ENGELAND EN DE IERSCHE
SWEEPSTAKE
3ïd vetfiaal van den da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
DE NIEUWE WET OP HET
WEDDEN
Medici over wijn
gebruik
DE VINGERHOED
DINSDAG 20 NOVEMBER 1934
Men zal evenals vroeger hunnen
voortgaan met het bestellen
van boekjes in Dublin
De
„hint" van Sir John
Gilmour
Onderaardsch meertje
nabij Savona
Italiaansche prijsvraag
voor buitenlanders
Bestrijding van veld
muizen in Hongarije
Hygiënische waarde
M. O. Geschiedenis
Romeinsche cultuur op
de Aegeïsche eilanden
Handel en Administratie
M. O. Aardrijkskunde
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDGES
H.et staat thans zoo goed als vast dat het
wetsontwerp op het wedden (de „Betting
Bill") zal worden aangenomen en doorge
voerd. Weinig maatregelen hebben in den loop
der laatste jaren de openbare meening zoozeer
in beroering gebracht als deze. Ik erken zeer we-
nig van het ontwerp te begrijpen, en in zooverre
schijn ik op één lijn te staan met een groot aan
tal overigens hoogst respectabele parlements
leden. Welken invloed de nieuwe wet hebben
zal op Greyhoundracing ik zou het met geen
mogelijkheid kunnen zeggen, ofschoon ik juist
gepoogd heb een hierop betrekking hebbend
dagbladartikel te doorgronden.
En het verband tusschen de nieuwe wet en
de „tote" begrijp ik in het geheel niet, maar
ik moet dan ook toegeven dat ik er nooit ach
ter ben kunnen komen wat men eigenlijk onder
de „tote" verstaat. Ik heb het opgezocht, maar
werd er in het minst niet wijzer door. Poog het
spijkerschrift op den steen van Rosette eens te
ontcijferen, wanneer gij de Grieksche vertaling
die er de sleutel van is, niet verstaat!
Maar de „Betting Bill" interesseerde mij en
millioenen Engelschen, die evenmin als ik tot de
habitué's der race-courses behooren, met 't oog
op de Iersche Sweepstake. Aan deze tamme
methode van „dobbelen" immers zijn wij allen
verslaafd.
Dat er achter het ontwerp, voor zoover het op
de Sweepstake betrekking heeft, meer stak dan
het periodiek oplaaiende puritanisme hiervan
waren de meesten onzer overtuigd. Krachtige
anti-Iersche invloeden schijnen zich eveneens
te hebben doen gelden.
Nu kan men de meeste Engelschen, althans in
politieken zin, niet van pro-Ierschheid betichten,
maar wat de Sweepstake aangaat, staan zij toch
aan de zijde van Dublin, onverschillig of De
Valera, Cosgrave of O'Duffy daar het bewind
voert. En Dublin staat op zijn beurt, wat de
Sweepstake betreft, aan de zijde van Engeland,
want ongeveer het tiende deel der tickets wordt
hier verkocht.
Anti-Sweepstake, d.wz. anti-Iersche kranten,
hadden een paar weken geleden geschreven:
„Dit zal waarschijnlijk de laatste Sweepstake
zijn," want als de „betting bill" eenmaal wet ge
worden zou zijn.
Het liep ons allen koud over den rug. Was er
dan niets aan te doen om weer in vrede en
vriendschap met de Ieren te leven? Als Engeland
niet meer „meedeed", dan kon de hospitaal
trust, bü gebrek aan afnemers, haar onderne
ming wel likwiaeeren.
Het zou dit begrepen zelfs diegenen, die
overigens niets van het wetsontwerp begrepen
verboden zijn Sweepstake tickets in Engeland te
verkoopen.
Maar daar verklaarde onze voortreffelijke mi
nister van Binnenlandsche Zaken, Sir John
Gilmour, dat het volmaakt wettig zou zijn ze uit
Dublin te betrekken.
En Mr. O'Sheehan, de directeur der Sweep
stake-trekking, is hiermede volkomen tevreden.
Zijn organisatie zal, evenals vroeger, kunnen
aan een uitgebreid geologisch onderzoek onder
worpen. Gedurende de werkzaamheden in deze,
welke zich thans voornamelijk in de buur; van
de badplaats Savona hebben geconcentreerd,
is dezer dagen een klein onderaardsch meertje
aan het licht gekomen. Het water is prachtig
doorschijnend en heeft eigenaardige kleurscha-
keeringen Het meertje vormt met zijn omgeving
van kolossale druipsteenformaties, een fantas
tisch geheel.
voortgaan met het verstrekken van Sweepstake-
boekjes aan in Engeland woonachtige personen.
