GEEFT VAN WAT OVER IS!
2.
m
Medische Kroniek
DE ARTS EN DE EZEL
De aard van het beestje
ZONDAG 11 NOVEMBER 1934
IDEEËN
DOl>M£R6U£
Goedkooper levens
middelen
Water blijft stijgen
Krachtige hulp aan de gedupeerde
bevolking in Indië
GERUCHTEN ROND DE
CLEARING
Aardappelen, groenten en vleesch
voor werkloozen
VEREENIGING VOOR STRAF
RECHTSPRAAK
Najaarsvergadering te Utrecht
STEUN VOOR ARBEIDERS
WONINGBOUW
Nieuwe regeling voor de verstrek
king van tweede hypotheek
WARDENIER EN ZIJN
UITVINDING
De geheimzinnige motor in
een verhaaltje
„LA COMPAGNE DES QUINZE'
Naar ons land
Nijverheidsonderwijs
Een instituut voor opleiding thans
definitief opgericht
DE CHINEESCHE OORLOG
Commissie voor verdedigings
vraagstukken
De ondergang van het
magnetisme
WÜ hadden volop reden den vorigen keer
het beginsel van de onaantastbaarheid
van het privaat bezit voorop te stellen.
Er zijn er, die meenen, dat men in tijden van
algemeene opstandigheid niet te veel over het
gezag; in een periode van wuftheid niet te veel
over kuischheid en tijdens een algemeene ver
arming, niet over het recht op persoonlijk bezit
moet spreken. Wij achten deze meening ver
keerd. Beginselen moeten juist tot leidraad en
steun dienen, moeten dus juist het sterkst wor
den gepropageerd, wanneer er de meeste kans
is, dat er tegen gezondigd zal worden. Heel in
het bijzonder geldt dit voor het beginsel, dat
ieder mensch recht heeft op persoonlijk bezit en
dat niemand zich aan dat recht mag vergrijpen.
Het is een dwaze maar veel verspreide meening,
dat de verdediging van dit beginsel in het be
lang van de z.g. bezittende klasse en ten na-
deele van den minder bedeelde zou geschieden.
Het beginsel toch heeft niets met een klasse,
noch met een bepaalde groep, levend in een
bepaalden tijd, te maken. Het beginsel geldt voor
den mensch in het algemeen, voor iederen
mensch, omdat het een natuurrecht van den
mensch omvat. Hoe dwaas de boven aangegeven
bewering is, blijkt het best, wanneer men be
denkt, dat er niets wisselvalligere is dan rijk
dom en armoede. Er is een zeer juist spreek
woord, dat getuigt: de geldzak en de bedelzak
hangen aan denzelfden deurknop. In verreweg de
meeste families wisselt de fortuin binnen hon
derd jaar eenige malen. En zeker dit geslacht
heeft overvloedige bewijzen, hoe weinig er noo-
dig is om van een arme een rijkaard en nog
meer om van een rijke een arme te maken, 't
Is dus dwaas te beweren, dat het eeuwige en
onveranderlijke beginsel van het privaat eigen
dom er zou zijn ten voordeele van een bepaalde
groep menschén: het beginsel blijft, maar het
bezit bij de menschen verandert voortdurend.
Ergerlijker wordt de dwaasheid van bedoelde
bewering, wanneer het verwijt tot de Kerk
wordt gericht. Voortdurend kan men de be
schuldiging hooren, dat de Kerk met het pre
diken van het beginsel der noodzakelijkheid van
het privaat bezit in de kaart speelt van „het
kapitaal". De valschheid van dezen waan be
hoeft zeker na het bovenstaande geen betoog
meer. Doch afgezien daarvan heeft de historie
te allen tijde bewezen, dat het tegen het be
lang der Kerk is de machtigen der aarde te
steunen; maar zelden heeft zij hun steun, veel
meer hun verachting en vervolging ondervonden.
