iiwiiTif
Kruiswoord
raadsel
■fc - -
•««*- ^Mf ■pBB
"IBMMMFgfc:.
Het Sc
ZONDAG 11 NOVEMBER 1934
N o vember-nummer
ka. IIU niet
S 1
^toQmpijp.
a Ik p e
'*a m
I-
m 4üm
m m
BRABANTSCHE BRIEVEN
i Heur leven lank hee de stad keur nie leeren kennen m
J I
3
'6
l£
URNEN GEVONDEN
tiQ.plAck
LEGERKAMPPOT GEVONDEN
Italiaansche onderscheidingen
Hr. Ms. „Johan Maurits van
Nassau"
g m
11R1
||||l§f
üi -
Aan de rotsachtigegrillige kusten
lil
i fü
18»
OM EEN NIET RENDABELE
TRAMLIJN
De opheffing van het traject
GoudaSchoonhoven
Academische examens
Apothekers-assistent
Wiskunde L.O.
K. N. I. L. M.-vliegtuig gerepareerd
TUINBOUWBELANGEN
Inlandsche adellijke plechtigheid
S HIJ WILDE ZITTEN
Ze was zoo
doodgewoon
Altijd had
ze 't goed
Z
/3
9
Van links naar rechts:
1. voegwoord. 4. deel van een plant. 8. lof
dicht, 11. snelheid, 12. schoonmaak-gerei, 13.
loofboom, 14. adellijke persoon. 18. hooge berg,
19. deel van 't menschelijk lichaam, 20. gezond
en frisch. 22. étui, 24. Bijbelsche vrouwennaam.
26. hoeveelheids-aanduiding. 29. voorzetsel, 30.
plaats in Utrecht, 32. bergplaats, 33. radio-
omroepvereeniging, 34. voorzetsel, 35. merk op
maten en gewichten, 37. plomp, zwaar, 38.
waarmee zich de puzzlaar graag bezig houdt,
39. schaap, 40. titel van een predikant, 41.
rivier in Noord-Brabant, 42. de Wijnmaand
(afk.), 43. bijwoord van tijd, 45. ettergezwel, 48.
notennaam, 49. uniek, 52. houding, 53. stand,
55. hoofddeksel, 57. stap, tred, 58. wordt door
hengelaar gebruikt, 60. die een overzetveer be
dient, 63. vogel, 65. zwaarlijvigheid, 66. schande,
67. hoogepriester uit het Oude Verbond, 68.
boer, 69. boomloot.
Van boven naar beneden:
1. wees gegroet, 2. werpstrik met koord, 3.
zit in sommige vruchten, 4. visch, 5. plaats in
Gelderland. 6. plakmiddel, 7. vlug, 8. familie
lid, 9. veelarmige uitmonding van een rivier,
10. plaats in Noord-Brabant, 15. gewicht, 16.
iemand, die bestellingen uitvoert, 17. voltooid,
beëindigd. 19. onmisbaar aan fiets en auto, 21.
ocgenblik. 22. nationaal versiersel op jas of
hoed, 23. handelaar, 24. water in Friesland, 25.
slee, 27. ontelbaar, 28. gezantschap, 30. flinke
hoeveelheid, 31. nijdig persoon, 34. boosheid,
haat, 36. katholieke Sociale Actie (gew. afk.),
44. monddeel, 46. uitroep van afkeer, 47. bij
woord van plaats, 48. kleedingstuk, 50. brand-
verf, 51. front, 53. oorlogsmateriaal, 54. be
hoort bij een kerkgebouw, 56. voorzetsel, 57.
familielid, 58. groet, 59. sneeuwschoen, 61. lid
woord, 62. masker, 63 afk. vrouwennaam, 64.
artikel (gew. afk.).
OPLOSSING VORIG RAADSEL.
Prijswinnaars zijn:
W. Ankone, Gasthuisstraat 1, Oldenzaal.
A. Broekman, Spiegelgracht 23-25, A'dam (C.)
J. Th. L. Ernst, Zonstraat 5 bis, Utrecht.
Mevr. B. Eijsbouts-Wijnen, Wilhelminastraat
40 a, Asten (N.-Br.)
G. v. Geffen, Regentesselaan 166, Den Haag.
Mevr. C. Jansen-van Leur, Linnaeusstraat
60 bis, Zuilen (Utr.).
J. Jonckbloet, Kerklaan 30, Heemstede.
Mevr. Th. J. van Kemenade, Witte de Withstr.
1661, Amsterdam (W.)
