De Rijksmiddelen
De Tweede Kamer
Bereidt Uw jus met HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent
Regeering en arbeidersbeweging
A. C. DE BRUIJN SPREEKT
WOENSDAG 17 OCTOBER 1934
Bij het afsluiten van
het derde kwartaal
Een record
1
S
Raad voor Scheepvaart
25 jaar
Nieuwe ordening noodig
Inbraken in het Gooi
-
De Heer J. de Boer, de nieuwe burgemeester van Obdam, betreedt voor zijn installatie het gemeente
huis, begroet door een eerewacht van Graalmeisjes
Zittingsjaar
a
a
.3
•a
8
3
2
Van feestelijke herdenking
afgezien
Het doel van verzonden adressen
is o.m. het geschokte vertrou
wen te herstellen
Geen opstandigheid!
A. C. de Bruyn
Productie opvoeren
Werktijd verkorting
C oncentratiekampen
Er wordt gebrek geleden
Hoe komen we er uit?
Adres
HET SMOKKELEN VAN
DEVIEZEN
Zijn kleine Nederlandsche banken
daaraan schuldig?
GEVAARLIJKE GLADHEID
Auto viermaal tegen een boom,
daarna over den kop
BULGARIJE—NEDERLAND
DOODGEREDEN
Liquidatie griend- en rietcentrale
Hoe is de toestand van 's lands finan
ciën bij den aanvang van het laatste
kwartaal? Ziedaar een vraag, die niet
van belang ontbloot is, nu met het verschij
nen van den staat der Rijksmiddelen over
September, de resultaten over 3 kwartalen
van het fiscale jaar 1934 bekend zijn gewor
den en het dus langzamerhand mogelijk is
geworden een overzicht te krijgen over wat
dit jaar voor de rijksschatkist zal brengen.
Op de eerste plaats dan een vergelijking
tusschen de eerste 9 maanden van dit jaar
en die van 1933. Het totaal van rond 260
millioen gulden tegenover 238 millioen in
1933 lijkt op het eerste gezicht nog zoo
kwaad niet. Men moet hierbij echter eenige
feiten in het oog houden. Zoo b.v. dit, dat
bij de 260 millioen van dit jaar niet min
der dan 40 millioen nieuwe middelen zijn,
(omzet- en couponbelasting, zoodat met af
trek hiervan de resteerende middelen
slechts kwamen tot 220 millioen. Dat is dus
18 millioen minder dan vorig jaar!
De vergelijking wordt nog iets ongunsti
ger, wanneer wij er ook bij betrekken de
kohierbelastingen, welke tot 1 Januari j.l.
op den gewonen middelenstaat voorkwamen.
Tot 1 October waren op kohier gebracht
aan grond-, en inkomsten-, vermogens- en
verdedigingsbelasting 7814 millioen, te
genover vorig jaar rond 86 millioen. Alzoo
nog een nadeelig verschil van 714 millioen.
Tezamen dus een achterstand vergeleken
bij vorig jaar van maar liefst 2514 millioen!
Wanneer we dan nagaan, welke middelen
hieraan debet zijn we kunnen alleen de
grootste schuldigen eruit nemen dan
paraisseert op de eerste plaats de Inkom
stenbelasting met ruim 8 millioen gulden.
Het is een veeg teeken, dat dit zoo belang
rijke middel nog maar steeds z'n daling
voortzet. In vroeger jaren hoe lang lij
ken die nu al achter ons? was dit middel
de meest hechte peiler van onze rijks
schatkist.
Al sinds enkelen tijd zijn Invoerrechten,
suikeraccijns de inkomstenbelasting boven
het hoofd gegroeid en zelfs de nieuwe Om
zetbelasting moest naar 's ministers bere
kening meer dan anderhalf zooveel op
brengen dan de oude inkomstenbelasting.
