Wijnhandel in de hoofdstad
JCet mfiaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
GEEN SPRAKE VAN!
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
REEDS VAN ZEER OUDEN
DATUM
KONING
VRIJDAG 12 OCTOBER 1934
In vroeger jaren was ook de wijn
naast het bier een zeer gewilde
en veel gebruikte
volksdrank
Ouderwetsche maten
Het bruidskleed van
prinses Marina
Een tamme krokodil
Politie-onderricht door
bandistenleider
Krasse jachtopziener
Sovjet-officieren op
den dansvloer
Vervallen stad in Joego
slavië
Telescooplens van vijf
meter middellijn
Waar Koning Albert om
het leven kwam
Onvrijwillig stieren
gevecht
Kikvorschen-leer
DOOR
VICTOR
BRIDGES
Reeds vroeg was er in de hoofdstad des
lands, Amsterdam, een bloeiende wijn
handel. Er zijn daaromtrent verschillen
de gegevens geboekstaafd, die enkele jaren ge
leden verschenen zijn in een uitvoerig artiirel
in het jaarboekje van de vereeniging ven Ne-
derlandsche wijnhandelaars.
De eerste maal, dat men in de annalen van
Amsterdam melding gemaakt vindt van wijn,
betreft het een hulde aan een Landsheer In
het jaar 1306 bezocht de Utrechtsche Bisschop
Gwy van Henegouwen, de broer van Graaf Jan
II van Holland, het door hem een zestal jaren
vroeger met stadsrechten begiftigde stedeke,
dat toen nog niet onder Holland, maar, met ge
heel Amstelland, onder het Sticht behoorde Bij
die gelegenheid bood de stedelijke regeering den
bisschop den eerewijn aan, vermoedelijk verge
zeld van een geschenk van dezen drank voor
zijn gevolg. In die dagen was wijn reeds een
zeer gewenschte „presentatie" voor groote hee-
ren. Zoo schonken b.v. de Amsterdammers in
1478 aan Maximiliaan van Oostenrijk, bij diens
huldiging, een os, drie amen Rijnschen wijn en
een snoek.
Naast het bier was de wijn ook volksdrank;
de regeering achtte ook dezen drank een ge
schikt voorwerp voor een verbruiksbelasting.
Zoowel de Stedelijke overheid als de landsregee-
ring, hieven reeds spoedig een accijns (in die
dagen „excise" geheeten) van den wijn. In 1351
werd zekere Jan Lisensoen tot een boete van
twaalf schellingen veroorneeld omdat hij
zooals vermeld wordt „wijn tappede boven
den wilcoer van der stede'', hetgeen neerkomt
dat hij gehandeld had in strijd met de stede
lijke verordening. Ook in die dagen ontdook men
dus al de voorschriften! Vermoedelijk zal Lisen
soen wel gezondigd hebben tegen de bepalingen
op den accijns.
Over het algemeen is van den accijns uit die
dagen maar betrekkelijk weinig bekend; de op
brengst ervan schijnt echter niet onbelangrijk
te zijn geweest, hetgeen kan worden afgeleid uit
het feit, dat den 5den September 1934 door den
magistraat aan de schutterij het recht werd
gegeven om elk jaar, gedut ende dne termijnen,
den „wijntap" te hebben, dat wil zeggen de op
brengst va®, den wijnacctjns te genieten Ge
durende tien dagen van „Sinte Mertijnsavondt"
(den avond vóór Sint Maarten, 11 November) af,
eveneens tien dagen na den Zondag vóór Vas
tenavond (in Februari), en negen dagtn, in
gaande op den Zondag vóór den H. Sacraments
dag in den zomer, mocht niemand zonder ver
gunning der schutters wijn verkoopen of tap
pen. En op den Zondag voor den aanvang van
eiken termijn werd dit openlijk in de kerk af
gekondigd. Evenals de stad gewoonlijk deed,
verpachtte ook de schutterij de opbrengst van
dezen accijns.
In den schuttersbrief van 1394 worden vier
soorten van wijn met name genoemd. Vermoe
delijk werden deze dus het meest in Amster
dam gedronken. Een dier wijnen was moraat",
een soort moerbeienwijn.
Hiervoren hebben we gesproken over een
„aam". Men kende verschillende Amsterdamsche
wijnmaten. Een „vat" was gelijk aan vier oks
hoofden of 24 ankers. Een „aam" was 16 vat,
dus 2/3 okshoofd of 4 ankers. Deze maat noem
de men in een keur van 7 Augustus 1642 ook
wel „tiers". Verder had men „steekamen", die
1/8 aam bevatten, en weer verdeeld waren in
8 „stoopen" of 16 „mingelen" of 32 „pinten".
