Winston Churchill zestig jaar oSefimdl) GR/ÖIS Md vetiéoal mn den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND A 4 NEIL LYNDON ONTSNAPT EEN GROOTE STAAT VAN DIENST O Het overvloeJige, zachte schuim en zijn heilzame werking op JehuiJ. VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934 »»Ik begin een zeer oud man te worden" De Zwarte Moeder Gods van Parijs begrepen fy Hij bezit alle eigenschappen van een groot nationaal leider, be halve de gave van het leiderschap om 'C I at ,f w.- f Het Jel ïcate parfum, Jat zelfs Je meest verwenJe smaak volJoet. OOÖïCdja AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES In een rede, die Mr. Winston Churchill in zijn kiesdistrict Harlow hield, zeide hij: „Ik begin met een zeer oud man te worden." Den 30 November zal hij zijn zestigsten ver- Jaardag vieren. Dit is niet wat men „zeer oud" noemt. Voor een staatsman is zestig zelfs niet oud zonder ..zeer", Ramsay MacDonald is 68, Stanley Bald- Win 67, Neville Chamberlain 65. Niemand be schouwt hen als oud. Sir Austin Chamberlain '2, Lord Snowden 70, Arthur Henderson 72, George Lansbury 75, Lloyd George 71, Niemand rangschikt hen onder de jongelingen, maar rne- toand ook ziet hen als „zeer oud". Winston Churchil, die over drie weken 60 Wordt, en achttien jaren jonger is dan de jeug dige Bernard Shaw, voelt dat hij een „zeer oud man" begint te worden. En hij meent het klaar blijkelijk oprecht. Is hij levensmoe? Geen sprake van. Met uit zondering van Lloyd George is er onder de ve teranen der Engelsche politiek geen levenslusti ger kwajongen dan Winston Churchill. Hij is de overmoedigste van allen. Zijn energie is onuit puttelijk. Hij is eeuwig versch en frisch. Hij is altijd uitdagend en strijdbaar. Maar hij meent het oprecht: wanneer hij zegt: „Ik begin nu een zeer oud man te wor den." Eén dag vóóf hij deze verzuchting slaakte, kwam het derde deel uit van het dagboek van Lord Riddell, dan grooten uitgever en dagblad- eigenaar. Hij schreef dit derde deel vóór de twee reeds verschenen deelen, en het vangt aan met de volgende aanteekening: „October, 1908. Winston Churchill zal bin nenkort 34 zijn." Men neme in aanmerking dat, vooral een generatie geleden, 34 een leeftijd was, waarop men in het politieke leven in het geheel met meetelde, tenzij men zich in een heel machtigen beschermheer verheugen mocht. Winston Churchill was op zijn 33ste jaar, als president van de „Board of Trade", lid van het Kabinet. Vóór zijn 36ste jaar zou hij minister van Binnenlandsche Zaken, vóór zijn 40ste Eer ste Lord der Admiraliteit zijn. Hij was nog 39 toen de groote oorlog uit brak, en stond aan het hoofd van de Britsche zeemacht, die vechtend óf niet vechtend de beslissende factor zou worden in den strijd. Maar zelfs zes jaren daarvoor reeds achtte Lord Riddell het de moeite waard in zijn Dag boek te constateeren dat Winston Churchill binnenkort, d.w.z. over een maand, den impo- santen leeftijd van 34 bereiken zou. Want het liberalisme had zijn hoogste ver wachtingen gebouwd op dezen jongen telg der Marlboroughs, die het conservatisme afge schud had en met hart en ziel liberaal ge worden was. Hij was populair. Iedereen sprak van hem. Geen man werkte zoozeer op de volksverbeelding als Winston Churchil, die een half dozijn veldtochten had meegemaakt in drie werelddeelen, die krijgsgevangene van de Boeren geweest en ontsnapt was, en van wiens schitterende en avontuurlijke verhalen in de „Morning Post" en andere bladen heel Enge land genoten had. Deze man, begaafd gelijk weinigen, moedig, geestig, vernuftig, energiek, zou het liberalisme langs nieuwe en roemrijke banen voeren. Maar hij was voor 'n staats man nog zoo jong. Pas drie-en-dertig. M.