We willen ons hier niet verdiepen in de
kwestie of het wel juist is, dat de op draag
kracht gebaseerde belasting zoozeer gede
gradeerd -is ten opzichte van verbruiks
belastingen als bovengenoemde, we consta-
teeren enkel maar het feit.
De tweede schuldige vonden we bij de
Invoerrechten. Hoewel het tarief hierop
niet verlaagd is integendeel is de op
brengst dit jaar reeds 8.7 millioen minder.
Voor wie de handelsbeweging in de afge-
loopen maanden heeft gevolgd, is dit geen
verrassing. Door de algemeene verarming,
de contingenteeringen gevoegd bij de
overigens gelukkige actie om eigen in
dustrie te bevorderen, hebben al lang de
invoercijfers gedrukt. Toch is een totaal van
bijna 59 millioen nog niet te versmaden;
het is verreweg de hoogste post der midde
lenstaat. Ze mogen dan volgens sommigen
nog niet voldoende zijn als bescherming
van eigen industrie- en bodem opbrengst,
fiscaal gesproken zijn ze toch maar de
kurk, die onze staatsfinanciën boven water
houdt.
Dat ook de Accijnzen, als zijnde zuivere
verbruiksheffingen en dus uiterst gevoelig
voor "de conjunctuurschommelingen, hun
aandeel zouden bijdragen tot het tekort, is
vanzelfsprekend.
Gedistilleerd deed mede met 2.2 millioen,
brei met 814 ton, en suiker zelfs met 8.4
millioen.
Tegenover deze „tekortkomingen" staan
slechts enkele verhoogingen. Het zijn ac
cijnzen op wijn (129.000) op tabak (1.154.000)
zegelrechten (988000) registratierechten
(186000) Successierechten (1260000) en
loodsgelden (152,000).
Hoe interessant de vergelijking ook
moge wezen met de overeenkomstige
periode van vorig jaar, van nog meer
belang is de vraag, of er evenwicht is ge
bleven tusschen de raming en de werkelijke
inkomsten. Immers op die raming is de ge-
heele staatshuishouding gebaseerd en wan
neer die schatting niet gehaald kan wor
den, dan ligt het geheele zoo kunstig opge
trokken gebouw van een sluitende begroo
ting in puin.
Welnu, het is hiermede nog droeviger ge
steld dan met de vorige vergelijking. Tegen
over de opbrengst van 260 millioen, staat
een raming van bijna 289 millioen, een te
kort dus van 29 millioen.
De groote oorzaak hiervan is het falen
tot nu toe van de Omzetbelasting. Niet min
der dan 24 millioen is deze ten achter ge
bleven. Nog steeds verwijst het officieele
overzicht naar de ook door ons reeds eer
der genoemde oorzaken, maar we gelooven
toch, dat die nu zoo langzamerhand uitge
werkt raken. De oude voorraden raken op,
de credieten loopen af en van de kwartaal-
aanslagen zijn er toch nu reeds een paar
binnen. Wel echter houde men in 't oog,
dat de totaal jaaropbrengst ultimo Decem
ber nog niet zuiver is vast te stellen, juist,
omdat de heffing bij aanslag van het laat
ste kwartaal eerst in den loop van 1935 bin
nenkomt. Andere achterblijvers zijn, behal
ve de middelen, die we reeds boven noem
den de nieuwe couponbelasting (1760.000)
de Zoutaccijns (214.000) en de accijns op
geslacht (105.000).
Daartegenover staat de meeropbrengst
van: dividend- en tantièmebelasting
(1.413.000) invoerrechten (2511000).
Alles bijeen mogen we dus constateeren,
dat afgezien dan van de nieuwe middelen,
Minister Oud in September 1933 buitenge
woon goed geschat heeft, welke bedragen
er in 1934 in de schatkist zullen vloeien.
Er blijft ons weinig ruimte meer over om
de Septembercijfers nog onder de loupe te
nemen. Trouwens ze geven er ook weinig
aanleiding toe.