C. van Loon, Rozenstraat 28, Arnhem.
Mej. A. Mansveld, Acaciastraat 30b, Utrecht.
L. J. M. v. d Meijs, Kleverlaan 104, Haarlem.
C. A. Mollenberg, Dreumel.
C. A. Ouwendijk,Prins Hendrikkade 73, Am
sterdam (C.)
Mej. A. Preenen, Delftstraat 2, Haarlem.
C. van Ree, Tuinbouwlaan 14, Breda.
Mej. Annie van Santen de Hoog, tlommelsche
Weg 370, Arnhem.
•J. A. Schermijn, Groot Ziekengasthuis, Kamer
50, Den Bosch.
A. J. P. Smith, Jacob Marislaan 33, Arnhem.
S. Swinkels, Langdonkenstr. 20, Eindhoven.
C. Fennen, Passeerdersgracht 19 hs, A'dam (C)
H. G. Vermeulen, Rijnlaan 15, Utrecht.
A. P. Voorvelt, Emmastraat 46, Hilversum.
Mej. M. de Waal, van Speijckstraat 121, Am
sterdam (W.)
J. van Wessem, Kaldenkerkerweg 8, Venlo.
Mej. E. M. Zwaneveld, Bisschop Ottostraat 6,
Haarlem.
Onder de goede oplossers worden elke week
25 prijsbroeken verloot, welke door de admini
stratie worden toegezonden.
Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruijsdaelstr. 60, Utrecht
Donderdag werden op het terrein der ge
meentelijke bebossching te Goirle, dat onder
toezicht van de Nederlandsche Heide Maat
schappij in werkverschaffing werd omgespit en
geëgaliseerd, een tweetal urnen met verbrande
menschenbeenderen gevonden.
Daar het terrein grenst aan de heide, die
vroeger onder toezicht van de directie van het
Rijksmuseum is vergraven en waar toen vele
urnen gevonden waren, was tevoren door het
gemeentebestuur, in overleg met het Rijksmu
seum, een premie van f 5.— beschikbaar gesteld
voor iedere urn, die onbeschadigd werd bloot
gelegd.
Een der thans gevonden urnen is fraai be
werkt en een aanwinst voor de verzameding uit
Goirle.
Dr. Burgch, van het Rijksmuseum van Oud
heden te Leiden, kwam Vrijdag met den burge
meester en den heer E. J. van Puyenbroek het
werk in oogenschouw ijemen en aanwijzingen
geven voor het verdere werk, aangezien vermoe
delijk nog verschillende graven kunnen worden
blootgelegd.
Het optische instrument, dat door de juiste
plaatsing der 9 woorden te voorschijn komt, is
dus de microscoop.
Het spreekwoord „Al doende leert men," dat
een paar weken geleden in ons anagram
probleem voor den dag kwam, is bij deze gele
genheid weer eens gebleken een waar woord te
ziin: het groote aantal goede oplossers heeft
het overduidelijk aangetoond! Maakt de
Franschman van het genoemde spreekwoord:
„al smedende wordt men smid" we zouden
die hier weer vrij willen vertalen: al puzzlen-
de krijgt men de handigheid volkomen te pak
ken.
Bij de werkverschaffing aan de „Kijksdijken"
te Zutphen is een legerkamppot, vermoedelijk
afkomstig uit den Spaanschen tijd, opgegraven.
De pot is geheel van zwaar koper (klokken-
specie), heeft twee ooren, staat op drie pooten,
waarvan er één zichtbaar is aangezet en heeft
een hoogte en een middellijn van ongeveer 35
c-M. Na schoongemaakt te zijn bleek hij verder
geheel gaaf; het ijzeren hengsel was aan een
zijde afgeroest.
Naar wij vernemen heeft de Italiaansche re-
geering in verband met de totstandkoming van
een bijzonderen Italiaanschen leerstoel aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht de heeren mr. H. J.
Smidt, referendaris van het departement van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en mr.
B. J. L. baron de Geer van Jutphaas, secretaris
van het college van curatoren der rijksuniversi
teit te Utrecht, benoemd tot officier in de
Kroonorde van Italië, Mr. S. K. D. M. van Lier,
notaris te 's Gravenhage, is benoemd tot ridder
in deze orde.
De Italiaansche gezant heeft een dezer dagen
bij gelegenheid van een dejeuner, dat hij deze
heeren in de legatie heeft aangeboden, en waar
bij tevens de bijzonder hoogleeraar R. Guarhien
tegenwoordig was, de versierselen aan deze on
derscheidingen verbonden, overhandigd.
