PUBLIEKE VOORLICHTING Mm Medische kroniek MÊÊÈMIm ZONDAG 21 OCTOBER 1934 mm De herclassificatie Genezing door den geest WEEËN R. K. OVERHEIDSPERSONEEL Crisistoestand en activiteit Bezwaren der R. K. Centrale van Burgerlijk Overheidspersoneel DE VERKOOPVERRUIMING OP ZONDAG Geen vernietiging van raads besluiten? INDISCHE PRODUCTEN NAAR DUITSCHLAND Voorzichtigheid geboden BURGEMEESTER-JUBILEUM De heer F. H. van Kempen 25 jaar hoofd der gemeente Hillegersberg MACHINALE FABRICATIE VAN SIGAREN Verbod van de bosjes-machine gevraagd FEDERATIE VAN BEDRIJFS- VEREENIGINGEN Onder de talrijke brieven van zeer uiteen loopenden inhoud, welke wij naar aan leiding van onze laatste beschouwing Jntvingen, waren er eenige, waarvan de schrij vers ons met klem waarschuwden, om geen woord kwaad van pater Henricus te spreken „den man die eindelijk den moed heeft gehad om openlijk te zeggen, wat er onder het volk leeft." Overbodige angst, waarde briefschrij vers! Was de Helmondsche rede van den pater ons een aanleiding, om in het algemeen iets over het gevaar van vermenging van gods dienst en zielzorg met politiek te zeggen, wat die rede zelf betreft waren wij van plan den gewijden redenaar voor een goed deel te ver dedigen en wel.... tegen zijn rumoerige bewon deraars. Wat wij aanstonds vermoedden is ook de waarheid gebleken: de redevoering werd voor een vrijwel besloten gezelschap uitgesproken, was niet bedoeld als een publieke aanval op re geering en staatspartij: terwijl de spreker even verbaasd als onkundig was van de motie, wel ke door de vergaderden aan zijn voordracht werd vastgehaakt. En wat een nederige zoon van Pranciscus allerminst had verwacht, was, dat de plaatselijke en gewestelijke pers zijn cau serie met sensationeele koppen en interinies zou opblazen tot een eersterangs gebeurtenis, daardoor de geheele Nederlandsche pers op een dwaalspoor zou brengen en aan de socialisti sche dagbladen gelegenheid zou geven om da gen achtereen anti-katholieke demagogie te voeren. Allerminst heeft deze priester bedoeld ons Roomsche volk opstandig te maken en de verschillende standen in klassenhaat tegen el kander op te zetten. Degenen dus die in hun brieven aan ons den Helmondschen spreker uit bundig prezen als den eenvoudigen monnik, die „beter dan de priesters, die in groote huizen wonen en in auto's rijden de leer van Christus begrijpt" kunnen er van verzekerd zijn aller minst te spreken in den geest van den man, op wien zij zich beroepen. Intusschen heeft het Helmondsche geval als wij het even zoo mogen noemen aan on bevooroordeelde toeschouwers veel geleerd. De jarenlange werkloosheid, de inzinking van het levenspeil, de toekomst zonder uitzicht heeft de massa, heeft ook onze eigen geloofsgenooten, dieper aangegrepen dan wel vermoed werd. Geen dagblad kunnen de vele duizenden crisis slachtoffers in handen nemen, geen redevoering beluisteren, of overal zien en hooren zij van bezuiniging, van achteruitgang, van economische moeilijkheden. In de laatste Troonrede was zelfs niet het flauwste straaltje hoop in dikke duisternis te ontdekken. Wij kunnen het be grijpen, al behoeven wij het niet te billijken, dat een capucijner monnik, staande te midden eener verbitterde bevolking van een zwaar ge teisterde industriestad en peilend den nood, die daar rondwaart, een oogenblik de tolk wil zijn van die opgekropte gemoederen; begrijpen ook, dat het applaus losbarst en wijd en zijd eenzelf de geestdrift wakker roept, wanneer die crisis slachtoffers in welsprekende taal hooren ver tolken, wat diep in hun binnenste leeft, maar Wat zy onmachtig zijn zelf te uiten. En hoe klimt die geestdrift wanneer zulke bevrijdende klanken komen uit een priesterlijken mond! Er is in dit verband gesproken van een vei ligheidsklep, doch men kan de zaak ook anders zien. Wij spraken dezer dagen een katholieken Volksleider, die duizenden