-t ongeduld wachtten zijn bewonderaars op zijn volgenden verjaardag. „Winston Churchill zal binnenkort 34 zijn", schreef Lord Riddell. Veel ouder dan 34 is Winston Churchill nooit geworden. Hij heeft nooit den leeftijd bereikt, waarop een staatsman „leider" wordt. Men heeft van hem gezegd dat hij alle eigenschappen van een groot nationaal leider bezit, behalve de gave van het leiderschap. Gelijk hij van hei conservatisme was overgegaan tot het liberalis me, was hij van het liberalisme teruggekeerd tot het conservatisme, en ofschoon hij een Con servatief Kanselier der schatkist werd, bleef hu verstoken van al wat op leiding geleek. In het Nationale Kabinet was geen plaats voor den man, van wien heel Engeland sprak toen men van Ramsay Macdonald ternauwernood en van Stanley Baldwin in het geheel nog met ge hoord had. Met zulk een lang verleden achter zich voelt men zich aan den vooravond van zijn zestig sten verjaardag ongetwijfeld zeer oud. V vV'3,: 't' n# In een voorstad van de wereldstad Parijs staat onder de boomen van een stille straat een klein bescheiden kerkje. Ervóór spelen kinde ren die kransen gevlochten hebben van loover en herfstbloemen en die deze op 't altaar gaan leggen. Dit eenvoudige kapelletje is een der oudste heiligdommen van Parijs. Op het altaai staar het beeld van Onze Lieve Vrouw van Bevrij ding, de Zwarte Moeder Gods van Parijs ge noemd. Uit een zandsteenen blok staat daar het an derhalve meter hooge beeld gehouwen. De mo delleering en de beschildering geven blijk van een, ofschoon nog onontwikkelde kunstenaars hand. De handen en het gelaat zijn zwart als ebbenhout en even donker is ook het Kindje, dat Maria teeder aan haar hart drukt. De mantel is donker-rood geschilderd, terwijl ae vaal-gele sluier door een gouden kroontje wordt bijeengehouden. Het Goddelijk Kind gelijkt op een Fransche boerenjongen. Het beeld dateert waarschijnlijk uit de veer tiende eeuw, en is volgens geleerden een re productie van een nog ouder beeld. De geschiedenis van dit heiligdom is zeer rijk. Reeds in de zesde eeuw werd in de des tijds landelijke omgeving van Parijs melding gemaakt van een kerk toegewijd aan „St. Etienne des Grés" waarin een zwart beeld van de Moeder Gods stond. Uit geheel Prankrirs. stroomden de geloovigen naar dit genade-oord. om daar te bidden voor hun geestelijk of licha melijk lijden. gCf ratis, Uw leven lang een voor- f J treffelijke verzorging van Uw teint met Lux Toilet Zeep, Je keroemJe scïioonlieiJszeep, Jie Jage- 1 ij lis Joor 90 van Je 100 filmsterren gebruikt worJt. Sclirijf sleclits Uw bevinJingen over Lux Toilet Zeep neer, gerangschikt volgens Je onJerstaanJe vijf punten: Haar gescbiktbei J voor Je Jagelijkse verzorging zelfs vau Je teerste huiJ. 0 De eJele gronJstoffen, verwerkt in Lux Toilet Zeep wat voor elke leek terstonj zichtbaar is aan Je aLsolqut enige, ivoorwitte kleur. Zuiver NeJ erlands fatnLaat. Voor dc beste en kortste inzending loven wij uitr le Prijst 3 st. Lux Toilet Zeep p. mnd. GEDURENDE UW LEVEN 2e Prijs: 3 ff ff ff f9 f9 99 10 jaar 3e Prijs: 3 ,r t9 S jaar 4e Prijs: 3 9, 99 99 t9 3 jaar 3e Prijs: 3 99 99 99 99 99 99 