Von Tirpitz wilde doortasten Md mdad rnn dm da§ f25.— keerden wij uit ONZE 339e UITKEERING f 82.630.- PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND I NEIL LYNDON ONTSNAPT BESLUITELOOSHEID IN HET HOOFDKWARTIER MELBOURNE Aan banden die waren versleten. werd menig ongeluk geweten! DONDERDAG 18 OCTOBER 1934 De admiraal kon geen bevel van den keizer los krijgen om uit te varen en zee te kiezen naar Engeland Uit de omgeving van den keizer Het aantal motorrijders in België 1903-1914-1934 Drie vorstenmoorden Gevaarlijk speelgoed i De verhuizing ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallenverzekering aan den heer B. A. WIECMANS, Weesperstraat 259, Muiden, wegens een aan hem overkomen verkeersongeval Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS Meteoor waargenomen te Napels Expeditie van Cocosr eiland verjaagd AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES Admiraal von Tirpitz was een energieke persoonlijkheid en een markante ver schijning: niet zeer groot, slank, met een prachtigen spierwitten baard, die in twee mardiale punten uitliep, lorgnet op den neus, voor kleine, glinsterende oogen. Hoezeer hij te gen den oorlog was geweest, nu deze eenmaal was uitgebroken, moest hij ook zonder genade worden gevoerd. Dit was zijn juiste meening. Voor den oorlog geldt nu eenmaal: frappez, frappez, toujours. Een zachtaardige, welwillende oorlogvoering is contradictio in terminis ipsis, is nonsens. Natuurlijk wilde hij als „Grossadmi- ral", als schepper der Duitsche vloot, direct de vloot laten optreden tegen de kusten van Engeland. Maar hier begint al onmiddellijk het tragische in het leven des admiraals tijdens den oorlog. De keizer wilde al dadelijk de vloot intact houden, om haar bij latere vredes onderhandelingen als machtig instrument ter bevrediging van Duitsche eischen te kunnen gebruiken. (Hoe aiders beschikten de omstan- heden. Zonder slag of stoot leverde in No vember 1918 de Duitsche vloot zich gedwongen over aan Engeland en ging vrijwillig het graf der golven in in Juli 1919, te Schapa Plow). Von Tirpitz kon geen bevel van den keizer los krijgen, om uit te varen en zee te kiezen naar Engeland. „De vloot was speelgoed", zegt von Tirpitz, „zooals alles speelgoed was." De admiraal wilde dus niet treuzelen. Hij wilde doortasten. In het hoofdkwartier vond hij alleen besluiteloosheid. Von Tirpitz verde digde den keizer tegen de opvatting, dat hij den oorlog gewild heeft; hij grijpt den keizer aan, die van het wapen der vloot geen gebruik wilde maken, haar als kostbaar speelgoed be waarde en in het veld alleen en almaar over winningen zag en zwelgde in onbeleerbadr op timisme. Aardig en typisch zijn de trekjes, die von Tirpitz over den keizer en zijn omgeving in 1914 en 1915 uit Charleville in briefuittreksels (laatste 100 blz. van het boek) geeft. 19 Augustus 1914. De keizer was tamelijk tevreden over het verloop van den veldtocht. Hij was er trotsch op, dat zijn zes zonen voor den vijand stonden. Maar dat was ook noodig voor de Hohenzollerns-dynastie. Met het oog op het bedwingen van Engeland was hij te optimistisch. Hij vertrouwde zeer sterk op de gerechtigheid van God. Ik moest meer dan twee uren na het diner met hem in den tuin wandelen. Gelukkig liep hij langzaam. Het was heel warm. (Herinnert aan trekjes in de mé moires van den ouden Hohenlohe). 