers. Nu en dan stelde nij aan een der toehoorders een vraag b.v. inzake de opsporing van een inbreker Zoodoende kwam Oralek tevens op de hoogte met de activiteit der agenten en de antwoorden, welke dcor de dienaren werden gegeven, werden door Ora.ek trouw iederen avond aan de bendeleden over gebracht. Tot men op een avond Oralek met eenige zijner helpers op heeterdraad betrapte bij een bankinbraak. Bij het verhoor bleek al spoedig, dat hij de man was, die den cursus gaf. Talrijke diefstallen kwamen toen aan 't licht, terwijl de voornaamste bendeleden eveneens konden worden gearresteerd. De zestigjarige Ernest Lightening werd on langs gepensionneerd als jachtopziener in Zoe loe-land. Veertien jaar lang heeft hij in de wildernis doorgebracht, twintig mijl per dag afleggend en 's nachts slapende onder de hoo rnen, naast een vuur, opgerold in een deken. Ondanks zijn leeftijd, wandelt Lightening, volgens een bericht uit Durban, nog steeds twintig mijl per dag en hij is zeer verontwaar digd over het feit, dat men hem gepensionneerd heeft. Een van zijn voornaamste bezigheden was om toezicht te houden op de jacht. Dit was noodzakelijk niet het oog op het gevaar van de Tsetse-vlieg. In drie jaar tijds werden er zesduizend stuks wild geschoten en was de overvloed van vleesch zoo groot, dat zelfs de inboorlingen er genoeg van kregen en het aan de gieren en hyena's ten prooi gegeven werd. Lightening was veertig jaren in dienst van de regeering. Krachtens een bevel van den opperbevel hebber van het Roode Leger, generaal Woros- jilof, moeten de officieren leeren dansen. Vroeger mochten de officieren van het roode leger zelfs niet naar hotels gaan, waar zich een dansvloer bevond. De tijden zijn echter ver anderd, en dansen leeren wordt thans bevolen. De stad Bitolj (Monastit) in Joego-Slavië, die vóór en tijdens den ooriog nog een belang rijk centrum was, is thans geheel vervallen. Het aantal inwoners, dat eens 80.000 bedroeg, bedroeg, is teruggeloopen tot 20.000 en de eens zoo levendige straten en bloeiende winkels zijn thans leeg en na negen uur 's avonds als uit gestorven. Bitolj, niet langer de hoofdstad van een groote Turksche provincie, is door tolmu ren geheel van haar markten van vóór den oorlog afgesneden. mimimiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiia Menschen brengen in gedachte i Graag dit zinnetje van pas: I O, wat zou het heerlijk wezen, I Als ik toch eens koning was! i En dan droomen zij van rijkdom En van koninklijke macht, Van een leventje op kussens En een leventje in pracht! Slechts paleizen zijn je woning 1 En je weg is geplaveid Met de zachtste wollen krullen Van het kostbaarste tapijt! En je ziet je al reeds zitten I Aan een koninklijken disch, i Waar de maaltijd heel wat anders I Dan een burgerpotje is! Maar wanneer je dan de krant neemt I En je leest daar van vermoord Ach, dan worden al die droomen Wel een beetje wreed verstoord. Want het leven van een koning Blijkt dan inderdaad nog niet Zoo gelukkig als je 't gaarne In je droomerijen ziet! Dan weer voel je je tevreden En volstrekt niet meer miskend, Ja, je zou niet anders willen Dan te zijn..,, zooals je bent! MARTIN BERDEN I (Nadruk verboden) Siiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiilljiiiiiiiiiiiiiiid De Corning-glasfabrieken te New-York zijn thans gereed gekomen met het gieten van de telescooplens van vijf meter middellijn, die be steld is door het technologisch instituut van Californië. De lens, die het grootste stuk ge goten glas is dat tot nog toe een glasfabriek heeft afgeleverd, weegt ongeveer twintig pond. De lens is in Maart j.l gegoten en is dezer dagen uit den oven gekomen. Zij was toen voldoende afgekoeld om bewerkt te kunnen worden. Het is de vraag echter of deze lens gebruikt zal worden in den telescoop, waarvoor zij is besteld. Er