De huwende uit de onderwijzeres school De brief van den dood r# Wilde" auto bussen WAARHEID EN LEVEN WAARHEID EN ZEKERHEID RECHTS TEGEN LINKS VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934 TWEEDE KAMER De minister kantte zich fel tegen amendement Suring om ook hen, die reeds gehuwd zijn, te_ ontslaan Flinke bezuiniging versmaad Twee veteranen in debat Het euvel schril belicht Geen devaluatie Wat minister Oud eigenlijk bedoeld heeft „Uiver" voor directeur der K.L.M. DE MILITAIRE LUCHTMACHT Centralisatie-plannen WERKVERSCHAFFING Vervoer der arbeiders «r Strengere straf wordt gewenscht Het O. M. acht beslaglegging ge rechtvaardigd in het alge meen belang N.V. Paul Brand's Uitgevers Bedrijf - Hilversum ZOO JUIST VERSCHENEN: OM ENKELE MAANDEN Ontslag van rijksambtenaren op 65-jarigen leeftijd ONTSLAGEN BIJ DE MIJNEN Weer tweehonderd arbeiders het slachtoffer DOOR KOLENDAMP BEDWELMD Concurrenten der spoorwegen Eén front van de onder nemers Gevaarlijke vriendin Duitsche dienstbode wierp met zwavelzuur PRINSES JULIANA UIT DE STAATSCOURANT detectieve-roman van a. fielding DEN HAAG, 15 November 1934 Verleden jaar, ongeveer dezen tijd diende de anti-revolutionnair Zijlstra op een van Minister Marchant's wijzigingen van de Lager Onder wijswet, een amendement in, om voortaan ook bij het onderwijs het ontslag van een ambte- hares, die in het huwelijk treedt, imperatief in he wet vast te leggen. Totnogtoe bestond alleen he bevoegdheid voor de gemeentebesturen, om tot een dergelijk ontslag over te gaan. Minister Marchant, die toen tegen dit amendement niet Zoo onoverkomelijke bezwaren had, dat hij het onaannemelijk verklaren moest, wist toen den heer Zijlstra te bewegen tot intrekking, door toe te zeggen, dat de Regeering een wettelijk regeling dezer materie bevorderen zou. Die belofte heeft zij gestand gedaan. En heden stond de Kamer nu voor de beslissing over dit Regeeringsontwerp. Bij deze gelegenheid heeft de Minister zich hioeten verdedigen tegen de eerste van de ver schillende staatsrechtelijke Schönheitsfehler in zijn beleid, welke hem door Jhr. de Geer hij het algemeen begrootingsdebat verweten Waren. Hij had nml. op de opmerking van het Voorloopig Verslag, dat dit ontwerp streed met he Regeeringsverklaring van het kabinet, wijl het principieele tegenstellingen toespitste, ge antwoord, dat deze klagers aan het verkeerd adres waren. Zij moesten zich richten tot de genen, die verleden jaar het amendement Zijlstra onderteekend hadden. Jhr. de Geer's grief was, dat hier de verant woordelijkheid voor het ontwerp verlegd werd van de Regeering naar de Kamer, wat staats- vechtelijk onjuist is, omdat reeds een Minister, hie een hem onwelgevallig, doch niet onaanne melijk verklaard amendement ziet aannemen, het ontwerp in den aldus gewijzigden vorm Verder verdedigen moet als was het geheel zijn eigen. A fortiori is dat dus de positie van een Minister, die een amendement omzet in een ge heel eigen ontwerp. De twee veteranen Marchant en de Geer hebben hardnekkig over dit verschil van mee- ning gedebatteerd. De eerste wees met eenige Verontwaardiging het verwijt af, dat hij ver antwoordelijkheid van zich had willen afschui ven. Hij noemde dat zelfs het verachtelijkste, Wat een mensch doen kan, en had zich daaraan han ook nog nooit schuldig gemaakt. Maar in zijn Memorie van Antwoord had hij alleen te kennen willen geven, dat niet hij aan sprakelijk te stellen was voor het veroorzaken Van de situatie, waarin dit ontwerp, hetwelk hij op zichzelf ten volle bereid was te verde digen, noodzakelijk geworden was. Het was een debat met zeer subtiele nuance's, Waarbij de beide tegenstanders elkander niet overtuigd hebben. Hoe het echter zij, Minister Marchant