Een „boot" was 24 steekamen, dus y, vat; een
„pijp" hield er 22. Dikwijls is aangenomen, dat
er onderscheid bestond tusschen boot en pijp,
die als gelijk werden beschouwd. Juist was dit
niet, hetgeen blijkt uit een keur van 2C Maart
1521. De opgave betreffende den inhoud van
een pijp wordt opgegeven als gelijkstaande met
340 mingelen.
Doch men kende nog meer wijnmaten. Zoo
wordt b.v. ook gesproken over een „poinchoen",
een hoeveelheid van ly aam. Een toelast was
een vat, dat van 3 tot 6 amen kon inhouden.
Ook sprak men van een „stuk" wijn, dat gelijk
was aan 3 amen. De uitdrukking, een stuk in
zijn kraag hebben", herinnert nog aan deze
maat. Tenslotte kende men nog een .voeder",
een groot vat voor Rijnwijn waarvan het aantal
amen verschillend kon zijn.
De Amsterdamsche wijnmaat is bij publica
tie van het Staatsbewind der Bataafsche Re
publiek van 15 November 1805 geldig verklaard
voor het geheele Rijk. Vroeger bestonden er tus-
schen de maten in verschillende steden kleine
afwijkingen; zoo was b.v. de Dordtsche stoop
kleiner dan de Amsterdamsche. Ter vergelijking
van onze tegenwoordige maten zij hier nog ver
meld, dat een mingelen overeenkomt ongeveer
met 1.215 liter.
Om het onderscheid tusschen wijnkoopers en
tappers duidelijk te doen uitkomen, werden de
laatstgenoemden verplicht een krans uit te
hangen, of ook wel twee pinten voor hun deur
te plaatsen.
Prinses Marina heeft haar bruidskleed Uit
gezocht bij Molyneux te Parijs. Het is vervaar
digd uit z-lverbrocaat, waarin het motief van
de Engelsche roos is geweven. Het model is
eenvoudig: het loopt geheel recht af met een
langen sleep en lange wijde mouwen I> sleep
van ongeveer drie meter lengte zal van haat-
schouders afhangen en afgezet zijn met zilver
lamé. De kanten sluier, die haar moeder en
haar zuster gedragen hebben, za! ook haar
tooien. De prinses zal een diamanten diadeem
dragen. Haar bruidsbouquet zal uit leliën be
staan. Haar schoentjes zullen van hetzelfde
brocaat zijn als haar kleed. De bruidsmeisjes,
waaronder zich, naar men weet, ook Prinses
Juliana bevindt, zullen allen in het wit gekleed
zijn. De witte stof zal met zilveren draden door
weven zijn. Ze zullen een hoofdtooi van bloe
men dragen. Hoewel de prinses haar uitzet bij
Molyneux besteld heeft, zal het grootste deel
in Engeland gemaakt worden.
Op eenige mijlen van Kampala, niet ver van
den oever van het Victoria-meer hebben in
boorlingen een toeristen-centrum ingericnt,
waarvan de grootste attractie een tamme kro
kodil is, die uit het meer te voorschijnt komt als
men hem roept.
Evenals in een dierentuin wordt het beest
door de bezoekers gevoed met visch, die de in
boorlingen tegen behoorlijke vergoeding ver
kopen. De naam van den krokodil is Lutembe
en hij is lang geen onbekende in de beschaaf
de wereld.
Hij heeft in menige wildernis-film een rol
gespeeld en voordat de Engelschen in dit gebied
doordrongen, werd hij gebruikt als godsoordeel.
Inboorlingen, die van een misdrijf verdacht
werden, werden in het meer geworpen in af
wachting of Lutembe hen zou verslinden of
niet. -
Nu wordt hij voor vreedzamer doeleinden ge
bruikt en is men bezig een tweeden krokodil
voor dit doel af te richten. Men hoopt hiermee
de attractie te verhoogen of mogelijk is men
bang, dat de dagen van Lutembe geteld zijn,
daar hij niet zoo jong meer is. Aangezien de
voeding van den tammen krokodil niets te wen-
schen overlaat, is het mogelijk, dat zich uit
het meer spoedig nieuwe gegadigden zullen aan
melden.