8 October. Ik ging van den keizer neerge slagen naar huis. Hij hield me een voordracht langer dan een uur over een politiek gesprek, dat hij met een Fransch burger over zijn opvat tingen gehouden had. Denk eens Wilhelm I in zulk een positie! Wat moet er gebeuren, als zijn zenuwen niet meer mee kunnen? De vloot wordt ingebalsemd. De duikbooten worden overschat. IJzeren mannen zijn noodig. Als je Bethmann en de andere mannen om den kei zer ziet, dan vervliegt alle hoop. 10 October 1914. Groot soupé. Vóór de soep kregen we champagne. De keizer hield een rede, waarin hij eerst den heer van Herscharen prees, dan Moltke, die het plan van den op- marsch naar Antwerpen bedacht en Beseier, die het uitgevoerd had. Waarom stuurt hü Moltke, die een hartlijden heeft en nierziek is, niet naar huis? 15 October 1914. De tegenwoordige oor logvoering voert tot vernietiging van ieder ini tiatief en tot algemeene inzinking: Aan vele zijden is het dilettantisme schrikaanjagend. 13 November 1914. Onze heele politiek der laatste jaren was onzin en de heele leiding van het Rijk deugde niet. 22 Maart 1915. Groot diner bij den keizer ter eere van den verjaardag van Wilhelm I. De keizer is omgeven van verwijfde lieden, Alles dringt zich in „Zijn" gunst, t Is alles Byzantium. Er is maar één middel: Hinden burg moest rijkskanselier, chef van den gene ralen staf en van den marinestaf in één per' soon worden. 23 Maart 1915. Diner bij den keizer. De keizer verheerlijkt de nieuwe ridders „Pour le Mérite" in een rede, waarin hij dezen vergeleek met de paladijnen, die met Wilhelm I het Rijk gesticht hebben. De keizer moest zijn macht aan Hindenburg geven. 2 April 1915. Von der Goltz-Pascha was in het hoofdkwartier. Hij vond er besluiteloosheid. Prins Eitel Futz heeft den grootsten invloed op zijn vader, meer dan zijn broers. Den ab soluten invloed heeft de chef van het marine- kabinet von Mühler. Hij voert bijna alle staats zaken. Dit is de oorlog der niet gebruikte ge legenheden. In deze briefuittreksels staat voor ons de energieke von Tirpitz waarlijk ten voeten uit. Hij was teleurgesteld wegens het niet-gebruik van zijn vloot, teleurgesteld ook daarom, dat hem, die het ijzeren materiaal van dictator in zich voelde, het kanselierschap, dat hij vóór den oorlog weigerde, niet tijdens den oorlog werd aangeboden. Teleurstelling, maar niet minder brandende liefde voor zijn vaderland zijn de sleutels voor het boek van von Tripitz. Deze groote zeeman schrijft in een zijner brieven den troosteloozen, maar zoo waren zin: „Das Deutsche volk had die See nicht ver standen." In dit woord ligt heel de tragedie van zijn leven. De K. N. A. C. zendt ons een statistiek van het aantal motorrijtuigen in België, waaraan het volgende wordt ontleend. Niettegenstaande de huidige crisis vertoont het aantal motorrijtuigen in België, in verge lijking met 1932 een stijging met ruim 10.000 stuks. In vergelijking met de Nederlandsche statis tiek blijkt, dat er in België ruim 75.000 motor rijtuigen meer in gebruik zün dan in Nederland (voor 1932 waren deze getallen respectievelijk 245.922 en 171.248). België bezit 123.049 personenauto's tegen Ne derland 85.400. Terwijl in ons land in 1932 dit aantal 81.277 bedroeg, was het in België 115.870: hieruit blijkt, dat in een jaar tijd het aantal personenauto's in België met meer dan 7000 is toegenomen, terwijl de vermeerdering in ons land slechts 4000 bedroeg. Het aantal motorbussen is in ons land grooter dan in België n.l. 3814 tegen 1903 (in 1932 resp. 3783 en 1660). Daarentegen beschikt België over meer vrachtauto's, n.l. 67.239 stuks (in 1932 reeds 66.360)woor