De huwende
uit de
onderwijzeres
school
De brief
van den dood
r#
Wilde" auto
bussen
WAARHEID EN LEVEN
WAARHEID EN ZEKERHEID
RECHTS TEGEN LINKS
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934
TWEEDE KAMER
De minister kantte zich fel tegen
amendement Suring om ook
hen, die reeds gehuwd zijn,
te_ ontslaan
Flinke bezuiniging
versmaad
Twee veteranen in debat
Het euvel schril belicht
Geen devaluatie
Wat minister Oud eigenlijk
bedoeld heeft
„Uiver" voor directeur
der K.L.M.
DE MILITAIRE LUCHTMACHT
Centralisatie-plannen
WERKVERSCHAFFING
Vervoer der arbeiders
«r
Strengere straf wordt
gewenscht
Het O. M. acht beslaglegging ge
rechtvaardigd in het alge
meen belang
N.V. Paul Brand's Uitgevers Bedrijf - Hilversum
ZOO JUIST VERSCHENEN:
OM ENKELE MAANDEN
Ontslag van rijksambtenaren op
65-jarigen leeftijd
ONTSLAGEN BIJ DE MIJNEN
Weer tweehonderd arbeiders
het slachtoffer
DOOR KOLENDAMP
BEDWELMD
Concurrenten der
spoorwegen
Eén front van de onder
nemers
Gevaarlijke vriendin
Duitsche dienstbode wierp
met zwavelzuur
PRINSES JULIANA
UIT DE STAATSCOURANT
detectieve-roman van a. fielding
DEN HAAG, 15 November 1934
Verleden jaar, ongeveer dezen tijd diende de
anti-revolutionnair Zijlstra op een van Minister
Marchant's wijzigingen van de Lager Onder
wijswet, een amendement in, om voortaan ook
bij het onderwijs het ontslag van een ambte-
hares, die in het huwelijk treedt, imperatief in
he wet vast te leggen. Totnogtoe bestond alleen
he bevoegdheid voor de gemeentebesturen, om
tot een dergelijk ontslag over te gaan. Minister
Marchant, die toen tegen dit amendement niet
Zoo onoverkomelijke bezwaren had, dat hij het
onaannemelijk verklaren moest, wist toen den
heer Zijlstra te bewegen tot intrekking, door
toe te zeggen, dat de Regeering een wettelijk
regeling dezer materie bevorderen zou.
Die belofte heeft zij gestand gedaan. En
heden stond de Kamer nu voor de beslissing
over dit Regeeringsontwerp.
Bij deze gelegenheid heeft de Minister zich
hioeten verdedigen tegen de eerste van de ver
schillende staatsrechtelijke Schönheitsfehler
in zijn beleid, welke hem door Jhr. de Geer
hij het algemeen begrootingsdebat verweten
Waren. Hij had nml. op de opmerking van het
Voorloopig Verslag, dat dit ontwerp streed met
he Regeeringsverklaring van het kabinet, wijl
het principieele tegenstellingen toespitste, ge
antwoord, dat deze klagers aan het verkeerd
adres waren. Zij moesten zich richten tot de
genen, die verleden jaar het amendement
Zijlstra onderteekend hadden.
Jhr. de Geer's grief was, dat hier de verant
woordelijkheid voor het ontwerp verlegd werd
van de Regeering naar de Kamer, wat staats-
vechtelijk onjuist is, omdat reeds een Minister,
hie een hem onwelgevallig, doch niet onaanne
melijk verklaard amendement ziet aannemen,
het ontwerp in den aldus gewijzigden vorm
Verder verdedigen moet als was het geheel zijn
eigen. A fortiori is dat dus de positie van een
Minister, die een amendement omzet in een ge
heel eigen ontwerp.
De twee veteranen Marchant en de Geer
hebben hardnekkig over dit verschil van mee-
ning gedebatteerd. De eerste wees met eenige
Verontwaardiging het verwijt af, dat hij ver
antwoordelijkheid van zich had willen afschui
ven. Hij noemde dat zelfs het verachtelijkste,
Wat een mensch doen kan, en had zich daaraan
han ook nog nooit schuldig gemaakt.
Maar in zijn Memorie van Antwoord had hij
alleen te kennen willen geven, dat niet hij aan
sprakelijk te stellen was voor het veroorzaken
Van de situatie, waarin dit ontwerp, hetwelk
hij op zichzelf ten volle bereid was te verde
digen, noodzakelijk geworden was.
