Ml
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
De „pantsersprong" naar Agadir
NEIL.
LYNDON
ONTSNAPT
KIDERLEN WACHTER
KNAL
DINSDAG 23 OCTOBER 1934
Keizer Wilhelm en zijn
ambtenaren
Een krasse geleerde
Snellere schepen in 't
Atlantisch verkeer
Spoorwegverbeteringen
in Polen
Duizendjarige trouw
Postzegels voor de
winterhulp
Strijd tegen de opium
Nanda
s
MEER STILTE
JA ZEKERT.. U OOK!
Deze staatssecretaris van Buiten-
landsche Zaken was een der
hoofd par sonen van de
Duitsche Marokko-
politiek
De „vader van de Fransche radio
BUMA en muziek-auteursrechten
INDISCHE POSTVLUCHTEN
RETRAITEN
Eerstvolgende retraiten op
Manresa te Venlo
IJigl
mm
DOOR
VICTOR
BRIDCES
Herr von Kiderlen Wachter was staats
secretaris van Buitenlandsche Zaken van
het Keizerrijk in de jaren 1909-1912. In
1924 verscheen, als mémoire, een verzameling
Van om en naby duizend brieven van hem by
fle „Deutsche Verlagsanstalt Stuttgart" onder
den titel „Kiderlen W&chter, der Mensch und
Staatsmann". Deze brieven heeft de toenmalige
minister geschreven aan de dochter van een
hoofdambtenaar in Mecklenburg, met welke
dame hy zeer bevriend was. Hy was gewoon,
alles met haar te bespreken. Hy zond haar
zelfs de brieven, die hy aan koningen en kei
zers en staatshoofden moest richten, ter beoor
deeling en vooral ter correctie. Hy verried haar
alles, zelfs de geheimste staatsgeheimen
Wat zouden de aanhangers der monarchie een
kabaal hebben gemaakt, als zoo lets was voor
gekomen in de republiek van Weimar? Na den
oorlog verschenen er voortdurend mémoires in
Duitschland wij behandelden hier ter plaat
se reeds die van Bethman Hollewg, Ludendorff
en von Tirpitz mémoires, waarop men zonder
uitzondering- ten slotte 'n Oostersche anecdote
kan toepassen, dat men ze nameiyk nauweiyks
op veertig kameelen kan laden, maar wier in
houd in één woord is samen te vatten: mca
maxima culpa!
Kiderlen Wachter was een felle spotter. Alle
figuren in zyn boek hebben meestal scherpe en
komieke bynamen. Keizer Wilhelm heet de
plotselinge, Bülow de aal, Bethmann de regen
worm of de Buss-und-Bethmann en zoo voorts.
Toen hy door Bethmann staatssecretaris van
Buitenlandsche Zaken werd benoemd, was de
diplomatieke omcirkeling van Duitschland zoo
goed als voltooid. Bethmann hoopte, dat Kider
len het klaar zou spelen, dezen ring te breken
en een betere verstandhouding met Engeland
te doen ontstaan.
De „Nibelungentreue", die „in schimmernder
Wehr" met Oostenryk op den Balkan door dik
en dun wilde gaan, was niet naar den smaak
van den Balkankenner Kiderlen. Hy had zeer
juist ingezien, dat het blinde achternaloopen
van Oostenryk voor Duitschland levensgevaar
lijk was. Of hij .e sterke man was geweest, om
den wereldoorlog tegen te houden? Zelfs een
Hellferich geloofde dat. Maar wy zyn toch
eeningszins sceptisch: men moet nameiyk niet
vergeten, dat Kiderlen de hoofdschuldige was
aan den „pantsersprong naar Agadir". De on
vruchtbare Duitsche Marokkopolitiek Joeg
Frankryk even sterk in het harnas tegen
Duitschland als de onvruchtbare vlootpolitiek
Engeland. Onder dit gezichtspunt konden Ki
derlen en Tirpitz elkander dus de hani geven.
Over Tirpitz zegt de boosaardige Kiderlen:
„Ik ben tegenstander van Tirpitz, omdrt ik
vrees, dat zyn politiek ins den oorlog met En
geland zal biengen. Ik houd Tirpitz voor den
grootsten leugenaar die in Beriyn's straten
rondloopt. Heb ik Je al de geschiedenis verteld
Uit den Rijksdag? In de hoofdcommissie houdt
Tirpitz een rede. Een oude ervaren afgevaar
digde zit styf naar het plafond te kyken. Dat
valt tenslotte een buurman op. Op diens vraag,
waarom hy zoo kijkt, antwoordt de plafond-
kyker: Ik wil zien hoe de balken buigen!" Zoo
sprak een der paladynen van Wilhelm over den
ander.
