GEEFT VAN WAT OVER IS! 2. m Medische Kroniek DE ARTS EN DE EZEL De aard van het beestje ZONDAG 11 NOVEMBER 1934 IDEEËN DOl>M£R6U£ Goedkooper levens middelen Water blijft stijgen Krachtige hulp aan de gedupeerde bevolking in Indië GERUCHTEN ROND DE CLEARING Aardappelen, groenten en vleesch voor werkloozen VEREENIGING VOOR STRAF RECHTSPRAAK Najaarsvergadering te Utrecht STEUN VOOR ARBEIDERS WONINGBOUW Nieuwe regeling voor de verstrek king van tweede hypotheek WARDENIER EN ZIJN UITVINDING De geheimzinnige motor in een verhaaltje „LA COMPAGNE DES QUINZE' Naar ons land Nijverheidsonderwijs Een instituut voor opleiding thans definitief opgericht DE CHINEESCHE OORLOG Commissie voor verdedigings vraagstukken De ondergang van het magnetisme WÜ hadden volop reden den vorigen keer het beginsel van de onaantastbaarheid van het privaat bezit voorop te stellen. Er zijn er, die meenen, dat men in tijden van algemeene opstandigheid niet te veel over het gezag; in een periode van wuftheid niet te veel over kuischheid en tijdens een algemeene ver arming, niet over het recht op persoonlijk bezit moet spreken. Wij achten deze meening ver keerd. Beginselen moeten juist tot leidraad en steun dienen, moeten dus juist het sterkst wor den gepropageerd, wanneer er de meeste kans is, dat er tegen gezondigd zal worden. Heel in het bijzonder geldt dit voor het beginsel, dat ieder mensch recht heeft op persoonlijk bezit en dat niemand zich aan dat recht mag vergrijpen. Het is een dwaze maar veel verspreide meening, dat de verdediging van dit beginsel in het be lang van de z.g. bezittende klasse en ten na- deele van den minder bedeelde zou geschieden. Het beginsel toch heeft niets met een klasse, noch met een bepaalde groep, levend in een bepaalden tijd, te maken. Het beginsel geldt voor den mensch in het algemeen, voor iederen mensch, omdat het een natuurrecht van den mensch omvat. Hoe dwaas de boven aangegeven bewering is, blijkt het best, wanneer men be denkt, dat er niets wisselvalligere is dan rijk dom en armoede. Er is een zeer juist spreek woord, dat getuigt: de geldzak en de bedelzak hangen aan denzelfden deurknop. In verreweg de meeste families wisselt de fortuin binnen hon derd jaar eenige malen. En zeker dit geslacht heeft overvloedige bewijzen, hoe weinig er noo- dig is om van een arme een rijkaard en nog meer om van een rijke een arme te maken, 't Is dus dwaas te beweren, dat het eeuwige en onveranderlijke beginsel van het privaat eigen dom er zou zijn ten voordeele van een bepaalde groep menschén: het beginsel blijft, maar het bezit bij de menschen verandert voortdurend. Ergerlijker wordt de dwaasheid van bedoelde bewering, wanneer het verwijt tot de Kerk wordt gericht. Voortdurend kan men de be schuldiging hooren, dat de Kerk met het pre diken van het beginsel der noodzakelijkheid van het privaat bezit in de kaart speelt van „het kapitaal". De valschheid van dezen waan be hoeft zeker na het bovenstaande geen betoog meer. Doch afgezien daarvan heeft de historie te allen tijde bewezen, dat het tegen het be lang der Kerk is de machtigen der aarde te steunen; maar zelden heeft zij hun steun, veel meer hun verachting en vervolging ondervonden. Armoede en rijkdom zijn voor de Kerk, die er op de eerste plaats voor het zieleheil is, van geen overwegende beteekenis. „Voorop moet ge steld worden schreef Leo XIII in zijn Rerum Novarum dat de mensch zijn lot moet dragen; dat het lagere niet aan het hoogere in de maat schappij gelijk kan worden. De socialisten stre ven daar wel naar, maar iedere poging tegen de natuur