Het was een debat met zeer subtiele nuance's,
Waarbij de beide tegenstanders elkander niet
overtuigd hebben.
Hoe het echter zij, Minister Marchant ver
dedigde het ontwerp. Hij deed het op de eigen
aardige wijze, die we zoo langzamerhand van
hem gewoon zijn geworden. Hij maakt groote
gebaren, liet zich af en toe sarcastische zetten
ontvallen en had natuurlijk bij zijn betoog
tast van zijn verleden in dit opzicht en van de
opvattingen in zijn party.
Toch heeft de Minister zijn verdediging niet
alleen gebouwd op de crisisoverweging, dat dui
zenden wachtgelders en andere candidaten
eerder recht hebben op een aanstelling dan dat
een vrouw, die huwt en in haar man een kost-
Winner krijgt, in haar betrekking gehandhaafd
blijft.
De minister vertelde, dat hü ook principieel
over het vraagstuk van de gehuwde ambtenares
anders is gaan denken, sedert hij eens als wet
houder te Den Haag een gehuwde onderwijzeres
op bezoek gekregen had, welke op wachtgeld
Stond en vragen kwam, of ze weer niet gauw
oen aanstelling krijgen kon, omdat haar eenig
hind anders zoo aan haar ging wennen. Dat
Zou immers later maar moeiiykheden geven, als
üe tyd, waarin zy wachtgeldster was, een einde
hemen zou.
In de stukken had de Minister zich niet zoo
positief uitgelaten. Hij had daar alleen een
reeks argumenten pro en contra naast elkaar
gezet, maar daaruit geen eigen keuze gedaan.
En toen men nu naar zijn standpunt terzake
eens nader informeeren ging, vond de heer
Marchant het noodig, om de Kamer voor te
houden, dat hij hoegenaamd niet met zijn
grondwettelijken plicht in strijd zou komen, als
hy nu eens zin had, om zich daarover niet uit
te laten. Een wederom volkomen overbodige,
prikkelende opmerking. Want vlak daarop ging
hij tot de nadere verdediging over.
Dat er voor den maatregel uitermate goede
argumenten zyn aan te voeren, bewees het
debat, waarin de voorstanders ter rechterzijde
het waren de katholieken mejuffrouw Meyer
en Sturing, de anti-revolutionnair zyistra, de
christelijk-historische afgevaardigden Tilanus en
mejuffrouw Katz eensgezind van meening
waren, dat principieel de gehuwde vrouw niet
voor de klas, maar in haar gezin behoort en
dat het zeker in dezen tyd, waarin duizenden
wachtgelders en andere candidaten snakken
naar een aanstelling, ongepast is, in sommige
gezinnen nog langer dubbele inkomens te laten
bestaan.
De sociaal-democraten Thyssen en mevrouw
de Vries-Bruins waren natuuriyk mordicus tegen,
de liberalen, van wie mr. Wendelaar een sym
pathiek speechje hield, en de vrijzinnig-demo
craten hebben tenslotte tegengestemd, omdat
een amendement van mevrouw Bakker-Nort, die
den maatregel een tijdeiyk karakter geven
wilde, verworpen werd.
Bij de behandeling van de artikelen heeft
zich een feit voorgedaan, waarvan de Minister
in de toekomst nog pleizier kan hebben.
De katholieke afgevaardigde Suring, die
zich evenals mejuffrouw Meyer by de Al-
gemeene 'Beschouwingen reeds uitnemend
geweerd had, lichtte daarbij een amendement
toe, om ook te ontslaan de onderwijzeressen,
die reeds gehuwd zijn. Hy had daarvoor
argumenten, die de linkerzyde, al hoonde zy
nu en dan op ouderwetsche wijze, met geen
mogelijkheid vermocht te weerleggen.
Principieel, zoo zeide hij, was deze zaak voor
de andere ambtenaren reeds beslist. En de
gedachte van het amendement sloot volkomen
aan by die van het ontwerp zelf.
De Minister voerde daartegen aan, dat deze
gehuwde onderwijzeressen vanzelf verdwijnen
zullen, omdat er geen enkele meer bijkomt.
Want er zijn niet minder dan negen
honderd gehuwde onderwijzeressen, die
tezamen bijna twee millioen aan salaris
sen hebben. In haar plaats zouden hon
derden anderen kunnen worden aange
steld.
