De Rijksmiddelen De Tweede Kamer Bereidt Uw jus met HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent Regeering en arbeidersbeweging A. C. DE BRUIJN SPREEKT WOENSDAG 17 OCTOBER 1934 Bij het afsluiten van het derde kwartaal Een record 1 S Raad voor Scheepvaart 25 jaar Nieuwe ordening noodig Inbraken in het Gooi - De Heer J. de Boer, de nieuwe burgemeester van Obdam, betreedt voor zijn installatie het gemeente huis, begroet door een eerewacht van Graalmeisjes Zittingsjaar a a .3 •a 8 3 2 Van feestelijke herdenking afgezien Het doel van verzonden adressen is o.m. het geschokte vertrou wen te herstellen Geen opstandigheid! A. C. de Bruyn Productie opvoeren Werktijd verkorting C oncentratiekampen Er wordt gebrek geleden Hoe komen we er uit? Adres HET SMOKKELEN VAN DEVIEZEN Zijn kleine Nederlandsche banken daaraan schuldig? GEVAARLIJKE GLADHEID Auto viermaal tegen een boom, daarna over den kop BULGARIJE—NEDERLAND DOODGEREDEN Liquidatie griend- en rietcentrale Hoe is de toestand van 's lands finan ciën bij den aanvang van het laatste kwartaal? Ziedaar een vraag, die niet van belang ontbloot is, nu met het verschij nen van den staat der Rijksmiddelen over September, de resultaten over 3 kwartalen van het fiscale jaar 1934 bekend zijn gewor den en het dus langzamerhand mogelijk is geworden een overzicht te krijgen over wat dit jaar voor de rijksschatkist zal brengen. Op de eerste plaats dan een vergelijking tusschen de eerste 9 maanden van dit jaar en die van 1933. Het totaal van rond 260 millioen gulden tegenover 238 millioen in 1933 lijkt op het eerste gezicht nog zoo kwaad niet. Men moet hierbij echter eenige feiten in het oog houden. Zoo b.v. dit, dat bij de 260 millioen van dit jaar niet min der dan 40 millioen nieuwe middelen zijn, (omzet- en couponbelasting, zoodat met af trek hiervan de resteerende middelen slechts kwamen tot 220 millioen. Dat is dus 18 millioen minder dan vorig jaar! De vergelijking wordt nog iets ongunsti ger, wanneer wij er ook bij betrekken de kohierbelastingen, welke tot 1 Januari j.l. op den gewonen middelenstaat voorkwamen. Tot 1 October waren op kohier gebracht aan grond-, en inkomsten-, vermogens- en verdedigingsbelasting 7814 millioen, te genover vorig jaar rond 86 millioen. Alzoo nog een nadeelig verschil van 714 millioen. Tezamen dus een achterstand vergeleken bij vorig jaar van maar liefst 2514 millioen! Wanneer we dan nagaan, welke middelen hieraan debet zijn we kunnen alleen de grootste schuldigen eruit nemen dan paraisseert op de eerste plaats de Inkom stenbelasting met ruim 8 millioen gulden. Het is een veeg teeken, dat dit zoo belang rijke middel nog maar steeds z'n daling voortzet. In vroeger jaren hoe lang lij ken die nu al achter ons? was dit middel de meest hechte peiler van onze rijks schatkist. Al sinds enkelen tijd zijn Invoerrechten, suikeraccijns de inkomstenbelasting boven het hoofd gegroeid en zelfs de nieuwe Om zetbelasting moest naar 's ministers bere kening meer dan anderhalf zooveel op brengen dan de oude inkomstenbelasting. We willen ons hier niet verdiepen in de kwestie of het wel juist is, dat de op draag kracht gebaseerde belasting zoozeer gede gradeerd -is ten opzichte van verbruiks belastingen als bovengenoemde, we consta- teeren enkel maar het feit. De tweede schuldige vonden we bij de Invoerrechten. Hoewel het tarief hierop niet verlaagd is integendeel is de op brengst dit jaar reeds 8.7 millioen minder. Voor wie de handelsbeweging in de afge- loopen maanden heeft gevolgd, is dit geen verrassing. Door de algemeene verarming, de contingenteeringen gevoegd bij de overigens gelukkige actie om eigen in dustrie te bevorderen, hebben al lang de