bestaat neiging deze lens als een proefneming te beschouwen en tot het gie ten van een tweede over te gaan. Zou zich hierbij eenig ongeval voordoen, dan zal men alsnog de eerste lens voor den telescoop kunnen bewerken. Graaf de Grunne, voorzitter van de Belgi sche Alpenjagersclub, en Huart, burgemeester van Namen, hebben maatregelen genomen om veertien kisten met sleutelbloemen, die uit En geland zijn aangekomen, te plaatsen rondom de rots te Marches les Dames, vanwaar koning Albert omlaag is gestort. Een tweede zending sleutelbloemen is aan gekomen uit Schotland als geschenk van prin ses Louise, zuster van koning George. Burgemeester Huart heeft er in toegestemd dat de gevers van de bioemen ze zelf planten en verzorgen. De plek waar de koning den dood heeft gevonden, moet echter onbegroeid blijven. Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten Plaats maar eens een Omroepen Rubri cering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han delstarief. Tot laat in den nacht zat James Torhill in zijn leunstoel te peinzen over het on heil dat hem bedreigde. De schemerlamp wierp een breeden lichtglans op de schrijrtafel en liet de rest van de kamer in een geheim zinnig halfduister, waarin nu en dan de sigaret van den eenzamen man vurig oplichlte. Buiten heerschte een ondoordringbare duis ternis, waaruit vreemde ver-verwijderde gelui den tot in de kamer doordrongen; het krassen van een uil, de kreet van een eenzamen wolf, die hongerend door de bosschen zwierf. James Torhill was met deze geluiden ver trouwd en hij werd er dus niet door veront rust. Hij wist dat de geheimzinnigheid der nachtelijke bezoeken nieit opwoog bij de drei ging die hier, in zijn villa, hem boven het hoofd hing. Hij stond op en begon geruischloos over het cikke tapijt heen en weer te loopen. Diepe rim pels groeven zich in zijn voorhoofd. Het huis lag in diepe rust. Ook in de logeer kamer brandde geen licht meer. Basil Gwen- dolph sliep dus. Den vorigen dag was hij plot- shng op Torhill's villa verschenen en had op zijn eigen ruwe, maar niet onhartelijke manier de kennismaking hernieuwd. Heel even had Torhill gemeend dat Gwendolph het verleden ongemoeid zou laten, maar al heel spoedig had zijn oude makker zijn ware bedoelingen laten blijken. Jaren geleden hadden zij samen in Zuid- Amerika gewerkt, beiden even berooid, maar ook geladen met energie. Stoute stukjes hadden zij samen volbracht, op leven en dood gestre den in de oerwouden, stormen getrotseerd, tot dat hun plannen geheel verwezenlijkt waren en zij eigenaars waren van een flink fortuin. Torhill's gelaat verstrakte, wanneer hij aan dien tijd terugdacht. Zooveel mogelijk had hij de onverkwikkelijke gebeurtenissen trachten te vergeten, maar thans was hij wel gedwongen het verleden voor zijn geest te halen. En de rol die hij gespeeld had, was niet fraai. Zijn makker en bondgenoot Basil had hem vertrouwd en op het kritieke moment had hij dat vertrouwen te schande gemaakt. Met één slag had hij Basil's aandeel bij. het zijne ge- gevoegd, zijn kameraad verraderlijk in den steek gelaten en was hij naar veil.ger streken ge vlucht. En sindsdien had hij met het geld eer lijk gehandeld en een fatsoenlijk leven geleid Het verleden was voor hem afgesloten. James Torhill, de fabrikant, die in de nabijheid van Kensencity zijn luxueuze villa bewoonde, was in die streken van de Vereenigde Staten een gezien man. In de stad zelf verkeerde hij on der de deftigste kringen en weldra zou hij gaan trouwen met een jonge dame uit een waardig koopmansgeslacht. De toekomst was rooskleu rig. Totdat.... James tandenknaste van woede, als hü be dacht dat die heele toekomst op dat oogenblik afhing van één man, dien hij bovendien nog voor den schijn als een vriend moest behan delen. Basil had zijn aandeel teruggeëischt en zelfs