der dingen is ijdel. Er bestaan im mers onder de menschen van nature zeer veel verschillen: noch het verstand, noch de ijver, noch de gezondheid, noch de krachten zijn bij allen gelijk; en de noodzakelijke ongelijkheid van deze dingen wordt vanzelf gevolgd door een ongelijk fortuin." De ervaring en het gezond verstand zeggen trouwens hetzelfde. Men kent het langzamer hand klassieke voorbeeld van den kapelaan, die aan zijn patronaatsjongens een aantal prach tige spellen cadeau had gedaan. Na zeer korten tijd bemerkte hij, dat met dit gemeenschappe lijk bezit zeer ruw werd omgesprongen, om niet te spreken van een onmiskenbare verniel zucht. Toen stelde hij den grootsten en sterk- sten jongen als bewaker aan. Doe, zeide hij de zen, alsof alles je eigendom is, waarmee je de anderen laat spelen. En wanneer je hier weg gaat krijg je inderdaad een der spellen cadeau. Van stonde af waren de goederen gered: de aangewezen bewaker beschermde de bezittingen als zijn oogappel en het was met alle verwaar- loozing en vernieling gedaan. Ziehier het heele probleem in een notedop: geef iemand een tuintje van enkele tientallen kwadraat meters, hij zal er gelukkig mee zijn. -Al ligt er een prachtig park van vele hectaren tegenover zijn huis, hij zal liever op zijn eigen stukje grond ploeteren dan den rijkdom der natuur met vele anderen te deelen. De mensch heeft den prikkel van het eigenbelang noodig om tot de volle ontplooiing van zijn capaciteiten te komen. Zóó heeft de Schepper ons nu een maal geschapen en het is onverstandig om te gen die natuur van den mensch te willen in gaan. Talloos zijn de pogingen van idealisten en utopisten geweest om dezen trek bij den mensch te dooden en hem tot uitsluitend die naar van de gemeenschap te maken: steeds zijn Ze mislukt en de grootste poging op dit gebied ooit ondernomen, n.m.l. het bolsjewisme in Rus land, toont in de voortdurende mislukking van den oogst in het land, hetwelk eens de koren schuur van Europa werd genoemd, dat het al tijd een mislukking zal zijn. Blijft dus het beginsel van de noodza kelijkheid van privaat eigendom ten eeuwigen dage onveranderd, dat wil niet zeggen, dat ook de toepassing van de leer niet voor Wijzigingen vatbaar is. Integendeel! Naast de onaantastbaarheid van het recht op persoonlijk bezit heeft de Kerk altijd met gestrengheid ge- Wezen op den plicht van den Staat, om voor het algemeen welzijn te zorgen en op den plicht van den rijke om van zijn overvloed te geven aan den arme. Vooral in een tijd van economischen neergang als wij nu beleven, is het van groot belang de beteekenis van deze plichten nader te beschou wen. Laten wij ons vandaag bepalen tot den Plicht van den meer bedeelde om aan den nood lijdende te geven. Er bestaat een strenge plicht van liefdadig heid. Ontelbaar zijn de plaatsen in het oude en nieuwe verbond, in de uitspraken van de kerkvaders en de Pauselijke encyclieken, die daarop wijzen. Vooral in de sociale omzend brieven van de Pausen der laatste halve eeuw Wordt op die verplichtingen herhaaldelijk en biet klem de nadruk gelegd. Onmiddellijk ach ter de omschrijving van de natuurlijke en god delijke wet omtrent het eigendomsrecht, zooals Wij deze de vorige maal uit de encycliek „Quod Apostolici muneris" aanhaalden, laat Paus Leo XlII een opsomming volgen van alles wat in de afgeloopen eeuwen door de Kerk voor de armen en hulpbehoevenden is gedaan. „Den rijken drukt zij het strenge gebod op het hart zegt hij dan verder om hun overvloed aan de armen uit te deelen; en zij dreigt hun met het goddelijk oordeel waardoor