En hoe oordeelt Wilhelm over zyn kanselier
Bülow? Hy wyst den koning van Württemberg
op een plek ln zyn tuin aan de Spree en zegt:
«Hier heb ik dat loeder (Bülow) weggejaagd!"
Daartoe bemerkt Kiderlen zeer juist: „Het ver-
Wondert my alleen, dat hy „dat loeder" tien
jaren lang in zyn dienst heeft gehouden. Valt
op 1 -"zelf terug!"
Tydens zijn regeering ging Keizer Wilhelm II
ieder jaar aan boord van zyn jacht de „Hohen-
zollern" langdurig op reis naar de Noorsche
fjorden. Hy nam altyd een stel oude generaals
mede. Ook Kiderlen moest een paar maal mede.
~>eze vertelt nu, dat deze hofgeneraals eiken
morgen te zamen met den keizer op het dek
gymnastische oefeningen moesten maken. De
imperator lachte dan spottend, als de oude
beenen der ongelukkige heeren niet meekonden
en dienst weigerden. Hy deelde dan stooten uit
die door die „feige, verlogene Gesellen im Ge-
neralsuniform" devoot-dankbaar werden aan
vaard, met de gebalde vuist in denzak.
Karakteristiek voor den kroonprins is een
brief, waarin deze Kiderlen iets op politiek ge
bied voorstelt en om opheldering vraagt. Vol
benydenswaardige zelfkennis schryft de toen
malige troonopvolger: „Aber ich bin vielleicht
zu dumm." Ook het uiterlyk van dezen brief is
karakteristiek. Hij draagt aan den kop het por
tret van een danseuse, en de kroonprins begint
zyn officieelen brief aan den minister: „Ver-
zeihen Sie dies blödsinnige Papier, ich habe
aber kein anderes momentan". Als dat niet diep
laat blikken! Een ander papiertje dan met een
variété-meisje er op had mynheer niet!
In deze mémores is weer duidelijk te zien.
hoe dol er tegen en naast en door elkaar werd
geregeerd onder het bewind van Wilhelm II.
Het is werkelijk een raadsel in de geschiedenis
van Duitschland, hoe het zoo lang heeft kunnen
duren, tot het onvermydeiyke geschiedde, dat
de ineenstorting pas gekomen is in 1918. Beth
mann en Kiderlen nemen herhaaldelijk hun
ontslag, als de keizer het te bont maakt, maar
blijve: dan toch maar weer kleven. In 1911
by voorbeeld schrijft Bethmann: „Deze heele
politiek van den keizer is eigenlyk zóó, dat ik
haar niet meer kan medemaken". Men bedenke:
de verantwoordelyke kanselier, die de politiek
toch moest maken, kan eigenlyk niet meer mede
doenEn doet dan toch weer mede. Nog
jaren lang. Want dit alles speelt zich af jaren
lang voor den wereldoorlog.
Hoe was het ook eigenlijk mogeiyk met Wil
helm te werken, die de dolste dingen uithaalde.
Dat biykt ook uit de acten, die het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken te Berlijn na den
wereldoorlog publiceerde. Daarin verklaart Wil
helm, als hij hoort van de ontwapeningsplan
nen var den tsaar: „Venn er rr.'.c das anbietet,
schlage Ich ihn hinter die Ohren (waarschynlyk
een vervolmaking of aanvulsel van het in die
yder. tusschen tsaar en keizer gebruikelijke
wangen kussen bij persoonlijke ontmoetingen!)
En als de besluiten ter Haagsche vredesconfe
rentie z:'i genomen, kantteekent Wilhelm,
daarmede heel de arbitragegedachte verwerpend,
dat hij alleen vertrouwt op God en zyn scherp
zwaard, er vol keizerlijke majesteit aan toevoe
gend „En ik sch.... op al die besluiten".
Maar de ministers bleven.
Professor Edouard Branly, een bekende Fran
sche natuurkundige en de „vader van de Fran
sche radio", is dezer dagen negentig jaar ge
worden. Den geheelen dag bracht hy in zijn
laboratorium door in de Rue de Vaugirard.