Nederland meer vracht auto's, nX 67.239 stuks (in 1932 reeds 66.360); voor Nederland zijn de cijfers 49.007 in 1933 en 28.494 in 1932. De toeneming van het aantal motorrijwielen met hulpmotor is hier te tande grooter dan in België. Waren er in 1932 bij ons 37.694 stuks in gebruik, in 1933 was dit aantal tot 42.122 stuks gestegen. In België, motorrijwieiland bij uitne mendheid, waren er in 1932 niet minder dan 62.032 stuks en een jaar later 63.990 stuks in gebruik. v oiiuiimiiiiiiiiii llllllllll!!lll!IIIL= Het was 10 Juni 1903. In den avond van dien dag gaven de koning en de koningin van Ser vië, Alexander I en Draga Masjin, een bal aan de officieren van het garnizoen Belgrado. In den nacht van 10 op 11 Juni 1903 drongen of ficieren het koninklijk paleis binnen, ver moordden de souvereinen en wierpen in den morgen de lijken van het koningspaar met die van hovelingen uit de ramen van den Ko.iak in den tuin van het paleis. In haast werden zil begraven. Men brak den ouden Konak wél af, maar kon niet verhinderen, dat Europa, ja, heel de wereld gruwde en de herinnering aan dit treurspel levendig bleef. De familie Obrenovits was in de mannelijke lün uitgestorven en in de vrouwelijke lijn bleef slechts over de gemalin van koning Milan, Na thalie Petrona, geboren Kechho, die achtereen volgens met Milan gehuwd, van hem gescheiden en met hem verzoend was, in 1902, op 12 April, katholiek werd en nu van Ut Parijs het treur spel van Marseille volgt, na eveneens van verre dat van Belgrado beleefd te hebben. Op dien met bloed doordrenkten troon nam de vader van den nu vermoorden koning, Petar I Kara- georgevitsj, reeds 15 Juni 1903 plaats. Ander maal gruwde de wereld en als dan de nieuwe monarch het diplomaten-korps ontvangen ging, dan verschenen slechts de gezanten van den Tweebond, Rusland en Frankrijk. Nooit heeft keizer Frans Joseph I koning Petar I willen ontvangen. Zijn zoon Alexander I is nu ge storven als Alexander I ObrenovitsJ. Van de vorsten uit beide huizen werden ver moord Michel Obrenovitsj (1868), Alexander I Obrenovitsj (1903), George Petrovitsj, bijge naamd Karageorgevitsj (1917), Alexander I Karageorgevitsj (1934). Op 28 Juni 1914 vermoordde een Serviër den aartshertog-troonopvolger van Oostenrijk-Hon- garjje en zijne gemalin, omdat hij een Groot- Servië voorstond. Op 9 October 1934 vermoordde een Kroaat zijnen eigen koning, omdat Groot-Servië blijk baar te groot was en te één Is Gods straffende hand in dit alles wellicht werkzaam? Lucht is niet alleen behoefte Voor het menschelijk orgaan, Want de lucht vormt ook een 1 luchtstreek, l Waar men zich doorheen moet slaan! Landen zijn genoeg doortrokken, l Dit gebied is niet meer dat, I Nieuw terrein ligt in het luchtruim, Dat nog grooter véld omvat! Dus wij stijgen met de vogels Van de aarde naar omhoog, Waar w'ons eveneens verliezen f Als een stipje aan het oog! 't Is wel niet een luchtje scheppen, I Zooals opa dit nog doet, Want die doet dit met een stokje En een beetje slecht van voet. Doch wij spreiden onze vleugels, Als de vogels bij hun vlucht. Wij verheffen ons ook krachtig Met een motor in de lucht! Thans weer even kracht gemeten, Hoe wij met de luchtvaart staan, En ook Neerland laat zich kranig Bij dit luchtuitstapje gaan! Wij, die eens de meesters waren i Op het golvend vlak der zee, Voeren gaarne de triomfen Uit de luchtgebieden mee! In de lucht ligt groote toekomst! En voor 't jongere geslacht Klinkt dit hèèl wat opgewekter, Dan men 't vroeger heeft