H. M. „Johan Maurits van Nassau", onder
bevel van den luitenant ter zee le klasse W. van
den Donker, is 8 November te Colon in Panama
aangekomen.
Alles betreffende deze rubriek te adresseeren
aan den Schaakredacteur van dit blad.
Een bijzonder leerzame partij uit Aljechin's
bekende werk „Mijn beste schaakpartijen". B.
Blumenfeld had Wit en Dr. Aljechin zelf
Zwart.
(Philidor's verdediging)
Wit: Zwart:
1. e2e4 e7e5
2. Pgl—f3 d7d6
3. d2d4 Pb8d7
Nauwkeurig is de later door Nimzowitsch in
gevoerde zet 3. Pg8-f6, aangezien de va
riant 4. d4:e5, Pf6:e4; Lflc4, c7c&! voor
Zwart geen bedenking heeft. Na den tekstzet
is de voortzetting van Schleehter sterk: 4.
Lfl—c4, c7c6: 5. Pblc3, Lf8—e7; 6. Pf3—g5!
4. b2b3
Na dezen tammen zet is Zwart voor verras
singen gevrijwaard en kan zich rustig ontwik
kelen.
4. c7c6
5. Lel—b2 Dd8c7
6. Pbl—d2
Met de bedoeling, na 6.Pg8f6 den te
genstander door 7. Pd2c4 te dwingen het
centrum op te geven. Zwart voorkomt dit op
eenvoudige wijze.
6. Pg8e7!
Het paard wordt naar g6 ontwikkeld, van
waar het niet alleen e5 dekt, maar tevens het
punt f4 bedreigt, dat na de fianchetteering
van den witten damelooper verzwakt is.
7. Lfl—e2
Na het bovenvermelde was het voor Wit beter
geweest den koningslooper op g2 te plaatsen,
want op e2 staat staat hij in het te verwachten
spel geheel werkeloos.
7. Pe7g6
8. 0—0 Lf8e7
9a2a4
Hierdoor verliest Wit tijd. De zet b7b5 was
niet te vreezen en Zwart zou dien zet dan ook
stellig niet gespeeld hebben.
9. 0-0
10. Pd2c4 Tf8d8
11. Ddl—cl
Het is te begrijpen, dat de dame zich met
op haar gemak gevoelt op de d-lijn. In de eerste
plaats had echter Tflel moeten geschieden,
om den looper, die momenteel weliswaar niets
te verrichten heeft, voor de toekomst te behou
den. Zwart maakt onmiddellijk gebruik van deze
kleine fout.
11. Pg6—f4
12. Tfl—el Pf4:e2t!
13. Tel e2 f7—f6
Nu de looper van de witte diagonalen verdwe
nen is, kunnen de witte velden in het zwarte
spel zonder gevaar ontbloot worden.
14. Pf3—h4 Pd7—f8
15. Fc4e3 Pf8—e6
16. d4 e5
Wit is tot de overtuiging gekomen, dat hij het
openen van de d-lijn op den duur toch niet kan
beletten, waarmede zijn geheel openingsplan
veroordeeld is. Inderdaad was de voortzetting
in den geest d^r opening nog minder aanlok
kelijk: 16. Ph4—f5, Le7—f8; 17. c2—c3, g7—g6;
18. Pf5g3, Pe6—f4; 19. Te2—d2, Lc8—e6; 20.
Delc2, Dc7f71 enz.
16. d6 e5
17. Ph4f5
Stand na 17. Ph4f5
17. Le7—b4
Een listige manoeuvre, welke uiteindelijk de
bezetting van de d-lijn beoogt. Vooreerst wordt
door de dreiging Pe6f4 de verzwakking van
d3 veroorzaakt.
18. c2c3
Of A. 18. g2—g3, Pe6g5.
B. 18. f2—f3, Pe6—f4; 19. Te2—f2, Lc8:f5; 20.
e4:f5, (20. Pe3:f5, Lb4—c5; 21. Pf5—e3, Dc7—16
met pion winst) 20. Lb4c5! en Zwart, die
Pf4d5 alsmede Dc7b6 dreigt, moet winnen.
18. Pe6—f4
Het was van belang, hierdoor het tempo voor
den afruil op f5 te winnen, ter bevrijding van
den dametoren. Na 18. Lb4r—f8; 19. Te2d2,
Pe6—f4; 20. Td2:d8; 21. Del—dl! kon Wit zich
afdoende verdedigen.
19. Te2d2 Lc8 f5
20. Pe3 f5 Lb4—c5
21. b3—b4
Anders vestigt de looper zich na a7aö op
de belangrijke diagonaal gla7. Na den tekst
zet echter, staat de looper op b2 vrij doelloos.