méér. Misschien was dat zijn goed recht, maar in ieder geval kon Torhill het geld niet missen. Toen was Basil met dreigementen voor den dag gekomen en Torhill had gesidderd als een espenblad. Nu, in de eenzaamheid van den nacht, over dacht hij den toestand waarin hij verkeerde en hij zag slechts één uitweg. Basil moest zoo spoedig mogelijk uit den weg geruimd worden, hij moest verdwijnen vóórdat de geheimen uit het verleden zouden kunnen uitlekken, met alle gevolgen van dien. James Torhill sitond stil voor den met jacht- tropeeën beladen muur. Een sombere glimlach verhelderde zijn gelaat. „Morgen," zei hij halfluid, „morgen!" Daarna ging hij naar zijn slaapkamer. Den volgenden morgen was Basil Gwendolph al heel vroeg uit de veeren en had reeds vóór het ontbijt genoten van de prachtige omgeving, waarboven de zon als een brok gloeiend vuur ten hemel steeg. „Een dag uit duizenden!" riep hij verheugd uit, toen hij binnentredend, James ontmoette. „Inderdaad!" antwoordde deze koel „Jij woont hier toch maar heerlijk!" ver volgde Basil enthousiast. „Rivieren om te vis- Ik kon den heer Wood echter nergens vin den. Daarop ging ik weer terug naar de in strumentenkamer om de temperatuur van het Poolwater op te nemen. Wie schetst mijn groo- ttn schrik toen ik bemerkte dat de vijf flesch- jes zeewater welke op honderden mijlen afstand van de plaats waar we ons bevonden genomen waren in scherven op den grond zag liggen. De schade was onherstelbaar en ik verwenschte mijn stommiteit dat ik het kastje niet beter had gesloten. Daar kwam de hesr Wood langs. Ik vertelde hem wat er gebeurd was. Hij was erg teleur gesteld, en ik putte mij uit in verontschuldi gingen en maakte me zelf de grootste verwij ten. Wat beter oppassen, Bok, zei de comman dant. 't Is erg jammer, maar het geeft niet of we' er over blijven treuren. Ik besloot dan ook in 't vervolg voorzichtiger te zijn, hoewel ik haast niet kon begrijpen hoe het gebeurd was. Ik had het kastje toch goed gesloten. Wie schetst dus mijn groote verbazing en schrik toen ik, eenige dagen later weer in de instrumentenkamer komende, twee fleschjes zeewater op den grond in scherven zag liggen, terwijl het kastje openstond. Hoe kon dat nu? Hier mosst moedwil in het spel zijn. Wie kon er belang bij hebben, toch steeds de mon sters te vernielen. Ik besloot op mijn hoede te zijn. Eenige dagen later kwam ik een jong- mensch tegen, Harrison genaamd, die juist uit de instrumentenkamer kwam. Hij vertelde dat hij even op het kompas had gekeken om te zien in welke richting wi) vaarden. Nu ging mij een licht op. Het was dezelfde jongen die voor mij het werk had verricht waar ik nu mee bezig was en nu in de machniekamer werkte. Ik zou hem een valstrik spahnen. In de instrumenten kamer stond een groote koffer die leeg was. Daar kroop ik in. schen, bosschen om te jagen en een stad om er je avonden in zoek te brengen. Enorm, ge woonweg! Enfin, ik behoef nu niet meer ja- loersch op je rijkdom te zijn. Binnenkort ga ik me zelf evenzoo installeeren. Kunnen we van ochtend onze zaken afhandelen?" James schudde het hoofd. „Ik had je juist willen voorstellen mee op jacht te gaan," zei ni] „dan rijden we in den middag naar mjjn kantoor. Lijkt je dat?" „Uitstekend!" lachte Basil onbekommerd. „Je weet, de jacht heeft me altijd aangetrokken en het liefst ga ik uit op groot wild." „Je zult je niet te beklagen hebben. Herten, zwijnen en verder klein goed zooals konijnen, zijn er genoeg, maar wat verderop ligt het woud nog net zooals het in den oertijd is op gegroeid. Daar zwerven wolven, jakhalzen en beren rond. Eigenlijk zou het verstandiger zijn om een Indiaan uit het dorp mee we zooveel omslag maken? We we ten te goed wat i jagen is, niet waar?" Basil grinnikte. „Dat zou ik denken," lachte hij. Na heit ontbijt trokken zij er op uit, gewa