Ml PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND De „pantsersprong" naar Agadir NEIL. LYNDON ONTSNAPT KIDERLEN WACHTER KNAL DINSDAG 23 OCTOBER 1934 Keizer Wilhelm en zijn ambtenaren Een krasse geleerde Snellere schepen in 't Atlantisch verkeer Spoorwegverbeteringen in Polen Duizendjarige trouw Postzegels voor de winterhulp Strijd tegen de opium Nanda s MEER STILTE JA ZEKERT.. U OOK! Deze staatssecretaris van Buiten- landsche Zaken was een der hoofd par sonen van de Duitsche Marokko- politiek De „vader van de Fransche radio BUMA en muziek-auteursrechten INDISCHE POSTVLUCHTEN RETRAITEN Eerstvolgende retraiten op Manresa te Venlo IJigl mm DOOR VICTOR BRIDCES Herr von Kiderlen Wachter was staats secretaris van Buitenlandsche Zaken van het Keizerrijk in de jaren 1909-1912. In 1924 verscheen, als mémoire, een verzameling Van om en naby duizend brieven van hem by fle „Deutsche Verlagsanstalt Stuttgart" onder den titel „Kiderlen W&chter, der Mensch und Staatsmann". Deze brieven heeft de toenmalige minister geschreven aan de dochter van een hoofdambtenaar in Mecklenburg, met welke dame hy zeer bevriend was. Hy was gewoon, alles met haar te bespreken. Hy zond haar zelfs de brieven, die hy aan koningen en kei zers en staatshoofden moest richten, ter beoor deeling en vooral ter correctie. Hy verried haar alles, zelfs de geheimste staatsgeheimen Wat zouden de aanhangers der monarchie een kabaal hebben gemaakt, als zoo lets was voor gekomen in de republiek van Weimar? Na den oorlog verschenen er voortdurend mémoires in Duitschland wij behandelden hier ter plaat se reeds die van Bethman Hollewg, Ludendorff en von Tirpitz mémoires, waarop men zonder uitzondering- ten slotte 'n Oostersche anecdote kan toepassen, dat men ze nameiyk nauweiyks op veertig kameelen kan laden, maar wier in houd in één woord is samen te vatten: mca maxima culpa! Kiderlen Wachter was een felle spotter. Alle figuren in zyn boek hebben meestal scherpe en komieke bynamen. Keizer Wilhelm heet de plotselinge, Bülow de aal, Bethmann de regen worm of de Buss-und-Bethmann en zoo voorts. Toen hy door Bethmann staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken werd benoemd, was de diplomatieke omcirkeling van Duitschland zoo goed als voltooid. Bethmann hoopte, dat Kider len het klaar zou spelen, dezen ring te breken en een betere verstandhouding met Engeland te doen ontstaan. De „Nibelungentreue", die „in schimmernder Wehr" met Oostenryk op den Balkan door dik en dun wilde gaan, was niet naar den smaak van den Balkankenner Kiderlen. Hy had zeer juist ingezien, dat het blinde achternaloopen van Oostenryk voor Duitschland levensgevaar lijk was. Of hij .e sterke man was geweest, om den wereldoorlog tegen te houden? Zelfs een Hellferich geloofde dat. Maar wy zyn toch eeningszins sceptisch: men moet nameiyk niet vergeten, dat Kiderlen de hoofdschuldige was aan den „pantsersprong naar Agadir". De on vruchtbare Duitsche Marokkopolitiek Joeg Frankryk even sterk in het harnas tegen Duitschland als de onvruchtbare vlootpolitiek Engeland. Onder dit gezichtspunt konden Ki derlen en Tirpitz elkander dus de hani geven. Over Tirpitz zegt de boosaardige Kiderlen: „Ik ben tegenstander van Tirpitz, omdrt ik vrees, dat zyn politiek ins den oorlog met En geland zal biengen. Ik houd Tirpitz voor den grootsten leugenaar die in Beriyn's straten rondloopt. Heb ik Je al de geschiedenis verteld Uit den Rijksdag? In de hoofdcommissie houdt Tirpitz een rede. Een oude ervaren afgevaar digde zit styf naar het plafond te kyken. Dat valt tenslotte een buurman op. Op diens vraag, waarom hy zoo