21. Lc5—f8
22. Td2 d8 Ta8 d8
23. Del—c2 Dc7d7
24. Tal—fl
Om de matdreiging op de eerste rij, ont
staande na het wegspelen van de dame, op
te heffen.
24. Dd7—d3
25. Dc2—b3t
Na 25. Dc2:d3, Td8:d3; 26. Pf5—g3, c6—c5!
27. b4:c5, Lf8:c5 en volgend Td3d2 zou de
witte stelling in het geheel geen hoop meer
bieden.
25. Kg8h8
26. Pf5—g3
Gedwongen. Zwart beheerscht thans het gan-
sche bord.
26. h.7h5
Hier mist hij echter den eenvoudigsten en
zekersten weg tot winst. Deze was door 26.
Pf4e2t; 27. Pg3:e2, Dd3:e2 te forceeren, aan
gezien Wit allereerst een pion zou hebben ver
loren, met een slechte stelling. Bijv.: 28. Lb2cl,
De2:e4; 29. Db3—f7, c6—c5! 30. b4:c5, Lf8:c5;
31. Df7c7, Lc5b6! met gemakkelijk winst-
spel. De tekstzet behoorde feitelijk de zaak te
bemoeilijken.
Stand na. 26.
h7h5
27. Lb2—cl
Nu wordt het echter weer eenvoudig. Er had
onvoorwaardelijk 27. h2h4! kunnen geschieden.
Daarna had Zwart niet zonder gevaar zijn ko
ningsvleugel kunnen ontblooten door 27.
g7g5; wegens 28. Db3f7! Lf8g7; 29. h4:g5,
f6:g5; 30. Lb2cl! Zwart zou daarom toch 27.
Pf4e2t hebben gespeeld en na 28. Pg3:e2,
Dd3:e2; 29. Lb2—cl, De2:e4; 30. Db3—f7, c6—c5!
31. Df7:h5f Kh8—g8 ten slotte door zijn over
wicht in positie gewonnen hebben, maar niet
zoo overtuigend als door 26. Pf4—e2r.
27. h5h4!
Het slot gaat van een leien dakje.
28. Lel f4 e5 f4
29. Pg3—f5
Indien nu 29.Dd3:e4, dan 30. Pf5:h4 met
ressources voor de verdediging. Maar Zwart
beschikt over een veel sterker voortzetting.
29. n4—h3
30. Db3e6 h3 g2
31. Kgl g2
Dit heeft mat tengevolge. Maar ook 31. Tflel
was nutteloos. Zie bijv. 31. Dd3:c3; 32.
Tel—bl, Dc3c2; 33. Tbl—el, Td8—dl; 34.
Tel:dl, Dc2:dlt; 35. Kgl:g2, Ddl—g4t; 36.
Kg2—fl, Lf8:b4; 37. De6—c6t, Kh8—h7; 38.
Dc8:b7, a7a5! 39. Db7:c6, f4f3! en wint.
31. f4—f3t
32. Kgl—gl Dd3:fli!
met mat op den volgenden zet.
De algemeene dienst van de Nederlandsche
Spoorwegen heeft de Kamer van Koophandel
en Fabrieken voor Gouda en Omstreken be
richt dat de opheffing van de tramlijn Gouda-
Schoonhoven in het belang der spoorweg- en
staatsfinanciën gewenscht is, zulks te meer, om
dat na voltooiing der reeds begonnen recon
structie van de provinciale wegen Gouda-
Stolwijk-Schoonhoven voor den tramweg nog
slechtere exploitatieuitkomsten te verwachten
zijn.
Indien echter het reizigers- en stukgoederen-
vervoer door de N.V. A. T. O. wordt bediend is
nauwe samenwerking met den spoorwegdienst
verzekerd. De Algemeene Dienst ziet hierin 'n
voorbeeld van coördinatie van spoorwegen en
autovervoer en zou het ten zeerste betreuren,
indien de Kamer aan een locale actie tegen
dit plan steun zou verleenen. Zoodanige actie
zou immers mogelijk de verleening der vergun
ning aan N.V. A. T. O. kunnen doen stran
den, doch zou onder de huidige omstandig
heden op den dur de opheffing van den tram
weg niet beletten.
AMSTERDAM. Cand. examen Ned. Lett. mej.
IJ. Kramer.
LEIDEN. Geslaagd: Candidaats-examen rechten,
mej. J. B. Nauta Pieter en de heeren D. Dumbar
en W. Weissglas.
