D DE SCHOOL VAN JUFFROUW BRIL GE-UIVER" MIDDEN IN DEN NACHT ROODKAPJE VERKEERS- AGENTJE DOOR JOH. RAM 'n Broertje van Zwarte Piet VOOR ONZE MEISJES De combinatie Op naalden no. 3 worden met witte wol 28 steken opgezet voor den bovenkant van den rug. Dan breit men 16 naalden, de eer ste naald recht, tweede averecht. In de daarop volgende naald 1 r., en maak van den 2en steek 2 st., dan breien tot er 2 st. over blijven; in den op 1 na laatsten st. wordt weer gemeerderd, dan 1 r. <R.). Brei dan 5 naalden recht aver, zonder verandering. Het broekje Men zet met roode wol en naalden no. 3 34 st. op voor den achter kant van het broekje. De eerste naald breit men recht, maar steekt aan den achter kant in. (Dit moet altijd bij de eerste naald, dan krijgt Iï' De kousjes De voet Het keepje Het mutsje naarnët groene schuurtje A A Het mandje Het jurkje HET UURTJE JEUGD 99 Moeder! Moeder!" kwam Roel 't huis binnengestormd. ,,De Uiver is er al. Maar hij kan niet landen, 't Is op 't oogenblik stikdonkere nacht in Au stralië en nu kunnen ze het landingster rein niet vinden. Jammer hè moeder. Ze waren er juist zoo „Goeie genade jongen!" viel moeder den ratelaar in de rede. „Wind je niet zoo op. Zeg me eerst fatsoenlijk goedendag. Is 't eigenlijk al zoo laat? 't Is net vier uur! Hoe kom je zoo vroeg thuis?" „Hard naar huis gehold moeder! Ze zeg gen, dat de Uiver S. O. S.-berichten uit zendt. De K. R. O. roept 't om. Mag ik de radio aanzetten moe?" „Ga je gang!" lachte moeder. „Je hebt vanavond zeker geen huiswerk te maken, hè? 't Is alleen maar: Uiver, Uiver, niets dan Uiver!" „Maar 't is toch ook reuze, moeder!" ver dedigde Roel het „Uiveren". „Alleen jammer, dat ze nu zoo'n pech hebben. Als die Boeing ze nu maar niet in haaltZou dat kunnen moeder?" „Maar Roel!" lachte deze. „Hoe weet ik dat nu? Ik heb geen tijd om die Uiver achterna te zitten." „O stil, stil!" juichte Roel opeens. De muziek zweeg en de stem van den omroe per van den K. R. O. kwam iets naders Wat gebeurt hier? mededeelen omtrent den toestand van de Uiver.... t Waren geen prettige berichten. Het vliegtuig was nog steeds niet geland. Het vloog ergens in 't Zuiden van Australië door den donkeren nacht en zond naar alle kanten S. O. S.-berichten uit voor plaats bepaling. „Da's wel jammer!" vond moeder ook. Roel vond 't verschrikkelijk. Voor de be stuurders natuurlijk, omdat die daar nu ongelukkig moesten rondvliegen; en voor zich zelf: omdat ie nou de kans liep z'n weddenschap te verliezen. „Die Uiver komt er nooit!" had oom Her man hem vanmiddag nog geplaagd. „Maar dat wel!" had Roel dapper geant woord. „De Uiver is vast tweede! Dat zult u zien!" Tenslotte hadden ze er voor gewed. Dat wil zeggen, oom had Roel een paar nieuwe voetbalschoenen beloofd, als de Uiver als tweede vliegtuig aankwam. En nu? „De Uiver is foetsie!" mopperde Roel. „Ze weten niet eens meer waar die is! Je zult zien, die Boeing is 'm nog voor!" Maar er was niemand, die naar Roel's gemopper luisterde. En dus zweeg ie maar. Vol spanning bleef ie luisteren, niet naar de muziek, die interesseerde 'm niet; maar 't was hem te doen om de berichten En ja hoor! Eindelijk. Daar kwam de op luchtende tijding: „De Uiver is op de ren baan te Albury geland!" Albury? Die naam stortd niet op de route naar Melbourne. Gelukkig! Er kwamen nog nadere be richten. Albury lag op 250 K.M. afstand van Melbourne. „250 KM.!" herhaalde Roel bij zichzelf. „Da's nog bijna een uur vliegen. Als ze 't nu maar halen." Roel's