Maar de heer Suring we kunnen op
zyn zeer krachtig en helder betoog tot onze
spijt niet uitge
breider ingaan
in verband met
de avondverga
dering weer
legde 's Minis
ters bezwaren
zoo afdoend mo
gelijk, rekende
den bewindsman
voor, dat aanne
ming van zyn
amendement een
bezuiniging van
;en millioen gul
den brengen zou,
welke het peil
van het onder
lijs niet aantast,
en bewees ook,
dat 's Ministers
bedenking tegen
de zeer ruime
arbitraire be
voegdheid want de Minister zou in laatste
instantie moeten uitmaken, of de betrokkene
kostwinster is niet opging, omdat hij een
dergelijke ruime bevoegdheid reeds lang heeft,
als beslist moet worden over de vraag, of een
ambtenaar lang of kort daggeld krijgen zal.
Minister Marchant heeft zich echter tot
het uiterste verzet en den heer Suring door
het dreigement van intrekking van het
ontwerp gedwongen, zijn amendement terug
te nemen.
De Minister kan er pleizier van beleven,
zegden wy al. Want wèl heeft de heer Suring
zijn amendement ingetrokken, doch niet dan
na verklaard te hebben, dat men den Minister,
als hij met nieuwe bezuinigingsvoorstellen op
het onderwijs komen zal, aan dit prijsgeven van
een besparing van een millioen zal herinneren.
Het ontwerp is tenslotte met 51 tegen 31
stemmen goedgekeurd. Aan de behandeling zal
minister Marchant geen aangename herinnering
bewaren.
Bij het begin van de vergadering werd de
motie-v. d. Tempel betreffende een centrale
industriebank met 51 tegen 21 stemmen ver
worpen.
Naar aanleiding van een onjuiste interpreta
tie door sommigen gegeven aan een uitlating van
den minister van financiën, bij het algemeen
begrootingsdebat over ons 'muntwezen, worde,
zoo bericht de Regeeringspersdienst nog eens
nadrukkelijk herhaald, dat de regeering niet
denkt aan devaluatie.
De uitlating van den minister van financiën
had geen andere strekking, dan dat men zich
theoretisch het geval zou kunnen denken, dat
alle landen zich op gegeven oogenblik eens
zouden kunnen vereenigen tot een beraadslaging
over een herstel van een geordend muntwezen
en dat in zulk geval Nederland zich aan zulk
een beraadslaging niet zou kunnen onttrekken.
Namens den heer Ed. Blaauw, conservator van
het Kon. Zoölogisch Botanisch Genootschap
te Den Haag hebben de jonge dames Freule J.
Calkoen en G. Hasselman den directeur der
K.L.M. een „TJiver" aangeboden.
De zeer fraai opgezette vogel zal een bly-
vende herinnering vormen aan de groote vlucht
van zijn naamgenoot.
J. G. Suring
Naar verluidt, heeft de minister van Defen
sie in zyn bezuinigingsplan opgenomen een
centralisatie van de luchtstrijdkrachten in Ne
derland van de marine en het leger.
Deze luchtstrijdkrachten zouden komen te res
sorteeren onder één inspectie, aan het hoofd
waarvan zou worden benoemd, luit.-generaal
M. Raaymakers, oud-inspecteur der genie.
De minister van Sociale Zaken heeft aan de
inspecteurs van de werkverschaffing de rege
ling bekend gemaakt voor het vervoer van
arbeiders naar en van de werkverschaffingen.
De zg. winterregeling, die geldt tot en met
30 Maart 1935, ziet er als volgt uit;
De arbeiders, die dagelijks meer dan twee
maal vyftien K. M. hebben af te leggen om
naar en van de werkverschaffing te komen,
dienen, in den regel, geheel voor rekening van
de overheid per autobus, tram of trein te wor
den vervoerd.
De arbeiders, die dagelijks tweemaal een af
stand van tien tot vyftien K.M. hebben af te
leggen, ontvangen een vergoeding van vijftig
cent per man en per week. Voor afstanden die
Woensdag werd te Hoorn de groote West-Friesche najaarsveemarkt gehouden. Het
West-Friesche vee, dat hier vertegenwoordigd is, heeft een wereldvermaardheid
en staat bekend als het beste vee ter wereld
minder dan tweemaal tien K. M. bedragen,
wordt geen vergoeding gegeven.
In de noordelijke provincies, waar werkver
schaffingskampen zyn, geldt verder de regeling,
dat vrij vervoer gedurende deze periode even
eens plaats heeft voor die arbeiders, die in
kampen gehuisvest zijn en werkelijks, om naai
en van het kamp te komen, meer dan twee
maal 30 K. M. hebben af te leggen.