99 2 jaar Prijs: 3 99 99 ff ff M 1 jaar terwijl de 500 volgende deelnemers een leuke verrassing ontvangen. Inzendingen moeten ons tereiken v<5ór31 Dec. O ja,s* jDeelnemers(sters) moeten tij Lun inzen- - ding drie buitenomslagen van Lux Toilet Zeep voegen. Op de enveloppe moet «taanPrijsvraag L.T. Z. 1127 Dc beoordeling der inzendingen be rust bij de Directie der Lever sZeep ju— TWpWM Over de toekenning der prijzen 0,kfll1 Secn briefwisseling worden ge- jamJUfABh voerd. De uitslag wordt eind Fe» Wuari in dit blad bekend gemaakt. Groote heiligen als de H. Dominicus, de H. Thomas van Aquino, de H. Vincentlus k Pauio kwamen hier de H. Maagd hun eer bewijzen. In de zestiende eeuw was de kapel de zetet van een vrome broederschap, die de bedevaar ten bevorderde en op de feestdagen van O. t,. Vrouw schilderachtige processies organiseerde. De laatste plechtigheid werd gevierd in het jaar 1737. De H. Franciscus van Sales kwam tijdens zijn verblijf te Parijs dagelijks naar dit heiligdom om zijn morgengebed te bidden. De Heilige heeft later aan zijn vrienden verklaard, dat bij bij een hevige bekoring tegen het H. Geloof hier den vrede van zijn ziel en de blijheid des harten heeft teruggevonden. De stormen van de Fransche revolutie gin gen ook over dit heiligdom niet ongemerkt heen. In 1790 werd het genadebeeld door een vronv. dame, Madame de Saint Maurice, voor 200 lires gekocht en bij een zekere Madame de Vorignau verborgen. Onder de bescherming van de Moe der Gods kwamen priesters en geloovigen hier samen, om in het geheim de godsdienstplech tigheden te verrichten. Toen Napoleon weer vrede sloot met de kers kwam het beeld van O. L. Vrouw wederom ui. zijn schuilhoek te voorschijn. Het kreeg bij de Zusters van St. Thomas de Villeneuve een eere plaats in hun kapel, waar het prachtig werd versierd. Uit dankbaarheid voor de groote wel daden die de Moeder Gods had bewezen, richt ten de vrome Zusters tot Paus Pius X het ver zoek, om de plechtige kroning van het beel> toe te staan. Deze grootsche plechtigheid vond plaats op den 2en Juli 1906. Toen de oude ka pel van St. Thomas moest verbouwd worden, werd het beeld in Juni van het jaar 1910 plechtig overgebracht naar de kerk van Neuil- ly. Telken jare, op den 18en Juli komen groote scharen geloovigen naar dit eenvoudig kerkje, om er de genade en gunsten van de Moedei Gods af te smeeken. Sabine was druk bezig en voelde zich erg gelukkig. Als je de heele week moet werken voor je brood en met een ander meisje samen een bovenhuisje bewoont, is een fuifje een heel aardige gebeurtenis. Sabine en Helga hadden weken lang plannen beraamd en voor bereidingen getroffen. Sabine had haar nieuwe groen zijden japon aan en was bezig de kleeren en doeken en oude hoeden in het portaal uit te leggen. Die dingen moesten gebruikt worden voor de voordrachten, een fuifnummer, waarop hun kringetje erg gesteld was. Sabine was ge woonlijk de ster, met Alec als tegenspeler. Sabine zong en ze zong alleen daarom en haar wangen waren alleen daarvan gekleurd, omdat Alec kwam. Sabine hield van Alec en ze wist bijna zeker, dat Alec van haar hield. Hij had nog niets gezegd, maar dat kwam mis schien omdat hij nog geen positie had. Een paar rijke ooms had hjj wel en die hadden be loofd, dat ze iets voor hem zouden doen. Maar 't was er nog niet van gekomen. Er werd gebeld. De twee meisjes schrokken. Kwam er nu al iemand, of was 't een bood schap dat