PUBLIEKE VOORLICHTING
Mm
Medische kroniek
MÊÊÈMIm
ZONDAG 21 OCTOBER 1934
mm
De herclassificatie
Genezing door den geest
WEEËN
R. K. OVERHEIDSPERSONEEL
Crisistoestand en activiteit
Bezwaren der R. K. Centrale van
Burgerlijk Overheidspersoneel
DE VERKOOPVERRUIMING
OP ZONDAG
Geen vernietiging van raads
besluiten?
INDISCHE PRODUCTEN NAAR
DUITSCHLAND
Voorzichtigheid geboden
BURGEMEESTER-JUBILEUM
De heer F. H. van Kempen 25 jaar
hoofd der gemeente Hillegersberg
MACHINALE FABRICATIE
VAN SIGAREN
Verbod van de bosjes-machine
gevraagd
FEDERATIE VAN BEDRIJFS-
VEREENIGINGEN
Onder de talrijke brieven van zeer uiteen
loopenden inhoud, welke wij naar aan
leiding van onze laatste beschouwing
Jntvingen, waren er eenige, waarvan de schrij
vers ons met klem waarschuwden, om geen
woord kwaad van pater Henricus te spreken
„den man die eindelijk den moed heeft gehad
om openlijk te zeggen, wat er onder het volk
leeft." Overbodige angst, waarde briefschrij
vers! Was de Helmondsche rede van den pater
ons een aanleiding, om in het algemeen
iets over het gevaar van vermenging van gods
dienst en zielzorg met politiek te zeggen, wat
die rede zelf betreft waren wij van plan den
gewijden redenaar voor een goed deel te ver
dedigen en wel.... tegen zijn rumoerige bewon
deraars. Wat wij aanstonds vermoedden is ook
de waarheid gebleken: de redevoering werd voor
een vrijwel besloten gezelschap uitgesproken,
was niet bedoeld als een publieke aanval op re
geering en staatspartij: terwijl de spreker even
verbaasd als onkundig was van de motie, wel
ke door de vergaderden aan zijn voordracht
werd vastgehaakt. En wat een nederige zoon
van Pranciscus allerminst had verwacht, was,
dat de plaatselijke en gewestelijke pers zijn cau
serie met sensationeele koppen en interinies
zou opblazen tot een eersterangs gebeurtenis,
daardoor de geheele Nederlandsche pers op een
dwaalspoor zou brengen en aan de socialisti
sche dagbladen gelegenheid zou geven om da
gen achtereen anti-katholieke demagogie te
voeren. Allerminst heeft deze priester bedoeld
ons Roomsche volk opstandig te maken en de
verschillende standen in klassenhaat tegen el
kander op te zetten. Degenen dus die in hun
brieven aan ons den Helmondschen spreker uit
bundig prezen als den eenvoudigen monnik, die
„beter dan de priesters, die in groote huizen
wonen en in auto's rijden de leer van Christus
begrijpt" kunnen er van verzekerd zijn aller
minst te spreken in den geest van den man,
op wien zij zich beroepen.
Intusschen heeft het Helmondsche geval
als wij het even zoo mogen noemen aan on
bevooroordeelde toeschouwers veel geleerd. De
jarenlange werkloosheid, de inzinking van het
levenspeil, de toekomst zonder uitzicht heeft de
massa, heeft ook onze eigen geloofsgenooten,
dieper aangegrepen dan wel vermoed werd.