invoercijfers gedrukt. Toch is een totaal van bijna 59 millioen nog niet te versmaden; het is verreweg de hoogste post der midde lenstaat. Ze mogen dan volgens sommigen nog niet voldoende zijn als bescherming van eigen industrie- en bodem opbrengst, fiscaal gesproken zijn ze toch maar de kurk, die onze staatsfinanciën boven water houdt. Dat ook de Accijnzen, als zijnde zuivere verbruiksheffingen en dus uiterst gevoelig voor "de conjunctuurschommelingen, hun aandeel zouden bijdragen tot het tekort, is vanzelfsprekend. Gedistilleerd deed mede met 2.2 millioen, brei met 814 ton, en suiker zelfs met 8.4 millioen. Tegenover deze „tekortkomingen" staan slechts enkele verhoogingen. Het zijn ac cijnzen op wijn (129.000) op tabak (1.154.000) zegelrechten (988000) registratierechten (186000) Successierechten (1260000) en loodsgelden (152,000). Hoe interessant de vergelijking ook moge wezen met de overeenkomstige periode van vorig jaar, van nog meer belang is de vraag, of er evenwicht is ge bleven tusschen de raming en de werkelijke inkomsten. Immers op die raming is de ge- heele staatshuishouding gebaseerd en wan neer die schatting niet gehaald kan wor den, dan ligt het geheele zoo kunstig opge trokken gebouw van een sluitende begroo ting in puin. Welnu, het is hiermede nog droeviger ge steld dan met de vorige vergelijking. Tegen over de opbrengst van 260 millioen, staat een raming van bijna 289 millioen, een te kort dus van 29 millioen. De groote oorzaak hiervan is het falen tot nu toe van de Omzetbelasting. Niet min der dan 24 millioen is deze ten achter ge bleven. Nog steeds verwijst het officieele overzicht naar de ook door ons reeds eer der genoemde oorzaken, maar we gelooven toch, dat die nu zoo langzamerhand uitge werkt raken. De oude voorraden raken op, de credieten loopen af en van de kwartaal- aanslagen zijn er toch nu reeds een paar binnen. Wel echter houde men in 't oog, dat de totaal jaaropbrengst ultimo Decem ber nog niet zuiver is vast te stellen, juist, omdat de heffing bij aanslag van het laat ste kwartaal eerst in den loop van 1935 bin nenkomt. Andere achterblijvers zijn, behal ve de middelen, die we reeds boven noem den de nieuwe couponbelasting (1760.000) de Zoutaccijns (214.000) en de accijns op geslacht (105.000). Daartegenover staat de meeropbrengst van: dividend- en tantièmebelasting (1.413.000) invoerrechten (2511000). Alles bijeen mogen we dus constateeren, dat afgezien dan van de nieuwe middelen, Minister Oud in September 1933 buitenge woon goed geschat heeft, welke bedragen er in 1934 in de schatkist zullen vloeien. Er blijft ons weinig ruimte meer over om de Septembercijfers nog onder de loupe te nemen. Trouwens ze geven er ook weinig aanleiding toe. Vermeldenswaardig is wel, dat bij de di vidend- en tantièmebelasting de ook door ons voorspelde daling is ingetreden; dat de Omzetbelasting ook in September nog ruim 1)4 millioen is achtergebleven. In totaal bracht September slechts en kele duizenden mèèr op dan z'n naamge noot in 1933, terwijl de gezamenlijke mid delen ruim VA millioen op de raming ach terbleven. Tot slot nog een paar cijfers. De inkomsten ten bate van het Ge meentefonds bestaande uit de fond senbelasting zelf, plus alle opcenten staan op kohier voor een bedrag van ongeveer 91 millioen, voor wat betreft den dienst 1933/1934; de dienst 1934/1935 geeft over de zelfde posten een bedrag van 54 millioen. Voor het wegenfonds werd over 9 maan den een totaal ontvangen van 18.952.000, terwijl vorig jaar op dezen datum op dit middel 18.324.000 binnen kwam. Dinsdag 16 October kwam de Tweede Kamer in openbare vergadering bijeen en nam het werk, dat de meeste pu blieke belangstelling