Gedurende de laatste jaren komt hij niet uit
zyn laboratorium dan om te eten en te slapen
en hij houdt zich alleen met zijn wetenschap
pelijke onderzoekingen bezig. Verder inters-
seert hem niets.
Van Stavisky en de zaak „Prince" heeft hy
nooit gehoord. Deze dingen vertroebelen maar
zyn gedachten, welke hy geheel op de weten
schap concentreert. „Het leven is té kort," zegt
hy, „en ik heb veel te veel te doen, ik denk er
niet aan om my uit het wetenschappelijk leven
terug te trekken."
Zijn laboratorium is een verzamelplaats van
zyn ingenieuze vindingen. Men vindt er het
eerste radio-toestel, dat hy construeerde en
verder nog vele andere van zijn uitvindingen.
In een onder voorzitterschap van Mussolini
dezer dagen gehouden kabinetszitting werd be
sloten tot den bouw van een aantal nieuwe
mailschepen voor het transatlantisch verkeer,
die, vooral met het oog op de toenemende snel
heid der nieuwere schepen en het spoedig in
de vaart komen van de Britsche „Queen Mary'»
en de Fransche „Normandie", in staat zullen
moeten zijn op gunstige voorwaarden met de
buitenlandsche mailverbindingen te concurree-
ren. Nieuwe financieele lasten neemt de Ita
liaansche regeering hierdoor niet op zich, aan
gezien het de bedoeling is een deel van de reeds
ter bevordering van de koopvaardij beschik
baar gestelde credieten voor den aanbouw de
zer nieuwe schepen te gebruiken.
De Poolsche staatsspoorwegen hebben een
groot plan in bewerking, om bestaande stoom
treinen te vervangen door motortreinen. De
rytuigen zullen elk 86 passagiers kunnen bevat
ten en de treinen zullen een snelheid kunnen
ontwikkelen van 160 K.M. per uur, waardoor
de hoofdstad Warschau binnen vier uur ver
bonden is met alle belar.gryke grensplaatsen.
Men verwacht dat tegen Mei 1936 alle ex
press-treinen motortreine- -uilen zyn gewor
den. Des nachts zal men echter stoomtreinen
bïyven gebruiken, aangezien deze meer comfort
bieden.
De Civiele Kamer der Maastrichtsche Recht
bank heeft vonnis gewezen in een tweetal civiele
procedures van „Het Bureau voor Muziek-
Auteursrecht" „Buma" tegen de musici, die be
gin September j.l. in café „Germania" en in
„Grand Café" te Heerlen inbreuk pleegden op
het repertoire der eischeresse „Buma".
De musici H. Burmeister, H. W. K. Boke-
meyer, J. S. Daenen en A. J. Daenen werden
veroordeeld tot betaling eener schadevergoeding
in het geheel groot 370.zoomede der proces
kosten ad 132.05.
De musici E. Robert, M. Schmidt, E. Spittler,
A. Fhasbender, H. E. Ullmann werden veroor
deeld tot betaling eener schadevergoeding in het
geheel groot 570.— en tot betaling der proces
kosten bedragende 140.85.
In beide procedures werd den gedaagden op
straffe van een bedrag van 25.voor iedere
overtreding Cferboden zonder toestemming van
„Buma" in het openbaar muziek uit te voeren
waarop de „Buma" auteursrecht kan doen
gelden.
Voor de eischeresse trad als procureur op
mr. P, Janssen, advocaat te Maastricht. De ge
daagden hadden verstek laten gaan.
miiiiiiiiiiiimiiiniiiimiii
iiimiiiiiMiiiniiimmiiiin
i Vroeger nam zij om te zeggen
I Hoe zij 't een of ander vond I
i Graag het woordje mooi en snoezig
En ook schattig in den mond. 1
Maar de dag der overdrijving
Heet vandaag en daarom zal
Zij alleen den lofprijs zingen
Met het reuze-woordje knal!
Taartjes smaken niet meer lekker,
Maar de lipjes trekken smal
En zij zal verheerlijkt zeggen
De gebakjes waren knal!
Treft een hoedje haar bijzonder
Als een modieus geval,
Dan zegt zijvan al die hoedjes
Is dat êéne hoedje knal
Is een filmpuje haar bevallen,
Ook dan steekt zij weer van wal
En zij vat haar oordeel samen
In 't champagne-achtig knal!
