I
Als het
koud wordt
VEELZIJDIGE
e
Geliaakte
gordijnen
Natuurlijk moeten de dierbare hoofd
jes van al ons kleine grut tegen de
komende koude beschut worden. Dit
geldt niet alleen, waar het de allerklein-
8ten betreft, neen, dezen worden meestal bij
te felle kou binnenshuis gehouden. Maar
onze drie-, vijf- en zesjarigen laten zich
hun wandelingetje in de winterzon niet
800 maar ontnemen en met recht, ook in
den winter hooren onze kleuters buiten. 71e
dansen nu al bij 't vooruitzicht van komen
de sneeuw en droomen van een groote
reuzen" sneeuwpop. Dat vertelde me ten
minste een heel klein vriendinnetje; „als
or dan maar niet weer dat stoute oortje
Van Mia bevriest", voegde zij erbij. „Weet
tJ daar niets op, tante Eta?" Vreemd hè,
"Waardoor je soms geïnspireerd wordt. De
kleine meid dwong me gewoon om warme
mutsjes te bedenken. Wat zal ze lachen, als
haar moesje dit vertelt, hè Mies, en wat blij
en nauwkeurig zal ze de mutsjes bekijken,
Waartoe zij de inspiratie gaf. Maar ik hoop
dat ook vele mijner groote vriendinnen en
thousiast over deze dingetjes zijn en vlug
aan den slag zullen gaan om hun meiskens
met zoo'n oorenwarmertje te verrassen.
Keus is er genoeg, vindt U niet? En de
modelletjes zijn zoo ontworpen, dat elk ge
dichtje er mooi en lief in zal uitzien.
Ons eerste modelletje is gedacht van
grijs fluweel en een band van handwerk,
uitgevoerd met verschillende kleuren wol,
bijv. rood, grijs, oranje en blauw, 't Wordt
in mozaïekvorm gewerkt met een kruis
steek. Op het achtergedeelte komt even
eens een ster in dit werk. Het spreekt van-
delf, dat het handwerk niet op fluweel doch
op stramien gewerkt wordt. Het mutsje
krijgt een flanellen inlaag en een satinet-
ten voering. Van drie draden grijze wol
haakt men banden en zet hieraan pom
pons van de gebruikte gekleurde wol. Aan
weerskanten van het mutsje naait men
deze aan. Deze banden worden onder de
kin gestrikt. Als U soms nog een of ander
testje fluweel hebt liggen in een andere
dan door mij opgegeven kleur, wil ik U nog
even verteilen, dat voor dit model elke
kleur mooi is, maar U dient dan misschien
andere kleuren wol voor den band te ge
bruiken. No. II is een erg lief mutsje van
donker-violet keperfluweel met een versie
ring van witte pompons. Het model bestaat
uit drie deelen, een klein achterstuk, een
breeden zij band welke met plooitjes 'aan 't
achterstuk genaaid wordt en een rechten
band die aan de kanten even gerond wordt.
De pompons kan men van witte wol ver
vaardigen, van bont of zwanendons. Twee
dubbel gestikte banden fluweel vormen de
sluiting. Ons derde model is zeer apart en
o zoo flatteerend. Het werd gedacht van
rood laken en de garneering bestaat uit
grijs astrakan. Hiervan worden de oorklep
jes en het smalle, het gezichtje omlijsten
de reepje geknipt. Men dient er op te let
ten, dat de zijstukjes, die als het ware klep
jes vormen, niet op-, maar ingezet moeten
Worden. Het randje echter wordt opge
haald. Twee breede rood-zijden linten wor
den aan weerszijden aangebracht.