kijkt, antwoordt de plafond- kyker: Ik wil zien hoe de balken buigen!" Zoo sprak een der paladynen van Wilhelm over den ander. En hoe oordeelt Wilhelm over zyn kanselier Bülow? Hy wyst den koning van Württemberg op een plek ln zyn tuin aan de Spree en zegt: «Hier heb ik dat loeder (Bülow) weggejaagd!" Daartoe bemerkt Kiderlen zeer juist: „Het ver- Wondert my alleen, dat hy „dat loeder" tien jaren lang in zyn dienst heeft gehouden. Valt op 1 -"zelf terug!" Tydens zijn regeering ging Keizer Wilhelm II ieder jaar aan boord van zyn jacht de „Hohen- zollern" langdurig op reis naar de Noorsche fjorden. Hy nam altyd een stel oude generaals mede. Ook Kiderlen moest een paar maal mede. ~>eze vertelt nu, dat deze hofgeneraals eiken morgen te zamen met den keizer op het dek gymnastische oefeningen moesten maken. De imperator lachte dan spottend, als de oude beenen der ongelukkige heeren niet meekonden en dienst weigerden. Hy deelde dan stooten uit die door die „feige, verlogene Gesellen im Ge- neralsuniform" devoot-dankbaar werden aan vaard, met de gebalde vuist in denzak. Karakteristiek voor den kroonprins is een brief, waarin deze Kiderlen iets op politiek ge bied voorstelt en om opheldering vraagt. Vol benydenswaardige zelfkennis schryft de toen malige troonopvolger: „Aber ich bin vielleicht zu dumm." Ook het uiterlyk van dezen brief is karakteristiek. Hij draagt aan den kop het por tret van een danseuse, en de kroonprins begint zyn officieelen brief aan den minister: „Ver- zeihen Sie dies blödsinnige Papier, ich habe aber kein anderes momentan". Als dat niet diep laat blikken! Een ander papiertje dan met een variété-meisje er op had mynheer niet! In deze mémores is weer duidelijk te zien. hoe dol er tegen en naast en door elkaar werd geregeerd onder het bewind van Wilhelm II. Het is werkelijk een raadsel in de geschiedenis van Duitschland, hoe het zoo lang heeft kunnen duren, tot het onvermydeiyke geschiedde, dat de ineenstorting pas gekomen is in 1918. Beth mann en Kiderlen nemen herhaaldelijk hun ontslag, als de keizer het te bont maakt, maar blijve: dan toch maar weer kleven. In 1911 by voorbeeld schrijft Bethmann: „Deze heele politiek van den keizer is eigenlyk zóó, dat ik haar niet meer kan medemaken". Men bedenke: de verantwoordelyke kanselier, die de politiek toch moest maken, kan eigenlyk niet meer mede doenEn doet dan toch weer mede. Nog jaren lang. Want dit alles speelt zich af jaren lang voor den wereldoorlog. Hoe was het ook eigenlijk mogeiyk met Wil helm te werken, die de dolste dingen uithaalde. Dat biykt ook uit de acten, die het Ministerie van Buitenlandsche Zaken te Berlijn na den wereldoorlog publiceerde. Daarin verklaart Wil helm, als hij hoort van de ontwapeningsplan nen var den tsaar: „Venn er rr.'.c das anbietet, schlage Ich ihn hinter die Ohren (waarschynlyk een vervolmaking of aanvulsel van het in die yder. tusschen tsaar en keizer gebruikelijke wangen kussen bij persoonlijke ontmoetingen!) En als de besluiten ter Haagsche vredesconfe rentie z:'i genomen, kantteekent Wilhelm, daarmede heel de arbitragegedachte verwerpend, dat hij alleen vertrouwt op God en zyn scherp zwaard, er vol keizerlijke majesteit aan toevoe gend „En ik sch.... op al die besluiten". Maar de ministers bleven. Professor Edouard Branly, een bekende Fran sche natuurkundige en de „vader van de Fran sche radio", is dezer dagen negentig jaar ge worden. Den geheelen dag bracht hy in zijn laboratorium door in de Rue de Vaugirard. Gedurende de laatste jaren komt hij niet uit zyn laboratorium dan om te eten en te slapen en hij houdt zich alleen met zijn wetenschap