Naar men uit Praag verneemt is in het kleine
stadje Sewljus, niet ver van de Tsjechische
hoofdstad verwijderd, een leider, zekeren Oralek
gearresteerd, die een groot aantal menschen
onder zich had, die hij beval en die hem
den buit van hun diefstallen, inbraken, enz.
moesten afleveren. Deze Oralek ging al heel
brutaal te werk. Eenige weken geleden ving de
man een cursus aan, welke uitsluitend door
politie-agenten kon worden gevolgd Op enkele
dagen in de week werd in een lokaal theoretisch
onderricht gegeven. Oralek scheen bijzonder
goed op de hoogte omtrent de systemen van die
ven en zakkenrollers. Nu en dan stelde nij
aan een der toehoorders een vraag b.v. inzake
de opsporing van een inbreker Zoodoende kwam
Oralek tevens op de hoogte met de activiteit
der agenten en de antwoorden, welke dcor de
dienaren werden gegeven, werden door Ora,ek
trouw iederen avond aan de bendeleden over
gebracht. Tot men op een avond Oralek met
eenige zijner helpers op heeterdraad betrapte
bij een bankinbraak. Bij het verhoor bleek al
spoedig, dat hij de man was, die den cursus gaf.
Talrijke diefstallen kwamen toen aan 't licht,
terwijl de voornaamste bendeleden eveneens
konden worden gearresteerd.
De zestigjarige Ernest Lightening werd on
langs gepensionneerd als jachtopziener in Zoe
loe-land. Veertien jaar lang heeft hij in de
wildernis doorgebracht, twintig mijl per dag
afleggend en 's nachts slapende onder de hoo
rnen, naast een vuur, opgerold in een deken.
Ondanks zijn leeftijd, wandelt Lightening,
volgens een bericht uit Durban, nog steeds
twintig mijl per dag en hij is zeer verontwaar
digd over het feit, dat men hem gepensionneerd
heeft. Een van zijn voornaamste bezigheden
was om toezicht te houden op de jacht. Dit
was noodzakelijk met het oog op het gevaar
van de Tsetse-vlieg. In drie jaar tijds werden
er zesduizend stuks wild geschoten en was de
overvloed van vleesch zoo groot, dat zelfs de
inboorlingen er genoeg van kregen en het aan
de gieren en hyena's ten prooi gegeven werd.
Lightening was veertig jaren in dienst van
de regeering.
Krachtens een bevel van den opperbevel
hebber van het Roode Leger, generaal Woros-
jilof, moeten de officieren leeren dansen.
Vroeger mochten de officieren van het roode
leger zelfs niet naar hotels gaan, waar zich een
dansvloer bevond. De tijden zijn echter ver
anderd, en dansen leeren wordt thans bevolen.
De stad Bitolj (Monastir) in Joego-Slavië,
die vóór en tijdens den oorlog nog een belang
rijk centrum was, is thans geheel vervallen.
Het aantal inwoners, dat eens 80.000 bedroeg,
bedroeg, is teruggeloopen tot 20.000 en de eens
zoo levendige straten en bloeiende winkels zijn
thans leeg en na negen uur 's avonds als uit
gestorven. Bitolj, niet langer de hoofdstad van
een groote Turksche provincie, is door tolmu
ren geheel van haar markten van vóór den
oorlog afgesneden.
üiiiiiiiiiiiniiiiimiiiiiii
llllllllltlllimilllllllllic:
I Menschen brengen in gedachte
Graag dit zinnetje van pas:
I O, wat zou het heerlijk wezen,
i Als ik toch eens koning was.'
En dan droomen zij van rijkdom
I En van koninklijke macht,
I Van een leventje op kussens
En een leventje in pracht!
Slechts paleizen zijn je woning
En je weg is geplaveid
Met de zachtste wollen krullen 1
Van het kostbaarste tapijt!
En je ziet je al reeds zitten
Aan een koninklijken disch, i
5 Waar de maaltijd heel wat anders i
Dan een burgerpotje is! i
Maar wanneer je dan de krant neemt i
En je leest daar van vermoord
Ach, dan worden al die droomen
Wel een beetje wreed verstoord.
Want het leven van een koning
Blijkt dan inderdaad nog niet
Zoo gelukkig als je 't gaarne
I In je droomerijen ziet!
I Dan weer voel je je tevreden
En volstrekt niet meer miskend,
Ja, je zou niet anders willen
Dan te zijn.... zooals je bent!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
Siiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
De Corning-glasfabrieken te New-York zijn
thans gereed gekomen met het gieten van de
telescooplens van vijf meter middellijn, die be
steld is door het technologisch instituut van
Califomië. De lens, die het grootste stuk ge
goten glas is dat tot nog toe een glasfabriek
heeft afgeleverd, weegt ongeveer twintig pond.