Roomsche werklieden jaren lang is voorgegaan. Hij staat op een der moeilijkste posten en heeft de mannen zijner groote organisatie met taaien moed en werke lijkheidszin door de zware jaren van loonsver lagingen en werkloosheid heengeholpen. Hij had ze ondanks alles tevreden kunnen houden. Na de Helmondsche rede in de couranten ge lezen te hebben kwamen zij met gebalde vuis ten op hun vergaderingen. Dit was natuurlijk hiet de bedoeling van die rede, integendeel, blaar toch wel het ongewilde resultaat. Ziedaar de schaduwzijde. Diezelfde rede heeft ons nog meer geleerd en wel dit: er ontbreekt heel veel aan de voor lichting van ons publiek. Ware dit niet het geval, de redevoering van pater Henricus zou biet zulk een opschudding hebben kunnen ver dekken. Een juist ingelicht publiek zou na het lezen der uitvoerige dagbladverslagen dadelijk ge- zegd hebben, óf wel: die verslagen zijn ver keerd, overdreven, geven de bedoeling van den spreker onjuist weer (zooals later gebleken is) bi wel: de spreker heeft het heel goed bedoeld, biaar zich op verschillende punten niet goed Uitgedrukt. Dat echter deze eene vrijmoedige redevoering zUlk een beroering kon verwekken, schrijven dij toe aan de slechte voorlichting van het pu bliek. Dit gebrek is in een tijd als de onze, vol gevaarlijke spanningen, niet te onderschatten. De bevolking van een land bestaat voor het overgroote deel uit eenvoudige menschen, wier geheele bestaan afhankelijk is van hetgeen zij dekelijks of maandelijks verdienen, wier be langstelling ook goeddeels is geconcentreerd op bun dagelijkschen arbeid. De dagbladen mogen bog zoo hun best doen om de groote proble men van den tijd te belichten: zij geven een °vermaat van binnen- en buitenlandsche be- *ichten en beschouwingen, zij behandelen godsdienstige, economische, politieke en ethi- Sche vraagstukken, zoodat de gemiddelde le- Zer zijn aandacht wel moet verdeelen en het in °bzen tijd alles overheerschende staathuishoud kundige probleem niet zuiver ziet. En toch zou bet van onschatbare waarde zijn, wanneer die honderdduizenden goed willende vaderlanders ïe8elmatig, op eenvoudige en bevattelijke wijze Omtrent den economischen toestand van hun Uiid werden ingelicht. Wanneer wij de Neder- ahdsche gemeenschap als één groot huishouden groote kinderen beschouwen, dan zouden kunnen zeggen: in dat gezin hebben de kin- men vader en moeder de laatste jaren wel eel hooren zuchten en steunen; zij hoorden nu h dan wel vermanen: dat de zaken van vader et zoo goed meer gingen; dat zij zuinig moes- u zijn; dat het niet meer zoo „van den hoo- eu boom" af kon; maar de taal was nooit zóó blUelijk, het samenspreken nooit zóó ernstig, dat de slechte toestand hun ook tot een hei' lige overtuiging werd. De opmerking is meer gemaakt: er had in de afgeloopen jaren geen week voorbij moeten gaan of een der regeeringspersonen, of een der voor' lieden van de vaderlandsche, groote politieke partijen had een gelegenheid moeten vinden om in klare bevattelijke taal den omvang en het verloop van den slechten economischen toe stand in ons land uiteen te zetten; het hoe en waarom van de noodzakelijkheid van loonsver lagingen in de publieke diensten, den achter uitgang van de opbrengst der belastinggelden, den terugloop van de handelsbeweging, de werking en het oploopen der steun-uitkeerin- gen en heel veel meer te belichten. Dit zou tevens bij regeerders en politieke voormannen telkens tot een gewetensonderzoek hebben aan leiding gegeven. De voortdurende schildering van den noodtoestand zou gedwongen hebben om te spreken van de ellende der werkloosheid, allereerst van de jongemenschen en dit voort durende schrikbeeld zou vermoedelijk tot groo- ter activiteit op dit gebied hebben geprikkeld, dan nu door het particulier initiatief van slechts enkelen op lofwaardige wijze aan den dag is gelegd. Op deze wijze zou het