Hoe Europeanen Amerika zien s.o.s. Met gemaal van den day PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND 3 V. NEIL. LYNDON ONTSNAPT HET LAND VAN DE WAN- CULTUUR VRIJDAG 26 OCTOBER 1934 Men zou weigeren tal van dwaas heden te gelooven, als de Amerikaansche pers het zelf niet vertelde Waar het onmogelijke mogelijk is Meer huwelijken in Turkije Poincaré en de taxi chauffeur De collega van Barfhou Verzoening tusschen twee stammen Oude Romeinsche tempel Papegaai j Max Baer ontevreden AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES Wie „America" zegt, bedoelt meestal iets te zeggen aan het adres der Vereenigde Staten, dat voor den Yankee minder aangenaam klinkt. In „America" is alles beter, grooter, vlugger dan in welk land ter wereld ook. „America" groeide uit de kluiten met een vaart, die bet zelf niet kon bijhouden en in de verbeelding van menig bewoner der oude wereld loopt Ame rika rond met een waterhoofd. Dit waterhoofd is dan het waterhoofd der cultuur, die het land van over there niet heeft kunnen verwerken, waar het geen tijd voor had, omdat het zoo druk was in zaken en omdat bui ten de zaken alleen het oppervlakkig genoegen werd nagestreefd. Zoo leerden we „America" kennen als een land van wan-cultuur, dat zijn eigen ontwik keling niet heeft kunnen bijhouden, dat voort durend in excessen verviel, excessen, die zoo duidelijk waarneembaar zijn in de sensatie pers en in de sensatie-films. Al die verhalen van Tarzan en den man met de wassen beelden, al die zieke filmverschijnselen, die sterren aanbidding, die bewondering voor den best seller, voor den bandiet en den durf-al en daar naast de sentimenteele tranen, die de ongeluk kige liefde iederen Amerikaanschen bioscoop bezoeker dagelijks ontfutselt. Herinner u de walglijke belangstelling in het lot der Lindberghs, toen zij hun baby verloren onder omstandigheden, die anderen dan Ame rikanen met een eerbiedige stomheid zouden geslagen hebben. Herinner u, hoe John Dillin- ger vóór en na zijn dood het Amerikaansche hart heeft doen kloppen, waarlijk niet alleen uit angst, maar ook uit bewondering voor dezen held en hoe men hem vereerde met een respect, dat ver over de grenzen ging en dat onder meer geïnspireerd werd door het feit, dat een heel leger politie-ambtenaren moest ingespannen worden om den boef te vtacttm. Bleef het daar bij? Nadat de man docrr kógclsi doorzeefd was, drenkte men zakdoeken in zijn bloed en scheur de lappen uit zijn kleeren alsof het reliquieën waren. En de eenige man, die bij dit alles stil van smart had moeten zijn, Dillinger's vader, betrad met een beleedigende luidruchtigheid de planken van het bioscooptooneel om „lezingen" te houden over het misdadig leven van zijn zoon. Niettemin wordt verzekerd, dat deze vader geen slecht mensch is, maar als dit waar is, als men het in Amerika mogelijk acht. dat een normale vader zooiets doet, dan staan we toch voor een „cultuur" die de leuze der schaamte loosheid in het slappe vaandel draagt. Voegen we hier aan toe, dat de politie, die_ temidcen van deze voor onze gevoelens volkomen onbe grijpelijke gebeurtenissen werkt, methodes toe past tegenover verdachten, die aan brutaliteit en hardheid niets te wenschen overlaten, die den meest gevoelloozen misdadiger murw ma ken, dan wordt de blik op dit raadselachtige land pas recht verduisterd. Verduisterd? Hier begint het pas. Morgen, overmorgen begint het proces tegen Haupt- man, den verdachte in den moord op baby Lindbergh. De man heeft nog niet bekend en dus is zijn schuld nog niet bewezen, maar reeds nu heeft zijn reputatie wonderen van walg- lijkheid verricht. Het leger der lynxen, die aan het geval-Hauptman geld verdienen, neemt met den dag toe. Een manicure, die toevallig een blauwen Maandag met hem in een