ver dedigde het ontwerp. Hij deed het op de eigen aardige wijze, die we zoo langzamerhand van hem gewoon zijn geworden. Hij maakt groote gebaren, liet zich af en toe sarcastische zetten ontvallen en had natuurlijk bij zijn betoog tast van zijn verleden in dit opzicht en van de opvattingen in zijn party. Toch heeft de Minister zijn verdediging niet alleen gebouwd op de crisisoverweging, dat dui zenden wachtgelders en andere candidaten eerder recht hebben op een aanstelling dan dat een vrouw, die huwt en in haar man een kost- Winner krijgt, in haar betrekking gehandhaafd blijft. De minister vertelde, dat hü ook principieel over het vraagstuk van de gehuwde ambtenares anders is gaan denken, sedert hij eens als wet houder te Den Haag een gehuwde onderwijzeres op bezoek gekregen had, welke op wachtgeld Stond en vragen kwam, of ze weer niet gauw oen aanstelling krijgen kon, omdat haar eenig hind anders zoo aan haar ging wennen. Dat Zou immers later maar moeiiykheden geven, als üe tyd, waarin zy wachtgeldster was, een einde hemen zou. In de stukken had de Minister zich niet zoo positief uitgelaten. Hij had daar alleen een reeks argumenten pro en contra naast elkaar gezet, maar daaruit geen eigen keuze gedaan. En toen men nu naar zijn standpunt terzake eens nader informeeren ging, vond de heer Marchant het noodig, om de Kamer voor te houden, dat hij hoegenaamd niet met zijn grondwettelijken plicht in strijd zou komen, als hy nu eens zin had, om zich daarover niet uit te laten. Een wederom volkomen overbodige, prikkelende opmerking. Want vlak daarop ging hij tot de nadere verdediging over. Dat er voor den maatregel uitermate goede argumenten zyn aan te voeren, bewees het debat, waarin de voorstanders ter rechterzijde het waren de katholieken mejuffrouw Meyer en Sturing, de anti-revolutionnair zyistra, de christelijk-historische afgevaardigden Tilanus en mejuffrouw Katz eensgezind van meening waren, dat principieel de gehuwde vrouw niet voor de klas, maar in haar gezin behoort en dat het zeker in dezen tyd, waarin duizenden wachtgelders en andere candidaten snakken naar een aanstelling, ongepast is, in sommige gezinnen nog langer dubbele inkomens te laten bestaan. De sociaal-democraten Thyssen en mevrouw de Vries-Bruins waren natuuriyk mordicus tegen, de liberalen, van wie mr. Wendelaar een sym pathiek speechje hield, en de vrijzinnig-demo craten hebben tenslotte tegengestemd, omdat een amendement van mevrouw Bakker-Nort, die den maatregel een tijdeiyk karakter geven wilde, verworpen werd. Bij de behandeling van de artikelen heeft zich een feit voorgedaan, waarvan de Minister in de toekomst nog pleizier kan hebben. De katholieke afgevaardigde Suring, die zich evenals mejuffrouw Meyer by de Al- gemeene 'Beschouwingen reeds uitnemend geweerd had, lichtte daarbij een amendement toe, om ook te ontslaan de onderwijzeressen, die reeds gehuwd zijn. Hy had daarvoor argumenten, die de linkerzyde, al hoonde zy nu en dan op ouderwetsche wijze, met geen mogelijkheid vermocht te weerleggen. Principieel, zoo zeide hij, was deze zaak voor de andere ambtenaren reeds beslist. En de gedachte van het amendement sloot volkomen aan by die van het ontwerp zelf. De Minister voerde daartegen aan, dat deze gehuwde onderwijzeressen vanzelf verdwijnen zullen, omdat er geen enkele meer bijkomt. Want er zijn niet minder dan negen honderd gehuwde onderwijzeressen, die tezamen bijna twee millioen aan salaris sen hebben. In haar plaats zouden hon derden anderen kunnen worden aange steld. Maar de heer Suring we kunnen op zyn zeer krachtig en helder betoog tot onze spijt niet uitge breider ingaan in verband met de avondverga dering weer legde 's Minis ters bezwaren zoo afdoend mo