heeft een aanvang, ook al is dat werk in vele gevallen niet het voor naamste en het moeilijkste. Na de opening van de Kamers op 18 September en de zittin gen waarin de voorzitter gekozen werd en de afdeelingen en commissies gevormd werden is er in de afdeelingen reeds dagen gewerkt, ten einde niet enkel de Rijksbegrooting, maar ook tal van wetsontwerpen te onderzoeken en we twijfelen niet, of zeer spoedig zullen de voor- loopige verslagen daarover wel verschijnen. Verslagen, die vooral in de laatste jaren (en daarop wenschen we de bijzondere aandacht te vestigen) uitmunten door zakelijke kort heid, maar die tevens blijk geven van gedegen studie der leden en van een groote kennis der zaken, die aan de orde zijn en onderzocht moe ten worden. Dat hierdoor niet enkel overleg met de regeering veel vruchtbaarder wordt en de openbare behandeling zeer bekort, behoe ven we niet nader uiteen te zetten; de prak tijk bewijst dit. Wanneer in ruimeren kring van deze versla gen, evenals van die, uitgebracht naar aanlei ding van verzoekschriften, werd kennis geno men, zou er niet zoo zonder voldoende inzicht worden afgegeven op het werk van de Tweede Kamer in dezen tijd. Dat werk kan (en wij meenen verplicht te zijn, dit eens openlijk te getuigen) in ieder opzicht den toets der critiek doorstaan. Het is en blijft menschenwerk, zoodat er van volmaaktheid geen sprake kan zijn; er worden dan ook wel eens fouten ge maakt. Een feit is het echter, dat er zoolang wij in ons land een parlement hebben, door de Tweede Kamer in haar geheel niet zoo hard gewerkt is en zooveel afgedaan als in het afge- loopen zittingsjaar, ook al is in dit opzicht vergelijking moeilijk. Wij meenen tot deze uitspraak gerechtigd te zijn gezien den enormen stapel wetsontwer pen, regeeringsbescheiden en verzoekschriften, die de Kamer te verwerken heeft gehad en waarin het resultaat eerst na het sluiten van het zittingsjaar 1933—1934 te overzien was. Het aantal wetsontwerpen, dat is afgedaan want daar komt het op aan is een record, en wat in deze wel het meest merkwaardige is: al dat werk is verricht in een minimum aan tal zittingen waaruit tevens blijkt, hoezeer de Kamer zich weet te beperken. Uit de verschillende jaargangen van het be kende jaarboekje „Parlement en kiezer" heb ben we de hieronder volgende gegevens opge diept en in een staat verzameld, die voor den aandachtigen lezer vanzelf spreekt, maar waar bij wij toch nog gaarne eenige toelichting ge ven. <D 3 <D <u Sb -4-> cS ai a> bo fc. ho 03 03 V bo "n 911—'12 219 130 62 33 109 912—'13 220 129 80 47 110 913—'14 238 143 83 41 100 914,—'15 279 191 87 55 78 915—'16 311 186 85 39 100 916—'17 440 203 141 49 118 917—'18 349 253 97 41 106 918—'19 253 247 127 49 122 919—'20 340 231 139 76 106 920—'21 343 215 138 71 105 921—'22 352 229 154 62 96 922—'23 318 235 146 98 101 923—'24 220 141 120 93 91 924—'25 271 190 113 72 90 925—'26 211 130 124 96 51 926—'27 242 150 105 89 81 927—'28 242 155 108 78 83 928—'29 287 223 130 82 78 929—'30 289 193 160 118 83 930—'31 272 211 130 90 95 931—32 323 230 142 95 103 932—'33 278 208 132 103 82 933—'34 369 278 135 101 75 Men ziet uit dezen staat, dat weliswaar het aantal wetsontwerpen dat de Ka mer te verwerken kreeg in het zit tingsjaar 1916'17 grooter was dan in het laatste zittingsjaar, evenals het aantal regee ringsbescheiden, maar de oorzaak daarvan is ook dat uit het daaraan voorafgaande jaar waren blijven liggen als niet afgedaan 125 wetsontwerppen en 46 regeeringsbescheiden, terwijl dit aantal in 1933 maar 70 en 30 be droeg. Bijna alles wat de Kamer in 1933—'34 be reikt heeft voor het reces heeft zij afgedaan, hetgeen vroeger niet geschiedde. In 1917 ble ven