D
DE SCHOOL VAN JUFFROUW BRIL
GE-UIVER" MIDDEN IN DEN NACHT
ROODKAPJE
VERKEERS-
AGENTJE
DOOR JOH. RAM
'n Broertje van Zwarte
Piet
VOOR ONZE MEISJES
De combinatie
Op naalden no. 3 worden met witte wol
28 steken opgezet voor den bovenkant van
den rug. Dan breit men 16 naalden, de eer
ste naald recht,
tweede averecht.
In de daarop
volgende naald
1 r., en maak van
den 2en steek 2
st., dan breien
tot er 2 st. over
blijven; in den
op 1 na laatsten
st. wordt weer
gemeerderd, dan
1 r. <R.). Brei dan 5 naalden recht aver,
zonder verandering.
Het broekje
Men zet met roode wol en naalden no. 3
34 st. op voor den achter
kant van het broekje. De
eerste naald breit men recht,
maar steekt aan den achter
kant in. (Dit moet altijd bij
de eerste naald, dan krijgt
Iï'
De kousjes
De voet
Het keepje
Het mutsje
naarnët
groene
schuurtje
A
A
Het mandje
Het jurkje
HET UURTJE
JEUGD
99
Moeder! Moeder!" kwam Roel 't huis
binnengestormd. ,,De Uiver is er
al. Maar hij kan niet landen, 't Is
op 't oogenblik stikdonkere nacht in Au
stralië en nu kunnen ze het landingster
rein niet vinden. Jammer hè moeder. Ze
waren er juist zoo
„Goeie genade jongen!" viel moeder den
ratelaar in de rede. „Wind je niet zoo op.
Zeg me eerst fatsoenlijk goedendag. Is 't
eigenlijk al zoo laat? 't Is net vier uur! Hoe
kom je zoo vroeg thuis?"
„Hard naar huis gehold moeder! Ze zeg
gen, dat de Uiver S. O. S.-berichten uit
zendt. De K. R. O. roept 't om. Mag ik de
radio aanzetten moe?"
„Ga je gang!" lachte moeder. „Je hebt
vanavond zeker geen huiswerk te maken,
hè? 't Is alleen maar: Uiver, Uiver, niets
dan Uiver!"
„Maar 't is toch ook reuze, moeder!" ver
dedigde Roel het „Uiveren".
„Alleen jammer, dat ze nu zoo'n pech
hebben. Als die Boeing ze nu maar niet in
haaltZou dat kunnen moeder?"
„Maar Roel!" lachte deze. „Hoe weet ik
dat nu? Ik heb geen tijd om die Uiver
achterna te zitten."
„O stil, stil!" juichte Roel opeens. De
muziek zweeg en de stem van den omroe
per van den K. R. O. kwam iets naders
Wat gebeurt hier?
mededeelen omtrent den toestand van de
Uiver....
t Waren geen prettige berichten. Het
vliegtuig was nog steeds niet geland. Het
vloog ergens in 't Zuiden van Australië
door den donkeren nacht en zond naar alle
kanten S. O. S.-berichten uit voor plaats
bepaling.
„Da's wel jammer!" vond moeder ook.
Roel vond 't verschrikkelijk. Voor de be
stuurders natuurlijk, omdat die daar nu
ongelukkig moesten rondvliegen; en voor
zich zelf: omdat ie nou de kans liep z'n
weddenschap te verliezen.
„Die Uiver komt er nooit!" had oom Her
man hem vanmiddag nog geplaagd.
„Maar dat wel!" had Roel dapper geant
woord. „De Uiver is vast tweede! Dat zult
u zien!"
Tenslotte hadden ze er voor gewed. Dat
wil zeggen, oom had Roel een paar nieuwe
voetbalschoenen beloofd, als de Uiver als
tweede vliegtuig aankwam.
En nu?
„De Uiver is foetsie!" mopperde Roel.
„Ze weten niet eens meer waar die is! Je
zult zien, die Boeing is 'm nog voor!"
Maar er was niemand, die naar Roel's
gemopper luisterde. En dus zweeg ie maar.
Vol spanning bleef ie luisteren, niet naar
de muziek, die interesseerde 'm niet; maar
't was hem te doen om de berichten
En ja hoor! Eindelijk. Daar kwam de op
luchtende tijding: „De Uiver is op de ren
baan te Albury geland!"
Albury? Die naam stortd niet op de route
naar Melbourne.