gelijk, rekende den bewindsman voor, dat aanne ming van zyn amendement een bezuiniging van ;en millioen gul den brengen zou, welke het peil van het onder lijs niet aantast, en bewees ook, dat 's Ministers bedenking tegen de zeer ruime arbitraire be voegdheid want de Minister zou in laatste instantie moeten uitmaken, of de betrokkene kostwinster is niet opging, omdat hij een dergelijke ruime bevoegdheid reeds lang heeft, als beslist moet worden over de vraag, of een ambtenaar lang of kort daggeld krijgen zal. Minister Marchant heeft zich echter tot het uiterste verzet en den heer Suring door het dreigement van intrekking van het ontwerp gedwongen, zijn amendement terug te nemen. De Minister kan er pleizier van beleven, zegden wy al. Want wèl heeft de heer Suring zijn amendement ingetrokken, doch niet dan na verklaard te hebben, dat men den Minister, als hij met nieuwe bezuinigingsvoorstellen op het onderwijs komen zal, aan dit prijsgeven van een besparing van een millioen zal herinneren. Het ontwerp is tenslotte met 51 tegen 31 stemmen goedgekeurd. Aan de behandeling zal minister Marchant geen aangename herinnering bewaren. Bij het begin van de vergadering werd de motie-v. d. Tempel betreffende een centrale industriebank met 51 tegen 21 stemmen ver worpen. Naar aanleiding van een onjuiste interpreta tie door sommigen gegeven aan een uitlating van den minister van financiën, bij het algemeen begrootingsdebat over ons 'muntwezen, worde, zoo bericht de Regeeringspersdienst nog eens nadrukkelijk herhaald, dat de regeering niet denkt aan devaluatie. De uitlating van den minister van financiën had geen andere strekking, dan dat men zich theoretisch het geval zou kunnen denken, dat alle landen zich op gegeven oogenblik eens zouden kunnen vereenigen tot een beraadslaging over een herstel van een geordend muntwezen en dat in zulk geval Nederland zich aan zulk een beraadslaging niet zou kunnen onttrekken. Namens den heer Ed. Blaauw, conservator van het Kon. Zoölogisch Botanisch Genootschap te Den Haag hebben de jonge dames Freule J. Calkoen en G. Hasselman den directeur der K.L.M. een „TJiver" aangeboden. De zeer fraai opgezette vogel zal een bly- vende herinnering vormen aan de groote vlucht van zijn naamgenoot. J. G. Suring Naar verluidt, heeft de minister van Defen sie in zyn bezuinigingsplan opgenomen een centralisatie van de luchtstrijdkrachten in Ne derland van de marine en het leger. Deze luchtstrijdkrachten zouden komen te res sorteeren onder één inspectie, aan het hoofd waarvan zou worden benoemd, luit.-generaal M. Raaymakers, oud-inspecteur der genie. De minister van Sociale Zaken heeft aan de inspecteurs van de werkverschaffing de rege ling bekend gemaakt voor het vervoer van arbeiders naar en van de werkverschaffingen. De zg. winterregeling, die geldt tot en met 30 Maart 1935, ziet er als volgt uit; De arbeiders, die dagelijks meer dan twee maal vyftien K. M. hebben af te leggen om naar en van de werkverschaffing te komen, dienen, in den regel, geheel voor rekening van de overheid per autobus, tram of trein te wor den vervoerd. De arbeiders, die dagelijks tweemaal een af stand van tien tot vyftien K.M. hebben af te leggen, ontvangen een vergoeding van vijftig cent per man en per week. Voor afstanden die Woensdag werd te Hoorn de groote West-Friesche najaarsveemarkt gehouden. Het West-Friesche vee, dat hier vertegenwoordigd is, heeft een wereldvermaardheid en staat bekend als het beste vee ter wereld minder dan tweemaal tien K. M. bedragen, wordt geen vergoeding gegeven. In de noordelijke provincies, waar werkver schaffingskampen zyn, geldt verder de regeling, dat vrij vervoer gedurende deze periode even eens plaats heeft voor die arbeiders, die