er liggen 237 wetsontwerpen, zoodat er in dat jaar slechts 112 nieuwe bijkwamen, welk aantal in het afgeloopen jaar 299 bedroeg. Met de regeeringsbescheiden is het precies eender. Nu blijven cijfers altijd cijfers, waar men heel wat mee bewijzen kan, maar een feit is het toch, dat er onder de wetsontwerpen uit het afgeloopen. zittingsjaar heel belangrijke zijn geweest, die men niet als hamerstukken kon aanmerken. Het bijzondere is nu, dat niettegenstaande het vele werk dat verricht is en dat goed ge daan is, want daaraan bestaat geen twijfel, als men de stukken en de handelingen bestu deert, dat dit alles geschied is in een aantal zittingen, dat 25 tot 35 procent lager is, dan in de jaren 1915 tot 1923. Nu anderen, die van het parlement niets willen weten, daarover slechts schampere woorden kunnen uitbrengen is het noodig, hierop eens te wijzen. Wij weten heel goed, dat één zwaluw geen lente beteekent, zoodat er moet worden afge wacht of de Kamer op den weg, de laatste twee jaren ingeslagen, zal voortgaan, maar een woord van hulde en erkentelijkheid voor de enorme werkkracht, die ontplooid is en waardoor de regeering gesteund wordt mocht toch niet achterwege blijven, te meer waar uit de cijfers de feiten blijken, de feiten, die aantoonen, dat in het afgeloopen zittings jaar de Tweede Kamer meer heeft afgedaan dan nog ooit is voorgekomen. Dinsdag was het 25 jaar geleden, dat de Raad voor de Scheepvaart 25 jaar in func tie was. Op 16 October 1909 werd de Raad voor de Scheepvaart, welk College bij Koninklijk besluit van 1 October 1909, voor de eerste maal was benoemd, door den toenmaals tijdelijk als voorzitter benoemden Raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam, Mr. Taco Henny, plechtig geïnstalleerd. Evenals de Scheepvaartinspectie, is de Raad voor de Scheepvaart een uitvloeisel van de des tijds tot stand gekomen Schepenwet. Beide staan evenwel naast elkaar; de Raad is vol komen onafhankelijk van gemelden tak van dienst. Is het toezicht van de Scheepvaartinspectie preventief, dat van den Raad is repressief, al zal dan ook van zijne uitspraken zeer zeker een preventieve werking uitgaan. Als onderdeel van zijn veelomvattende taak stelt de Inspecteur-Generaal voor de Scheep vaart o.m. binnen het kader van de Schepen wet een onderzoek in naar alle scheepsrampen en -ongevallen welke te zijner kennis komen of worden gebracht. De uitkomsten van deze on derzoeken worden door hem bij den Raad voor de Scheepvaart aanhangig gemaakt, vergezeld van zijn voorstel, met het oog op aard en omvang van het ongeval, al dan niet een openbaar on derzoek door den Raad voor de Scheepvaart te doen volgen. Een Commissie uit dit College, be staande uit den voorzitter en twee leden, beslist tenslotte voor elke zaak of zulks zal geschieden. Verder behoort het nog tot de taak van den Raad voor de Scheepvaart een onderzoek in te stellen naar de bij het College aanhangig ge maakte klachten ter zake van misdraging, doch alleen wanneer deze zijn gericht tegen den ka pitein, terwijl op den Voorzitter bovendien nog de taak rust in hoogste ressort recht te doen, wanneer door eigenaar of kapitein van een schip ee nberoep wordt ingesteld tegen beslissingen of voorschriften van Scheepvaart-inspectie of Commissie tot vaststelling van de minimum uit watering van schepen. Deze beroepen behooren De R. K. Werkliedenvereniging te Til burg heeft Dinsdagavond in haar gebouw aan de Tuinstraat een vergadering belegd tot behandeling der adressen, die het be stuur der vereeniging zond aan de Regee ring. Als spreker trad dezen avond op het Eerste Kamerlid A. C. de Bruin over het onderwerp: „Het beroep der Katholieke Arbeidersbeweging op