Armoede en rijkdom zijn voor de Kerk, die
er op de eerste plaats voor het zieleheil is, van
geen overwegende beteekenis. „Voorop moet ge
steld worden schreef Leo XIII in zijn Rerum
Novarum dat de mensch zijn lot moet dragen;
dat het lagere niet aan het hoogere in de maat
schappij gelijk kan worden. De socialisten stre
ven daar wel naar, maar iedere poging tegen
de natuur der dingen is ijdel. Er bestaan im
mers onder de menschen van nature zeer veel
verschillen: noch het verstand, noch de ijver,
noch de gezondheid, noch de krachten zijn bij
allen gelijk; en de noodzakelijke ongelijkheid
van deze dingen wordt vanzelf gevolgd door
een ongelijk fortuin."
De ervaring en het gezond verstand zeggen
trouwens hetzelfde. Men kent het langzamer
hand klassieke voorbeeld van den kapelaan, die
aan zijn patronaatsjongens een aantal prach
tige spellen cadeau had gedaan. Na zeer korten
tijd bemerkte hij, dat met dit gemeenschappe
lijk bezit zeer ruw werd omgesprongen, om
niet te spreken van een onmiskenbare verniel
zucht. Toen stelde hij den grootsten en sterk-
sten jongen als bewaker aan. Doe, zeide hij de
zen, alsof alles je eigendom is, waarmee je de
anderen laat spelen. En wanneer je hier weg
gaat krijg je inderdaad een der spellen cadeau.
Van stonde af waren de goederen gered: de
aangewezen bewaker beschermde de bezittingen
als zijn oogappel en het was met alle verwaar-
loozing en vernieling gedaan.
Ziehier het heele probleem in een notedop:
geef iemand een tuintje van enkele tientallen
kwadraat meters, hij zal er gelukkig mee zijn.
-Al ligt er een prachtig park van vele hectaren
tegenover zijn huis, hij zal liever op zijn eigen
stukje grond ploeteren dan den rijkdom der
natuur met vele anderen te deelen. De mensch
heeft den prikkel van het eigenbelang noodig
om tot de volle ontplooiing van zijn capaciteiten
te komen. Zóó heeft de Schepper ons nu een
maal geschapen en het is onverstandig om te
gen die natuur van den mensch te willen in
gaan. Talloos zijn de pogingen van idealisten
en utopisten geweest om dezen trek bij den
mensch te dooden en hem tot uitsluitend die
naar van de gemeenschap te maken: steeds zijn
Ze mislukt en de grootste poging op dit gebied
ooit ondernomen, n.m.l. het bolsjewisme in Rus
land, toont in de voortdurende mislukking van
den oogst in het land, hetwelk eens de koren
schuur van Europa werd genoemd, dat het al
tijd een mislukking zal zijn.
Blijft dus het beginsel van de noodza
kelijkheid van privaat eigendom ten eeuwigen
dage onveranderd, dat wil niet zeggen, dat ook
de toepassing van de leer niet voor
Wijzigingen vatbaar is. Integendeel! Naast de
onaantastbaarheid van het recht op persoonlijk
bezit heeft de Kerk altijd met gestrengheid ge-
Wezen op den plicht van den Staat, om voor
het algemeen welzijn te zorgen en op den plicht
van den rijke om van zijn overvloed te geven
aan den arme.
Vooral in een tijd van economischen neergang
als wij nu beleven, is het van groot belang de
beteekenis van deze plichten nader te beschou
wen. Laten wij ons vandaag bepalen tot den
Plicht van den meer bedeelde om aan den nood
lijdende te geven.
Er bestaat een strenge plicht van liefdadig
heid. Ontelbaar zijn de plaatsen in het oude
en nieuwe verbond, in de uitspraken van de
kerkvaders en de Pauselijke encyclieken, die
daarop wijzen. Vooral in de sociale omzend
brieven van de Pausen der laatste halve eeuw
Wordt op die verplichtingen herhaaldelijk en
biet klem de nadruk gelegd. Onmiddellijk ach
ter de omschrijving van de natuurlijke en god
delijke wet omtrent het eigendomsrecht, zooals
Wij deze de vorige maal uit de encycliek „Quod
Apostolici muneris" aanhaalden, laat Paus Leo
XlII een opsomming volgen van alles wat in
de afgeloopen eeuwen door de Kerk voor de
armen en hulpbehoevenden is gedaan. „Den
rijken drukt zij het strenge gebod op het hart
zegt hij dan verder om hun overvloed aan
de armen uit te deelen; en zij dreigt hun met
het goddelijk oordeel waardoor zij, wanneer zij
aan den nood der hulpbehoevenden niet tege
moet komen, zullen gestraft worden met
eeuwige straffen." En hij wijst er op dat deze
afschuiving van den overvloed der rijken naar
de armen de eenige gezonde oplossing is om een
gelukkige maatschappij te krijgen. Wordt deze
wijze van doen verworpen, „dan moet noodza
kelijk een van beide gebeuren: óf wel het groot
ste deel van het menschelijk geslacht valt te
rug in den allerschandelijksten slavenstand, die
lang bij de heidenen heeft bestaan; óf wel, de
menschelijke maatschappij zal door voortduren
de bewegingen beroerd, door roof en geweld
dadige afpersing geteisterd worden, gelijk wij
ook de laatste tijden met droefheid hebben
zien gebeuren."