in kampen gehuisvest zijn en werkelijks, om naai en van het kamp te komen, meer dan twee maal 30 K. M. hebben af te leggen. Bij herhaalde overtreding der Arbeidswet De Min. van Justitie heeft, naar de „Maas bode" verneemt 'n circulair gericht tot de pro cureurs-generaal der verschillende gerechtsho- van om te bevorderen, dat in het vervolg by herhaalde overtreding van de Arbeidswet door een en dezelfde persoon geen boete meer wordt geëischt, doch hechtenisstraf. in de belangrijke brochurenreeks fjj psychosophische verhandelingen 11 Ub O onder leiding van Prof. J. P. VERHAAR door Prof. Dr. FERD. SASSEN. Prijs f 0.55. Men vrage het uitvoerig prospectus aan bij den uitgever of bij den boekhandel. Ingevolge de bestaande regeling wordt aan Rijksambtenaren als regel eervol ontslag ver eend met ingang van den len Januari volgen de op den dag, waarop zy den 65-jarigen leef tijd hebben bereikt. Deze regeling maakt het mogelijk, dat in sommige gevallen ambtenaren tot bijna een jaar na het bereiken van dien leeftijd in dienst blijven, hetgeen een groote ongelijkheid kan scheppen. Ter wegneming van dit bezwaar en omdat er in de huidige omstandigheden, meer nog dan in normale tijden, zooveel mogelyk naar moet worden gestreefd, dat ambtenaren na het be reiken van den 65-jarigen leeftijd zoo spoedig en zoo algemeen mogelyk den dienst verlaten om voor jongeren plaats te maken, heeft, naar de N. R. Ct. meedeelt, de raad van ministers thans beslist, dat ontslag moet worden ver leend op den eersten dag van de maand, vol gende op die, waarin de ambtenaar den 65- jarigen leeftijd heeft bereikt, slechts in zeer bijzondere gevallen mag, na goedkeuring van dien raad, hiervan worden afgeweken. Met deze regeling moet van 1 Januari 1935 af rekening worden gehouden. Op de Oranje-Nassaumijnen is aan onge veer tweehonderd arbeiders ontslag aangezegd tegen 1 December. De ontslagenen zijn voor het meerendeel buitenlanders. Donderdagnacht zyn te Alphen a. d. Ryn twee vrouwen bedwelmd door kolendamp. De dochter van de wed. S. in het Hazeveldpark aldaar werd 's nachts wakker en bemerkte het gevaar, waarin zy en haar moeder verkeerden. Zij was echter niet in staat zelf het raam te openen. Een buurman, die tegen den ochtend langs kwam, bood onmiddellijk hulp en bracht beide vrouwen naar buiten. De moeder kwam echter pas vele uren later by kennis. De oorzaak was een niet goed functionneeren- de schoorsteen. Naar aanleiding van de beslissing van den Haagschen kantonrechter houdende opheffing van het beslag, dat gelegd was op een tweetal touringcars of auobussen te Den Haag, waar mee de ondernemers Sommeling en Dominicus van den Bussche (de laatste als directeur van het reisbureau Novar) passagiersdiensten van Den Haag naar Amstredam hadden georgani seerd van welke beslissing de ambtenaar bij het O.M., gelijk gemeld, in cassatie is gegaan hebben wij aan mr. J. E. W. Duys, die als raads man van den heer Sommeling optreedt, nadere inlichtingen gevraagd. De heer Duys gaf ons daarop allereerst in zage van het kantonrechtelijke vonnis. Mr. Duys deelde ons nader mede, dat als ge volg van deze beslissing de beide ondernemers hun reizigersdiensten zullen hervatten, terwijl dan in afwachting althans van de uitspraak van ons hoogste rechtscollege, geen inbeslagneming van motorrijtuigen van deze beide ondernemers uit dien hoofde zal geschieden. Wel zou, indien andere ondernemers uit Den Haag een dergelyken dienst zouden organisee- ren, inbeslagneming van motorrijtuigen van die andere ondernemers kunnen volgen, omdat men dan weder met nieuwe gevallen te maken heeft. Wat de motiveering van de inbeslagneming betreft, vestigde mr. Duys de aandacht er op, dat ingevolge de wet bijv. het geweer van