Hoe Europeanen Amerika zien
s.o.s.
Met gemaal van den day
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
3
V.
NEIL.
LYNDON
ONTSNAPT
HET LAND VAN DE WAN-
CULTUUR
VRIJDAG 26 OCTOBER 1934
Men zou weigeren tal van dwaas
heden te gelooven, als de
Amerikaansche pers het
zelf niet vertelde
Waar het onmogelijke
mogelijk is
Meer huwelijken in
Turkije
Poincaré en de taxi
chauffeur
De collega van Barfhou
Verzoening tusschen
twee stammen
Oude Romeinsche
tempel
Papegaai j
Max Baer ontevreden
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDGES
Wie „America" zegt, bedoelt meestal iets te
zeggen aan het adres der Vereenigde Staten,
dat voor den Yankee minder aangenaam klinkt.
In „America" is alles beter, grooter, vlugger
dan in welk land ter wereld ook. „America"
groeide uit de kluiten met een vaart, die bet
zelf niet kon bijhouden en in de verbeelding
van menig bewoner der oude wereld loopt Ame
rika rond met een waterhoofd.
Dit waterhoofd is dan het waterhoofd der
cultuur, die het land van over there niet heeft
kunnen verwerken, waar het geen tijd voor had,
omdat het zoo druk was in zaken en omdat bui
ten de zaken alleen het oppervlakkig genoegen
werd nagestreefd.
Zoo leerden we „America" kennen als een
land van wan-cultuur, dat zijn eigen ontwik
keling niet heeft kunnen bijhouden, dat voort
durend in excessen verviel, excessen, die zoo
duidelijk waarneembaar zijn in de sensatie
pers en in de sensatie-films. Al die verhalen
van Tarzan en den man met de wassen beelden,
al die zieke filmverschijnselen, die sterren
aanbidding, die bewondering voor den best
seller, voor den bandiet en den durf-al en daar
naast de sentimenteele tranen, die de ongeluk
kige liefde iederen Amerikaanschen bioscoop
bezoeker dagelijks ontfutselt.
Herinner u de walglijke belangstelling in het
lot der Lindberghs, toen zij hun baby verloren
onder omstandigheden, die anderen dan Ame
rikanen met een eerbiedige stomheid zouden
geslagen hebben. Herinner u, hoe John Dillin-
ger vóór en na zijn dood het Amerikaansche
hart heeft doen kloppen, waarlijk niet alleen
uit angst, maar ook uit bewondering voor dezen
held en hoe men hem vereerde met een respect,
dat ver over de grenzen ging en dat onder meer
geïnspireerd werd door het feit, dat een heel
leger politie-ambtenaren moest ingespannen
worden om den boef te vtacttm. Bleef het daar
bij? Nadat de man docrr kógclsi doorzeefd was,
drenkte men zakdoeken in zijn bloed en scheur
de lappen uit zijn kleeren alsof het reliquieën
waren. En de eenige man, die bij dit alles stil
van smart had moeten zijn, Dillinger's vader,
betrad met een beleedigende luidruchtigheid de
planken van het bioscooptooneel om „lezingen"
te houden over het misdadig leven van zijn
zoon.
Niettemin wordt verzekerd, dat deze vader
geen slecht mensch is, maar als dit waar is,
als men het in Amerika mogelijk acht. dat een
normale vader zooiets doet, dan staan we toch
voor een „cultuur" die de leuze der schaamte
loosheid in het slappe vaandel draagt. Voegen
we hier aan toe, dat de politie, die_ temidcen
van deze voor onze gevoelens volkomen onbe
grijpelijke gebeurtenissen werkt, methodes toe
past tegenover verdachten, die aan brutaliteit
en hardheid niets te wenschen overlaten, die
den meest gevoelloozen misdadiger murw ma
ken, dan wordt de blik op dit raadselachtige
land pas recht verduisterd.
Verduisterd? Hier begint het pas. Morgen,
overmorgen begint het proces tegen Haupt-
man, den verdachte in den moord op baby
Lindbergh. De man heeft nog niet bekend en
dus is zijn schuld nog niet bewezen, maar reeds
nu heeft zijn reputatie wonderen van walg-
lijkheid verricht. Het leger der lynxen, die aan
het geval-Hauptman geld verdienen, neemt
met den dag toe. Een manicure, die toevallig
een blauwen Maandag met hem in een pen
sion heeft gewoond, wordt als een wereldwon
der beschouwd. Zij had foto's waarop zij met
Hauptman afgebeeld staat, verkoopt deze foto's
aan een blad en verdient schatten, terwijl haar
naam met een eerbiedig gefluister door Ame
rika gaat. De hospita van Hauptman geeft te
gen grof geld toegang tot haar huis aan de zie
kelijke nieuwsgierigen, die het interieur, waar
de man heeft gewoond, willen zien. Bij de
„transactie" tusschen de(n) moordenaar(s) en
de afgevaardigden van Lindbergh is een doos
gebruikt, die afkomstig bleek te zijn uit een
schoenwinkel.