gedacht! Dus een wensch aan onze vliegers Voor successen bij hun vlucht, Want figuurlijk maar ook feit'lijk Hangt de toekomst in de lucht! MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) ËiIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIMIIIIIIIImË Tot hun niet geringen schrik zagen voorbij gangers te Sofia, dat eenige straatjongens bezig waren met bommen te spelen. De kinderen hadden de bommen gevonden in een zak onder een naburige brug. De politie vond in den zak nog vijf bommen, een aantal detonateurs, drie automatische geweren, hon derd gevulde houders voor revolverpatronen en meer dan driehonderd insignes van de onwet tige Macedonische revolutionnaire organisatie. Er lagen twee mijlen witte, stoffige weg tusschen de stad en het dorp. De twee mijlen werden op natuurlijke en gemak kelijke wijze gehalveerd door een herberg. Op een bank vóór de herberg zat een magere heer van middelbaren leeftijd met knippende oogen en een zenuwachtige trekking om z'n mond. Soms las hij in de krant en soms keek hij den weg langs. Hij had een glas kwast voor zich staan en een sigarettenpijpje met een aange stoken sigaret in z'n mond. Door het trekken van den mond wipte en schoof net pijpje heen en weer, bijna alsof het leefde. Op dit oogenblik reed een verhuiswagen voor de herberg vóór en bleef staan. De koetsier stapte af en gooide dekens over de paarden. Twee sterke kerels kwamen uit den wagen en gingen recht naar de gelagkamer. Een nog for- scher en sterker man met een blauw voorschoot en een voorkomen van gezag, daalde voorzich tig neder van de zitplaats naast den koetsier. „Kunt u me ook zeggen hoe laat het is, me neer?" vroeg hij. Het magere mannetje op de bank raadpleegde z'n horloge en zei dat 't half elf was. „Dank u, meneer," zei de voorman, en wend de zich tot den koetsier. „Laat 'ns kijken.... hoe Iaat zeiën ze ook weer dat we op den Langeweg moesten zijn?" De koetsier krabde zich het hoofd en peinsde. „Eigenlijk gezegd, hadden we er precies om acht uur moeten wezen." „Nou," zei de voorman opgewekt, ,,'t helpt nou niks meer of we er al over prakkizeeren." De koetsier en de voorman gingen nu ook de herberg in. Eenige oogenblikken later kwam de voorman weer buiten met een groot glas schuimend bier in de hand en deelde den heer op de bank mede dat 't buiten prettiger was dan binnen met dat weer. „Dat is zoo,' gaf het magere mannetje toe. en legde z'n krant neer. „Als ik goed gehoord heb, zal u nog al laat op uw karwei zijn van morgen." „O, da's niks," zei de voorman. „Daar kun nen we ons niks van aantrekken. Ze vragen te gen acht uur en wij zeggen natuurlijk acht uur om ze zoet te houden. Dat is zoo'n manier van spreken. Daar zou u natuurlijk nooit inloopen, meneer." „Neen," zei de kleine man, „dat zou ik zeker niet. Waar werden jullie zoo lang door opge houden?" „Nou, meneer, da's nog al een gekke vraag. Een mensch moet 's morgens eerst een stukje eten, anders komt er den heelen dag niks van z'n werk erecht. Dan moeten de paarden voor gespannen worden dat doe je niet in een mi nuut. Je moet dikwijls hier of daar wat aan 't tuig repareeren en de jongens, die onder me staan, komen ook wel eens 'n beetje Iaat en ik heb allicht zelf nog een paar dingetjes te doen vóór we op stap gaan. Maar we zeggen acht uur. Dat vinden ze prettig." „Nog al hard werk zeker, hé?" vroeg het heertje. „Nou, dat ligt er al zoo'n beetje aan, wat je er van maakt. Maar 't heeft z'n grappigen kant ook. Ik hen zelf altijd nog al goed in