Minister Steenberghe verdedigt
zijn begrooting
De brief
van den dood
Geweldpleging te
Lopik
Valsche geboorte
aangifte
Nieuw drama in
Den Haag
HET VRAAGSTUK DER
VASTE LASTEN
VRIJDAG 23 NOVEMBER 1934
Geen optimisme voor
den export
Zes maanden tegen drie
van hen geëischt
Drie jaar geëischt
De moeder in arrest
TWEEDE KAMER
Van overheidswege moet gesanc-
tionneerd worden wat de noo-
den van dezen tijd deden
groeien in de vrije
maatschappij
Vaste lasten
Handelspolitiek
Minister Mr. Steenberghe
DETECTIEVE-ROMAN van a. fielding
Voorzichtigheid noodig
De clearingmoeilijkheden
Alle zes verdachten staan in
hooger beroep terecht
Bonte mengeling
Apothekers-assistent
Academische examens
Meineed procedure tegen
getuige
Kind op geraffineerde wijze op
naam van een ander laten
inschriiven
„Wat is eigenlijk de reden, dat jij maatregelen
Baby van acht maanden onder
dekens verstikt gevonden
UIT DE STAATSCOURANT
DEN HAAG, 22 November 1934.
Al kunnen we niet zeggen, dat we naar
Minister Steenberghe's eerste groote begroo-
tingrede met evenveel genoegen geluisterd
hebben als we het altijd deden naar de be-
toogen van zijn ambtsvoorganger deze
toonde zich een zóó veelzijdig mensch, dat
hij in een rede over de economische poli
tiek citaten uit Xenophon en uitspraken
Van Thomas van Aquine afwisselde met wij
ze versjes van Hieronymus van Alphen
aan den nieuwen bewindsman komt in ieder
geval volledig de lof toe, dat hij in zijn re
de van zeven kwartier blijk gegeven heeft,
de aan zijn zorg toevertrouwde belangen ten
volle te beheerschen
Vrijwel geen enkel onderdeel van het gisteren
door tal van sprekers behandelde heeft Minis
ter Steenberghe laten zwemmen. Hij heeft zich
hl de vijf maanden, dat hij nu aan het bewind
is, uitnemend in de veelzijdige materie van zijn
departement ingewerkt. En hij weet zeer zake
lijk en met groot gemak van uitdrukking het
Woord te voeren over de zeer ingewikkelde en
een heelen omhaal van uitleg vereischende
Vraagstukken, naar welker oplossing hij staat.
Minister STEENBERGHE acht voor het goed
Volvoeren van zijn taak de assistentie van eer
ste-rangskrachten noodzakelijk. Daarom weer
legde hij uitvoerig de door sommigen aangevoer
de bezwaren tegen het verleenen van toelagen
aan verschillende zijner hoogste ambtenaren.
Hij stelt zich op het standpunt, dat zijn de
partement zich van de andere departementen
dnderscheidt door zijn zeer nauw en voortdu
rend contact met de vaak veel beter bezoldigde
Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. De
hoogste ambtenaren moeten bovendien aan den
Minister adviezen uitbrengen over zaken, waar-
hij honderdduizenden arbeiders en millioenen
aan kapitaal betrokken zijn. Het gaat daarom
niet aan, te hunnen aanzien de gewone bezol-
digingsmaatstaf aan te leggen. Daar komt bij,
dat de tegenwoordige Directeur-Generaal van
Handel en Nijverheid, in zijn vorige functie,
Vaar men hem heeft uitgehaald, belangrijk meer
dan f 12000.— verdiende en dat dit salaris door
Verschillende kortingen met meer dan 2 mille
Verlaagd is. Herstel op het oude peil achtte Mi
nister Steenberghe dan ook niet meer dan na
tuurlijk.
Voor den Directeur van de Handelsaccoor-
den, die vroeger driemaal zooveel verdiende
als in zijn huidige ambtelijke functie, geldt het
zelfde. En weet men wel, aldus de Minister.dat
de referendaris, die aan het hoofd van de af
deeling Nijverheid staat en die niet alleen over
de bestaande industrie, doch ook over de toe
komstige industrialisatie te adviseeren heeft,
Voor dat hoogst verantwoordelijke werk beloond
Wordt met de somma van f 418.09 per maand?
Wat den Directeur-Generaal van den Land
bouw betreft, heeft de Minister zich na overleg
hiet den te benoemen candidaat, ir. Roebroeck,
neergelegd bij een amendement-Smeenk, om
diens jaarwedde van 12 op 10 duizend gulden
terug te brengen, hoewel ook deze zeer bekwa
me kracht elders een hooger salaris toucheeren
kan. Vanwege de consequenties heeft de Ka
mer ook nog een andere toelage een com
mies zou per jaar f 175.meer krijgen te
hiet gedaan.
Ten aanzien van het vraagstuk van de
vasie lasten heeft ook deze Minister nog
geen nadere mededeelingen kunnen doen.
