I Als het koud wordt VEELZIJDIGE e Geliaakte gordijnen Natuurlijk moeten de dierbare hoofd jes van al ons kleine grut tegen de komende koude beschut worden. Dit geldt niet alleen, waar het de allerklein- 8ten betreft, neen, dezen worden meestal bij te felle kou binnenshuis gehouden. Maar onze drie-, vijf- en zesjarigen laten zich hun wandelingetje in de winterzon niet 800 maar ontnemen en met recht, ook in den winter hooren onze kleuters buiten. 71e dansen nu al bij 't vooruitzicht van komen de sneeuw en droomen van een groote reuzen" sneeuwpop. Dat vertelde me ten minste een heel klein vriendinnetje; „als or dan maar niet weer dat stoute oortje Van Mia bevriest", voegde zij erbij. „Weet tJ daar niets op, tante Eta?" Vreemd hè, "Waardoor je soms geïnspireerd wordt. De kleine meid dwong me gewoon om warme mutsjes te bedenken. Wat zal ze lachen, als haar moesje dit vertelt, hè Mies, en wat blij en nauwkeurig zal ze de mutsjes bekijken, Waartoe zij de inspiratie gaf. Maar ik hoop dat ook vele mijner groote vriendinnen en thousiast over deze dingetjes zijn en vlug aan den slag zullen gaan om hun meiskens met zoo'n oorenwarmertje te verrassen. Keus is er genoeg, vindt U niet? En de modelletjes zijn zoo ontworpen, dat elk ge dichtje er mooi en lief in zal uitzien. Ons eerste modelletje is gedacht van grijs fluweel en een band van handwerk, uitgevoerd met verschillende kleuren wol, bijv. rood, grijs, oranje en blauw, 't Wordt in mozaïekvorm gewerkt met een kruis steek. Op het achtergedeelte komt even eens een ster in dit werk. Het spreekt van- delf, dat het handwerk niet op fluweel doch op stramien gewerkt wordt. Het mutsje krijgt een flanellen inlaag en een satinet- ten voering. Van drie draden grijze wol haakt men banden en zet hieraan pom pons van de gebruikte gekleurde wol. Aan weerskanten van het mutsje naait men deze aan. Deze banden worden onder de kin gestrikt. Als U soms nog een of ander testje fluweel hebt liggen in een andere dan door mij opgegeven kleur, wil ik U nog even verteilen, dat voor dit model elke kleur mooi is, maar U dient dan misschien andere kleuren wol voor den band te ge bruiken. No. II is een erg lief mutsje van donker-violet keperfluweel met een versie ring van witte pompons. Het model bestaat uit drie deelen, een klein achterstuk, een breeden zij band welke met plooitjes 'aan 't achterstuk genaaid wordt en een rechten band die aan de kanten even gerond wordt. De pompons kan men van witte wol ver vaardigen, van bont of zwanendons. Twee dubbel gestikte banden fluweel vormen de sluiting. Ons derde model is zeer apart en o zoo flatteerend. Het werd gedacht van rood laken en de garneering bestaat uit grijs astrakan. Hiervan worden de oorklep jes en het smalle, het gezichtje omlijsten de reepje geknipt. Men dient er op te let ten, dat de zijstukjes, die als het ware klep jes vormen, niet op-, maar ingezet moeten Worden. Het randje echter wordt opge haald. Twee breede rood-zijden linten wor den aan weerszijden aangebracht. No. IV is een combinatie van fluweel en bont in de bij iedere kleeding passende kleur zwart-wit. Het eigenlijke kapje is zwart en de breede, naar het midden uit- loopende rand is van zacht wit bont. Dit öiodel vertoont een origineele sluiting. Men fceemt zes einden zwart dun koord, slaat deze om een knoop of haak en verwerkt ze tot een vlecht, dus telkens twee koorden nemen. Er blijft dus aan den bovenkant 'n lus. Nadat wij het uiteinde der vlecht aan één kant van het mutsje genaaid hebben, omwoelen wij de lus nog eens met zwarte Zijde. Aan den anderen kant van het muts je hechten wij nu een grooten met bont overtrokken knoop en om dezen sluit de lus. Als uw kleine meid hierbij een zwart fluweelen manteltje met wit-bonte