Die boekjes worden „op erediet" geleverd, het
geen zeggen wil dat zij eerst betaald zullen wor
den wanneer de afnemers alle billetten verkocht
hebben. Dit verkoopen nu zal verboden zijn,
maar de regeering zal niet over de middelen
beschikken 't werkelijk te beletten. Geen regee
ring immers kan zich veroorloven vele honderd
duizenden kiezers tegen zich in het harnas te
jagen.
Vandaar de kostelijke „hint," die Sir John
Gilmour gegeven heeft. Men mag de boekjes
gerust te Dublin bestellen. Dat zal volkomen
wettig zijn. De rest zal eigenlijk onwettig zijn,
maar wanneer men het erop wagen wil....
Dit zeide Sir John Gilmour wel niet, maar hij
glimlachte toch goedmoedig.
Neen, er is nog geen reden de hoop op te
geven.
Een prijsvraag is uitgeschreven voor de beste
artikelen, betreffende Sicilië, gepubliceerd in
niet-Italiaansche dagbladen of periodieken. Be
doelde artikelen dienen de natuur, de bescha
ving of de geschiedenis van het Zuidelijke
eiland te belichten ofwel de artistieke, sportieve
en dergelijke elementen, welke Sicilië voor den
toerist met name gedurende de z.g. Primavera
Siciliana, van 15 Oct.15 Mei aantrekkelijk
maken.
Deelnemers aan deze prijsvraag worden ver
zocht, een drietal exemplaren van het blad,
waarin de publicatie is verschenen, met toe
voeging van naam en adres van den inzender,
vóór 15 April 1935 te doen toekomen aan de
Ente Primavera Siciliana", Via Stabile 119,
Palermo. Den 15den Mei 1935 zal de jury uit
spraak doen. Er zijn voor de beste artikelen drie
geldprijzen uitgeloofd; deze bedragen resp 300C,
2000 en 1000 Lire.
In de omgeving van Nagykoros in Hongarije
viel den laatsten tijd een ware muizenplaag
waar te nemen, waardoor op de akkers groote
schade werd aangericht. Ter bestrijding beslo
ten de boeren hun toevlucht te nemen tot de
vleermuis, die zooals bekend een gezworen vij
and is van de kleine knaagdieren.
Men bouwde op het land overal torentjes die
de vleermuizen onderdak verschaften. De maat
regel is gebleken probaat te zijn, want de aan
gerichte schade is inmiddels aanzienlijk afge
nomen. Het experiment heeft ook de aandacht
van het buitenland getrokken.
Immers hebben de Duitsche autoriteiten in
lichtingen ingewonnen over de bijzonderheden
van de proef en vanuit Berlijn zal een commis
sie naar Hongarije komen, welke ter plaatse de
bestrijding van de veldmuizenplaag door vleer
muizen zal onderzoeken.
De Fransche pers heeft de vorige week
uitvoerig gewag gemaakt van een me
disch congres, dat in Bézirs in Zuid-
Frankrijk bijeen was gekomen, om de hygiëni
sche en geneeskrachtige waarde van den wijn
te bespreken. Inmiddels zijn de rapporten, in
een lijvig boekdeel vereenigd, verschenen, waar
uit blijkt, hoe het vraagstuk van alle zijden is
bezien.
In landen, waar het wijngebruik vrij alge
meen is, moet de voedingswaarde hiervan niet
worden onderschat. Deze berust niet alleen op
het alcoholgehalte, maar ook op de aanwezig
heid van suikers, plantenzuren enz. De tegen
standers van het gebruik van alcoholische
dranken betoogen, dat de arbeidsprestatie en
het nuttig effect van den arbeid zou vermin
deren. De hierop gerichte onderzoekingen van
Lefèvre en Auquet bewijzen echter eerder het
tegendeel.
Een tweede bezwaar tegen het geregelde wijn
gebruik berust op sociale gronden, vooral de
toename van het misbruik, de dronkenschap
en de gevolgen hiervan, zooals de criminaliteit
en de schade aan de nakomelingschap Een
aantal rapporteurs hebben op het genoemde
congres door statistisch onderzoek aangetoond,
dat juist in de streken waar het wijngebruik
geringer is en sterke dranken en bierconsump
tie overheerschend, de dronkenschap veelvuldi-
ger voorkomt. Ook een der buitenlandsche ge
leerden, prof. Dontas uit Athene, bericht over
een zelfde ervaring in zijn land opgedaan. Deze
feiten zijn zeker belangrijk ook voor andere lan
den. De matigheidspropaganda zou er ten zeer
ste mee gediend zijn, indien de ongelijkheid in
werking van de verschillende alcoholhoudende
dranken nauwkeuriger bekend werd.