spanning en teleurstelling werden echter nog grooter. De benzine van de Uiver was op. En in Albury konden ze het vliegtuig niet helpen. Die moest dus heelemaal uit Melbourne per tankauto aangevoerd worden. „Maar dat duurt minstens vier uur," zuchtte Roel. ,,Nou verliezen ze 't vast." „Parmentier en Mol," deelde tenslotte de omroeper nog mede, „zullen het daglicht afwachten voor ze wederom opstijgen!" „Heel verstandig van die menschen," prees moeder. „Maar dan komen ze te laat! Dan ver liezen ze t," jammerde Roel. „Wat geeft dat," vond moeder. „Ze heb ben evengoed getoond, wat ze kunnen." Maar Roel dacht daar anders over. Dat kwam echter vooral door die beloofde voet balschoenen. „Als Parmentier en Moll nu niet gaan op stijgen, ben ik ze kwijt!" besloot ie. Al gauw werd 't Roel duidelijk dat 't uren zou duren, voor de Uiver weer ver trekken zou. Vader kwam thuis en begon er ook da delijk over. „Voor een uur of negen vanavond zullen we wel niets bijzonders meer hooren," zei die onder 't eten. „Misschien dat ze dan wel weer opstijgen zullen!" „Wordt 't uitgezonden, vader?" informeer de Roel. „Weineen jongen, dat kan niet. 't Bericht ran starten wordt alleen getelegrafeerd: naar Vaz Dias bijvoorbeeld. En die zorgt wel, dat wij 't, door middel van de radio, te weten komen!" „Hè vader!" vroeg Roel een poosje na 't eten, „mag ik vanavond niet een beetje langer opblijven? Ik wou 't zoo graag hoo ren!" „O neen, jongen," lachte vader. „Jij gaat op tijd naar bed! 't Is trouwens de groote vraag of er om negen uur al iets te hoo ren is. 't Kan wel tien, elf uur worden. Als 't nog later wordt, ga ik zelf ook naar bed." Roel vond 't jammer! Maar er was niets aan te doen. Toch vroeg ie nog: „Als u 't om elf uur weet, komt u 't mij dan even zeggen? U mag me er gerust voor wakker maken." „Nou, dat doe ik dan wel," gaf vader toe. „Als er echter nog niets bijzonders gebeurd is laat ik je slapen." „Goed zoo!" lachte Roel. „Ik hoef alleen maar te weten of de Uiver als tweede in Melbourne aankomt!" Zoo ging Roeltje slapen! 't Spreekt vanzelf, dat ie in z'n droomen „Uiverde". Roel zat zelf in een vliegmachine. Hij was op zoek naar de Uiver, die heelemaal verdwenen was. Niemand wist meer, waar 't toestel zich bevond. „Dan zal ik 't eens gaan zoeken!" had Roel gezegd. En nu suisde-n-ie door de lucht. In een wip zat ie in Bagdad. Er stond een Kalif op 't vliegveld en die vroeg of ie mee mocht. „Niks daarvan!" zei Roel. „Ik heb haast. Adieu!" Pang! Daar kwam ie alweer in Allaha bad aan. Kijk, daar zaten meneer Asjes en Geysen- dorffer nog aan hun Panderjager te peuteren. „Is ie weer gemaakt," vroeg Roel. „Ja hoor!" was 't antwoord. „We komen je dadelijk achterna!" „Dan mag je wel opschieten!" lachte Roel. Want hup, daar zat ie alweer in Sin gapore. Daar kocht ie van één van de vele Chineezen een pakje pinda en voort ging 't weer. In één sprong zat ie in Port Dar win. De volgende stopplaats, Charleville, sloeg ie maar over. Ziezoo, nu was ie bij MelbourneNu zoeken! Ja, 't was wel lastig zoeken zoo in 't donker, 't Stormde ook nog al aardig. En de Australische ber gen waren ook niet gemakkelijk te over vliegen. Enfin! Toch maar door blijven zoeken. Hier ergens in de buurt moest de Uiver toch wel wezen. „Uiver, Uiver, waar zit je?" seinde Roel. Maar hij kreeg geen antwoord. Hoe Roel ook zocht en rondvloog boven Australië, nergens was een spoor van de Uiver te ontdekken. Wel zag ie de C o- m e t, waarmee Scott en Black naar Mel