knoo- pen draagt, zal ze een prinsesje zijn. En dat kleine blondkopje, dat de rood-laken muts krijgt, moet er een dito manteltje met as trakan zakken bij hebben. Eenig hoor! Na tuurlijk zal ieder moedertje ook bij de an dere modelletjes een passend manteltje kiezen; zoodoende krijgen onze kleinen een origineel cachet aan hun kleertjes. Ik zie die kleine grijze muis al met den vroolijk gekleurden band om muts en dito schouder stukjes op haar manteltje. Wat kunnen ze toch leuk en lief zijn, onze hummels, als hun moedertje maar nijvere handen heeft en.... de kleertjes wil vervaardigen. O, maar wat ben ik afgedwaald.van muts jes naar manteltjes, nee maarWe krij gen nu brei- of haakwerk. Ook lekker warm hè? Het eerste gevalletje is van zacht rose astrakan-wol en heeft een randje van diep- rose chinille. Twee zijden linten in dezelfde kleur. Boven op den bol een kwiek strikje. t Zelfde manteltje? Tuur lijkmet een hoogstaand chinille-kraagje en zakjes. Dan krijgen wij een oud maar toch altijd geliefd model; de ijsmuts. Ze is met witte wol ge breid, heeft een reuzen pompon en het op staande randje vertoont een bruin, ci troengeel en blauw streepje. Ons allerlaatste model werd van licht blauwe wol gebreid. De groote rozetten aan weerskanten worden rond gebreid en dan binnen beginnend op geregelden afstand met rose wol versierd. Dit gebeurt met den festonsteek. Rose zijden banden voor de sluiting. Ik wou, dat ik al die schatten die ik dezen middag in gedachten gekleed heb, eens in levenden lijve mocht bewonderen, dan zou ik pas eer van mijn werk hebben, nietwaar? ETA TANGELDER Onder de velerlei bloemen, die men omstreeks Kerstmis kan koopen, zijn er ook, die men met eenige lief hebberij zelf kan kweeken. Hiertoe behoo- ren onderscheidene bolgewassen als Hya cinten, Tulpen, Narcissen, Crocussen, Sneeuwklokjes en Druifjes. Vooraf wil ik hen, die voor het eerst zulke bloemen wil len „trekken" er voor waarschuwen, dat ze geen minderwaardige bollen koopen op de markt of bij een venter, want veelal komt men bedrogen uit. Men krijgt heusch geen waar voor zijn geld. Betrekt ze liever van een soliden kweeker, bloemist of zaadhan delaar, dan weet men, als de proef mis lukt, dat de schuld niet ligt bij den ver- kooper. De bollen kan men zetten op glazen, in vlakke schalen of in bloempotten. De voor behandeling van deze drie manieren om omstreeks Kerstmis zelf-geteelde bloemen te hebben, dient wel secuur te gebeuren. Maakt men gebruik van glazen, dan kun nen alleen hyacinthen daarop worden ge plaatst. Van de bollen schuiert men eerst den onderkant met een zachten borstel. Het glas wordt terdege schoongemaakt en met zuiver water gevuld. Hoeveel water moet er in? 't Is waar, de een laat het wa ter juist tot aan den onderkant van den bol, een ander laat een paar millimeter ruimte tusschen bol en water. Men ziet ech ter veelal de beste resultaten, wanneer het water tot slechts even onder den bol komt. Zoo noodig water bijvullen. Nu wordt het glas met den bol gezet op een donkere, koele, vorstvrije plaats. Voor al een niet te lichte, maar goed-luchtende kelder is er bizonder voor geschikt. Is er te fel licht, zet dan kartonnen doozen over de glazen. Wie geen kelder mocht hebben, kan ook een donkere kast in een kamer, waarin niet of zeer matig wordt gestookt gebruiken. Langs de kast mag echter geen warme schoorsteen staan. Men zet de bol len onder in de kast, want daar is het koe ler dan bovenin. Gaan soms bollen schim melen, dan zet men 's avonds de kastdeur open; er mag echter geen licht blijven branden. De bollen blijven dan zoo lang staan, tot de wortels het glas bijna geheel hebben gevuld en de „neus" dat zijn de blaadjes die den bloemknop nog omsluiten, minstens 8 c.M. lang