Vermeldenswaardig is wel, dat bij de di
vidend- en tantièmebelasting de ook door
ons voorspelde daling is ingetreden; dat de
Omzetbelasting ook in September nog ruim
1)4 millioen is achtergebleven.
In totaal bracht September slechts en
kele duizenden mèèr op dan z'n naamge
noot in 1933, terwijl de gezamenlijke mid
delen ruim VA millioen op de raming ach
terbleven.
Tot slot nog een paar cijfers.
De inkomsten ten bate van het Ge
meentefonds bestaande uit de fond
senbelasting zelf, plus alle opcenten staan
op kohier voor een bedrag van ongeveer
91 millioen, voor wat betreft den dienst
1933/1934; de dienst 1934/1935 geeft over de
zelfde posten een bedrag van 54 millioen.
Voor het wegenfonds werd over 9 maan
den een totaal ontvangen van 18.952.000,
terwijl vorig jaar op dezen datum op dit
middel 18.324.000 binnen kwam.
Dinsdag 16 October kwam de Tweede
Kamer in openbare vergadering bijeen
en nam het werk, dat de meeste pu
blieke belangstelling heeft een aanvang, ook al
is dat werk in vele gevallen niet het voor
naamste en het moeilijkste. Na de opening
van de Kamers op 18 September en de zittin
gen waarin de voorzitter gekozen werd en de
afdeelingen en commissies gevormd werden is
er in de afdeelingen reeds dagen gewerkt, ten
einde niet enkel de Rijksbegrooting, maar ook
tal van wetsontwerpen te onderzoeken en we
twijfelen niet, of zeer spoedig zullen de voor-
loopige verslagen daarover wel verschijnen.
Verslagen, die vooral in de laatste jaren (en
daarop wenschen we de bijzondere aandacht
te vestigen) uitmunten door zakelijke kort
heid, maar die tevens blijk geven van gedegen
studie der leden en van een groote kennis der
zaken, die aan de orde zijn en onderzocht moe
ten worden. Dat hierdoor niet enkel overleg
met de regeering veel vruchtbaarder wordt en
de openbare behandeling zeer bekort, behoe
ven we niet nader uiteen te zetten; de prak
tijk bewijst dit.
Wanneer in ruimeren kring van deze versla
gen, evenals van die, uitgebracht naar aanlei
ding van verzoekschriften, werd kennis geno
men, zou er niet zoo zonder voldoende inzicht
worden afgegeven op het werk van de Tweede
Kamer in dezen tijd. Dat werk kan (en wij
meenen verplicht te zijn, dit eens openlijk te
getuigen) in ieder opzicht den toets der critiek
doorstaan. Het is en blijft menschenwerk,
zoodat er van volmaaktheid geen sprake kan
zijn; er worden dan ook wel eens fouten ge
maakt.
Een feit is het echter, dat er zoolang wij in
ons land een parlement hebben, door de
Tweede Kamer in haar geheel niet zoo hard
gewerkt is en zooveel afgedaan als in het afge-
loopen zittingsjaar, ook al is in dit opzicht
vergelijking moeilijk.
Wij meenen tot deze uitspraak gerechtigd te
zijn gezien den enormen stapel wetsontwer
pen, regeeringsbescheiden en verzoekschriften,
die de Kamer te verwerken heeft gehad en
waarin het resultaat eerst na het sluiten van
het zittingsjaar 1933—1934 te overzien was.
Het aantal wetsontwerpen, dat is afgedaan
want daar komt het op aan is een record,
en wat in deze wel het meest merkwaardige is:
al dat werk is verricht in een minimum aan
tal zittingen waaruit tevens blijkt, hoezeer de
Kamer zich weet te beperken.