Wie ziet thans niet de waarheid van deze
woorden, reeds meer dan vijftig jaar geleden
neergeschreven
Later heeft dezelfde Paus Leo in zijn be
roemde encycliek „Rerum Novarum" een geheel
hoofdstuk aan het gebruik van de aardsche be
zittingen gewijd. Na er op gewezen te hebben
dat rijkdommen den mensch niet bewaren
voor lijden en verdriet, dat zij voor den Hemel
niets beteekenen, maar veeleer schadelijk zijn,
zegt de Paus, dat er over het gebruik der aard
sche bezittingen een verheven en gewichtige
leer bestaat. En hij vervolgt: „De kern van
deze leer bestaat hierin, dat het rechtvaardige
bezit van rijkdommen wel moet worden on
derscheiden van het rechtvaardige gebruik
er van. Goederen in privaat bezit hebben is,
gelijk wij zagen, een natuurlijk recht van den
mensch; en van dat recht gebruik te maken,
vooral in het maatschappelijk leven, is niet al
leen geoorloofd, maar zelfs noodzakelijk. „Het
is geoorloofd zegt St. Thomas dat de
mensch eigendom bezit. En het is zelfs noodza
kelijk voor het leven van den mensch.' Maar
wanneer er gevraagd wordt, hoedanig het ge
bruik der goederen moet zijn, antwoordt de
Kerk en wel zonder eenige aarzeling: wat dat
aangaat moet de mensch de uiterlijke goederen
niet als zijn eigendom beschouwen maar als
gemeenschappelijk goed in dien zin, dat men
ze gemakkelijk meedeelt, wanneer anderen in
nood verkeeren. Weshalve de Apostel zegt: be
veel aan de rijken der wereld, gemakkelijk te
geven en mee te deelen! Ongetwijfeld heeft
niemand den plicht om anderen te ondersteu
nen uit datgene, wat behoort tot hetgeen hij
zelf of de zijnen noodig hebben; zelfs niet om
aan anderen te geven van wat noodig is om den
stand te bewaren, die aan zijn persoon voegt en
past: „Want niemand behoeft te leven op on
passende wijze" (St. Thomas). Maar wanneer
aan de behoefte en den stand is voldaan moet
men van hetgeen overblijft mededeelen aan
degenen, die het noodig hebben. „Hetgeen over
is, geeft het als aalmoes!" Uitgezonderd in den
uitersten nood, is dit wel geen plicht van
rechtvaardigheid, maar van christelijke liefde,
en men heeft geen rpcht om deze krachtens
een wet af te dwingen. Maar boven de wetten
en bepalingen der menschen, staan de wet en
de uitspraak van Christus, Die God is en Die
op velerlei wijzen de gewoonte om te geven
aanraadt; „het is zaliger te geven dan te ont
vangen"; en Die het bewijzen of weigeren van
milddadigheid aan de armen zal beoordeelen,
alsof zjj Hemzelf bewezen of geweigerd is. „Wat
gij aan een van deze mijn geringste broeders
gedaan hebt, dat hebt ge aan Mij gedaan."
Van dit alles is dit de samenvatting: al wie
door Gods goedheid een grootere menigte van
goederen ontving heeft deze wel gekregen met
het doel ze tot eigen vervolmaking aan te wen
den, maar tevens om ze tot welzijn van zijn
medemenschen als uitdeeler van de gaven der
Voorzienigheid te gebruiken."