is geworden. Is deze ver genoeg ontwikkeld, dan zijn de blader-toppen iets van elkaar geweken. Men kan de aanstaan de bloem reeds een paar c.M. boven den bol voelen. Pas op, niet te hard drukken, want dan wordt de bloem gekneusd. Is de plant nu zoover gevorderd en dat is voor de bollen welke in Augustus geplant zijn, ruim half December het geval dan wordt ze in het licht gezet. Later geplante bollen zijn ook weer later voldoende ge groeid. Als het mogelijk is, zet men het glas vlak voor het venster, liefst in een niet te warme serre of kamer, ver van de kachel verwijderd. Het zijn juist het volle licht en een niet te hooge temperatuur die den groei en den bloei bevorderen. Natuur lijk geen volle zon in de eerste dagen, want dien plotselingen, sterken overgang kunnen die teere bladeren niet verdragen. Overi gens vereischen deze hyacinten dan wei nig zorg meer en de bloem komt langza merhand in haar kleurenpracht voor den dag. Het is wel goed, dat men nu en dan wat versch water toevoegt; men tilt den bol even op, maar niet uit het glas, om het beschadigen der wortels te voor komen laat het water dan wegloopen, waarna men het glas met behulp van een trechter of gietertje bijvult. Zeer geschikte soorten voor deze kwéek- wijze zijn: de licht-blauwe Grand Maitre, de donkerblauwe King, de zuiver witte l'In- nocence, de donker rose Gertrude en de roode La Victoire. Vele bloemenliefhebsters willen naast de genoemde kweekwijze van deze bloemen ook wel eens bollen in schalen hebben Voor deze cultuur neemt men meestal Cro cussen, Narcissen en Romeinsche Hyacin ten. Vroeg opgezette Crocussen kunnen reeds eind December in het licht, evenals de Narcis Paperwhite grandiflora, de be kende crème-gele trosbloem, die veel ge lijkenis heeft met de „Heilige Chinees;he Lelie". De Romeinsche Hyacint is klein van bloem, zuiver wit, maar zeer elegant. Begin October opgezet, kan men ze met Kerstmis gemakkelijk in bloei hebben. Niettemin hangt, wat betreft 't laat of vroeg verschij nen der bloemen, alles af van het vroeg koo pen, het lang in donker en op een koele plaats zetten, maar vooral pas in het licht zetten als de „neuzen" voldoende zijn ontwikkeld. Men zet deze bollen in een drijf schaal, waarvan de bodem met gewas- schen grint wordt be- __5 *7* 9 De mode is dit seizoen zoo veelzijdig, dat het bijna al te moeilijk is om keus te maken. Gaan wij echter van een bepaald standpunt uit, dan hebben we al dadelijk eenig houvast. Wie zich niet uit ijdelheid maar critisch in den spiegel be kijkt, zal de eigenaardigheden van haar uiterlijk kennen en deze tot maatstaf ne men bij het kiezen van een costuum. Zij, die niet groot en nogal gezet zijn, moeten vooral geen japon nemen als fig. 973. De breede kraag en de vele horizontale lijnen van dit model verbreeden het figuur en maken het dus alleen geschikt voor heel slanke jonge meisjes. De nauwe rok heeft een aangezet plooi- stukje. De taille heeft een schootje en een grooten kraag, die evenals de bef gegar neerd is met wit. Ook de driekwart mouw heeft een manchet met witte biezen. Het patroon is te verkrijgen in de maten 40, 42, 44 en 46. Fig. 974 is een namiddagjapon, die ge schikt is voor bijna ieder figuur, mits men de kleur in overeenstemming neemt met z'n uiterlijk. De slanke donkeren kunnen wel helrood of lichtgroen nemen. De zware blonden zullen wel hun keuze bepalen tot donkere tinten. De taille is versierd met een wit vest, waarlangs een sjaalkraag in plooien neer valt. De mouw is, zooals de mode aangeeft, driekwart. De rok heeft ingezette biezen. Benoodigde stof 3 M. van 140 c.M. breed. Verkrijgbaar in de maten 42, 44, 46 en 48. Fig. 913 bestaat uit een mantelcostuum van donkere stof met een persianer kraag en persianer