Uit de verschillende jaargangen van het be
kende jaarboekje „Parlement en kiezer" heb
ben we de hieronder volgende gegevens opge
diept en in een staat verzameld, die voor den
aandachtigen lezer vanzelf spreekt, maar waar
bij wij toch nog gaarne eenige toelichting ge
ven.
<D
3
<D
<u
Sb
-4->
cS
ai
a>
bo
fc.
ho
03
03
V
bo
"n
911—'12
219
130
62
33
109
912—'13
220
129
80
47
110
913—'14
238
143
83
41
100
914,—'15
279
191
87
55
78
915—'16
311
186
85
39
100
916—'17
440
203
141
49
118
917—'18
349
253
97
41
106
918—'19
253
247
127
49
122
919—'20
340
231
139
76
106
920—'21
343
215
138
71
105
921—'22
352
229
154
62
96
922—'23
318
235
146
98
101
923—'24
220
141
120
93
91
924—'25
271
190
113
72
90
925—'26
211
130
124
96
51
926—'27
242
150
105
89
81
927—'28
242
155
108
78
83
928—'29
287
223
130
82
78
929—'30
289
193
160
118
83
930—'31
272
211
130
90
95
931—32
323
230
142
95
103
932—'33
278
208
132
103
82
933—'34
369
278
135
101
75
Men ziet uit dezen staat, dat weliswaar
het aantal wetsontwerpen dat de Ka
mer te verwerken kreeg in het zit
tingsjaar 1916'17 grooter was dan in het
laatste zittingsjaar, evenals het aantal regee
ringsbescheiden, maar de oorzaak daarvan is
ook dat uit het daaraan voorafgaande jaar
waren blijven liggen als niet afgedaan 125
wetsontwerppen en 46 regeeringsbescheiden,
terwijl dit aantal in 1933 maar 70 en 30 be
droeg.
Bijna alles wat de Kamer in 1933—'34 be
reikt heeft voor het reces heeft zij afgedaan,
hetgeen vroeger niet geschiedde. In 1917 ble
ven er liggen 237 wetsontwerpen, zoodat er in
dat jaar slechts 112 nieuwe bijkwamen, welk
aantal in het afgeloopen jaar 299 bedroeg. Met
de regeeringsbescheiden is het precies eender.
Nu blijven cijfers altijd cijfers, waar men heel
wat mee bewijzen kan, maar een feit is het
toch, dat er onder de wetsontwerpen uit het
afgeloopen. zittingsjaar heel belangrijke zijn
geweest, die men niet als hamerstukken kon
aanmerken.
Het bijzondere is nu, dat niettegenstaande
het vele werk dat verricht is en dat goed ge
daan is, want daaraan bestaat geen twijfel,
als men de stukken en de handelingen bestu
deert, dat dit alles geschied is in een aantal
zittingen, dat 25 tot 35 procent lager is, dan in
de jaren 1915 tot 1923.
Nu anderen, die van het parlement niets
willen weten, daarover slechts schampere
woorden kunnen uitbrengen is het noodig,
hierop eens te wijzen.
Wij weten heel goed, dat één zwaluw geen
lente beteekent, zoodat er moet worden afge
wacht of de Kamer op den weg, de laatste
twee jaren ingeslagen, zal voortgaan, maar
een woord van hulde en erkentelijkheid voor
de enorme werkkracht, die ontplooid is
en waardoor de regeering gesteund wordt
mocht toch niet achterwege blijven, te meer
waar uit de cijfers de feiten blijken, de feiten,
die aantoonen, dat in het afgeloopen zittings
jaar de Tweede Kamer meer heeft afgedaan
dan nog ooit is voorgekomen.
Dinsdag was het 25 jaar geleden, dat de
Raad voor de Scheepvaart 25 jaar in func
tie was.
Op 16 October 1909 werd de Raad voor
de Scheepvaart, welk College bij Koninklijk
besluit van 1 October 1909, voor de eerste
maal was benoemd, door den toenmaals
tijdelijk als voorzitter benoemden Raadsheer
in het Gerechtshof te Amsterdam, Mr. Taco
Henny, plechtig geïnstalleerd.