mijn hum, en ik heb altijd lol als de lui zich kwaad ma ken. En ze ir.a- i GOULMY 1 jjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiiiitiiiiiiiiiiiiiiii Den Dungen, October 1934. iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiimiiiiiiimiiii Daarop liepen we naar de beide geschoten dieren, waarbij de Rus weer wijselijk zorgde achter te blijven. Daar kwam eensklaps de an dere beer van achter een rotsblok op ons toe- stormen. We schoten beiden op het beest, doch misten. Onmiddellijk verdween het weer achter het rotsblok. Thans moesten we de gedoode dieren naar het kamp sleepen. Skoerichin bood aan vast vooruit te gaan, waarbij hij met een puntsrok een streep over de bevroren vlakte zou trekken. We hoefden deze streep maar te volgen en zou den dan vanzelf thuis komen. We stonden bei den verstomd over de groote brutaliteit en laf hartigheid van dezen man, maar zeiden niets. We bonden de beren aan elkaar en vingen het transport aan. We spraken thans een plannetje af. Toen Skoerichin ons ver vooruit was zoodat hy ons niet kon zien, groeven we in het ijs een flin- ken kuil, waarin we de gedoode dieren ver stopten, we maakten daarna een herkennings- teeken en wandelden doodkalm naar de ne derzetting. Toen we de woning van Skoerichin naderden bleek dat de dappere jager reeds een stelletje Russen en Samojeden had ultgenoo- digd ter viering van de jachtpartij. We stapten de woning binnen. „Zoo Jongelui, zijn jullie daar, riep de Rus. Breng de beren maar gauw binnen, dan kunnen we met het jachtfeest aanvangen." Ik vertelde daarop wat ik van hem dacht en hóe ik over hem dacht, en dat hij zelf de beren maar moest halen. Skoerichin werd daarop zoo woedend dat hij op my afsprong en schreeuwde: „Zeg op, waar zijn ze, je hebt ze gestolen." ken zich altyd kwaad als je ze verhuist. Ze ko men met z'n tweeën of drieën tegelijk naar bui ten en de eene zegt je zus en de andere zegt je zóó, en dan worden ze eerst nijdig op elkaar en dan op ons. Je moet eerst dit doen," zeggen -ze en „wil je daar vooral voorzichtig mee zijn," en „dat moet "t voorste in den wagen staan, want „t moet er 't- eerste uit" en al die praatjes meer. Ik behandel ze maar net als kinderen. Een paar vriendelijke woorden om ze zoet te houden, en dan doe ik de dingen op m'n eigen manier, zooals me dat het beste uitkomt." „Hebben jullie een groot karwei vandaag?" vroeg het magere heertje. De voorman grinnikte, ,,'t Zal een heelen tijd langer duren dan ze op den Langeweg denken. De baas is geweest om op te nemen en Sam son dat is die guit die op den Langeweg woont vroeg of we den boel in drie keer over konden krijgen. De baas zei natuuriyk, om hem z'n zin te geven, dat 't wel zou gaan. Maar we lappen 't 'm nog niet eens in vieren. Ik weet niet of 't in vyf zal lukken. We moeten om ons eten ook denken. Een mensch houdt dat harde werk den heelen dag niet vol, als hü niet op tyd zijn nat.ie en z'n droogje krygt. Ik denk dat die mijnheer Samson met z'n familie z'n handen styf dicht mag knijpen, als ze vannacht om half één bedden hebben om in te slapen. Ze verdienen trouwens niet beter. Waarom gaan ze niet by kennissen slapen? En als ze daar geen zin in hebben, waarom gaan ze dan niet zoolang in een hotel? Ik vind 't ge woon geen manier van doen tegenover ons. We moeten maar stroop smeren en van alles be loven, wat toch niet gaat, en naderhand krygea we nog op onzen kop." „Maar de fooien maken zeker vee! goed?" „Daar kun je nooit wat van zeggen," ant* woordde de