garneering op de mouw. De rok heeft alleen van voren een, ter hoogte van de knie, uitspringende plooi. Het pa troon is te verkrijgen in de maten 42, 44, 46 en 48. POLA dekt. Hierop worden de bollen met den spitsen kant naar boven gezet en de ruimten tusschen de bollen vult men weer met grint aan. Grint en water moeten bei de zeer zindelijk zijn, want de bollen rotten nog al licht. Men vult gedurig het water zoo hoog aan, dat het bijna over den rand loopt, maar men zij voorzichtig, dat dc toppen der bollen droog blijven. Zoodra de „neuzen" lang genoeg zijn, doet men pre cies als bij de hyacinten op glazen en men zal verbaasd zijn over het groote succes, dat men heeft bereikt. Een derde manier van bollen „trekken" is, ze te planten in potten. In een gewonen bloempot kan men 35 tulpen, 3 a 4 Nar cissen en van andere bollensoorten nog meerdere exemplaren zetten. Wie een tuin heeft, graaft ongeveer een gat van 15 c.M. diepte, zet daarin de potten naast elkaar en bedekt ze met een laag aarde van ruim 10 c.M. Mocht de vorst vroegtijdig invallen, dan moet de grond met een beetje ruigte worden bedekt, of, zoo de herfst zeer droog is, kan het geen kwaad als men den grond van boven goed vochtig maakt. Overigens laat men alles rustig onder den grond zit ten tot begin Januari of nog vroeger, al naar gelang men heeft ingekuild. Toch is hier, bij gelijke inplanting, eenige volgorde in acht te nemen. Men haalt het eerst voor den dag de Crocussen, dan de Hyacinten- de vroege enkele Tulpen, de Narcissen en tenslotte de bekende Darwintulpen. Eerst onderzoekt men heel voorzichtigjes of de neuzen ver genoeg ontwikkeld zijn. Zoo ja, dan klopt men het bovenop liggende zand er af door den pot in liggende houding kalmpjes op een stuk hout te slaan. De aarde valt dan vanzelf weg en zoo niet, dan helpt men met den vinger mee. Niet hard handig te werk gaan, want de in het don ker gegroeide neuzen breken gemakkelijk. Men zet de potten eerst in het licht, afge schermd door een courant, gedurende een paar dagen en vervolgens in het volle licht voor een raam. De temperatuur in de ka mer mag niet te hoog zijn en de luc'-t vooral niet te droog. Wie volgens boven staande wenken zijn voorj aars-lievelingen verzorgt, zal inderdaad veel genot smaken van zijn betrekkelijk geringe moeite. BOTANICUS Vitrage gordijnen kan men 't beste op de hand omzoomen. Dit heeft bovendien het voordeel, dat bij een verhuizing het ver anderen niet zooveel tijd kost. Behangselpapier leent zich tot het ver vaardigen en beplakken van de meest uit- eenloopende voorwerpen, zooals poppen- ameublementjes, kaften voor muziek, boe- Eenigen tijd geleden werd door een onzer le zeressen te A'dam 'n pa troon gevraagd voor ge haakte gordijnen. Een onzer andere abonné's was zoo vriendelijk daar voor een zelf ontworpen patroon te zenden, dat ik eenigszins heb gewij zigd, omdat het, zooals de teekening nu is, ge makkelijk in strepen kan worden gebreid. Voor elke streep haakt men 84 losse ste ken en nog 3 losse voor 't eerste stokje, dus 87 losse. Deze losse steken voor het begin mogen vooral niet te vast gehaakt worden. Voor 'n vasten rand onderlangs haakt men eerst 'n toer van enkel stokjes: 1 stokje in eiken lossen st. Zoo men wil kan men dit vaste randje onderlangs iets breeder maken door twee of meer toeren stokjes te haken. Voor de volgende toeren volgt men het patroon van X tot X. De eerste toer wordt dus: 3 losse en 3 stokjes voor het 1ste blok je, 8 gaatjes van 2 losse, 1 stokje; bij het laatste stokje haakt men er nog 3 om 'n blokje te maken; daarna weer 9 gaatjes, 1 blokje, 8 gaatjes, 1 blokje. De 2e toer wordt als de 1ste toer van het patroon en verder volgt men precies de teekening. Bij het omkeeren haakt men steeds 