ENGELAND EN DE IERSCHE SWEEPSTAKE 3ïd vetfiaal van den da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND NEIL LYNDON ONTSNAPT DE NIEUWE WET OP HET WEDDEN Medici over wijn gebruik DE VINGERHOED DINSDAG 20 NOVEMBER 1934 Men zal evenals vroeger hunnen voortgaan met het bestellen van boekjes in Dublin De „hint" van Sir John Gilmour Onderaardsch meertje nabij Savona Italiaansche prijsvraag voor buitenlanders Bestrijding van veld muizen in Hongarije Hygiënische waarde M. O. Geschiedenis Romeinsche cultuur op de Aegeïsche eilanden Handel en Administratie M. O. Aardrijkskunde AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES H.et staat thans zoo goed als vast dat het wetsontwerp op het wedden (de „Betting Bill") zal worden aangenomen en doorge voerd. Weinig maatregelen hebben in den loop der laatste jaren de openbare meening zoozeer in beroering gebracht als deze. Ik erken zeer we- nig van het ontwerp te begrijpen, en in zooverre schijn ik op één lijn te staan met een groot aan tal overigens hoogst respectabele parlements leden. Welken invloed de nieuwe wet hebben zal op Greyhoundracing ik zou het met geen mogelijkheid kunnen zeggen, ofschoon ik juist gepoogd heb een hierop betrekking hebbend dagbladartikel te doorgronden. En het verband tusschen de nieuwe wet en de „tote" begrijp ik in het geheel niet, maar ik moet dan ook toegeven dat ik er nooit ach ter ben kunnen komen wat men eigenlijk onder de „tote" verstaat. Ik heb het opgezocht, maar werd er in het minst niet wijzer door. Poog het spijkerschrift op den steen van Rosette eens te ontcijferen, wanneer gij de Grieksche vertaling die er de sleutel van is, niet verstaat! Maar de „Betting Bill" interesseerde mij en millioenen Engelschen, die evenmin als ik tot de habitué's der race-courses behooren, met 't oog op de Iersche Sweepstake. Aan deze tamme methode van „dobbelen" immers zijn wij allen verslaafd. Dat er achter het ontwerp, voor zoover het op de Sweepstake betrekking heeft, meer stak dan het periodiek oplaaiende puritanisme hiervan waren de meesten onzer overtuigd. Krachtige anti-Iersche invloeden schijnen zich eveneens te hebben doen gelden. Nu kan men de meeste Engelschen, althans in politieken zin, niet van pro-Ierschheid betichten, maar wat de Sweepstake aangaat, staan zij toch aan de zijde van Dublin, onverschillig of De Valera, Cosgrave of O'Duffy daar het bewind voert. En Dublin staat op zijn beurt, wat de Sweepstake betreft, aan de zijde van Engeland, want ongeveer het tiende deel der tickets wordt hier verkocht. Anti-Sweepstake, d.wz. anti-Iersche kranten, hadden een paar weken geleden geschreven: „Dit zal waarschijnlijk de laatste Sweepstake zijn," want als de „betting bill" eenmaal wet ge worden zou zijn. Het liep ons allen koud over den rug. Was er dan niets aan te doen om weer in vrede en vriendschap met de Ieren te leven? Als Engeland niet meer „meedeed", dan kon de hospitaal trust, bü gebrek aan afnemers, haar onderne ming wel likwiaeeren. Het zou dit begrepen zelfs diegenen, die overigens niets van het wetsontwerp begrepen verboden zijn Sweepstake tickets in Engeland te verkoopen. Maar daar verklaarde onze voortreffelijke mi nister van Binnenlandsche Zaken, Sir John Gilmour, dat het volmaakt wettig zou zijn ze uit Dublin te betrekken. En Mr. O'Sheehan, de directeur der Sweep stake-trekking, is hiermede volkomen tevreden. Zijn organisatie zal, evenals vroeger, kunnen aan een uitgebreid geologisch onderzoek onder worpen. Gedurende de werkzaamheden in deze, welke zich thans voornamelijk in de buur; van de badplaats Savona hebben geconcentreerd, is dezer dagen een klein onderaardsch meertje aan het licht