Bij herhaalde overtreding der
Arbeidswet
De Min. van Justitie heeft, naar de „Maas
bode" verneemt 'n circulair gericht tot de pro
cureurs-generaal der verschillende gerechtsho-
van om te bevorderen, dat in het vervolg by
herhaalde overtreding van de Arbeidswet door
een en dezelfde persoon geen boete meer wordt
geëischt, doch hechtenisstraf.
in de belangrijke brochurenreeks
fjj psychosophische verhandelingen
11 Ub O onder leiding van Prof. J. P. VERHAAR
door Prof. Dr. FERD. SASSEN.
Prijs f 0.55.
Men vrage het uitvoerig prospectus aan bij den uitgever
of bij den boekhandel.
Ingevolge de bestaande regeling wordt aan
Rijksambtenaren als regel eervol ontslag ver
eend met ingang van den len Januari volgen
de op den dag, waarop zy den 65-jarigen leef
tijd hebben bereikt.
Deze regeling maakt het mogelijk, dat
in sommige gevallen ambtenaren tot bijna een
jaar na het bereiken van dien leeftijd in dienst
blijven, hetgeen een groote ongelijkheid kan
scheppen.
Ter wegneming van dit bezwaar en omdat er
in de huidige omstandigheden, meer nog dan
in normale tijden, zooveel mogelyk naar moet
worden gestreefd, dat ambtenaren na het be
reiken van den 65-jarigen leeftijd zoo spoedig
en zoo algemeen mogelyk den dienst verlaten
om voor jongeren plaats te maken, heeft, naar
de N. R. Ct. meedeelt, de raad van ministers
thans beslist, dat ontslag moet worden ver
leend op den eersten dag van de maand, vol
gende op die, waarin de ambtenaar den 65-
jarigen leeftijd heeft bereikt, slechts in zeer
bijzondere gevallen mag, na goedkeuring van
dien raad, hiervan worden afgeweken.
Met deze regeling moet van 1 Januari 1935
af rekening worden gehouden.
Op de Oranje-Nassaumijnen is aan onge
veer tweehonderd arbeiders ontslag aangezegd
tegen 1 December.
De ontslagenen zijn voor het meerendeel
buitenlanders.
Donderdagnacht zyn te Alphen a. d. Ryn
twee vrouwen bedwelmd door kolendamp. De
dochter van de wed. S. in het Hazeveldpark
aldaar werd 's nachts wakker en bemerkte het
gevaar, waarin zy en haar moeder verkeerden.
Zij was echter niet in staat zelf het raam te
openen. Een buurman, die tegen den ochtend
langs kwam, bood onmiddellijk hulp en bracht
beide vrouwen naar buiten. De moeder kwam
echter pas vele uren later by kennis.
De oorzaak was een niet goed functionneeren-
de schoorsteen.
Naar aanleiding van de beslissing van den
Haagschen kantonrechter houdende opheffing
van het beslag, dat gelegd was op een tweetal
touringcars of auobussen te Den Haag, waar
mee de ondernemers Sommeling en Dominicus
van den Bussche (de laatste als directeur van
het reisbureau Novar) passagiersdiensten van
Den Haag naar Amstredam hadden georgani
seerd van welke beslissing de ambtenaar bij
het O.M., gelijk gemeld, in cassatie is gegaan
hebben wij aan mr. J. E. W. Duys, die als raads
man van den heer Sommeling optreedt, nadere
inlichtingen gevraagd.
De heer Duys gaf ons daarop allereerst in
zage van het kantonrechtelijke vonnis.
Mr. Duys deelde ons nader mede, dat als ge
volg van deze beslissing de beide ondernemers
hun reizigersdiensten zullen hervatten, terwijl
dan in afwachting althans van de uitspraak van
ons hoogste rechtscollege, geen inbeslagneming
van motorrijtuigen van deze beide ondernemers
uit dien hoofde zal geschieden.
Wel zou, indien andere ondernemers uit Den
Haag een dergelyken dienst zouden organisee-
ren, inbeslagneming van motorrijtuigen van die
andere ondernemers kunnen volgen, omdat
men dan weder met nieuwe gevallen te maken
heeft.