Ziedaar in het kort de leer over de liefdadig
heid samengevat. De moeilijkheid hierbij blijft,
dat, waar de algemeene richtlijnen overduidelijk
zijn, niet voor iederen rijke persoonlijk is
aan te geven, althans niet met preciese cijfers,
welk deel hij van zijn bezit op grond der recht
vaardigheid en hoeveel hij uit plicht van naas
tenliefde moet wegschenken. Deze moeilijkheid
maakt, dat de niet bezittende vaak te hooge
eischen stelt en de bezitter zich aan zijn plicht
onttrekt. Wij zullen een volgenden keer trach
ten hierin een uitweg te vinden.
LIBRA.
BUITENZORG, 10 Nov. (Aneta) Op 9 Nov.
is officieel gemeld, dat de watersnood tengevol
ge van de overstrooming van de Melawi-rivier
nog steeds aanhoudt. Sedert 5 Nov. is het water
nog 28 centimeter gestegen. De bevolking aan
vaardt dankbaar de hulp door het Binnen-
landsch Bestuur verleend. In de eerste dagen
van den watersnood is ruim 100 pikols rijst ver
deeld, terwijl aanvulling van den voorraad onder
weg is. Eveneens worden droge visch, kadjang
idoe en vereche groenten aangevoerd, daar de
aanplant onder water staat. Door het Hoofd
van den Zoutvervoerdienst is vrij transport van
vivres toegestaan. De hulp van het Smeroe-
fonds is ingeroepen. Dadelijk zijn van bestuurs-
wege maatregelen genomen voor goede hulp
verleening en voor een geregelde verbinding
met de bestuursvertegenwoordiging te Nanga-
pinoh, op een afstand van 550 K.M. van Pon-
tianak gelegen.
Naar aanleiding van loopende geruchten kan
worden medegedeeld, dat ter bevoegde plaatse
niets bekend is omtrent een bijeenkomst te
'sGravenhage of te Berlijn van de Regeerings-
eommissies, welke op grond van het Clearing-
verdrag tusschen Nederland en Duitschland
wederzijds zijn ingesteld.
De regeering heeft in de Memorie van Ant
woord verklaard, dat overwogen wordt om voor
de werklooze arbeiders goedkoope levensmidde
len ter beschikking te stellen. Naar „Het Volk"
thans verneemt, worden daarover reeds onder
handelingen gevoerd, niet alleen met de daar
voor in aanmerking komende industrieën, doch
er zijn ook reeds besprekingen gehouden tus
schen regeeringsadviseurs en de vakcentralen.
De bedoeling is om op uitgebreide schaal le
vensmiddelen tegen verlaagden prijs beschik
baar te stellen in aanmerking daarvoor ko
men aardappelen, stapelgroenten en vleesch.
Naast het bussenvleesch, dat belangrijk in
prijs zou worden verlaagd, wil men, zooals ge
meld, gehakt tegen goedkoopen prijs gaan ver-
koopen. Dat gehakt zou zijn samengesteld uit
rund- en varkensvleesch, met rijkelijke bijvoe
ging van vet, opdat daardoor het vettekort in
de gezinnen der werkloozen zou worden aange
vuld.
Zaterdag werd in het Jaarbeursgebouw te
Utrecht de najaarsvergadering gehouden van de
Vereeniging voor Strafrechtspraak. Des mor
gens werden twee sectievergaderingen gehou
den. In de sectievergadering voor de kinder
rechtspraak hield Mr. J. Overwater, kinder
rechter te Rotterdam, een inleiding over de
vraag: „Verdient het aanbeveling de voorzie
ning in de ouderlijke macht of voogdij na
scheiding van tafel en bed of na echtscheiding,
alsmede de ontzetting of ontheffing uit de
ouderlijke macht en voogdij en het herstel
daarin aan den unus judex op te dragen?'/
In de sectievergadering voor de politie-
rechtspraak behandelde mr. B. de Gaay Port
man, rechter te Amsterdam de vraag: „Is het
gewenscht de mogelijkheid van publicatie van
strafoplegging grooter uitbreiding te geven dan
de wet thans kent en zulks met of zonder open
baarmaking van namen?"