gekomen. Het water is prachtig doorschijnend en heeft eigenaardige kleurscha- keeringen Het meertje vormt met zijn omgeving van kolossale druipsteenformaties, een fantas tisch geheel. voortgaan met het verstrekken van Sweepstake- boekjes aan in Engeland woonachtige personen. Die boekjes worden „op erediet" geleverd, het geen zeggen wil dat zij eerst betaald zullen wor den wanneer de afnemers alle billetten verkocht hebben. Dit verkoopen nu zal verboden zijn, maar de regeering zal niet over de middelen beschikken 't werkelijk te beletten. Geen regee ring immers kan zich veroorloven vele honderd duizenden kiezers tegen zich in het harnas te jagen. Vandaar de kostelijke „hint," die Sir John Gilmour gegeven heeft. Men mag de boekjes gerust te Dublin bestellen. Dat zal volkomen wettig zijn. De rest zal eigenlijk onwettig zijn, maar wanneer men het erop wagen wil.... Dit zeide Sir John Gilmour wel niet, maar hij glimlachte toch goedmoedig. Neen, er is nog geen reden de hoop op te geven. Een prijsvraag is uitgeschreven voor de beste artikelen, betreffende Sicilië, gepubliceerd in niet-Italiaansche dagbladen of periodieken. Be doelde artikelen dienen de natuur, de bescha ving of de geschiedenis van het Zuidelijke eiland te belichten ofwel de artistieke, sportieve en dergelijke elementen, welke Sicilië voor den toerist met name gedurende de z.g. Primavera Siciliana, van 15 Oct.15 Mei aantrekkelijk maken. Deelnemers aan deze prijsvraag worden ver zocht, een drietal exemplaren van het blad, waarin de publicatie is verschenen, met toe voeging van naam en adres van den inzender, vóór 15 April 1935 te doen toekomen aan de Ente Primavera Siciliana", Via Stabile 119, Palermo. Den 15den Mei 1935 zal de jury uit spraak doen. Er zijn voor de beste artikelen drie geldprijzen uitgeloofd; deze bedragen resp 300C, 2000 en 1000 Lire. In de omgeving van Nagykoros in Hongarije viel den laatsten tijd een ware muizenplaag waar te nemen, waardoor op de akkers groote schade werd aangericht. Ter bestrijding beslo ten de boeren hun toevlucht te nemen tot de vleermuis, die zooals bekend een gezworen vij and is van de kleine knaagdieren. Men bouwde op het land overal torentjes die de vleermuizen onderdak verschaften. De maat regel is gebleken probaat te zijn, want de aan gerichte schade is inmiddels aanzienlijk afge nomen. Het experiment heeft ook de aandacht van het buitenland getrokken. Immers hebben de Duitsche autoriteiten in lichtingen ingewonnen over de bijzonderheden van de proef en vanuit Berlijn zal een commis sie naar Hongarije komen, welke ter plaatse de bestrijding van de veldmuizenplaag door vleer muizen zal onderzoeken. De Fransche pers heeft de vorige week uitvoerig gewag gemaakt van een me disch congres, dat in Bézirs in Zuid- Frankrijk bijeen was gekomen, om de hygiëni sche en geneeskrachtige waarde van den wijn te bespreken. Inmiddels zijn de rapporten, in een lijvig boekdeel vereenigd, verschenen, waar uit blijkt, hoe het vraagstuk van alle zijden is bezien. In landen, waar het wijngebruik vrij alge meen is, moet de voedingswaarde hiervan niet worden onderschat. Deze berust niet alleen op het alcoholgehalte, maar ook op de aanwezig heid van suikers, plantenzuren enz. De tegen standers van het gebruik van alcoholische dranken betoogen, dat de arbeidsprestatie en het nuttig effect van den arbeid zou vermin deren. De hierop gerichte onderzoekingen van Lefèvre en Auquet bewijzen echter eerder het tegendeel. Een tweede bezwaar tegen het geregelde wijn gebruik berust op sociale gronden, vooral de toename van het misbruik, de dronkenschap en de gevolgen hiervan, zooals de criminaliteit en de schade aan de nakomelingschap