de Regeering." De adressen, welke verzonden zijn, vestigen, aldus spr., de aandacht op den noodtoestand, waarin onze arbeiders ongeveer één millioen verkeeren. Overal in den lande worden thans vergaderin gen als deze gehouden en worden gelijkgesteun- de adressen verzonden. Wat is de bedoeling dezer adressen? In geen geval om verbittering en opstandig heid te brengen. Het doel is uitsluitend het geschokte vertrou wen te herstellen, vooral in onze beweging, en om de regeering op haar houding te attendee- ren. Het eerste adres noemt spr. als zijnde van sociaal-economisch karakter en heeft betrek king op werkbehoud en werkverruiming, het andere, dat spr. sociaal-ethisch noemt, be handelt de werkverschaffing, steunverleening, en werkloosheidsverzekering. Spr. zet dan uiteen wat de grond van het eerste adres is, en verklaart waardoor onze uitvoer thans stop staat. De gevolgen zijn, dat er b. v. ongeveer 400.000 werkloozen zijn. Bij dit alles komt de sluiting der grenzen door het buitenland en het opdringen der pro- due tie van het buitenland. Het verwijt is nu, vooral aan de vorige regee ring, dat men zich van het begin af niet ver dedigd heeft, maar de oogen voor de feiten heeft gesoten. De eerste, schoorvoetend genomen maatre gelen, waren die van contigenteering, die echter te slap waren opgezet. Spr. zet dan uiteen wat contingenteering is, en bepleit protectie. Eigen lijfsbehoud dwingt dus om dezeinvoer- beperkende bepalingen te verzwaren. Dit is de eerste gedachte van het eerste adres. De tweede gedachte is vergrooting van onze industrieele productie. De regeering moet dus industriebanken hel pen oprichten, en technologische instituten helpen stichten. Deze regeering heeft tot nu toe weinig ge daan om de industrie te helpen. Met een beroep op de belangen van duizen den, ja met het oog op hun zielen, die verlo ren kunnen gaan, vraagt het adres dus om steun voor de industrie. Spr. bespreekt dan het zestig millioenenplan. Ook tot snelle uitvoering hiervan dringt het 3idr6S 212H1» Een verder punt uit het adres is 5e bevoor rechting van het Nederlandsch Fabrikaat. Denken we er zelf wel aan om bij onze be hoeften geen buitenlandsche producten te koo penpen? Zijn we niet allemaal een beetje schul dig? vraagt spr. Wat de werkverruiming betreft, vraagt het adres een forceeren van bruggenbouw, we- crprihonlpp- pnz Dan wijst spr. op de enorme opvoering van de productie door mechanische middelen. Als de arbeidskracht niet rechtvaardig wordt gebruikt, zullen er elk jaar tallooze arbeiders „overschieten." We moeten den arbeid over een zoo groot mo gelijk aantal arbeiders verdeelen, dat eischt de sociale rechtvaardigheid. Een eerste maatre gel is werktijdverkorting. Spr. doet hier een speciaal beroep op de werkgevers, om emstig laatstgenoemd idee te overwegen. Blijkt het onmogelijk dit te verwezenlijken, dan m o e t de regeering ingrijpen. De heer de Bruin bespreekt dan de cumula tie van' baantjes en de vervanging van oudere krachten door jongere, en van vrouwen door mannen. Worden alle gevraagde maatregelen volgens het eerste adres genomen, dan nog zullen er evenwel arbeiders geen werk vinden. Het tweede adres handelt daarom werkverschaffing en steunverleening. over De tegenwoordige toepassing der werkver schaffing is allerongelukkigst, aldus spr. (ap plaus). De belooning is te gering en de behandeling is vaak min. Het zijn toch geen menschen int een concentratiekamp?! Men vraagt zich af, hoe deze toestand in ons land kan bestaan, terwijl de regeering op de hoogte is. Het adres vraagt dus om aan de leiders een opleiding te geven, opdat zij de ziel van den werklooze kunnen begrijpen. Spr. vestigt dan de aandacht op de