3 losse in plaats van het 1ste stokje. Het patroon Vordt telkens herhaald tot men de vereischte lengte heeft. De ver schillende banen worden later, met 'n over- handschen steek, aan den linkerkant aan elkaar genaaid. In plaats van in banen kan men de gor dijnen ook aan één stuk breien, waarvoor men dan het patroon ook in de breedte tel kens herhaalt. Het begin van 'n nieuw pa troon staat op de teekening aan beide kan ten reeds aangegeven. De zijkanten moet men afsluiten met 1 of 2 randjes van blok jes. Aan de inzendster van het aardige pa troon, ook namens onze lezeressen, harte lijk dank! DORA „Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo dellen, die aan het mode-album „Winterweelde" ontleend zijn, Kunnen bij het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1, Haarlem, patronen be steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets. 35 ets. voor mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasies en kin- derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen ten, 1 0 ets. extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 1 60 modellen bevat tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar. ken en bridgeblocs, schemerlampjes, enz. Aardig speelgoed kunnen we maken, door het beplakken van lucifersdoosjes met dit papier. We kunnen er kastjes, bankjes, ja heele winkels van bouwen. Gebeitste meubelen, die men een donker der tint wil geven, „ontbeitst" men eerst met ammoniak. Zwart gebeitste meubels blijven mooi van kleur, wanneer men ze af en toe met zwarte schoensmeer behandelt Zeer goed uitwrijven is natuurlijk nood zakelijk. VOOR DE KEUKEN Behalve de gewone beschuitjes met kaas kan men, zoowel voor de lunch en voor hors d'oeuvres als voor een hartige versnapering op gezellige avondjes nog allerlei smakelijke kaasgerechten klaar maken. Kaasballetjes. Men roert hiervoor wat geraspte kaas met zooveel boter, dat men een stevige, goed kneedbare massa krijgt. Hiervan vormt men kleine balletjes, die men door geraspt roggebrood wentelt. Kaasboter is zeer geschikt voor het be smeren van geroosterd brood of kleine beschuitjes en voor het vullen van kaas soesjes. Bij 1 ons boter heeft men 80 gram ge raspte oude kaas noodig met wat peper er. mosterd. Men roert de boter tot room en roert daar de geraspte kaas door, met peper en mosterd naar smaak. Kaassoesjes. Voor ongeveer 12 stuks heeft men noodig: 80 gram zelfrijzend bakmeel, 50 gram boter, 2 eieren, 1 d.L. water. Men brengt de boter met het water aan de kook, voegt daar ineens de bloem bij en roert alles, ongeveer 10 minuten, boven 'n klein pitje, tot de massa als een gladde bal loslaat van de pan. Dan neemt men de pan van 't vuur, roert, een voor een, de heele eieren door het beslag en voegt er 'n wei nig zout bij. Men vormt van dit beslag met een paar lepels, kleine bolletjes, plaatst die op 'n beboterd bakblik en laat ze in een heeten, goed gesloten oven lichtbruin en gaar bakken. Als de soesjes zijn afgekoeld, knipt men ze aan den onderkant open en vult ze met kaasboter. Gebakken dobbelsteentjes. Men snijdt de kaas in dobbelsteentjes en wrijft die in mei een weinig peper. Dan paneert men ze in ei en paneermeel en bakt ze in heet frituur vet mooi lichtbruin. Men presenteert deze dobbelsteentjes warm. Warme kaasbroodjes. Men maakt sand wiches van dunne sneetjes oud brood met boter en kaas. De korsten worden rondom afgesneden en de broodjes schuin doorge sneden, zoodat men driehoekjes krijgt. Deze bakt men in 'n goede hoeveelheid boter mooi bruin. Men dient ze warm op, terwijl de kaas nog week is tusschen het croquant gebak ken brood. ..Warme kaas-canapé's. Men heeft noodig, bij 4 sneden brood van ongeveer y2 c.M. dikte: 25 gr. boter, 15 gram bloem, 50 gram