pen sion heeft gewoond, wordt als een wereldwon der beschouwd. Zij had foto's waarop zij met Hauptman afgebeeld staat, verkoopt deze foto's aan een blad en verdient schatten, terwijl haar naam met een eerbiedig gefluister door Ame rika gaat. De hospita van Hauptman geeft te gen grof geld toegang tot haar huis aan de zie kelijke nieuwsgierigen, die het interieur, waar de man heeft gewoond, willen zien. Bij de „transactie" tusschen de(n) moordenaar(s) en de afgevaardigden van Lindbergh is een doos gebruikt, die afkomstig bleek te zijn uit een schoenwinkel. Deze stupide toevalligheid werd een bron van inkomsten voor de schoenenzaak, die haar klanten niet meer bedienen kan wegens den enormen toeloop. Talrijk zijn de café's en res taurants, die rondbazuinen, dat Hauptman bij hen kind aan huis is geweest en nóg talrijker de kellners, die hem „van nabij" hebben ge kend. Er zijn zoowaar ook nog gevangenen die „iets" over Hauptman's verleden wisten en zich voor deze wetenschap grof lieten betalen. En in de stad, waar het proces zich zal af spelen, heerscht sinds geruimen tijd een drukte van 'belang. De bewoners bereiden zich voor op een enormen toeloop van nieuwsgierigen, slaan de verhuurborden aan hun huizen, ter wijl de zakenlui geweldige voorraden inslaan en natuurlijk de prijzen fantastisch omhoog jagen. Het stadje kent zichzelf niet meer en dankt zijn plotselinge vreugde en levenslust aan niets anders dan aan een der meest weerzin wekkende misdaden der laatste jaren. Het zou onmenschelijk zijn, maar dwingen zulke ge beurtenissen niet bijna tot de vraag, of moord en doodslag niet mettertijd als weldaden be schouwd zullen worden, omdat zij welvaart brengen aan de zaken- en andere lui? En intusschen is ook het onmogelijke moge lijk geworden. De vrouw van Hauptman heeft haar deur geopend voor een „manager" hem., binnengelaten en zoowaar een stoel aangeboden inplaats van hem de oogen uit te krabben. En zij heeft kan het waar zijn? een contract met dit heerschap geteekend, waarin zij be looft haar „mémoires" te zullen schrijven. Wat zullen dat voor mémoires zijn?? Stel u een Nederlandsche vrouw voor die mémoires gaat schrijven omdat haar man een onschuldig kind heeft vermoord en diepongelukkigen ouders geld heeft afgeperst, of zelfs maar omdat haar man van deze misdaden verdacht wordt!! Haupt man's vrouw doet méé: zij heeft interviews met persmuskieten. Ja zelfs treedt zij op voor de geluidsfilm, opdat de ellende en de schande van haar gezin langs optischen en auditieven weg de wereld zal gaan. Zij en haar zuigeling, die nog geen andere ellende kent dan den klas sieken luierspelen voor camera en micro foon. Men zou weigeren dit alles te gelooven, wanneer niet de Amerikaansche pers zelf het vertelde. Maar als dit alles nu eens niet waar zou zijn? Och, zou iemand zóó hard kunnen liegen? In 1932 werden er te Istanboel 4813 huwelij ken gesloten tegen 2899 in 1927. De cijfers too- nen verder aan ,dat in Turkije de vrouwen tal rijker zijn dan de mannen. Op 1000 mannen zijn er 1079 vrouwen. Dit is echter niet het geval in de groote steden, als Istanboel en An gora, waar de mannen grooter in aantal zijn dan de vrouwen. Istanboel telt ongeveer 850.000 inwoners. Hierin begrepen zijn 281.000 vrijgezellen en 165.000 ongehuwde vrouwen. Van Raymond Poincaré wordt de volgende anecdote verteld: Op een dag, toen er weer eens ministerieele Crisis in Frankrijk was, verliet Poncaré, die toen maals minister van buitenlandsche zaken en minister-president was, in allerijl het ministe rie aan de Quai d'Orsay, om zich naar het Elysée te begeven. Poincaré, die zeer eenvoudig was en zelf geen auto er op na hield, riep op straat een taxi aan en zèi tot den chauffeur: „Naar het Elysée". Bij een kruispunt kreeg de chauffeur het