Geen dagblad kunnen de vele duizenden crisis
slachtoffers in handen nemen, geen redevoering
beluisteren, of overal zien en hooren zij van
bezuiniging, van achteruitgang, van economische
moeilijkheden. In de laatste Troonrede was zelfs
niet het flauwste straaltje hoop in dikke
duisternis te ontdekken. Wij kunnen het be
grijpen, al behoeven wij het niet te billijken,
dat een capucijner monnik, staande te midden
eener verbitterde bevolking van een zwaar ge
teisterde industriestad en peilend den nood, die
daar rondwaart, een oogenblik de tolk wil zijn
van die opgekropte gemoederen; begrijpen ook,
dat het applaus losbarst en wijd en zijd eenzelf
de geestdrift wakker roept, wanneer die crisis
slachtoffers in welsprekende taal hooren ver
tolken, wat diep in hun binnenste leeft, maar
Wat zy onmachtig zijn zelf te uiten. En hoe
klimt die geestdrift wanneer zulke bevrijdende
klanken komen uit een priesterlijken mond!
Er is in dit verband gesproken van een vei
ligheidsklep, doch men kan de zaak ook anders
zien. Wij spraken dezer dagen een katholieken
Volksleider, die duizenden Roomsche werklieden
jaren lang is voorgegaan. Hij staat op een der
moeilijkste posten en heeft de mannen zijner
groote organisatie met taaien moed en werke
lijkheidszin door de zware jaren van loonsver
lagingen en werkloosheid heengeholpen. Hij
had ze ondanks alles tevreden kunnen houden.
Na de Helmondsche rede in de couranten ge
lezen te hebben kwamen zij met gebalde vuis
ten op hun vergaderingen. Dit was natuurlijk
hiet de bedoeling van die rede, integendeel,
blaar toch wel het ongewilde resultaat. Ziedaar
de schaduwzijde.
Diezelfde rede heeft ons nog meer geleerd
en wel dit: er ontbreekt heel veel aan de voor
lichting van ons publiek. Ware dit niet het
geval, de redevoering van pater Henricus zou
biet zulk een opschudding hebben kunnen ver
dekken.
Een juist ingelicht publiek zou na het lezen
der uitvoerige dagbladverslagen dadelijk ge-
zegd hebben, óf wel: die verslagen zijn ver
keerd, overdreven, geven de bedoeling van den
spreker onjuist weer (zooals later gebleken is)
bi wel: de spreker heeft het heel goed bedoeld,
biaar zich op verschillende punten niet goed
Uitgedrukt.
Dat echter deze eene vrijmoedige redevoering
zUlk een beroering kon verwekken, schrijven
dij toe aan de slechte voorlichting van het pu
bliek. Dit gebrek is in een tijd als de onze, vol
gevaarlijke spanningen, niet te onderschatten.
De bevolking van een land bestaat voor het
overgroote deel uit eenvoudige menschen, wier
geheele bestaan afhankelijk is van hetgeen zij
dekelijks of maandelijks verdienen, wier be
langstelling ook goeddeels is geconcentreerd op
bun dagelijkschen arbeid. De dagbladen mogen
bog zoo hun best doen om de groote proble
men van den tijd te belichten: zij geven een
°vermaat van binnen- en buitenlandsche be-
*ichten en beschouwingen, zij behandelen
godsdienstige, economische, politieke en ethi-
Sche vraagstukken, zoodat de gemiddelde le-
Zer zijn aandacht wel moet verdeelen en het in
°bzen tijd alles overheerschende staathuishoud
kundige probleem niet zuiver ziet. En toch zou
bet van onschatbare waarde zijn, wanneer die
honderdduizenden goed willende vaderlanders
ïe8elmatig, op eenvoudige en bevattelijke wijze
Omtrent den economischen toestand van hun
Uiid werden ingelicht. Wanneer wij de Neder-
ahdsche gemeenschap als één groot huishouden
groote kinderen beschouwen, dan zouden
kunnen zeggen: in dat gezin hebben de kin-
men vader en moeder de laatste jaren wel
eel hooren zuchten en steunen; zij hoorden nu
h dan wel vermanen: dat de zaken van vader
et zoo goed meer gingen; dat zij zuinig moes-
u zijn; dat het niet meer zoo „van den hoo-
eu boom" af kon; maar de taal was nooit zóó
blUelijk, het samenspreken nooit zóó ernstig,
dat de slechte toestand hun ook tot een hei'
lige overtuiging werd.