Gelukkig! Er kwamen nog nadere be
richten. Albury lag op 250 K.M. afstand van
Melbourne.
„250 KM.!" herhaalde Roel bij zichzelf.
„Da's nog bijna een uur vliegen. Als ze 't
nu maar halen."
Roel's spanning en teleurstelling werden
echter nog grooter.
De benzine van de Uiver was op. En in
Albury konden ze het vliegtuig niet helpen.
Die moest dus heelemaal uit Melbourne
per tankauto aangevoerd worden.
„Maar dat duurt minstens vier uur,"
zuchtte Roel. ,,Nou verliezen ze 't vast."
„Parmentier en Mol," deelde tenslotte de
omroeper nog mede, „zullen het daglicht
afwachten voor ze wederom opstijgen!"
„Heel verstandig van die menschen,"
prees moeder.
„Maar dan komen ze te laat! Dan ver
liezen ze t," jammerde Roel.
„Wat geeft dat," vond moeder. „Ze heb
ben evengoed getoond, wat ze kunnen."
Maar Roel dacht daar anders over. Dat
kwam echter vooral door die beloofde voet
balschoenen.
„Als Parmentier en Moll nu niet gaan op
stijgen, ben ik ze kwijt!" besloot ie.
Al gauw werd 't Roel duidelijk dat 't
uren zou duren, voor de Uiver weer ver
trekken zou.
Vader kwam thuis en begon er ook da
delijk over.
„Voor een uur of negen vanavond zullen
we wel niets bijzonders meer hooren," zei
die onder 't eten.
„Misschien dat ze dan wel weer opstijgen
zullen!"
„Wordt 't uitgezonden, vader?" informeer
de Roel.
„Weineen jongen, dat kan niet. 't Bericht
ran starten wordt alleen getelegrafeerd:
naar Vaz Dias bijvoorbeeld. En die zorgt
wel, dat wij 't, door middel van de radio,
te weten komen!"
„Hè vader!" vroeg Roel een poosje na
't eten, „mag ik vanavond niet een beetje
langer opblijven? Ik wou 't zoo graag hoo
ren!"
„O neen, jongen," lachte vader. „Jij gaat
op tijd naar bed! 't Is trouwens de groote
vraag of er om negen uur al iets te hoo
ren is. 't Kan wel tien, elf uur worden. Als
't nog later wordt, ga ik zelf ook naar
bed."
Roel vond 't jammer! Maar er was niets
aan te doen. Toch vroeg ie nog:
„Als u 't om elf uur weet, komt u 't mij
dan even zeggen? U mag me er gerust
voor wakker maken."
„Nou, dat doe ik dan wel," gaf vader toe.
„Als er echter nog niets bijzonders gebeurd
is laat ik je slapen."
„Goed zoo!" lachte Roel. „Ik hoef alleen
maar te weten of de Uiver als tweede
in Melbourne aankomt!"
Zoo ging Roeltje slapen!
't Spreekt vanzelf, dat ie in z'n droomen
„Uiverde".
Roel zat zelf in een vliegmachine. Hij
was op zoek naar de Uiver, die heelemaal
verdwenen was. Niemand wist meer, waar
't toestel zich bevond.
„Dan zal ik 't eens gaan zoeken!" had
Roel gezegd.
En nu suisde-n-ie door de lucht. In een
wip zat ie in Bagdad. Er stond een Kalif
op 't vliegveld en die vroeg of ie mee mocht.
„Niks daarvan!" zei Roel. „Ik heb haast.
Adieu!"
Pang! Daar kwam ie alweer in Allaha
bad aan.
Kijk, daar zaten meneer Asjes en Geysen-
dorffer nog aan hun Panderjager
te peuteren.
„Is ie weer gemaakt," vroeg Roel.
„Ja hoor!" was 't antwoord. „We komen
je dadelijk achterna!"
„Dan mag je wel opschieten!" lachte
Roel. Want hup, daar zat ie alweer in Sin
gapore. Daar kocht ie van één van de vele
Chineezen een pakje pinda en voort ging
't weer. In één sprong zat ie in Port Dar
win. De volgende stopplaats, Charleville,
sloeg ie maar over. Ziezoo, nu was ie bij
MelbourneNu zoeken! Ja, 't was wel
lastig zoeken zoo in 't donker, 't Stormde
ook nog al aardig. En de Australische ber
gen waren ook niet gemakkelijk te over
vliegen. Enfin! Toch maar door blijven
zoeken. Hier ergens in de buurt moest de
Uiver toch wel wezen.