geraspte kaas, 1 ei, 2 d.L. melk, 'n sjalotje, peper, zout en paneermeel. Men laat het fijn gesnipperde uitje even fruiten in de boter, zonder dat het bruin wordt. Dan roert men er de bloem in glad en voegt er, onder voortdurend roeren de helft van de melk bij, Men laat dit sausje 'n minuut of 10 zachtjes koken, zeeft ze dan en roert er kaas, peper en zout door. De sneedj es brood ontdoet men van de korsten en verdeelt ze in langwerpige ree- pen, die men goed bedekt met het kaas mengsel. Het ei klopt men los met de over geschoten melk, weekt hierin de broodjes, wentelt ze dan door paneermeel en bakt ze in heet frituurvet goudbruin. Deze canapé's worden eveneens warm op gediend. A. K.—P. ets nieuws voor verschillende hand werken, is het kleuren van patronen met een stofkleurenstift. De stofkleurenstiften in doosjes van 12 stuks in verschillende mooie kleuren ver krijgbaar, zijn het beste te gebruiken op lichte ongeverfde stoffen, liefst gladde, zoo als zijde, batist, voile, linnen enz., fluweel b.v. komt niet in aanmerking en over 't al gemeen geen ruige stoffen. Wanneer de stof opgemaakt is, zal de pap door wasschen verwijderd moeten worden. De manier van werken is uiterst eenvou dig en wanneer u een goed voorbeeld heeft of strijkpatroon, dat u op de stof over brengt, kunt u direct met kleuren begin nen. De mooiste kleurschakeeringen kunnen bedacht worden, door arceering en scha duwpartijen. Bloemen en vlinders kunnen bijna in de natuurlijke kleuren gewerkt worden, terwijl u verder bij dit werk geen last heeft van uitvloeien, te dik, of te dun opbrengen, zooals soms met verf. Wanneer u stiften in zilver, goud of ko per-kleur gebruikt, moet u alvorens het werk gestreken wordt, het eerst lakken met een speciaal daarvoor bestemd lak. De kleuren worden na het strijken hel derder. Wanneer U den boekenlegger wilt ma ken, kunt U op een recht linnen lapje den schulprand afteekenen en de motieven. Nu werken we eerst de tulpmotieven zonder de verticale en horizontale lijnen, met de stofkleurenstiften uit en strijken 't werk daarna op (zooals beschreven). Eerst daarna worden de schulprand en de hori zontale en verticale lijnen opgespoten met reliefstoffenverf, waarvoor U noodig heeft een tube geel en een spuitzakje. In een vorig nummer bespraken we dit werk uitvoerig. Wanneer het werk nog nat is, bestuiven we het met goudpoeder, hetwelk in flesch- Jes verkrijgbaar is. Thee- en ontbijtkleeden, theemutsen enz. van linnen of voile, kunnen tot iets zeer moois worden, terwijl strijkpatronen U verder hulp geven bij dit werk. Er zijn twee dingen die U moet onthou den, n.l. span de stof heel strak en houd duim en wijsvinger der linkerhand om de plek, waar U bezig bent met kleuren. Wanneer het werk klaar is, gaan we de kleuren waschecht maken door ze op te strijken met een warmen bout. Men legge de stof met den beschilderden kant naar beneden, tusschen twee vellen vloeipapier, en drukke met een niet te heet ijzer eerst licht op het werk en strijkt pas daarna heen en weer op de gewone manier. Wanneer U direct gaat strijken, zal de verf misschien vlekken. Door de warmte van den bout smelt de verf en dringt ln de stof. Bij zijden shawls, dunne kleedjes enz- zult U tot de ontdekking komen, dat het patroon er aan den verkeerden kant bijna even mooi opstaat. Het overtollige goud schudt U gemakke lijk af, daar het alleen maar hecht op de natte verf. Wanneer het geheel droog is, kunt U den schulprand rondom uitknippen, zonder dat ooit last heeft van uitrafelen. Onderaan ziet U nog een boekomslag, die, gemaakt van licht gekleurde linnen stof, geschikt is om met de stofkleuren stiften te bewerken. ANEMOON DIE 'wWWWWWWWWVWWWWi"VWWV

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7