Deze stupide toevalligheid werd een bron van
inkomsten voor de schoenenzaak, die haar
klanten niet meer bedienen kan wegens den
enormen toeloop. Talrijk zijn de café's en res
taurants, die rondbazuinen, dat Hauptman bij
hen kind aan huis is geweest en nóg talrijker
de kellners, die hem „van nabij" hebben ge
kend. Er zijn zoowaar ook nog gevangenen
die „iets" over Hauptman's verleden wisten en
zich voor deze wetenschap grof lieten betalen.
En in de stad, waar het proces zich zal af
spelen, heerscht sinds geruimen tijd een drukte
van 'belang. De bewoners bereiden zich voor
op een enormen toeloop van nieuwsgierigen,
slaan de verhuurborden aan hun huizen, ter
wijl de zakenlui geweldige voorraden inslaan en
natuurlijk de prijzen fantastisch omhoog
jagen. Het stadje kent zichzelf niet meer en
dankt zijn plotselinge vreugde en levenslust aan
niets anders dan aan een der meest weerzin
wekkende misdaden der laatste jaren. Het zou
onmenschelijk zijn, maar dwingen zulke ge
beurtenissen niet bijna tot de vraag, of moord
en doodslag niet mettertijd als weldaden be
schouwd zullen worden, omdat zij welvaart
brengen aan de zaken- en andere lui?
En intusschen is ook het onmogelijke moge
lijk geworden. De vrouw van Hauptman heeft
haar deur geopend voor een „manager" hem.,
binnengelaten en zoowaar een stoel aangeboden
inplaats van hem de oogen uit te krabben. En
zij heeft kan het waar zijn? een contract
met dit heerschap geteekend, waarin zij be
looft haar „mémoires" te zullen schrijven. Wat
zullen dat voor mémoires zijn?? Stel u een
Nederlandsche vrouw voor die mémoires gaat
schrijven omdat haar man een onschuldig kind
heeft vermoord en diepongelukkigen ouders geld
heeft afgeperst, of zelfs maar omdat haar man
van deze misdaden verdacht wordt!! Haupt
man's vrouw doet méé: zij heeft interviews
met persmuskieten. Ja zelfs treedt zij op voor
de geluidsfilm, opdat de ellende en de schande
van haar gezin langs optischen en auditieven
weg de wereld zal gaan. Zij en haar zuigeling,
die nog geen andere ellende kent dan den klas
sieken luierspelen voor camera en micro
foon. Men zou weigeren dit alles te gelooven,
wanneer niet de Amerikaansche pers zelf het
vertelde.
Maar als dit alles nu eens niet waar zou zijn?
Och, zou iemand zóó hard kunnen liegen?
In 1932 werden er te Istanboel 4813 huwelij
ken gesloten tegen 2899 in 1927. De cijfers too-
nen verder aan ,dat in Turkije de vrouwen tal
rijker zijn dan de mannen. Op 1000 mannen
zijn er 1079 vrouwen. Dit is echter niet het
geval in de groote steden, als Istanboel en An
gora, waar de mannen grooter in aantal zijn
dan de vrouwen.
Istanboel telt ongeveer 850.000 inwoners.
Hierin begrepen zijn 281.000 vrijgezellen en
165.000 ongehuwde vrouwen.
Van Raymond Poincaré wordt de volgende
anecdote verteld:
Op een dag, toen er weer eens ministerieele
Crisis in Frankrijk was, verliet Poncaré, die toen
maals minister van buitenlandsche zaken en
minister-president was, in allerijl het ministe
rie aan de Quai d'Orsay, om zich naar het
Elysée te begeven.
Poincaré, die zeer eenvoudig was en zelf geen
auto er op na hield, riep op straat een taxi aan
en zèi tot den chauffeur: „Naar het Elysée".