werkloos heidsprobleem tot een nationale zaak zijn ge worden en de uiteindelijke pogingen, welke thans onder zwaren druk der publieke meening wel licht zullen worden gedaan, om den vastgeloo- pen wagen een weinig vooruit te brengen, zou den veel eerder en met meer resultaat zijn geschied. Alles weten is alles begrijpen en alles be grijpen is alles vergeven, zegt een Pransch spreekwoord. Veel verbittering en ontevreden- hed zou zeker, bij beter begrip en meer in zicht bij de massa, voorkomen zijn. Laten we enkele voorbeelden noemen: is aan het groote publiek voldoende bekend hoe zeer ons volk in enkele jaren verarmd is? Wanneer het er voortdurend was ingehamerd, dat ons nationaal vermogen in drie jaren tijds met een derde en het volksinkomen met een vierde is verminderd, zou menigeen zich over zijn persoonlijken achteruitgang minder hebben beklaagd. Wij zijn niet de aangewezenen om in deze rubriek met cijfers te werken. Toch wil len wij er bij uitzondering enkele duidelijk sprekende opzetten. Een kind weet, dat de welvaart van Neder land voor een overgroot deel steeds werd be- heerscht door den internationalen ruilhandel. Dat het met die welvaart bergafwaarts ging en wij allen de gevolgen daarvan moesten ondervinden, zou de eenvoudigste van geest begrepen hebben, wanneer hem voortdurend bij wijze van leering de cijfers van onze han delsbeweging waren ingepompt. Welk percen tage onzer bevolking weet, dat het totaal van de waarde van in- en uitvoer in de drie eer ste maanden van 1930 nog ruim één milliard gulden bedroeg; en dat diezelfde waarde voor de drie eerste maahden van 1932 575 millioen was? Sterker nog spreekt het verloop der cijfers van den totalen in- en uitvoer over de jaren 1931 tot heden. Deze cijfers zijn in eenheden van duizend gulden over de maanden Januari tot en met September als ^olgt: Invoer 1931 1932 1933 1934 1.452.172 969.740 883.504 790.828 Uitvoer 1931 1932 1933 1934 1.019.106 624.654 547.508 534.384 Laten wij hieraan nog enkele cijfers toevoe- geft. Over het geheele jaar 1929 bedroeg de invoer in duizenden guldens f2.766.000 en de uitvoer f 2.005.000; Over het geheele jaar 1933 respectievelijk f 1.209.229 en f 725.841. Dit wil dus zeggen dat onze export, welke in 1929 nog ruim twee milliard bedroeg in 1933 nog maar 725 millioen gulden beliep of tot bij na een derde inschrompelde. De cijfers zeggen nog meer en wel dit, dat het de regeering ge lukte den uitvoer over 1934 tot op bijna het zelfde peil als in 1933 te houden. Tot de voorlichting zou bovendien een voort durende populaire les moeten behooren over de vraag, waarom er zooveel schijnbare onbegrij pelijkheden zijn: waarom de boter in het eigen land zes maal meer kost dan b.v. in Enge land; waarom de margarine zoo duur wordt gehouden; waarom met alle macht aan den ex port wordt vastgehouden; waarom zoo maar niet met een handomdraai van Nederland een industriestaat kan worden gemaakt: wat het beteekenen zou, wanneer land- en tuinbouw alleen tot de binnenlandsche productie werden beperkt en de producenten aan eigen lot wer den overgelaten. Zoo zijn er tientallen vragen, welke de massa zich vaag stelt, en waarop zij geen bevattelijk antwoord krijgt. Al die onwetendheid verwekt tenslotte de onrust en ontevredenheid. Men hoort van geld, dat renteloos in safes ligt op gestapeld en laat zich wijsmaken, dat daar mee de redding zou zijn verkregen. Men hoort van een gemakkelijke redding: hef één procent op de vermogens en er is wel een flinke honderd millioen voor steun en werkverschaffing! Niemand zegt aan het pu bliek dat, wie in Nederland nog rijk is, wie bijv. een half millioen inkomen uit vermogen heeft, daarvan 77 procent belasting betaalt. Vermeerderd met andere lasten beteekent dit, dat zulke „rijkaards" minder dan één stootje noodig hebben om over de grenzen te vluch ten, waarmee de laatste kippen met