„Uiver, Uiver, waar zit je?" seinde Roel.
Maar hij kreeg geen antwoord.
Hoe Roel ook zocht en rondvloog boven
Australië, nergens was een spoor van de
Uiver te ontdekken. Wel zag ie de C o-
m e t, waarmee Scott en Black naar Mel
bourne gevlogen waren, 't Was net of die
Comet hem uit stond te lachen.
„Dat zal ik je betaald zetten!" dacht
Roel. En hup, liet ie zich naar beneden val
len, om de Cornet te verpletteren.
Maar juist toen dit gebeuren zou, schrok
Roel wakker.
„Hè? Wat was dat? Zat ie niet in een
vliegmachine ergens in Australië? Helaas
neen! Heel doodgewoon lag ie hier in z'n
eigen bed. Terwijl ginds die arme Uiver
nog steeds naar Melbourne zocht.
Ineens was Roel klaar wakker.
„Zou die Uiver er nog niet zijn? Hoe
laat is t?"
Roel richtte zich overeind en kon nu op
't klokje zien dat op 't tafeltje naast z'n
bed stond.
„Half twee is 't al!" schrok Roel ineens.
„Half twee. En vader is nog niets komen
zeggen. Toen vader naar bed ging was 't
vliegtuig dus nog niet in Melbourne. Dan
zal 't er nu zoo langzamerhand toch wel
komen!" besloot Roel.
Ineens kreeg ie een idee. Hij zou 'ns
even gaan luisteren. Misschien werd 't wel
door één of ander station uitgezonden. Je
kon nooit weten. Heel zacht sprong Roel 't
bed uit en op z'n teenen sloop ie de trap
af. Gelukkig, die akelige trap Kraakte niet.
Nog voorzichtiger opende-n-ie de kamer
deur en sloot ze weer achter zich.
„Ik zal maar geen licht maken!" dacht
Roel. Op den tast liep hij naar den muur,
waar 't radiotoestel stond. Zonder veel
moeite wist hij 't toestel in te schakelen,
't Stond nog op den K. R. O. afgestemd.
„Zou er wat te doen zijn?" flitste 't een
oogenblik door Roel's hoofd. Toen klonk
meteen al de stem van den omroeper door
de kamer. En voor Roel goed besefte wat
er eigenlijk allemaal gebeurde, hoorde hij
de vreugdevolle woorden: „De Uiver is zoo
juist in Melbourne aangekomen. Te 1.11
uur had de landing plaats. De Uiver is
dus tweede in de snelheidsrace!"
Wat er verder gezegd werd, verstond Roel.
niet meer. Hij vergat de stille rust van
den nacht en danste dol van blijdschap
de kamer rond. De Uiver was in Mel
bourne: als tweede.
Plotseling ging de kamerdeur open en
klonk er een barsche stem: „Is hier ie
mand?"
Vader had, half slapend, een stemgeluid
vernomen. „Ik geloof, dat er iemand be
neden is!" had ie gezegd. En in de mee
ning, dat echte inbrekers zijn woonkamer
een bezoek brachten, had vader 't eerste 't
beste wat er voor de hand lag, gegrepen,
om zich daarmee tegen de inbrekers te
kunnen verdedigen. Nu stond ie daar, met
de groote waschkom in de hand, in de ge
opende deur.
„Wat gebeurt hier?" riep ie opnieuw en
meteen draaide hij 't licht op,
Roel, die even van die onverwachte stem
geschrokken was en zich gauw achter een
grooten stoel verborgen had, sprong, nu hij
z'n vader daar zag staan, vlug te voorschijn
en juichte:
„Hoort u 't vader? De Uiver is er al!
Hij is net in Melbourne geland."
Meteen begon de K. R. O. een jubellied
te spelen. Een loflied op de Uiver en z'n
kranige bemanning.
Toen kon vader niet boos op z'n jongen
worden.
„Zijn ze d'r?" juichte-n-ie met Roel mee.
„Fijn hoor! Flinke Hollandsche kerels, die
dat weer gedaan hebben. Maar zet nu gauw
't toestel af want we moeten slapen. Mor
gen zul je nog genoeg over de Uiver kun
nen hooren!"
Roel gehoorzaamde. Overgelukkig kroop
ie z'n bed weer in.