I Spreek je haar van een soupeetje
Met als steeds na afloop bal,
't Is niet leuk meer en niet prettig,
1 Maar 't is kort en bondig knal!
Tennisspel is niet meer zalig
En een grapjas doet niet mal,
Maar de trap der overtreffing
Uit zich enkel nog in knal!
Zelfs den jongen, die haar hartje
Naar den aard der liefde stal
Wenscht zij niet te laten ploffen,
1 Maar toch zanikt zij vanknal!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
iaiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimin
Op 28 October, den nationalen feestdag ln
Italië, zal de Duce de pryzen uitreiken, welke
het fonds „Amaldo Mussolini" den landbouw-
wers toekent, wier families gedurende den lang-
sten tijd op een zelfde plaats woonachtig, het
land en de productie verbeterd hebben. Het aan
tal deelnemers aan dezen merkwaardigen wed
strijd bedraagt 5195. Een goede kans op den
hoofdprijs maken ongetwijfeld de gebroeders
Gioacchini, uit het dorp Paterno, naby Ancona,
die documenten hebben overgelegd, waaruit
blykt dat hun geslacht, steeds van vader op
zoon, gedurende meer dan duizend jaar steed?
eenzelfde gebied het bezit van de graven
Bonarelli bewoond en bewerkt heeft.
De „Rystvogel" is op thuisreis van Djask in
Bagdak aangekomen.
Als onderdeel van de jaarlyksche winter
hulp-campagne in Duitschland zal binnenkort
een serie van tien postzegels worden uitgege
ven tegen verhoogden prijs, waarvan de op
brengst ten goede zal komen aan de winter
hulp-campagne.
Elke postzegel vertoont hoofd en schouders
van een Duitschen arbeider of S.A.-man.
Te Singapore voert men een krachtige actie
om het opiumrooken tegen te gaan. In enkele
dagen zijn daar tweehonderd personen, die aan
de opium zün verslaafd, gearresteerd.
Ook zijn groote hoeveelheden opium in de
stad en op schepen in de haven in beslag ge
nomen.
cfiet vetfaal van den
ijnheer Gabriel Resumeaux Kwam thuis
Hij deed zijn overjas uit, zette zijn hoed
af en wreef voor het haardvuur zijn
koude handen. Dan ging hij naar zijn schrijf
bureau, zette zich neder en begon een brief te
schrijven op hemelsblauw papier, waar in den
linkerhoek bovenaan zich de letter N bevond.
„Gabriel, mijn beminde,
Alweer ben ik je zoo'n heerlijken dag ver
schuldigd en ik voel mij gedrongen je te schrij
ven om je te bedanken.
Negentien jaren zyn het geleden, sedert wij
elkander ontmoet hebben. Voor anderen zullen
die jaren moeilijk en lang geweest zijn, voor
ons niet. Ze waren zoo kort, zoo gelukkig! Onze
harten hadden elkander gevonden, altijd klop
ten zy eensgezind en de een zonder de ander
leidde maar een half bestaan.
Het was vandaag dus alweer de 23ste Januari
en wij volbrachten onzen jaarlijkschen pel
grimstocht. 23 Januari 1894 was ik alleen, was
ik wanhopig. Daar zat ik op een bank in het
park bij de kerk van de H. Drieëenheid. Toen
kwam jy en ging naast my zitten. Ik dacht:
„Ik moet heengaan." Ik begreep, dat je my zo'.:
aanspreken, maar ik was zoo vermoeid, dat het
my niets kon schelen.
Toen zei je: „Juffrouw, u zult zoo koud wor
den, als u hier blijft zitten." Uw stem was zoo
goedig, zoo hartelijk, dat ik begen te huilen.
Het was mijn moeder, die het laatst zoo vrien
delijk tot my gesproken had. U kwam dichter
bij mij en.... sedert ben ik nooit meer koud,
nooit meer wanhopig geweest.
O, liefste, toen wy vandaag aan onze bank
kwamen, leek het mij, dat die negentien jaren
slechts negentien minuten waren, dat het pas
geleden was, dat u myn hand greep. Toch is
niets veranderd, onze vriendschap is dezelfde
gebleven, negentien jaar oud en toch altijd
jong
En mijnheer Gabriel Resumeaux ondertee-
kende den brief met zijn fijn en bijna vrouwe
lijk handschrift: Nanda. Dan schreef hy zyn
eigen naam en adres op de enveloppe, deed den
brief erin en stond op om weer zijn jas aan te
doen en zijn hoed op te zetten, hy deed een
zeer dikke bouffante om zijn hals. waarin zyn
ooren halverwege verdwenen en ging weg.