gouden eieren geslacht zouden zijn. Het thema is onuitputtelijk. Wij haalden slechts enkele voorbeelden aan om deze stelling te bewijzen! wanneer in Nederland een stem ming van onrust en ontevredenheid komt is dit voor een overgroot deel aan slechte voor lichting te wijten. Algemeen heerscht het ge voel, dat er van hen, die leiding moeten geven aan ons economisch leven, geen leiding uit gaat; dat er met name aan werkverschaffing ÏVWfnM - V' - 'fr -i/j':. Bij het uitbreken van den door hen ge- provoceerden opstand in Spanje vluchtten de socialistische leiders door speciaal voor dit doel verlichte riolen. (Krantenbericht) nagenoeg niets wordt gedaan. Wanneer er voortdurend contact was tusschen leiding en volk, wanneer waandenkbeelden werden verdreven, bestaande moeilijkheden werden verklaard, wan neer naar een vast plan tot bezuinging en ver zorging van het geheele staatshuishouden werd gewerkt en daaromtrent op geregelde tijden inlichtingen werden verstrekt dan zou uit die wetenschap veel begrepen en vergeven en veel ook gemakkelijker gedragen worden; de lei ding zelf zou haar eigen tekortkomingen scher per gevoelen en onbevoegde voorlichters zou den, voor zoover zij te goeder trouw zijn, niet zoo licht naar voren treden en voor zoover het demagogen zijn, minder geloof vinden. LIBRA. Onder leiding van het hoofdbestuur van „St. Paulus" is dezer dagen te Leiden een vergade ring gehouden van de gecombineerde afdee- lingsbesturen van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Haarlem. De afdeelingsbesturen waren vrijwel voltallig aanwezig. De voorzitter, de heer Guit, hield een breed voerige inleiding over den algemeenen econo mischen toestand met de daaraan verbonden gevolgen voor de arbeiders in het algemeen en in het bijzonder voor het overheidspersoneel. Daarna trad spr. in een beschouwing over de positie der organisatie. In een aantal plaatsen, vooral ih de grootere, moet ledenverlies wor den vastgesteld, mede als een gevolg van be zuiniging van personeel door afvloeiing enz. Daardoor is de werkkracht verminderd. Hier tegenover behoort te staan een meer intensieve propaganda, opdat de organisatie ongeschokt uit den crisis-toestand te voorschijn komt. Vervolgens gaf spr. een overzicht van de maatregelen, die de regeering de laatste jaren ten aanzien van het overheidspersoneel heeft getroffen, waarbij hij aandacht schonk aan hetgeen plaats had na de verschijning van het rapport der commissie-Schouten. De inhoud van dit rapport werd aan scherpe critiek onderworpen, evenals de maatregelen, welke als uitvloeisel van dit rapport door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn ge troffen en welke neerkomen op een sterken druk naar loonsverlaging voor het personeel in dienst der lagere bestuursorganen. Bijzonder memoreerde spr. daarbij wat plaats vond in de gemeenten, waar bovengenoemde afdeelin- gen gevestigd zijn. Als een zeer groot nadeel van het optreden der regeering werd mede gevoeld, dat het ge organiseerd overleg bij de lagere bestuursorga nen, ten aanzien van loonen en salarissen, zijn practische beteekenis dreigt te verliezen. De gedachtenwisseling, die op de inleiding volgde, was hiervan een sterke weerklank, welke zoowel het streven van den Minister van Binnenlandsche Zaken als de organisatorische vraagstukken, door het hoofdbestuur aan de orde gesteld, gold. De gedachtenwisseling getuigde van volkomen vertrouwen in de bondsleiding. Besloten werd de propaganda wederom krachtig ter hand te nemen. Het ligt in de bedoeling in de naaste toe komst nog een aantal van deze afdeelingsbe- sturenvergaderingen in de verschillende dee- ten van het land te beleggen. Woensdag j.l. was het bestuur van de R. K. Centrale in vergadering bijeen. Besproken werd het door de Regeering bij de Centrale Commissie voor Ambtenarenzaken aan de orde gebracht voorstel tot herclassificatie