iemand niet kon? Sabine holde naar de deur. Op den drempel stond een mooi meisje met een handkoffer. Sabineschat!" riep de bezoekster. „Mag ik vannacht ergens bij je slapen? Ik zou bij Lize gaan, maar ik schijn me in den datum vergist te hebben, ze kan me vannacht niet bergen. Ik kan op den grond slapen of waar je wilt. Je helpt me, hè? Ik wist wel, dat ik op je rekenen kon." Ze liet haar koffers los en omhelsde Sabine. Ze had stralende blauwe oogen en een lachen den mond en een slank, lenig figuurtje, 't Was alsof er een glans van levenskracht van haar uitgang. Sabine's stemming sloeg om. Haar fuif! Alec! Ida hier.Ida zou Alec in beslag nemen. Alec zou zich laten inpalmen.... 't was niets minder dan een ramp! Maar ze moest aan de wetten der gastvrijheid gehoorzamen. Sabine zei, dat ze Ida graag zou herbergen. „O!" riep de bezoekster. De blauwe oogen keken opgetogen de zitkamer rond. „Heb je een fuif? Wat moppig! Maar als ik ongelegen kom! Ik kan natuurlijk een goedkoop hotel zoeken, maar dat vind ik zoo naar...." Sabine betuigde opnieuw haar gastvrijheid en Ida ging naar de slaapkamer om zich te ver- kleeden. Het scheen, dat Ida eensklaps het huis van haar tantes, ergens buiten, verlaten had, om haar eigen brood te gaan verdienen. Een neef had beloofd, haar op de been te houden totdat ze een betrekking had gevonden. Toen begonnen de gasten te komen. Ze waren allen bijeen, toen de deur open ging en Ida binnen kwam in een lichtgele japon. Iedereen keek met groote oogen op. En Alec? Sabine kon 't niet uitstaan, zooals hij naar Ida keek. Som mige dingen zijn niet uit te houden! De menschen werden aan elkaar voorgesteld en toen, zooals Sabine had voorzien, was het haar fuif niet meer. Het was de fuif van Ida. Ze nam de heele aandacht in beslag met de beschrijving van haar reisgezelschap. Alec zat haar maar aan te kijken. „Vertel nog eens wat," vroeg hij. ,,'t Was prachtig." „Zullen we maar niet liever aan de voor drachten beginnen?" opperde Sabine en Ida was al in de hall. De anderen volgden; Alec het eerst. Arme Sabine! Niet zij oogstte het groote suc ces, maar Ida. De vrouwelijke ledèn van het gezelschap konden niet anders dan haar toe juichen, de mannelijke aanwezigen waren op getogen. Alec leek wel betooverd. Hij trad her haaldelijk met Ida op en of die voor waschvrouw speelde of voor koningin van Saba, of voor Julia, met Alec als Romeo, of voor wat ook, het was allemaal even raak en af. Allen waren vol bewondering' voor de bezoekster, behalve de gastvrouw. Toen Sabine naar d'r slaapkamer ging om een nieuwen voorraad spelden te halen, kwam Helga haar achterop. „O Sabine, wat moeten we doen?" riep ze. Sab ne had geen geheimen voor Helga. Ze lachte dapper: ,,'t Is niets kind; we zijn niet verloofd." ,,'t Is haar schuld!" woedde Helga. „Zich zoo aan te stellen! Breng maar gauw de sand wiches, dan rukken ze misschien op!" Maar dat ging zoo gauw niet. Na de voor drachten kwam de gramofoon en er werd ge danst, ofschoon er nauwelijks ruimte was om zich om te draaien. Alec danste het eerst met Ida en Sabine voelde, dat ze verloren had Toen danste Alec met Sabine, maar telkens gingen z'n oogen naar Ida. „Gek, dat ik haar nooit eerder gezien heb, Sabine," zei hij. „Ze komt haast nooit in de stad; ze woont buiten bij familie." „Zoo, is 't geen schandaal?" Sabine had het gevoel dat ze er bij neer moest vallen. Ze zei: „Neem me niet kwalijk Alec, ik moet voor