Een aantal rapporteurs hebben op het genoemde congres door statistisch onderzoek aangetoond, dat juist in de streken waar het wijngebruik geringer is en sterke dranken en bierconsump tie overheerschend, de dronkenschap veelvuldi- ger voorkomt. Ook een der buitenlandsche ge leerden, prof. Dontas uit Athene, bericht over een zelfde ervaring in zijn land opgedaan. Deze feiten zijn zeker belangrijk ook voor andere lan den. De matigheidspropaganda zou er ten zeer ste mee gediend zijn, indien de ongelijkheid in werking van de verschillende alcoholhoudende dranken nauwkeuriger bekend werd. De algemeen hygiënische waarde van den wijn berust, zoo betoogen de Fransche medici echter niet voor alles op het alcoholgehalte, maar veel meer op de vele samenstellende deelen, die het edele druivensap bevat. Zoo wordt dan ook naast het wijngebruik vooral de druivenkuur aanbevolen, niet alleen voor volwassenen en kinderen, maar in het bij zonder bij vele chronische zieken. Ook aan een combinatie van het gebruik der minerale wa teren in de Fransche badplaatsen met een drui venkuur schrijft men een belangrijke gunstige werking toe, zooals in een zeer omvangrijk rap port door Weissenbach werd uiteengezet. Een oude ervaring, namelijk de zeer onge lijke werking van de verschillende wijnsoorten werd op grond van moderne waarnemingen en analysen door verschillende medici in het licht gesteld. Hun verhandelingen manen tot voor zichtigheid in de keuze van de soort, die aan zieken en gezonden moet worden gegeven. In het bijzonder dient men daarbij rekening te houden met het „geknoei", dat zelfs ook in Frankrijk zij het veel minder dan in de landen, die wijn importeeren bestaat. In ver band hiermede werd ook aan het onderzoek en de controle van de wijn aandacht geschon ken. Ten slotte moge hier nog het rapport van den directeur van het observatorium te Talence. dr. Mémery, vermeld worden. Hierin wordt betoogd, dat er een samenwerking is tusschen '£<1111111111111 Ongeveer honderd Jaar geleden gaf men de meisjes van 18 a 20 jaar meestal eeti 5 verjaarsgeschenk ln den voïm van een horen of metalen doosje, waarin op zacht fluweel een vingerhoedje. Vroeger is natuurlijk vroeger En heeft niets meer van vandaag- Met de tijden ook verand'ren Steeds de menschen even graag! Vroeger gaf men als geschenkje Haar een leuken vingerhoed. I Welke man bezit vandaag nog Voor zóó'n aardigheid den moed? Vroeger zat zij graag te naaien, Te verstellen, enzoovoorts Maar vandaag geeft die gedachte I Aan een meisje koude koorts! i Stel je voor, zij in haar jersey 5 I Pas zoo van het tennisveld, I En van avond bioscopen, I Want dan ziet zij weer haar „held", i Of ze komt juist van een dancing Uitgelaten nog van pret i Ja, dan zal ze nog gaan naaien I AZs zij hunkert naar d'r bed! Zeker, in haar kous een ladder Is afgrijselijk affreus, Maar dan gaat zij naar een winkel En daar heeft zij volop keus! Want wij leven in een tijdperk Van machine en kantoor. Waar, zoo zegt ze, heb je anders De confectiezaken voor? Geeft een man thans aan een meisje 'n Vingerhoedje tot present..., i Dan krijgt hij beslist te hoor en: Wat een naarheid van een vent! 1 MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) 1 allllllllllllllllllllllllllllllllllliiliiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiij: de aanwezigheid van de zonnevlekken en de qualiteit van de wijnen. De zon vertoont perio diek een minimum en een maximum zonne vlekken. Deze periodieken hebben een duur van 813 jaar, waarbij langere en kortere perioden onregelmatig afwisselen. Met het optreden van de zonnevlekken gaan niet alleen metereolo- gische veranderingen gepaard, maar ook treden