Hier is pas eene beslissing mogelijk, als
men alle consequenties kan overzien. Men
is met het probleem van pachtwet en execu
tie-opschorting „hard bezig". Het overleg
tusschen de departementen is echter nog
niet geëindigd.
De binnenlandsche economische aanpassing
heeft den Minister slechts aanleiding gegeven
tot deze ééne opmerking, dat bij de beperking
van de productie b.v. bij den melksteun
rekening zal worden gehouden met aard en om-
Vang der bedrijven.
Uitvoeriger was de Minister ten aanzien van
de handelspolitiek. Wanneer men klaagt, dat
tl
En met een scherpzinnigheid, die Pointer hem
benijdde kwam Cockburn op den hoek af, waar
de detective verborgen zat. Onmiddellijk stapte
Pointer naar voren, een verouderd pistool in zijn
bevende handen. Met de zenuwachtige stem van
iemand, die zichzelf op het hachelijke moment,
moed wil inspreken, siste hij:
„Geen van beiden een stap meer! Ik ben een
Vreedzaam man, maar op mijn woord, geen
Btap
„Wat voor den duivel, hebben we nu aan de
hand," sprak Bond met gesmoorde stem.
„Wie je ook bent, man, doe je vinger van die
801161 af-"
„Ik ben een vreedzaam man," bibberde de
stem weer, „maar ik sta er op, om mijn plicht
te doen. Nogmaals, geen stap of ik schiet al
mijn zes kogels ineens op jullie af."
„Groote God," kwam Bond, deels geamu
seerd, deels angstig. „Je bent zeker de veld
wachter van het dorp, op een nachtelijke ronde."
Nederland niet zoo gemakkelijk concessies kan
doen, om daardoor tegenprestaties te verkrij
gen, komt dit, omdat wij nu eenmaal niet zoo
geweldige handelsbelemmeringen hebben ge
schapen als de andere landen, die daardoor op
dit gebied tot veel meer in staat zijn.
Ten aanzien van de exportmoge
lijkheden is Minister Steenberghe
niet optimistisch gestemd. Het is
niet in den export, dat hij kansen
voor werkverruiming ziet. Daarom
dan ook was het, dat de Troonrede
meer aandacht aankondigde voor
de binnenlandsche markt.
Bjj het pogen, om het Nederlandsch bedrijfs
leven behulpzaam te zijn, zal de handelspolitiek
opportunistisch moeten wezen. Met contingen-
teeringen alléén komt nien er niet. Zij leiden
soms tot verstarring, doordat nieuwe importeurs
geen consenten kunnen machtig worden. En
bovendien heeft de Crisisinvoerwet, omd«t zij
nu eenmaal is ingericht op exportbevordering,
de strekking, dat, naarmate die exportbevor
dering gelukt, de kansen op de binnenlandsche
markt slinken.
Men zal dan ook niet kunnen
ontkomen aan de heffing van een
hooger invoerrecht in sommige ge
vallen. En dit heeft, aldus de Mi
nister, met een principieele wijziging
van onze tarief-politiek, waarover
de Regeering beloofd heeft, de Ka
mer eerst te zullen hooren, niets
te maken.
Autarkie wijst de Minister af. Daarvoor is
het met onzen export ten slotte nog wel te (be
trekkelijk) goed gesteld. Weet gij wel, zoo vroeg
hij Baron van Voorst tot Voorst, dat de waarde
van onzen agrarischen export in 1933 nog 33i/2
en in 1934 34 pCt. van de waarde van onzen to
talen export uitmaakte?
Ter zake van de verhouding met Indië
staat de Minister op het standpunt, dat
Indië en het moederland elkaar de hel
pende hand moeten reiken. Dit geschiedt
dan ook-
Behalve dat aan Indië op verschillende ma
nieren financieele hulp is verstrekt en zijn
export is bevorderd, doordat Nederland daar
voor compensaties gaf, is thans ook de beta
ling van den Indischen export over de Neder-
landsche clearing geleid.
De industrialisatie van Nederland gaat dezen
bewindsman zeer ter harte. Maar men mete
niet, zooals Ir. Droesen in ons overzicht
van gisteren stond abusievelijk Ir. Maenen!
's Ministers lust tot industrialisatie af naar
zijn liefde voor de oprichting van een aard-
appelvlokkenindustrie. Met alle respect voor de
deskundigheid van ir. Droesen, twijfelt de Mi
nister nog of zulk een industrie ook in meer
normale tijden economisch werken kan. De
groetendrogerjjen van den oorlogstijd manen
hier tot voorzichtigheid.
Overigens zijn de problemen, die aan
de industrialisatie verbonden zijn, niet zoo
eenvoudig als sommigen denken. Het be
stuur van het Werkfonds heeft dan ook
heel wat plannen, die niet verantwoord
waren moeten afwijzen.