De algemeen hygiënische waarde van den wijn
berust, zoo betoogen de Fransche medici echter
niet voor alles op het alcoholgehalte, maar veel
meer op de vele samenstellende deelen, die het
edele druivensap bevat.
Zoo wordt dan ook naast het wijngebruik
vooral de druivenkuur aanbevolen, niet alleen
voor volwassenen en kinderen, maar in het bij
zonder bij vele chronische zieken. Ook aan een
combinatie van het gebruik der minerale wa
teren in de Fransche badplaatsen met een drui
venkuur schrijft men een belangrijke gunstige
werking toe, zooals in een zeer omvangrijk rap
port door Weissenbach werd uiteengezet.
Een oude ervaring, namelijk de zeer onge
lijke werking van de verschillende wijnsoorten
werd op grond van moderne waarnemingen en
analysen door verschillende medici in het licht
gesteld. Hun verhandelingen manen tot voor
zichtigheid in de keuze van de soort, die aan
zieken en gezonden moet worden gegeven.
In het bijzonder dient men daarbij rekening
te houden met het „geknoei", dat zelfs ook in
Frankrijk zij het veel minder dan in de
landen, die wijn importeeren bestaat. In ver
band hiermede werd ook aan het onderzoek
en de controle van de wijn aandacht geschon
ken. Ten slotte moge hier nog het rapport van
den directeur van het observatorium te Talence.
dr. Mémery, vermeld worden. Hierin wordt
betoogd, dat er een samenwerking is tusschen
'£<1111111111111
Ongeveer honderd Jaar geleden gaf men
de meisjes van 18 a 20 jaar meestal eeti 5
verjaarsgeschenk ln den voïm van een
horen of metalen doosje, waarin op
zacht fluweel een vingerhoedje.
Vroeger is natuurlijk vroeger
En heeft niets meer van vandaag-
Met de tijden ook verand'ren
Steeds de menschen even graag!
Vroeger gaf men als geschenkje
Haar een leuken vingerhoed.
I Welke man bezit vandaag nog
Voor zóó'n aardigheid den moed?
Vroeger zat zij graag te naaien,
Te verstellen, enzoovoorts
Maar vandaag geeft die gedachte
I Aan een meisje koude koorts!
i Stel je voor, zij in haar jersey 5
I Pas zoo van het tennisveld,
I En van avond bioscopen,
I Want dan ziet zij weer haar „held",
i Of ze komt juist van een dancing
Uitgelaten nog van pret
i Ja, dan zal ze nog gaan naaien I
AZs zij hunkert naar d'r bed!
Zeker, in haar kous een ladder
Is afgrijselijk affreus,
Maar dan gaat zij naar een winkel
En daar heeft zij volop keus!
Want wij leven in een tijdperk
Van machine en kantoor.
Waar, zoo zegt ze, heb je anders
De confectiezaken voor?
Geeft een man thans aan een meisje
'n Vingerhoedje tot present..., i
Dan krijgt hij beslist te hoor en:
Wat een naarheid van een vent!
1 MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden) 1
allllllllllllllllllllllllllllllllllliiliiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiij:
de aanwezigheid van de zonnevlekken en de
qualiteit van de wijnen. De zon vertoont perio
diek een minimum en een maximum zonne
vlekken. Deze periodieken hebben een duur van
813 jaar, waarbij langere en kortere perioden
onregelmatig afwisselen. Met het optreden van
de zonnevlekken gaan niet alleen metereolo-
gische veranderingen gepaard, maar ook treden
er wijzigingen op in den aard van de stralin
gen, in het aardmagnetisme, de cosmische stra
ling enz. Dr. Mémery heeft nu aangetoond, dat
de jaren, waarin warme zomers optreden, niet
altijd die zijn, waarin de beste wijn wordt ver
kregen, zoodat de gewone weersomstandigheden
(temperatuur, vochtigheid) niet een goed jaar
verzekeren. De beste wijnjaren: 1929, 1921, 1906,
1904, 1893 enz. vallen in de perioden, waarin de
zon een groote hoeveelheid vlekken vertoont en
een andere qualiteit van stralen uitzendt. Er
zijn dus vooral goede wijnen te verwachten, in
dien de weersomstandigheden, de warme zomers,
met een maximum zonnevlekken samenvallen.