voorman. „Soms wel en soms? niet. Ze hebben me eens een kwartje willen geven en dat was nog wel een advocaat. Dit karweitje is wel een rijksdaalder waard, maar 't is lang niet zeker, dat we dien krygen." „Dat is 't wel," zei 't magere heertje. „Hoe bedoelt u dat?" „Ik ben toevallig mijnheer Samson. Ik was een eindje opgeloopen, om te kyken of jullie er aankwamen." „Wel allemachtig," zei de voorman gemoede- lyk, „is me dat even een mop! Voor 'n mensch met een beetje humor is ie net zoo goed als die iedere week in de bladen staan. Maar één ding moet ik u zeggen, meneer. Als we vandaag niet zoo precies op tijd zijn, als we wel graag zou den willen, moet u eeriyk zijn en er aan den ken dat u me zelf hier aan den praat hebt gehouden. En nou zal ik nog een glaasje bier nemen en geen druppel meer, en dan gaan we eens kijken of we door kunnen rijden." ;iq Door het observatorium te Napels is een bui tengewoon mooie meteoor waargenomen. De kop ervan scheen grooter dan Venus, welke planeet, zooals men weet, nagenoeg even groot is als de aarde. De meteoor verscheen beneden de sterren „Alphax Aquilae" en „Alpha Capricoml", pas seerde op 65 graden breedte en verdween na vijftien seconden ter hoogte van de Plejaden uit het gezicht. Hij was rood van kleur en gaf vonken af, die als vuurwerk langzaam uit doofden. De leider van de Britsche schatgravers-expe ditie naar Cocos-eHand. die met den sterken arm door de regeering van Costa Rica van het eiland verwüderd is, kapitein F. A. Worsley, heeft een telegram van verontschuldiging aan den president van Costa Rica gezonden, waarin hy verklaart, dat de expeditie verkeerd was in gelicht, ten aanzien van de souvereiniteit van Costa Rica over het eiland, en waarin hy een audiëntie met den president aanvraagt, ten einde zich persoonlijk te kunnen verontschul digen. De leden der expeditie hebben opdracht gekregen, zich geheel naar de wenschen der pplitie van Costa Rica te gedragen. Het misverstand is ontstaan, doordat de lei ders der expe£rtv meenden, dat geen enkele staat aanspraak maakte op het bezit van het eiland, dat in den Stillen Oceaan ligt op een afstand van 300 myi van de kust van Costa Rica. A lis* n 1%n «I rt n'n °P dlt Wad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofiflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid 15t werken door f 7C/I bij een ongeval met OCfi bij verlies van een hand 1 OC oij verlies van een Cfk bij een breuk van Afk bij verlies van 'n £i.H C u ÜUTlJl(f O ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeeringen verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen cloodelijken afloop f £t O U»een voet of een oog# je LtOm" duim of wijsvinger t#l/«"been of arm /XI/» anderen vinger 17 Het meisje was een raadsel voor my. Soms leek het my, als was zy tegen haar wil ge dwongen, deel te nemen aan een werk, dat ze haatte, maar het duideiyk vertrouwen, dat de beide mannen in haar stelden, ontnam aan deze gedachte byna allen grond. Zij toonde geen byzondere genegenheid voor haar vader en het was duideiyk, dat zij een afkeer voelde voor McMurtrie; toch moest er een band tus schen hen zyn. sterk genoeg om die JLrie ver schillende naturen by elkaar te houden. Tegenover mij had zy van het eerste oogen blik af een soort van norsche vriendelijkheid aangenomen. Dikwyls kwam zy in myn kamer zitten en deed my vragen of luisterde naar myn verhalen uit de gevangenis zy zat dan met haar kin in de hand en haar donkere groote oogen op de mijne gericht. Van