aan den stok met een collega, die beweerde, dat hij den voorrang had. Een heftige woordenwisseling was het gevolg. Poincaré, die gehaast was, stak zijn hoofd uit het portierraampje en zei: „Vrien den, kijven jullie straks", en tot zijn chauffeur: „Kom, maak af en breng mij vlug naar het Elysée". Op deze woorden vormden de chauf feurs een gemeenschappelijk front tegen Poin caré. „Neen maar, zeide de een, „waar bemoei jij je mee?" en de ander: „Zeg, je bent toch niet bij toeval de president van de republiek?" Waarop Poincaré antwoordde: „Neen, president van de republiek ben ik niet meer, ik ben nog slechts president van den ministeerraad. Maar men wacht op mij in het Elysée." .'uiiiiiiiiiiiiiiiiii minium 1111111111II11111111111111111 Van Barthou doet op het oogenblik de volgen de anecdote de ronde. Op zekeren dag toen Barthou in een bureau de tabac kwam en een pakje „Gauloises-Bleu" vroeg, kreeg hij op zijn vraag ten antwoord, dat deze op het oogenblik niet in voorraad wa ren. Barthou was daarover zeer verwonderd, vooral toen de man achter de toonbank zich be ijverde hem een pakje buitenlandsche sigaretten te verkoopen. „Zeg vriend", zei hij, „sinds wanneer wordt een Franschman door een officieele tabaksver- kooper van den Franschen staat genoodzaakt een buitenlandsch product te rooken?" „Mijnheer", zei de winkelier, „als u zich over mij te beklagen hebt, moet u bij den minister van financiën wezen". „Goed", zeide Barthou, „ik zal niet nalaten met mijn collega hierover te spreken." En liet den tabakdebitant onthutst achter. „Wie was die snuiter", vroeg deze aan een anderen klant. „Louis Barthou", was het antwoord. Ook al leest men van successen En van goudblok in de krant, S Dan is daardoor nog niet alles f 1 Zoo rooskleurig in het land! I Zeker, het succes der Uiver I Is oprecht en glad verdiend I En wij zijn zoo in gedachten I Met de vliegers best bevriend. I Ook de goud-voorraad is stijgena En de gulden houdt zich goed, Zoo, dat elke gave gulden f 't Nog met honderd centen doet Maar er is ook nog iets anders, Zeer omvangrijk zelfs in lijn, Doch waarbij helaas successen Nog al ruimafwezig zijn! I Er is in ons land een schare Van een jeugd, die werkloos is. i Als die naar succes wil grijpen, Is dat grijpentelkens mis! 1 Arbeid is er niet voldoende, Werklust evenwel volop En zoo krijgen arbeidzoekers Steeds de kousen op den kop! Maar die jeugd moet toch geholpen Ieder weet dit, dus ook u. Want de toekomst die zal dagen Is juist aan de jeugd van nu! Arbeid moet men haar verschaffen, Want het brengt slechts narigheid I Als een flinke jonge kerel Tijd in ledigheid verslijt! 1 Steun dus hen, die werken willen. i Luister naar het S. OS. I En de groote race naar arbeid Eindigt vastmet een succes! 1 MARTIN BERDEN '.Nadruk verboden) üiiiiiiuiiiiliilllllillillilillilliiiiiililliiiiliiiiiiiiiiilllllliiiiiiilliiiiiiiiiiir Te Umbumbulu op 40 K.M. afstand ten Zui den van Durban heeft op uitnoodiging van den Hoogen Commissaris voor Inboorlingen - zaken in Natal een plechtigheid plaats gehad, die een einde maakte aan een veete, die se dert jaren tusschen twee Zoeloe-stammen be stond. De bijeenkomst werd niet alleen bijge woond door regeeringsautoriteiten, maar tevens door den regent van den Oesoetoe-stam. Mstyeni-ka-Dinizoeloe, het hoofd van de ko ninklijke Zoeloe-dynastie en van het Koninklijk Huis der Zoeloes. Dit is de eerste maal dat de regeering hem in deze positie erkent, hoewel hij officieel door de regeering tot „induna", op perhoofd, is benoemd, in welke functie hij ech ter nooit behoeft op te treden. De regeerings- commissaris deelde de beide stamhoofden, die zich verzoenden door elkaar plechtig de hand te schudden, mede dat zij, indien de ongere geldheden tusschen hun stammen zich zou den