Bij een kruispunt kreeg de chauffeur het aan
den stok met een collega, die beweerde, dat hij
den voorrang had. Een heftige woordenwisseling
was het gevolg. Poincaré, die gehaast was, stak
zijn hoofd uit het portierraampje en zei: „Vrien
den, kijven jullie straks", en tot zijn chauffeur:
„Kom, maak af en breng mij vlug naar het
Elysée". Op deze woorden vormden de chauf
feurs een gemeenschappelijk front tegen Poin
caré.
„Neen maar, zeide de een, „waar bemoei jij
je mee?" en de ander: „Zeg, je bent toch niet
bij toeval de president van de republiek?"
Waarop Poincaré antwoordde: „Neen, president
van de republiek ben ik niet meer, ik ben nog
slechts president van den ministeerraad. Maar
men wacht op mij in het Elysée."
.'uiiiiiiiiiiiiiiiiii minium
1111111111II11111111111111111
Van Barthou doet op het oogenblik de volgen
de anecdote de ronde.
Op zekeren dag toen Barthou in een bureau
de tabac kwam en een pakje „Gauloises-Bleu"
vroeg, kreeg hij op zijn vraag ten antwoord,
dat deze op het oogenblik niet in voorraad wa
ren. Barthou was daarover zeer verwonderd,
vooral toen de man achter de toonbank zich be
ijverde hem een pakje buitenlandsche sigaretten
te verkoopen.
„Zeg vriend", zei hij, „sinds wanneer wordt
een Franschman door een officieele tabaksver-
kooper van den Franschen staat genoodzaakt een
buitenlandsch product te rooken?"
„Mijnheer", zei de winkelier, „als u zich over
mij te beklagen hebt, moet u bij den minister
van financiën wezen".
„Goed", zeide Barthou, „ik zal niet nalaten
met mijn collega hierover te spreken." En liet
den tabakdebitant onthutst achter.
„Wie was die snuiter", vroeg deze aan een
anderen klant.
„Louis Barthou", was het antwoord.
Ook al leest men van successen
En van goudblok in de krant, S
Dan is daardoor nog niet alles f
1 Zoo rooskleurig in het land!
I Zeker, het succes der Uiver
I Is oprecht en glad verdiend
I En wij zijn zoo in gedachten
I Met de vliegers best bevriend. I
Ook de goud-voorraad is stijgena
En de gulden houdt zich goed,
Zoo, dat elke gave gulden f
't Nog met honderd centen doet
Maar er is ook nog iets anders,
Zeer omvangrijk zelfs in lijn,
Doch waarbij helaas successen
Nog al ruimafwezig zijn!
I Er is in ons land een schare
Van een jeugd, die werkloos is.
i Als die naar succes wil grijpen,
Is dat grijpentelkens mis! 1
Arbeid is er niet voldoende,
Werklust evenwel volop
En zoo krijgen arbeidzoekers
Steeds de kousen op den kop!
Maar die jeugd moet toch geholpen
Ieder weet dit, dus ook u.
Want de toekomst die zal dagen
Is juist aan de jeugd van nu!
Arbeid moet men haar verschaffen,
Want het brengt slechts narigheid
I Als een flinke jonge kerel
Tijd in ledigheid verslijt! 1
Steun dus hen, die werken willen.
i Luister naar het S. OS.
I En de groote race naar arbeid
Eindigt vastmet een succes!
1 MARTIN BERDEN
'.Nadruk verboden)
üiiiiiiuiiiiliilllllillillilillilliiiiiililliiiiliiiiiiiiiiilllllliiiiiiilliiiiiiiiiiir
Te Umbumbulu op 40 K.M. afstand ten Zui
den van Durban heeft op uitnoodiging van
den Hoogen Commissaris voor Inboorlingen -
zaken in Natal een plechtigheid plaats gehad,
die een einde maakte aan een veete, die se
dert jaren tusschen twee Zoeloe-stammen be
stond. De bijeenkomst werd niet alleen bijge
woond door regeeringsautoriteiten, maar tevens
door den regent van den Oesoetoe-stam.
Mstyeni-ka-Dinizoeloe, het hoofd van de ko
ninklijke Zoeloe-dynastie en van het Koninklijk
Huis der Zoeloes. Dit is de eerste maal dat de
regeering hem in deze positie erkent, hoewel
hij officieel door de regeering tot „induna", op
perhoofd, is benoemd, in welke functie hij ech
ter nooit behoeft op te treden. De regeerings-
commissaris deelde de beide stamhoofden, die
zich verzoenden door elkaar plechtig de hand
te schudden, mede dat zij, indien de ongere
geldheden tusschen hun stammen zich zou
den herhalen, als stamhoofd afgezet zouden
worden. De beide stamhoofden dankten Mstyeni
voor zijn bemiddeling en spraken de hoop uit,,
dat men vaker zijn diensten als hoofd van het
Koninklijk Huis der Zoeloes zou inroepen om
een einde te maken aan twisten tusschen an
dere stammen.