Op grond van een statistisch overzicht betref
fende natte en droge, koele en warme zomera
en de periodische veranderingen in de zon.
komt de rapporteur tot de conclusie dat na 1934
weer in 1937 en waarschijnlijk ook in 1938 bij
zonder goede wijnen te verwachten zijn, terwijl
1935 en 1936, 1939 en 1940 als qualiteit weinig
doen verwachten.
Deze voorspellingen hebben op de hoeveelhe
den van den oogst geen betrekking, want deze
is van vele andere factoren, vooral van den
aard van het voorjaar, afhankelijk.
AMSTERDAM. Geslaagd de dames C. M. Brau-
weiler te Halfweg en W. A. H. Crol te Rotterdam.
George.
Ja schat?
George Heidrop liet de krant waarin hij
zat te lezen zakken en liet zijn vragenden blik
op de jonge vrouw tegenover hem rusten.
Wat had je, Emmy? Heb je een spoor ge
vonden?
—Wat spoorwie spoor vroeg me
vrouw Heidrop scherp. Je bent natuurlijk
weer heelemaal in de war, door het lezen van
die akelige miserabele detective-verhalen. Ik
heb heelemaal geen spoor gevonden, maar ik
ben een spoor kwijtgeraakt. Ik weet namelijk
niet waar ik mijn portemonnaie gelaten heb.
Oh, bedoel je dat? Nu dat is heel een
voudig. Ik heb als politieagent wel voor heetere
vuren gestaan, glimlachte hij. Zeg mij maar
even waar je het vermiste voorwerp van waar
de hebt gelaten
Ze keek hem verontwaardigd aan.
Als ik dat wist, dan had ik de kunst en
vliegmethode van den beroemden rechercheur
George Heidrop niet noodig. Ik dacht eigenlijk,
dat jij mij zou vertellen waar ik het ding vin
den kon.
Nou dat is heel eenvoudig, herhaalde hij.
Kom maar even naast me zitten, Emmy. Hier
is mijn stoel. Ziezoo, vertel me nu maar eens
geheel oprecht en naar waarheid waar je zooal
gezocht hebt.
Doe nu niet zoo mal, George. Ik heb over
al gezocht waar maar te zoeken valt.
En zonder resultaat?
Neen, bitste zij, ik heb mijn portemonnaie
gevonden en nu kom ik jou vragen, of je me
even helpt zoeken. Ben je nu tevreden?
Je hebt gelijk, schat. Het is geen erg snug
gere vraag van mij.
Als je nu nog iets anders was dan recher
cheur van politie, dan zou ik het je niet kwa
lijk nemen, maar nu
Goedgoeddus je hebt overal ge
zocht in huis en niet gevonden? Dan is het
logisch dat het bewuste voorwerp zich buitens
huis moet bevinden.
Laat 's kijken. Heb je wellicht een boodschap
gedaan, bij den slager of bij den bakker of bij
den melkboer of
Neen, ik ben vandaag de deur nog niet
uit geweest.
Hmdan staat het onomstootelijk vast,
dat óf de beurs hier toch ergens moet liggen
ófje bent haar al eerder dan vandaag
kwijt geraakt.
Onbegrijpelijkonbegrijpelijkzuchtte
hij. De zaak wordt hoe langer hoe gecompli
ceerder. Is er misschien iemand aan de deur
geweest, die je betalen moest en heb je toen
wellicht je portemonnaie «teveel voor de hand
gelegdhet is maar een veronderstelling
hoor. Ik wil niemand verdenken, maar in den
tegenwoordigen tijd kun je alles verwachten.
Er heerscht zooveel armoede, hé?
Ja, dat is wel waar, maar daarmede heb
ik mijn portemonnaie nog niet terug.
Dat komt omdat jullie vrouwen niet sy
stematisch te werk gaan. Ik heb al een be
paalde theorie opgebouwd en als je mij nog
enkele vragen beantwoordt dan kan ik je met
wiskundige zekerheid zeggen, waar je het ver
miste voorwerp kunt vinden.
Emmy haalde de schouders op. Ze geloofde
niet zoo heel erg in de speürderstalenten van
haar man, maar enfin, wie weet?
We hebben dus vastgesteld, vervolgde
George, dat de beurs niet buitenshuis is en hier
binnen is zij niet te vinden. Dan moet ze er
gens anders zijn.
Ohhhzou je denken, mannie?zei
ze quasi belangstellend. En vertel me dan eens
waar dat ergens anders wel is?