Wat de soda-industrie betreft, zijn de plan
nen nog met de belanghebbenden in bewerking,
van de initiatiefnemers eener aluminium-
industrie heeft de Regeering, ondanks blijkbaar
bevredigende handelspolitieke toezeggingen,
niets meer vernomen. En ook ten aanzien van
„*t Komt er niets op aan, wie ik ben! Ik ben
een achtenswaardig man, dat kan ik bewijzen."
Weer maakte zijn roode vinger een beweging in
de richting van den schelknop.
„Blijf met je hand van die verwenschte bel
af," snauwde Bond. „Luister! Wü zijn vrienden
van de bewoners van dit huis. Maar wie ben
jij?"
„Ik doe wat werk voor mr. Thornton van Red
Gates," antwoordde Brown met 'n ruk van zijn
hoofd in de richting van de boekerij, „maar ik
zou nu wel eens willen weten
„Zeg, Bond, laten we naar Thornton gaan,"
zei Cockburn en zich tot het onnoozele gelaat
van Brown wendend: „Als hij getuigt, dat we
vrienden van hem zijn, ben je dan tevreden?"
Brown scheen dit voorstel van alle kanten te
bekijken en antwoordde ten laatste:
„Nu, ik wil niet te ver gaan. 't Is wel heel
vreemd om op jullie manier binnen te komen.,
maar als mr. Thornton bevestigt, dat je vrien
den van hem bent, dan heb ik niets meer te
zeggen. Ik sta er echter op, dat je elkaar een
hand geeft en vlak voor mij uit loopt. Ik ben
een vreedzaam man, maar...."
„Och, schei uit met dat geleuter!" Bonds ge
duld raakte uitgeput. „En laat onder de wan
deling in 's hemelsnaam niet de zes kogels op
ons afgaan."
Bij Red Gates aangekomen liet Brown de
twee vrienden voorgaan naar het achtergedeelte
van het huis waar een lichtschijnsel viel op de
heg van hulst. Mr. Thornton zat aan zijn
schrijftafel, doch scheen voor het oogenblik meer
aandacht te wijden aan Schotsche whisky dan
de fabricage van gas- en waterbuizen, heeft
het Departement zich niets te verwijten, maar
schuilt de oorzaak der stagnatie in de moei
lijkheid van het vraagstuk zelf.
Over de clearing heeft de Minister zich niet
omstandig uitgelaten. De Duitsche onderhan
delaars zijn reeds te Den Haag aangekomen.
En dus is ieder openbar debat waarin trou
wens ook de Kamer zich niet begeven had
minder gewenscht.
Ter voorkoming echter van le
gende-vorming er wordt be
weerd, dat het met het betalingsver
keer met Duitschland eigenlijk al
sedert Januari 1933 mis was
heeft Minister Steenberghe vastge
steld, dat van de tot 3 1 Mei van dit
jaar op 't Sonderkonto gestorte 258
millioen mark niet minder dan 254
millioen mark gerealiseerd waren.
Ook na dien datum is er geen aanleiding tot
verwijten geweest. De situatie is toen snel ver
anderd, doordat Duitschland niet meer toeliet,
dat de marken Van het Sonderkonto werden
geplaatst op de vrije markt, doordat betalingen
voor niet-Nederlandsche producten over het
Sonterkonto geleid werden en doordat het per
centage, waarmee onze invoer den uitvoer dekt
voortdurend steeg.
De exportorganisatie een N.
U. M. zal het niet zijn is nu de
zer dagen te verwachten. Zij zal
een orgaan zijn, dat belast is met
de uitvoering van de Crisisuitvoer
wet, en zal moeten controleeren, wat
er geëxporteerd wordt.
Binnen enkele dagen ook zullen
de eerste betalingen afkomen van
de geblokkeerde vorderingen.
Ten slotte heeft de Minister nog nader ver
klaard, wat hij in zijn Memorie van Antwoord
bedoelde met „coördinatie van het bedrijf."
Hij blijft het standpunt handhaven, dat het
bedrijfsleven in handen van particulieren moet
blijven. Er moet echter bij de geheele economi
sche politiek een harmonische behartiging zijn
van alle belangen.
Daarvoor Is noodig, dat van Overheids
wege, desnoods met dwang, gesanctionneerd
wordt wat de nooden van dezen tijd deden
groeien in de vrije maatschappij. Hat in
grijpen wordt gerechtvaardigd door de om
standigheid, dat van het fijn werkende
prijs-mechanisme, hetwelk vroeger het her
stel van het evenwicht bevorderde, niets
meer over is.
Voor de goede vervulling zijner coördinee-
rende taak heeft de Minister met aandrang
samenwerking van de Kamer en het bedrijfs
leven met de Regeering gevraagd en er op ge
wezen, dat vooral in het bedrijfsleven zelf de
betrokkenen ernstig naar zoo getrouw mogelijk
samenwerken moeten streven. Geschiedt dit,
dan gaat deze jonge Minister met een gerust
en moedig hart de toekomst tegemoet.