een strooper in beslag kan worden genomen of verbeurd verklaard als voorwerp, van misdryf afkomstig of by het misdrijf gebezigd. Hier echter gaat het niet over eenig misdrijf, doch om een overtreding, i.e. van de wet op de openbare vervoermiddelen. Weliswaar kan ook in geval van overtreding van eenige wettelijke bepaling een inbeslagneming volgens de wet geschieden, maar alleen in gevallen „bij de wet" bepaald. De wet inzake de openbare middelen van vervoer evenwel gewaagt niet van inbeslagne ming. De opvatting van den ambtenaar van het O.M. by het kantonrecht intusschen is gegrond op art. 354 Web. van Srafvordering) luidende: „De vernietiging of onbruikbaarmaking van werktuigen of andere voorwerpen, vervaardigd, geschikt gemaakt of gediend hebbende tot het begaan van een strafbaar feit, of die het voor werp van het strafbare feit uitmaken, kan bij de uitspraak op gronden aan het algemeen be lang ontleend, worden gelast." Volgens mr. Aangemeijer (den ambtenaar van het O. M. bij het kantongerecht) zou hier een beslag op grond van het algemeen belang ge rechtvaardigd zijn, omdat de bestaande ver- voerondernemingen (de spoorwegen e.d.) in het algemeen belang werkzaam zyn en het rijden van de onderhavige touringcar- of autobus diensten zonder vergunning of concessie op dergelijke trajecten niet zou strooken met het algemeen belang. De Hooge Raad zal nu in hoogste instantie hebben te beslissen of het beslag al dan niet rechtsgeldig is geweest. Het optreden tegen de wilde busdiensten heeft Voor de Haagsche Rechtbank stond Donder dag terecht de Duitsche dienstbode H. H., hans gedetineerd, wie bij dagvaarding zware mishan deling met voorbedachte rade ten laste was ge legd. In deze zaak werd als getuige gehoord een vriendin van verdachte mej. M. C. K., die ver klaarde dat zij door haar vriendin in kennis was gekomen met den verloofde van deze laat ste, zekere E. L., en dat tusschen beiden een verstandhouding was ontstaan, welke aanlei- dingt tot oneenigheid werd. Verdachte wilde de zaak opgelost hebben en noodigde daartoe het tweetal uit, op 20 September j.l. des avonds te haren huize aan het Frederik Hendrikplein te komen. In tegenwoordigheid van getuige vroeg verdachte toen den jongeman of hij nu defini tief keus wilde maken. Aanvankelijk had dit gesprek een normaal verloop, doch naarmate de tijd vorderde wond verdachte zich meer en meer op totdat zij op een gegeven oogenblik- onder den divan, waarop zy zat een glas te voorschijn haalde waarvan zij den inhoud in de richting van getuige wierp. De jongeman kwam tus- schenbeide doch, waar er blijkbaar ook nog een tweede glas gereed stond, werd ook in zijn rich ting met het bijtend vocht, dat zwavelzuur bleek te zijn, geworpen. De getuige barstte tijdens het verhoor in snik ken uit, waarop de president haar, teneinde verdere emotie te besparen, buiten de zaal deed geleiden. Tijdens 't verhoor kwam verdachte op de vroeger door haar afgelegde bekentenis terug. Het resultaat is geweest, dat de betrokken personen en ook verdachte zelf brandwonden zoowel aan het lichaam als aan de kleeren op liepen. Het O.M. vorderde twee jaar gevangenisstraf. De rechtbank zal 29 dezer vonnis wijzen. naar „Het Volk" nog weet mee te deelen, tot resultaat gehad, dat de ondernemers elkaar ge vonden hebben, en een eind hebben gemaakt aan het vervoer tegen al te lage tarieven. De rit RotterdamAmsterdam is vastgesteld op een gulden per persoon; een reisje Den Haag- Amsterdam kost f0.75. Besloten is voorts tot het oprichten van een bond van touringcar-ondernemers, waardoor het mogelyk zal zijn als organisatie van be langhebbenden te streven naar een oplossing van de gerezen moeilijkheden. De ondernemers betoogen, dat zij geen