jeugdige werkloozen, die niet aan de beurt komert, en al beginnen met wanhoop. Het ligt voor de hand, dat zij moreel den verkeerden weg ogaan, en met alle partijen die iets beters beloven, meedoen. Wat de werkloosheidsverzekering betreft, vraagt spr., of men wel weet, dat de werklozen kassen vaak moeten voorzien worden, mede doordat arbeiders zelfs één gulden per week betalen van hun armoed. Vervolgens de steunverleening. Vóór 1 Juli was het niet alles, zegt spr., maar daarna is de toestand erbarmelijk geworden. „Men heeft op de werklooze arbeiders een misdaad gepleegd roept spr. uit, „men heeft zich aan hun leven vergrepen-" Spr. zet dan uiteen dat er inderdaad gebrek geleden wordt. Het adres vraagt dan de bedragen van de steunregeling van vóór 1 Juli te herstellen. De daartoe benoodigde fondsen kunnen vol gens spr. gemakkelijk gevonden worden uit opcenten op de directe belastingen. Spr. zet uit een, dat b. v. een bedrag per jaar van f 2.50 voor iemand die f 1400 verdient, voldoende is, en zoo evenredig opklimmende. Men krijgt dan over het heele land een bedrag van 30 millioen gulden, terwijl slechts 13 millioen voor het be oogde doel voldoende is. Het adres vraagt voorts om goedkoopere le vensmiddelen. Ook roert het adres nog de huurverlaging en daarmee verwante kwesties aan. Tot slot vraagt spr. hoe kwamen we in de crisis? Door het economisch-liberalisme, dat is een duidelijk feit. En hoe komen we er uit? Door een nieuwe ordening in het economisch leven, die de chaos weer op zal heffen. De pu bliekrechtelijke bedrijfsorganisaties moeten het heil brengen, deze blijven ons ideaal. We zullen met alle beschikbare krachten pro- beeren het leed zoo goed mogelijk te dragen, en trachten naar de gebondenheid van de toekomst te komen", besluit spr. Na deze rede van den heer De Bruijn, be sloot de vergadering de volgende adhaesie-betui- ging aan de regeering te zenden. Aan den raad der ministers te 's-Gravenhage De R. K. Werkliedenvereeniging te Tilburg, in vergadering bijeen op 16 October 1934, ken nis genomen hebbende van de adressen in zake de economische crisis, respectievelijk de ondersteuning der werkloozen, door het be- stuur van het R. K. Werkliedenverbond in Nederland op 28 September j. 1. verzonden aan den raad, betuigt instemming met den inhoud dier adressen en verzoekt Uwe Ex cellenties beleefd er volle aandacht aan te schenken en de gevraagde maatregelen te ne men. Aan het eind van den avond werd gelegenheid tot vragenstellen gegeven, waarvan een druk gebruik werd gemaakt. Verdachte tot drie jaar veroordeeld De Vierde Kamer der Amsterdamsche rechtbank heeft den 30-jarigen koopman P. E. J. H. wegens poging tot diefstal, dief stal meermalen gepleegd en wegens bedrei ging met doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van voorarrest. Het O. M. had vijf jaar ge- requireerd. Veel op zijn kerfstok De man had een groot aantal diefstallen en inbraken in het Gooi gepleegd. Zoo zou hij 14 October 1929 hebben ingebro ken in het kinderhuis „Erica" aan den Naar- derstraatweg te Naarden. Hij werd gesnapt en vluchtte. 14 Februari 1934 had hij uit een fiets- tasch een electrische lantaarn gestolen. Vervol gens had hij zijn geluk beproefd in de woning van de familie Van Eeghen aan den Naarder- straatweg; ook hier werd hij betrapt en moest hij vluchten. Ook had hij ingebroken in de woning van de familie Baas aan de Schapen drift te Blaricum; een aantal kleinigheden werd vermist. In den nacht van 1 op 2 Augustus 1930 had hij ingebroken in een villa aan de Schubertlaan te Bilthoven. Ten slotte was hem nog ten laste gelegd, dat hij in den nacht van 20 op 21 Oc tober 1930 te Den Dolder in een gebouw van de