bourne gevlogen waren, 't Was net of die Comet hem uit stond te lachen. „Dat zal ik je betaald zetten!" dacht Roel. En hup, liet ie zich naar beneden val len, om de Cornet te verpletteren. Maar juist toen dit gebeuren zou, schrok Roel wakker. „Hè? Wat was dat? Zat ie niet in een vliegmachine ergens in Australië? Helaas neen! Heel doodgewoon lag ie hier in z'n eigen bed. Terwijl ginds die arme Uiver nog steeds naar Melbourne zocht. Ineens was Roel klaar wakker. „Zou die Uiver er nog niet zijn? Hoe laat is t?" Roel richtte zich overeind en kon nu op 't klokje zien dat op 't tafeltje naast z'n bed stond. „Half twee is 't al!" schrok Roel ineens. „Half twee. En vader is nog niets komen zeggen. Toen vader naar bed ging was 't vliegtuig dus nog niet in Melbourne. Dan zal 't er nu zoo langzamerhand toch wel komen!" besloot Roel. Ineens kreeg ie een idee. Hij zou 'ns even gaan luisteren. Misschien werd 't wel door één of ander station uitgezonden. Je kon nooit weten. Heel zacht sprong Roel 't bed uit en op z'n teenen sloop ie de trap af. Gelukkig, die akelige trap Kraakte niet. Nog voorzichtiger opende-n-ie de kamer deur en sloot ze weer achter zich. „Ik zal maar geen licht maken!" dacht Roel. Op den tast liep hij naar den muur, waar 't radiotoestel stond. Zonder veel moeite wist hij 't toestel in te schakelen, 't Stond nog op den K. R. O. afgestemd. „Zou er wat te doen zijn?" flitste 't een oogenblik door Roel's hoofd. Toen klonk meteen al de stem van den omroeper door de kamer. En voor Roel goed besefte wat er eigenlijk allemaal gebeurde, hoorde hij de vreugdevolle woorden: „De Uiver is zoo juist in Melbourne aangekomen. Te 1.11 uur had de landing plaats. De Uiver is dus tweede in de snelheidsrace!" Wat er verder gezegd werd, verstond Roel. niet meer. Hij vergat de stille rust van den nacht en danste dol van blijdschap de kamer rond. De Uiver was in Mel bourne: als tweede. Plotseling ging de kamerdeur open en klonk er een barsche stem: „Is hier ie mand?" Vader had, half slapend, een stemgeluid vernomen. „Ik geloof, dat er iemand be neden is!" had ie gezegd. En in de mee ning, dat echte inbrekers zijn woonkamer een bezoek brachten, had vader 't eerste 't beste wat er voor de hand lag, gegrepen, om zich daarmee tegen de inbrekers te kunnen verdedigen. Nu stond ie daar, met de groote waschkom in de hand, in de ge opende deur. „Wat gebeurt hier?" riep ie opnieuw en meteen draaide hij 't licht op, Roel, die even van die onverwachte stem geschrokken was en zich gauw achter een grooten stoel verborgen had, sprong, nu hij z'n vader daar zag staan, vlug te voorschijn en juichte: „Hoort u 't vader? De Uiver is er al! Hij is net in Melbourne geland." Meteen begon de K. R. O. een jubellied te spelen. Een loflied op de Uiver en z'n kranige bemanning. Toen kon vader niet boos op z'n jongen worden. „Zijn ze d'r?" juichte-n-ie met Roel mee. „Fijn hoor! Flinke Hollandsche kerels, die dat weer gedaan hebben. Maar zet nu gauw 't toestel af want we moeten slapen. Mor gen zul je nog genoeg over de Uiver kun nen hooren!" Roel gehoorzaamde. Overgelukkig kroop ie z'n bed weer in. De Uiver was in Melbourne enhij kreeg z'n voetbalschoenen. e meeste kleine meisjes houden er van een pop aan te kleeden. En er zijn er ook veel die het fijn vinden om iets voor hun pop te naaien of te breien. En is het nu niet leuk om de pop eens heelemaal als Roodkapje te maken? Hier volgt een gemakkelijk en leuk gebreid uitzet je. Het is bijna allemaal