Over de afdeeling „Handel en Nijverheid"
zün daarna weder een heele reeks sprekers aan
het woord geweest. De Minister, die morgen
zal antwoorden, somde in zijn praeludium van
vandaag alvast een eindelooze, bonte litanie
van ter sprake gekomen onderwerpen op.
Daar de Kamer vanavond weder beslag op
ons legt voor de Defensiebegrooting, zijn wij
gedwongen tot zeer groote beknoptheid.
Van katholieke zijde heeft ir. BONGAERTS
een warm pleidooi voor steun aan de Holland-
Amerika Lijn gehouden bij den broodnoodza-
kelijken bouw van een tweeden „Statendam"
en heeft de heer STUMFEL in een geestdrifti
ge maidenspeech de wenschen van de katho
lieke middenstanders omtrent automaten, uit-
verkoopen, cadeaustelsel, inning van kleine
vorderingen en sluiting van het bedrijf Ver
tolkt. Verder hebben bij deze afdeeling het
woord gevoerd de sociaal-democraten Drop en
Brautigam, de vrijzinnig-democraten Schilthuis
en Ebels, de anti-revolutionnairen van den
Heuvel, Wielenga en Duymaer van Twist, de
liberaal Van Kempen en mr. Westerman van
Nationaal Herstel. Morgen vatten wij al hun
desiderata samen in een paraphase op 's Mi
nisters rede.
Bij den aanvang der vergadering keurde de
Kamer zonder hoofdelijke stemming de wijzi
ging van de Jachtwet 1923 goed, welke een ver
laging brengt van de jachtrente. De katholieke
afgevaardigde van Poll had eenige verder gaan
de wenschen. Minister Steenberghe zegde over
weging, aandacht en onderzoek toe.
AMSTERDAM. Gesaagd de dames H. Schenkel,
Groningen; E. G. Burema. Garmerswolde.
AMSTERDAM. Geslaafd voor het doctoraal ex.
in de Handelswetenschappen de heer H. F.
Jongsma.
In den laten avond van den 15den Februari
van dit jaar was het te Lopik Kapel, gemeente
Lopik zeer rumoerig.
In een café was een N.S.B.-vergadering ge
houden. Na afloop wilden de sprekers per auto
vertrekken, doch er moest worden gewacht tot
het rustiger was in het dorp.
Eindelijk achtte men het juiste oogenblik ge
komen, het was stil geworden; onder leiding
van den dorpsveldwachter toog het gezelschap
naar de schuur, waar de auto gestald stond. De
deuren van de garage stonden open enplot
seling daalde een regen van steenen neer op
het schuurtje, den auto en de personen, die zich
binnen bevonden, ook viel er een revolverschot.
De steenenregen werd gevolgd door een aanval
van uit het duister door met stokken gewapen
de mannen. Het was zeer moeilijk iemand te
herkennen, daar het stikdonker was. Tegen
zeven personen werd later proces-verbaal op
gemaakt wegens geweldpleging met vereenigde
krachten en mishandelingen. Drie verdachten
zijn door den politierechter te Utrecht veroor
deeld tot zes maanden gevangenisstraf, vier
werden er vrijgesproken.
Van de drie verdachten berustte er een in
zijn straf, twee kwamen in hooger beroep, ter
wijl de officier appèl aanteekende tegen de vrij
sprekende vonnissen.
Thans namen zes inwoners van Lopik te Am
sterdam plaats in de verdachtenbank om in
hooger beroep voor het hof terecht te staan.
Unaniem ontkenden de verdachten zich aan
het tenlaste gelegde te hebben schuldig ge
maakt.
Als eerste getuige wordt de veldwachter ge
hoord. Hij vertelt dat hij de N.S.B.-vergade
ring heeft bijgewoond. Het was er rustig toe
gegaan. De herrie kwam pas los na afloop. Toen
men wilde vertrekken werd er met steenen
gegooid. Er is toen een uurtje gewacht en de
veldwachter meende tenslotte, dat de N.S.B.-
ers rustig konden vertrekken. Een steenenregen
en een aanval met knuppels volgden. Met stel
ligheid herkende de veldwachter de verdachten
als de aanvallers. Zij blijven echter bij hun
ontkentenis; slechts één geeft toe in het
schuurtje te zijn geweest. Geslagen of gegooid
had hij niet, hij was slechts komen kijken om
dat er even tevoren een schot was gevallen,
waardoor zijn vrouw en kind licht werden ge
wond. Verd. wilde onderzoeken wie er gescho
ten had.
De veldwachter ontkent echter in de richting
van de woning van verd. te hebben geschoten,
hij handhaaft zijn lezing van het geval en ver
klaarde, dat hij er zeker van is, dat deze verd.
met een knuppel heeft geslagen.