Willem Amtzhoeve had ingebroken. Hier werd hij betrapt door een der verpleegsters. Hij trok een revolver en riep: „Als je alarm maakt, dan schiet ik je dood". Ook hier vluchtte de man. De verdachte hield ter zitting zijn onschuld vol. in de latere jaren, in tegenstelling met vroeger, tot de uitzonderingen. Een achttal van de personen, die op 1 October 1909 in den Raad werden benoemd, heeft bij voortduring van het College deel uitgemaakt en heeft daarin ook thans nog zitting, te weten de heeren: H. de Booy te Amsterdam, als plaatsvervangend lid; J. Prins te IJmuiden, als reeder van de zeevisscherijG. Z. Jol te Sche- veningen als kapitein van de zeevisscherij; A. J. Roelofsz te 'sGravenhage als eiectrotechnicus; M. A. Comelissen te Amsterdam als scheeps bouwkundige voor de groote vaart; P. H. Bos te Glimmen bij Groningen als scheepsbouwkun dige voor de kleine vaart; J. Th. Wilmink te Groningen, als plaatsvervangend scheepsbouw kundige voor de kleine vaart; D. Taat te Katwijk aan Zee als plaatsvervangend scheepsbouwkun dige voor de zeevisscherij. In verband met de tijdsomstandigheden is van een feestelijke herdenking van het jubileum van den Raad afgezien. Nemen kleine Nederlandsche banken deel aan het smokkelen van deviezen De justitie te Aken meent daarvan een spoor gevonden te hebben. Kleine banken geven chèques af en Iftten deze in Keulen incasseeren. Een tusschenpersoon neemt het geld dan weder in ontvangst en brengt het over de grens naar Nederland. De rechtbank te Aken veroordeelde een Duitsche vrouw uit de grensstreek tot zeven maanden gevangenisstraf en 1000 Mark boete wegens dergelijke practijken. De vrouw wenschte de banken, waarmee zij in relatie stond, niet te noemen. Op den Heerenweg te Groningen ter hoogte var het Be Quick-terrein is door de gladheid van den weg een auto vier maal tegen een boom gebotst en daarna over den kop geslagen. De beide inzittenden, de 22-jarige P. A. K. en de 25- jarige Mej. J. D., beiden uit Groningen werden emstig gewond naar het Academisch Ziekenhuis overgebracht. De chauffeur van een passeerende taxi had de beide gewonden op den weg zien liggen en toen hulp gebracht. Stoombootmaatschappij opent lijn op Rotterdam Gemeld wordt: reeds voor den oorlog be stonden plannen bij de Bulgaarsche stoomboot maatschappijen om een eigen lijn op Nederland te openen. De Balkan- en de wereldoorlog waren oorzaak, dat aan deze plannen geen uit voering gegeven kon worden. Thans heeft 5e Bulgaarsche stoombootmaat schappij een geregelde lijn op Rotterdam ge opend. Zoo is Dinsdag voor de eerste maal een schip onder Bulgaarsche vlag den Nieuwen Waterweg opgestoomd. Het sa. „Balkan" heeft een lading Bulgaar sche producten aangebracht, die thans te Rot terdam ontladen wordt. Het schip werd in de haven begroet door den consul-generaal van Bulgarije Mr. A. E. von Saher. Binnenkort wordt het sa. „Koningin Maria Louise" verwacht. Aan boord bevindt zich de bekende Bulgaar sche generaal Sawoff, die een studiereis naar? ons land maakt. Door de electrische tram van Kerkrade naa. Aken is de Duitsche grensbeamte Shag, in da onmiddellijke nabijheid van het grensstation ge grepen en gedood. Shag heeft vermoedelijk door den hevigen wind de tram niet hooren aanko men. De Minister van Economische Zaken heeft bepaald, dat de Stichting Nederlandsche Griend- en Rietcentrale in liquidatie zal treden. Aan de bestuurleden is eervol ontslag verleend en als liquidatrice van voornoemde stichting is benoemd de stichting Nederlandsche Akker- bouwcentrale. Tot secretaris van de Stichting Nederlandsche Akkerbouwcentrale is benoemd mr. Chr. M. Pool, te 'sGravenhage.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5