De Uiver was in Melbourne enhij
kreeg z'n voetbalschoenen.
e meeste kleine meisjes houden er
van een pop aan te kleeden. En er
zijn er ook veel die het fijn vinden
om iets voor hun pop te naaien of te
breien. En is het nu niet leuk om de pop
eens heelemaal als Roodkapje te maken?
Hier volgt een gemakkelijk en leuk gebreid
uitzet je.
Het is bijna allemaal gewoon recht breien
met een klein open randje. Het geheel be
staat uit: een combinatie, een broekje,
kousjes, een jurkje en een keepje met een
mutsje eraan. En dan nog een klein mand
je, gehaakt van raffia en zijde. In dit
mandje komen kleine pakjes en aardige
dingetjes voor grootmoeder.
Tegen den St. Nicolaastijd vinden veel
grooteren het misschien ook leuk zoo'n uit-
zetje te maken voor een of ander poppen-
moedertje.
Veel kost het niet. We hebben er voer
noodig:
1 knotje roode en een kwart knotje witte
wol (3 of 4 draads), 1 klein kluwetje roode
kunstzijde, 1 beenen haakpen (middelmaat)
1 stalen haakpen no. 7, 2 breinaalden no. 3,
1 M. smal rood lint, ongeveer 1 c.M. breed,
1 M. rood lint ongeveer 2 c.M. breed. Het
smalle is voor het ondergoed, het breedere
voor het keepje en voor het jurkje. En dan
nog een paar draadjes roode en naturel
raffia voor het mandje.
De kleertjes zijn berekend voor een pop
van ongeveer 40 c.M. volle lengte en 25 c.M.
van hals tot enkel. Het breien is berekend
ongeveer 9 steken op 2)4 c.M. Als men voor
een grootere pop wil breien, neemt men iets
dikkere wol en dikkere naalden. Men kan
alles gemakkelijk langer maken zonder het
patroon te verknoeien.
De volgende rechte naald breit men zoo
als de 17e naald, dus meerderen, dan ave
recht en op de volgende rechte naald weer
meerderen, zoodat men nu 34 st. krijgt. Dan
weer aver.
In de volgende naald moet geminderd
worden door den 2en en 3en st. van ieder
eind samen te breien. Herhaal dit op iede
re recht gebreide naald, totdat er maar 10
steken overblijven. Dan afkanten.
De voorkant van de combinatie wordt
precies hetzelfde, alleen een beetje korter.
Brei daarom 6 naalden minder voor men
aan den zijkant gaat meerderen. Nu naait
men de smalle kanten van de 10 steken
aan elkaar en ook de rechte zijkanten; 't
andere blijft open voor de beenen. De on
der- en bovenkant wordt afgewerkt met 'n
gehaakt randje. Men haakt het aldus: 1
stokje in een steek, 2 losse, 1 steek over
slaan, 1 stokje, 2 losse enz. Door de ont
stane gaatjes rijgt men een smal lintje.
men een mooien rand).
De volgende naad averecht. Dan worden
de gaatjes gebreid: 1 r., den draad om de
naald slaan en een recht breien, dan 2 sa
men breien; zoo doorgaan tot het eind van
de naald. Als men averecht overbreit heeft
men de gaatjes. Nu 24 naalden recht en
averecht breien.
Voor de pijpjes breit men 17 st. recht,
werk omdraaien en de 17 st. averecht te
rug breien. De 17 overgebleven st. doet men
zoolang op een veiligheidspeld. De volgen
de naald 14 r., 2 samenbr., 1 r.
Dan 6 naalden aver, en r. Eindig het
pijpje door gaatjes te maken zooals aan
bovenkant. Dan 1 naald aver, en aan den
rechterkant afkanten. Het andere pijpje
breit men op dezelfde wijze, maar minde
ren aan den binnenkant inplaats van aan
het eind.
Voor den voorkant zet men 30 st. op en
breit het vervolgens geheel als den achter
kant. Naai zij- en beenkanten aan den ver
keerden kant aan elkaar. Pers het ook 'n
beetje met een vochtig doekje en een niet
te warmen bout. Een smal lintje haalt men
door den bovenkant.
Begin met dezelfde naalden en roode 28
st. op te zetten. Brei ze weer
recht en steek aan den ach
terkant in. Brei aver, terug.
Nu weer een gaatjesrand
maken zooals bij 't broekje.
Dan 16 naalden r. en aver.
Daarna minderen aan het begin en 't eind
van iedere naald tot er 24 st. over zijn.