De opmerking is meer gemaakt: er had in de
afgeloopen jaren geen week voorbij moeten gaan
of een der regeeringspersonen, of een der voor'
lieden van de vaderlandsche, groote politieke
partijen had een gelegenheid moeten vinden
om in klare bevattelijke taal den omvang en het
verloop van den slechten economischen toe
stand in ons land uiteen te zetten; het hoe en
waarom van de noodzakelijkheid van loonsver
lagingen in de publieke diensten, den achter
uitgang van de opbrengst der belastinggelden,
den terugloop van de handelsbeweging, de
werking en het oploopen der steun-uitkeerin-
gen en heel veel meer te belichten. Dit zou
tevens bij regeerders en politieke voormannen
telkens tot een gewetensonderzoek hebben aan
leiding gegeven. De voortdurende schildering van
den noodtoestand zou gedwongen hebben om
te spreken van de ellende der werkloosheid,
allereerst van de jongemenschen en dit voort
durende schrikbeeld zou vermoedelijk tot groo-
ter activiteit op dit gebied hebben geprikkeld,
dan nu door het particulier initiatief van
slechts enkelen op lofwaardige wijze aan den
dag is gelegd. Op deze wijze zou het werkloos
heidsprobleem tot een nationale zaak zijn ge
worden en de uiteindelijke pogingen, welke thans
onder zwaren druk der publieke meening wel
licht zullen worden gedaan, om den vastgeloo-
pen wagen een weinig vooruit te brengen, zou
den veel eerder en met meer resultaat zijn
geschied.
Alles weten is alles begrijpen en alles be
grijpen is alles vergeven, zegt een Pransch
spreekwoord. Veel verbittering en ontevreden-
hed zou zeker, bij beter begrip en meer in
zicht bij de massa, voorkomen zijn.
Laten we enkele voorbeelden noemen: is
aan het groote publiek voldoende bekend hoe
zeer ons volk in enkele jaren verarmd is?
Wanneer het er voortdurend was ingehamerd,
dat ons nationaal vermogen in drie jaren tijds
met een derde en het volksinkomen met een
vierde is verminderd, zou menigeen zich over
zijn persoonlijken achteruitgang minder hebben
beklaagd. Wij zijn niet de aangewezenen om in
deze rubriek met cijfers te werken. Toch wil
len wij er bij uitzondering enkele duidelijk
sprekende opzetten.
Een kind weet, dat de welvaart van Neder
land voor een overgroot deel steeds werd be-
heerscht door den internationalen ruilhandel.
Dat het met die welvaart bergafwaarts ging
en wij allen de gevolgen daarvan moesten
ondervinden, zou de eenvoudigste van geest
begrepen hebben, wanneer hem voortdurend
bij wijze van leering de cijfers van onze han
delsbeweging waren ingepompt. Welk percen
tage onzer bevolking weet, dat het totaal van
de waarde van in- en uitvoer in de drie eer
ste maanden van 1930 nog ruim één milliard
gulden bedroeg; en dat diezelfde waarde voor
de drie eerste maahden van 1932 575 millioen
was?
Sterker nog spreekt het verloop der cijfers
van den totalen in- en uitvoer over de jaren
1931 tot heden. Deze cijfers zijn in eenheden
van duizend gulden over de maanden Januari
tot en met September als ^olgt:
Invoer
1931 1932 1933 1934
1.452.172 969.740 883.504 790.828
Uitvoer
1931 1932 1933 1934
1.019.106 624.654 547.508 534.384
Laten wij hieraan nog enkele cijfers toevoe-
geft.
Over het geheele jaar 1929 bedroeg de invoer
in duizenden guldens f2.766.000 en de uitvoer
f 2.005.000;
Over het geheele jaar 1933 respectievelijk
f 1.209.229 en f 725.841.