er wijzigingen op in den aard van de stralin gen, in het aardmagnetisme, de cosmische stra ling enz. Dr. Mémery heeft nu aangetoond, dat de jaren, waarin warme zomers optreden, niet altijd die zijn, waarin de beste wijn wordt ver kregen, zoodat de gewone weersomstandigheden (temperatuur, vochtigheid) niet een goed jaar verzekeren. De beste wijnjaren: 1929, 1921, 1906, 1904, 1893 enz. vallen in de perioden, waarin de zon een groote hoeveelheid vlekken vertoont en een andere qualiteit van stralen uitzendt. Er zijn dus vooral goede wijnen te verwachten, in dien de weersomstandigheden, de warme zomers, met een maximum zonnevlekken samenvallen. Op grond van een statistisch overzicht betref fende natte en droge, koele en warme zomera en de periodische veranderingen in de zon. komt de rapporteur tot de conclusie dat na 1934 weer in 1937 en waarschijnlijk ook in 1938 bij zonder goede wijnen te verwachten zijn, terwijl 1935 en 1936, 1939 en 1940 als qualiteit weinig doen verwachten. Deze voorspellingen hebben op de hoeveelhe den van den oogst geen betrekking, want deze is van vele andere factoren, vooral van den aard van het voorjaar, afhankelijk. AMSTERDAM. Geslaagd de dames C. M. Brau- weiler te Halfweg en W. A. H. Crol te Rotterdam. George. Ja schat? George Heidrop liet de krant waarin hij zat te lezen zakken en liet zijn vragenden blik op de jonge vrouw tegenover hem rusten. Wat had je, Emmy? Heb je een spoor ge vonden? —Wat spoorwie spoor vroeg me vrouw Heidrop scherp. Je bent natuurlijk weer heelemaal in de war, door het lezen van die akelige miserabele detective-verhalen. Ik heb heelemaal geen spoor gevonden, maar ik ben een spoor kwijtgeraakt. Ik weet namelijk niet waar ik mijn portemonnaie gelaten heb. Oh, bedoel je dat? Nu dat is heel een voudig. Ik heb als politieagent wel voor heetere vuren gestaan, glimlachte hij. Zeg mij maar even waar je het vermiste voorwerp van waar de hebt gelaten Ze keek hem verontwaardigd aan. Als ik dat wist, dan had ik de kunst en vliegmethode van den beroemden rechercheur George Heidrop niet noodig. Ik dacht eigenlijk, dat jij mij zou vertellen waar ik het ding vin den kon. Nou dat is heel eenvoudig, herhaalde hij. Kom maar even naast me zitten, Emmy. Hier is mijn stoel. Ziezoo, vertel me nu maar eens geheel oprecht en naar waarheid waar je zooal gezocht hebt. Doe nu niet zoo mal, George. Ik heb over al gezocht waar maar te zoeken valt. En zonder resultaat? Neen, bitste zij, ik heb mijn portemonnaie gevonden en nu kom ik jou vragen, of je me even helpt zoeken. Ben je nu tevreden? Je hebt gelijk, schat. Het is geen erg snug gere vraag van mij. Als je nu nog iets anders was dan recher cheur van politie, dan zou ik het je niet kwa lijk nemen, maar nu Goedgoeddus je hebt overal ge zocht in huis en niet gevonden? Dan is het logisch dat het bewuste voorwerp zich buitens huis moet bevinden. Laat 's kijken. Heb je wellicht een boodschap gedaan, bij den slager of bij den bakker of bij den melkboer of Neen, ik ben vandaag de deur nog niet uit geweest. Hmdan staat het onomstootelijk vast, dat óf de beurs hier toch ergens moet liggen ófje bent haar al eerder dan vandaag kwijt geraakt. Onbegrijpelijkonbegrijpelijkzuchtte hij. De zaak wordt hoe langer hoe gecompli ceerder. Is er misschien iemand aan de deur geweest, die je betalen moest en heb je toen wellicht je portemonnaie «teveel voor de hand gelegdhet is maar een veronderstelling hoor. Ik wil niemand verdenken, maar in den tegenwoordigen tijd kun je alles verwachten. Er heerscht zooveel armoede, hé? Ja, dat is wel waar, maar daarmede heb ik mijn portemonnaie nog niet terug. Dat komt omdat jullie vrouwen niet sy