de sandwiches gaan zorgen. Als je zoolang met Lilly wilt dansen." Ze ging naar de keuken, 't Was pas 11 uur; het kon nog wel 2 uur duren. Als ze maar weg I rr j j gingen. Ze bracht VCVkeefa l de sandwiches en de cake binnen, i Alec zat naast Ida en ze fluis- m" terden tegen elkaar. Ze scheen evenveel belang te stellen in hem als hij in haar. Na de boterhammetjes werd er weer gedanst en om kwart over twaalf brak het gezelschap op. Ze vonden allen de fuif buitengewoon ge slaagd. Sabine en Helga werden vurig bedankt, maar Ida ook. En Alec bleef in de hall met Ida staan praten. Sabine zat in de zitkamer en hoorde hem zeggen: „Dus om één uur, Conti nental?" En Ida fluisterde: „Afgesproken!" Ida wilde nog wat napraten in de zitkamer, maar Sabine zei, dat ze te moe was. Voor de twintigste maal zei Ida: ,,'t Is erg lief van je, Sabine, dat je zoo'n indringster de deur niet gewezen hebt „Heelemaal nietblij dat ie 't zoo trof." „Wat is die Alec Rogers aardig, hè?" „O ja." „Ik zal je eens wat zeggen," fluisterde Ida geheimzinnig. „Je moet maar niet verwonderd zijn, alsals dit 'n heel belangrijke avond voor mij werd." „O," zei Sabine en bedwong een geeuw; „wat ben ik moe!" Dien avond was er een groote vergadering tus- schen de raadsleden van den stam en de medicijnmannen. Pete wist onbemerkt de ge sprekken af te luisteren en hij vernam dat een deel van den stam, waaronder de medi cijnmannen, onzen dood eischten, op grond van tooverij. Anderen wilden hier echter niet van weten. Men zou nu Shingebis raadplegen. Het begon er thans donker voor ons uit te zien. Een oude Indiaansche vrouw kwam ons thans het middagmaal brengen, dat we echter we gens het onsmakelijk uitzien ervan niet nut tigden. Oom vertelde de vrouw dat wij niet konden eten uit droefheid over het spektakel dat buiten werd gemaakt, waarna de vrouw naar het opperhoofd ging om dit mede te deelen. We gingen nu naar buiten om een rondwan deling door de nederzetting te doen. Het viel ons echter op dat we door eenige gewapende Indianen op den voet werden gevolgd, hoewel men ons overigens ongemoeid liet. Zoo kwaman we bij een der wigwams, waar een gewapende schildwacht voor stond. „Ze ker de tent van het opperhoofd," zei Oom Syd ney. Eensklaps werd het zeil dat den ingang af sloot opzij geschoven en het hoofd van een blanke verscheen voor de opening. „Dat zal wel! Ik heb 't aan jou te danken, schat, als..., als t in orde komt. Maar ik moet niet zoo babbelen. Wel te rusten." „Wel te rusten," zei Sabine. Ze lag uren wakker. Ze probeerde te denken maar ze kon niet. De tranen kwamen. Vóór Sabine den volgenden morgen naar d'r kantoor ging, bracht ze de logé haar ontbijt op bed. Ida was erg dankbaar en beloofde haar 's middags op te bellen. Dien heelen dag voelde Sabine een zwaren last van ellende op zich drukken. De laatste twee maanden had ze altijd gedacht: „Van avond zie ik Alec" en die gedachte had haar altijd opgevroolijkt onder het saaie werk. Hij kwam dikwijls een uurtje praten en nam haar soms mee naar de bioscoop. Maar nu, enfin, hij kwam niet en daarmee uit. Bleek en lusteloos kwam ze om 6 uur naar buiten, in den stroom van menschen, die van hun arbeid naar huis gingen. Een hand greep haar arm. Verschrikt keek ze op en zag in het opgewonden, blijde gezicht van Alec. „Kom mee in de bus; ik wilde je even spreken." Hij bracht haar naar de bus voor Putney en ging naast haar zitten. Toen fluisterde hij