auto bussen in bedrijf hebben, doch touringcars, een onderscheiding, die ook in de wet is vastgelegd. De eisch, waaraan by de keuring een touring car moet voldoen, zijn anders dan die, welke aan een autobus worden gesteld. En met tal van gegevens, zeggen de ondernemers te kun nen aantoonen, dat hun exploitatie zich ook uitsluitend richt op touringcars, waarmede geen vaste diensten worden onderhouden. De ondernemers zijn voornemens zich tot minister Kalff te wenden om te pogen overeen stemming te bereiken met het Rijk omtrent verdere uitoefening van hun bedrijven. Zij stellen zich daarbij op het standpunt, dat de touringcars bezig zyn in het verkeer een zoodanige plaats te veroveren, dat deze niet meer kunnen worden uitgeschakeld. Vooral omdat het reizen door financieel niet draag- krachtigen er door wordt bevorderd. Bij de eerste onderlinge besprekingen van de ondernemers is er op gewezen, dat de geza menlijke diensten in ons land ongeveer f 2.800.0001 opbrengen, alleen aan benzinebe lasting. Het streven der ondernemers is er op gericht de concurrentie met de spoorwegen te doen eindigen, zonder daarby zelf te worden uitge schakeld. H. K. H. Prinses Juliana wordt hedennamid- dag uit Burg Steinfurt op Het Loo terug- verdacht. Bij K.B. is benoemd tot Ridder in de Orde van den Nederiandschen Leeuw Sultan Mohamad Parikoslt, Bestuurder uan het landschap Koetei (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo). Bij K.B. is toegekend de aan de Orde van Oranje-Nassau verbonden Eere-Medaille in goud aan: W. de Kant eersten boekhouder bij de Stoom weverij „Nijverheid" te Enschede: in zilver aan: L. Knook, boekhouder-kassier bij de N.V. Tra ding Company later Petry en Co. te 's Graven- hage. Bij K.B. is de heer mr. E. V. van Dam van Is- selt, administrateur bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, benoemd tot adjunct-directeur van dit Bureau en is de heer mr. dr. J. C. Witteveen. referendaris, bevorderd tot administrateur bh dezen dienst. Bij K.B. is op hun verzoek eervol ontslag ver leend aan de heeren mr. P. W. J. H. C'ort van der Linden te Groningen; mr. C. H. Guépin te Santpoort en mr. M. P. L. Steenberghe te 's Gra- venhage als lid van den Hoogen Raad van Ar beid, onder dankbetuiging voor de door hen in. die functie bewezen diensten en zijn benoemd tot lid van den Hoogen Raad van Arbeid de hee ren ir. F. H. E. Gieljé te Lelden, prof. ir. J. Klop per te 's Gravenhage en mr. A. N. Molenaar te 's Gravenhage en tot plaatsvervangend lid de heer mr. B. C. Slotemaker te 's Gravenhage, onder bepaling, dat deze zal optreden ter vervanging van den heer Molenaar voornoemd. Bij beschikking van den Minister ran Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen is dr. W. C. Meiss gedurende de ziekte van den privaat-docent dr. Murk Jansen toegelaten als privaat-docent in de faculteit der geneeskunde aan de Rijksuniversi teit te Leiden om onderwijs te geven in de or- thopaedie. 11 „Mijn waarde mr. Brown," was het antwoord, >,ik heb dien dokter slechts eenige keeren ont moet, maar ik betwijfel het, of er wel één ge beurtenis is uit zijn vroeger of tegenwoordig leven, die ik niet eenigszins ken. Als u mij een Oogenblik laat nadenken, dan vind ik wellicht zelfs den naam van het patente voedsel, waar mee hij werd groot gebracht. Wat betreft uw vraag, hy werkte in het St. Thomas zieken huis." Pointer lachte luidop. Hij had een jongensach- tigen lach. „Goed. Ja, dan geloof ik wel, dat ik die zaak Voor elkaar krijg." Maar wat hy nu precies be doelde daarmee, zei hij niet. Hij wilde weer weg gaan, toen Thornton hem tegenhield. „Een oogenblikje. U zult het begrijpelijk vin den, dat ik mij zeer voor het geval interesseer." Thornton wachtte even, of