De lens is in Maart j.l gegoten en is dezer
dagen uit den oven gekomen. Zij was toen
voldoende afgekoeld om bewerkt te kunnen
worden. Het is de vraag echter of deze lens
gebruikt zal worden in den telescoop, waarvoor
zij is besteld. Er bestaat neiging deze lens als
een proefneming te beschouwen en tot het gie
ten van een tweede over te gaan. Zou zich
hierbij eenig ongeval voordoen, dan zal men
alsnog de eerste lens voor den telescoop kunnen
bewerken.
Graaf de Grunne, voorzitter van de Belgi
sche Alpenjagersclub, en Huart, burgemeester
van Namen, hebben maatregelen genomen om
veertien kisten met sleutelbloemen, die uit En
geland zijn aangekomen, te plaatsen rondom
de rots te Marches les Dames, vanwaar koning
Albert omlaag is gestort.
Een tweede zending sleutelbloemen is aan
gekomen uit Schotland als geschenk van prin
ses Louise, zuster van koning George.
Burgemeester Huart heeft er in toegestemd
'dat de gevers van de bioemen ze zelf planten
en verzorgen. De plek waar de koning den dood
heeft gevonden, moet echter onbegroeid blijven.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten Plaats maar eens een Omroepen Rubri
cering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief.
Tot laat in den nacht zat James Torhill
in zijn leunstoel te peinzen over het on
heil dat hem bedreigde. De schemerlamp
wierp een breeden lichtglans op de schrjntafel
en liet de rest van de kamer in een geheim
zinnig halfduister, waarin nu en dan de sigaret
van den eenzamen man vurig oplichlte.
Bu.ten heerschte een ondoordringbare duis
ternis, waaruit vreemde ver-verwijderde gelui
den tot in de kamer doordrongen; het krassen
van een uil, de kreet van een eenzamen wolf,
die hongerend door de bosschen zwierf.
James Torhill was met deze geluiden ver
trouwd en hij werd er dus niet door veront
rust. Hij wist dat de geheimzinn'gheid der
nachtelijke bezoeken niet opwoog bij de drei
ging die hier, in zijn villa, hem boven het
hoofd hing.
Hij stond op en begon geruischloos over het
cikke tapijt heen en weer te loopen. Diepe rim
pels groeven zich in zijn voorhoofd.
Het huis lag in diepe rust. Ook in de logeer
kamer brandde geen licht meer. Basil Gwen-
dolph sliep dus. Den vorigen dag was hij plot-
shng op Torhill's villa verschenen en had op
zijn eigen ruwe, maar niet onhartelijke manier
de kennismaking hernieuwd. Heel even had
Torhill gemeend dat Gwendolph het verleden
ongemoeid zou laten, maar al heel spoedig had
zijn oude makker zijn ware bedoelingen laten
blijken.
Jaren geleden hadden zij samen in Zuid-
Amerika gewerkt, beiden even berooid, maar
ook geladen met energie. Stoute stukjes hadden
zij samen volbracht, op leven en dood gestre
den in de oerwouden, stormen getrotseerd, tot
dat hun plannen geheel verwezenlijkt waren
en zij eigenaars waren van een flink fortuin.
Torhill's gelaat verstrakte, wanneer hij aan
dien tijd terugdacht. Zooveel mogelijk had hij
de onverkwikkelijke gebeurtenissen trachten te
vergeten, maar thans was hij wel gedwongen
het verleden voor zijn geest te halen. En de rol
die hij gespeeld had, was niet fraai.
Zijn makker en bondgenoot Basil had hem
vertrouwd en op het kritieke moment had hij
dat vertrouwen te schande gemaakt. Met één
slag had hij Basil's aandeel bij. het zijne ge-
gevoegd, zijn kameraad verraderlijk in den steek
gelaten en was hij naar veil.ger streken ge-
viucht. En sindsdien had hij met het geld eer
lijk gehandeld en een fatsoenlijk leven geleid
Het verleden was voor hem afgesloten. James
Torhill, de fabrikant, die in de nabijheid van
Kensencity zijn luxueuze villa bewoonde, was
in die streken van de Vereenigde Staten een
gezien man. In de stad zelf verkeerde hij on
der de deftigste kringen en weldra zou hij gaan
trouwen met een jonge dame uit een waardig
koopmansgeslacht. De toekomst was rooskleu
rig. Totdat....
James tandenknaste van woede, als hij be
dacht dat die heele toekomst op dat oogenblik
afhing van één man, dien hij bovendien nog
voor den schijn als een vriend moest behan
delen. Basil had zijn aandeel teruggeëischt en
zelfs méér. Misschien was dat zijn goed recht,
maar in ieder geval kon Torhill het geld niet
missen. Toen was Basil met dreigementen voor
den dag gekomen en Torhill had gesidderd als
een espejiblad.