haar in het oor: „Je weet natuurlijk al lang, dat ijc van je houd, Sabine. Nu heb ik eindelijk een behoorlijke positie, dus nu mag ik je vragen. Wil je m'n vrouw worden, lieveling?" „O Alec!" riep ze. Ze kon haar ooren haast niet gelooven. Hij hield haar hand vast. „Ik had nooit ge dacht, dat ik zoo boffen zou. Toen ik Ida zag, voelde ik dat de groote kans er was." „Alec.... wat bedoel je?" „Ik zal 't je vertellen. Een dag of drie ge leden vernam ik, dat oom Ned, die directeur eigenaar eener groote filmmaatschappij is, zoo als je weet, naar Amerika wilde gaan, om een meisje van een bepaald type te zoeken, dat hij noodig had voor een nieuwe film. Maar ze moest mooi en pittig zijn en talent hebben ook; Ida is precies het meisje dat hij zocht." Sabine herinnerde zich hoe hij vol belang stelling naar haar optreden had zitten kijken. Ze herinnerde zich ook, dat Ida geheimzinnig gezegd had: „Je moet niet verwonderd zijn. als dit een heel belangrijke avond voor me wordt...." Vanmorgen," ging Alec voort, „heb ik oom Ned opgebeld en hij heeft ons in „Continental" getroffen. Direct was hij met Ida ingenomen. Ze moet natuurlijk gesphoold worden, maar je ziet zóó, dat ze 't haalt. Hij heeft heel Groot- Brittannië en Ierland zoowat onderste boven gehaald, om zoo'n meisje te vinden en hij is dolblij met z'n vondst; zóó blij, dat hij me een pracht-positie op z'n kantoor in Londen heeft gegeven. Ik durfde 't je gisteravond nog niet te vertellen, want ik was bang, dat het mis lukken zou." Sabine zei fluisterend: „O, Alec, ik ben zoo dom geweest. Ik heb Je verkeerd begrepen. Dat zie ik nu in. Maar ik dacht, dat je verliefd was op Ida! Ze is zoo knap...." „Verliefd op Ida!" riep Alec, verbaasd. „Maar kindlief, hoe kom je er bij? Terwijl ik van jou hield en van je gehouden heb zoolang ik je ken!".... De bus hobbelde voort langs het Strand en op het voorste bankje zaten de twee gelukkig ste menschen van de wereld. verlies van een hand f 1 QC si) verlies van een Cfï by een breuk van f Af) bij verlies van "n duim of wysvlnger t/« "been of arm# tri/»™ anderen vinger of een oog t A 11~ op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9f)f)f) bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werkendoor f "7Cfk bij een ongeval met f O Cf) bij verlies tl 11 U OOIUie S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop# «*t/(/*™ een voet 40 Het geluid, dat ik veroorzaakt had, moet Latimers oor bereikt hebben, want 1>U draaide zich vlug om. Op hetzelfde oogen blik stak hü zijn rechterhand vlug in zijn jaszak een beweging welke ik voldoende bevestigen kon met het oog op wat ik zelf zou doen, indien ik in zijn plaats was. Toen hij zag hoever ik nog was, scheen hij even te aarzelen, daarna haalde hij kalm een doosje sigaretten uit zijn zak en stak er een aan. Na even vluchtig rond gekeken te hebben, kwam hij langzaam naar mij toegewandeld. Ik merkte op dat hij nog steeds zijn hand in zijn zak hield. Mijn geest werkte bijzonder snel, toen v/e elkaar naderden: wat er zou gebeuren hing volgens mij, daarvan af, of Latimer nij in het restaurant gezien had en geraden had, dat ik degeen was, die hem de boodschap ge zonden had. Indien dat niet het geval was, kwam het mij voor, dat hij graag zou willen weten wie ik was en in hoeverre ik in relatie stond met de hut. Toen we ongeveer twintig meter van elkaar verwijderd waren, bleef hij staan en wachtte hij op mij, terwijl