Doctoraal examen rechten, de heer A. E. van
Rantwijk en R. J. Beer.
LEIDEN. Geslaagd mej. N. E. v. d. Waard.
DEN HAAG. Geslaagd de heer W. de Groot te
Wormer.
BATAVIA, 10 Nov. (Aneta) Het vliegtuig van
de K.N.I.L.M., dat eenige dagen geleden door
landing in een week gedeelte van het terrein te
Pakan Baroe werd beschadigd, zal 17 November
weer gereed zijn en alsdan van Pakan Baroe
naar Batavia doorvliegen.
In de jongste vergadering van het dagelijksch
bestuur van den Nederlandschen Tuinbouwraad
werd besloten aan den secretaris van de F. H.
P. I. mede te deelen, dat dezerzijds geen be
zwaar bestaat om deel te nemen aan een con
ferentie, welke van 16 tot 21 September 1935 te
Rome zal worden gehouden ter gelegenheid van
het botanisch congres.
Uitvoerige mededeelingen werden verstrekt
omtrent een op 22 October gehouden bijeen
komst, uitgeschreven door den Economischen
Raad te 's Gravenhage, waar verschillende
tuinbouwbelangen aan de orde werden gesteld.
Aan de Algemeene Nederlandsche Verkeers-
federatie werd bericht, dat de Raad zich ais do
nateur bij deze federatie wenscht aan te slui
ten.
Zeer uitvoerige mededeelingen werden gedaan
over de mogelijkheid tot deelneming van den
Nederlandschen Tuinbouw aan de Wereldten
toonstelling Brussel 1935. Besloten werd aan
het Tentoonstellingscomité mede te deelen, dat
het onmogelijk zal zijn, om in het hoofdgebouw
te exposeeren, indien niet de beschikking wordt
verkregen over een geldelijke bijdrage.
De secretaris van den Raad werd aangewezen
als plaatsvervangend afgevaardigde in de Ne
derlandsche Studie-Commissie voor Verkoops
organisatie.
Mededeeling werd gedaan van de beschikbare
gegevens voor den wnd. directeur-generaal van
den Landbouw ten behoeve van het landbouw-
verslag 1933.
Het aan den Minister van Staat, Minister van
Economische Zaken ai., verzonden schrijven
betreffende de Centralisatie der crisis-organisa
ties werd goedgekeurd.
SOLO, 10 Nov. (Aneta) Op 23 Nevember zal
de dochter van den Soenan tot Ratoe Femba-
joen worden verheven.
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiK
Meester: „1500"?
Pietje,JKarel de Vijfde geboren,
meneer."
Meester: „1505"?
Pietje: „Toen werd hij vijf jaar."
Van de vele inzendingen, die wy deze
week ontvingen, werd de prijs van 2.50
toegekend aan bovenstaand onderschrift
ingezonden door Tonny Bloemendaal te
Overveen.
Wie zendt ons thans het geestig-
ste onderschrift bij bovenstaand i
plaatje? Aan den besten inzender
wordt een prijs van f2.50 toe-
gekend. Oplossingen tot Woens- 1
dagavond a.s. aan de redactie van I
ons blad. Op de envelop gelieve i
men te vermelden „Onderschrift",
HiiiiiiiiiiimiiiiiiiimmmiimiiimmimiiiiiimiiiiiniiMiiiiiiiiimiiiiiü
Ëlüllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllll llll
.ïillllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllll!
ULVENHOUT, 6 Nov. 1934.
Menier,
Oogenschijnlijk was ze zoo
maar 'n doodgewoon menschke,
dat heur paaike deur t leven
zonder schokskes afdribbelde.
Misschien was ze ok wel doodgewoon, in dieën
zin dan, dat er veul, heel veul van die uitge
droogde, verrimpelde wefkens zijn, die lanks
den kant van 't leven schijnen te gaan met
heur stroeve kopke, waarin 'n paar veugelen-
ocgskes 't leven verraaien. Gij, amico, ge zijt ze
misschien al duuzend keeren teugengekomer.,
zonder dat ge haar gezien hebt. Want zij hee
nie veul plak noodig op de straat en ze dren
telt zoo maar kleintjes weg, lanks de drukte
van de stad. De stad die zij zoo goed kent.
want ze is er geboren en nooit vandaan ge
wist.
Maar heel heur leven lank hee de stad heur
nie leeren kennen.
Want ze was zoo maar doodgewoon, zoo as
er zooveul van die wefkens zijn, die bekaans
van heur eigen niet weten dat ze bestaan.