Nu, in de eenzaamheid van den nacht, over
dacht hij den toestand waarin hij verkeerde en
hij zag slechts één uitweg.
Basil moest zoo spoedig mogelijk uit den weg
geruimd worden, hij moest verdwijnen vóórdat
de geheimen uit het verleden zouden kunnen
uitlekken, met alle gevolgen van dien.
James Torhill stond stil voor den met jacht-
tropeeën beladen muur. Een sombere glimlach
verhelderde zijn gelaat.
„Morgen," zei hij halfluid, „morgen!"
Daarna ging hij naar zijn slaapkamer.
Den volgenden morgen was Basil Gwéndolph
al heel vroeg uit de veeren en had reeds vóór
het ontbijt genoten van de prachtige omgeving,
waarboven de zon als een brok gloeiend vuur
ten hemel steeg.
„Een dag uit duizenden!" riep hij verheugd
uit, toen hij binnentredend, James ontmoette.
„Inderdaad!" antwoordde deze koel
„Jij woont hier toch maar heerlijk!" ver
volgde Basil enthousiast. „Rivieren om te vis-
m
Ik kon den heer Wood echter nergens vin
den. Daarop ging ik weer terug naar de in
strumentenkamer om de temperatuur van het
Poolwater op te nemen. Wie schetst mijn groo-
tsn schrik toen ik bemerkte dat de vijf flesch-
jes zeewater welke op honderden mijlen afstand
van de plaats waar we ons bevonden genomen
waren in scherven op den grond zag liggen. De
schade was onherstelbaar en ik verwenschte
mijn stommiteit dat ik het kastje niet beter
had gesloten.
Daar kwam de heer Wood langs. Ik vertelde
hem wat er gebeurd was. Hij was erg teleur
gesteld, en ik putte mij uit in verontschuldi
gingen en maakte me zelf de grootste verwij
ten. Wat beter oppassen, Bok, zei de comman
dant. 't Is erg jammer, maar het geeft niet
of we'er over blijven treuren.
Ik besloot dan ook in 't vervolg voorzichtiger
te zijn, hoewel ik haast niet kon begrijpen hoe
het gebeurd was. Ik had het kastje toch goed
gesloten. Wie schetst dus mijn groote verbazing
en schrik toen ik, eenige dagen later weer in
de instrumentenkamer komende, twee fleschjes
zeewater op den grond in scherven zag liggen,
terwijl het kastje openstond. Hoe kon dat nu?
Hier mosst moedwil in het spel zijn. Wie
kon er belang bij hebben, toch steeds de mon
sters te vernielen. Ik besloot op mijn hoede te
zijn. Eenige dagen later kwam ik een jong-
mensch tegen, Harrison genaamd, die juist uit
de instrumentenkamer kwam. Hij vertelde dat
hij even op het kompas had gekeken om te zien
in welke richting wij vaarden. Nu ging mij een
licht op. Het was dezelfde jongen die voor mij
het werk had verricht waar ik nu mee bezig
was en nu in de machniekamer werkte. Ik zou
hem een valstrik spahnen. In de instrumenten-
kamer stond een groote koffer die leeg was.
Daar kroop ik in.
schen, bosschen om te jagen en een stad om
er je avonden in zoek te brengen. Enorm, ge
woonweg! Enfin, ik behoef nu niet meer ja-
loersch op je rijkdom te zijn. Binnenkort ga ik
me zelf evenzoo installeeren. Kunnen we van
ochtend onze zaken afhandelen?"
James schudde het hoofd.
„Ik had je juist willen voorstellen mee cp
jacht te gaan," zei nij „dan rijden we in den
middag naar mijn kantoor. Lijkt je dat?"
„Uitstekend!" lachte Basil onbekommerd.
„Je weet, de jacht heeft me altijd aangetrokken
en het liefst ga ik uit op groot wild."
„Je zult je niet te beklagen hebben. Herten,
zwijnen en verder klein goed zooals konijnen,
zijn er genoeg, maar wat verderop ligt het
woud nog net zooals het in den oertijd is op
gegroeid. Daar zwerven wolven, jakhalzen en
beren rond. Eigenlijk zou het verstandiger zijn
om een Indiaan
■■■■imimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiit
uit het dorp mee E
te nemen, maar T\£ dfiP.lhpiOm<itP
waarom zouden E UGdLUUWUiie r
we zooveel omslag
maken? We we- ITinfifdPtlnflV
ten te goed wat i rriuuruenaar i
jagen is, niet-
waar?"