pend met dubbelloops Winchester-geweren. Het duurde wel een paar uur voordat zij het rots achtige terrein bereikt hadden, waar de eigen lijke jacht zou beginnen. Aan de andere zijde van het rotsplateau strekte zich, tegen een berghelling, het woud uit. Basil liep voorop. Hij was opgewonden door het vooruitzicht een mooie jacht te hebben. Met de behendigheid van een ervaren woud- looper, klom hij langs de lage rotsen omhoog, terwijl James hem op den voet volgde. Opzettelijk bleef de laatste wat méér achter dan strikt noodzakelijk was. Al zijn zenuwen waren gespannen en zijn hand omklemde stevig het geweer. Straks, als het goede oogenblik gekomen was Geen haan zou er naar kraaien! Voor altijd zou hij van het verleden verlost zijn! Daar! Was dat niet de kans, die het verleden hem toewierp? Basil klom hooger en vormde een uitstekend mikpunt. Op het beslissende oogenblik aarzelde James niet. Hij schouderde zijn geweer Opeens bleef hij aan den grond genageld staan. Het klamme angstzweet brak hem uit. Achter hst rotsblok was de kwaadaardige gestalte verschenen van een uit zijn slaap ge- wekten grijzen beer, die zich gereed maakte Basil in den rug aan te vallen. Het was Torhill alsof hij door den grond zonk. Zijn toch al gespannen zenuwen konden deze verschrikking ternauwernood verdragen. Maar dan kalmeerde hij plotseling. De beer! Goeie hemel! Waarom zou hij Basil nog vermoorden? Nog een oogenblik en de beer zou zich op den niets vermoedenden man werpen. De goden waren hem wel gunstig. Zon der zich met een misdaad te verzwaren, zou hij zijn doel kunnen bereiken. Waarom hief hij nu zijn geweer op? James wist het niet. Hij snikte en het leek wel alsof een ander in zijn plaats handelde. Een schot weerklonkDoodelijk getroffen stortte de beer ter aarde. En op datzelfde oogenblik wierp James zijn geweer weg en barstte in snik ken uit. Toen de houthakker Amie Gravelle te Sault Ste Marie, in Canada, met zijn kameraad in den auto van hun werk naar huis terugkeer den, zagen ze plotseling een wilden stier den weg op rennen. Daar de stier midden op den weg bleef staan, gaf Gravelle signaal, maar dit had averechtsche uitwerking. Langzaam kwam het beest naderbij, boog den kop en deed toen een snellen aanval op het voertuig Hij drukte zijn horens in den radiator en trok dezen er met een forschen ruk uit. 't Voor stuk van den wagen werd mede in de hoogte getrokken, doch toen de radiator losliet vielen de voorwielen weer met een smak op het weg dek terug. Toch bleek het mogelijk den wagen nog in beweging te krijgen. Gravelle reed verder, terwijl de stier naast den wagen bleef loopen met den radiator tus schen zijn horens. Na eenigen tijd was de motor warm geloopen en toen Gravelle water uit een beekje wilde halen, deed de stier een tweeden aanval. Door snel op te trekken, kon hij slechts ver hoeden dat de wagen omver geworpen werd. De stier volgde den wagen nog een mijl, maar toen ze een anderen auto passeerden, werd het beest zóó opgeschrikt, dat het er eindelijk van door ging. Te Meissendorf in Saksen is een kweekerij van kikvorschen geopend. Groote exemplaren kikkers uit Amerika zijn voor dit doel inge voerd. De bedoeling is te trachten een nieuwe industrie te stichten van kikvorschen-huiden voor luxe dames-schoeisel, in concurrentie met slangen- en hagedissenleer. tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid t 5t werken door 7CQ bi] een ongeval met 250,- een^voet Vq? ^e^oog f125,-duim ofwijsvinger f 50,-heen* ^oL^arm 40,m anderen*3 vinger ingen TO U UU,m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f *JU,- doodelijken afloop I VV, een voet oi een oog» J B AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL i 1op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden AllS QDOMie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 12. Hij