Aan den rechterkant 8 st. recht; neem
de horizontale st. ertusschen op en brei dit
voor een meerdering. Brei dan 8 st. r. Cdeze
st. worden de voorkant van den voet),
maak weer een steek meer als tevoren,
brei de naald verder. Ga averecht terug.
Deze toeren herhalen totdat 36 st. op de
naald zijn. Dit zijn dus 6 meerderingen
aan iederen kant van de 8 st. Kant dan af.
Nu aan den verkeerden kant aan elkaar
naaien en oppersen.
Het sokje is klaar. Het andere breit men
natuurlijk precies hetzelfde.
Met roode wol en naalden no. 3 zet men
49 st. op en breit de eerste naald weer r.
(achter insteken). Verder:
le naald: 2 r., 1 omsl., 2 samenbr. Ga zoo
door tot het eind van de naald.
2e naald: brei aver, terug en meerder in
het midden van de naald, zoodat er 50 st.
ontstaan.
3e naald: 12 r., maak nu 1 st. bij door een
draad van het werk tusschen de st. op te
nemen en te breien; dan 6 r., meerder
weer 1 als tevoren, 14 r., meerder 1, 6 r.,
meerder 1, 12 r.
4e naald: brei aver, terug.
5e naald: 13 r., meerder 1, 7 r., meerder
1, 14 r., meerder 1, 7 r., meerder 1, 13 r.
6e naald: aver, terug.
Herhaal deze laatste naald, steeds 4 st.
bijmakend op iedere recht gebreide naald,
totdat er 118 st. zijn. Men ziet dat het werk
dan schuin wordt; alleen het midden blijft
recht en houdt 14 st.
Als men 118 st. op de naald heeft, meer
dert men op de rechte naald 1 st. aan het
begin en 1 st. aan het eind van de naald,
om 120 st. te maken. Aver, terug breien.
Dan 1 naald aver, aan den rechten kant
breien. Dan een rij gaatjes tot aan het
eind van de naald. Vervolgens 1 naald r.
1 naald aver., dan 5 naalden r. aver., be
ginnend met een aver, naald aan den r.
kant. Dan afkanten.
48 st. opzetten met roode wol en naalden
no. 3. Brei 24 naalden r. en aver., dan een
rand gaatjes zooals bij het broekje; dan
5 naalden r. aver, en kant af.
Vouw dit lapje nu 'in de helft, zoodat de
opgezette steken den achterkant vormen
en naai dit aan elkaar (aan den verkeerden
kant). Naai het mutsje dan aan het keepje.
Men haakt een randje aan den kant van
•■V.-.V.V/AWW.WAV%%VW.SWW.%V.VAft,%VL*AW^WVV.'AVA*AV.V.W.SWWV.\V VWuWWV^WUfl^UW.VVWW"-VWWiVWW.,%^WVW V-,
gM/A. /aiix jvi/MAi/l/*/i»i/ir/r/y/<wMi Aj/«ir;/w»A
U O
Haasje Flap en Tip de Hond
Waren in den morgenstond
Druk aan 't lachen en aan 't praten,
Omdat geen het goed kon laten.
Haasje Flap was zeer verheugd,
En het paste bij haar jeugd
Om het luide uit te zingen,
En te dansen en te springen.
Vinden jullie het soms mal?
Lees dan maar wat volgen zal-
Juffrouw Bril, dat goede mensch
Had allang een grooten wensch,
Om de kind'ren'te tracteeren,
Na al 't zwoegen en het leeren.
Want het lezen, taal en kaart.
Ging in zulk een groote vaart,
Dat het Varken alle klassen
Met een fuifje wou verrassen.
Hier ziet elk het Varken gaan
Met haar beste kleedje aan.
Onze Bever was wat laat,
Zoo dat meer met treuzels gaat,
Die maar zoeken naar hun dassen,
En vergeten zich te wasschen!
Maar gelukkig zei zus To:
„Op mijn stelten ben jê er zoo,
Neem ze maar eens voor een keertje
Jij vervelend langzaam heertje."
Dol gelukkig ging nu Ton
Werkelijk zoo hard hij kon.
Maar de Eekhoorn uit het woud,
Had een allerleukste kout,
Met een klein en lief Konijntje,
't Jongste kind van Pim en Trijntje
't Kleine ding was niet op school,
Maar hield toch van echte jool,
Daarom mocht zij van de kind'ren
Mits ze niemand daar zou hind'ren
Ook gezellig in de schuur,
Bij het knusse knappend vuur.