van gemeenten, terwijl verschillende gemeenten naar een lagere klasse worden overgebracht. De R. K. Centrale staat afwijzend tegenover dit voorstel. Zij is tegenstandster van classifi catie, omdat naar haar oordeel 't aangeven van een gezonden grondslag voor classificatie niet wel mogelijk is. Besloten werd tot het op korten termijn hou den van een gecombineerde hoofdbestuursver gadering der bij de R. K. Centrale aangesloten organisaties, waar het vraagstuk in vollen om vang aan de orde komt. Mede in verband met de in de millioenen- ncta, betreffende de Rijksbegrooting 1935, aan gekondigde wijziging van de Pensioenwet 1922, die reeds een punt van bespreking uitmaakte in het bestuur van de Centrale, werden enkele bij zondere punten, terzake deze wet, herzien. Voor al had de aandacht het feit, dat de mogelijkheid van inkoop van op arbeidsovereenkomst door gebrachte dienstjaren, niet geldt voor het per soneel van de lagere bestuursorganen. Over deze aangelegenheid zal een schrijven uitgaan naar den Minister van Binnenlandsche Zaken. Wat betreft de in de millioenennota aange kondigde wetswijzigingen, deze is voor de R. K. Centrale onaanvaardbaar. Ten aanzien van de door een aantal gemeen teraden genomen besluiten inzake verruiming van de verkoopgelegenheid op Zondag, kan „Het Volk" mededeelen, dat thans mag worden aangenomen, dat de Minister van Economische Zaken geen stappen zal doen om vernietiging van deze besluiten door de Kroon te verkrij gen, noch in de gevallen, waarin de gemeente raad de verruiming heeft toegestaan, noch daar waar zfj is geweigerd. Naar het „Bat. Nieuwsbl." verneemt, heeft de minister van Koloniën telegrafisch aan de Indische Regeering laten weten, dat waar de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische uit voer naar Duitschland slechts gedeeltelijk kan worden vereffend met de Duitsche invoeren in Nederland en Nederlandsch-Indië, omdat de waarde van het geen Duitschland exporteert, achter blijft bij hetgeen dat land uit Neder- landsch-Indië betrekt, de uiterste voorzichtig heid bij den export moet worden betracht, omdat Duitschland het saldo niet zal kunnen betalen met deviezen, zoodat opnieuw een cre- dietsaldo ontstaat in Duitschland, dat zal wor den „bevroren". In verband daarmee heeft de minister de uiterste voorzichtigheid aanbevolen en wordt thans een onderzoek ingesteld naar de meest doeltreffende wijze, waarop beperking van den uitvoer van Indië naar Duitschland kan ge schieden. In een Zaterdagmiddag in de groote zaal van „Lommerrijk" te HillegersDerg gehouden open bare raadsvergadering werd de burgemeester, de heer F. H. van Kempen te gelegenheid van diens zilveren ambtsjubileum gehuldigd. De burgemeester werd toegesproken door den heer A. J. Breedveld die de gevoelens van den Raad vertolkte. Vervolgens wendde hij zich tot mevr. van Kempen en bood hij een schemer lamp aan. De burgemeester dankte daarop in enkele korte woorden. Vervolgens werd nog het woord gevoerd door den heer C. N. A. Loos die namens de burgerij een zilveren theeservies en een Perzisch tapijt aanbood. De gemeente-secretaris de heer J. van Balle- gooy bood daarop namens de gemeenteambte naren een serre-ameublement en een kaarsen kroon aan. Nadat wethouder Nivard namens de gemeen te Rotterdam zijn gelukwenschen aangeboden had, werd nog het woord gevoerd door ver schillende burgemeesters van omliggende plaat sen. Door schoolkinderen werd daarop een zanghulde gebracht. Na de verschillende adressen van sigarenfa brikanten over wel of niet verbreken van ma chines bij de sigarenfabricage, hebben thans vijftig fabrikanten een adres gericht aan de regeering, waarin wordt gevraagd om niet al leen de compleet-machines, doch ook de z.g. bosjes-machine te verbieden. Bij onmogelijkheid daarvan achten zij het ook mogelijk, evenals dat in Zwitserland gebeurt, bij de belasting onderscheid