Mr. H. B. J. Waslander, verdediger, vraagt
den veldwachter of hij nog al dikwijls na slui
tingstijd in het café van H. komt (waar de N.
S. B. vergadering werd gehouden).
Getuige vraagt of dit met de zaak te maken
heeft, tenslotte beantwoordt hij de vraag ont
kennend. Wel komt hij er een enkelen keer na
sluitingstijd, doch dat is dan voor dienstza
ken.
De verdedigster mej. Mr. Simons (tot get.)
Hebt u op 10 November j.l. 's avonds met den
caféhouder H. staan praten en gezegd, dat hij
er in Utrecht maar wat van heeft gemaakt?
Getuige: Absoluut onjuist!
Nadat nog eenige getuigen zijn gehoord wordt
gepauzeerd.
Na de pauze wordt het getuigenverhoor voort
gezet met het ondervragen van de décharge-
getuigen. Op de vragen van den president ont
kent deze verdachte er over te hebben hooren
spreken, dat er een lantaarn is stuk gegooid.
De president houdt hem de verklaringen
voor, welke door hem voor de politie zijn af
gelegd en die anders luiden dan hij thans ver
klaart.
Een paar getuigen verklaren, dat zij na slui
tingstijd wel eens hebben gebiljart met den
veldwachter in het café van H.
Getuige J. J. Haas, dienstbode te Jaarsveld,
verklaart een gesprek te hebben gehoord, waar
bij de a charge gehoorde getuige K. Jr. heeft
gezegd: „Wij (de z. g. aangevallenen) zijn te
vroeg begonnen met gooien."
K. wordt hier nader over ondervraagd en
ontkent dit.
Getuige verklaart voorts dat zij gezien heeft
dat K. Jr., die thans bezwarende verklaringen
heeft afgelegd voor de verdachten, dien bewus-
ten avond met steenen heeft gegooid.
Bedreigd met een vervolging wegens meineed
handhaaft zij haar lezing.
De vrouw van een der verdachten verklaart
op 10 November een gesprek te hebben gehoord
tusschen den veldwachter K. en den caféhou
der H„ waarbij de veldwachter zei: „Ik heb
dien avond niets gezien, want het was veel te
donker."
Een volgende getuige verklaart dat de N. S.
B.-spreker, die op 15 Febr. is mishandeld,
raadsman voor den veldwachter K. is geweest
bij een kantongerecht-procedure.
Vervolgens deelen eenige getuigen mee, dat
verd. H. V. wiens vrouw en kind door een
schot waren getroffen toen hij dat hoorde
eerst naar zijn huis is gegaan, waar het kind
al heen was gebracht. Daarna is hij er op uit
gegaan om den veldwachter te halen.
Het woord is dan aan den procureur-generaal,
mr. D. Reilingh, die uitvoerig de getuigenver
klaringen nagaat. Het staat vast dat er dien
avond door een groot aantal personen een aan
val is ondernomen op de schuur, waarin de
auto stond gestald. De rol van de verdachten
T. V., A. S., en G. S. staat echter niet vast,
ten aanzien van deze drie verdachten requi-
reert spr. vrijspraak. Ten aanzien van H. V.,
P. S. en H. S. acht het O. M. het ten laste ge
legde bewezen.
We dienen aldus spr., den ernst van de feiten
niet te onderschatten. De aanval was ernstig
en de veldwachter moest wel een schot lossen;
het is zeer te betreuren, dat hierdoor twee
onschuldigen werden getroffen. Er is in dezë
zaak veel geknoeid. Getuige Haas heeft naar
spr.'s meening een meineed afgelegd en zal
hiervoor moeten terechtstaan. Voor verminde
ring van de straffen bestaan zeker geen ter
men. Spr. requireerde tegen de verdachten H. V.,
P. S. en H. S. wegens openlijke geweldpleging
in vereeniging zes maanden gevangenisstraf.
De verdedigers, mr. Waslander en mej. mr.
Simons pleitten vrijspraak.
Arrest 6 December.
aan Perzische kunst. Bond stak zijn hoofd door
het geopende venster naar binnen en sprak:
„Zeg, Thornton, zou je dien kennis van je, die
hier achter ons staat, niet eens vriendelijk wil
len vragen, niet op ons te schieten, zooals hij
van plan is?"
„Geef hem de verzekering, dat we geen be
roepsinbrekers zijn," voegde Cockburn er aan
toe.
Thorton zette haastig zijn glas neer.
„Wel hoofdinspecteur, het zijn Mr. Bond en
Mr. Cockburn; zij
„Hoofdinspecteur? Waar?" vroeg Bond ver
wonderd en keek langs de belachtelijke figuur
met 't pistool in zijn hand. Doch toen hij verder
niemand ontwaarde, staarde hij Brown aan.
„Neen, maar.... die is goed!"
Ook Cockburn viel op verrukten toon bij„Een
Hoofdinspecteur!"