Te St. Martin des Alenoy bij Charolles in
Frankrijk zijn de overblijfselen gevonden van
een Romeinschen tempel, die nog vrij goed be
waard is gebleven. Men neemt aan, dat de tem
pel uit de tweede of derde eeuw n. Chr. da
teert.
Met angst en vreeze zag Nicola Antejef den
grijsgelakten auto van den po!itie-in-
specteur Corindo naderen. De zon brand
de over den stoffigen weg en het wijde land'
slechts op de oude hacienda, waarin An te je*
zijn bar had gevestigd, was een verkoelende
schaduw te vinden. Voor den ouden gerimpel-
den Rus was het niet moeilijk te raden, waar
om de politie-inspeeteur Corindo op dezen
gloeiend-heeten middag naar zijn bar kwam.
Over het hoofd van den grijsaard waren revo
luties en oorlogen gegaan, den halven aardbol
had hij doorkruist, om zich eindelijk, ver van
zijn land, in het heete Brazilië te kunnen ves
tigen. Hier woonde hij nu met zijn twintig
jarige dochter Sacha, zooals hij haar ten
minste noemde, want haar naam was anders
en langer: eindelijk meende de banneling tot
rust te zijn gekomen.
De menschen waren hier ruw, maar een
voudig, hij kon goed met hen over weg en
vooral het havenvolk bezocht zijn bar gere
geld. In volle waarheid kon Nicola Antsjef zeg
gen dat de zaken goed gingen. Alleen was er
de laatste maanden een kink in den kabel ge
komen.
De politie-inspeeteur Corindo was in de bar
verzeild geraakt en had zich zeer vrijpostig ge
dragen tegenover de twintig-jarige Sacha. Ver
scheidene mannen waren daarbij tegenwoordig
geweest, maar zij hadden een anderen kant
uitgekeken, want de politie-inspeeteur Corindo
had heel wat te vertellen. Waarom zouden zii
zich mengen in zaken die de hunne niet wa
ren, terwijl er bovendien de kans bestond da+
zij zelf er door in moeilijkheden raakten?
De eenige, die voor Sacha opkwam, was haar
papegaai geweest, die nijdig tot Corindo had
geschreeuwd:
„Dief! Dief! Krauw!"
Maar Corindo had er om gelachen en was
vaker teruggekomen, veel vaker dan Antejef
lief was. En hoe Sacha hem ook liet blijken niet
van zijn attenties gediend te zijn, niets kon
den politie-inspeeteur van verdere bezoeken
terughouden. Zelfs scheen hij niet te bemerken
dat zijn aanwezigheid in de bar een zwaar-
geladen atmosfeer schiep, die als lood op ieder
een drukte en elk oogenblik dreigde los te
barsten.
En thans zag Antejef opnieuw den auto van
den politie-inspeeteur naderen. Het was mid
dag en de bar was leeg. Corindo grinnikte, toen
hij deze omstandigheid opmerkte, maar oogen-
blikkelijk was hij weer ernstig. Hij trad bin
nen en groette Antejef kortaf. In het achter
huis had Sacha gezongen, maar bij Corindo's
binnenkomst was het luchtige gezang ver
storven.
„Warm vandaag," merkte Corindo op. Dat
was bedoeld als inleiding tot een gesprek, maar
tegen zijn gewoonte in bleef Corindo staan.
Zijn breede figuur vulde als het ware het ge-
heele, lage vertrek. Antejef keek hem met on
doorgrondelijke oogen aan.
„Ja, warm!" antwoordde hij zonder belang
stelling.
En toen ineens kwam Corindo op het eigen
lijke doel van zijn bezoek.
„Er is hier vorige week een moord gepleegd,"
zei hij. „Je zult er wel van af weten Antejef.
Op ongeveer twee k-lometer van hier werd een
zeeman, John Carters, doodgeschoten.
Antejef knikte. Ja, hij had er van gehoord
Maar waarom kwam de politie-inspeeteur hem
dat vertellen" Moest hij getuigen of zooiets?
„John Carters was maandenlang een trouwe
bezoeker van jouw bar," vervolgde Corindo, „er
den laatsten tijd heb je herhaaldelijk ruzie
met hem gehad."