te maken tusschen machinaal- en half-machinaal vervaardigde si garen. Naar wij vernemen, is in de laatste bestuurs vergadering van de Federatie van Bedrijfs- vereenigingen mr. B. C. Slotemaker benoemd als opvolger van mr. P. W. J. H. Cort van der Linden, die deze functie neerlegde in ver band met zijn benoeming tot burgemeester van Groningen. Men moet al heel ver zoeken, om een ge schiedenis te vinden, die wonderlijker is dan de geschiedenis van de pogingen, die aangewend zijn om genezing van kwalen aoor den geest te verkrijgen. Deze geschiedenis is thans honderdvijftig jaren lang en begint met Fnedrich Anton Mesmer, den ontdekker van het dierlijk magnetisme. Mesmer zelf ech ter zeide niet dat zijn patiënten door den geest genezen werden, maar hij proclameerde dat het dierlijk magnetisme de genezende kracht was En de latere Fransche magnetische school be weerde hetzelfde, en zoo nog verschillende an- oeren. Tegenwoordig echter is men algemeen van opinie, dat alle genezingen, die op deze wijze zijn bewerkstelligd, door den geest zijn geschied, of zooals de volksmond zegt, door suggestie. De eene school heeft de andere op gevolgd. Het begon, zooals gezegd, met Mesmer. daar na kwam de Fransche magnetische school, daarna het hypnotisme, daarna de suggestie; vervolgens de aanmoedigende methode of lie ver de methode der moralisatie van Dubois; daarvoor reeds de Christian Science; thans heeft men de school van Freud en de oudere school van Aóler; om nu niet te spreken van verschillende Amerikaansche, zeer vreemdsoor tige geneeswijzen, die vrijwel volkomen kwak zalverij zijn. Dit alles vormt te zamen de ge schiedenis van de psychotherapie, dat is gene zing door den geest en ook wel genezing van den geest. Het begint dus met de vreemde geschiedenis van Mesmer. Maar om de geheele historie beter begrijpelijk te maken, is het goed hieraan een inleiding vooraf te doen gaan. Vooreerst, is er zoo iets als genezing door den geest mogelijk? Nemen wij nu drie voorbeelden van zieken, en dan zal het hopelijk klaar worden, hoe groot het werkingsgebied van deze geneeswijze is. Wij moeten dan beginnen met een waarheid, die klinkt als een gemeenplaats: in de ver schillende ziekten is het aandeel van den geest verschillend groot. Eerste voorbeeld: een man valt van een stei ger en breekt zijn been. Het is duidelijk, dat de geest daarmee niets te doen heeft: het is een kwestie van de zwaartekracht en van de sterkte van het been. Tweede voorbeeld: iemand wordt van schrik verstomd. Het is duidelijk, dat de geest vrijwel de geheele oorzaak is van de ziekte, van deze stomheid. Derde voorbeeld: Een vrouw is een weinig bleek, wat bloedeloos, en vrij spoedig vermoeid. In goede en gelukkige omstandigheden kan zij behoorlijk leven, zonder veel last van haar ge stel te hebben. Maar zij vreest dat haar man haar ontrouw zal worden, dat zij dan alleen en hulpeloos achter zal blijven, tot armoede en ellende vervallen; vooral vreest zij dat haar geheele persoonlijkheid te niet zal gaan, d.w.z. dat zij zich zelf minderwaardig zal gevoelen en ook door de wereld als zoodanig zal beschouwd worden. De angst begint haar te beheerschen. Iedereen weet dat de angst de verwekster is van beven, een droge keel, gebrek aan eetlust, öiarrhee, hartkloppingen, onlust tot werk, ver slagenheid en afmatting. Dit alles wordt dan nog toegevoegd aan het zwakke gestel van deze vrouw; en deze patiënte komt bij den dokter. De klachten die zij uit, betreffen vooral de afmatting en de hartkloppingen. Maar de oor zaak houdt zij vaak, en in 't begin steeds ver borgen. Vooral ook, omdat zij vaak niet inziet dat deze vrees de oorzaak is van vele harer klachten. Het zal dus wel steeds noodzakelijk zijn voor den medicus, om deze oorzaak te we ten te komen; dan eerst is een redelijke be handeling mogelijk. Dit is dus een duidelijk voorbeeld, hoe lichamelijke en geestelijke oor zaken tezamen aanwezig kunnen zijn in één ziekte. 