stematisch te werk gaan. Ik heb al een be paalde theorie opgebouwd en als je mij nog enkele vragen beantwoordt dan kan ik je met wiskundige zekerheid zeggen, waar je het ver miste voorwerp kunt vinden. Emmy haalde de schouders op. Ze geloofde niet zoo heel erg in de speürderstalenten van haar man, maar enfin, wie weet? We hebben dus vastgesteld, vervolgde George, dat de beurs niet buitenshuis is en hier binnen is zij niet te vinden. Dan moet ze er gens anders zijn. Ohhhzou je denken, mannie?zei ze quasi belangstellend. En vertel me dan eens waar dat ergens anders wel is? JahmWaar heb je haar het laatst gebruikt? Weet ik niet Dat is fout Wat is fout? Dat je niet weet, waar je je spullen laat. Een goede huisvrouw weet altijd alles te vinden. Hü kuste haar, want er kwamen waterlanders. Kom, vrouwtje, zei hij. Zoo erg heb ik het niet bedoeld. Ik wilde je maar plagen. Maar JÉ' (Ut Den volgenden morgen vernamen we dat de strijd 's middags plaats zou vinden. American Pete zou tegen een der medicijnmannen moe ten aantreden. Beiden moesten ongewapend zijn. Het zou een meten van elkanders li chaamskracht worden. We maakten een wan deling, waarbij we door eenige gewapende schildwachten werden vergezeld. De mannen aapten ons in alles wat we deden na. Gingen we rusten, zij deden het ook. Wandelden we weer verder, ook zij gingen verder. Ze deden net aan apen denken, die ook alles nadoen. Inmiddels was de tijd voor den strijd aange broken en we begaven ons naar de kampplaats, waar het inmiddels zeer druk en rumoerig was geworden. We toonden echter niet den minsten vrees en zetten ons kalm te midden der ande ren. Daar kwam Shingebis aangestapt. Hij was in zijn beste plunje gestoken en zag er uit als een waardig vertegenwoordiger van zijn ras. Shingebis groette, wij ook. Daarna gaf hij een teeken dat de strijdenden aan moesten treden. Daar trad een der medicijnmannen naar voren. Het was een reus van een vent. Hij had geen ander kleedingstuk aan dan een herten orcek. Zijn hoofdtooi had hij afgelegd en zijn sluike haar viel hem op de schouders. „Dat ziet er niet zoo best uit voor Pete," fluisterde oom angstig. Daar kwam Pete reeds aangestapt. Hij was in vol ornaat, met een prachtigen hoofdtooi. „Domme kerel", fluisterde Oom mij toe. De andere heeft volop gelegenheid om hem overal vast te pakken." Glimlachend staarde Pete zijn tegenstander aan, die hem minachtend aan keek. Daarop vloog de reus op Pete af. Deze deed een stap achteruit. De reus kwam nader, waarop Pete bleef staan en zijn tegenstander een flinken duw gaf. Deze week echter niet. Hïj draaide als een tijger om Pete heen en plotse ling nog één vraag en dan moet je zelf ook nog eens denken. Ik weet zeker dat je dan eens klaps een helder oogenblik krijgt. Kijk eens op de klok? Hoe laat is het? Ze keek verbaasd naar de pendule. Negen uur. Nog vroeg in den morgen, hé? zei hü lachend. Was het gisteren geen Zondag? Ja, waarom? Mooi, een aanknoopingspunt hebben we dus al. Gisteren was het Zondag en waar zijn we heen geweest? Gisteren?... ■•liHiiiimimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitiiniiia bedoel je naar i rj-tj den kersenboom- f rICOTIC CYl gaard? n j -Natuurlijk, i Praktijk En wat zou dat? w...in. minim... Wat hebben we daar gedaan? Wat zouden we daar anders doen dan kersen eten? Prachtig, we schieten op. Eheh wie heeft die kersen betaald? Jij. Ze bloosde en vloog de trap op naar boven, daar waar het Zondagsche goed in de kast hing. Vijf minuten later kwam ze weer bene den en in haar hand hield ze een bruinlederen portemonnaie. Eurekaeurèka.... riep ze. George Heidrop liet wederom de krant zakken en keek wederom met gebrillegiaasde oogen