zij, wanneer zij aan den nood der hulpbehoevenden niet tege moet komen, zullen gestraft worden met eeuwige straffen." En hij wijst er op dat deze afschuiving van den overvloed der rijken naar de armen de eenige gezonde oplossing is om een gelukkige maatschappij te krijgen. Wordt deze wijze van doen verworpen, „dan moet noodza kelijk een van beide gebeuren: óf wel het groot ste deel van het menschelijk geslacht valt te rug in den allerschandelijksten slavenstand, die lang bij de heidenen heeft bestaan; óf wel, de menschelijke maatschappij zal door voortduren de bewegingen beroerd, door roof en geweld dadige afpersing geteisterd worden, gelijk wij ook de laatste tijden met droefheid hebben zien gebeuren." Wie ziet thans niet de waarheid van deze woorden, reeds meer dan vijftig jaar geleden neergeschreven Later heeft dezelfde Paus Leo in zijn be roemde encycliek „Rerum Novarum" een geheel hoofdstuk aan het gebruik van de aardsche be zittingen gewijd. Na er op gewezen te hebben dat rijkdommen den mensch niet bewaren voor lijden en verdriet, dat zij voor den Hemel niets beteekenen, maar veeleer schadelijk zijn, zegt de Paus, dat er over het gebruik der aard sche bezittingen een verheven en gewichtige leer bestaat. En hij vervolgt: „De kern van deze leer bestaat hierin, dat het rechtvaardige bezit van rijkdommen wel moet worden on derscheiden van het rechtvaardige gebruik er van. Goederen in privaat bezit hebben is, gelijk wij zagen, een natuurlijk recht van den mensch; en van dat recht gebruik te maken, vooral in het maatschappelijk leven, is niet al leen geoorloofd, maar zelfs noodzakelijk. „Het is geoorloofd zegt St. Thomas dat de mensch eigendom bezit. En het is zelfs noodza kelijk voor het leven van den mensch.' Maar wanneer er gevraagd wordt, hoedanig het ge bruik der goederen moet zijn, antwoordt de Kerk en wel zonder eenige aarzeling: wat dat aangaat moet de mensch de uiterlijke goederen niet als zijn eigendom beschouwen maar als gemeenschappelijk goed in dien zin, dat men ze gemakkelijk meedeelt, wanneer anderen in nood verkeeren. Weshalve de Apostel zegt: be veel aan de rijken der wereld, gemakkelijk te geven en mee te deelen! Ongetwijfeld heeft niemand den plicht om anderen te ondersteu nen uit datgene, wat behoort tot hetgeen hij zelf of de zijnen noodig hebben; zelfs niet om aan anderen te geven van wat noodig is om den stand te bewaren, die aan zijn persoon voegt en past: „Want niemand behoeft te leven op on passende wijze" (St. Thomas). Maar wanneer aan de behoefte en den stand is voldaan moet men van hetgeen overblijft mededeelen aan degenen, die het noodig hebben. „Hetgeen over is, geeft het als aalmoes!" Uitgezonderd in den uitersten nood, is dit wel geen plicht van rechtvaardigheid, maar van christelijke liefde, en men heeft geen rpcht om deze krachtens een wet af te dwingen. Maar boven de wetten en bepalingen der menschen, staan de wet en de uitspraak van Christus, Die God is en Die op velerlei wijzen de gewoonte om te geven aanraadt; „het is zaliger te geven dan te ont vangen"; en Die het bewijzen of weigeren van milddadigheid aan de armen zal beoordeelen, alsof zjj Hemzelf bewezen of geweigerd is. „Wat gij aan een van deze mijn geringste broeders gedaan hebt, dat hebt ge aan Mij gedaan." Van dit alles is dit de samenvatting: al wie door Gods goedheid een grootere menigte van goederen ontving heeft deze wel gekregen met het doel ze tot eigen vervolmaking aan te wen den, maar tevens om ze tot welzijn van zijn medemenschen als uitdeeler van de gaven der Voorzienigheid te