pelijke onderzoekingen bezig. Verder inters- seert hem niets. Van Stavisky en de zaak „Prince" heeft hy nooit gehoord. Deze dingen vertroebelen maar zyn gedachten, welke hy geheel op de weten schap concentreert. „Het leven is té kort," zegt hy, „en ik heb veel te veel te doen, ik denk er niet aan om my uit het wetenschappelijk leven terug te trekken." Zijn laboratorium is een verzamelplaats van zyn ingenieuze vindingen. Men vindt er het eerste radio-toestel, dat hy construeerde en verder nog vele andere van zijn uitvindingen. In een onder voorzitterschap van Mussolini dezer dagen gehouden kabinetszitting werd be sloten tot den bouw van een aantal nieuwe mailschepen voor het transatlantisch verkeer, die, vooral met het oog op de toenemende snel heid der nieuwere schepen en het spoedig in de vaart komen van de Britsche „Queen Mary'» en de Fransche „Normandie", in staat zullen moeten zijn op gunstige voorwaarden met de buitenlandsche mailverbindingen te concurree- ren. Nieuwe financieele lasten neemt de Ita liaansche regeering hierdoor niet op zich, aan gezien het de bedoeling is een deel van de reeds ter bevordering van de koopvaardij beschik baar gestelde credieten voor den aanbouw de zer nieuwe schepen te gebruiken. De Poolsche staatsspoorwegen hebben een groot plan in bewerking, om bestaande stoom treinen te vervangen door motortreinen. De rytuigen zullen elk 86 passagiers kunnen bevat ten en de treinen zullen een snelheid kunnen ontwikkelen van 160 K.M. per uur, waardoor de hoofdstad Warschau binnen vier uur ver bonden is met alle belar.gryke grensplaatsen. Men verwacht dat tegen Mei 1936 alle ex press-treinen motortreine- -uilen zyn gewor den. Des nachts zal men echter stoomtreinen bïyven gebruiken, aangezien deze meer comfort bieden. De Civiele Kamer der Maastrichtsche Recht bank heeft vonnis gewezen in een tweetal civiele procedures van „Het Bureau voor Muziek- Auteursrecht" „Buma" tegen de musici, die be gin September j.l. in café „Germania" en in „Grand Café" te Heerlen inbreuk pleegden op het repertoire der eischeresse „Buma". De musici H. Burmeister, H. W. K. Boke- meyer, J. S. Daenen en A. J. Daenen werden veroordeeld tot betaling eener schadevergoeding in het geheel groot 370.zoomede der proces kosten ad 132.05. De musici E. Robert, M. Schmidt, E. Spittler, A. Fhasbender, H. E. Ullmann werden veroor deeld tot betaling eener schadevergoeding in het geheel groot 570.— en tot betaling der proces kosten bedragende 140.85. In beide procedures werd den gedaagden op straffe van een bedrag van 25.voor iedere overtreding Cferboden zonder toestemming van „Buma" in het openbaar muziek uit te voeren waarop de „Buma" auteursrecht kan doen gelden. Voor de eischeresse trad als procureur op mr. P, Janssen, advocaat te Maastricht. De ge daagden hadden verstek laten gaan. miiiiiiiiiiiimiiiniiiimiii iiimiiiiiMiiiniiimmiiiin i Vroeger nam zij om te zeggen I Hoe zij 't een of ander vond I i Graag het woordje mooi en snoezig En ook schattig in den mond. 1 Maar de dag der overdrijving Heet vandaag en daarom zal Zij alleen den lofprijs zingen Met het reuze-woordje knal! Taartjes smaken niet meer lekker, Maar de lipjes trekken smal En zij zal verheerlijkt zeggen De gebakjes waren knal! Treft een hoedje haar bijzonder Als een modieus geval, Dan zegt zijvan al die hoedjes Is dat êéne hoedje knal Is een filmpuje haar bevallen, Ook dan steekt zij weer van wal En zij vat haar oordeel samen In 't champagne-achtig knal! I Spreek je haar van een soupeetje Met als steeds na afloop bal, 't Is niet leuk meer en niet prettig, 1 Maar 't is kort en bondig knal! Tennisspel is niet meer zalig En een grapjas doet niet mal, Maar de trap der overtreffing Uit zich enkel nog in knal! Zelfs den jongen, die haar hartje Naar den aard der liefde stal Wenscht zij niet te laten ploffen, 1 Maar toch zanikt zij vanknal! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) iaiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimin Op 28 October, den nationalen feestdag ln Italië, zal de Duce de pryzen uitreiken, welke het fonds „Amaldo Mussolini" den landbouw- wers toekent, wier families gedurende den lang- sten tijd op een zelfde plaats woonachtig, het land en de productie verbeterd hebben. Het aan tal deelnemers aan dezen merkwaardigen wed strijd bedraagt 5195. Een goede kans op den hoofdprijs maken ongetwijfeld de gebroeders Gioacchini, uit het dorp Paterno, naby Ancona, die documenten hebben overgelegd, waaruit blykt dat hun geslacht, steeds van vader op zoon, gedurende meer dan duizend jaar steed? eenzelfde gebied het bezit van de graven Bonarelli bewoond en bewerkt heeft. De „Rystvogel" is op thuisreis van Djask in Bagdak aangekomen. Als onderdeel van de jaarlyksche winter hulp-campagne in Duitschland zal binnenkort een serie van tien postzegels worden uitgege ven tegen verhoogden prijs, waarvan de op brengst ten goede zal komen aan de winter hulp-campagne. Elke postzegel vertoont hoofd en schouders van een Duitschen arbeider of S.A.-man. Te Singapore voert men een krachtige actie om het opiumrooken tegen te gaan. In enkele dagen zijn daar tweehonderd personen, die aan de opium zün verslaafd, gearresteerd. Ook zijn groote hoeveelheden opium in de stad en op schepen in de haven in beslag ge nomen. cfiet vetfaal van den ijnheer Gabriel Resumeaux Kwam thuis Hij deed zijn overjas uit, zette zijn hoed af en wreef voor het haardvuur zijn koude handen. Dan ging hij naar zijn schrijf bureau, zette zich neder en begon een brief te schrijven op hemelsblauw papier, waar in den linkerhoek bovenaan zich de letter N bevond. „Gabriel, mijn beminde, Alweer ben ik je zoo'n heerlijken dag ver schuldigd en ik voel mij gedrongen je te schrij ven om je te bedanken. Negentien jaren zyn het geleden, sedert wij elkander ontmoet hebben. Voor anderen zullen die jaren moeilijk en lang geweest zijn, voor ons niet. Ze waren zoo kort, zoo gelukkig! Onze harten hadden elkander gevonden, altijd klop ten zy eensgezind en de een zonder de ander leidde maar een half bestaan. Het was vandaag dus alweer de 23ste Januari en wij volbrachten onzen jaarlijkschen pel grimstocht. 23 Januari 1894 was ik alleen, was ik wanhopig. Daar zat ik op een bank in het park bij de kerk van de H. Drieëenheid. Toen kwam jy en ging naast my zitten. Ik dacht: „Ik moet heengaan." Ik begreep, dat je my zo'.: aanspreken, maar ik was zoo vermoeid, dat het my niets kon schelen. Toen zei je: „Juffrouw, u zult zoo koud wor den, als u hier blijft zitten." Uw stem was zoo goedig, zoo hartelijk, dat ik begen te huilen. Het was mijn moeder, die het laatst zoo vrien delijk tot my gesproken had. U kwam dichter bij mij en.... sedert ben ik nooit meer koud, nooit meer wanhopig geweest. O, liefste, toen wy vandaag aan onze bank kwamen, leek het mij, dat die negentien jaren slechts negentien minuten waren, dat het pas geleden was, dat u myn hand greep. Toch is niets veranderd, onze vriendschap is dezelfde gebleven, negentien jaar oud en toch altijd jong En mijnheer Gabriel Resumeaux ondertee- kende den brief met zijn fijn en bijna vrouwe lijk handschrift: Nanda. Dan schreef hy zyn eigen naam en adres op de enveloppe, deed den brief erin en stond op om weer zijn jas aan