over den rand. Zie je wel, schat. Dat noemen wij bij de politie „theorie en praktijk". Met combinatie kom je heel ver. Zonder dat ik van mijn stoel ben opgestaan, heb ik het raadsel voor je op gelost. Maar je hebt toch niet geheel de waar heid gesproken, toen je zei, dat je overal ge zocht had, want in mijn broekzakken had je niet gevoeld. Je hebt mij gisteren je porte monnaie gegeven, om in den boomgaard te be talen en ik heb er niet aan gedacht haar terug te geven. Maar Je bent een buitengewone vrouw, Emmy. Anders dan anderen.... Je mist een vrouwelijke eigenschap. Haar gelaat betrok. Hij zag het en voegde er onmiddellijk aan toe: Jij mist de eigenschap om de broekzakken van je echtgenoot na te snuffelen. Nu glimlachte ze weer en terwijl zij hem om den hals viel, zei ze: Dat is ook niet noodig, George. Ik weet dat ik alles van je krijgen kan wat ik vraag. Waarom zdu ik dan zoo dom zijn om je te wantrouwen? B. VEUZELAAR. Op de Aegeïsche eilanden, welke Italiaanseh koloniaal bezit zijn, worden den laatsten tijd cpgravmgswerken verricht welke tot belangrijke resultaten hebben geleid. Zoo heeft men te Ja- lasso een archaischen tempel aan het licht ge bracht, welke dateert uit de zesde of zevende eeuw voor Christus. Voorts werd er prachtig ge decoreerde ceramiek gevonden, meerendeels in verwonderlijk goeden staat. Een andere belang- ende V°ndst bestaat ln een groot aantal gouden sieraden, kronen, myrthenkransen, rin gen, met Egyptische scarabeeën. Bijzonder fraai lu„»Vengens een in een grafgewelf gevonden r vaas' welke van groote afmetingen is en ryk versierd met Egyptische motieven. 's-GRAVENHAGE. Voor het Staatspractiikexa ™en v°°<- Handel en Administratie zyn gesfaagd 0 „M' v' d- Graaf> Amsterdam; B C m d hL^ler, Tt: NN' J' Janse- Amsterdam; H v' d' Berg' G- Bessels, Am sterdam, H. Beumer, s-Hage; J. p Bik Biltho- Mnir?a BOn' Zw?"e: H' Rotterdam; J T. M. Braam, Heemstede; W. Breemhaar, Hoogezand- A. S Bnede s-Hage; J. W. Broekhuls, Almelo! o .I TT. Amsterdam; W. van Cappellen. Capelle a„ d- p5®1; B- van Cruljsen, Arnhem; J. Dekker, Middelburg; M.fD. L. v. d. Ende, Hoek van Hol land, J. W. Groenewoud, Amsterdam; J. Ph. Hen driks, 's-Gravenhage; M. Hoogendijk, Gouda; H. Huiskes, Kampen; H. Janssens, Assen; W. Jene- zon, 'sHage; M. Jongejan. Scheveningen; P. Jon- gejan, Zwolle; B. Jonkman. Hoogeveen- J. Knol Amsterdam; J. Kok, Haarlem; J. H. W. B. Linde man, Arnhem; A. C. Luyke, Schiedam; D. Meloen, s Hage; J. w. H. v. d. Molengraft, Eindhoven- E J. G. Mulder, 'sHage; H. Muller, Rotterdam- J. W. Mutsaers. Tilburg; J. C. Muijes, 'sHage; W. Olij, Apeldoorn; A. v. d. Plas. IJmvden; A. W. Rauwerdink, Amsterdam; A. G. de Ruijter, Bos- koop; P. J. Salari. Gouda; H. S. Schade, Arnhem; B. Schansman, 'sHage; J. Schmohl, Leiden; D J. Schreuder, 's-Hage; A. J. Slijkhuis, Haarlem; C. J. Smit, Delft; J. Snelleman. Rotterdam; J H. van Soldt. 'sHage; J. Stocker, 'sHage; B. Streef kerk, Amsterdam; D. L. Tollenaar. Arnhem; A. v. d. Velden, Rotterdam; H. van Velzen, Rotter dam; G. Visman. Eindhoven; J. v. d. Vlerk, Drach ten; P. W. Vlietstra, Voorburg; J. W. H. Wieken. Nijmegen; E. S. Woudstra, Wolvega; J, H. G. van Wijhe, Kampen; D. J. Wijnants. Rotterdam; B. J. Wijnbeek, Rotterdam; J. T. van Wijngaarden. Eindhoven; N. Zaa, Hoorn; H. Zwart, Rotterdam; B. Zwijnenburg, Rotterdam; J. Zijffers, Leewar- den. AMSTERDAM. Geslaagd de heer P. J. J. Leyn te Nijmegen en- mej. A. M. Cools te Mook. Alls* />A/i«no'n °P dlt bIad ziJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid t üt werkendoor f 7C/i bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afi bij verlies van 'n Ji-llC ULO OII TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t OU»- doodelijken afloop £»OU»m een voet of een oog IZiO»- duim of wijsvinger l OU»-been. of arm# btU»- anderen vinger 43 Natuurlijk staat-ie een beetje gek bij dezen rok, maar ik heb een groen fluweelen japon, van de nicht van juffrouw Oldbury. Maar die l£ hier niks bij!" „Dat geloof ik graag", zei ik van harte. En opziende van mijn eggs-and-bacon, voegde ik er aan toe: „Tusschen twee haakjes, Gertie, ik heb je nog niet bedankt voor je brief. Ik wist niet, dat Je zoo goed kon schrijven." „Kom nou," zei Gertie vol twijfel; „daar meent u nou niks van!" „Ik meen het wel," antwoordde ik. „Het was een heel aardige brief. Het zei juist, wat je te zeggen had en niets meer; dat is de heele kunst van brieven schrijven." Plotseling kwam er een gedachte in mij op „Kijk eens, Gertie," ging ik voort, „wil je wat voor mij doen? Ik zal het je uitleggen." „Natuurlijk. Alles zou ik voor u doen." „Wel, het is iets, dat je misschien voor mij doen kunt, wanneer ik weg ben." Haar gezicht betrok. „U gaat toch niet Weg van hier? Niet voor goed?" „Nee, niet hee.smaal voor goed. Maar het duurt toch nog wel een poosje voor ik terug zal zijn. En nu is het best mogelijk, dat iemand hier naar mij komt vragen, wanneer- ik weg ben en weten wil hoe ik mijn tijd heb doorgebracht en dergelijke dingen. Als men dat misschien aan jou vraagt, moet je zeggen dat ik het grootste gedeelte van den dag in bed lag en 's avonds naar den schouwburg ging. Of wil je liever geen smoesjes voor mij vertellen?" Ik schoof mijn boord weg en stak een ci garette op. „Ik zal een enveloppe met adres en post zegel voor je achterlaten en een telegram formulier. Wanneer er zoo iemand geweest is, kun je dadelijk telegrafeeren en daarna een brief sturen om me te vertellen, hoe-ie er uitzag en wat-ie vroeg." „Ik zal het precies zoo doen," zei ze vol ijverig. „En als-ie met juffrouw Oldbury praat, zal ik aan het sleutelgat luisteren." „De meeste moralisten veroordeelen dat", zei ik, „maar het is in dit geval tenminste voor een goed doel." Toen stond ik op en vroeg: „Wil je juffrouw Oldbury zeggen, dat ik haar even wil spreken?" Toen deze goede diame binnenkwam, be richtte ik haar, dat ik binnen tweee uur zou vertrekken. Maar als zij al even spijt had ge had over dit eenigszins plotseling opbreken, dan werd dit gevoel toch dadelijk Weggeno men, doordat ik aanbood, de kamers nog een veertien dagen aan te houden. Ik deed dit gedeeltelijk omdat ik meende, dat het nog wel eens dienstig zou kunnen zijn, een soort van hoofdkwartier in Londen te hebben waar ik bekend was en herkend zou kunnen wor den als mijnheer James Nicholson. Na deze zaken in orde gebracht te hebben, schreef ik aan Mc. Murtrie. Dat was werk, dat een zekere zorg en nauwlettendheid ver- eischte, maar na twee pogingen slaagde ik met den volgenden brief, die naar mü voorkwam, aan alle eischen voldeed. Beste Mc.Murtrie! Naar u waarschijnlijk vernomen hebt, ont ving ik gisteren uw brief en bereid ik mij voor morgen met den trein van elf vijf en veertig naar Tilbury te gaan. Natuurlijk spijt het mij wel eenigszins uit Londen weg te moeten het is merkwaardig, welk een capaciteit voor genieten een lang durig verblijf op het land iemand geeft, maar ik ben het geheel met u eens, dat de zaken moeten voorgaan. „Ik zal er onmiddellijk mede beginnen, wan neer ik aangekomen ben en wanneer alles waarom ik in mijn lijstje heb verzocht, aan wezig is, zal het niet lang duren of ik kan u voldoening gevende berichten zenden. Tenzij ik voor dien tijd van u hooren of u ontmoeten mocht, zal ik naar hotel Russell schrijven, zoodra ik iets definitiefs mee te deelen heb. Wil mijn