gebruiken." Ziedaar in het kort de leer over de liefdadig heid samengevat. De moeilijkheid hierbij blijft, dat, waar de algemeene richtlijnen overduidelijk zijn, niet voor iederen rijke persoonlijk is aan te geven, althans niet met preciese cijfers, welk deel hij van zijn bezit op grond der recht vaardigheid en hoeveel hij uit plicht van naas tenliefde moet wegschenken. Deze moeilijkheid maakt, dat de niet bezittende vaak te hooge eischen stelt en de bezitter zich aan zijn plicht onttrekt. Wij zullen een volgenden keer trach ten hierin een uitweg te vinden. LIBRA. BUITENZORG, 10 Nov. (Aneta) Op 9 Nov. is officieel gemeld, dat de watersnood tengevol ge van de overstrooming van de Melawi-rivier nog steeds aanhoudt. Sedert 5 Nov. is het water nog 28 centimeter gestegen. De bevolking aan vaardt dankbaar de hulp door het Binnen- landsch Bestuur verleend. In de eerste dagen van den watersnood is ruim 100 pikols rijst ver deeld, terwijl aanvulling van den voorraad onder weg is. Eveneens worden droge visch, kadjang idoe en vereche groenten aangevoerd, daar de aanplant onder water staat. Door het Hoofd van den Zoutvervoerdienst is vrij transport van vivres toegestaan. De hulp van het Smeroe- fonds is ingeroepen. Dadelijk zijn van bestuurs- wege maatregelen genomen voor goede hulp verleening en voor een geregelde verbinding met de bestuursvertegenwoordiging te Nanga- pinoh, op een afstand van 550 K.M. van Pon- tianak gelegen. Naar aanleiding van loopende geruchten kan worden medegedeeld, dat ter bevoegde plaatse niets bekend is omtrent een bijeenkomst te 'sGravenhage of te Berlijn van de Regeerings- eommissies, welke op grond van het Clearing- verdrag tusschen Nederland en Duitschland wederzijds zijn ingesteld. De regeering heeft in de Memorie van Ant woord verklaard, dat overwogen wordt om voor de werklooze arbeiders goedkoope levensmidde len ter beschikking te stellen. Naar „Het Volk" thans verneemt, worden daarover reeds onder handelingen gevoerd, niet alleen met de daar voor in aanmerking komende industrieën, doch er zijn ook reeds besprekingen gehouden tus schen regeeringsadviseurs en de vakcentralen. De bedoeling is om op uitgebreide schaal le vensmiddelen tegen verlaagden prijs beschik baar te stellen in aanmerking daarvoor ko men aardappelen, stapelgroenten en vleesch. Naast het bussenvleesch, dat belangrijk in prijs zou worden verlaagd, wil men, zooals ge meld, gehakt tegen goedkoopen prijs gaan ver- koopen. Dat gehakt zou zijn samengesteld uit rund- en varkensvleesch, met rijkelijke bijvoe ging van vet, opdat daardoor het vettekort in de gezinnen der werkloozen zou worden aange vuld. Zaterdag werd in het Jaarbeursgebouw te Utrecht de najaarsvergadering gehouden van de Vereeniging voor Strafrechtspraak. Des mor gens werden twee sectievergaderingen gehou den. In de sectievergadering voor de kinder rechtspraak hield Mr. J. Overwater, kinder rechter te Rotterdam, een inleiding over de vraag: „Verdient het aanbeveling de voorzie ning in de ouderlijke macht of voogdij na scheiding van tafel en bed of na echtscheiding, alsmede de ontzetting of ontheffing uit de ouderlijke macht en voogdij en het herstel daarin aan den unus judex op te dragen?'