Van die moederkens, die 'n heel leven leefden
veur man en kinders en eindelijk alleenig over
schieten. op 'n klein bovenhuiske, dat alleen
den postbooi bekend is, die er ééns in de week
'r.en brief brengt. 'Nen brief van 'nen zeun, die
t adreske nog nie heelegaar vergeten is
Ja, 't was zoo maar 'n doodgewoon wefke,
dat zóólank getrouwd gewist was, dat ze heu-
ren eigen naam heelegaar vergeten was en
nouw weer zoo lank weduwe, dat ze den naam
van heuren man nie meer zonder fouten
schreef.
Ik zouw-oe dan ok nie kunnen zeggen, hoe
lllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIÜH
t verrimpelde, stroeve wefke
hiette, maar laten we ze noe
men by den eenigen naam
zooas altij aan heur gedocht is
in 't kleine kringske van deus
vrouwke en., veural, zooals ze
veur heur eigen hiette:
„Moeke."
„Ze had 't goed" wisten de kinders.
Want da schreef ze zeivers!
Moeke had 't alty „goed gehad". Ok toen ze,
in den ouwen tyd, 'n huishouwen bestierde van
zeuven kinders, met 'n tientje in de week. As
Moeke 's avonds hongerig was en naar den
broodtrommel ging en as dan bleek dat er niks
S,f kon, want vader moest den aanderen mer-
gen z'n pakske brood meehebben, de kinders
moesten toch mee 'nen vollen buik naar school,
dan dee Moeke den trommel weer dicht.
biydat er genogt was. Genogt veur
d'aanderen. Want die moesten van huis. Vader
moest naar 't werk, de kinders naar school, zy
mocht thuisbleven en da was genogt.
Thuis, om 't huishouwentje te bestieren, met
drukke handen, met 'nen suffen kop van veul
zorgskes, met 'n kommeke dunne koffie van
den vorigen dag, dat bij heur de botrammen
verving.
Ja, Moeke was maar 'n doodgewoon menschke,
zoo doodgewoon, dat ze heur eigen zelis vergat.
Ze had 't goed. 'n Eigendommeke da ze zelf
veur de helft bewoonde en veur de helft ver
huurde en ouwerdomspensioen.
Zes guldens in de week bleven bekaans
schoon over.
Den grootsten onkostenpost waren de ver-
jaars- en feestdagen van al de kleinkinders.
Maar aandersWel, dan had ze al da geld
nie aan gekund. Nou nou kwam ze eigc-niyk
te kort, maar 't ging alty sjuust as mee dieën
broodtrommel; as Moeke overschoot, dan was
er genogt. En as er zoo „genogt" was, dan had
Moeke het goed.
Nou ga 'k oe zeggen, hoe 'k ze kende.
't Was 'n klaantje van mijnen grnenten-
wagel. Virtig jaren neb ik ze bediend. Overge
nomen van m'n vader z'n klaantenboekske, da1
'k nog alty bewaard heb en waar Moeke in op
genoteerd staat as: „t kleine juffrouwke."
Naambordjes bestonden in die dagen nie, ami
co. Dus vader noteerde z'n klaanten naar zy-
nen indruk. Zoo staan er nog op: „de schele",
„d'n kaptein", ,,'t groote huishouwen", ,,'t blon
de krullenkopke" (ha,— dieën ouwe Dré! Ik
hiet naar m'n vader!) ,JMie de Tand". „Sjaan
van Willemse" (da was natuurlijk goeie ken
nis) „de pukkeltjes", „de kwèèk", ,,'t zwartje",
„de slons", „gezijteduur", afyn, al aan de ..na
men", uit mijn vaders klaantenboekske kunt ge
zien wa dieën ouwen Dré veur 'nen tiep was
enda zyn klaantjes van toen weinig ver
schilden mee mijn klaantjes van nouw'. Ok. ai
zit er dan 'n haalve eeuw mee stoommachienen.
illektriek, vliegwezen en radio tusschenin. D'n
menseh veraandert nie veul, amico, as ge 'm
op den keper beschouwt. De meeste veraande-
ringskes zitten zoo maar aan den buitenkaant
Of de wefkes by m'n vader aan d'n wage]
kwamen mee vijf rokken over mekaar, of bij
mijn in 'n slaapbroekske soms, inwendig is
't 'tzelfde soort, da pingelt, da lacht, da kwekt,
dat 'n blond krullenkopke hee of 'nen onge-
kamden ragebol, op den keper zyn ze krek
geiyk.