herhalen, als stamhoofd afgezet zouden worden. De beide stamhoofden dankten Mstyeni voor zijn bemiddeling en spraken de hoop uit,, dat men vaker zijn diensten als hoofd van het Koninklijk Huis der Zoeloes zou inroepen om een einde te maken aan twisten tusschen an dere stammen. Te St. Martin des Alenoy bij Charolles in Frankrijk zijn de overblijfselen gevonden van een Romeinschen tempel, die nog vrij goed be waard is gebleven. Men neemt aan, dat de tem pel uit de tweede of derde eeuw n. Chr. da teert. Met angst en vreeze zag Nicola Antejef den grijsgelakten auto van den po!itie-in- specteur Corindo naderen. De zon brand de over den stoffigen weg en het wijde land' slechts op de oude hacienda, waarin An te je* zijn bar had gevestigd, was een verkoelende schaduw te vinden. Voor den ouden gerimpel- den Rus was het niet moeilijk te raden, waar om de politie-inspeeteur Corindo op dezen gloeiend-heeten middag naar zijn bar kwam. Over het hoofd van den grijsaard waren revo luties en oorlogen gegaan, den halven aardbol had hij doorkruist, om zich eindelijk, ver van zijn land, in het heete Brazilië te kunnen ves tigen. Hier woonde hij nu met zijn twintig jarige dochter Sacha, zooals hij haar ten minste noemde, want haar naam was anders en langer: eindelijk meende de banneling tot rust te zijn gekomen. De menschen waren hier ruw, maar een voudig, hij kon goed met hen over weg en vooral het havenvolk bezocht zijn bar gere geld. In volle waarheid kon Nicola Antsjef zeg gen dat de zaken goed gingen. Alleen was er de laatste maanden een kink in den kabel ge komen. De politie-inspeeteur Corindo was in de bar verzeild geraakt en had zich zeer vrijpostig ge dragen tegenover de twintig-jarige Sacha. Ver scheidene mannen waren daarbij tegenwoordig geweest, maar zij hadden een anderen kant uitgekeken, want de politie-inspeeteur Corindo had heel wat te vertellen. Waarom zouden zii zich mengen in zaken die de hunne niet wa ren, terwijl er bovendien de kans bestond da+ zij zelf er door in moeilijkheden raakten? De eenige, die voor Sacha opkwam, was haar papegaai geweest, die nijdig tot Corindo had geschreeuwd: „Dief! Dief! Krauw!" Maar Corindo had er om gelachen en was vaker teruggekomen, veel vaker dan Antejef lief was. En hoe Sacha hem ook liet blijken niet van zijn attenties gediend te zijn, niets kon den politie-inspeeteur van verdere bezoeken terughouden. Zelfs scheen hij niet te bemerken dat zijn aanwezigheid in de bar een zwaar- geladen atmosfeer schiep, die als lood op ieder een drukte en elk oogenblik dreigde los te barsten. En thans zag Antejef opnieuw den auto van den politie-inspeeteur naderen. Het was mid dag en de bar was leeg. Corindo grinnikte, toen hij deze omstandigheid opmerkte, maar oogen- blikkelijk was hij weer ernstig. Hij trad bin nen en groette Antejef kortaf. In het achter huis had Sacha gezongen, maar bij Corindo's binnenkomst was het luchtige gezang ver storven. „Warm vandaag," merkte Corindo op. Dat was bedoeld als inleiding tot een gesprek, maar tegen zijn gewoonte in bleef Corindo staan. Zijn breede figuur vulde als het ware het ge- heele, lage vertrek. Antejef keek hem met on doorgrondelijke oogen aan. „Ja, warm!" antwoordde hij zonder belang stelling. En toen ineens kwam Corindo op het eigen lijke doel van zijn bezoek. „Er is hier vorige week een moord gepleegd," zei hij. „Je zult er wel van af weten Antejef. Op ongeveer twee k-lometer van hier werd een zeeman, John Carters, doodgeschoten. Antejef knikte. Ja, hij had er van gehoord Maar waarom kwam de politie-inspeeteur hem dat vertellen" Moest hij getuigen of zooiets? „John Carters was maandenlang een trouwe bezoeker van jouw bar," vervolgde Corindo, „er den laatsten tijd heb je herhaaldelijk ruzie met hem gehad." Nicola Antejef voelde