gewoon recht breien met een klein open randje. Het geheel be staat uit: een combinatie, een broekje, kousjes, een jurkje en een keepje met een mutsje eraan. En dan nog een klein mand je, gehaakt van raffia en zijde. In dit mandje komen kleine pakjes en aardige dingetjes voor grootmoeder. Tegen den St. Nicolaastijd vinden veel grooteren het misschien ook leuk zoo'n uit- zetje te maken voor een of ander poppen- moedertje. Veel kost het niet. We hebben er voer noodig: 1 knotje roode en een kwart knotje witte wol (3 of 4 draads), 1 klein kluwetje roode kunstzijde, 1 beenen haakpen (middelmaat) 1 stalen haakpen no. 7, 2 breinaalden no. 3, 1 M. smal rood lint, ongeveer 1 c.M. breed, 1 M. rood lint ongeveer 2 c.M. breed. Het smalle is voor het ondergoed, het breedere voor het keepje en voor het jurkje. En dan nog een paar draadjes roode en naturel raffia voor het mandje. De kleertjes zijn berekend voor een pop van ongeveer 40 c.M. volle lengte en 25 c.M. van hals tot enkel. Het breien is berekend ongeveer 9 steken op 2)4 c.M. Als men voor een grootere pop wil breien, neemt men iets dikkere wol en dikkere naalden. Men kan alles gemakkelijk langer maken zonder het patroon te verknoeien. De volgende rechte naald breit men zoo als de 17e naald, dus meerderen, dan ave recht en op de volgende rechte naald weer meerderen, zoodat men nu 34 st. krijgt. Dan weer aver. In de volgende naald moet geminderd worden door den 2en en 3en st. van ieder eind samen te breien. Herhaal dit op iede re recht gebreide naald, totdat er maar 10 steken overblijven. Dan afkanten. De voorkant van de combinatie wordt precies hetzelfde, alleen een beetje korter. Brei daarom 6 naalden minder voor men aan den zijkant gaat meerderen. Nu naait men de smalle kanten van de 10 steken aan elkaar en ook de rechte zijkanten; 't andere blijft open voor de beenen. De on der- en bovenkant wordt afgewerkt met 'n gehaakt randje. Men haakt het aldus: 1 stokje in een steek, 2 losse, 1 steek over slaan, 1 stokje, 2 losse enz. Door de ont stane gaatjes rijgt men een smal lintje. men een mooien rand). De volgende naad averecht. Dan worden de gaatjes gebreid: 1 r., den draad om de naald slaan en een recht breien, dan 2 sa men breien; zoo doorgaan tot het eind van de naald. Als men averecht overbreit heeft men de gaatjes. Nu 24 naalden recht en averecht breien. Voor de pijpjes breit men 17 st. recht, werk omdraaien en de 17 st. averecht te rug breien. De 17 overgebleven st. doet men zoolang op een veiligheidspeld. De volgen de naald 14 r., 2 samenbr., 1 r. Dan 6 naalden aver, en r. Eindig het pijpje door gaatjes te maken zooals aan bovenkant. Dan 1 naald aver, en aan den rechterkant afkanten. Het andere pijpje breit men op dezelfde wijze, maar minde ren aan den binnenkant inplaats van aan het eind. Voor den voorkant zet men 30 st. op en breit het vervolgens geheel als den achter kant. Naai zij- en beenkanten aan den ver keerden kant aan elkaar. Pers het ook 'n beetje met een vochtig doekje en een niet te warmen bout. Een smal lintje haalt men door den bovenkant. Begin met dezelfde naalden en roode 28 st. op te zetten. Brei ze weer recht en steek aan den ach terkant in. Brei aver, terug. Nu weer een gaatjesrand maken zooals bij 't broekje. Dan 16 naalden r. en aver. Daarna minderen aan het begin en 't eind van iedere naald tot er 24 st. over zijn. Aan den rechterkant 8 st. recht; neem de horizontale st. ertusschen op en brei dit voor een meerdering. Brei dan 8 