Des middags werd de algemeene vergadering
gehouden. Mr. T. J. Dorhout Mees, rechter te
Utrecht, hield een inleiding over: „De rechten
van verdachte en zijn raadsman in het voor
onderzoek."
Spr. verdedigde een aantal voorstellen tot
wijziging van het wetboek van strafvordering.
Destijds hebben wij melding gemaakt
van de plannen der regeering, tot in
voering van een nieuwe regeling voor de ver
strekking van tweede hypotheek aan de parti
culiere bouwnijverheid, ter vervanging van de
in 1933 ingetrokken regeling.
Die nieuwe regeling was namens den mi'
nister van Sociale Zaken om advies gezonden
aan verschillende, meerendeels groote gemeente
besturen en naar bekend is geworden hebben
indertijd B. en W. van Amsterdam en Rotter
dam bezwaren tegen deze nieuwe regeling ken
baar gemaakt. Rotterdam heeft de regeling
feitelijk afgewezen, terwijl Amsterdam o.a. ken
baar heeft gemaakt, dat van de nieuwe rege
ling de woningbouwvereenigingen niet behoo-
ren te zijn uitgesloten. Ook het gemeentebe
stuur van Den Haag schijnt zich niet onver
deeld gunstig over de nieuwe regeling te heb
ben uitgelaten.
Thans verneemt „Het Volk", dat na overwe
ging van de verschillende bezwaren in de ont
worpen regeling wel enkele wijzigingen zullen
worden aangebracht.
De invoering van de nieuwe regeling voor de
verstrekking van tweede hypotheek op bouw-
voorechotten tot ten hoogste dertig pet. van
de bouwkosten, onder garantie van rijk en ge
meente, ter aanmoediging van den arbeiders
woningbouw, kan dan ook binnenkort worden
tegemoet gezien.
Er zullen, naar men weet, in deze regeling
voorwaarden worden gesteld, beoogende een
zekere limiteering van de woninghuren.
Voor ons ligt het nummer van 5 December
1-331 van het „Geïllustreerd tijdschrift voor Ko-
tholiek Jong Nederland", aldus de „Telegraaf".
Oom heeft zijn neefjes in spanning gebracht
door zijn verhalen over een zeer bijzonderen
auto of liever auto-motor, welke hij heeft ge
construeerd.
Men luistere slechts naar eenige brokstuk
ken van ooms verhaal in zijn gesprek met neef.
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht
en Arnhem haden al kennis gemaakt met „the
Air Car". Maar tot groote teleurstelling van
oom Jules was de wagen tamelijk onverschillig
ontvangen.
„U had mij beloofd iets te vertellen van den
auto, zei Kees vrijmoedig. Hij was ook al goede
maatjes met oom.
Kom dan maar mee naar de garage, 't Was
werkelijk een prachtwagen. Maar voor de uiter
lijkheden interesseerde Kees zich niet. Den mo
tor moest hij hebben.
Oom maakte de motorkap open.
Zie je wel, hoe eenvoudig dit alles er uit
ziet? Alles werkt door dezen motor, wees oom.
Zie je die pijpen? Hierdoor wordt onder 't
rijden de lucht héél sterk ingezogen en hier
wordt ze direct ontleed. Door deze buis loopt
't water naar den radiator voor de afkoeling; en
door deze pijpen gaat eerst het koolzuur en
dan de stikstof naar „de staaf". Dan ontstaat
ei onmiddellijk een brandbaar gas. Er is dus
geen carburator noodig, zooals bij gebruik van
benzine. De explosie heeft dadelijk plaats door
de dynamo en dan werkt de motor".
Oom vertelt dan later over het geheim van
de staaf. Dat is de clou van de uitvinding. De
chemische samenstelling daarvan is van dien
aard, dat er een brandbaar gas ontstaat, zoo
dra zij in aanraking komt met koolzuur en
stikstof.
En het verbruik van den motor van oom Ju
les kost niet meer dan een paar tientjes per
jaar.... eveneens de motor van Wardenier.
Dit heele kinderverhaal lijkt als twee drup
pels water op de z.g. wereldschokkende uitvin
ding van den jongeman te Wolvega, aan wiens
kortstondige roem thans zoo'n dramatisch ein
de is gekomen.