er een antwoord ko men zou. „Heel begrijpelijk, inderdaad, mijnheer." „Denkt u, dat het een eenvoudige zaak wordt, ofeen ingewikkeld geval?" Pointer keek den vrager aan met een schijn baar afwezigen blik. „Eenvoudige gevallen, antwoordde hij naden kend, zijn er niet veeldaarvoor zou veron dersteld worden een eenvoudig leven, met een voudige levensomstandigheden en levensvoor waarden. Laten we aannemen dat dit een geval van moord is. Welnu, het leven is tegenwoordig zoo ingewikkeld, dat men, door een moord te be gaan, door iemand het leven te benemen dus, noodwendig een bijzonder samengesteld geval te voorschijn moet roepen. Tenminste, dat is mijn ondervinding." Er volgde een lang stilzwijgen. „Dus, denkt u, dat dit een geval van moord is en dat er meer dan één persoon bij betrok ken is?" sprak Thornton, voor zich uitstarend. „Dat is moeilijk te zeggen," antwoordde Poin ter. En zoo buitengewoon moeilijk scheen hij het te vinden, dat hij niet van plan bleek om meer dere inlichtingen te geven en rustig weer weg- Pwandeling in de richting van het zomerhuisje. HOOFDSTUK ni Pointer vond het tuinhuis nog steeds verlaten, toen hij er terugkeerde voor verdere onderzoe kingen. Op de plaats, waar de boomtakken opgesta peld lagen, leken de tegels hem donkerder van kleur dan aan de andere zijde van het gebouw tje. Hij onderzocht ze en bemerkte, dat het kwam door de roode tint, die de kalk op deze plek had. Hij schilferde een klein stukje van een tegel af. Uit een fleschje druppelde hij er een weinig mamniak op. De kleur veranderde niet. Het was bloed, versch bloed. Maar zoo'n plasregen, als die van den vorigen avond, moest zelfs bloedsporen weggewischt hebben van hout, laat staan dus van tegels. Het kon niet anders, of de bloedvlekken moesten ontstaan zijn, na het hevige weer. Toch waren de tegels hier even schoon, als ergens anders. Er kon dus maar één uitlegging mogelijk zijn, namelijk, dat de tegels schoon gemaakt waren, maar dat in de diepere barsten en scheuren van de mortel, het bloed was blijven zitten. Vervolgens duwde de detective een gewelfde, omementale deur open, waar geen slot op zat. Daarachter vond hij een hoop gebroken gera niums en potten. Die konden daar nog niet lang liggen, zeker niet langer dan twintig uur. Rond het heele huis stonden van diezelfde potten langs de muren en ook langs de paden, die naar de vier deuren leidden. Alleen op die eene plaats, onder den beduimelden kant der balustrade, stonden ze niet, achter een andere deur vond Pointer een zak, waaraan 'een kaar tje hing met het woord „mest" er op en verder eenig tuingereedschap. Uit een ijzeren kachel, die in het midden stond, vischte hij een stuk paklinnen op, dat gebruikt was als vloerkleed. Het was besmeurd met bloed en vlekken, die de detective eerst voor aarde hield, maar die bij nader inzien van de aarde rond het tuinhuisje, bleek te verschillen. Hij stelde toen vast, dat het' mest was, vermoedelijk den vorigen namiddag door de tuinlui gemorst, door den wind tegen het huis en tusschen de potten gestoven en zoo doende voor den slagregen gespaard gebleven. Pointer staarde op het paklinnen. Het was doorweekt van bloed. Maar wiens bloed? Niet dat van Rose Charteris. Daarvoor was er veel te veel. En dan, dit had plaats gegrepen na den regen. Nu is niets zoo misleidend* als bloed vlekken. Wanneer die ontdekt worden, neemt een geval aanstonds onmogelijke afmetingen aan. Doch zelfs deze waarheid niet uit het oog verliezend, moest hier sprake zijn van een ont zettende geschiedenis. Naast het paklinnen vond de man van Scot land Yard verder een massa, die wel de over blijfselen van zes of zeven bloempotten kon zijn, maar de potten waren zoo tot gruis gestampt en ook de planten