haalde zijn schouders op. „Er bestaat zooiets als zakengeheim. Het is voor ieder zakenman noodig in aanraking te blijven met alles, wat zijn belangen bedreigt." Een seconde aarzelde ik; toen vroeg ik; „Waar komt uw voorstel, nauwkeurig gede finieerd, op neer?" Ik zag meende dit althans te zien dat een schittering van zijn oogen even een nau welijks merkbare voldoening verried. „Ik stel u voor, uw experimenten zoo spoedig mogelijk ten einde te brengen, een kleinen voorraad van het explosiemiddel samen te stel len en ons die stof met het volle geheim van haar samenstelling af te staan. Van mijn kant waarborg ik u uw vrijheid en een vierde ge deelte van alle voordeelen van uw uitvinding." Hij stelde deze belangrijke voorwaarden even rustig, alsof zaken te doen met ontsnapte ge vangenen een dagelijksch werk voor hem was. Ik boog mij uit het bed en verzekerde mij, on der den schijn mijn tweede sigaret van het blad te nemen, van eenige belangrijke oogenblikken om mijn toestand te overwegen. „Ik heb geen bezwaar tegen dat voorstel," zei ik langzaam, terwijl ik een lucifer nam, „het blijft alleen de vraag of het practisch uitvoer baar zal zijn. Mijn proeven zijn niet van dien aard, dat zij in een achterkamer genomen kunnen worden. Ik zou een groote werkplaats of iets dergelijks moeten hebben, liefst zoo ver mogelijk van alle huizen verwijderd. Men loopt altijd de kans, zich zelf in de lucht te laten vliegen bij zoo'n onderneming en een dergelijke explosiestof als de mijne zou waarschijnlijk een verwoesting van mijlen in het rond aan- riohten." „U zult werken onder voorwaarden, die u zelf stellen kunt," zei McMurtrie beminnelijk. „Als u daarop gesteld bent, zullen we u een hut en een groote loods aan de oevers van de Theems verschaffen, waar u kunt wonen tot uw proeven geslaagd zijn." „Maar dan zou ik wox'den herkend," wierp ik tegen. „Dan kan het niet anders of men zal mij herkennen. Ik ben al te bekend op het oogen blik en aangezien mijn portret en mijn sig nalement door heel Engeland zijn verspreid, zou ik al heel weinig kans hebben. Hoe verlaten de p.lek ook mocht zijn, vroeger of later zou Iemand mij zien en mij aangeven." McMurtrie schudde zijn hoofd. „Gezien worden zult u zeker, maar herkend worden zeker niet." Ik was juist bezig mijn cigarette aan te steken, maar bleef met den brandenden lucifer in mijn hand zitten. „Wat bedoelt u?" vroeg ik nieuwsgierig. „Mijn waarde heer," zei dokter McMurtrie hoffelijk, „een man van de wetenschap als u zelf zult er toch niet aan twijfelen, dat een knap chirurg een kleine moeielijkheid als deze wel overwinnen zal?" „Maar hoe? Een vermomming? Die wordt alleen maar in romans met succes ge bruikt." De dokter glimlachte. „Ik dacht ook niet bepaald aan een pruik of bril," zei hij. „Voor dergelijke dingen is de wereldgeschiedenis wat te ver." Hij zweeg en zag mij een oogenblik zeer op lettend aan, vervolgde dan: „In veertien dagen en werkelijk zonder u pijn te doen, kan ik u even afdoend tegen de politie beveiligen, alsof u dood en begraven was." Ik ging in bed overeind zitten en zei: „In deze omstandigheden zult u een beetje nieuwsgierigheid wel willen verontschuldigen?" „O, het is geen geheim! Iedere chirurg kent deze kleine operatie. Ik heb slechts den vorm van uw neus eenigszins te veranderen en uw voorhoofd wat hooger en breeder te maken. Verder zal een veranderde gelaatskleur uw uiterlijk vervolmaken." „Jawel," zei ik, „maar het eerste gedeelte?'' „Kinderspel," antwoordde hij, „paraffine- injectie en X-stralen." Hü sprak met zoo'n onverschillig zelfver trouwen, dat het thans niet meer mogelijk was aan zijn ernst te twijfelen. Ik ging weer liggen en deed een overmatig langen trek aan mijn cigaret. Plotseling was het tot mij doorgedrongen, dat mij, wanneer het McMurtrie ernst was met zijn voorstel, geen