hij kalm en ge nietend zijn cigaret leek te rooken. „Neem mij niet kwalijk, mijnheer," zeide hjj, met een prettige langzame stem. „maar ik zou graag willen weten of u me ook verteilen kunt van wie dit gebouwtje is." Ik bleef vlak voor hem stilstaan. „Wel," antwoordde ik streng, „totdat ik u zoojuist uit de deur zag komen, was ik onder den indruk, dat u de wettelijse eigenaai was." Hij glimlachte en nam met een lichte buiging den hoed af. „Ik moet u werkelijk mijn verontschuldi gingen aanbieden," zei hij. „Ik was erg on beschaamd binnengedrongen. De kwes+ie is. dat ik handel uit naam van den districtsop- zichter en daar ik de deur open vond en geen antwoord kreeg, ben ik zoo vrij geweest naar binnen te gaan." Nooit in mijn leven was ik meer zeker ge weest, dat iemand me een leugen vertelde hoewel mijn opvatting zeker niet te "'anken was aan het gedrag van Latimer. Hij sprak met zoo'n kalmte en schijnbaar zoo oprecht, dat het een minister eer aangedaan zou heb ben. „De districtsopzichter!'' riep ik uit. „En wat wil die heer van mij?" Bruce Latimer wees met zijn vrije hand naar de hut. „Het is niets van beteekenis," zei hij, .maar u schijnt hier eenige veranderingen le hebben aangebracht. Dat houten gebouw...." „Het is slechts een tijdelijk gebouw," onder brak ik. Hij knikte. „Juist zoo. Toch zijn er eenige voorschrif ten waar we rekening mee moeten houden. De opzichter zag het toen hij laatst hier langs kwam en hij vroeg mij, of ik niet te weten kon komen, waarvoor het precies moest die nen. Wij zijn aan eenige restricties gebonden, wat betreft houten gebouwen, met het oog op het grootere brandgevaar." Het idee, dat de districtsopzichter zich ernstig ongerust maakte over brand leek mij een beetje onwaarschijnlijk, maar ik was voor zichtig genoeg om daar niets van te laten merken. „Wat dat betreft," zei ik, ,,is er geen kans voor een dergelijke tragedie. Ik had deze plaaos gekozen om eenige proeven te doen m verband met fotografeeren. Het materiaal dat ik iaarbij gebruik is onbrandbaar...." Hij nam mijn leugen even beleefd aan, als ik de zijne had gedaan. „Wel in dat geval," zei hij glimlachend, „is er werkelijk geen reden om u nog langer las tig te vallen. Ik zal den opzichter verteilen, dat u een burger is, die de wetten streng opvolgt. Intusschenhij deed een stap achterwaarts en nam zijn hoed af „moet ik u nogmaals mijn verontschuldigingen "an- bieden, dat ik zoo onbeschaamd ben binnen gedrongen." „U behoeft zich heelemaal niet te veront schuldigen," antwoordde ik ongedwongen. „Het was mijn eigen schuld daar ik de deur openliet." Ik dacht, dat ik zijn mondhoeken even zag trekken, maar dadelijk keek hij weer ernstig. „Ja," antwoordde hij, „u zult beter doen om de deur gesloten te houden. Goeden dag, mijnheer!" „Goeden dag," antwoordde ik en me dadelijk van hem afkeerend slenterde ik naar de hut. Ik keek niet op, voordat ik de leur be reikt had, en toen liet ik zelfs mijn sleutels expres nog vallen om ze weer op te moeten rapen. Deze voorzorgsmaatregel bleek echter een beetje overbodig te zijn. Meneer Latimer was reeds ongeveer dertig of veertig meter ver, en liep in de richting van Tilbury, ver der' landwaarts in. Het verwonderde mij, dat hij den mast van de „Betty" niet gezien had, want die was net zichtbaar boven den dijk van de kreek. Ik ging de hut binnen het was waar lijk niet veel meer dan een hut en sloot de deur. De eerste indruk, dien ik