Fransje speelt Verkeersagent je:
heel zijn speelgoedtroepje
staat te wachten, in een rij.
netjes langs het stoepje.
Voorop staat de pinguïn,
dan komt vrouw Karlijntje;
vlak daarachter Beertje Brom;
daarna 't houten treintje.
Dan volgt, in een wagentje,
Babypopje Antje.
En pop Klaasje en pop Loes
loopen hand aan handje.
Dan komt Puk, die leuke hénd,
met zijn kwisp'lend staartje.
Achter Puk de autobus
en dan dikke Klaartje.
Heel op 't eind de witte eend
met z'n bék wijd open....
Verkeersagentje heft zijn hand:
Nu mag de stoet gaan loopen!
S. V. w.
de keep en het mutsje. Rijg een lintje door
de gaatjes van den hals. Pers het met een
lauwen bout.
Met de beenen haaknaald en de zijde
haakt men 3 losse st., deze vormt men tot
een rondje door ze aan elkaar te haken.
le ronde: 6 stokjes in den ring (rijg een
zwart draadje bij het begin).
2e ronde: 2 stokjes in iederen st.
3e ronde: 1 stokje in de eerste 2 stokjes
van den volgenden st., zoo de heele rondte
doorgaan.
4e ronde: 1 stokje in iederen st. Deze
ronde herhalen totdat het stukje ongeveer
214 C.M. groot is (middellijn).
De volgende ronde 1 stokje in iederen st.
met een lossen ertusschen. Dan een ronde
van 1 stokje in iederen st. Dan 2 rondes met
1 stokje in iederen lossen, met lossen er
tusschen. Dan 2 rondes van 1 stokje in de
losse st. zonder losse. Volgende ronde: 1
stokje in iederen st., met 2 losse tusschen
de stokjes. Dan 2 rondes hetzelfde; 't stok
je steeds in de losse van de vorige ronde.
Voor den rand werkt men 1 stokje in ie
deren st. en 2 stokjes in iederen lossen. Dan
afmaken met raffia, naturel en rood; men
rijgt het door de gaatjes. Den bovenkant
kan men overhands met raffia omnaaien.
Een hengseltje kan men vlechten van twee
kleuren raffia. Men maakt het hengseltje
stevig vast.
We beginnen met den onder voorkant en
zetten 48 st. op met roode wol en dezelfde
naalden.. De eerste naald weer r. (van ach
teren insteken)dan 3 naalden aver., r.,
aver. Brei een rij gaatjes zooals bij 't broek
je, dan 8 naalden r. aver, en dan nog een
rij gaatjes om 'n
leuk open randje
te krijgen. Brei
hierna 40 naal
den r., aver., tot
aan het middel.
Nu de open
rand voor het
lint. Daarvoor
maakt men ook
een gaatjesrand,
maar in dezen
gaatjesrand min
dert men tevens tot er 38 st. overblijven.
Brei dan 11 naalden aver. r.
Voor de mouw meerdert men 1 st. aan
de beide kanten van de recht gebreide
naalden. Dan ontstaan dus 42 st.
Aan het begin van de volgende r. gebrei
de naalden moeten aan iederen kant 12 st.
bijgemaakt worden voor de mouwtjes idus
66 st.). Brei 8 naalden r. en aver, tot aan
de halslijn.
le schouder: 22 st. r. (de rest van de st.
zet men zoolang op een andere naald). Brei
op 22 st. 11 naalden r. aver. Aan het eind
van de volgende naald (r.) 11 st. bijmaken
(33 st.). Op deze 33 st. weer 11 naalden
breien. Aan het begin van de naald 11 st.
afkanten voor het mouwtje. Brei door tot
het eind.
2e schouder: Ga terug naar de laatste
lange naald van den voorkant en begin
met den eersten st. na den eersten schou
der, kant 22 st. af voor het midden van den
hals, dan moeten er 22 st. overblijven. Ga
nu door zooals aan den eersten sen ouder.
Voor de laatste naald kant men de st. voor
het mouwtje af aan den aver, kant en
breit dan door de geheele naald af met de
st. van den anderen voorkant.
Minder aan iederen kant van de eerste 3
rechte naalden 1 st.
Ga.dan door met den rug. Zooveel naal
den tot aan het middel als aan den voor
kant. Hals en mouwtjes maakt men met "O
gehaakt picotje af. Pers het met een voch-
'ig doekje en een niet te warmen bout en
naai de zijkanten aan elkaar.