Evenals de Scheepvaartinspectie, is de Raad
voor de Scheepvaart een uitvloeisel van de des
tijds tot stand gekomen Schepenwet. Beide
staan evenwel naast elkaar; de Raad is vol
komen onafhankelijk van gemelden tak van
dienst.
Is het toezicht van de Scheepvaartinspectie
preventief, dat van den Raad is repressief, al
zal dan ook van zijne uitspraken zeer zeker een
preventieve werking uitgaan.
Als onderdeel van zijn veelomvattende taak
stelt de Inspecteur-Generaal voor de Scheep
vaart o.m. binnen het kader van de Schepen
wet een onderzoek in naar alle scheepsrampen
en -ongevallen welke te zijner kennis komen of
worden gebracht. De uitkomsten van deze on
derzoeken worden door hem bij den Raad voor de
Scheepvaart aanhangig gemaakt, vergezeld van
zijn voorstel, met het oog op aard en omvang
van het ongeval, al dan niet een openbaar on
derzoek door den Raad voor de Scheepvaart te
doen volgen. Een Commissie uit dit College, be
staande uit den voorzitter en twee leden, beslist
tenslotte voor elke zaak of zulks zal geschieden.
Verder behoort het nog tot de taak van den
Raad voor de Scheepvaart een onderzoek in te
stellen naar de bij het College aanhangig ge
maakte klachten ter zake van misdraging, doch
alleen wanneer deze zijn gericht tegen den ka
pitein, terwijl op den Voorzitter bovendien nog
de taak rust in hoogste ressort recht te doen,
wanneer door eigenaar of kapitein van een schip
ee nberoep wordt ingesteld tegen beslissingen
of voorschriften van Scheepvaart-inspectie of
Commissie tot vaststelling van de minimum uit
watering van schepen. Deze beroepen behooren
De R. K. Werkliedenvereniging te Til
burg heeft Dinsdagavond in haar gebouw
aan de Tuinstraat een vergadering belegd
tot behandeling der adressen, die het be
stuur der vereeniging zond aan de Regee
ring.
Als spreker trad dezen avond op het Eerste
Kamerlid A. C. de Bruin over het onderwerp:
„Het beroep der Katholieke Arbeidersbeweging
op de Regeering."
De adressen, welke verzonden zijn, vestigen,
aldus spr., de aandacht op den noodtoestand,
waarin onze arbeiders ongeveer één millioen
verkeeren.
Overal in den lande worden thans vergaderin
gen als deze gehouden en worden gelijkgesteun-
de adressen verzonden.
Wat is de bedoeling dezer adressen?
In geen geval om verbittering en opstandig
heid te brengen.
Het doel is uitsluitend het geschokte vertrou
wen te herstellen, vooral in onze beweging, en
om de regeering op haar houding te attendee-
ren.
Het eerste adres noemt spr. als zijnde van
sociaal-economisch karakter en heeft betrek
king op werkbehoud en werkverruiming, het
andere, dat spr. sociaal-ethisch noemt, be
handelt de werkverschaffing, steunverleening,
en werkloosheidsverzekering.
Spr. zet dan uiteen wat de grond van het
eerste adres is, en verklaart waardoor onze
uitvoer thans stop staat.
De gevolgen zijn, dat er b. v. ongeveer 400.000
werkloozen zijn.
Bij dit alles komt de sluiting der grenzen
door het buitenland en het opdringen der pro-
due tie van het buitenland.
Het verwijt is nu, vooral aan de vorige regee
ring, dat men zich van het begin af niet ver
dedigd heeft, maar de oogen voor de feiten
heeft gesoten.
De eerste, schoorvoetend genomen maatre
gelen, waren die van contigenteering, die echter
te slap waren opgezet.