Dit wil dus zeggen dat onze export, welke in
1929 nog ruim twee milliard bedroeg in 1933
nog maar 725 millioen gulden beliep of tot bij
na een derde inschrompelde. De cijfers zeggen
nog meer en wel dit, dat het de regeering ge
lukte den uitvoer over 1934 tot op bijna het
zelfde peil als in 1933 te houden.
Tot de voorlichting zou bovendien een voort
durende populaire les moeten behooren over de
vraag, waarom er zooveel schijnbare onbegrij
pelijkheden zijn: waarom de boter in het eigen
land zes maal meer kost dan b.v. in Enge
land; waarom de margarine zoo duur wordt
gehouden; waarom met alle macht aan den ex
port wordt vastgehouden; waarom zoo maar
niet met een handomdraai van Nederland een
industriestaat kan worden gemaakt: wat het
beteekenen zou, wanneer land- en tuinbouw
alleen tot de binnenlandsche productie werden
beperkt en de producenten aan eigen lot wer
den overgelaten.
Zoo zijn er tientallen vragen, welke de massa
zich vaag stelt, en waarop zij geen bevattelijk
antwoord krijgt. Al die onwetendheid verwekt
tenslotte de onrust en ontevredenheid. Men
hoort van geld, dat renteloos in safes ligt op
gestapeld en laat zich wijsmaken, dat daar
mee de redding zou zijn verkregen.
Men hoort van een gemakkelijke redding:
hef één procent op de vermogens en er is wel
een flinke honderd millioen voor steun en
werkverschaffing! Niemand zegt aan het pu
bliek dat, wie in Nederland nog rijk is, wie
bijv. een half millioen inkomen uit vermogen
heeft, daarvan 77 procent belasting betaalt.
Vermeerderd met andere lasten beteekent dit,
dat zulke „rijkaards" minder dan één stootje
noodig hebben om over de grenzen te vluch
ten, waarmee de laatste kippen met gouden
eieren geslacht zouden zijn.
Het thema is onuitputtelijk. Wij haalden
slechts enkele voorbeelden aan om deze stelling
te bewijzen! wanneer in Nederland een stem
ming van onrust en ontevredenheid komt is
dit voor een overgroot deel aan slechte voor
lichting te wijten. Algemeen heerscht het ge
voel, dat er van hen, die leiding moeten geven
aan ons economisch leven, geen leiding uit
gaat; dat er met name aan werkverschaffing
ÏVWfnM -
V'
- 'fr -i/j':.
Bij het uitbreken van den door hen ge-
provoceerden opstand in Spanje vluchtten de
socialistische leiders door speciaal voor dit doel
verlichte riolen.
(Krantenbericht)
nagenoeg niets wordt gedaan. Wanneer er
voortdurend contact was tusschen leiding en volk,
wanneer waandenkbeelden werden verdreven,
bestaande moeilijkheden werden verklaard, wan
neer naar een vast plan tot bezuinging en ver
zorging van het geheele staatshuishouden werd
gewerkt en daaromtrent op geregelde tijden
inlichtingen werden verstrekt dan zou uit die
wetenschap veel begrepen en vergeven en veel
ook gemakkelijker gedragen worden; de lei
ding zelf zou haar eigen tekortkomingen scher
per gevoelen en onbevoegde voorlichters zou
den, voor zoover zij te goeder trouw zijn, niet
zoo licht naar voren treden en voor zoover het
demagogen zijn, minder geloof vinden.
LIBRA.
Onder leiding van het hoofdbestuur van „St.
Paulus" is dezer dagen te Leiden een vergade
ring gehouden van de gecombineerde afdee-
lingsbesturen van Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag en Haarlem.
De afdeelingsbesturen waren vrijwel voltallig
aanwezig.
De voorzitter, de heer Guit, hield een breed
voerige inleiding over den algemeenen econo
mischen toestand met de daaraan verbonden
gevolgen voor de arbeiders in het algemeen en
in het bijzonder voor het overheidspersoneel.