/ In de sectievergadering voor de politie- rechtspraak behandelde mr. B. de Gaay Port man, rechter te Amsterdam de vraag: „Is het gewenscht de mogelijkheid van publicatie van strafoplegging grooter uitbreiding te geven dan de wet thans kent en zulks met of zonder open baarmaking van namen?" Des middags werd de algemeene vergadering gehouden. Mr. T. J. Dorhout Mees, rechter te Utrecht, hield een inleiding over: „De rechten van verdachte en zijn raadsman in het voor onderzoek." Spr. verdedigde een aantal voorstellen tot wijziging van het wetboek van strafvordering. Destijds hebben wij melding gemaakt van de plannen der regeering, tot in voering van een nieuwe regeling voor de ver strekking van tweede hypotheek aan de parti culiere bouwnijverheid, ter vervanging van de in 1933 ingetrokken regeling. Die nieuwe regeling was namens den mi' nister van Sociale Zaken om advies gezonden aan verschillende, meerendeels groote gemeente besturen en naar bekend is geworden hebben indertijd B. en W. van Amsterdam en Rotter dam bezwaren tegen deze nieuwe regeling ken baar gemaakt. Rotterdam heeft de regeling feitelijk afgewezen, terwijl Amsterdam o.a. ken baar heeft gemaakt, dat van de nieuwe rege ling de woningbouwvereenigingen niet behoo- ren te zijn uitgesloten. Ook het gemeentebe stuur van Den Haag schijnt zich niet onver deeld gunstig over de nieuwe regeling te heb ben uitgelaten. Thans verneemt „Het Volk", dat na overwe ging van de verschillende bezwaren in de ont worpen regeling wel enkele wijzigingen zullen worden aangebracht. De invoering van de nieuwe regeling voor de verstrekking van tweede hypotheek op bouw- voorechotten tot ten hoogste dertig pet. van de bouwkosten, onder garantie van rijk en ge meente, ter aanmoediging van den arbeiders woningbouw, kan dan ook binnenkort worden tegemoet gezien. Er zullen, naar men weet, in deze regeling voorwaarden worden gesteld, beoogende een zekere limiteering van de woninghuren. Voor ons ligt het nummer van 5 December 1-331 van het „Geïllustreerd tijdschrift voor Ko- tholiek Jong Nederland", aldus de „Telegraaf". Oom heeft zijn neefjes in spanning gebracht door zijn verhalen over een zeer bijzonderen auto of liever auto-motor, welke hij heeft ge construeerd. Men luistere slechts naar eenige brokstuk ken van ooms verhaal in zijn gesprek met neef. Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Arnhem haden al kennis gemaakt met „the Air Car". Maar tot groote teleurstelling van oom Jules was de wagen tamelijk onverschillig ontvangen. „U had mij beloofd iets te vertellen van den auto, zei Kees vrijmoedig. Hij was ook al goede maatjes met oom. Kom dan maar mee naar de garage, 't Was werkelijk een prachtwagen. Maar voor de uiter lijkheden interesseerde Kees zich niet. Den mo tor moest hij hebben. Oom maakte de motorkap open. Zie je wel, hoe eenvoudig dit alles er uit ziet? Alles werkt door dezen motor, wees oom. Zie je die pijpen? Hierdoor wordt onder 't rijden de lucht héél sterk ingezogen en hier wordt ze direct ontleed. Door deze buis loopt 't water naar den radiator voor de afkoeling; en door deze pijpen gaat eerst het koolzuur en dan de stikstof naar „de staaf". Dan ontstaat ei onmiddellijk een brandbaar gas. Er is dus geen carburator noodig, zooals bij gebruik van benzine. De explosie heeft dadelijk plaats door de dynamo en dan werkt de motor". Oom vertelt dan later over het geheim van de staaf. Dat is de clou van de uitvinding. De chemische samenstelling daarvan is van dien aard, dat er een brandbaar gas ontstaat, zoo dra zij in aanraking komt met koolzuur en stikstof. En het verbruik van den motor van oom Ju les kost niet meer dan een paar tientjes per jaar.... eveneens de motor van Wardenier. Dit heele kinderverhaal lijkt als twee drup pels water op de z.g. wereldschokkende uitvin ding van den jongeman te Wolvega, aan wiens kortstondige roem thans zoo'n dramatisch ein de is gekomen. „La Compagnie des