Nicola Antejef voelde een onheil naderbij
komen. Hij gaf geen teeken van instemming
of ontkenning. Hij staarde slechts naar het
roode gelaat van den politie-inspeeteur, in
pijnlijke afwachting van hetgeen volgen zou.
„Je hoeft dit niet te ontkennen," ging Corindo
door, „want de heele buurt is er mee bekend.
Waarover de ruzie ging is voor ons van min
der belang. Dat wordt later wel uitgezocht. Een
feit is echter dat John Carters dood en beroofd
werd aangetroffen. Je weet dat hij de gewoonte
had een zilveren armband te dragen, een
mooi en vermoedelijk kostbaar sieraad. Die
Ik keek om mij heen. Niets van Oom Sydney
te bekennen. Toen kroop ik langzaam over den
grond verder, in de richting waar de wolken
't minst waren. Eindelijk bereikte ik 'n plekje,
als 't ware een eilandje midden in de kokende
omgeving. Ik stond op ijsgrond en rondom
dampten de stoomwolken voort. Ik trachtte ae
zware wolken met mijn oogen te doorboren,
doch helaas ik kon niets zien. Wel het vlieg
tuig, dat een eindje van mij was.
Ik wist wat. Ik zou den omtrek gaan onder
zoeken en om niet te verdwalen zou ik een
kluwen touw, die in de gereedschapskist lag,
aan het toestel vastbinden. Daarop kroop ik
weer naar het vliegtuig. Deze tocht was een
marteling. Af en toe had ik het gevoel of ik
levend gekookt werd. Het angstzweet brak mij
uit.
Eindelijk had ik het vliegtuig weer bereikt
en het touw gevonden, dat ik aan het toestel
vastmaakte en toen langzaam liet afrollen,
naarmate ik mij verder van de machine ver
wijderde, totdat ik weer op het ijseilandje was
aangekomen. De inspanning was mij te machtig
gebleken en uitgeput stortte ik neer.
Toen ik wat bekomen was, bedacht ik wat ik
nu verder moest aoen. Ik bond mijn zakdoek
op de plaats, waar het eilandje was. Vervol
gens besloot ik op onderzoek uit te gaan, het
touw al vierend achter mij latend, zoodat ik
gemakkelijk den terugtocht weer kon vinden.
armband werd niet op het lijk aangetroffen.
Hieruit concludeeren we da± roof de drijfveer
van de misdaad was. Temeer, daar er vele
menschen zijn die getuigen kunnen, dat John
Cartens den armband nog heeft gedragen op
den avond vóór zijn dood."
Antejef knikte.
„Ik zou dat zelf kunnen getuigen," sprak hij
langzaam, „want Carters heeft dien avond hier
doorgebracht."
„Juist!" zei Corindo. „Heel den avond heeft
hij in deze bar gezeten en tegen elf uur is hij,
na nog eens opnieuw ruzie met jou te hebben
gehad, weggegaan. Niet lang daama heeft men
jou het huis zien verlaten, gewapend met een
geweer. En bovendien zijn er menschen die
onder eede kunnen verklaren dat je pas bent
teruggekeerd een half uur nadat Carters werd
doodgeschoten. Dat is een zeer ernstig feit,
Antejef!"
Nicola Antejef was een weinig bleeker ge
worden.
„Ik ben op de ganzenjacht geweest," ant
woordde hij. „Je wilt toch niet beweren dat ik
van den moord verdacht word?"
„Dat was juist
wel mijn bed„e- i'"""""""j
ling," zei Corindo. Qnrhsi 'c
„Ik heb veel be- OUCriU
wijzen en getui- I
gen.1
„Ik ben on-
schmdigzei
Antejef met vaste stem.
,,'t Is mogelijk," antwoordde Corindo dubbel
zinnig. „Overigens heb ik Sacha nog niet gezien
vandaag. Waar is ze? Komt ze niet bedienen?"
Op dat oogenblik begreep Antejef waar de
politie-inspeeteur heen wilde. En hij zag den
strik die om hem gespannen stond en waaruit
slechts Sacha hem kon redden. De politie-in
speeteur was niet erg kieskeurig in het gebrui
ken van hulpmiddelen, waar het gold zijn doel
te bereiken. En zijn doel was Sacha!
Antejef stond plotseling rechtop.
„Ga mijn huis uit!" zei hij strak, maar met
een vreeselijke dreiging in zijn stem.
„Ik geef je de verzekering dat het in mijn
macht ligt om de zaak te regelen," zei Corin
do. „Met dien moorden met Sacha...."