Daarna trad spr. in een beschouwing over de
positie der organisatie. In een aantal plaatsen,
vooral ih de grootere, moet ledenverlies wor
den vastgesteld, mede als een gevolg van be
zuiniging van personeel door afvloeiing enz.
Daardoor is de werkkracht verminderd. Hier
tegenover behoort te staan een meer intensieve
propaganda, opdat de organisatie ongeschokt
uit den crisis-toestand te voorschijn komt.
Vervolgens gaf spr. een overzicht van de
maatregelen, die de regeering de laatste jaren
ten aanzien van het overheidspersoneel heeft
getroffen, waarbij hij aandacht schonk aan
hetgeen plaats had na de verschijning van het
rapport der commissie-Schouten.
De inhoud van dit rapport werd aan scherpe
critiek onderworpen, evenals de maatregelen,
welke als uitvloeisel van dit rapport door den
Minister van Binnenlandsche Zaken zijn ge
troffen en welke neerkomen op een sterken
druk naar loonsverlaging voor het personeel in
dienst der lagere bestuursorganen. Bijzonder
memoreerde spr. daarbij wat plaats vond in
de gemeenten, waar bovengenoemde afdeelin-
gen gevestigd zijn.
Als een zeer groot nadeel van het optreden
der regeering werd mede gevoeld, dat het ge
organiseerd overleg bij de lagere bestuursorga
nen, ten aanzien van loonen en salarissen, zijn
practische beteekenis dreigt te verliezen.
De gedachtenwisseling, die op de inleiding
volgde, was hiervan een sterke weerklank,
welke zoowel het streven van den Minister van
Binnenlandsche Zaken als de organisatorische
vraagstukken, door het hoofdbestuur aan de
orde gesteld, gold.
De gedachtenwisseling getuigde van volkomen
vertrouwen in de bondsleiding.
Besloten werd de propaganda wederom
krachtig ter hand te nemen.
Het ligt in de bedoeling in de naaste toe
komst nog een aantal van deze afdeelingsbe-
sturenvergaderingen in de verschillende dee-
ten van het land te beleggen.
Woensdag j.l. was het bestuur van de R. K.
Centrale in vergadering bijeen.
Besproken werd het door de Regeering bij de
Centrale Commissie voor Ambtenarenzaken aan
de orde gebracht voorstel tot herclassificatie van
gemeenten, terwijl verschillende gemeenten naar
een lagere klasse worden overgebracht.
De R. K. Centrale staat afwijzend tegenover
dit voorstel. Zij is tegenstandster van classifi
catie, omdat naar haar oordeel 't aangeven van
een gezonden grondslag voor classificatie niet
wel mogelijk is.
Besloten werd tot het op korten termijn hou
den van een gecombineerde hoofdbestuursver
gadering der bij de R. K. Centrale aangesloten
organisaties, waar het vraagstuk in vollen om
vang aan de orde komt.
Mede in verband met de in de millioenen-
ncta, betreffende de Rijksbegrooting 1935, aan
gekondigde wijziging van de Pensioenwet 1922,
die reeds een punt van bespreking uitmaakte in
het bestuur van de Centrale, werden enkele bij
zondere punten, terzake deze wet, herzien. Voor
al had de aandacht het feit, dat de mogelijkheid
van inkoop van op arbeidsovereenkomst door
gebrachte dienstjaren, niet geldt voor het per
soneel van de lagere bestuursorganen.
Over deze aangelegenheid zal een schrijven
uitgaan naar den Minister van Binnenlandsche
Zaken.
Wat betreft de in de millioenennota aange
kondigde wetswijzigingen, deze is voor de R. K.
Centrale onaanvaardbaar.
Ten aanzien van de door een aantal gemeen
teraden genomen besluiten inzake verruiming
van de verkoopgelegenheid op Zondag, kan
„Het Volk" mededeelen, dat thans mag worden
aangenomen, dat de Minister van Economische
Zaken geen stappen zal doen om vernietiging
van deze besluiten door de Kroon te verkrij
gen, noch in de gevallen, waarin de gemeente
raad de verruiming heeft toegestaan, noch daar
waar zfj is geweigerd.