„Hy stopt zich altijd zoo in, die oude kerel,"
zei z'n hospita tot haar vriendin naast de deur.
Dan ging zy voort: „Zijn dagen gaan voorbij
geregeld als een klok. Om acht uur zal hü
thuiskomen, dan leest hy zyn krant, eet een
boterham en een ei, drinkt een kop thee en
gaat naar bed. Ik zou wel eens willen weten,
waar zulke oude vrygezellen eigenlijk voor die
nen. Maar ja, hy betaalt goed. hy heeft een
goed inkomen."
Mynheer Resumeaux liep haastig naar de
standplaats der autobussen. Hij stapte in en
reed mee tot aan de Place de la Bastille. Daar
deed hy zyn brief in de bus en ging langzaam
terug naar huis. Negentien jaren reeds had hij
aan zichzelf zoo'n brief geschreven. Andere
bezigheden had hy niet.
Hy had werkelyk Nana ontmoet, op den
23sten Januari 1894 in het park by de kerk van
de H. Drieëenheid. Zij zag er zoo ongelukkig
en wanhopig uit, dat hij het waagde haar aan
te spreken. Zy antwoordde: „Ik heet Nanda
ik ben wees en ben naar Parijs gekomen om
muzieklessen te geven en zoo myn brood te
verdienen. Maar ik heb er geen kunnen vin
den en.... nu heb ik nog maar twee francs
over!" Zenuwachtig, verlegen had hij een bil
jet van 100 francs in haar armoedig mofje ge
stopt. Zij bleef zitten, rood van schaamte en
blijdschap tegelUk.
Toen was hy weer opgestaan, had zyn hoed
afgenomen met een hoffelyk gebaar en was
heengegaan zonder nog naar haar om te zien.
Dat was het eerste en eenige avontuur van zijn
leven! Hij was verlegen, hy was oud voor zyn
leeftyd en altijd sukkelend, een man met over
dreven nette manieren, de excentriciteit van
een oud vrijgezel, de sombere droefgeestigheid
van hen, die altijd alleen zijn.
Uit de aardigheid schreef hy aan zichzelf
den brief, dien Nanda hem misschien zou ge
schreven hebben, als hy niet zoo verlegen was
geweest. Toen hij dien eersten brief voltooid
had, de bekentenis van een liefde op het eerste
gezicht, adresseerde hy dien aan zijn eigen adres
De journalisten stonden klaar met blocnote en
potlood, de fotografen hadden hun toestellen
gereed om onmiddellyk het kruisvuur te kun
nen openen.
De onderzeeër lag thans aan de kade gemeerd,
waar het krioelde van belangstellenden. We
namen hartelijk afscheid van de bemanning
en den heer Wood, terwijl ik nog eens extra
afscheid nam van Harrison, die na het pyn-
lijk voorval aan boord een best kameraad was
gebleken. Ongemerkt wisten we van boord te
komen.
Nadat we in een der hotels wat uitgerust wa
ren, spoedden we ons naar het vliegveld om het
toestel dat Oom van den heer Wood had ge
kocht in oogenschouw te nemen. Het was een
pracht toestel en het bevatte alles wat we voor-
loopig op onzen verderen tocht mochten noo-
dig hebben.
We stapten beiden in en oom bracht de moto
ren aan 't draaien., Plotseling kwam er een
auto pylsnel het vliegveld oprijden, en stopte
vlak bij het toestel. De deur van de cabine
werd opengeworpen en daar verscheen Harri
son. Hij wierp my een grooten krans over den
schouder en riep: „Namens de bemanning van
de „First" en namens de wetenschappelijke we
reld, voor je moedig gedrag. Goede reis en veel
voorspoed." Daarna wierp hy de deur weer
dicht, en we taxiden over het veld.
IIMIIIIItMIMIIIMMIMIIIiailllllllltttllMIMIMt
MIIMMMtlll**!
en toen hij dien den volgenden morgen ont
ving, las en herlas hy het epistel met een
eigenaardige blijdschap. Zoo was hij doorge
gaan met schrijven en met het drootnen van
een kinderlijk geluk. Eiken morgen bezorgde
hem de ontvangst van die blauwe enveloppe
weer een genotvol uurtje.
Zijn hospita kwam de trap op, klopfe en zei
als naar gewoonte: „Mijnheer, hier is uw ont-
byt en de post."