„La Compagnie des Quinze", het kunstzinnig
ensemble tooneelisten, samengesteld en gevormd
door Jacques Copeau, zal aanstaande week in
ons land debuteeren en wel den 13den Novem
ber in den Stadsschouwburg te Amsterdam en
14 November in den Kon. Schouwburg te 's
Gravenhage voor de leden van de Alliance
frangaise en Nederland-Frankrijk.
Zooals men zich wellicht herinneren zal, is
eenigen tijd geleden een commissie benoemd,
om voorbereidingen te treffen tot de definitieve
oprichting van een instituut voor opleiding van
leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs.
Bedoelde commissie is met haar taak klaar
gekomen en Zaterdagmiddag had in hotel „Ter
minus" te Utrecht onder presidium van den
heer G. N. Meurs uti Leiden de officieele op
richtingsvergadering plaats.
Op deze vergadering werd o. m. besloten bij
de ter goedkeuring aan de vergadering voor
gelegde statuten, een passage toe te voegen
waardoor bij de voorbereiding' voor het opvoed
kundig gedeelte van de examens, de leerlingen
verzekerd kunnen zijn van de eerbiediging hun
ner godsdienstige overtuiging'.
Hierdoor bereikte men, dat de vertegen
woordigers van Christelijke en R. K. geïnteres
seerde organisaties tot toetreding konden be
sluiten.
Het door de commissie ontworpen huishou
delijk reglement werd dan, na het aanbrengen
van eenige veranderingen goedgekeurd even
als dit met de statuten het geval was.
Op deze statuten zal de koninklijke goedkeu
ring worden aangevraagd.
Tot leden van het voorloopig bestuur werden
benoemd de volgende heeren:
G. N. Meurs en H. Wapstra Azn. Ned. Bond v.
Leeraren en Leeraressen b. h. Nijverheidson
derwijs; A. J. L. Visser van IJzendoorn, Bond
van Vereenigingen t. h. geven van Nijverheids
onderwijs; K. Kooijman, Vereeniging v. Direc
ties van Nijverheidsscholen; M. Worp, Vereeni
ging t. b. v. d. Vakopleiding van Handwerks
lieden in Nederland; Joh. Eering, Ned. Bond
v. Technici; A. A. Hordijk en S. van den
Broek, Bond v. Ned. Onderwijzers en J. de
Heer, St. Bernardus.
De bestuursfuncties zullen onderling worden
verdeeld.
Aan het einde van de vergadering bleek, dat
reeds definitief tot dit instituut waren toege
treden 35 persoonlijke leden en 8 organisaties.
Zaterdagochtend heeft de minister van De
fensie de commissie van advies nopens che
mische en aanverwante verdedigingsvraagstuk
ken geïnstalleerd.
Deze commissie is te beschouwen als een
voortzetting' van de vroegere commissie van ad
vies nopens chemische strijdmiddelen. Haar
taak is thans uitgebreid en haar samenstelling
heeft eenige wijziging ondergaan.
Voorzitter is prof. dr. P. van Romburgh, hoog
leeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht;
secretaris ir. A. J. der Weduwen, technoloog
van de Artillerie-inrichtingen aan de Hem-
brug. Leden zijn: prof. dr. H. J. Backer, hoog
leeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen;
dr. J. H. de Boer te Eindhoven; prof. U. G.
Bijlsma, hoogleeraar-directeur van het pharma-
cologisch laboratorium der Rijksuniversiteit te
Utrecht; prof. dr. A. Klarenbeek, directeur van
het Instituut voor pharmacologie en ophtalmo-
logie en van de kliniek voor kleine huisdieren
der veeartsenijkundige faculteit der Rijksuni
versiteit te Utrecht; prof. dr. ir. A. J. Kluyver,
hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te
Delft; prof. dr. ir. H. I. Waterman, hoogleeraar
aan de Technische Hoogeschool te Delft.
Zooals thans ieder ingewijde weet. hebben
de groote magnetiseurs een begin gemaakt
van onze kennis van hypnotisme, sugges
tie, telepathie en vooral de zielsgenezing. Maar
eveneens is het zeker, dat zij veel te hoog ge
grepen hebben.