st. r. Cdeze st. worden de voorkant van den voet), maak weer een steek meer als tevoren, brei de naald verder. Ga averecht terug. Deze toeren herhalen totdat 36 st. op de naald zijn. Dit zijn dus 6 meerderingen aan iederen kant van de 8 st. Kant dan af. Nu aan den verkeerden kant aan elkaar naaien en oppersen. Het sokje is klaar. Het andere breit men natuurlijk precies hetzelfde. Met roode wol en naalden no. 3 zet men 49 st. op en breit de eerste naald weer r. (achter insteken). Verder: le naald: 2 r., 1 omsl., 2 samenbr. Ga zoo door tot het eind van de naald. 2e naald: brei aver, terug en meerder in het midden van de naald, zoodat er 50 st. ontstaan. 3e naald: 12 r., maak nu 1 st. bij door een draad van het werk tusschen de st. op te nemen en te breien; dan 6 r., meerder weer 1 als tevoren, 14 r., meerder 1, 6 r., meerder 1, 12 r. 4e naald: brei aver, terug. 5e naald: 13 r., meerder 1, 7 r., meerder 1, 14 r., meerder 1, 7 r., meerder 1, 13 r. 6e naald: aver, terug. Herhaal deze laatste naald, steeds 4 st. bijmakend op iedere recht gebreide naald, totdat er 118 st. zijn. Men ziet dat het werk dan schuin wordt; alleen het midden blijft recht en houdt 14 st. Als men 118 st. op de naald heeft, meer dert men op de rechte naald 1 st. aan het begin en 1 st. aan het eind van de naald, om 120 st. te maken. Aver, terug breien. Dan 1 naald aver, aan den rechten kant breien. Dan een rij gaatjes tot aan het eind van de naald. Vervolgens 1 naald r. 1 naald aver., dan 5 naalden r. aver., be ginnend met een aver, naald aan den r. kant. Dan afkanten. 48 st. opzetten met roode wol en naalden no. 3. Brei 24 naalden r. en aver., dan een rand gaatjes zooals bij het broekje; dan 5 naalden r. aver, en kant af. Vouw dit lapje nu 'in de helft, zoodat de opgezette steken den achterkant vormen en naai dit aan elkaar (aan den verkeerden kant). Naai het mutsje dan aan het keepje. Men haakt een randje aan den kant van •■V.-.V.V/AWW.WAV%%VW.SWW.%V.VAft,%VL*AW^WVV.'AVA*AV.V.W.SWWV.\V VWuWWV^WUfl^UW.VVWW"-VWWiVWW.,%^WVW V-, gM/A. /aiix jvi/MAi/l/*/i»i/ir/r/y/<wMi Aj/«ir;/w»A U O Haasje Flap en Tip de Hond Waren in den morgenstond Druk aan 't lachen en aan 't praten, Omdat geen het goed kon laten. Haasje Flap was zeer verheugd, En het paste bij haar jeugd Om het luide uit te zingen, En te dansen en te springen. Vinden jullie het soms mal? Lees dan maar wat volgen zal- Juffrouw Bril, dat goede mensch Had allang een grooten wensch, Om de kind'ren'te tracteeren, Na al 't zwoegen en het leeren. Want het lezen, taal en kaart. Ging in zulk een groote vaart, Dat het Varken alle klassen Met een fuifje wou verrassen. Hier ziet elk het Varken gaan Met haar beste kleedje aan. Onze Bever was wat laat, Zoo dat meer met treuzels gaat, Die maar zoeken naar hun dassen, En vergeten zich te wasschen! Maar gelukkig zei zus To: „Op mijn stelten ben jê er zoo, Neem ze maar eens voor een keertje Jij vervelend langzaam heertje." Dol gelukkig ging nu Ton Werkelijk zoo hard hij kon. Maar de Eekhoorn uit het woud, Had een allerleukste kout, Met een klein en lief Konijntje, 't Jongste kind van Pim en Trijntje 't Kleine ding was niet op school, Maar hield toch van echte jool, Daarom mocht zij van de kind'ren Mits ze niemand daar zou hind'ren Ook gezellig in de schuur, Bij het knusse knappend vuur. Fransje speelt Verkeersagent je: heel zijn speelgoedtroepje staat te wachten, in een rij. netjes langs het stoepje. Voorop staat de pinguïn, dan komt vrouw Karlijntje; vlak