Gewoonlyk zei hy dan: „Gauw. geef de
brieven," hoewel er toch maar een was. Maar
nu zei hy niets. Inplaats daarvan steunde hy.
„Bent u ziek?"
Zy trok de gor-
dynen op.
„O. o, arme
mynneer! U heeft
een beroerte!"
Zijn gezicht was
vertrokken, een
oog gesloten.
Snel liep zy naar haar kamer om naar een
dokter te telefoneeren en tevens naar de fami
lie, want die was zoo verstandig geweest haar
het adres te geven, voor het geval, da? er iets
met hem gebeurde. Dien middag kwam zyn
zuster mevrouw Houfflot, vergezeld van haar
echtgenoot. Zy keken ernstig, bezorgd, maar
verwachtten een erfenis.
De blauwe enveloppe was op den grond ge
vallen. Mevr. Houfflot raapte ze op er. ging
naar het raam om den brief te lezen. Wat een
schandaal! Wie zou ooit gedacht hebben, dat
Gabriel, zoo verlegen, zoo eenzelvig, brieven
ontving van een vrouw? Zeker zoo'n slecht
schepsel, dat dacht geld van hem te erven.
Toen zy aan de hospita ernaar vroeg, zei
deze: „Ja, mevrouw, iederen morgen ontving
uw broer zoo'n brief. Het schynt. dat hij een
vriendin had ergens in een voorstad van Pa-
rys."
Mevr. Houfflot maakte gebruik van de laat
ste levensuren van haar broer: „Misschien zal
je ziekte weken lang duren. Wij hebben nooit
veel omgang met elkander gehad, ik weet niets
af van je zaken. Ik zeg het niet graag
maarweet jedie Nandaals die
hier zou komen, wat moet ik dar> doen? Moet
ik haar- binnenlaten?"
Nu hief hij het hoofd op. „O, ja, laat haar
hier komen."
„Goed, hoor. Maar dat zou ik nooit van .ie
gedacht hebben, Gabriel."
Er kwam een glimlach op zijn gezicht, hij
scheen onder zijn hoofdkussen naar iets te zoe
ken, maar dan verstyfde zyn hand. Hy was
dood.
Zijn zuster sloot hem de oogen en ging de
hospita opzoeken Met haar zakdoek tegen haar
gezicht gedrukt, zei ze: „Als er een vrouw hier
zou komen, een vrouw, die zich Nanda noemt,
zeg haar dan, dat zij hier niets te maken heeft,
dat de familie voor alles zorgt."
En mynheer Houfflot voegde er aan toe:
„Als zy niet gewillig weggaat, haal de politie
er dan maar bij."
Maar een Nanda kwam er niet.
232e Oct. Heeren Middenstand (Blerick, Tt-
gelen, Venlo).
27—20 Jonge Werkman (L.).
31 Oct.2 Nov. Kring Bladel.
36 Nov. Ooy en Persingen, Leuth, Millin-
gen, Tegelen, Steyl.
6—9 Kring St. Anthonis,
1013 Voetbalclubs Meyel en Steyl.
1316 Baarlo,
1720 Hom.
2023 Dienstplichtigen.
27—30 Helden-Kessel.
1—3 Dec. Kring Bergeyk-Swalmen.
7—10 Horst-Hegelsom.
1114 Neer-Panningen.
1518 Venray.
&L
Nu komt er rustl Nu zijn oven-
bodige geluidssignalen verboden
(175.— boeteI). 'tWerd tijd: ze
toeterden er maar op losl Wie—?
A 7/yi -L-nA °p dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij Ilevenslange geheele ongeschiktheid t rt werken door JCQ een ongeval met eenNoIt eendoog 125.- duimof6 w^ringe? f S0.- been IAS f 40."
AllC (luOJITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeermgen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f I *JV. doodelyken afloop een voet oi een oog» v y e
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
by verlies van 'n
anderen vinger
21.
Zy knikte opnieuw en ons voorgaande,
opende zy een deur aan den rechterkant van de
gang.
„Dit is uw zitkamer," zei ze, terwyi ze het
licht aandraaide. „Het is een vricndeiyke,
luchtige kamer en ik heb vanmorgen nog
schoongemaakt."
Ik keek rond en zag, dat ik my in een
gewone „voorkamer-aan-straat" bevond, met
de goedkoope vitragegordynen. bet leeiijke be
hang en de eenigszins duffe lucht, die daar
thuis behooren. De achterwand van do kamer
tegenover de ramen bestond uit een porte-
brisé. Myn hospita schuifelde daar heen en
schoof een der deuren open.