JahmWaar heb je haar het
laatst gebruikt?
Weet ik niet
Dat is fout
Wat is fout?
Dat je niet weet, waar je je spullen laat.
Een goede huisvrouw weet altijd alles te vinden.
Hü kuste haar, want er kwamen waterlanders.
Kom, vrouwtje, zei hij. Zoo erg heb ik het
niet bedoeld. Ik wilde je maar plagen. Maar
JÉ'
(Ut
Den volgenden morgen vernamen we dat de
strijd 's middags plaats zou vinden. American
Pete zou tegen een der medicijnmannen moe
ten aantreden. Beiden moesten ongewapend
zijn. Het zou een meten van elkanders li
chaamskracht worden. We maakten een wan
deling, waarbij we door eenige gewapende
schildwachten werden vergezeld. De mannen
aapten ons in alles wat we deden na. Gingen we
rusten, zij deden het ook. Wandelden we weer
verder, ook zij gingen verder. Ze deden net aan
apen denken, die ook alles nadoen.
Inmiddels was de tijd voor den strijd aange
broken en we begaven ons naar de kampplaats,
waar het inmiddels zeer druk en rumoerig was
geworden. We toonden echter niet den minsten
vrees en zetten ons kalm te midden der ande
ren. Daar kwam Shingebis aangestapt. Hij was
in zijn beste plunje gestoken en zag er uit als
een waardig vertegenwoordiger van zijn ras.
Shingebis groette, wij ook. Daarna gaf hij een
teeken dat de strijdenden aan moesten treden.
Daar trad een der medicijnmannen naar voren.
Het was een reus van een vent. Hij had geen
ander kleedingstuk aan dan een herten orcek.
Zijn hoofdtooi had hij afgelegd en zijn sluike
haar viel hem op de schouders. „Dat ziet er
niet zoo best uit voor Pete," fluisterde oom
angstig.
Daar kwam Pete reeds aangestapt. Hij was
in vol ornaat, met een prachtigen hoofdtooi.
„Domme kerel", fluisterde Oom mij toe. De
andere heeft volop gelegenheid om hem overal
vast te pakken." Glimlachend staarde Pete zijn
tegenstander aan, die hem minachtend aan
keek. Daarop vloog de reus op Pete af. Deze
deed een stap achteruit. De reus kwam nader,
waarop Pete bleef staan en zijn tegenstander
een flinken duw gaf. Deze week echter niet. Hïj
draaide als een tijger om Pete heen en plotse
ling
nog één vraag en dan moet je zelf ook nog
eens denken. Ik weet zeker dat je dan eens
klaps een helder oogenblik krijgt.
Kijk eens op de klok? Hoe laat is het?
Ze keek verbaasd naar de pendule.
Negen uur.
Nog vroeg in den morgen, hé? zei hü
lachend. Was het gisteren geen Zondag?
Ja, waarom?
Mooi, een aanknoopingspunt hebben we
dus al. Gisteren was het Zondag en waar zijn
we heen geweest?
Gisteren?...
■•liHiiiimimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitiiniiia
bedoel je naar i rj-tj
den kersenboom- f rICOTIC CYl
gaard? n j
-Natuurlijk, i Praktijk
En wat zou
dat? w...in. minim...
Wat hebben we daar gedaan?
Wat zouden we daar anders doen dan
kersen eten?
Prachtig, we schieten op. Eheh
wie heeft die kersen betaald?
Jij.
Ze bloosde en vloog de trap op naar boven,
daar waar het Zondagsche goed in de kast
hing. Vijf minuten later kwam ze weer bene
den en in haar hand hield ze een bruinlederen
portemonnaie.
Eurekaeurèka.... riep ze.
George Heidrop liet wederom de krant zakken
en keek wederom met gebrillegiaasde oogen
over den rand.
Zie je wel, schat. Dat noemen wij bij de
politie „theorie en praktijk". Met combinatie
kom je heel ver. Zonder dat ik van mijn stoel
ben opgestaan, heb ik het raadsel voor je op
gelost. Maar je hebt toch niet geheel de waar
heid gesproken, toen je zei, dat je overal ge
zocht had, want in mijn broekzakken had je
niet gevoeld. Je hebt mij gisteren je porte
monnaie gegeven, om in den boomgaard te be
talen en ik heb er niet aan gedacht haar terug
te geven. Maar Je bent een buitengewone
vrouw, Emmy. Anders dan anderen.... Je mist
een vrouwelijke eigenschap.