kreeg, was dat ik weer in mijn cel terug was Het eenige licht, dat binnenviel, kwam door een klein en erg vuil raam, dat uitzag in de richting, waarin Latimer verdwenen was. Voor de rest, zoodra mijn oogen aan dit schemerduister gewend waren, ontdekte ik een veldbed mei lakens erop, een kleine houten tafel en stoel een kruik en een vat en in den uitersten hoek een heele verzameling van kook- en eetgerei. Er. stond een groote kist, waarin vermoedelijk eet waren opgeborgen waren. Ik ging op het bed zitten en trachtte den toestand eens duidelijk te overzien. Er kon geen twijfel aan zijn, of Latimer had hier gespionneerd, als zulk een onaangenaam woord tenminste mocht worden toegepast op iemand, die verondersteld kon worden in overheidsdienst te zijn. De vraag was, wat hij er van dacht. Ik had een vermoeden, dat nij op een of andere manier opgetrokken was tegen McMurtrie en de anderen en vermoede lijk was het met het oog op mijn connectie met hen, dat ik het genoegen had gehad zi)u aandacht te trekken. Toch scheen dit mijn positie niet aangenamer te maken Als Latimer werkelijk een geheime dienstman was /ooals iemand aan Tommy verteld had. was het een feit, dat ik in een erg verdacht en gevaarlijk soort van onderneming geraakt was Ik overlegde bij mijzelf of het niet beter zou zijn aan McMurtrie te vertellen, dat de plaats bewaakt werd. Tot een zekere grens schenen zijn belangen in de zaak identiek te zqn met de mijne, maar mijn wantrouwen tegen over hem was sterk genoeg om me te doen twijfelen. Behalve zijn belofte en die van Sonja had ik nog geen bewijs, dat hij van plan was oprecht te handelen. Een ding leek mij vast te staan cn wel, dat Latimer mij niet herkend had als den man. die hem bij Parelli de waarschuwing gaf. In zeker opzicht gaf me dat eenig voordeel, waar aan ik evenwel niet veel had wat betreft de onbekende gevaren, die mij omgaven. Ik stond op van het bed, daar het alles behalve gemakkelijk aanvoelde, ging naar de deur en keek nog eens rond. Latimer was ver dwenen achter een klein groepje boomen, dat aan den weg naar Tilbury stond en zoover ik kon zien, was er niemand anders tn den om trek. Terwijl Ik mijn sleutels te voorschijn htialde, liep ik op de loods toe en deed de deur open. Hoewel McMurtrie voor mijn persoon lijke gemakken maar weinig over had gehad, hier vond ik zeker het tegendeel. Hij had klaarblijkelijk mijn instructies met de meeste voorzorg uitgevoerd en zonder eenige onkosten te sparen. Looden vaten, zinkputten, chemica liën en overvloedige watertoevoer in den vorm van een pomp alles wat ik gevraagd had, scheen aanwezig te zijn. Alleen net gezicht van deze voorbereidingen zou me aan het werk kunnen krijgen, want ik was bezield met het ongeduld, dat ieder uitvinder heeft, die ge noodzaakt is geweest, zijn groote uitvinding op het laatste oogenblik te laten schieten. Terwijl ik weer naar buiten trad -sloot ik de deur en draaide voorzichtig den sleutel om. Daarna liep ik terug naar de hut en sloot die eveneens. Ik geloofde niet het minste van Latimer's verhaal, dat hij de deur open had gevonden, en buitendien wilde in geen geval sporen achter laten van mijn onverwachtsch bezoek. Uit wat ik van McMurtrie wist, voelde ik zekerheid, dat hij iemand in opdracht hier had achter' gelaten en dat Latimer naar alle waarschijn'ijkheid van diens afwezigheid ge bruik had gemaakt. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13