te doen en zijn hoed op te zetten, hy deed een zeer dikke bouffante om zijn hals. waarin zyn ooren halverwege verdwenen en ging weg. „Hy stopt zich altijd zoo in, die oude kerel," zei z'n hospita tot haar vriendin naast de deur. Dan ging zy voort: „Zijn dagen gaan voorbij geregeld als een klok. Om acht uur zal hü thuiskomen, dan leest hy zyn krant, eet een boterham en een ei, drinkt een kop thee en gaat naar bed. Ik zou wel eens willen weten, waar zulke oude vrygezellen eigenlijk voor die nen. Maar ja, hy betaalt goed. hy heeft een goed inkomen." Mynheer Resumeaux liep haastig naar de standplaats der autobussen. Hij stapte in en reed mee tot aan de Place de la Bastille. Daar deed hy zyn brief in de bus en ging langzaam terug naar huis. Negentien jaren reeds had hij aan zichzelf zoo'n brief geschreven. Andere bezigheden had hy niet. Hy had werkelyk Nana ontmoet, op den 23sten Januari 1894 in het park by de kerk van de H. Drieëenheid. Zij zag er zoo ongelukkig en wanhopig uit, dat hij het waagde haar aan te spreken. Zy antwoordde: „Ik heet Nanda ik ben wees en ben naar Parijs gekomen om muzieklessen te geven en zoo myn brood te verdienen. Maar ik heb er geen kunnen vin den en.... nu heb ik nog maar twee francs over!" Zenuwachtig, verlegen had hij een bil jet van 100 francs in haar armoedig mofje ge stopt. Zij bleef zitten, rood van schaamte en blijdschap tegelUk. Toen was hy weer opgestaan, had zyn hoed afgenomen met een hoffelyk gebaar en was heengegaan zonder nog naar haar om te zien. Dat was het eerste en eenige avontuur van zijn leven! Hij was verlegen, hy was oud voor zyn leeftyd en altijd sukkelend, een man met over dreven nette manieren, de excentriciteit van een oud vrijgezel, de sombere droefgeestigheid van hen, die altijd alleen zijn. Uit de aardigheid schreef hy aan zichzelf den brief, dien Nanda hem misschien zou ge schreven hebben, als hy niet zoo verlegen was geweest. Toen hij dien eersten brief voltooid had, de bekentenis van een liefde op het eerste gezicht, adresseerde hy dien aan zijn eigen adres De journalisten stonden klaar met blocnote en potlood, de fotografen hadden hun toestellen gereed om onmiddellyk het kruisvuur te kun nen openen. De onderzeeër lag thans aan de kade gemeerd, waar het krioelde van belangstellenden. We namen hartelijk afscheid van de bemanning en den heer Wood, terwijl ik nog eens extra afscheid nam van Harrison, die na het pyn- lijk voorval aan boord een best kameraad was gebleken. Ongemerkt wisten we van boord te komen. Nadat we in een der hotels wat uitgerust wa ren, spoedden we ons naar het vliegveld om het toestel dat Oom van den heer Wood had ge kocht in oogenschouw te nemen. Het was een pracht toestel en het bevatte alles wat we voor- loopig op onzen verderen tocht mochten noo- dig hebben. We stapten beiden in en oom bracht de moto ren aan 't draaien., Plotseling kwam er een auto pylsnel het vliegveld oprijden, en stopte vlak bij het toestel. De deur van de cabine werd opengeworpen en daar verscheen Harri son. Hij wierp my een grooten krans over den schouder en riep: „Namens de bemanning van de „First" en namens de wetenschappelijke we reld, voor je moedig gedrag. Goede reis en veel voorspoed." Daarna wierp hy de deur weer dicht, en we taxiden over het veld. IIMIIIIItMIMIIIMMIMIIIiailllllllltttllMIMIMt MIIMMMtlll**! en toen hij dien den volgenden morgen ont ving, las en herlas hy het epistel met een eigenaardige blijdschap. Zoo was hij doorge gaan met schrijven en met het drootnen van een kinderlijk geluk. Eiken morgen bezorgde hem de ontvangst van die blauwe enveloppe weer een genotvol