Basil grinnikte.
„Dat zou ik denken," lachte hij.
Na het ontbijt trokken zij er op uit, gewa
pend met dubbelloops Winchester-geweren. Het
duurde wel een paar uur voordat zij het rots
achtige terrein bereikt hadden, waar de eigen
lijke jacht zou beginnen. Aan de andere zijde
van het rotsplateau strekte zich, tegen een
berghelling, het woud uit.
Basil liep voorop. Hij was opgewonden door
het vooruitzicht een mooie jacht te hebben.
Met de behendigheid van een ervaren woud-
looper, klom hij langs de lage rotsen omhoog,
terwijl James hem op den voet volgde.
Opzettelijk bleef de laatste wat méér achter
dan strikt noodzakelijk was. Al zijn zenuwen
waren gespannen en zijn hand omklemde stevig
het geweer. Straks, als het goede oogenblik
gekomen was....
Geen haan zou er naar kraaien! Voor altijd
zou hij van het verleden verlost zijn!
Daar! Was dat niet de kans, die het verleden
hem toewierp?
Basil klom hooger en vormde een uitstekend
mikpunt.
Op het beslissende oogenblik aarzelde James
niet. Hij schouderde zijn geweer....
Opeens bleef hij aan den grond genageld
staan. Het klamme angstzweet brak hem uit.
Achter hst rotsblok was de kwaadaardige
gestalte verschenen van een uit zijn slaap ge-
wekten grijzen beer, die zich gereed maakte
Basil in den rug aan te vallen.
Het was Torhill alsof hij door den grond
zonk. Zijn toch al gespannen zenuwen konden
deze verschrikking ternauwernood verdragen.
Maar dan kalmeerde hij plotseling.
De beer! Goeie hemel! Waarom zou hij Basil
nog vermoordenNog een oogenblik en de
beer zou zich op den niets vermoedenden man
werpen. De goden waren hem wel gunstig. Zon
der zich met een misdaad te verzwaren, zou
hij zijn doel kunnen bereiken.
Waarom hief hij nu zijn geweer op? James
wist het niet. Hij snikte en het leek wel alsof
een ander in zijn plaats handelde. Een schot
weerklonkDoodelijk getroffen stortte de
beer ter aarde. En op datzelfde oogenblik wierp
James zijn geweer weg en barstte in snik
ken uit.
Toen de houthakker Amie Gravelle te Sault
Ste Marie, in Canada, met zijn kameraad in
den auto van hun werk naar huis terugkeer
den, zagen ze plotseling een wilden stier den
weg op rennen. Daar de stier midden op den
weg bleef staan, gaf Gravelle signaal, maar dit
had averechtsche uitwerking. Langzaam kwam
het beest naderbij, boog den kop en deed toen
een snellen aanval op het voertuig
Hij drukte zijn horens in den radiator en
trok dezen er met een forschen ruk uit. 't Voor
stuk van den wagen werd mede in de hoogte
getrokken, doch toen de radiator losliet vielen
de voorwielen weer met een smak op het weg
dek terug. Toch bleek het mogelijk den wagen
nog in beweging te krijgen.
Gravelle reed verder, terwijl de stier naast
den wagen bleef loopen met den radiator tus
schen zijn horens.
Na eenigen tijd was de motor warm geloopen
en toen Gravelle water uit een beekje wilde
halen, deed de stier een tweeden aanval.
Door snel op te trekken, kon hij slechts ver
hoeden dat de wagen omver geworpen werd.
De stier volgde den wagen nog een mijl, maar
toen ze een anderen auto passeerden, werd het
beest zóó opgeschrikt, dat het er eindelijk van
door ging.
Te Meissendorf in Saksen is een kweekerij
van kikvorschen geopend. Groote exemplaren
kikkers uit Amerika zijn voor dit doel inge
voerd. De bedoeling is te trachten een nieuwe
industrie te stichten van kikvorschen-huiden
voor luxe dames-schoeisel, in concurrentie met
slangen- en hagedissenleer.
A IIy. OP dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f bi) levenslange geheele ongeschiktheid t 5t werken door 7£Q f250.' een^voet Vo? ïèn^oog f125.' duim o^wljsvlnger f 50.'heen11 bóf^arm f 40»' anderen8 vinger
Alle abonne S omvallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T OUUU.' verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen I f Uil.' doodelijken afloop A» v» een voet oi een oog# B
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
12.
Hij haalde zijn schouders op.
„Er bestaat zooiets als zakengeheim. Het is
voor ieder zakenman noodig in aanraking te
blijven met alles, wat zijn belangen bedreigt."