„O, hemel, daar bederf ik de zaak!" schoot
het opeens door Thornton's brein, toen Pointer
hem bezorgd aankeek, en, na binnengekomen
te zijn met de twee vrienden, deuren en vensters
sloot.
„Ik vraag u duizendmaal verontschuldiging
voor deze domheid" begon Thornton, „maar ik
werd zoo verrast...."
„Amateurs zijn amateurs mijnheer," viel Poin
ter hem in de rede. „Ik sta er echter op dat dit
voorval door ieder van u vergeten wordt. Ik
wensch Brown te blijven."
„Hadden wij dus gelijk, is zij inderdaad ver
moord?" vatte Cockburn het gesprek weer op,
en zich tot Brown wendend ging hij verder: „U
moet weten, dat ik haar het eerst vond. Ik kan
de verschrikkelijke herinnering er aan niet uit
mijn gedachten kwijt raken!" Zijn stem stokte.
Dadelijk vroeg Pointer eenige bijzonderheden
over het vinden van het lijk en het schot van
den vorigen avond. Hij luisterde vol aandacht
naar de antwoorden en informeerde tenslotte:
„Waarom drong u eigenlijk dezen nacht de
studeerkamer van den kolonel binnen?"
Cockburn haalde een enveloppe te voorschijn,
met twee bebloede eindjes touw er in, precies
hetzelfde touw, 't welk Pointer in het zomer
huisje gevonden had en legde uit:
„Toen de hoofdintendant Harris ons uitge
laten had, na ons bezoek bij hem, hebben wij
de plek bij den zandkuil nog eens onderzocht."
Bond, het gesprek overnemend ging verder: „Ja,
dat deden we, voor we naar de stad terugkeer
den. Nu is mijn vader touwfabrikant, zoodoende
weet ik, dat het Indisch touw is. Heel toevallig
zag ik gisteren op den schoorsteenmantel van
Scarlett's studeerkamer een bosje van ditzelfde
touw. Hij vertelde me, dat het rond een pakje
met Bengaalsche kruiderijen gezeten had. Toen
we het nu bij den zandkuil vonden, zoo met
bloed bevlekt," even wachtte de spreker en keek
naar de zoldering, „vatten we 't plan op, om
naar de rest te zoeken en 't te vergelijken. Ten
einde dit plan ten uitvoer te brengen, kwamen
we dus hedenavond terug en zag u ons op zoo
ongewone manier binnen komen."
„Maar Scarlett heeft het touw, dat op zijn
schoorsteenmantel lag, aan Di Monti gegeven,"
wist Thornton te vertellen.
„Ach!" zei Cockburn terwijl hij net als een
teirier die geritsel hoort, de ooren spitste,
Voor de Haagsche Rechtbank heeft terecht
gestaan de 26-jarige Duitsche verpleegster K. A.
G., thans gedetineerd, laatstelijk wonende te
Haarlem, ter zake van overtreding van art. 227
Wetb. van Str.
Haar was ten laste gelegd, dat zij in Septem
ber j.l. te Leiden in een authentieke akte, op
gemaakt door den ambtenaar van den Burger
lijken Stand aldaar, bij welke akte een natuur
lijk kind werd erkend heeft doen opnemen, dat
de verschijnende partij was de 23-jarige
D. van A. (moeder van het kind), wo
nende te Utrecht, zijnde dit een feit
van welks waarheid die akte moest doen
blijken en zulks met het oogmerk om voormelde
akte te doen gebruiken als ware deze opgave
in overeenstemming met de waarheid, terwijl
uit gebruik dier akte eenig nadeel kon ont
staan.
Het strafbare van de handeling van ver
dachte G. was dus hierin gelegen, dat hoe
wel zij zelve de moeder van het kind was,
zij dit kind heeft doen inschrijven als zijnde
van D. van A., voor wie zjj zich tegenover
den ambtenaar van den Burgerl. Stand had
uitgegeven.
Het O. M. waargenomen door jhr. mr. Van
Asch van Wijck, hield een streng requisitoir.
Uit hetgeen de officier naar voren bracht bleek,
dat verdachte reeds in 1923 in Duitschland ter
zake van diefstal tot 6 weken gevangenisstraf
werd veroordeeld. Na eenige maanden volgde
een nieuw vonnis wederom wegens diefstal en
wel van 8 maanden. Daarenboven heeft ver
dachte meermalen wegens z.g. grensdelicten te
recht gestaan.
De thans door haar gepleegde feiten noemde
spr. meer dan erg. Verdachte liet zich onder
een valschen naam in het ziekenhuis opnemen.
Nadat haar gezegd was, dat zij haar kind
moest gaan aangeven, heeft zij, wetende, dat
zij reeds hier herhaaldelijk is veroordeeld en
kunnende verwachten, dat zij opnieuw uitge
leid zou worden, een advertentie geplaatst waar
in zij aan een jonge vrouw van haar leeftijd
een betrekking aanbood.