uurtje. Zijn hospita kwam de trap op, klopfe en zei als naar gewoonte: „Mijnheer, hier is uw ont- byt en de post." Gewoonlyk zei hy dan: „Gauw. geef de brieven," hoewel er toch maar een was. Maar nu zei hy niets. Inplaats daarvan steunde hy. „Bent u ziek?" Zy trok de gor- dynen op. „O. o, arme mynneer! U heeft een beroerte!" Zijn gezicht was vertrokken, een oog gesloten. Snel liep zy naar haar kamer om naar een dokter te telefoneeren en tevens naar de fami lie, want die was zoo verstandig geweest haar het adres te geven, voor het geval, da? er iets met hem gebeurde. Dien middag kwam zyn zuster mevrouw Houfflot, vergezeld van haar echtgenoot. Zy keken ernstig, bezorgd, maar verwachtten een erfenis. De blauwe enveloppe was op den grond ge vallen. Mevr. Houfflot raapte ze op er. ging naar het raam om den brief te lezen. Wat een schandaal! Wie zou ooit gedacht hebben, dat Gabriel, zoo verlegen, zoo eenzelvig, brieven ontving van een vrouw? Zeker zoo'n slecht schepsel, dat dacht geld van hem te erven. Toen zy aan de hospita ernaar vroeg, zei deze: „Ja, mevrouw, iederen morgen ontving uw broer zoo'n brief. Het schynt. dat hij een vriendin had ergens in een voorstad van Pa- rys." Mevr. Houfflot maakte gebruik van de laat ste levensuren van haar broer: „Misschien zal je ziekte weken lang duren. Wij hebben nooit veel omgang met elkander gehad, ik weet niets af van je zaken. Ik zeg het niet graag maarweet jedie Nandaals die hier zou komen, wat moet ik dar> doen? Moet ik haar- binnenlaten?" Nu hief hij het hoofd op. „O, ja, laat haar hier komen." „Goed, hoor. Maar dat zou ik nooit van .ie gedacht hebben, Gabriel." Er kwam een glimlach op zijn gezicht, hij scheen onder zijn hoofdkussen naar iets te zoe ken, maar dan verstyfde zyn hand. Hy was dood. Zijn zuster sloot hem de oogen en ging de hospita opzoeken Met haar zakdoek tegen haar gezicht gedrukt, zei ze: „Als er een vrouw hier zou komen, een vrouw, die zich Nanda noemt, zeg haar dan, dat zij hier niets te maken heeft, dat de familie voor alles zorgt." En mynheer Houfflot voegde er aan toe: „Als zy niet gewillig weggaat, haal de politie er dan maar bij." Maar een Nanda kwam er niet. 232e Oct. Heeren Middenstand (Blerick, Tt- gelen, Venlo). 27—20 Jonge Werkman (L.). 31 Oct.2 Nov. Kring Bladel. 36 Nov. Ooy en Persingen, Leuth, Millin- gen, Tegelen, Steyl. 6—9 Kring St. Anthonis, 1013 Voetbalclubs Meyel en Steyl. 1316 Baarlo, 1720 Hom. 2023 Dienstplichtigen. 27—30 Helden-Kessel. 1—3 Dec. Kring Bergeyk-Swalmen. 7—10 Horst-Hegelsom. 1114 Neer-Panningen. 1518 Venray. &L Nu komt er rustl Nu zijn oven- bodige geluidssignalen verboden (175.— boeteI). 'tWerd tijd: ze toeterden er maar op losl Wie—? A 7/yi -L-nA °p dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij Ilevenslange geheele ongeschiktheid t rt werken door JCQ een ongeval met eenNoIt eendoog 125.- duimof6 w^ringe? f S0.- been IAS f 40." AllC (luOJITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeermgen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f I *JV. doodelyken afloop een voet oi een oog» v y e AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL by verlies van 'n anderen vinger 21. Zy knikte opnieuw en ons voorgaande, opende zy een deur aan den rechterkant van de gang. „Dit is uw zitkamer," zei ze, terwyi ze het licht aandraaide. „Het is een vricndeiyke, luchtige kamer en ik heb vanmorgen nog schoongemaakt." Ik keek rond en zag, dat ik my in een gewone „voorkamer-aan-straat" bevond, met de goedkoope vitragegordynen. bet leeiijke be hang en de eenigszins duffe lucht, die daar thuis behooren. De achterwand van do kamer