Naar het „Bat. Nieuwsbl." verneemt, heeft
de minister van Koloniën telegrafisch aan de
Indische Regeering laten weten, dat waar de
Nederlandsche en Nederlandsch-Indische uit
voer naar Duitschland slechts gedeeltelijk kan
worden vereffend met de Duitsche invoeren in
Nederland en Nederlandsch-Indië, omdat de
waarde van het geen Duitschland exporteert,
achter blijft bij hetgeen dat land uit Neder-
landsch-Indië betrekt, de uiterste voorzichtig
heid bij den export moet worden betracht,
omdat Duitschland het saldo niet zal kunnen
betalen met deviezen, zoodat opnieuw een cre-
dietsaldo ontstaat in Duitschland, dat zal wor
den „bevroren".
In verband daarmee heeft de minister de
uiterste voorzichtigheid aanbevolen en wordt
thans een onderzoek ingesteld naar de meest
doeltreffende wijze, waarop beperking van den
uitvoer van Indië naar Duitschland kan ge
schieden.
In een Zaterdagmiddag in de groote zaal van
„Lommerrijk" te HillegersDerg gehouden open
bare raadsvergadering werd de burgemeester,
de heer F. H. van Kempen te gelegenheid van
diens zilveren ambtsjubileum gehuldigd.
De burgemeester werd toegesproken door den
heer A. J. Breedveld die de gevoelens van den
Raad vertolkte. Vervolgens wendde hij zich tot
mevr. van Kempen en bood hij een schemer
lamp aan.
De burgemeester dankte daarop in enkele
korte woorden.
Vervolgens werd nog het woord gevoerd door
den heer C. N. A. Loos die namens de burgerij
een zilveren theeservies en een Perzisch tapijt
aanbood.
De gemeente-secretaris de heer J. van Balle-
gooy bood daarop namens de gemeenteambte
naren een serre-ameublement en een kaarsen
kroon aan.
Nadat wethouder Nivard namens de gemeen
te Rotterdam zijn gelukwenschen aangeboden
had, werd nog het woord gevoerd door ver
schillende burgemeesters van omliggende plaat
sen. Door schoolkinderen werd daarop een
zanghulde gebracht.
Na de verschillende adressen van sigarenfa
brikanten over wel of niet verbreken van ma
chines bij de sigarenfabricage, hebben thans
vijftig fabrikanten een adres gericht aan de
regeering, waarin wordt gevraagd om niet al
leen de compleet-machines, doch ook de z.g.
bosjes-machine te verbieden.
Bij onmogelijkheid daarvan achten zij het ook
mogelijk, evenals dat in Zwitserland gebeurt, bij
de belasting onderscheid te maken tusschen
machinaal- en half-machinaal vervaardigde si
garen.
Naar wij vernemen, is in de laatste bestuurs
vergadering van de Federatie van Bedrijfs-
vereenigingen mr. B. C. Slotemaker benoemd
als opvolger van mr. P. W. J. H. Cort van
der Linden, die deze functie neerlegde in ver
band met zijn benoeming tot burgemeester van
Groningen.
Men moet al heel ver zoeken, om een ge
schiedenis te vinden, die wonderlijker is
dan de geschiedenis van de pogingen,
die aangewend zijn om genezing van kwalen
aoor den geest te verkrijgen. Deze geschiedenis
is thans honderdvijftig jaren lang en begint
met Fnedrich Anton Mesmer, den ontdekker
van het dierlijk magnetisme. Mesmer zelf ech
ter zeide niet dat zijn patiënten door den geest
genezen werden, maar hij proclameerde dat het
dierlijk magnetisme de genezende kracht was
En de latere Fransche magnetische school be
weerde hetzelfde, en zoo nog verschillende an-
oeren. Tegenwoordig echter is men algemeen
van opinie, dat alle genezingen, die op deze
wijze zijn bewerkstelligd, door den geest zijn
geschied, of zooals de volksmond zegt, door
suggestie. De eene school heeft de andere op
gevolgd.