„Ga heen!" Antejef's stem striemde als een
zweep en Corindo ging. Uiterlijk kalm. maar
inwendig razend van dolle drift. Antejef zag
hem in zijn grijs-gelakten auto verdwijnen. Hij
keek somber, want hij wist wat hem nu boven
het hoofd hing.
Dadelijk daarop kwam Sacha het vertrek
binnen, de papegaai op haar schouder. Ze had
een kleur van opwinding. Vermoedde zij iets
van de val die voor haar vader openstond?
Antejef stelde haar gerust.
Tegen den avond, de bar was nu gevuld met
een groot aantal personen, waaronder ook twee
vreemdelingen, kwam Corindo terug, vergezeld
van twee agenten. Op ruwe wijze drongen zij
binnen, waarna Corindo^last gaf Antejef te ar
resteeren, beschuldigd van roofmoord. In de
bar werd het thans doodstil. De mannen keken
zwijgend toe en waagden het niet te protes
teeren. De twee vreemdelingen lieten hun spel
ir den steek en luisterden. Hoog, bovenop de
tapkast, die tot den zolder reikte, zat de pape
gaai.
„Ik beschuldig je van moord op John Car
ters enVerder kwam Corindo niet. Nie
mand wist precies wat er gebeurde, maar op
dat oogenblik fladderde er iets door de lucht,
er klonk geschreeuw en even later zagen de
mannen hoe Corindo verwoed aan het vech
ten was met Sacha's papegaai. Woedend greep
hij naar den vogel, maar deze wist, zij het dan
gehavend, te ontkomen en zette zich óp
Sacha's schouder.
In zijn bek droeg het dier een zilveren arm
band, dien het uit Corindo's borstzak had ge
stolen
Een kreet van ontzetting klonk door het lo
kaal. Corindo stond in het midden, alleen, ter
wijl iedereen achteruit ging. Op aller gezicht
las hij de vreeselijke beschuldiging en dat
maakte hem razend. Hij vloog op Sacha af,
maar nu werd hij plotseling weerhouden door
de twee vreemdelingen.
„Halt! senhor!"
Corindo keek op. En toen werd het hem dui
delijk dat hij een verloren spel speelde. Voor
hem stond de provincie-gouverneur en daar
achter de chef van de distr.cts-politie!
Nicola Antejef herademde. Een zware last
was van zijn schouders genomen. Hij omhelsde
Sacha en streelde den papegaai, terwijl Corindo
naar zijn sombere bestemming werd gevoerd.
til 1 '1 op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f f>fif)f) _bij levenslange geheele ongeschiktheid t rt
AllC ODOIITI€ S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeeringen T «J verlies van beide armen, beide beenen of
werkendoor f 7C/I bij een ongeval met f OC/J m bij verlies van een band 1 OC
beide oogen T t OU»" doodelijken afloop# een voet of een oog# t£tO»
Max Baer, de wereldkampioen zwaargewicht,
heeft stelling genomen tegen de plannen van
de directie van de Madison Square Garden,
om hem volgende jaar Juni tegen Steve Hamas
te laten uitkomen en tegen den winnaar van
de match Lasky-Schmeling.
Hij wees er op ,dat Hamas, die Amerika's
jongste en meestbelovende zwaargewicht is,
Schmeling en Lasky reeds verslagen heeft, en
dat hij eerst tegen Camera zal uitkomen. Baer
verklaarde dat als ze geen behoorlijken tegen
stander voor hem vinden, zijn contract met
Madison Square Garden vernietigd moet wor
den. Hij is niet bang om een ander contract
te vinden b.v. in New York of Philadelphia.
s van *n
oij verlies van een Cfl bij een breuk van Afï bij verlies
luim of wijsvinger T OU.mbeen of arm# Tl/." anderen vinger
gevallen verzekerd voor een der volgenae uivKeeringen wwv.
24.
Toen hij een eindje over het trottoir was
Voortgegaan, stond ik op van mijn bank en
ging hem na, aan den overkant van de straat.
Dit was gemakkelijk genoeg, want hij liep
langzaam, terwijl hij voor zich op de steenen
keek, als iemand, die geheel door zijn gedach
ten in beslag genomen wordt.