een onheil naderbij komen. Hij gaf geen teeken van instemming of ontkenning. Hij staarde slechts naar het roode gelaat van den politie-inspeeteur, in pijnlijke afwachting van hetgeen volgen zou. „Je hoeft dit niet te ontkennen," ging Corindo door, „want de heele buurt is er mee bekend. Waarover de ruzie ging is voor ons van min der belang. Dat wordt later wel uitgezocht. Een feit is echter dat John Carters dood en beroofd werd aangetroffen. Je weet dat hij de gewoonte had een zilveren armband te dragen, een mooi en vermoedelijk kostbaar sieraad. Die Ik keek om mij heen. Niets van Oom Sydney te bekennen. Toen kroop ik langzaam over den grond verder, in de richting waar de wolken 't minst waren. Eindelijk bereikte ik 'n plekje, als 't ware een eilandje midden in de kokende omgeving. Ik stond op ijsgrond en rondom dampten de stoomwolken voort. Ik trachtte ae zware wolken met mijn oogen te doorboren, doch helaas ik kon niets zien. Wel het vlieg tuig, dat een eindje van mij was. Ik wist wat. Ik zou den omtrek gaan onder zoeken en om niet te verdwalen zou ik een kluwen touw, die in de gereedschapskist lag, aan het toestel vastbinden. Daarop kroop ik weer naar het vliegtuig. Deze tocht was een marteling. Af en toe had ik het gevoel of ik levend gekookt werd. Het angstzweet brak mij uit. Eindelijk had ik het vliegtuig weer bereikt en het touw gevonden, dat ik aan het toestel vastmaakte en toen langzaam liet afrollen, naarmate ik mij verder van de machine ver wijderde, totdat ik weer op het ijseilandje was aangekomen. De inspanning was mij te machtig gebleken en uitgeput stortte ik neer. Toen ik wat bekomen was, bedacht ik wat ik nu verder moest aoen. Ik bond mijn zakdoek op de plaats, waar het eilandje was. Vervol gens besloot ik op onderzoek uit te gaan, het touw al vierend achter mij latend, zoodat ik gemakkelijk den terugtocht weer kon vinden. armband werd niet op het lijk aangetroffen. Hieruit concludeeren we da± roof de drijfveer van de misdaad was. Temeer, daar er vele menschen zijn die getuigen kunnen, dat John Cartens den armband nog heeft gedragen op den avond vóór zijn dood." Antejef knikte. „Ik zou dat zelf kunnen getuigen," sprak hij langzaam, „want Carters heeft dien avond hier doorgebracht." „Juist!" zei Corindo. „Heel den avond heeft hij in deze bar gezeten en tegen elf uur is hij, na nog eens opnieuw ruzie met jou te hebben gehad, weggegaan. Niet lang daama heeft men jou het huis zien verlaten, gewapend met een geweer. En bovendien zijn er menschen die onder eede kunnen verklaren dat je pas bent teruggekeerd een half uur nadat Carters werd doodgeschoten. Dat is een zeer ernstig feit, Antejef!" Nicola Antejef was een weinig bleeker ge worden. „Ik ben op de ganzenjacht geweest," ant woordde hij. „Je wilt toch niet beweren dat ik van den moord verdacht word?" „Dat was juist wel mijn bed„e- i'"""""""j ling," zei Corindo. Qnrhsi 'c „Ik heb veel be- OUCriU wijzen en getui- I gen.1 „Ik ben on- schmdigzei Antejef met vaste stem. ,,'t Is mogelijk," antwoordde Corindo dubbel zinnig. „Overigens heb ik Sacha nog niet gezien vandaag. Waar is ze? Komt ze niet bedienen?" Op dat oogenblik begreep Antejef waar de politie-inspeeteur heen wilde. En hij zag den strik die om hem gespannen stond en waaruit slechts Sacha hem kon redden. De politie-in speeteur was niet erg kieskeurig in het gebrui ken van hulpmiddelen, waar het gold zijn doel te bereiken. En zijn doel was Sacha! Antejef stond plotseling rechtop. „Ga mijn huis uit!" zei hij strak, maar met een vreeselijke dreiging in zijn stem. „Ik geef je de verzekering dat het in mijn macht ligt om de zaak te regelen," zei Corin do. „Met dien moorden met Sacha...." „Ga heen!" Antejef's stem striemde als een zweep en Corindo ging. Uiterlijk kalm. maar