tegenover de ramen bestond uit een porte- brisé. Myn hospita schuifelde daar heen en schoof een der deuren open. „En dit Is de slaapkamer. U zult dat een erg prettig en gemakkeiyk bed vinden, me neer. Het ls het bed, waarop myn man ge storven is." „Dat klinkt rustig," antwoordde ik. Terugkeerend naar de deur. betaalde ik den Chauffeur, die de talrijke pakjes had Binnen gebracht en rustig op zijn geld stond te wachten. Zoodra hy weg was, vroeg juffrouw Oldbury, die ondertusschen de gordynen neergelaten had, of ik iets wenschte te eten. „Ik zal het u niet lastig maken," antwoordde ik. „Ik moet toch nog uit." „O het is niet lastig, .meneer, in het ge heelniet lastig. Ik kan u een lekker bief stukje klaarmaken en even gemakkeiyk alles wat u maar zoudt willen hebben Ik schudde mijn hoofd. Eenige weken ge leden zou het aanbod van „een lekker bief stukje" my een liemelsche boodschap ge weest zijn, maar sindsdien was ik weelderiger geworden. Ik had het plan mijn komst In Lon den te vieren met een diner aat aan de gele genheid gelijkwaardig zou zijn. Overigens had ik ook andere dingen te doen. „Neen, dank u," zei ik oesiist. „Ik heb niets noodig dan wat warm water en een sleutel, als u er een over hebt. Ik weet niet, hoe laat u naar bed gaat en ik zou wel eens wat laat thuis kunnen komen." zy frommelde in haar zak en haalde een beurs te voorschyn, waaruit zij het gevraagde artikel opdook. „Ik ben in den regel niet voor twaalf uur op bed," zei ze. „Wanneer u misschien later mocht komen, wilt u dan zoo vriendelijk zyn het licht in de hal uit te doen? Ik zal u wat warm water laten brengen door het meisje." Zij ging weg en sloot de deur achter zich. Ik nam myn pakjes en myn koffer sn bracht ze naar de slaapkamer. Ik bekeek myn nieuwe kleeren met een zekere voldoening, toen er geklopt werd en „het meisje" binnenkwam met het warme water, zy was het typisch daghltje uit een huurhuis, een klein ding van ongeveer zestien jaar, met een vuil gezicht en het haar ln een staartje gewrongen, „Alstublieft, mijnheer," zei ze. „Juffrouw Oldbury wou weten of u 's morgen een bad zult nemen." „Je kunt zeggen, dat ik dat eiken morgen zal doen. Hoe heet Je?" Zy keek my met haar verwonderde kraal- oogen aan. „Gertie, meneer. Gertie 'Uggins." Ik nam een paar gulden uit myn zak. „Dat is voor jou, Gertie; ga daar eens alle machtig lekker voor eten, zoodra je er de ge legenheid toe hebt." Ze knelde het geld in haar kleine, vuile hand. „Dank u, meneer," mompelde ze onhandig. „Je hoeft me niet te bedanken Gertie. Ik doe het eenvoudig uit egoïsme. Er zyn genoegens, die gedeeld moeten worden, voor men ze werkelyk genieten kan en daarvan ls myn diner van vanavond er een." zy leunde van het eene been op het andere. „Ja, meneer," zei ze. Toen begon ze te gichelen, keerde zich vlug om en verliet de kamer. Ik waschte en kleedde my langzaam, ervan genietend, eindelijk weer eigen, sehoone kleeren aan te kunnen trekken. Ik was be sloten myn avond niet te laten bederven door onaangename gedachten en mijn handelwyze tegenover George in de komende dagen eerst vanavond laat vast te stellen. Een sigarette opstekend, verliet Ik het huis en wandelde op mijn gemak Edith Terrace langs. Het was myn bedoeling tot Victoria te loopen en daar een taxi te nemen naar het een of andere restaurant. Dit laatste was een punt dat zorgvuldige overweging verdiende, en terwijl lk voortwandelde, hield Ik er mij aan genaam mee bezig, ie aantrekkelijkheid van enkele Inrichtingen, waaraan ik de voorkeur gaf, tegen elkaar af te wegen. Tegen den tyd, dat sk Victoria bereikte was ik ten gunste van Gaultier beslotenten