Wat de motiveering van de inbeslagneming
betreft, vestigde mr. Duys de aandacht er op,
dat ingevolge de wet bijv. het geweer van een
strooper in beslag kan worden genomen of
verbeurd verklaard als voorwerp, van misdryf
afkomstig of by het misdrijf gebezigd.
Hier echter gaat het niet over eenig misdrijf,
doch om een overtreding, i.e. van de wet op de
openbare vervoermiddelen. Weliswaar kan ook
in geval van overtreding van eenige wettelijke
bepaling een inbeslagneming volgens de wet
geschieden, maar alleen in gevallen „bij de wet"
bepaald.
De wet inzake de openbare middelen van
vervoer evenwel gewaagt niet van inbeslagne
ming. De opvatting van den ambtenaar van het
O.M. by het kantonrecht intusschen is gegrond
op art. 354 Web. van Srafvordering) luidende:
„De vernietiging of onbruikbaarmaking van
werktuigen of andere voorwerpen, vervaardigd,
geschikt gemaakt of gediend hebbende tot het
begaan van een strafbaar feit, of die het voor
werp van het strafbare feit uitmaken, kan bij
de uitspraak op gronden aan het algemeen be
lang ontleend, worden gelast."
Volgens mr. Aangemeijer (den ambtenaar van
het O. M. bij het kantongerecht) zou hier een
beslag op grond van het algemeen belang ge
rechtvaardigd zijn, omdat de bestaande ver-
voerondernemingen (de spoorwegen e.d.) in het
algemeen belang werkzaam zyn en het rijden
van de onderhavige touringcar- of autobus
diensten zonder vergunning of concessie op
dergelijke trajecten niet zou strooken met het
algemeen belang.
De Hooge Raad zal nu in hoogste instantie
hebben te beslissen of het beslag al dan niet
rechtsgeldig is geweest.
Het optreden tegen de wilde busdiensten heeft
Voor de Haagsche Rechtbank stond Donder
dag terecht de Duitsche dienstbode H. H., hans
gedetineerd, wie bij dagvaarding zware mishan
deling met voorbedachte rade ten laste was ge
legd.
In deze zaak werd als getuige gehoord een
vriendin van verdachte mej. M. C. K., die ver
klaarde dat zij door haar vriendin in kennis
was gekomen met den verloofde van deze laat
ste, zekere E. L., en dat tusschen beiden een
verstandhouding was ontstaan, welke aanlei-
dingt tot oneenigheid werd. Verdachte wilde de
zaak opgelost hebben en noodigde daartoe het
tweetal uit, op 20 September j.l. des avonds te
haren huize aan het Frederik Hendrikplein te
komen. In tegenwoordigheid van getuige vroeg
verdachte toen den jongeman of hij nu defini
tief keus wilde maken. Aanvankelijk had dit
gesprek een normaal verloop, doch naarmate de
tijd vorderde wond verdachte zich meer en meer
op totdat zij op een gegeven oogenblik- onder
den divan, waarop zy zat een glas te voorschijn
haalde waarvan zij den inhoud in de richting
van getuige wierp. De jongeman kwam tus-
schenbeide doch, waar er blijkbaar ook nog een
tweede glas gereed stond, werd ook in zijn rich
ting met het bijtend vocht, dat zwavelzuur
bleek te zijn, geworpen.
De getuige barstte tijdens het verhoor in snik
ken uit, waarop de president haar, teneinde
verdere emotie te besparen, buiten de zaal deed
geleiden.
Tijdens 't verhoor kwam verdachte op de
vroeger door haar afgelegde bekentenis terug.
Het resultaat is geweest, dat de betrokken
personen en ook verdachte zelf brandwonden
zoowel aan het lichaam als aan de kleeren op
liepen.
Het O.M. vorderde twee jaar gevangenisstraf.
De rechtbank zal 29 dezer vonnis wijzen.
naar „Het Volk" nog weet mee te deelen, tot
resultaat gehad, dat de ondernemers elkaar ge
vonden hebben, en een eind hebben gemaakt
aan het vervoer tegen al te lage tarieven. De
rit RotterdamAmsterdam is vastgesteld op
een gulden per persoon; een reisje Den Haag-
Amsterdam kost f0.75.
Besloten is voorts tot het oprichten van een
bond van touringcar-ondernemers, waardoor
het mogelyk zal zijn als organisatie van be
langhebbenden te streven naar een oplossing
van de gerezen moeilijkheden.
De ondernemers betoogen, dat zij geen auto
bussen in bedrijf hebben, doch touringcars, een
onderscheiding, die ook in de wet is vastgelegd.