Maar Moeke dan, ze staat nog ingeschreven
as 't „kleine juffrouwke". En ditte mot ik er
eerst bijzeggen: gin rooi krüske achter hemen
„naam" horre! De rooie krüskes, 'k heb die
aanteekening van Vaders overgenomen en vir
tig jaren volgehouwen, die rooie krüskes ge
wit, da zyn de klaantjes die nie gepoft meugen
worren! Da wit zélfs d'n kleinen Dré al, Dré
III, die mee de vacanties alty meegaat.
Maar laat 'k terugkomen op Moeke, 'k Zouw
ze vergeten, nouw zelfs, nouw ze veur 't eerst in
de kraant komt, al is "t dan ok.... zonder
naam!
Jaren hè Tj ze bediend, 'k Heb de jongster
nog geboren zien worren, by manier van spre
ken. 'k Heb heur kinders paternosters gegeven
veur d'ren communie, want veur 'n groot huis
houwen, zoo as wy die vroeger tot klaant had
den, dejen we alty gèren wa! Groote huishou-
wens, goeie klaanten! Goeie klaanten veur den
boer, den bakker, ja-veur menier pastoor zelfs,
as ik zoo onstraant mag zijn, omda zoo 's te
zeggen. Hij mot 't tenslotte ok hebben van 'n
vol kerkske! Wa gü'?
'k Heb Moeke bediend as 't huishouwen klei
ner wier, steeds kleiner, as de kinders weg
trokken, as de man doodging, as Moeke ein-
deiyk alleen over was. Dan hè 'k ze veurzien
van 'n haandjevol èèrpels per week, 'n klein
kooltje, m'n kleinste spullen wieren allegaar
te groot, vroeger kosten ze nie groot genogt
zyn, en 'k had moeite om 'n kwartje opge
teld te krygen veur 'n heele week, want na
tuurlijk, ik rekende Moeke's niet 't meeste.
Op den akker, as ik 'n klein maar vast kool
tje rooide, hiew ik 't al ampart veur Moeke.
As er nuuwe groentes kwamen, dan bleef er
alty wel 'n haandvolleke over veur Moeke, al
was 't dan veur 'nen sjoew (2y, ct. stuk).
En zoo hè 'k geperbeerd, Moeke, 't erfstukske
van Vader, zoo prontjes meugeiyk uit te
dienen.
Ze wist 't wel horre! Ze wist da ze 'n stripke
veur had, da kleine wefke.
't Was 's üt den Sinterklaastyd, da 'k ze des
middags in stad teugenkwam.
Twee felle, rooie klurkes glommen onder
heur oogskes. 't Hoedje sting wa-d-achter-
over, waant ze kost 't nie rechtzetten, zoo was
ze gepakt en gezakt. „Moeke" zee ik: „legt oew
pakskes op mijnen wagel, dan ga 'k ze veur oew
deur ryen, menschke."
Efkens docht ze. Keek me vrindelijk aan
lachte veur heur eigen en zee: ,,'k draag ze lie
ver zeivers, Dré."
„Maar mensch
Toen zachtjes: ,,'t is dan Sinterklaas veur
m'n kleinkinders, ziede."
'sMergens had ze niks noodig g'ad.
Den aanderen dag had ze weer niks noodig.
„Moeke
„Dré?"
„Leg ik er uit, bij oe?"
Ze schrok 'n bietje. „Na.... na zooveul jaren
Dré? Neeë, horre. Maar wezeniyk. 'k Heb niks
noodig, neeë!"
't Leugentje wou nie komen.
„Moeke eh ge mot 's lüsteren. Sinter
klaas hee by ons al gerejen. Veur jou! Trui
hee-et meegegeven. Eh maar as ge 't nie
noodig hebt?"
Ze kreeg 'n kleur. Mceke was nie verwend.
Ze was gewend alty te geven. En nou iets kry
gen, op heuren ouwen dagDa kon nie.
„Ik begryp nie, Dré?"
„Kek 's." Ik naar m'nen wagel. 'k Duvelde
m'n beste groenten in 'n benneke, vyf groote
versche eiers, 'n partyke blommers van èèrpels
en 'n maat boerenbotter. „Kek 's moeke, da-d-
hee-t-ie veur jou gerejen. Dochte gy, da Sin
terklaas alty alleen maar veur aanderen ree?
Van 'tjaar zijde gij er ok by, horre!"
Wijd-open gingen heur oogskes van myn naar
't kostelijke benneke. Ze tilde heur haandjes
op, ze liet ze weer zakken.
Toen drupten twee kanjers van tranen over
't smalle, gerimpelde kopke.