daarachter Beertje Brom; daarna 't houten treintje. Dan volgt, in een wagentje, Babypopje Antje. En pop Klaasje en pop Loes loopen hand aan handje. Dan komt Puk, die leuke hénd, met zijn kwisp'lend staartje. Achter Puk de autobus en dan dikke Klaartje. Heel op 't eind de witte eend met z'n bék wijd open.... Verkeersagentje heft zijn hand: Nu mag de stoet gaan loopen! S. V. w. de keep en het mutsje. Rijg een lintje door de gaatjes van den hals. Pers het met een lauwen bout. Met de beenen haaknaald en de zijde haakt men 3 losse st., deze vormt men tot een rondje door ze aan elkaar te haken. le ronde: 6 stokjes in den ring (rijg een zwart draadje bij het begin). 2e ronde: 2 stokjes in iederen st. 3e ronde: 1 stokje in de eerste 2 stokjes van den volgenden st., zoo de heele rondte doorgaan. 4e ronde: 1 stokje in iederen st. Deze ronde herhalen totdat het stukje ongeveer 214 C.M. groot is (middellijn). De volgende ronde 1 stokje in iederen st. met een lossen ertusschen. Dan een ronde van 1 stokje in iederen st. Dan 2 rondes met 1 stokje in iederen lossen, met lossen er tusschen. Dan 2 rondes van 1 stokje in de losse st. zonder losse. Volgende ronde: 1 stokje in iederen st., met 2 losse tusschen de stokjes. Dan 2 rondes hetzelfde; 't stok je steeds in de losse van de vorige ronde. Voor den rand werkt men 1 stokje in ie deren st. en 2 stokjes in iederen lossen. Dan afmaken met raffia, naturel en rood; men rijgt het door de gaatjes. Den bovenkant kan men overhands met raffia omnaaien. Een hengseltje kan men vlechten van twee kleuren raffia. Men maakt het hengseltje stevig vast. We beginnen met den onder voorkant en zetten 48 st. op met roode wol en dezelfde naalden.. De eerste naald weer r. (van ach teren insteken)dan 3 naalden aver., r., aver. Brei een rij gaatjes zooals bij 't broek je, dan 8 naalden r. aver, en dan nog een rij gaatjes om 'n leuk open randje te krijgen. Brei hierna 40 naal den r., aver., tot aan het middel. Nu de open rand voor het lint. Daarvoor maakt men ook een gaatjesrand, maar in dezen gaatjesrand min dert men tevens tot er 38 st. overblijven. Brei dan 11 naalden aver. r. Voor de mouw meerdert men 1 st. aan de beide kanten van de recht gebreide naalden. Dan ontstaan dus 42 st. Aan het begin van de volgende r. gebrei de naalden moeten aan iederen kant 12 st. bijgemaakt worden voor de mouwtjes idus 66 st.). Brei 8 naalden r. en aver, tot aan de halslijn. le schouder: 22 st. r. (de rest van de st. zet men zoolang op een andere naald). Brei op 22 st. 11 naalden r. aver. Aan het eind van de volgende naald (r.) 11 st. bijmaken (33 st.). Op deze 33 st. weer 11 naalden breien. Aan het begin van de naald 11 st. afkanten voor het mouwtje. Brei door tot het eind. 2e schouder: Ga terug naar de laatste lange naald van den voorkant en begin met den eersten st. na den eersten schou der, kant 22 st. af voor het midden van den hals, dan moeten er 22 st. overblijven. Ga nu door zooals aan den eersten sen ouder. Voor de laatste naald kant men de st. voor het mouwtje af aan den aver, kant en breit dan door de geheele naald af met de st. van den anderen voorkant. Minder aan iederen kant van de eerste 3 rechte naalden 1 st. Ga.dan door met den rug. Zooveel naal den tot aan het middel als aan den voor kant. Hals en mouwtjes maakt men met "O gehaakt picotje af. Pers het met een voch- 'ig doekje en een niet te warmen bout en naai de zijkanten aan elkaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10