waren zoozeer vernield, dat het juiste aantal niet vastgesteld kon worden. Hij knipte vervolgens een hoek uit het pak linnen en borg dat in een zakje van rubber weg. Ook vond hij nog een paar einden touw of koord, dat zeer sterk was. Nooit eerder had hij zulk koord gezien; kleur en samenstelling ervan wa ren geheel nieuw voor hem. Deze einden touw borg hij eveneens in zijn tasch. Daar hoorde hij plotseling voetstappen op het grondpad. Hy zette gauw alles op zijn plaats en ging naar buiten, waar hij zijn pijp opstak, ter wijl hij wachtte. Het was Bennet, de onder-tuin baas met een jongen, die een kruiwagen voort duwde. Zij begonnen de takken te verzamelen. „Snoeien jullie nog zoo laat in 't voorjaar?" vroeg Brown, wijzend op den boom, die 't meest kaal en onttakeld was. „Onze meester vindt het noodig, dat de hoo rnen, die bij deze deuren staan, gesnoeid worden. Wij hebben het dezen morgen gedaan, alvorens aan ons werjc te gaan," antwoordde Bennet met een woedend gesnuif. „Hij zal in de war geweest zijn door dat vreese- lijke ongeluk," suste Brown. „Ik logeer bij mr. Thornton in zijn landhuisje. Ik druk platen om boeken mee te illustreeren. De dood van zijn nichtje moet den ouden edelman buiten zichzelf gebracht hebben." „Het zou hem niet meer buiten zichzelf heb ben kunnen brengen, dan hij al was," bromde de tuinman, ,,'t Is een prettig baantje om voor hem te werken, dat moet ik zeggen. Dien mooien, ouden boom daar heeft hij zelf vernield. En dan valt hij nog met ladder en al op de pelargo niums neer en maakt er een vormelooze massa van, door er tot slot op te gaan trappen. Nou heb ik nog een bloedneus toe, zei hy. Nu, dat verwonderde me niets. Doch ik hoop nu maar, dat hij een volgenden keer zulke dingen als hoo rnen snoeien zal over laten aan degenen, die er verstand van hebben." „Hij is zeker dol op tuinieren hè?" waagde Brown. „Net als ik. Ik mag het ook zoo graag doen." „Dol op tuinieren? Hij merkt niet eens of alles aangeharkt is en de bloemen tijdig opkomen." Bennet begon den jongen te helpen, om de gebroken potten, die binnen lagen, op te rapen. „Kijk nu eens." Bennet had tranen in de oogen. „Die man wordt nog eens gek, dat zeg ik er van. En ik ben ook niet van plan om hier langer te blijven, al vraagt hij 't me zelf." „Zoo, ga je weg?" vroeg Brown. „De kolonel is zeker moeilijk te voldoen?" Met eenige moeite kwam Bennet overeind. „Ik was vierde tuinman op Welbec," zei hij met waardigheid „en ik verstond mijn vak. Maar die man hier, met zijn slecht humeur Was hij boos, omdat de bloemen slecht opkwa men?" vroeg Brown, met de taktloosheid van iemand die niet begrijpt. Bennet's oogen schoten vuur. „Ik heb u al gezegd, dat ik mijn vak versta," antwoordde hij. „Nee, de kolonel bromde, omdat hij een telegram of een brief verloren had. Eerst sprak hij van een telegram en later noemde hij 't weer een brief. Hij kon 't niet vinden en zei, dat -het 't venster uitgewaaid was. Nu, ik ben geen gokker! Ik ben niet geïnteresseerd bij tips. Dus wat kon mij dat briefje schelen. En toch hield hij vol, dat ik het papier opgeraapt had, want ik was juist onder zijn studeerkamer aan 't werk geweest. Den volgenden dag werd het ding gevonden. Toen schaamde hij zich wel een beetje. Dat moet ik zeggen. Hij was later veel meegaander. Maar toch ga ik aan 't eind van de maand weg. Je kunt het hem niet naar den zin maken. Kijk hier nu eens rond. Even voor hij weg ging, zei hij, dat hier niets gedaan mocht worden tot nader order. Hij droeg my niet op, de gebro ken potten weg te halen. Maar ik ken zijn eigen aardigheden nu een beetje. Vandaag of morgen zal hij woedend zijn, als de rommel hier is blij ven liggen." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3