Spr. zet dan uiteen wat contingenteering is,
en bepleit protectie.
Eigen lijfsbehoud dwingt dus om dezeinvoer-
beperkende bepalingen te verzwaren. Dit is de
eerste gedachte van het eerste adres.
De tweede gedachte is vergrooting van onze
industrieele productie.
De regeering moet dus industriebanken hel
pen oprichten, en technologische instituten
helpen stichten.
Deze regeering heeft tot nu toe weinig ge
daan om de industrie te helpen.
Met een beroep op de belangen van duizen
den, ja met het oog op hun zielen, die verlo
ren kunnen gaan, vraagt het adres dus om
steun voor de industrie.
Spr. bespreekt dan het zestig millioenenplan.
Ook tot snelle uitvoering hiervan dringt het
3idr6S 212H1»
Een verder punt uit het adres is 5e bevoor
rechting van het Nederlandsch Fabrikaat.
Denken we er zelf wel aan om bij onze be
hoeften geen buitenlandsche producten te koo
penpen? Zijn we niet allemaal een beetje schul
dig? vraagt spr.
Wat de werkverruiming betreft, vraagt het
adres een forceeren van bruggenbouw, we-
crprihonlpp- pnz
Dan wijst spr. op de enorme opvoering van
de productie door mechanische middelen.
Als de arbeidskracht niet rechtvaardig wordt
gebruikt, zullen er elk jaar tallooze arbeiders
„overschieten."
We moeten den arbeid over een zoo groot mo
gelijk aantal arbeiders verdeelen, dat eischt de
sociale rechtvaardigheid. Een eerste maatre
gel is werktijdverkorting.
Spr. doet hier een speciaal beroep op de
werkgevers, om emstig laatstgenoemd idee te
overwegen.
Blijkt het onmogelijk dit te verwezenlijken,
dan m o e t de regeering ingrijpen.
De heer de Bruin bespreekt dan de cumula
tie van' baantjes en de vervanging van oudere
krachten door jongere, en van vrouwen door
mannen.
Worden alle gevraagde maatregelen volgens
het eerste adres genomen, dan nog zullen er
evenwel arbeiders geen werk vinden.
Het tweede adres handelt daarom
werkverschaffing en steunverleening.
over
De tegenwoordige toepassing der werkver
schaffing is allerongelukkigst, aldus spr. (ap
plaus).
De belooning is te gering en de behandeling
is vaak min. Het zijn toch geen menschen int
een concentratiekamp?!
Men vraagt zich af, hoe deze toestand in ons
land kan bestaan, terwijl de regeering op de
hoogte is.
Het adres vraagt dus om aan de leiders een
opleiding te geven, opdat zij de ziel van den
werklooze kunnen begrijpen.
Spr. vestigt dan de aandacht op de jeugdige
werkloozen, die niet aan de beurt komert, en
al beginnen met wanhoop.
Het ligt voor de hand, dat zij moreel den
verkeerden weg ogaan, en met alle partijen die
iets beters beloven, meedoen.
Wat de werkloosheidsverzekering betreft,
vraagt spr., of men wel weet, dat de werklozen
kassen vaak moeten voorzien worden, mede
doordat arbeiders zelfs één gulden per week
betalen van hun armoed.
Vervolgens de steunverleening. Vóór 1 Juli was
het niet alles, zegt spr., maar daarna is de
toestand erbarmelijk geworden.
„Men heeft op de werklooze arbeiders een
misdaad gepleegd roept spr. uit, „men heeft
zich aan hun leven vergrepen-"
Spr. zet dan uiteen dat er inderdaad gebrek
geleden wordt.
Het adres vraagt dan de bedragen van de
steunregeling van vóór 1 Juli te herstellen.