Als gegadigde meldde zich aan bovenge
noemde juffrouw D. van A. En hoewel zulks
niet erg gebruikelijk is, heeft zij deze postu
lante volledig uitgehoord naar haar af
komst, geboortedatum enz. enz., zoodat zij
met een volledig stel gegevens op het Leid-
sche bureau van den Burg. Stand aankwam
waar zij het kind onder valsche opgave
deed echten.
De officier wees op onaangename gevolgen,
die een en ander voor de getuige kan hebben,
ware het slechts uit hoofde van onderhouds
plicht enz., doch het kind is na eenigen tijd
overleden. Toch zal de getuige, indien zij niet
de bij het Burg. Wetb. voorgeschreven proce
dure volgt, ten eeuwigen dage beschouwd wor
den als zijnde de moeder van een kind dat zij
nooit heeft gehad.
Deze verdachte staat hoogst ongunstig be
kend. Te Utrecht, waar zij toch weer een be
trekking had weten te krijgen, moest zij op
staanden voet wegens diefstal worden ontsla
gen.
Rekening houdende met alle omstandigheden
en met den ernst van dit misdrijf, requireerde
spr. ten slotte tegen verdachte drie jaar ge
vangenisstraf.
Mr. L. B. Visser, de verdediging voerend,
pleitte uiterste clementie.
De Rechtbank zal 6 December a.s. uitspraak
doen.
,Heb je hem niet gezien?" vroeg Thornton.
„De graaf had een stuk touw of koord noodig,
om een tennisnet mee vast te binden, waarop
de kolonel hem een bosje touw overhandigde,
dat op zijn schoorsteenmantel lag. Di Monti
nam het mee in zijn auto."
Bond streek met zijn vingers door zijn krullend
haar, terwijl hij sprak:
„En dan te denken, dat we bij den kolonel
ingebroken hebbenIntusschen nam hij
zijn glas maar weer eens op.
„We hebben het ook eigenlijk op di Monti
voorzien," zei Cockburn ernstig tegen Pointer.
„Ik bedoel, dat onze inbraak op Stillwater House
niets te maken had met de bewoners ervan.
Natuurlijk weten wij wel, dat zij allen rechtuit
gaan. Maar die ItaliaanNooit heb ik een
wreeder, meedoogenloozer gezicht gezien. Als
miss Charteris hem in eenig opzicht gehinderd
heeft of tegengewerkt nudan moge de
Hemel haar bijgestaan hebben!"
Bond murmelde iets, dat op een instemming
geleek ;Thomton keek in het vuur.
Pointer' had gedurende het heele gesprek de
manieren en eigenaardigheden van Brown vol
gehouden. Met een beverige, schorre stem vroeg
hij dan nu ook:
„En Mr. Thornton, wat denkt u er van? U
bent hier goed bekend. Gelooft u ook, dat de
bewoners van Stillwater House boven alle ver
denking staan? Allemaal?"
Thornton keek den detective op zijn onbe
grijpelijke manier aan en haalde vaag de schou
ders op.
Donderdagmiddag omstreeks 3
uur is in het perceel Kranestraat 59
te Den Haag, dat bewoond wordt
door het echtpaar Van Z., beiden
25 jaar oud, een droevig drama ont
dekt, dat echter nog niet tot vol
doende klaarheid is gebracht.
Op genoemd tijdstip kwamen twee kostgan
gers in de woning en vonden twee kindertjes,
respectievelijk van 3 en 4 jaar, alleen thuis.
Het derde kindje van het echtpaar, een jon
getje van 8 maanden, vermisten zij echter en
toen zij gingen zoeken, troffen zij den kleine
in zijn ledikantje als het ware begraven onder
de dekens.
Daar zij vermoedden, dat het jongetje,
dat geen teekenen van leven meer gaf,
gestikt was, waarschuwden zij een buur
vrouw, terwijl ook de Geneeskundige Dienst
op de hoogte werd gesteld. Een dokter, die
enkele oogenbUkken later ter plaatse kwam,
kon niet anders dan den dood van den baby
constateeren.
De politie, die inmiddels ook bij het perceel
was aangekomen, nam het lijkje in beslag en
liet het naar het ziekenhuis vervoeren, waar
sectie zal worden verricht. Door de zorgen
van de kinderpolitie zijn de beide andere kin
deren van het echtpaar van Z. elders onder
gebracht.
Korten tijd, nadat dit droevig tafereel zich
afgespeeld had, kwam de vrouw thuis. Zij
werd opgewacht door de politie, die haar
arresteerde en naar het hoofdbureau van
politie overbracht. Zij wordt verdacht van
dood door schuld.
Bij een eerste verhoor, dat de Commissaris
van Politie haar afnam, ontkende zij echter
ten stelligste, zich hferaan schuldig gemaakt
te hebben. Zij opperde de veronderstelling, dat
het kindje zich zelf onder de dekens had ge
woeld en zoodoende gestikt Was.