Verschillende helderzienden begonnen zich
ook met de theologie te bemoeien en gaven
openbaringen. Ten einde de katholieken (en
andersdenkenden) van deze dwaalwegen af te
houden, zond de H- Stoel in 1856 een encycliek
de wereld in, waarin werd gezegd, dat de som-
nambulen vrouwen met zwakke zenuwen wa
ren, die zich voorgaven allerlei onzichtbare din
gen te zien, de gave te bezitten, om over gods
dienst te spreken, dooden op te roepen, enz. De
H. Stoel spoorde de bisschoppen aan. het som
nambulisme tegen te gaan.
Omstreeks dezen tijd begint het magnetisme
aan invloed te verliezen, ook in Duitschland; in
Engeland had het nooit vasten voet verkregen.
Wat Amerika betreft, er is geen land ter we
reld, waar de menschen in zoo grooten getale
en met zooveel enthousiasme de valsche
mystieke bewegingen aanhingen als daar.
De menschelijke gedachte zou aldus almach
tig worden, zou geen grenzen meer kennen,
maar wetenschap bezitten, zonder ooit geleerd
te hebben. Met behulp van zulke verlichte gees
ten zou men trouwens in staat zijn, een geheel
nieuwe wereld en een gansch nieuwe samenle
ving voort te brengen!
Het is dus zeer goed te begrijpen, dat de
groote magnetiseurs met al hun verstand en al
hun energie getracht hebben, dit groote werk
van helderziendheid te verwezenlijken. Daar
voor hebben zij dan ook inderdaad hun som
nambules nauwkeurig bestudeerd. Zoo leerden
zij veel kennen omtrent de rol, die het gevoel
en de emotie speelt in de helderziendheid; zij
leerden de rol van de aandacht kennen, en
tegelijk den invloed van de vermoeienis. Want
een gespannen aandacht is voor een somnam
bule noodzakelijk, maar dit is zeer vermoeiend,
en wanneer de séance te lang duurt, faalt de
helderziende. Daarmee werd het echter ook
noodzakelijk, om het lichamelijk en geestelijk
leven van de proefpersoon te regelen, om haar
aldus geschikt te maken voor de groote taak,
die zij onder de menschen te vervullen had.
Er waren eigenlijk twee methoden van gene
zing: de eerste bestond hierin dat de somnam
bule aangaf, aan welke ziekte de patiënt leed
en welke geneesmiddelen tegen deze ziekte
werkzaam zijn. De tweede methode echter was,
om den patiënt zelve helderziende te maken en
hem (of haar) aldus in staat te stellen, zijn
eigen lijden te kennen, en ook de genezing
daarvan. Om nu helderziende te worden, moest
de patiënt zijn (haar) gansche levenswijze ver
anderen, om gevoeliger te worden voor de groo
te kracht.
Van al deze helderziendheid is thans niet
veel meer overgebleven, maar wel werd op de
boven geschetste wijze een groote kennis ver
kregen omtrent vele interessante verschijnse
len.
Het meeste kwam natuurlijk nooit uit, er was
zeer veel bedrog, en de geheele beweging ver
liep in spot en hoon.
Intusschen werd de wetenschappelijke wijze
van het vraagstuk hoe langer hoe beter uitge
werkt. Niet weinig is daartoe bijgedragen door
den Engelschman Braid. Deze had in 1841 voor
het eerst een séance bijgewoond, die door een
Zwitsersch magnetiseur, Lafontaine, gegeven,
werd. Hij dacht dat alles bedrog was en tracht
te Lafontaine na te doen. Toen hij dit probeer
de ontdekte hij merkwaardige dingen. Ziehier
wat hij zelf mededeelt. De eerste maal ge
loofde hij er niets van, maar zes dagen la
ter bemerkte hij dat de gemagnetiseerde de
oogen niet kon openen. Hij vond hiervoor een
natuurlijke (maar een verkeerde) verklaring, en
wel dat een zekere vermoeidheid van de oogen.