De daartoe benoodigde fondsen kunnen vol
gens spr. gemakkelijk gevonden worden uit
opcenten op de directe belastingen. Spr. zet uit
een, dat b. v. een bedrag per jaar van f 2.50
voor iemand die f 1400 verdient, voldoende is,
en zoo evenredig opklimmende. Men krijgt dan
over het heele land een bedrag van 30 millioen
gulden, terwijl slechts 13 millioen voor het be
oogde doel voldoende is.
Het adres vraagt voorts om goedkoopere le
vensmiddelen.
Ook roert het adres nog de huurverlaging en
daarmee verwante kwesties aan.
Tot slot vraagt spr. hoe kwamen we in de
crisis? Door het economisch-liberalisme, dat is
een duidelijk feit.
En hoe komen we er uit?
Door een nieuwe ordening in het economisch
leven, die de chaos weer op zal heffen. De pu
bliekrechtelijke bedrijfsorganisaties moeten het
heil brengen, deze blijven ons ideaal.
We zullen met alle beschikbare krachten pro-
beeren het leed zoo goed mogelijk te dragen, en
trachten naar de gebondenheid van de toekomst
te komen", besluit spr.
Na deze rede van den heer De Bruijn, be
sloot de vergadering de volgende adhaesie-betui-
ging aan de regeering te zenden.
Aan den raad der ministers
te 's-Gravenhage
De R. K. Werkliedenvereeniging te Tilburg,
in vergadering bijeen op 16 October 1934, ken
nis genomen hebbende van de adressen in
zake de economische crisis, respectievelijk de
ondersteuning der werkloozen, door het be-
stuur van het R. K. Werkliedenverbond in
Nederland op 28 September j. 1. verzonden
aan den raad, betuigt instemming met den
inhoud dier adressen en verzoekt Uwe Ex
cellenties beleefd er volle aandacht aan te
schenken en de gevraagde maatregelen te ne
men.
Aan het eind van den avond werd gelegenheid
tot vragenstellen gegeven, waarvan een druk
gebruik werd gemaakt.
Verdachte tot drie jaar
veroordeeld
De Vierde Kamer der Amsterdamsche
rechtbank heeft den 30-jarigen koopman P.
E. J. H. wegens poging tot diefstal, dief
stal meermalen gepleegd en wegens bedrei
ging met doodslag veroordeeld tot een
gevangenisstraf van drie jaar met aftrek
van voorarrest. Het O. M. had vijf jaar ge-
requireerd.
Veel op zijn kerfstok
De man had een groot aantal diefstallen en
inbraken in het Gooi gepleegd.
Zoo zou hij 14 October 1929 hebben ingebro
ken in het kinderhuis „Erica" aan den Naar-
derstraatweg te Naarden. Hij werd gesnapt en
vluchtte. 14 Februari 1934 had hij uit een fiets-
tasch een electrische lantaarn gestolen. Vervol
gens had hij zijn geluk beproefd in de woning
van de familie Van Eeghen aan den Naarder-
straatweg; ook hier werd hij betrapt en moest
hij vluchten. Ook had hij ingebroken in de
woning van de familie Baas aan de Schapen
drift te Blaricum; een aantal kleinigheden
werd vermist.
In den nacht van 1 op 2 Augustus 1930 had
hij ingebroken in een villa aan de Schubertlaan
te Bilthoven. Ten slotte was hem nog ten laste
gelegd, dat hij in den nacht van 20 op 21 Oc
tober 1930 te Den Dolder in een gebouw van
de Willem Amtzhoeve had ingebroken. Hier
werd hij betrapt door een der verpleegsters. Hij
trok een revolver en riep: „Als je alarm maakt,
dan schiet ik je dood". Ook hier vluchtte de
man.
De verdachte hield ter zitting zijn onschuld
vol.
in de latere jaren, in tegenstelling met vroeger,
tot de uitzonderingen.