Het begon, zooals gezegd, met Mesmer. daar
na kwam de Fransche magnetische school,
daarna het hypnotisme, daarna de suggestie;
vervolgens de aanmoedigende methode of lie
ver de methode der moralisatie van Dubois;
daarvoor reeds de Christian Science; thans
heeft men de school van Freud en de oudere
school van Aóler; om nu niet te spreken van
verschillende Amerikaansche, zeer vreemdsoor
tige geneeswijzen, die vrijwel volkomen kwak
zalverij zijn. Dit alles vormt te zamen de ge
schiedenis van de psychotherapie, dat is gene
zing door den geest en ook wel genezing van
den geest.
Het begint dus met de vreemde geschiedenis
van Mesmer. Maar om de geheele historie beter
begrijpelijk te maken, is het goed hieraan een
inleiding vooraf te doen gaan. Vooreerst, is er
zoo iets als genezing door den geest mogelijk?
Nemen wij nu drie voorbeelden van zieken, en
dan zal het hopelijk klaar worden, hoe groot
het werkingsgebied van deze geneeswijze is.
Wij moeten dan beginnen met een waarheid,
die klinkt als een gemeenplaats: in de ver
schillende ziekten is het aandeel van den geest
verschillend groot.
Eerste voorbeeld: een man valt van een stei
ger en breekt zijn been. Het is duidelijk, dat
de geest daarmee niets te doen heeft: het is
een kwestie van de zwaartekracht en van de
sterkte van het been.
Tweede voorbeeld: iemand wordt van schrik
verstomd. Het is duidelijk, dat de geest vrijwel
de geheele oorzaak is van de ziekte, van deze
stomheid.
Derde voorbeeld: Een vrouw is een weinig
bleek, wat bloedeloos, en vrij spoedig vermoeid.
In goede en gelukkige omstandigheden kan zij
behoorlijk leven, zonder veel last van haar ge
stel te hebben. Maar zij vreest dat haar man
haar ontrouw zal worden, dat zij dan alleen en
hulpeloos achter zal blijven, tot armoede en
ellende vervallen; vooral vreest zij dat haar
geheele persoonlijkheid te niet zal gaan, d.w.z.
dat zij zich zelf minderwaardig zal gevoelen en
ook door de wereld als zoodanig zal beschouwd
worden. De angst begint haar te beheerschen.
Iedereen weet dat de angst de verwekster is
van beven, een droge keel, gebrek aan eetlust,
öiarrhee, hartkloppingen, onlust tot werk, ver
slagenheid en afmatting. Dit alles wordt dan nog
toegevoegd aan het zwakke gestel van deze
vrouw; en deze patiënte komt bij den dokter.
De klachten die zij uit, betreffen vooral de
afmatting en de hartkloppingen. Maar de oor
zaak houdt zij vaak, en in 't begin steeds ver
borgen. Vooral ook, omdat zij vaak niet inziet
dat deze vrees de oorzaak is van vele harer
klachten. Het zal dus wel steeds noodzakelijk
zijn voor den medicus, om deze oorzaak te we
ten te komen; dan eerst is een redelijke be
handeling mogelijk. Dit is dus een duidelijk
voorbeeld, hoe lichamelijke en geestelijke oor
zaken tezamen aanwezig kunnen zijn in één
ziekte.
't Is de taak van den medicus uit te maken in
hoeverre hare lichamelijke zwakte de oorzaak is
van al deze ziekteverschijnselen; of liever het
is zijn taak uit te maken, in hoeverre hij met
de behandeling dier zwakte de geheele ziekte
kan genezen. Enkele malen zal dit mogelijk
zijn, maar dikwijls ook niet. Hij ziet zich dan in
de noodzakelijkheid geplaatst, de psychothe
rapie toe te passen, den geest te genezen.