De eisch, waaraan by de keuring een touring
car moet voldoen, zijn anders dan die, welke
aan een autobus worden gesteld. En met tal
van gegevens, zeggen de ondernemers te kun
nen aantoonen, dat hun exploitatie zich ook
uitsluitend richt op touringcars, waarmede geen
vaste diensten worden onderhouden.
De ondernemers zijn voornemens zich tot
minister Kalff te wenden om te pogen overeen
stemming te bereiken met het Rijk omtrent
verdere uitoefening van hun bedrijven.
Zij stellen zich daarbij op het standpunt, dat
de touringcars bezig zyn in het verkeer een
zoodanige plaats te veroveren, dat deze niet
meer kunnen worden uitgeschakeld. Vooral
omdat het reizen door financieel niet draag-
krachtigen er door wordt bevorderd.
Bij de eerste onderlinge besprekingen van de
ondernemers is er op gewezen, dat de geza
menlijke diensten in ons land ongeveer
f 2.800.0001 opbrengen, alleen aan benzinebe
lasting.
Het streven der ondernemers is er op gericht
de concurrentie met de spoorwegen te doen
eindigen, zonder daarby zelf te worden uitge
schakeld.
H. K. H. Prinses Juliana wordt hedennamid-
dag uit Burg Steinfurt op Het Loo terug-
verdacht.
Bij K.B. is benoemd tot Ridder in de Orde van
den Nederiandschen Leeuw Sultan Mohamad
Parikoslt, Bestuurder uan het landschap Koetei
(Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo).
Bij K.B. is toegekend de aan de Orde van
Oranje-Nassau verbonden Eere-Medaille in goud
aan: W. de Kant eersten boekhouder bij de Stoom
weverij „Nijverheid" te Enschede: in zilver aan:
L. Knook, boekhouder-kassier bij de N.V. Tra
ding Company later Petry en Co. te 's Graven-
hage.
Bij K.B. is de heer mr. E. V. van Dam van Is-
selt, administrateur bij het Centraal Bureau voor
de Statistiek, benoemd tot adjunct-directeur van
dit Bureau en is de heer mr. dr. J. C. Witteveen.
referendaris, bevorderd tot administrateur bh
dezen dienst.
Bij K.B. is op hun verzoek eervol ontslag ver
leend aan de heeren mr. P. W. J. H. C'ort van
der Linden te Groningen; mr. C. H. Guépin te
Santpoort en mr. M. P. L. Steenberghe te 's Gra-
venhage als lid van den Hoogen Raad van Ar
beid, onder dankbetuiging voor de door hen in.
die functie bewezen diensten en zijn benoemd
tot lid van den Hoogen Raad van Arbeid de hee
ren ir. F. H. E. Gieljé te Lelden, prof. ir. J. Klop
per te 's Gravenhage en mr. A. N. Molenaar te
's Gravenhage en tot plaatsvervangend lid de heer
mr. B. C. Slotemaker te 's Gravenhage, onder
bepaling, dat deze zal optreden ter vervanging
van den heer Molenaar voornoemd.
Bij beschikking van den Minister ran Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen is dr. W. C. Meiss
gedurende de ziekte van den privaat-docent dr.
Murk Jansen toegelaten als privaat-docent in de
faculteit der geneeskunde aan de Rijksuniversi
teit te Leiden om onderwijs te geven in de or-
thopaedie.
11
„Mijn waarde mr. Brown," was het antwoord,
>,ik heb dien dokter slechts eenige keeren ont
moet, maar ik betwijfel het, of er wel één ge
beurtenis is uit zijn vroeger of tegenwoordig
leven, die ik niet eenigszins ken. Als u mij een
Oogenblik laat nadenken, dan vind ik wellicht
zelfs den naam van het patente voedsel, waar
mee hij werd groot gebracht. Wat betreft uw
vraag, hy werkte in het St. Thomas zieken
huis."
Pointer lachte luidop. Hij had een jongensach-
tigen lach.
„Goed. Ja, dan geloof ik wel, dat ik die zaak
Voor elkaar krijg." Maar wat hy nu precies be
doelde daarmee, zei hij niet. Hij wilde weer weg
gaan, toen Thornton hem tegenhield.
„Een oogenblikje. U zult het begrijpelijk vin
den, dat ik mij zeer voor het geval interesseer."
Thornton wachtte even, of er een antwoord ko
men zou.