„En dit Is de slaapkamer. U zult dat een
erg prettig en gemakkeiyk bed vinden, me
neer. Het ls het bed, waarop myn man ge
storven is."
„Dat klinkt rustig," antwoordde ik.
Terugkeerend naar de deur. betaalde ik den
Chauffeur, die de talrijke pakjes had Binnen
gebracht en rustig op zijn geld stond te
wachten.
Zoodra hy weg was, vroeg juffrouw Oldbury,
die ondertusschen de gordynen neergelaten had,
of ik iets wenschte te eten.
„Ik zal het u niet lastig maken," antwoordde
ik. „Ik moet toch nog uit."
„O het is niet lastig, .meneer, in het ge
heelniet lastig. Ik kan u een lekker bief
stukje klaarmaken en even gemakkeiyk alles
wat u maar zoudt willen hebben
Ik schudde mijn hoofd. Eenige weken ge
leden zou het aanbod van „een lekker bief
stukje" my een liemelsche boodschap ge
weest zijn, maar sindsdien was ik weelderiger
geworden. Ik had het plan mijn komst In Lon
den te vieren met een diner aat aan de gele
genheid gelijkwaardig zou zijn. Overigens had
ik ook andere dingen te doen.
„Neen, dank u," zei ik oesiist. „Ik heb niets
noodig dan wat warm water en een sleutel, als
u er een over hebt. Ik weet niet, hoe laat u
naar bed gaat en ik zou wel eens wat laat
thuis kunnen komen."
zy frommelde in haar zak en haalde een
beurs te voorschyn, waaruit zij het gevraagde
artikel opdook.
„Ik ben in den regel niet voor twaalf uur
op bed," zei ze. „Wanneer u misschien later
mocht komen, wilt u dan zoo vriendelijk zyn
het licht in de hal uit te doen? Ik zal u wat
warm water laten brengen door het meisje."
Zij ging weg en sloot de deur achter zich.
Ik nam myn pakjes en myn koffer sn bracht
ze naar de slaapkamer. Ik bekeek myn nieuwe
kleeren met een zekere voldoening, toen er
geklopt werd en „het meisje" binnenkwam met
het warme water, zy was het typisch daghltje
uit een huurhuis, een klein ding van ongeveer
zestien jaar, met een vuil gezicht en het haar
ln een staartje gewrongen,
„Alstublieft, mijnheer," zei ze. „Juffrouw
Oldbury wou weten of u 's morgen een bad
zult nemen."
„Je kunt zeggen, dat ik dat eiken morgen
zal doen. Hoe heet Je?"
Zy keek my met haar verwonderde kraal-
oogen aan.
„Gertie, meneer. Gertie 'Uggins."
Ik nam een paar gulden uit myn zak.
„Dat is voor jou, Gertie; ga daar eens alle
machtig lekker voor eten, zoodra je er de ge
legenheid toe hebt."
Ze knelde het geld in haar kleine, vuile
hand.
„Dank u, meneer," mompelde ze onhandig.
„Je hoeft me niet te bedanken Gertie.
Ik doe het eenvoudig uit egoïsme. Er zyn
genoegens, die gedeeld moeten worden, voor
men ze werkelyk genieten kan en daarvan ls
myn diner van vanavond er een."
zy leunde van het eene been op het andere.
„Ja, meneer," zei ze. Toen begon ze te
gichelen, keerde zich vlug om en verliet de
kamer.
Ik waschte en kleedde my langzaam, ervan
genietend, eindelijk weer eigen, sehoone
kleeren aan te kunnen trekken. Ik was be
sloten myn avond niet te laten bederven door
onaangename gedachten en mijn handelwyze
tegenover George in de komende dagen eerst
vanavond laat vast te stellen.
Een sigarette opstekend, verliet Ik het huis
en wandelde op mijn gemak Edith Terrace
langs. Het was myn bedoeling tot Victoria te
loopen en daar een taxi te nemen naar het
een of andere restaurant. Dit laatste was een
punt dat zorgvuldige overweging verdiende, en
terwijl lk voortwandelde, hield Ik er mij aan
genaam mee bezig, ie aantrekkelijkheid van
enkele Inrichtingen, waaraan ik de voorkeur gaf,
tegen elkaar af te wegen.