Toen George, links afsloeg naar Victoria
Street, stapte ik wat door, zoodat ik den af
stand tot ongeveer honderd meter verminderde
en naarmate hij het station naderde, vermin
derde ik den afstand en gedurende de gansche
Wandeling langs Victoria Street was ik geen
tien meter meer van hem verwijderd
Het kantoor van onze firma, dat ik inder
tijd uitgekozen had, was op de eerste ver
dieping. George ging oe deur binnen en liep
onmiddellijk de trap op; ikzeli bleef een oogen
blik aan den ingang staan en keek naar de
groote, koperen plaat met Lyndon and Mar-
Wood" erop, terwijl ik mij afvroeg, wat nu te
doen. Het was vreemd nu te denken aan alles,
wat er gebeurd was sinds ik het laatst die trap
was opgegaan.
Recht tegenover net kantoor was een res
taurant. Het was er gekomen na mtin tijd,
maar ik zag, dat voor het venster op de eerste
verdieping eén tafel stond, waarvan ik prachtig
het huis aan den overkant zou kunnen waar
nemen; ik besloot dus, hier voorloopig mijn
wachtpost te vestigen, stak de straat over en
opende de draaideur. Binnen was een slaperige
kellner in hemdsmouwen bezig met het rust-
gunnende werkje van servetten vouwen.
„Goeden morgen," zei ik; „kan ik boven
wat koffie krijgen en wat te eten?"
Hij keek mij een oogenblik aan, of ik hem
aan het schrikken gemaakt had en hij eerst
tot zichzelf moest komen.
„Zeker, meneer, Te vroeg voor lunch, meneer.
Ham-and-eggs?"
Ik knikte. Ik had eggs-and-bacon voor ont
bijt gehad en ham-and-eggs klonk als een
veelbelovende variant op 't principe aat men
niet verschillende dranken door elkaar moet
drinken.
„Heel goed," zei ik. „En zoudt u mij ook
een vel papier en inkt mee kunnen brengen?
Ik heb nog een brief ;e schrijven."
Dit was niet geheel de waarheid, maar het
scheen mij een goed motief om eemgen tijd
te blijven zitten, zonder al te veel de nieuws
gierigheid te trekken.
Toen ik boven gekomen was, en aan de tafel
had plaats genomen, zag ik, dat mijn ver
wachting geheel juist was. Ik zag recht in
de groote kamer van ons kantoor en kon zelfs
twee klerken, die aan hun lessenaars zaten te
werken, zoo duidelijk waarnemen, dat ik hun
trekken kon onderscheiden. Beiden waren
vreemden voor mij, maar ik was hierover niet
verbaasd. Ik had altijd vermoed, dat George het
vroegere personeel voor het grootste gedeelte
ontslagen zou hebben, wanneer zij ten minste
niet zelf hun betrekking bij hem hadden opge
zegd. Mijn neef zelf zag ik niet. Hij moest of
in zijn eigen heiligdom zijn of in de groote
achterkamer, waar ik gewoonlijk met mijn
assistent Watson werkte.
Het was mij natuurlijk onmogelijk veel van
den overvloedigen schotel ham-and eggs, dien
de kellner mij bracht, te eten, maar ik talmde
er zoo lang mogelijk mee en slaagde erin, een
kop vrij neutrale koffie naar binnen te krijgen.
Daarna stak ik een nieuwe sigaar op en toen
de tafel was afgeruimd en de kellner mij schrijf
materiaal had gebracht, veinsde ik mijn brief
te beginnen.
Natuurlijk bleef ik den geheelen tijd den
overkant van de straat scherp waarnemen en
ik begon juist te denken, dat ik op deze wijze
roekeloos verkwistend mijn tijd besteedde,
toen ik plotseling George uit zijn pnve-Kan
toor in de groote kamer zag komen met zijn
hoed op en een parapluie in zijn hand. Hij
sprak met een van de derken alsof hij hem
enkele instructies gaf en verliet de kamer, de
deur achter zich dichttrekkend.
Ik sprong op en terwijl ik mij nog de trap
afhaaAtte, riep ik den verbijsterden kellner
toe, mijn rekening op te maken. Daar ik langer
dan anderhalf uur rustig boven had gezeten,
scheen hij mijn haast geenszins redeloos te
vinden; hij was tenminte zoo lang oezig met
mijn rekening, dat ik ten slotte vijf Shilling
neerlegde en hem er mee bezig liet.
Ook nu was ik nauwelijks op tijd. Toen
ik op straat kwam, was George de deur aan
den overkant al uit. Hij zag er minder bekom
merd uit dan tevoren. Hy was nu weer echt
het type, zooals hij was, toen hy my in de
gevangenis wierp. Hoe sterk ik mii ook ver
zette, ik kon een gevoel van bitteren haat niet
onderdrukken.