Quinze", het kunstzinnig ensemble tooneelisten, samengesteld en gevormd door Jacques Copeau, zal aanstaande week in ons land debuteeren en wel den 13den Novem ber in den Stadsschouwburg te Amsterdam en 14 November in den Kon. Schouwburg te 's Gravenhage voor de leden van de Alliance frangaise en Nederland-Frankrijk. Zooals men zich wellicht herinneren zal, is eenigen tijd geleden een commissie benoemd, om voorbereidingen te treffen tot de definitieve oprichting van een instituut voor opleiding van leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs. Bedoelde commissie is met haar taak klaar gekomen en Zaterdagmiddag had in hotel „Ter minus" te Utrecht onder presidium van den heer G. N. Meurs uti Leiden de officieele op richtingsvergadering plaats. Op deze vergadering werd o. m. besloten bij de ter goedkeuring aan de vergadering voor gelegde statuten, een passage toe te voegen waardoor bij de voorbereiding' voor het opvoed kundig gedeelte van de examens, de leerlingen verzekerd kunnen zijn van de eerbiediging hun ner godsdienstige overtuiging'. Hierdoor bereikte men, dat de vertegen woordigers van Christelijke en R. K. geïnteres seerde organisaties tot toetreding konden be sluiten. Het door de commissie ontworpen huishou delijk reglement werd dan, na het aanbrengen van eenige veranderingen goedgekeurd even als dit met de statuten het geval was. Op deze statuten zal de koninklijke goedkeu ring worden aangevraagd. Tot leden van het voorloopig bestuur werden benoemd de volgende heeren: G. N. Meurs en H. Wapstra Azn. Ned. Bond v. Leeraren en Leeraressen b. h. Nijverheidson derwijs; A. J. L. Visser van IJzendoorn, Bond van Vereenigingen t. h. geven van Nijverheids onderwijs; K. Kooijman, Vereeniging v. Direc ties van Nijverheidsscholen; M. Worp, Vereeni ging t. b. v. d. Vakopleiding van Handwerks lieden in Nederland; Joh. Eering, Ned. Bond v. Technici; A. A. Hordijk en S. van den Broek, Bond v. Ned. Onderwijzers en J. de Heer, St. Bernardus. De bestuursfuncties zullen onderling worden verdeeld. Aan het einde van de vergadering bleek, dat reeds definitief tot dit instituut waren toege treden 35 persoonlijke leden en 8 organisaties. Zaterdagochtend heeft de minister van De fensie de commissie van advies nopens che mische en aanverwante verdedigingsvraagstuk ken geïnstalleerd. Deze commissie is te beschouwen als een voortzetting' van de vroegere commissie van ad vies nopens chemische strijdmiddelen. Haar taak is thans uitgebreid en haar samenstelling heeft eenige wijziging ondergaan. Voorzitter is prof. dr. P. van Romburgh, hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; secretaris ir. A. J. der Weduwen, technoloog van de Artillerie-inrichtingen aan de Hem- brug. Leden zijn: prof. dr. H. J. Backer, hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen; dr. J. H. de Boer te Eindhoven; prof. U. G. Bijlsma, hoogleeraar-directeur van het pharma- cologisch laboratorium der Rijksuniversiteit te Utrecht; prof. dr. A. Klarenbeek, directeur van het Instituut voor pharmacologie en ophtalmo- logie en van de kliniek voor kleine huisdieren der veeartsenijkundige faculteit der Rijksuni versiteit te Utrecht; prof. dr. ir. A. J. Kluyver, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft; prof. dr. ir. H. I. Waterman, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. Zooals thans ieder ingewijde weet. hebben de groote magnetiseurs een begin gemaakt van onze kennis van hypnotisme, sugges tie, telepathie en vooral de zielsgenezing. Maar eveneens is het zeker, dat zij veel te hoog ge grepen