door te groote inspanning, het opslaan van de
oogleden onmogelijk maakte. Hij verzocht zijn
vriend te gaan zitten en oplettend te kijken
naar den hals van een flesch, die zoo hoog ge
plaatst was, dat de oogen daardoor vermoeid
werden. Na drie minuten sloten zich zijn oog
leden, de tranen stroomden over zijn wangen,
zijn hoofd neigde voorover, hij kreeg lichte
trekkingen in het gelaat, een zucht ontsnapte
hem. en hij viel in een diepen slaap. De vrouw
van Dr. Braid was over deze gebeurtenis zeer
verwonderd; haar echtgenoot liet haar vervol
gens langen tijd naar een ornament van een
porseleinen suikerpot kijken; in enkele minuten
sloten zich haar oogen, zij slaakte een diepen
zucht, haar borst hijgde, zij viel achterover en
kreeg bijna een aanval van „hysterie". Daar
om deed haar man haar ontwaken.
Dit was een zeer belangrijke ontdekking;
voqreerst werd daardoor het bestaan van de
geheimzinnige magnetische Vloeistof naar het
rijk der fabelen verwezen, maar vooral werd het
hypnotisme daardoor een wetenschappelijk te
bèstudeeren ding, veroorzaakt in dit geval door
het staren naar een voorwerp; en bovendien
bleek de oorzaak van het hypnotisme niet te
liggen in de persoon van den hypnotiseur, maar
in de gehypnotiseerde zelf.
Zoo eenvoudig was nu echter de zaak niet,
en later bleek dat de gehypnotiseerde dikwijls
een werkelijken band heeft met den hypnoti
seur.
Braid ontdekte nog andere dingen. Wanneer
hij den gehypnotiseerden persoon een houding-
van toorn aangeeft, door diens handen tot een
vuist te ballen, dan gaan ook alle gelaatstrek
ken van den gehypnotiseerde een toornige uit
drukking aannemen, en hij zelf neemt de hou
ding van een bokser in.
Behalve dat, heeft hij nog vele andere be
langrijke bijzonderheden van den hypnotischen
slaap ontdekt. Het belangrijkste is wel, dat de
ingeslapen persoon in een toestand verkeert,
waardoor hij zeer gevoelig is voor suggestie.
Braid heeft ook zijn ontdekkingen in de ge
neeskunde toegepast. Allerlei ziekten heeft hij
daarmee behandeld, maar het is zeker dat hij
niet in alle gevallen even critisch is te werk ge
gaan.
Het werk van Braid maakte in Engeland
weinig opgang.
Tientallen jaren lang hoort men van het ge
heele hypnotisme weinig meer en zij die er
nog aan deden, deden het in 't geheim. In dien
tijd zou de medicus zijn geheele carrière zien
mislukken, indien men wist, dat hij aan mag
netisme deed. De toenmalige groote psychia
ter van Rouen, Morel genaamd, magnetiseerde
in 't geheim. Nog merkwaardiger is, wat Janet
vertelt, over een zeer geëerd medicus in een
provincieplaats; 's morgens vertrok hij met een
herboriseertrommel, z.g. om kruiden te zoeken;
maar in werkelijkheid ging hij naar een nabu
rig dorp, waar in een huis enkele zenuwzieke
vrouwen woonden; het was een soort hospitaal
van somnambules, die bevel hadden, een ver
borgen leven te leiden; deze vrouwen bleven in
slaap en onbeweeglijk tedens zijn afwezigheid;
met deze vrouwen heeft hij eindelooze proeven
genomen. Maar nooit kwam iemand te weten,
wat hij in 't geheim deed.
Er was een groote beroemdheid noodig, wiens
reputatie een stoot verdragen kon, om dit soort
studies weer in wetenschappelijke eere te bren
gen. Deze beroemdheid was J. M. Charcot, de
beroemdste zenuwarts van zijn tijd. Deze is
weer begonnen onderzoekingen te doen over de
z.g. groote hysterie, dat zijn de bewustelooshe
den, de aanvallen en de crisen, die zoozeer in
discrediet waren gekomen. Ook de geschiedenis
van deze proeven is zeer interessant, en Iaat
mij de waarheid spreken niet het minst door
het feit, dat ook de groote Charcot het offer
geworden is van een groote misvatting
Daarover een andermaal.
TH. H. SCHLICHTING.