inwendig razend van dolle drift. Antejef zag hem in zijn grijs-gelakten auto verdwijnen. Hij keek somber, want hij wist wat hem nu boven het hoofd hing. Dadelijk daarop kwam Sacha het vertrek binnen, de papegaai op haar schouder. Ze had een kleur van opwinding. Vermoedde zij iets van de val die voor haar vader openstond? Antejef stelde haar gerust. Tegen den avond, de bar was nu gevuld met een groot aantal personen, waaronder ook twee vreemdelingen, kwam Corindo terug, vergezeld van twee agenten. Op ruwe wijze drongen zij binnen, waarna Corindo^last gaf Antejef te ar resteeren, beschuldigd van roofmoord. In de bar werd het thans doodstil. De mannen keken zwijgend toe en waagden het niet te protes teeren. De twee vreemdelingen lieten hun spel ir den steek en luisterden. Hoog, bovenop de tapkast, die tot den zolder reikte, zat de pape gaai. „Ik beschuldig je van moord op John Car ters enVerder kwam Corindo niet. Nie mand wist precies wat er gebeurde, maar op dat oogenblik fladderde er iets door de lucht, er klonk geschreeuw en even later zagen de mannen hoe Corindo verwoed aan het vech ten was met Sacha's papegaai. Woedend greep hij naar den vogel, maar deze wist, zij het dan gehavend, te ontkomen en zette zich óp Sacha's schouder. In zijn bek droeg het dier een zilveren arm band, dien het uit Corindo's borstzak had ge stolen Een kreet van ontzetting klonk door het lo kaal. Corindo stond in het midden, alleen, ter wijl iedereen achteruit ging. Op aller gezicht las hij de vreeselijke beschuldiging en dat maakte hem razend. Hij vloog op Sacha af, maar nu werd hij plotseling weerhouden door de twee vreemdelingen. „Halt! senhor!" Corindo keek op. En toen werd het hem dui delijk dat hij een verloren spel speelde. Voor hem stond de provincie-gouverneur en daar achter de chef van de distr.cts-politie! Nicola Antejef herademde. Een zware last was van zijn schouders genomen. Hij omhelsde Sacha en streelde den papegaai, terwijl Corindo naar zijn sombere bestemming werd gevoerd. til 1 '1 op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f f>fif)f) _bij levenslange geheele ongeschiktheid t rt AllC ODOIITI€ S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeeringen T «J verlies van beide armen, beide beenen of werkendoor f 7C/I bij een ongeval met f OC/J m bij verlies van een band 1 OC beide oogen T t OU»" doodelijken afloop# een voet of een oog# t£tO» Max Baer, de wereldkampioen zwaargewicht, heeft stelling genomen tegen de plannen van de directie van de Madison Square Garden, om hem volgende jaar Juni tegen Steve Hamas te laten uitkomen en tegen den winnaar van de match Lasky-Schmeling. Hij wees er op ,dat Hamas, die Amerika's jongste en meestbelovende zwaargewicht is, Schmeling en Lasky reeds verslagen heeft, en dat hij eerst tegen Camera zal uitkomen. Baer verklaarde dat als ze geen behoorlijken tegen stander voor hem vinden, zijn contract met Madison Square Garden vernietigd moet wor den. Hij is niet bang om een ander contract te vinden b.v. in New York of Philadelphia. s van *n oij verlies van een Cfl bij een breuk van Afï bij verlies luim of wijsvinger T OU.mbeen of arm# Tl/." anderen vinger gevallen verzekerd voor een der volgenae uivKeeringen wwv. 24. Toen hij een eindje over het trottoir was Voortgegaan, stond ik op van mijn bank en ging hem na, aan den overkant van de straat. Dit was gemakkelijk genoeg, want hij liep langzaam, terwijl hij voor zich op de steenen keek, als iemand, die geheel door zijn gedach ten in beslag genomen wordt. Toen George, links afsloeg naar Victoria Street, stapte ik wat door, zoodat ik den af stand tot ongeveer honderd meter verminderde en naarmate hij het station naderde, vermin derde ik den afstand en gedurende de gansche Wandeling langs Victoria Street