„Mag ik efkens in oew keukentje zetten,
moeke, 't is nog al zwaar!" Zoo douwde ik ze
binnen, in heur huiske. Ge kost er van den
vloer eten. Maar 't was koud in 't huiske.
,,'k Heb nog gin kachel aangemokt. Dré." zee
ze, as ik naar 't zwarte, mooi-gepoetste ka
cheltje keek.
Aan den muur hong 't vol van portretten
Flink deurvoeide, stoere kearels; heur zeuns
Ze wees ze trotsch aan. Da's onzen Hame. Dré.
Die hee-g-et ver gebrocht, hè 'k gelezen. Die
is directeur ergens op 'n gasfabriek of illetrieke
fabriek."
„Schryft ie dan nooit, moeke?"
„Hy hee-g-et zoo druk, Dré! Hij kan nie ge
mist worren, gin minuut en dan vier kinders
al. Hier zyn ze." Daar wees ze aandere portret
ten aan. „Dit is z'n vrouw. Mooi, ee?" vroeg
ze trotsch. Ze bedoelde deftig. „Da's onzen
George. Die is zooiets as schoolmeester, maar
dan hooger, ziede. Op 'n ja, ik kan den naam
nooit uitspreken van die school, maar daar zyn
allemaal groote jongens en meskes op."
„Schryft ie wel 's, moeke?"
„lederen verjaardag, Dré! Alleenze
lachte: „alleen alty 'n maand te laat, want hij
is altij in de wéér mee Juny en July."
„Ditte is m'nen liefsten jongen." Zc aaid?
het portret. „Elke week 'nen brief, Dré. Elke
week! Maar hy is wyd weg. Amerika, 'tls zeu
ven jaren gelejen da 'k 'm zag. Maar hy stel 't
goed. Heelgoed."
„Ze hebben 't wyd gebrocht, moeke, jouw
kinders!"
Moeke knikte. Knikte as 'n klein meske,
öa-d'n plumpke krijgt. Ze knikte dikkels en
verlegen.
„Ja, Dré, 'k heb hard gewerkt, net as mynen
man zaliger, maar ik heb er eer van."
Ze keek in gedachten op 't tafelzeiltje. On
derging 'n diep geluk.
Hard tikte-n-'t klokske op den schoorsteen,
'k Was hier in 'n soortement van tempeltje, da
moeke opgericht had veur heur kinders en
kleinkinders.
„En ze weten allegaar, Dré, da 'k 't zoo goed
heb. Da 'k niks tekort koom. Da's plazierig veur
de kinders, ee, as ze 't zeivers zoo best hebben!"
Ik knikte.
Ik kon nie goed m'n woorden vinden.
Maar hongerlijen mocht da wefke me meer
doen. Da stond bij me vast. Alleen, hoe zou *k
't aanleggen. Afijn, mee Trui 's over praten.
En die kouwe kachel. Die stoelen mee de Sin-
terklaaspakskes!
„Moeke, 'k gaai!"
,,'k Heb nog gin koffie gezet, Dré, maar....'*
„Gin tyd, moeke! De klaanten wachten. Op
'nen aanderen keer, dan gèren!"
Ze is oud geworren. Tachtig jaren omtrent.
Toen is ze begraven. In 'n kinderkistje.
De zeuns waren present. Kwamen af in
heuliën auto. 'kHeb 't stoetje sjuust gezien, as
ik lanks kwam weer, mee den wagel.
Toen hè 'k t kleine juffrouwke deurgestript
in m'n boekske. Lochtjes maar, zooda ge 't nog
lezen kunt.
Ginmensch viel 't kleine stoetje op. Er gaan
veul van die stoetjes deur de tyen!
Maar efkens hè 'k gewocht, tot ze moeke
buitendroegen.
'kHeb diep m'n petje afgelicht.
'tWas toen da ze in de kraant kwam. Onder
den Burgerlijken Stand. Weduwe Zusenzoo,
maar niemaand kende dieën naam meer.
Moeke was wel èrg dood.
Ik heb altij 't gedacht g'ad, dat er maar één
traan over dit gouwen zieltje is gevallen Eén
van Trui. De vrouw van den groentenboer,
want kearels willen van tranen nie weten.
Moeke, 't was 'n doodgewoon, onopvallend,
gerimpeld wefke, deur ginmensch gekend.
Die daar zoo kleintjes wegdribbelde. lanks
den kant van 't leven, over heur smalle paaike.
Maar in den hemel, amico, daar troont ze
naast de heiligen, aanders is mijnen naam nie
DRÉ.