Haar gelaat betrok.
Hij zag het en voegde er onmiddellijk aan
toe: Jij mist de eigenschap om de broekzakken
van je echtgenoot na te snuffelen.
Nu glimlachte ze weer en terwijl zij hem om
den hals viel, zei ze:
Dat is ook niet noodig, George. Ik weet
dat ik alles van je krijgen kan wat ik vraag.
Waarom zdu ik dan zoo dom zijn om je te
wantrouwen?
B. VEUZELAAR.
Op de Aegeïsche eilanden, welke Italiaanseh
koloniaal bezit zijn, worden den laatsten tijd
cpgravmgswerken verricht welke tot belangrijke
resultaten hebben geleid. Zoo heeft men te Ja-
lasso een archaischen tempel aan het licht ge
bracht, welke dateert uit de zesde of zevende
eeuw voor Christus. Voorts werd er prachtig ge
decoreerde ceramiek gevonden, meerendeels in
verwonderlijk goeden staat. Een andere belang-
ende V°ndst bestaat ln een groot aantal
gouden sieraden, kronen, myrthenkransen, rin
gen, met Egyptische scarabeeën. Bijzonder fraai
lu„»Vengens een in een grafgewelf gevonden
r vaas' welke van groote afmetingen is
en ryk versierd met Egyptische motieven.
's-GRAVENHAGE. Voor het Staatspractiikexa
™en v°°<- Handel en Administratie zyn gesfaagd
0 „M' v' d- Graaf> Amsterdam; B C
m d hL^ler, Tt: NN' J' Janse- Amsterdam;
H v' d' Berg' G- Bessels, Am
sterdam, H. Beumer, s-Hage; J. p Bik Biltho-
Mnir?a BOn' Zw?"e: H' Rotterdam; J T.
M. Braam, Heemstede; W. Breemhaar, Hoogezand-
A. S Bnede s-Hage; J. W. Broekhuls, Almelo!
o .I TT. Amsterdam; W. van Cappellen. Capelle
a„ d- p5®1; B- van Cruljsen, Arnhem; J. Dekker,
Middelburg; M.fD. L. v. d. Ende, Hoek van Hol
land, J. W. Groenewoud, Amsterdam; J. Ph. Hen
driks, 's-Gravenhage; M. Hoogendijk, Gouda; H.
Huiskes, Kampen; H. Janssens, Assen; W. Jene-
zon, 'sHage; M. Jongejan. Scheveningen; P. Jon-
gejan, Zwolle; B. Jonkman. Hoogeveen- J. Knol
Amsterdam; J. Kok, Haarlem; J. H. W. B. Linde
man, Arnhem; A. C. Luyke, Schiedam; D. Meloen,
s Hage; J. w. H. v. d. Molengraft, Eindhoven- E
J. G. Mulder, 'sHage; H. Muller, Rotterdam- J.
W. Mutsaers. Tilburg; J. C. Muijes, 'sHage; W.
Olij, Apeldoorn; A. v. d. Plas. IJmvden; A. W.
Rauwerdink, Amsterdam; A. G. de Ruijter, Bos-
koop; P. J. Salari. Gouda; H. S. Schade, Arnhem;
B. Schansman, 'sHage; J. Schmohl, Leiden; D J.
Schreuder, 's-Hage; A. J. Slijkhuis, Haarlem; C.
J. Smit, Delft; J. Snelleman. Rotterdam; J H.
van Soldt. 'sHage; J. Stocker, 'sHage; B. Streef
kerk, Amsterdam; D. L. Tollenaar. Arnhem; A.
v. d. Velden, Rotterdam; H. van Velzen, Rotter
dam; G. Visman. Eindhoven; J. v. d. Vlerk, Drach
ten; P. W. Vlietstra, Voorburg; J. W. H. Wieken.
Nijmegen; E. S. Woudstra, Wolvega; J, H. G. van
Wijhe, Kampen; D. J. Wijnants. Rotterdam; B. J.
Wijnbeek, Rotterdam; J. T. van Wijngaarden.
Eindhoven; N. Zaa, Hoorn; H. Zwart, Rotterdam;
B. Zwijnenburg, Rotterdam; J. Zijffers, Leewar-
den.
AMSTERDAM. Geslaagd de heer P. J. J. Leyn
te Nijmegen en- mej. A. M. Cools te Mook.