hebben. Verschillende helderzienden begonnen zich ook met de theologie te bemoeien en gaven openbaringen. Ten einde de katholieken (en andersdenkenden) van deze dwaalwegen af te houden, zond de H- Stoel in 1856 een encycliek de wereld in, waarin werd gezegd, dat de som- nambulen vrouwen met zwakke zenuwen wa ren, die zich voorgaven allerlei onzichtbare din gen te zien, de gave te bezitten, om over gods dienst te spreken, dooden op te roepen, enz. De H. Stoel spoorde de bisschoppen aan. het som nambulisme tegen te gaan. Omstreeks dezen tijd begint het magnetisme aan invloed te verliezen, ook in Duitschland; in Engeland had het nooit vasten voet verkregen. Wat Amerika betreft, er is geen land ter we reld, waar de menschen in zoo grooten getale en met zooveel enthousiasme de valsche mystieke bewegingen aanhingen als daar. De menschelijke gedachte zou aldus almach tig worden, zou geen grenzen meer kennen, maar wetenschap bezitten, zonder ooit geleerd te hebben. Met behulp van zulke verlichte gees ten zou men trouwens in staat zijn, een geheel nieuwe wereld en een gansch nieuwe samenle ving voort te brengen! Het is dus zeer goed te begrijpen, dat de groote magnetiseurs met al hun verstand en al hun energie getracht hebben, dit groote werk van helderziendheid te verwezenlijken. Daar voor hebben zij dan ook inderdaad hun som nambules nauwkeurig bestudeerd. Zoo leerden zij veel kennen omtrent de rol, die het gevoel en de emotie speelt in de helderziendheid; zij leerden de rol van de aandacht kennen, en tegelijk den invloed van de vermoeienis. Want een gespannen aandacht is voor een somnam bule noodzakelijk, maar dit is zeer vermoeiend, en wanneer de séance te lang duurt, faalt de helderziende. Daarmee werd het echter ook noodzakelijk, om het lichamelijk en geestelijk leven van de proefpersoon te regelen, om haar aldus geschikt te maken voor de groote taak, die zij onder de menschen te vervullen had. Er waren eigenlijk twee methoden van gene zing: de eerste bestond hierin dat de somnam bule aangaf, aan welke ziekte de patiënt leed en welke geneesmiddelen tegen deze ziekte werkzaam zijn. De tweede methode echter was, om den patiënt zelve helderziende te maken en hem (of haar) aldus in staat te stellen, zijn eigen lijden te kennen, en ook de genezing daarvan. Om nu helderziende te worden, moest de patiënt zijn (haar) gansche levenswijze ver anderen, om gevoeliger te worden voor de groo te kracht. Van al deze helderziendheid is thans niet veel meer overgebleven, maar wel werd op de boven geschetste wijze een groote kennis ver kregen omtrent vele interessante verschijnse len. Het meeste kwam natuurlijk nooit uit, er was zeer veel bedrog, en de geheele beweging ver liep in spot en hoon. Intusschen werd de wetenschappelijke wijze van het vraagstuk hoe langer hoe beter uitge werkt. Niet weinig is daartoe bijgedragen door den Engelschman Braid. Deze had in 1841 voor het eerst een séance bijgewoond, die door een Zwitsersch magnetiseur, Lafontaine, gegeven, werd. Hij dacht dat alles bedrog was en tracht te Lafontaine na te doen. Toen hij dit probeer de ontdekte hij merkwaardige dingen. Ziehier wat hij zelf mededeelt. De eerste maal ge loofde hij er niets van, maar zes dagen la ter bemerkte hij dat de gemagnetiseerde de oogen niet kon openen. Hij vond hiervoor een natuurlijke (maar een verkeerde) verklaring, en wel dat een zekere vermoeidheid van de oogen. door te groote inspanning, het opslaan van de oogleden onmogelijk maakte. Hij verzocht zijn vriend te gaan zitten en oplettend te kijken naar den hals van