den geheimzinnigen Hoffman, die dos daags na myn aankomst aan het huls was ge komen. zag of hoorde ik niets meer. Eens vroeg ik Sonja naar hem, maar zy antwoordde slechts, dat het een zakenvriend van den dokter was en met deze poovere mededeeling moest ik mij tevreden stellen. Het belangrykste punt scheen my echter, voor wien McMurtrie my had aangezien, toen ik door het keukenvenster klom. Ik herin nerde mij stellig, dat hij een naam genoemd had, juist voor ik in zwijm viel, maar die was my ontgaan en ik kon hem niet meer in mijn geheugen terugroepen, hoe ik my ook inspande. Behalve in myn gesprekken met Sonja be stond myn voornaamste verstrooiing in het lezen van de Daily Mail. Geen dag ging voorby, of iemand had een spoor van my ontdekt. Ik was gezien en herkend te Man chester, Yarmouth, Londen, en Edinburgh, terwijl een ander schreef, dat ik my ie Lenin grad bevond, waar ik door de Russische re geering was aangesteld om eenige verbetering in het torpedosysteem te brengen. Dit alles was mij hoogst aangenaam, want het bewees my, dat de politie nog in het geheel geen ver moeden had van mijn verblijfplaats. Juist toen mijn opsluiting byna onduld baar begon te worden, kwam er zeer onver wachts een einde aan. Op een ochtend zat ik aan het venster en rookte een pyp na mijn ontbijt Sonja had my tegelijk met de boeken een pijp meegebracht toen ik een luid gebel aan de voordeur boorde, gevolgd door een paar scherpe tikken. Ondanks myn afwezigheid van drie jaar uit alle wereldsche zaken, wist ik met zekerheid, dat het een tele grambesteller moest zijn. Daar het telegram moeilyk voor mij be stemd kon zyn, bleef ik onverstoord door rooken. Een minuut of tien verliep en ik vroeg my af, of het telegram misschien in verband kon staan met de voorbereidingen, die Mc Murtrie voor mij maakte, toen een deur werd dlchtgeworpen en ik iemand naar boven hoorde komen. Aan het geluid van de voetstappen herkende ik den dokter. Hij kwam de kamer binnen met zijn ge wonen weiwillenden glimlach. Uiterlijk was hy even rustig als altyd, maar ik had het gevoel, dat er iets onverwachts gebeurd moest zyn. „Goeden morgen," zei ik „Mooi weer van daag, nietwaar?" „Heel mooi weer," antwoordde hy vriende- lyk. Het zette zich op het bed en vervolgde: „Eigenlyk kwam ik eens zien, of u mis schien gebruik van dat mooie weer zoudt willen maken." „Bedoelt u, dat ik zonder gevaar uit zou kunnen gaan?" vroeg ik met een zekere gre tigheid. Hij haalde zyn schouders op. „Het is niet gevaarlyker dan andere, maar ik bedoelde er meer mee." „Ja?" „Ik bedoelde, dat onze voorbereidingen zoo goed vorderen, dat wy er niets by zullen winnen, u nog langer hier te houden. Ik heb juist een telegram ontvangen, waarin my werd meegedeeld, dat de hut en de loods by Tilbury byna gereed zyn. Wanneer u nog een week te Londen wilt doorbrengen, zult U goed doen, vanmiddag te vertrekken." Zyn voorstel kwam zoo onverwacht, dat ik nauwelyks iets wist te antwoorden. Waardoor weet ik niet, maar ik voelde duidelijk, dat hy iets geheim hield. Ik wist, dat het zyn be doeling geweest was, my nog minstens drie dagen te laten blyven en hy was er niet iemand naar, zyn plannen zonder grondige reden te wyzigen. Maar daar ik hem allerminst wilde tconen, dat ik ook maar eenigszins aan zijn goede trouw twyfelde, slaagde ik er in geloofwaardig te lachen. „U hebt geiyk," antwoordde ik. „Het is wel een korte kennisgeving, maar ik ben ieder cogenblik tot vertrekken bereid. Hoe zal ik echter met de