Alls* />A/i«no'n °P dlt bIad ziJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid t üt werkendoor f 7C/i bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afi bij verlies van 'n
Ji-llC ULO OII TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t OU»- doodelijken afloop £»OU»m een voet of een oog IZiO»- duim of wijsvinger l OU»-been. of arm# btU»- anderen vinger
43
Natuurlijk staat-ie een beetje gek bij dezen
rok, maar ik heb een groen fluweelen japon,
van de nicht van juffrouw Oldbury. Maar die
l£ hier niks bij!"
„Dat geloof ik graag", zei ik van harte. En
opziende van mijn eggs-and-bacon, voegde ik
er aan toe: „Tusschen twee haakjes, Gertie, ik
heb je nog niet bedankt voor je brief. Ik wist
niet, dat Je zoo goed kon schrijven."
„Kom nou," zei Gertie vol twijfel; „daar
meent u nou niks van!"
„Ik meen het wel," antwoordde ik. „Het was
een heel aardige brief. Het zei juist, wat je
te zeggen had en niets meer; dat is de heele
kunst van brieven schrijven."
Plotseling kwam er een gedachte in mij op
„Kijk eens, Gertie," ging ik voort, „wil je
wat voor mij doen? Ik zal het je uitleggen."
„Natuurlijk. Alles zou ik voor u doen."
„Wel, het is iets, dat je misschien voor mij
doen kunt, wanneer ik weg ben."
Haar gezicht betrok.
„U gaat toch niet Weg van hier? Niet
voor goed?"
„Nee, niet hee.smaal voor goed. Maar het
duurt toch nog wel een poosje voor ik terug
zal zijn. En nu is het best mogelijk, dat
iemand hier naar mij komt vragen, wanneer-
ik weg ben en weten wil hoe ik mijn tijd heb
doorgebracht en dergelijke dingen. Als men
dat misschien aan jou vraagt, moet je zeggen
dat ik het grootste gedeelte van den dag in
bed lag en 's avonds naar den schouwburg
ging. Of wil je liever geen smoesjes voor mij
vertellen?"
Ik schoof mijn boord weg en stak een ci
garette op.
„Ik zal een enveloppe met adres en post
zegel voor je achterlaten en een telegram
formulier. Wanneer er zoo iemand geweest
is, kun je dadelijk telegrafeeren en daarna
een brief sturen om me te vertellen, hoe-ie
er uitzag en wat-ie vroeg."
„Ik zal het precies zoo doen," zei ze vol
ijverig. „En als-ie met juffrouw Oldbury
praat, zal ik aan het sleutelgat luisteren."
„De meeste moralisten veroordeelen dat",
zei ik, „maar het is in dit geval tenminste
voor een goed doel."
Toen stond ik op en vroeg:
„Wil je juffrouw Oldbury zeggen, dat ik
haar even wil spreken?"
Toen deze goede diame binnenkwam, be
richtte ik haar, dat ik binnen tweee uur zou
vertrekken. Maar als zij al even spijt had ge
had over dit eenigszins plotseling opbreken,
dan werd dit gevoel toch dadelijk Weggeno
men, doordat ik aanbood, de kamers nog een
veertien dagen aan te houden. Ik deed dit
gedeeltelijk omdat ik meende, dat het nog
wel eens dienstig zou kunnen zijn, een soort
van hoofdkwartier in Londen te hebben waar
ik bekend was en herkend zou kunnen wor
den als mijnheer James Nicholson.
Na deze zaken in orde gebracht te hebben,
schreef ik aan Mc. Murtrie. Dat was werk,
dat een zekere zorg en nauwlettendheid ver-
eischte, maar na twee pogingen slaagde ik met
den volgenden brief, die naar mü voorkwam,
aan alle eischen voldeed.
Beste Mc.Murtrie!
Naar u waarschijnlijk vernomen hebt, ont
ving ik gisteren uw brief en bereid ik mij voor
morgen met den trein van elf vijf en veertig
naar Tilbury te gaan.
Natuurlijk spijt het mij wel eenigszins uit
Londen weg te moeten het is merkwaardig,
welk een capaciteit voor genieten een lang
durig verblijf op het land iemand geeft,
maar ik ben het geheel met u eens, dat de
zaken moeten voorgaan.
„Ik zal er onmiddellijk mede beginnen, wan
neer ik aangekomen ben en wanneer alles
waarom ik in mijn lijstje heb verzocht, aan
wezig is, zal het niet lang duren of ik kan u
voldoening gevende berichten zenden. Tenzij ik
voor dien tijd van u hooren of u ontmoeten
mocht, zal ik naar hotel Russell schrijven,
zoodra ik iets definitiefs mee te deelen heb.