Een seconde aarzelde ik; toen vroeg ik:
„Waar komt uw voorstel, nauwkeurig gede
finieerd, op neer?"
Ik zag meende dit althans te zien dat
een schittering van zijn oogen even een nau
welijks merkbare voldoening verried.
„Ik stel u voor, uw experimenten zoo spoedig
mogelijk ten einde te brengen, een kleinen
voorraad van het explosiemiddel samen te stel
len en ons die stof met het volle geheim van
haar samenstelling af te staan. Van mijn kant
waarborg ik u uw vrijheid en een vierde ge
deelte van alle voordeelen van uw uitvinding."
Hij stelde deze belangrijke voorwaarden even
rustig, alsof zaken te doen met ontsnapte ge
vangenen een dagelijksch werk voor hem was.
Ik boog mij uit het bed en verzekerde mij, on
der den schijn mijn tweede sigaret van het blad
te nemen, van eenige belangrijke oogenbllkken
om mijn toestand te overwegen.
„Ik heb geen bezwaar tegen dat voorstel,
zei ik langzaam, terwijl ik een lucifer nam, „het
blijft alleen de vraag of het p^actisoh uitvoer
baar zal zijn. Mijn proeven zijn niet van dien
aard, dat zij in een achterkamer genomen
kunnen worden. Ik zou een groote werkplaats
of iets dergelijks moeten hebben, liefst zoo ver
mogelijk van alle huizen verwijderd. Men loopt
altijd de kans, zich zelf in de lucht te laten
vliegen bij zoo'n onderneming en een dergelijke
explosiestof als de mijne zou waarschijnlijk een
verwoesting van mijlen in het rond aan
richten."
„U zult werken onder voorwaarden, die u
zelf stellen kunt," zei McMurtrie beminnelijk.
„Als u daarop gesteld bent, zullen we u een
hut en een groote loods aan de oevers van de
Theems verschaffen, waar u kunt wonen tot uw
proeven geslaagd zijn."
„Maar dan zou ik worden herkend," wierp ik
tegen. „Dan kan het niet anders of men zal mij
herkennen. Ik ben al te bekend op het oogen
blik en aangezien mijn portret en mijn sig
nalement door heel Engeland zijn verspreid, zou
ik al heel weinig kans hebben. Hoe verlaten
de p,lek ook mocht zijn, vroeger of later zou
iemand mij zien en mij aangeven."
McMurtrie schudde zijn hoofd.
„Gezien worden zult u zeker, maar herkend
worden zeker niet."
Ik was juist bezig mijn cigarette aan te
steken, maar bleef met den brandenden lucifer
in mijn hand zitten.
„Wat bedoelt u?" vroeg ik nieuwsgierig.
„Mijn waarde heer," zei dokter McMurtrie
hoffelijk, „een man van de wetenschap als u
zelf zult er toch niet aan twijfelen, dat een
knap chirurg een kleine moeielijkheid als deze
wel overwinnen zal?"
„Maar hoe? Een vermomming? Die
wordt alleen maar in romans met succes ge
bruikt."
De dokter glimlachte.
„Ik dacht ook niet bepaald aan een pruik
of bril," zei hij. „Voor dergelijke dingen is de
wereldgeschiedenis wat te ver."
Hij zweeg en zag mij een oogenblik zeer op
lettend aan, vervolgde dan:
„In veertien dagen en werkelijk zonder u
pijn te doen, kan ik u even afdoend tegen de
politie beveiligen, alsof u dood en begraven
was."
Ik ging in bed overeind zitten en zei:
„In deze omstandigheden zult u een beetje
nieuwsgierigheid wel willen verontschuldigen?"
„O, het is geen geheim! Iedere chirurg kent
deze kleine operatie. Ik heb slechts den vorm
van uw neus eenigszins te veranderen en uw
voorhoofd wat hooger en breeder te maken.
Verder zal een veranderde gelaatskleur uw
uiterlijk vervolmaken."
„Jawel," zei ik, „maar het eerste gedeelte?"
„Kinderspel," antwoordde hij, „paraffine-
injectie en X-stralen."
Hfj sprak met zoo'n onverschillig zelfver
trouwen, dat het thans niet meer mogelijk was
aan zijn ernst te twijfelen.
Ik ging weer liggen en deed een overmatig
langen trek aan mijn cigaret. Plotseling was
het tot mij doorgedrongen, dat mij, wanneer
het McMurtrie ernst was met zijn voorstel,
geen enkele mogelijkheid meer in den weg
stond, om George op te zoeken. De gedachte
alleen aan een ontmoeting of zelfs een gesprek
met hem, zonder te worden herkend, gaf mij
reeds een gevoel van voldoening.