Een achttal van de personen, die op 1 October
1909 in den Raad werden benoemd, heeft bij
voortduring van het College deel uitgemaakt
en heeft daarin ook thans nog zitting, te weten
de heeren: H. de Booy te Amsterdam, als
plaatsvervangend lid; J. Prins te IJmuiden, als
reeder van de zeevisscherijG. Z. Jol te Sche-
veningen als kapitein van de zeevisscherij; A. J.
Roelofsz te 'sGravenhage als eiectrotechnicus;
M. A. Comelissen te Amsterdam als scheeps
bouwkundige voor de groote vaart; P. H. Bos
te Glimmen bij Groningen als scheepsbouwkun
dige voor de kleine vaart; J. Th. Wilmink te
Groningen, als plaatsvervangend scheepsbouw
kundige voor de kleine vaart; D. Taat te Katwijk
aan Zee als plaatsvervangend scheepsbouwkun
dige voor de zeevisscherij.
In verband met de tijdsomstandigheden is van
een feestelijke herdenking van het jubileum van
den Raad afgezien.
Nemen kleine Nederlandsche banken deel aan
het smokkelen van deviezen De justitie te Aken
meent daarvan een spoor gevonden te hebben.
Kleine banken geven chèques af en Iftten deze
in Keulen incasseeren. Een tusschenpersoon
neemt het geld dan weder in ontvangst en brengt
het over de grens naar Nederland. De rechtbank
te Aken veroordeelde een Duitsche vrouw uit de
grensstreek tot zeven maanden gevangenisstraf
en 1000 Mark boete wegens dergelijke practijken.
De vrouw wenschte de banken, waarmee zij in
relatie stond, niet te noemen.
Op den Heerenweg te Groningen ter hoogte
var het Be Quick-terrein is door de gladheid
van den weg een auto vier maal tegen een boom
gebotst en daarna over den kop geslagen. De
beide inzittenden, de 22-jarige P. A. K. en de 25-
jarige Mej. J. D., beiden uit Groningen werden
emstig gewond naar het Academisch Ziekenhuis
overgebracht.
De chauffeur van een passeerende taxi had de
beide gewonden op den weg zien liggen en toen
hulp gebracht.
Stoombootmaatschappij opent lijn
op Rotterdam
Gemeld wordt: reeds voor den oorlog be
stonden plannen bij de Bulgaarsche stoomboot
maatschappijen om een eigen lijn op Nederland
te openen. De Balkan- en de wereldoorlog
waren oorzaak, dat aan deze plannen geen uit
voering gegeven kon worden.
Thans heeft 5e Bulgaarsche stoombootmaat
schappij een geregelde lijn op Rotterdam ge
opend.
Zoo is Dinsdag voor de eerste maal een schip
onder Bulgaarsche vlag den Nieuwen Waterweg
opgestoomd.
Het sa. „Balkan" heeft een lading Bulgaar
sche producten aangebracht, die thans te Rot
terdam ontladen wordt.
Het schip werd in de haven begroet door den
consul-generaal van Bulgarije Mr. A. E. von
Saher.
Binnenkort wordt het sa. „Koningin Maria
Louise" verwacht.
Aan boord bevindt zich de bekende Bulgaar
sche generaal Sawoff, die een studiereis naar?
ons land maakt.
Door de electrische tram van Kerkrade naa.
Aken is de Duitsche grensbeamte Shag, in da
onmiddellijke nabijheid van het grensstation ge
grepen en gedood. Shag heeft vermoedelijk door
den hevigen wind de tram niet hooren aanko
men.
De Minister van Economische Zaken heeft
bepaald, dat de Stichting Nederlandsche
Griend- en Rietcentrale in liquidatie zal treden.
Aan de bestuurleden is eervol ontslag verleend
en als liquidatrice van voornoemde stichting is
benoemd de stichting Nederlandsche Akker-
bouwcentrale.
Tot secretaris van de Stichting Nederlandsche
Akkerbouwcentrale is benoemd mr. Chr. M.
Pool, te 'sGravenhage.