„Heel begrijpelijk, inderdaad, mijnheer."
„Denkt u, dat het een eenvoudige zaak wordt,
ofeen ingewikkeld geval?"
Pointer keek den vrager aan met een schijn
baar afwezigen blik.
„Eenvoudige gevallen, antwoordde hij naden
kend, zijn er niet veeldaarvoor zou veron
dersteld worden een eenvoudig leven, met een
voudige levensomstandigheden en levensvoor
waarden. Laten we aannemen dat dit een geval
van moord is. Welnu, het leven is tegenwoordig
zoo ingewikkeld, dat men, door een moord te be
gaan, door iemand het leven te benemen dus,
noodwendig een bijzonder samengesteld geval te
voorschijn moet roepen. Tenminste, dat is mijn
ondervinding."
Er volgde een lang stilzwijgen.
„Dus, denkt u, dat dit een geval van moord
is en dat er meer dan één persoon bij betrok
ken is?" sprak Thornton, voor zich uitstarend.
„Dat is moeilijk te zeggen," antwoordde Poin
ter. En zoo buitengewoon moeilijk scheen hij het
te vinden, dat hij niet van plan bleek om meer
dere inlichtingen te geven en rustig weer weg-
Pwandeling in de richting van het zomerhuisje.
HOOFDSTUK ni
Pointer vond het tuinhuis nog steeds verlaten,
toen hij er terugkeerde voor verdere onderzoe
kingen.
Op de plaats, waar de boomtakken opgesta
peld lagen, leken de tegels hem donkerder van
kleur dan aan de andere zijde van het gebouw
tje. Hij onderzocht ze en bemerkte, dat het
kwam door de roode tint, die de kalk op deze
plek had. Hij schilferde een klein stukje van
een tegel af. Uit een fleschje druppelde hij er
een weinig mamniak op. De kleur veranderde
niet. Het was bloed, versch bloed. Maar zoo'n
plasregen, als die van den vorigen avond, moest
zelfs bloedsporen weggewischt hebben van hout,
laat staan dus van tegels. Het kon niet anders,
of de bloedvlekken moesten ontstaan zijn, na
het hevige weer. Toch waren de tegels hier even
schoon, als ergens anders. Er kon dus maar één
uitlegging mogelijk zijn, namelijk, dat de tegels
schoon gemaakt waren, maar dat in de diepere
barsten en scheuren van de mortel, het bloed
was blijven zitten.
Vervolgens duwde de detective een gewelfde,
omementale deur open, waar geen slot op zat.
Daarachter vond hij een hoop gebroken gera
niums en potten. Die konden daar nog niet lang
liggen, zeker niet langer dan twintig uur.
Rond het heele huis stonden van diezelfde
potten langs de muren en ook langs de paden,
die naar de vier deuren leidden. Alleen op die
eene plaats, onder den beduimelden kant der
balustrade, stonden ze niet, achter een andere
deur vond Pointer een zak, waaraan 'een kaar
tje hing met het woord „mest" er op en verder
eenig tuingereedschap. Uit een ijzeren kachel,
die in het midden stond, vischte hij een stuk
paklinnen op, dat gebruikt was als vloerkleed.
Het was besmeurd met bloed en vlekken, die de
detective eerst voor aarde hield, maar die bij
nader inzien van de aarde rond het tuinhuisje,
bleek te verschillen. Hij stelde toen vast, dat het'
mest was, vermoedelijk den vorigen namiddag
door de tuinlui gemorst, door den wind tegen
het huis en tusschen de potten gestoven en zoo
doende voor den slagregen gespaard gebleven.
Pointer staarde op het paklinnen. Het was
doorweekt van bloed. Maar wiens bloed?
Niet dat van Rose Charteris. Daarvoor was er
veel te veel. En dan, dit had plaats gegrepen na
den regen. Nu is niets zoo misleidend* als bloed
vlekken. Wanneer die ontdekt worden, neemt
een geval aanstonds onmogelijke afmetingen
aan. Doch zelfs deze waarheid niet uit het oog
verliezend, moest hier sprake zijn van een ont
zettende geschiedenis.
Naast het paklinnen vond de man van Scot
land Yard verder een massa, die wel de over
blijfselen van zes of zeven bloempotten kon zijn,
maar de potten waren zoo tot gruis gestampt
en ook de planten waren zoozeer vernield, dat
het juiste aantal niet vastgesteld kon worden.