In sommige gevallen zal het voldoende zijn,
als men bewijzen kan, dat haar echtgenoot
redelijkerwijze gesproken nooit ontrouw
zal worden, dat hij er nooit aan gedacht heeft,
dat hij integendeel zijn vrouw oprecht liefheeft,
en dat de verstrooidheid en de gemelijkheid,
die zij bfj hem heeft opgemerkt, werden veroor
zaakt door zorg over zijn zaken, door het wan
trouwen jegens zijn compagnon of iets derge
lijks.
Welnu, ook wanneer men dit bewijzen kan,
of bewijzen zou kunnen, ziet men zelden ge
nezing optreden van een ernstige zenuwachtig
heid. Integendeel: ernstige zenuwachtigheid
komt in wezen zelden voort uit de omstandig
heden, maar uit de persoon zelve.
Een zieke denkt wel over zijn ziekte, maar
een gezonde zoo goed als nooit over zijn ge
zondheid. Iemand die gezond is van geest, denkt
over zijn werk, over de personen die hem dier
baar zijn, en verder over geestelijke dingen,
godsdienst, wetenschap (van postzegelverzame-
len tot astronomie) en schoonheid (van de film
tot aan de dichtkunst). Maar wat is het op de
keper beschouwd, nu eigenlijk, wat deze patiën
te begeert? Zij begeert niet alleen de trouw van
haren man; dat is nog liefde.
Maar zij begeert daarvan zeker te zijn, en
steeds aan die zekerheid te denken en die
zekerheid te koesteren. Het is dus voor zich zelf
dat zij iets begeert.
Het is een eigenaardig soort genotzucht.
Maar omdat niemand twee dingen tegelijk kan
doen, en geen twee heeren kan dienen, moet
zij aan haar werk, haar levenstaak minder
waarde hechten dan aan het koesteren van dat
heerlijk denkbeeld der veiligheid. Maar met dat
denkbeeld kan de geest nu eenmaal onmoge
lijk bezig blijven: de geest zou lijdelijk en pas
sief worden, maar de natuur van den geest is
actief.
De bedoeling van de psychotherapie is dus
deze activiteit te herstellen: door de aandacht
te vestigen op het werk. Is die aandacht er
eenmaal, dan gaat alles verder van zelf. De
taak van den dokter is dus vooral negatief: de
aandacht van de ziekte af te trekken, het lijden
weg te nemen. Daarvoor dient de oefening en
de concentratie van de aandacht; daarvoor
dient de suggestie (alles is in orde) daarvoor
dient de moralisatie (wees rlink!), daarvoor
dient ook de rust, om den geest te sparen en al
dus langzaam te herstellen. Geen enkele dezer
methoden is alleen zaligmakend. Intelligenten
menschen kan men niets suggereeren, onver-
moeibaren geesten kan men geen rust geven,
sentimenteele menschen zijn moeilijk aan te
sporen, en willooze menschen zijn niet te
oefenen.
Wat er in werkelijkheid van den kant van
den medicus gebeurt bij de psychotherapie, is
geestelijk. De geest van den patiënt ziet in den
geest van den dokter of raadgeveT een voor
beeld. een voorbeeld van kracht, blijmoedig
heid, resignatie, wijsheid, beslistheid, kalmte,
of dergelijke eigenschappen. De persoon van
den arts natuurlijk voorzoover de patiënt
hem kent beteekent hier alles. Menige ge
leerde kan in dit opzicht niets, menige onbe
kende dorpsdokter is in dit opzicht een groot
heid. Hoevelen zijn er niet, die htm gansche
leven recht gaan, omdat zij een wijzen vriend
hebben. En wanneer de Amerikaansche dichter
Walt Whitman een lazaret binnenkwam hij
v/as hospitaalknecht in den oorlog van 1852
dan voelde de zieke zich alleen door zijn aan
wezigheid reeds vroolijker en sterker.
[TH. H. SCHLICHTING.