minste, wanneer Gamtier nog bestond. Het was een restaurant, dat ln mijn tijd hoofdzakelijk door artisten en door vreemdelingen werd be zocht, maar het eten was daar beter dan ergens anders ln Londen. Ik wenkte een voorbyrtJdende taxi, welke een oogenblik later klaar stond om my te laten instappen. Ik gaf den chauffeur het adres en keerde mij om, om het portier te openen. Daardoor zag ik dicht by op het trottoir een man. die doelloos in de straat stond rond te kijken. Een oogenblik vroeg ik my af, waar ik hem vroeger had gezien en plotseling herkende ik hem. Het was de man, dien wy op Edith Terrace voorbygereden hadden, toen hy onder een lantaarn een sigarette opstak, de man, die mij aan een gevangenbewaarder had deen den ken. Aan het litteeken op zyn gezicht, zag ik, dat lk my niet vergiste. Met een zeker gevoel yan ongerustheid nam ik in de taxi plaats en trok de deur dicht. De man op het trottoir besteedde geen oogenblik aandacht aan mij, maar bleef doel loos naar het verkeer staan kyken, tot wij vooruitgeschoten waren en om den hoek van Victoria Street verdwenen. Dit voorval had een onaangenaam gevoel bij my achter gelaten. Een ontsnapt gevaugene is van nature geneigd wantrouwend te zün en ik kon den indruk niet van my afzetten, dat ik gadegeslagen en gevolgd werd. Wanneer dit juist was, twyfelde ik er niet aan of ik wist aan wien ik die eer te danken had. Het ,iad mij nooit waarschynlyk geleken, dat McMurtrie my geheel aan myn eigen lot in Londen zou over latentenminste niet, voordat hy er zich van overtuigd had, dat ik hem naar waarheid myn bedoelingen had verteld. En zelfs wanneer myn argwaan juist was, behoefde ik mij niet ernstig ongerust te maken. Het was heel goed mogelijk, dat de man op het trottoir het adres verstaan had, dat ik den chauffeur had opgegeven, maar dit was dan juist wat ik maar wenschen kon Dmer bij Gaultier dat klinkt heel natuurlyk als de inleiding van een avond van verstrooiing en tenzy ik werkelyk tj^ het restaurant gevolgd werd, had lk niets te'vreezen. Ik besloot echter by mijn verdere bewe gingen uiterst voorzichtig te zijn. Wanneer McMurtrie een verslag wenschte, zou hij het hebben ook, maar ik zou alle voorzorg nemen om te maken, dat het niets bevatte, wat zijn wantrouwen in my ook maar eenigszins kon verstoren. Wij hielden stil voor Gaultier en ik zag met groot genoegen, dat het gebouw, van buiten tenminste, geen verandering had ondergaan tydens mijn ballingschap. Toen ik binnentrad, zag ik monsieur Gaal- tier zelf, zoo dik en genoeglyk als ooit. Hij kwam naar mij toe met een diepe buiging, die nog steeds tot zyn gewoonten scheen te behooren, en wees my een leege tafel in den hoek. Ik had de neiging hem op den schouder te kloppen en hem te vragen hoe de zaken gegaan waren tydens myn afwezigheid. Het was hoogst unwaarscliynlyk dat hij myn stem zou herkennen, maar daar ik geen onnoodig gevaar wilde locpen, zorgde ik er voor, mijn stem eenigszins te veranderen, toen ik met hem sprak. „Goeden avond! Bent u mynheer Gaul tier?" Hij boog stralend. „Wel, mynheer Gaultier, ik wenscb een goed diner. Het is al een tyd geleden, dat ik dat gehad heb." Hij keek my aan met een mengeling van sympathie en professioneele belangstelling. „Monsieur is hongerig?" vroeg hij. „Monsieur is hongerig," antwoordde "k, „en bovendien een lekkerbek. U hebt alle gelegen heid om uw kunst te toonen." Hij rekte zich uit en keek een oogenblik bezield naar het plafond; toen sloeg hy zich tegen het voorhoofd. „Monsieur," zei hij, „met uw permissie zal ik den chef consulteeren." .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7