Ik geloof niet, dat ik mijn gevoelens verried,
want de oogen van McMurtrie bleven op mijn
gelaat gericht en ik dacht er niet aan, hem
in mijn vertrouwen te nemen. Ik blies den rook
uit in een grijze wolk, ging op mijn elleboog
leunen en tikte zorgvuldig de asoh van mijn
sigaret.
„Hoe kan ik weten of u uw belofte zult
houden?" vroeg ik.
Savaroff maakte een boos gebaar, maar voor
hij een woord kon zeggen, viel McMurtrie in:
„U vergeet in welke moeilijke omstandighed'en
wij onszelf brengen, mijnheer Lyndon", zei hij
vriendelijk. „Een ontvlucht gevangene te ver
bergen is een strafbaar feit afgezien nog
van de overtreding hem onherkenbaar te ma
ken. Wat het gele1 betreft, (hij maakte een
minachtend gebaar) wel denkt u, dat het
loonend voor ons zou zijn u te bedriegen? Er
bestaat altijd een kans dat iemand, die deze
explosiestof en de Lyndon-Marwood-torpedo
heeft uitgevonden, ook nog tot verdere dingen
in staat is."
„U hebt gelijk," zei ik kalm. „Ik zal uw
voorstel aannemen op één voorwaarde dat
ik, voor ik mijn werk begin, een week in Lon
den kan doorbrengen."
Met een vloek sprong Savaroff van de ven-
gig f to snik
„Donnerwetter!" riep. hij uit, „wie bent u,
dat u voorwaarden stelt? We hebben u maar
naar de gevangenis terug te brengen om u te
doen opsluiten als een hond."
„In welk geval u het zonder mijn uitvin
ding zult moeten stellen," merkte ik op.
„Mijn beste Savaroff", onderbrak ons
McMurtrie verzoenend, „het is werkelijk niet
nood'ig mijnheer Lyndon te dreigen. Ik bij er
van overtuigd, dat hij den toestand volkomen
zuiver beoordeelt."
Zich weer tot mij wendend vroeg hij:
„Ik denk dat u wel een reden hebt voor deze
voorwaarde?"
„Wanneer u drie jaar in Dartmoor had door
gebracht, zoudt u waarschijnlijk meer dan een
verklaarbare reden hebben om er naar te ver
langen een week in Londen te zijn."
Ik moet dit goed gespeeld hebben, want ik
zag even een uitdrukking van verlichting en
minachting over Mc.Murtrie's gezicht.
„Zeker, zeker! Een paar dagen vacantie
om even den smaak van de vrijheid beet te
krijgen. Wel, dat schijnt mij een heel natuur
lijk en redelijk verzoek. Wat denk jij, Sava
roff?"
Deze stelde zich met een buitengewoon on
gracieus gebrom tevreden.
„Ik geloof niet dat er veel gevaar bij is," zei
ik. „Wanneer u mijn uiterlijk zoo volslagen
veranderen kunt als u beweert, is er toch wei
nig kans, dat iemand mij zal herkennen. Na
drie jaar van dat hondenleven daar ginds, kan
ik niet in een hut in de moerassen van de
Theems gaan zitten, zonder mij eerst een paar
dagen behoorlijk te hebben vermaakt. Natuur
lijk zal ik voorzichtig zijn bij alles wat ik doe.
Ik heb genoeg van de gevangenis gehad, om de
vrijheid naar waarde de schatten."
McMurtrie knikte.
„Het is wel goed," zei hij langzaam: ,,ik heb
er geen bezwaar tegen, dat u zich een paar
dagen vermaakt. Misschien is het ook wel vei
liger u zoo spoedig mogelijk uit dit huis weg
te brengen. Ik denk, dat drie weken meer dan
voldoende is vöor ons doel hier en het zal ons
minstens een maand kosten, om u een bevre
digende werkplaats aan de Theems te bouwen."
Hij zweeg een oogenblik, vervolgde dan:
„Wanneer u naar de stad gaat, zult u die
dagen natuurlijk moeten wonen aan een adres,
dat wij u zullen verschaffen en u zult gereed
moeten zijn, uw werk te beginnen, zoodra wij
u dit vragen."
„Natuurlijk," zei ik, „ik verlang niets anders
dan
De verdere woorden werden mij bespaard
door een plotseling geluid buitenshuis het
geluid van een ijzeren hek, dat dichtgeworpen
werd. Een oogenblik had ik het verschrikkelijk
gevoel, dat het de politie was.
Wordt vervolgd.