't Is de taak van den medicus uit te maken in hoeverre hare lichamelijke zwakte de oorzaak is van al deze ziekteverschijnselen; of liever het is zijn taak uit te maken, in hoeverre hij met de behandeling dier zwakte de geheele ziekte kan genezen. Enkele malen zal dit mogelijk zijn, maar dikwijls ook niet. Hij ziet zich dan in de noodzakelijkheid geplaatst, de psychothe rapie toe te passen, den geest te genezen. In sommige gevallen zal het voldoende zijn, als men bewijzen kan, dat haar echtgenoot redelijkerwijze gesproken nooit ontrouw zal worden, dat hij er nooit aan gedacht heeft, dat hij integendeel zijn vrouw oprecht liefheeft, en dat de verstrooidheid en de gemelijkheid, die zij bfj hem heeft opgemerkt, werden veroor zaakt door zorg over zijn zaken, door het wan trouwen jegens zijn compagnon of iets derge lijks. Welnu, ook wanneer men dit bewijzen kan, of bewijzen zou kunnen, ziet men zelden ge nezing optreden van een ernstige zenuwachtig heid. Integendeel: ernstige zenuwachtigheid komt in wezen zelden voort uit de omstandig heden, maar uit de persoon zelve. Een zieke denkt wel over zijn ziekte, maar een gezonde zoo goed als nooit over zijn ge zondheid. Iemand die gezond is van geest, denkt over zijn werk, over de personen die hem dier baar zijn, en verder over geestelijke dingen, godsdienst, wetenschap (van postzegelverzame- len tot astronomie) en schoonheid (van de film tot aan de dichtkunst). Maar wat is het op de keper beschouwd, nu eigenlijk, wat deze patiën te begeert? Zij begeert niet alleen de trouw van haren man; dat is nog liefde. Maar zij begeert daarvan zeker te zijn, en steeds aan die zekerheid te denken en die zekerheid te koesteren. Het is dus voor zich zelf dat zij iets begeert. Het is een eigenaardig soort genotzucht. Maar omdat niemand twee dingen tegelijk kan doen, en geen twee heeren kan dienen, moet zij aan haar werk, haar levenstaak minder waarde hechten dan aan het koesteren van dat heerlijk denkbeeld der veiligheid. Maar met dat denkbeeld kan de geest nu eenmaal onmoge lijk bezig blijven: de geest zou lijdelijk en pas sief worden, maar de natuur van den geest is actief. De bedoeling van de psychotherapie is dus deze activiteit te herstellen: door de aandacht te vestigen op het werk. Is die aandacht er eenmaal, dan gaat alles verder van zelf. De taak van den dokter is dus vooral negatief: de aandacht van de ziekte af te trekken, het lijden weg te nemen. Daarvoor dient de oefening en de concentratie van de aandacht; daarvoor dient de suggestie (alles is in orde) daarvoor dient de moralisatie (wees rlink!), daarvoor dient ook de rust, om den geest te sparen en al dus langzaam te herstellen. Geen enkele dezer methoden is alleen zaligmakend. Intelligenten menschen kan men niets suggereeren, onver- moeibaren geesten kan men geen rust geven, sentimenteele menschen zijn moeilijk aan te sporen, en willooze menschen zijn niet te oefenen. Wat er in werkelijkheid van den kant van den medicus gebeurt bij de psychotherapie, is geestelijk. De geest van den patiënt ziet in den geest van den dokter of raadgeveT een voor beeld. een voorbeeld van kracht, blijmoedig heid, resignatie, wijsheid, beslistheid, kalmte, of dergelijke eigenschappen. De persoon van den arts natuurlijk voorzoover de patiënt hem kent beteekent hier alles. Menige ge leerde kan in dit opzicht niets, menige onbe kende dorpsdokter is in dit opzicht een groot heid. Hoevelen zijn er niet, die htm gansche leven recht gaan, omdat zij een wijzen vriend hebben. En wanneer de Amerikaansche dichter Walt Whitman een lazaret binnenkwam hij v/as hospitaalknecht in den oorlog van 1852 dan voelde de zieke zich alleen door zijn aan wezigheid reeds vroolijker en sterker. [TH. H. SCHLICHTING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5