was ik geen tien meter meer van hem verwijderd Het kantoor van onze firma, dat ik inder tijd uitgekozen had, was op de eerste ver dieping. George ging oe deur binnen en liep onmiddellijk de trap op; ikzeli bleef een oogen blik aan den ingang staan en keek naar de groote, koperen plaat met Lyndon and Mar- Wood" erop, terwijl ik mij afvroeg, wat nu te doen. Het was vreemd nu te denken aan alles, wat er gebeurd was sinds ik het laatst die trap was opgegaan. Recht tegenover net kantoor was een res taurant. Het was er gekomen na mtin tijd, maar ik zag, dat voor het venster op de eerste verdieping eén tafel stond, waarvan ik prachtig het huis aan den overkant zou kunnen waar nemen; ik besloot dus, hier voorloopig mijn wachtpost te vestigen, stak de straat over en opende de draaideur. Binnen was een slaperige kellner in hemdsmouwen bezig met het rust- gunnende werkje van servetten vouwen. „Goeden morgen," zei ik; „kan ik boven wat koffie krijgen en wat te eten?" Hij keek mij een oogenblik aan, of ik hem aan het schrikken gemaakt had en hij eerst tot zichzelf moest komen. „Zeker, meneer, Te vroeg voor lunch, meneer. Ham-and-eggs?" Ik knikte. Ik had eggs-and-bacon voor ont bijt gehad en ham-and-eggs klonk als een veelbelovende variant op 't principe aat men niet verschillende dranken door elkaar moet drinken. „Heel goed," zei ik. „En zoudt u mij ook een vel papier en inkt mee kunnen brengen? Ik heb nog een brief ;e schrijven." Dit was niet geheel de waarheid, maar het scheen mij een goed motief om eemgen tijd te blijven zitten, zonder al te veel de nieuws gierigheid te trekken. Toen ik boven gekomen was, en aan de tafel had plaats genomen, zag ik, dat mijn ver wachting geheel juist was. Ik zag recht in de groote kamer van ons kantoor en kon zelfs twee klerken, die aan hun lessenaars zaten te werken, zoo duidelijk waarnemen, dat ik hun trekken kon onderscheiden. Beiden waren vreemden voor mij, maar ik was hierover niet verbaasd. Ik had altijd vermoed, dat George het vroegere personeel voor het grootste gedeelte ontslagen zou hebben, wanneer zij ten minste niet zelf hun betrekking bij hem hadden opge zegd. Mijn neef zelf zag ik niet. Hij moest of in zijn eigen heiligdom zijn of in de groote achterkamer, waar ik gewoonlijk met mijn assistent Watson werkte. Het was mij natuurlijk onmogelijk veel van den overvloedigen schotel ham-and eggs, dien de kellner mij bracht, te eten, maar ik talmde er zoo lang mogelijk mee en slaagde erin, een kop vrij neutrale koffie naar binnen te krijgen. Daarna stak ik een nieuwe sigaar op en toen de tafel was afgeruimd en de kellner mij schrijf materiaal had gebracht, veinsde ik mijn brief te beginnen. Natuurlijk bleef ik den geheelen tijd den overkant van de straat scherp waarnemen en ik begon juist te denken, dat ik op deze wijze roekeloos verkwistend mijn tijd besteedde, toen ik plotseling George uit zijn pnve-Kan toor in de groote kamer zag komen met zijn hoed op en een parapluie in zijn hand. Hij sprak met een van de derken alsof hij hem enkele instructies gaf en verliet de kamer, de deur achter zich dichttrekkend. Ik sprong op en terwijl ik mij nog de trap afhaaAtte, riep ik den verbijsterden kellner toe, mijn rekening op te maken. Daar ik langer dan anderhalf uur rustig boven had gezeten, scheen hij mijn haast geenszins redeloos te vinden; hij was tenminte zoo lang oezig met mijn rekening, dat ik ten slotte vijf Shilling neerlegde en hem er mee bezig liet. Ook nu was ik nauwelijks op tijd. Toen ik op straat kwam, was George de deur aan den overkant al uit. Hij zag er minder bekom merd uit dan tevoren. Hy was nu weer echt het type, zooals hij was, toen hy my in de gevangenis wierp. Hoe sterk ik mii ook ver zette, ik kon een gevoel van bitteren haat niet onderdrukken. Hy