Tegen den tyd, dat sk Victoria bereikte was
ik ten gunste van Gaultier beslotenten
minste, wanneer Gamtier nog bestond. Het was
een restaurant, dat ln mijn tijd hoofdzakelijk
door artisten en door vreemdelingen werd be
zocht, maar het eten was daar beter dan
ergens anders ln Londen.
Ik wenkte een voorbyrtJdende taxi, welke
een oogenblik later klaar stond om my te laten
instappen.
Ik gaf den chauffeur het adres en keerde
mij om, om het portier te openen. Daardoor
zag ik dicht by op het trottoir een man. die
doelloos in de straat stond rond te kijken.
Een oogenblik vroeg ik my af, waar ik hem
vroeger had gezien en plotseling herkende
ik hem. Het was de man, dien wy op Edith
Terrace voorbygereden hadden, toen hy onder
een lantaarn een sigarette opstak, de man, die
mij aan een gevangenbewaarder had deen den
ken. Aan het litteeken op zyn gezicht, zag ik,
dat lk my niet vergiste.
Met een zeker gevoel yan ongerustheid
nam ik in de taxi plaats en trok de deur
dicht. De man op het trottoir besteedde geen
oogenblik aandacht aan mij, maar bleef doel
loos naar het verkeer staan kyken, tot wij
vooruitgeschoten waren en om den hoek van
Victoria Street verdwenen.
Dit voorval had een onaangenaam gevoel
bij my achter gelaten. Een ontsnapt gevaugene
is van nature geneigd wantrouwend te zün en
ik kon den indruk niet van my afzetten, dat
ik gadegeslagen en gevolgd werd. Wanneer dit
juist was, twyfelde ik er niet aan of ik wist
aan wien ik die eer te danken had. Het ,iad mij
nooit waarschynlyk geleken, dat McMurtrie my
geheel aan myn eigen lot in Londen zou over
latentenminste niet, voordat hy er zich
van overtuigd had, dat ik hem naar waarheid
myn bedoelingen had verteld.
En zelfs wanneer myn argwaan juist was,
behoefde ik mij niet ernstig ongerust te maken.
Het was heel goed mogelijk, dat de man op
het trottoir het adres verstaan had, dat ik den
chauffeur had opgegeven, maar dit was dan
juist wat ik maar wenschen kon Dmer bij
Gaultier dat klinkt heel natuurlyk als de
inleiding van een avond van verstrooiing en
tenzy ik werkelyk tj^ het restaurant gevolgd
werd, had lk niets te'vreezen.
Ik besloot echter by mijn verdere bewe
gingen uiterst voorzichtig te zijn. Wanneer
McMurtrie een verslag wenschte, zou hij het
hebben ook, maar ik zou alle voorzorg nemen
om te maken, dat het niets bevatte, wat zijn
wantrouwen in my ook maar eenigszins kon
verstoren.
Wij hielden stil voor Gaultier en ik zag met
groot genoegen, dat het gebouw, van buiten
tenminste, geen verandering had ondergaan
tydens mijn ballingschap.
Toen ik binnentrad, zag ik monsieur Gaal-
tier zelf, zoo dik en genoeglyk als ooit. Hij
kwam naar mij toe met een diepe buiging,
die nog steeds tot zyn gewoonten scheen te
behooren, en wees my een leege tafel in den
hoek. Ik had de neiging hem op den schouder
te kloppen en hem te vragen hoe de zaken
gegaan waren tydens myn afwezigheid.
Het was hoogst unwaarscliynlyk dat hij
myn stem zou herkennen, maar daar ik geen
onnoodig gevaar wilde locpen, zorgde ik er
voor, mijn stem eenigszins te veranderen, toen
ik met hem sprak.
„Goeden avond! Bent u mynheer Gaul
tier?"
Hij boog stralend.
„Wel, mynheer Gaultier, ik wenscb een
goed diner. Het is al een tyd geleden, dat ik
dat gehad heb."
Hij keek my aan met een mengeling van
sympathie en professioneele belangstelling.
„Monsieur is hongerig?" vroeg hij.
„Monsieur is hongerig," antwoordde "k, „en
bovendien een lekkerbek. U hebt alle gelegen
heid om uw kunst te toonen."
Hij rekte zich uit en keek een oogenblik
bezield naar het plafond; toen sloeg hy zich
tegen het voorhoofd.
„Monsieur," zei hij, „met uw permissie zal ik
den chef consulteeren."
.Wordt vervolgd.