vriendelijke groeten aan uw be- minnelijken vriend en collega overbrengen en mijn complimenten aan zijn dochter en geloof mij uw vriend, JAMES NICHOLSON. Het leek mij, dat dokter McMurtrie juist een dergelijken brief ernstig en spottend te gelijk, van mij verwachten zou. Ik kon de ver leiding niet weerstaan, dat over „zijn bemin- nelijken vriend" er ir te brengen, want Sa- varoffs' gedrag tegen mij lag mij nog versch in het geheugen. Overigens vermoedde ik, dat het McMurtrie wel amuseeren zou; zijn meer artistieke geest moest zich dikwijls met de bijzondere gemelijkheid van Savaroff hebben vermaakt. Daar ik niets anders bedenken kon, waar voor ik dadelijk te zorgen had, ging ik in mijn slaapkamer mijn koffer pakken. Behalve Savaroff's kleeren pakte ik alles in, wat ik nog bezat, want al had ik nog de kamers aan gehouden, ik geloofde niet heel erg, dat ik er nog terugkomen zou. Daarna zond ik Gertie om een taxi voor mij te bestellen, terwijl ik mijn rekening met juffrouw Oldbury vereffende. „En daar u de kamers aangehouden hebt, mijnheer," merkte zij op, „hoop ik, dat het een „O-rivaar" en niet een vaarwel is." „Ik hoop het ook, juffrouw Oldbury," ant woordde ik. „Wanneer ik eenigszins kan kom ik terug, maar niemand weet ooit, wat er in dit leven gebeuren zal." Somber schudde zij haar hoofd. „Daar hebt u wel gelijk in, mijnheer. En vreemd genoeg, maar juist precies dezelfde opmerking maakte m'n man zaliger zoo graag. Hij zei het nog tegen me op denzelfden dag dat-ie overreden werd door een bus. Overreden in Westminster werd-ie en allebei de achter wielen gingen over zijn lichaam. Hij kwam daar nooit van bovenop. Nooit heelemaal van bovenop; als-ie later kaas at kreeg-ie er altijd buikpijn van." Een taxi reed voor met Gertie 'Uggins plechtig naast den chauffeur geïnstalleerd Zij en juffrouw Oldbury bleven beiden op de stoep staan en wuifden mij toe, terwijl ik de straat uitreed. Het speet me, dat Ik hen moest verlaten; beiden hielden zie van me, ieder op haar manier en de tegenwoordige ijst van mij goedgezinde kennissen was zoo klein, dat ik er ongaarne zelfs den gering- sten van geschrapt zag. Gedurende de geheele réis naar Tilbury hielden de telkens terug- keerende en nog steeds bezwarende gedach ten aan mijn toestand mij bezig. Latimer's dra matisch wederoptreden had de heele zaak een nog ingewikkelder aanzien gegeven en als iemand, die met een legkaart bezig is, trachtte ik, maar tevergeefs, de verschillende onder- deelen tot een mogelijke oplossing saam te voegen. Met dit bezielend Werkje was ik nog bezig toen de trein in Tilbury stopte. Zonder op een kruier te wachten, zocht ik mijn bagage bij elkaar en stapte het perron op. McMurrie had geschreven, dat hij er voor zorgen zou, dat iemand mij afhaalde; toen ik rond mij heen keek. zag ik een ruwen man met een rood gezicht, een nauwe jas en een ver kleurden strcohoed, die de verschillende pas sagiers, welke hier waren uitgestapt, opnam. Ik stapte op hem toe. „Wacht u misschien op mij James Nichol son?" vroeg ik. „Tot uw dienst," antwoordde hij; toen voegde hü, als iets dat hem juist te binnen schoot, er aan toe: „Ik heb een sjees buiten staan.'' „Zoo?" zei ik; „wel, ik heb een paar koffers binnen staan; help me dus maar met een er van." Hij slenterde achter mij het perron op en nam den grootsten en zwaarsten der beide koffers in ontvangst, dien ik zorgvuldig voor hem had laten staan. De sjees bleek een oud rammelding met een slecht onderhouden, maar sterk paard tusschen de boomen. Ik klom er op en terwijl ik myn plaats innam zei ik mijn metgezel dat ik vóór alles naar het postkantoor wilde. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10