Hy begaf zich, stevig doorstappend in de
richting van de Houses of Parliament en de
straat overstekend, bieef ik voorzichtig ach
ter hem aan gaan. Zoo bracht hy my langs
Whitehall, over Trafalgar Square en langs
Charing Cross Road naar Piccadilly.
Langzamerhand was het „jagersinstinct,"
zooals men dat noemt, in mij ontwaakt Ik
had het onverklaarbare gevoel, dat er iets zeer
belangryks zou gebeuren en toen George
Bondstreet insloeg, verhaastte ik myn schreden
tot ik weer even dicht by hem was gekomen
als den eersten keer.
Plotseling hield ik stil op het drukste ge
deelte van het trottoir en ging een deur naast
een sigarenwinkel oinnen. Met enkele oassen
had ik de plek bereikt, juist op tyd om hem
te zien verdwijnen om de wending tan een
steenen trap.
Er waren twee kleine koperen naamplaten
op de deur, waar ik my nieuwsgierig .laar toe
wen:'de om te zien, wien ie eer van zyn be
zoek gold. Op de eene stond: „Dr. Rich.
Jones, M. D." en op de andere: ..Mile. Vivien."
Toen ik den laatsten naam las. kwam die
my bekend voor; plotseling .erinnerde ik my
het potloodbriefje op Tommy's deur en de wel
willende ,JVIlle. Vivien", die oereid was zijn
telegrammen in ontvangst te nemen.
Dat was een merkwaardige overeenkomst.
Maar ik was te verlangend om uit te vinden,
wat George daar deed, dan dat ik zeel tijd
besteedde met er over na te denken, ik stapte
naar den voet van de rrap en keek voorzichtig
omhoog. Aan zyn hand, die de leuning vast
hield, kon ik zien, dat de eerste verdieping,
waar de dokter woonde, voorbygegaan was. Wie
Mile. Vivien ook mocht zijn, stellig was zij het
doel van George's wandeling
My afvragend, wat het oeste was. ging ik
weer naar de voordeur. Myn vorige waanne-
mingspost in Victoria Street was zoon succes
geweest, dat ik werktuiglijk naar den overkant
van de' straat keek, of hier ook niet een ge
schikt restaurant was, van waaruit ik myn
tactiek kon herhalen. Een restaurant was er
niet, wel een kleine fatsoemyk uitziende bar,
die even geschikt was voor myn doel.
Wanneer ik wachten moest, zou een whisky-
soda een veel welkomer middel lyn om den tijd
te dooden, dan een derde maaltijd van nam-and-
eggs; ik stak dus de straat over, opende een
deur met het opschrift: „Saloon Bar en bevond
mij in een vierkant, gezellig ngericnr lokaal,
waar een vriendelyk uitziende mar. wat te
drinken bracht aan een paar chauffeurs
Achter de bar was eer. groote spiegelruit
aangebracht in een zoodanigen hoek, dat ik
de overzyde van de straat erin zien kon. Dit
was zeer gemakkelyk, oaax ik nu met mijn rug
naar het venster tegen de oar geleund kon
blyven kijken en toch aldoor de bewuste deur
in het oog kon houden.
„Goeden morgen, meneer! Wat zal net zijn?"
vroeg de kastelein.
„Wat whisky-and-soda, alstublieft!"
Toen hy zich omwendde om het verlangde
te krygen kwam my een gelukkig denkbeeld
voor den geest. Ik wachtte tot hy het glas
op de toonbank gezet nad en net ^da-water
uitschonk; toen vroeg :k onverschillig:
„Kent u misschien een zekere Vivien hier in
de buurt?"
Hij keek plotseling op en herhaalde:
„Vivien? Er woont wel een mamselle Vivien
hier tegenover. Bedoelt u haar?'
Ik haalde myn schouders op.
„Ik weet het niet," antwoordde ik en met
een kalmte een Ananias waardig voegde ik er
aan toe:
„Een vriend van me oeeft een tasch of zoo
iets gevonden: „Vivien. Bond Streef' erop en
vroeg my of ik den eigenaar daarvan niet kon
ontdekken."
De kastelein knikte belangstellend
„Dat zal zy wel zyn. Mamselle Vivien, de
handlijnkundige, juist aan dei. overkant.''
„O, is zy handlynkundige?" nep ik uit.
De gedachte, dat George een hancdynkun-
dige raadpleegde was zeer zeker vermakelyk;
misschien wenschte nij te weten, of ik weer
spoedig gevat zou kunnen worden.
Wordt vervolgd.