enkele mogelijkheid meer in den weg stond, om George op te zoeken. De gedachte alleen aan een ontmoeting of zelfs een gesprek met hem, zonder te worden herkend, gaf mij reeds een gevoel van voldoening. Ik geloof niet, dat ik mijn gevoelens verried, want d'e oogen van McMurtrie bleven op mijn gelaat gericht en ik dacht er niet aan, hem in mijn vertrouwen te nemen. Ik blies den rook uit in een grijze wolk, ging op mijn elleboog leunen en tikte zorgvuldig de asoh van mijn sigaret. „Hoe kan ik weten of u uw belofte zult houden?" vroeg ik. Savaroff maakte een boos gebaar, maar voor hij een woord kon zeggen, viel McMurtrie in: „U vergeet in welke moeilijke omstandigheden wij onszelf brengen, mijnheer Lyndon", zei hij vriendelijk. „Een ontvlucht gevangene te ver bergen is een strafbaar feit afgezien nog van de overtreding hem onherkenbaar te ma ken. Wat het geld betreft, (hij maakte een minachtend gebaar) wel denkt u, dat het loonend voor ons zou zijn u te bedriegen? Er bestaat altijd een kar.s dat iemand, die deze explosiestof en de Lyndon-Marwood-torpedo heeft uitgevonden, ook nog tot verdere dingen in staat is." „U hebt gelijk," zei ik kalm. „Ik zal uw voorstel aannemen op één voorwaarde dat ik, voor ik mijn werk begin, een week in Lon den kan doorbrengen." Met een vloek sprong Savaroff van de ven sterbank. „Donnerwetter!" riep hij uit, „wie bent u, dat u voorwaarden stelt? We hebben u maar naar de gevangenis terug te brengen om u te doen opsluiten als een hond." „In welk geval u het zonder mijn uitvin ding zult moeten stellen," merkte ik op. „Mijn beste Savaroff", onderbrak ons McMurtrie verzoenend, „het is werkelijk niet noodig mijnheer Lyndon te dreigen. Ik bij er van overtuigd, dat hij den toestand volkomen zuiver beoordeelt." Zich weer tot mij wendend vroeg hij: „Ik denk dat u wel een reden hebt voor deze voorwaarde?" „Wanneer u drie jaar in Dartmoor had door gebracht, zoudt u waarschijnlijk meer dan een verklaarbare reden hebben om er naar te ver langen een week in Londen te zijn." Ik moet dit goed gespeeld hebben, want ik zag even een uitdrukking van verlichting en minachting over Mc.Murtrie's gezicht. „Zeker, zeker! Een paar dagen vacantie om even den smaak van de vrijheid beet te krijgen. Wel, dat schijnt mij een heel natuur lijk en redelijk verzoek. Wat denk jij, Sava roff?" Deze stelde zich met een buitengewoon on gracieus gebrom tevreden. „Ik geloof niet dat er veel gevaar bij is," zei ik. „Wanneer u mijn uiterlijk zoo volslagen veranderen kunt als u beweert, is er toch wei nig kans, dat iemand mij zal herkennen. Na drie jaar van dat hondenleven daar ginds, kan ik niet in een hut in de moerassen van de Theems gaan zitten, zonder mij eerst een paar dagen behoorlijk te hebben vermaakt. Natuur lijk zal ik voorzichtig zijn bij alles wat ik doe. Ik heb genoeg van de gevangenis gehad, om de vrijheid naar waarde de schatten." Mc.Murtrie knikte. „Het is wel goed," zei hij langzaam: ,,ik heb er geen bezwaar tegen, dat u zich een paar dagen vermaakt. Misschien is het ooi: wel vei liger u zoo spoedig mogelijk uit dit huis weg te brengen. Ik denk, dat drie weken meer dan voldoende is voor ons doel hier en het zal ons minstens een maand kosten, om u een bevre digende werkplaats aan de Theems te bouwen." Hij zweeg een oogenblik, vervolgde dan: „Wanneer u naar de stad gaat, zult u die dagen natuurlijk moeten wonen aan een adres, dat wij u zullen verschaffen en u zult gereed moeten zijn, uw werk te beginnen, zoodra wij u dit vragen." „Natuurlijk," zei ik, „ik verlang niets andere dan De verdere woorden werden mi) bespaard door een plotseling geluid buitenshuis het geluid van een ijzeren hek, dat dichtgeworpen werd. Een oogenblik had ik het verschrikkelijk gevoel, dat het de politie was. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10