kleeren doen?" „U kunt deze voorloopig aanhouden. Wan neer u eenmaal in Londen bent, moet u er verder maar zelf voor zorgen. Koop, wat u noodig hebt, in verschillende winkels en be taal contant. Ik zal u zeshonderd gulden voorschieten, waarvan u tevens de geheele week genoeg zult moeten hebben." „Men kan heel wat kleeren en vermaak heb ben voor zeshonderd gulden," antwoordde ik vrooiyk. „Waar moet ik wonen?" Hy stak zyn hand in zijn i.ak en haalde een enveloppe te voorschijn. „Hier is het adres," zei hy; „een huurhuis by Victoria Station, waarvan een zuster van juffrouw Weston eigenares is. U zult het er gemakkeiyk hebben en u hoeft niet bang te zyn, dat de hospita eenig vermoeden zal heb ben. Ik heb haar gezegd, dat u juist uit het buitenland terug bent en dat u mkele dagen voor zaken in Londen moet zyn. U zult daar voor mynheer Nicholson doorgaan James Nicholson." Hy reikte my de enveloppe en ik las het adres MEJUFFROUW OLDBURY 3 Edith Terrace S. W. By Victoria Station. „Mooi zoo," antwoordde ik, terwyl ik op stond. „Ik meen dus te begrypen, dat ik bij juffrouw Oldbury biyven moet en mijzelf zal kunnen amuseeren met de zeshonderd gulden op te maken, tot ik bericht van u ontvang?" Hy knikte. „Zoodra wij alles gereed hebben zullen wij het u laten weten. Tot dien tyd zult u vol komen vry zyn." Hy opende een leeren portefeuille en reikte my een bundel bankbiljetten. „Hier is het geld," zei hij met een glimlach. „U ziet, dat wy u geheel vertrouwen Als u naar Amerika zoudt willen vluchten, zou niets u dat kunnen beletten." Dit werd zoo openhartig gezegd, Jat het eiken twijfel had moeten wegnemen; maar in werkelykheid deed dit het niet. Ik was er zeker van, dat het niet aan McMurtrie zou liggen, wanneer hy er niet in slaagde, van al myn doen en laten in Lenden op de hoogte te blyven. Al te groot vertrouwen in de men- scheiyke natuur scheen niet een van z'n zwak heden, In elk geval streek ik vrooiyk genoeg het geld op; de loutere aanraking er van was my reeds een genoegen. Het is altijd aangenaam een bundel bankpapier van zekere dikte in handen te hebben, maar voor iemand, die in zes en dertig maanden geen geld gezien heeft, krijgt dat gevoel een bijzondere bekoring. „Het zou het beste zyn, wanneer u tegen half een klaar was om te vertrekken," zei McMurtrie. „Savaroff zal u met den auto tot Plymouth brengen, er is een trein om twee uur vyf. U bent daarmee even voor zeven in Londen." „Goed," zei ik. ,Dan zal ik nog tyd r.ebben om alles te koopen. Het zou myn diner be derven, als ik daarna nog boodschappen moest gaan doen." McMurtrie, die naar de deur was gegaan, keek met half afgunstigen, half minachtenaen glimlach naar my om. „Je bent een merkwaardig man, Lyndon," zei hy. „En soms nog een jongen van twin tig." „O, ik ben nog maar negen en twintig," protesteerde ik. „En men kan er niet altijd aan blyven denken, dat men een ontsnapt moordenaar is." Ik zat in het kozijn, terwyl ik die laatste opmerking maakte, maar nauwelyks had hy de deur gesloten, of ik sprong op en begon rusteloos de kamer op en neer te loopen. Nu het oogenblik van myn vrijheid werkelijk was aangebroken, had een groote opwinding mij aangegrepen. Ofschoon ik tyd te over had. om aan myn nieuwen toestand te wennen waren al de verbazende mogelykheden er van nooit volkomen tot my doorgedrongen voor dit oogenblik. Ik realiseerde nu, dat ik ondervin dingen op zou doen, die nooit 'n ander mensch had beleefd. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10