Wil mijn vriendelijke groeten aan uw be-
minnelijken vriend en collega overbrengen en
mijn complimenten aan zijn dochter en geloof
mij
uw vriend,
JAMES NICHOLSON.
Het leek mij, dat dokter McMurtrie juist
een dergelijken brief ernstig en spottend te
gelijk, van mij verwachten zou. Ik kon de ver
leiding niet weerstaan, dat over „zijn bemin-
nelijken vriend" er ir te brengen, want Sa-
varoffs' gedrag tegen mij lag mij nog versch in
het geheugen. Overigens vermoedde ik, dat
het McMurtrie wel amuseeren zou; zijn meer
artistieke geest moest zich dikwijls met de
bijzondere gemelijkheid van Savaroff hebben
vermaakt.
Daar ik niets anders bedenken kon, waar
voor ik dadelijk te zorgen had, ging ik in
mijn slaapkamer mijn koffer pakken. Behalve
Savaroff's kleeren pakte ik alles in, wat ik
nog bezat, want al had ik nog de kamers aan
gehouden, ik geloofde niet heel erg, dat ik er
nog terugkomen zou.
Daarna zond ik Gertie om een taxi voor
mij te bestellen, terwijl ik mijn rekening met
juffrouw Oldbury vereffende.
„En daar u de kamers aangehouden hebt,
mijnheer," merkte zij op, „hoop ik, dat het
een „O-rivaar" en niet een vaarwel is."
„Ik hoop het ook, juffrouw Oldbury," ant
woordde ik. „Wanneer ik eenigszins kan
kom ik terug, maar niemand weet ooit, wat
er in dit leven gebeuren zal."
Somber schudde zij haar hoofd.
„Daar hebt u wel gelijk in, mijnheer. En
vreemd genoeg, maar juist precies dezelfde
opmerking maakte m'n man zaliger zoo graag.
Hij zei het nog tegen me op denzelfden dag
dat-ie overreden werd door een bus. Overreden
in Westminster werd-ie en allebei de achter
wielen gingen over zijn lichaam. Hij kwam
daar nooit van bovenop. Nooit heelemaal van
bovenop; als-ie later kaas at kreeg-ie er altijd
buikpijn van."
Een taxi reed voor met Gertie 'Uggins
plechtig naast den chauffeur geïnstalleerd
Zij en juffrouw Oldbury bleven beiden op
de stoep staan en wuifden mij toe, terwijl ik
de straat uitreed. Het speet me, dat Ik hen
moest verlaten; beiden hielden zie van me,
ieder op haar manier en de tegenwoordige
ijst van mij goedgezinde kennissen was zoo
klein, dat ik er ongaarne zelfs den gering-
sten van geschrapt zag. Gedurende de geheele
réis naar Tilbury hielden de telkens terug-
keerende en nog steeds bezwarende gedach
ten aan mijn toestand mij bezig. Latimer's dra
matisch wederoptreden had de heele zaak een
nog ingewikkelder aanzien gegeven en als
iemand, die met een legkaart bezig is, trachtte
ik, maar tevergeefs, de verschillende onder-
deelen tot een mogelijke oplossing saam te
voegen.
Met dit bezielend Werkje was ik nog bezig
toen de trein in Tilbury stopte. Zonder op een
kruier te wachten, zocht ik mijn bagage bij
elkaar en stapte het perron op.
McMurrie had geschreven, dat hij er voor
zorgen zou, dat iemand mij afhaalde; toen ik
rond mij heen keek. zag ik een ruwen man met
een rood gezicht, een nauwe jas en een ver
kleurden strcohoed, die de verschillende pas
sagiers, welke hier waren uitgestapt, opnam.
Ik stapte op hem toe.
„Wacht u misschien op mij James Nichol
son?" vroeg ik.
„Tot uw dienst," antwoordde hij; toen
voegde hü, als iets dat hem juist te binnen
schoot, er aan toe:
„Ik heb een sjees buiten staan.''
„Zoo?" zei ik; „wel, ik heb een paar koffers
binnen staan; help me dus maar met een er
van."
Hij slenterde achter mij het perron op en
nam den grootsten en zwaarsten der beide
koffers in ontvangst, dien ik zorgvuldig voor
hem had laten staan.
De sjees bleek een oud rammelding met een
slecht onderhouden, maar sterk paard tusschen
de boomen. Ik klom er op en terwijl ik myn
plaats innam zei ik mijn metgezel dat ik vóór
alles naar het postkantoor wilde.
Wordt vervolgd.