begaf zich, stevig doorstappend in de richting van de Houses of Parliament en de straat overstekend, bieef ik voorzichtig ach ter hem aan gaan. Zoo bracht hy my langs Whitehall, over Trafalgar Square en langs Charing Cross Road naar Piccadilly. Langzamerhand was het „jagersinstinct," zooals men dat noemt, in mij ontwaakt Ik had het onverklaarbare gevoel, dat er iets zeer belangryks zou gebeuren en toen George Bondstreet insloeg, verhaastte ik myn schreden tot ik weer even dicht by hem was gekomen als den eersten keer. Plotseling hield ik stil op het drukste ge deelte van het trottoir en ging een deur naast een sigarenwinkel oinnen. Met enkele oassen had ik de plek bereikt, juist op tyd om hem te zien verdwijnen om de wending tan een steenen trap. Er waren twee kleine koperen naamplaten op de deur, waar ik my nieuwsgierig .laar toe wen:'de om te zien, wien ie eer van zyn be zoek gold. Op de eene stond: „Dr. Rich. Jones, M. D." en op de andere: ..Mile. Vivien." Toen ik den laatsten naam las. kwam die my bekend voor; plotseling .erinnerde ik my het potloodbriefje op Tommy's deur en de wel willende ,JVIlle. Vivien", die oereid was zijn telegrammen in ontvangst te nemen. Dat was een merkwaardige overeenkomst. Maar ik was te verlangend om uit te vinden, wat George daar deed, dan dat ik zeel tijd besteedde met er over na te denken, ik stapte naar den voet van de rrap en keek voorzichtig omhoog. Aan zyn hand, die de leuning vast hield, kon ik zien, dat de eerste verdieping, waar de dokter woonde, voorbygegaan was. Wie Mile. Vivien ook mocht zijn, stellig was zij het doel van George's wandeling My afvragend, wat het oeste was. ging ik weer naar de voordeur. Myn vorige waanne- mingspost in Victoria Street was zoon succes geweest, dat ik werktuiglijk naar den overkant van de' straat keek, of hier ook niet een ge schikt restaurant was, van waaruit ik myn tactiek kon herhalen. Een restaurant was er niet, wel een kleine fatsoemyk uitziende bar, die even geschikt was voor myn doel. Wanneer ik wachten moest, zou een whisky- soda een veel welkomer middel lyn om den tijd te dooden, dan een derde maaltijd van nam-and- eggs; ik stak dus de straat over, opende een deur met het opschrift: „Saloon Bar en bevond mij in een vierkant, gezellig ngericnr lokaal, waar een vriendelyk uitziende mar. wat te drinken bracht aan een paar chauffeurs Achter de bar was eer. groote spiegelruit aangebracht in een zoodanigen hoek, dat ik de overzyde van de straat erin zien kon. Dit was zeer gemakkelyk, oaax ik nu met mijn rug naar het venster tegen de oar geleund kon blyven kijken en toch aldoor de bewuste deur in het oog kon houden. „Goeden morgen, meneer! Wat zal net zijn?" vroeg de kastelein. „Wat whisky-and-soda, alstublieft!" Toen hy zich omwendde om het verlangde te krygen kwam my een gelukkig denkbeeld voor den geest. Ik wachtte tot hy het glas op de toonbank gezet nad en net ^da-water uitschonk; toen vroeg :k onverschillig: „Kent u misschien een zekere Vivien hier in de buurt?" Hij keek plotseling op en herhaalde: „Vivien? Er woont wel een mamselle Vivien hier tegenover. Bedoelt u haar?' Ik haalde myn schouders op. „Ik weet het niet," antwoordde ik en met een kalmte een Ananias waardig voegde ik er aan toe: „Een vriend van me oeeft een tasch of zoo iets gevonden: „Vivien. Bond Streef' erop en vroeg my of ik den eigenaar daarvan niet kon ontdekken." De kastelein knikte belangstellend „Dat zal zy wel zyn. Mamselle Vivien, de handlijnkundige, juist aan dei. overkant.'' „O, is zy handlynkundige?" nep ik uit. De gedachte, dat George een hancdynkun- dige raadpleegde was zeer zeker vermakelyk; misschien wenschte nij te weten, of ik weer spoedig gevat zou kunnen worden. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9