een flesch, die zoo hoog ge plaatst was, dat de oogen daardoor vermoeid werden. Na drie minuten sloten zich zijn oog leden, de tranen stroomden over zijn wangen, zijn hoofd neigde voorover, hij kreeg lichte trekkingen in het gelaat, een zucht ontsnapte hem. en hij viel in een diepen slaap. De vrouw van Dr. Braid was over deze gebeurtenis zeer verwonderd; haar echtgenoot liet haar vervol gens langen tijd naar een ornament van een porseleinen suikerpot kijken; in enkele minuten sloten zich haar oogen, zij slaakte een diepen zucht, haar borst hijgde, zij viel achterover en kreeg bijna een aanval van „hysterie". Daar om deed haar man haar ontwaken. Dit was een zeer belangrijke ontdekking; voqreerst werd daardoor het bestaan van de geheimzinnige magnetische Vloeistof naar het rijk der fabelen verwezen, maar vooral werd het hypnotisme daardoor een wetenschappelijk te bèstudeeren ding, veroorzaakt in dit geval door het staren naar een voorwerp; en bovendien bleek de oorzaak van het hypnotisme niet te liggen in de persoon van den hypnotiseur, maar in de gehypnotiseerde zelf. Zoo eenvoudig was nu echter de zaak niet, en later bleek dat de gehypnotiseerde dikwijls een werkelijken band heeft met den hypnoti seur. Braid ontdekte nog andere dingen. Wanneer hij den gehypnotiseerden persoon een houding- van toorn aangeeft, door diens handen tot een vuist te ballen, dan gaan ook alle gelaatstrek ken van den gehypnotiseerde een toornige uit drukking aannemen, en hij zelf neemt de hou ding van een bokser in. Behalve dat, heeft hij nog vele andere be langrijke bijzonderheden van den hypnotischen slaap ontdekt. Het belangrijkste is wel, dat de ingeslapen persoon in een toestand verkeert, waardoor hij zeer gevoelig is voor suggestie. Braid heeft ook zijn ontdekkingen in de ge neeskunde toegepast. Allerlei ziekten heeft hij daarmee behandeld, maar het is zeker dat hij niet in alle gevallen even critisch is te werk ge gaan. Het werk van Braid maakte in Engeland weinig opgang. Tientallen jaren lang hoort men van het ge heele hypnotisme weinig meer en zij die er nog aan deden, deden het in 't geheim. In dien tijd zou de medicus zijn geheele carrière zien mislukken, indien men wist, dat hij aan mag netisme deed. De toenmalige groote psychia ter van Rouen, Morel genaamd, magnetiseerde in 't geheim. Nog merkwaardiger is, wat Janet vertelt, over een zeer geëerd medicus in een provincieplaats; 's morgens vertrok hij met een herboriseertrommel, z.g. om kruiden te zoeken; maar in werkelijkheid ging hij naar een nabu rig dorp, waar in een huis enkele zenuwzieke vrouwen woonden; het was een soort hospitaal van somnambules, die bevel hadden, een ver borgen leven te leiden; deze vrouwen bleven in slaap en onbeweeglijk tedens zijn afwezigheid; met deze vrouwen heeft hij eindelooze proeven genomen. Maar nooit kwam iemand te weten, wat hij in 't geheim deed. Er was een groote beroemdheid noodig, wiens reputatie een stoot verdragen kon, om dit soort studies weer in wetenschappelijke eere te bren gen. Deze beroemdheid was J. M. Charcot, de beroemdste zenuwarts van zijn tijd. Deze is weer begonnen onderzoekingen te doen over de z.g. groote hysterie, dat zijn de bewustelooshe den, de aanvallen en de crisen, die zoozeer in discrediet waren gekomen. Ook de geschiedenis van deze proeven is zeer interessant, en Iaat mij de waarheid spreken niet het minst door het feit, dat ook de groote Charcot het offer geworden is van een groote misvatting Daarover een andermaal. TH. H. SCHLICHTING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5