Hij knipte vervolgens een hoek uit het pak
linnen en borg dat in een zakje van rubber weg.
Ook vond hij nog een paar einden touw of koord,
dat zeer sterk was. Nooit eerder had hij zulk
koord gezien; kleur en samenstelling ervan wa
ren geheel nieuw voor hem. Deze einden touw
borg hij eveneens in zijn tasch.
Daar hoorde hij plotseling voetstappen op het
grondpad. Hy zette gauw alles op zijn plaats en
ging naar buiten, waar hij zijn pijp opstak, ter
wijl hij wachtte. Het was Bennet, de onder-tuin
baas met een jongen, die een kruiwagen voort
duwde. Zij begonnen de takken te verzamelen.
„Snoeien jullie nog zoo laat in 't voorjaar?"
vroeg Brown, wijzend op den boom, die 't meest
kaal en onttakeld was.
„Onze meester vindt het noodig, dat de hoo
rnen, die bij deze deuren staan, gesnoeid worden.
Wij hebben het dezen morgen gedaan, alvorens
aan ons werjc te gaan," antwoordde Bennet met
een woedend gesnuif.
„Hij zal in de war geweest zijn door dat vreese-
lijke ongeluk," suste Brown. „Ik logeer bij mr.
Thornton in zijn landhuisje. Ik druk platen om
boeken mee te illustreeren. De dood van zijn
nichtje moet den ouden edelman buiten zichzelf
gebracht hebben."
„Het zou hem niet meer buiten zichzelf heb
ben kunnen brengen, dan hij al was," bromde de
tuinman, ,,'t Is een prettig baantje om voor hem
te werken, dat moet ik zeggen. Dien mooien,
ouden boom daar heeft hij zelf vernield. En dan
valt hij nog met ladder en al op de pelargo
niums neer en maakt er een vormelooze massa
van, door er tot slot op te gaan trappen. Nou
heb ik nog een bloedneus toe, zei hy. Nu, dat
verwonderde me niets. Doch ik hoop nu maar,
dat hij een volgenden keer zulke dingen als hoo
rnen snoeien zal over laten aan degenen, die er
verstand van hebben."
„Hij is zeker dol op tuinieren hè?" waagde
Brown. „Net als ik. Ik mag het ook zoo graag
doen."
„Dol op tuinieren? Hij merkt niet eens of alles
aangeharkt is en de bloemen tijdig opkomen."
Bennet begon den jongen te helpen, om de
gebroken potten, die binnen lagen, op te rapen.
„Kijk nu eens."
Bennet had tranen in de oogen. „Die man
wordt nog eens gek, dat zeg ik er van. En ik ben
ook niet van plan om hier langer te blijven, al
vraagt hij 't me zelf."
„Zoo, ga je weg?" vroeg Brown. „De kolonel
is zeker moeilijk te voldoen?"
Met eenige moeite kwam Bennet overeind.
„Ik was vierde tuinman op Welbec," zei hij
met waardigheid „en ik verstond mijn vak. Maar
die man hier, met zijn slecht humeur
Was hij boos, omdat de bloemen slecht opkwa
men?" vroeg Brown, met de taktloosheid van
iemand die niet begrijpt.
Bennet's oogen schoten vuur.
„Ik heb u al gezegd, dat ik mijn vak versta,"
antwoordde hij. „Nee, de kolonel bromde, omdat
hij een telegram of een brief verloren had. Eerst
sprak hij van een telegram en later noemde hij
't weer een brief. Hij kon 't niet vinden en zei,
dat -het 't venster uitgewaaid was. Nu, ik ben
geen gokker! Ik ben niet geïnteresseerd bij tips.
Dus wat kon mij dat briefje schelen. En toch
hield hij vol, dat ik het papier opgeraapt had,
want ik was juist onder zijn studeerkamer aan
't werk geweest. Den volgenden dag werd het
ding gevonden. Toen schaamde hij zich wel een
beetje. Dat moet ik zeggen. Hij was later veel
meegaander. Maar toch ga ik aan 't eind van de
maand weg. Je kunt het hem niet naar den zin
maken.
Kijk hier nu eens rond. Even voor hij weg
ging, zei hij, dat hier niets gedaan mocht worden
tot nader order. Hij droeg my niet op, de gebro
ken potten weg te halen. Maar ik ken zijn eigen
aardigheden nu een beetje. Vandaag of morgen
zal hij woedend zijn, als de rommel hier is blij
ven liggen."
(Wordt vervolgd)