Het gezin Van Z. is een toonbeeld van ar
moede en vervuiling. Ook de kinderen waren
zeer verwaarloosd. De man bevindt zich sinds
eenige dagen in politiebewaring, verdacht van
rijwieldiefstal.
Het voorgevallene veroorzaakte natuurlijk in
de volkrijke buurt een groote opschudding;
voor het perceel was veel publiek samenge
stroomd. De kostgangers hebben hun intrek
elders genomen en de woning is door de poli
tie gesloten.
Bij K.B. is op hun verzoek een eervol ontslag
uit den militairen dienst verleend aan de re-
serve-eerste-luitenants T. Kranenburg van het
5e regiment infanterie en mr. A. L. des Tombe
van het 4e regiment veldartillerie.
Bij K.B. zijn benoemd tot reserve-kapitein bij
hun tegenwoordig regiment de tijdelijk be
noemde reserve-eerste-luitenants J. C. A. van
de Weg en C. T. de Jong, beiden van het 3e
regiment infanterie.
Bij K.B. is een eervol ontslag uit den mili
tairen dienst verleend aan de reserve-officieren
van gezondheid der tweede klasse bij de land
macht F. Mijnlieff, R. T. Meurer, C. Stram-
rood, J. M. Kok, H. B. Wansink, A. van Del
den, dr. W. P. J. Lagro, T. J. van der Eijden
en A. M. Collet.
Bij K.B. zijn benoemd tot reserve-officier van
gezondheid der eerste klasse die der tweede
klasse A. D. Goedhuis, dr. J. R. H. Schaank,
L. Stoltz, F. P. I. van Brussel, R. J. de Groot,
A. T. Leicher en I. Dasberg.
Bij K.B. zijn benoemd tot Ridder in de Orde
van Oranje-Nassau: mej. A. E. Beckly Briga
dier, secretaresse van het werk onder vrouwen
en kinderen en maatschappelijk secretaresse
van het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië
en majoor H. Loois, pionier-officier van het
Leger des Heils in Midden-Celebes, thans hoofd
der Kweekschool voor officieren van het Leger
te Bandoeng.
Bij K.B. is tijdelijk benoemd tot leeraar aan
de Rijks hoogere burgerschool te Meppel: G.
H. van der Veen, thans tijdelijk leeraar aan
de Rijks hoogere burgerschool te Steenwijk.
Bij K.B. is op hun verzoek eervol ontslag uit
's Rijks dienst verleend, met ingang van 1 Jan.
1935 aan: C. Valkhoff, inspecteur der invoer
rechten en accijnzen te 's Gravenhage; J.Huen--
der, inspecteur der registratie en domeinen te
Utrecht, 2e afdeeling, J. H. A. Evers, inspecteur
der registratie en domeinen te Haarlem, C. F.
Trip, ontvanger der successierechten te Utrecht,
A.'P. Versluijs, ontvanger der registratie en do
meinen te Haarlem; met ingang van 31 De
cember 1934 aan: L. A. Alting Mees, inspecteur
der invoerrechten en accijnzen te Nijmegen, A.
A. Vreede, ontvanger der invoerrechten en van
den accijns op de suiker te Amsterdam.
genomen hebt?" vroeg Bond nieuwsgierig aan
Thornton. Hij kon zich niet voorstellen, dat de
schrijver ooit opgewonden of doortastend ge
noeg zou zijn, om het initiatief tot iets te ne
men.
„O, een vaag gevoel, dat ik een oordeelkun
dige behandeling van het geval wenschte," gaf
Thornton ten antwoord. „Om eens en vooral
een eind te maken aan twijfelachtige praatjes.
Nu heb ik mr. Brown bereid gevonden om de
laatste dagen van zijn vacantie met mij door
te brengen."
„Ik zou den hemel danken, als wij van eenig
nut konden zijn," zei Cockburn. „Is er iets, dat
wij doen kunnen, hoofdinspecteur?"
„Ja, kunnen wij van eenig nut zijn?" echode
Bond.
Pointer dacht een oogenblik na. Ieder licht,
dat op Rose Charteris' omgeving viel, kon van
belang zijn. Maar zou hij iets dórven wagen
met vrienden uit haar kring? Met Thornton bij
voorbeeld, die bijna steeds in haar omgeving
geweest was? En wat te denken van jonge
mannen, die in 't geheim door 'n openstaand
venster een huis binnenklommen?
„Blijft gij vannacht hier?" vroeg h'ij einde
lijk.
Cockburn sprak van logeeren in Medchester
Arms, doch Thornton stelde zijn tweede vrije
kamer ter beschikking benevens een Chester
field. Alleen, zijn loods kon enkel zijn eigen
eigen wagens bergen, maar de vrienden konden
hun Buick wel naar de garage van den kolonel
rijden, net als den vorigen keer.
(Wordt vervolgd)