No. IV is een combinatie van fluweel en
bont in de bij iedere kleeding passende
kleur zwart-wit. Het eigenlijke kapje is
zwart en de breede, naar het midden uit-
loopende rand is van zacht wit bont. Dit
öiodel vertoont een origineele sluiting. Men
fceemt zes einden zwart dun koord, slaat
deze om een knoop of haak en verwerkt ze
tot een vlecht, dus telkens twee koorden
nemen. Er blijft dus aan den bovenkant 'n
lus. Nadat wij het uiteinde der vlecht aan
één kant van het mutsje genaaid hebben,
omwoelen wij de lus nog eens met zwarte
Zijde. Aan den anderen kant van het muts
je hechten wij nu een grooten met bont
overtrokken knoop en om dezen sluit de
lus. Als uw kleine meid hierbij een zwart
fluweelen manteltje met wit-bonte knoo-
pen draagt, zal ze een prinsesje zijn. En dat
kleine blondkopje, dat de rood-laken muts
krijgt, moet er een dito manteltje met as
trakan zakken bij hebben. Eenig hoor! Na
tuurlijk zal ieder moedertje ook bij de an
dere modelletjes een passend manteltje
kiezen; zoodoende krijgen onze kleinen een
origineel cachet aan hun kleertjes. Ik zie
die kleine grijze muis al met den vroolijk
gekleurden band om muts en dito schouder
stukjes op haar manteltje. Wat kunnen ze
toch leuk en lief zijn, onze hummels, als
hun moedertje maar nijvere handen heeft
en.... de kleertjes wil vervaardigen. O,
maar wat ben ik afgedwaald.van muts
jes naar manteltjes, nee maarWe krij
gen nu brei- of haakwerk. Ook lekker warm
hè? Het eerste gevalletje is van zacht rose
astrakan-wol en heeft een randje van diep-
rose chinille. Twee zijden linten in dezelfde
kleur. Boven op den bol een kwiek strikje.
t Zelfde manteltje? Tuur lijkmet een
hoogstaand chinille-kraagje en zakjes. Dan
krijgen wij een oud maar toch altijd geliefd
model; de ijsmuts. Ze is met witte wol ge
breid, heeft een reuzen pompon en het op
staande randje vertoont een bruin, ci
troengeel en blauw streepje.
Ons allerlaatste model werd van licht
blauwe wol gebreid. De groote rozetten aan
weerskanten worden rond gebreid en dan
binnen beginnend op geregelden afstand
met rose wol versierd. Dit gebeurt met den
festonsteek. Rose zijden banden voor de
sluiting.
Ik wou, dat ik al die schatten die ik
dezen middag in gedachten gekleed heb,
eens in levenden lijve mocht bewonderen,
dan zou ik pas eer van mijn werk hebben,
nietwaar?
ETA TANGELDER
Onder de velerlei bloemen, die men
omstreeks Kerstmis kan koopen,
zijn er ook, die men met eenige lief
hebberij zelf kan kweeken. Hiertoe behoo-
ren onderscheidene bolgewassen als Hya
cinten, Tulpen, Narcissen, Crocussen,
Sneeuwklokjes en Druifjes. Vooraf wil ik
hen, die voor het eerst zulke bloemen wil
len „trekken" er voor waarschuwen, dat ze
geen minderwaardige bollen koopen op de
markt of bij een venter, want veelal komt
men bedrogen uit. Men krijgt heusch geen
waar voor zijn geld. Betrekt ze liever van
een soliden kweeker, bloemist of zaadhan
delaar, dan weet men, als de proef mis
lukt, dat de schuld niet ligt bij den ver-
kooper.
De bollen kan men zetten op glazen, in
vlakke schalen of in bloempotten. De voor
behandeling van deze drie manieren om
omstreeks Kerstmis zelf-geteelde bloemen
te hebben, dient wel secuur te gebeuren.
Maakt men gebruik van glazen, dan kun
nen alleen hyacinthen daarop worden ge
plaatst. Van de bollen schuiert men eerst
den onderkant met een zachten borstel.
Het glas wordt terdege schoongemaakt en
met zuiver water gevuld. Hoeveel water
moet er in? 't Is waar, de een laat het wa
ter juist tot aan den onderkant van den
bol, een ander laat een paar millimeter
ruimte tusschen bol en water. Men ziet ech
ter veelal de beste resultaten, wanneer het
water tot slechts even onder den bol
komt. Zoo noodig water bijvullen.
Nu wordt het glas met den bol gezet op
een donkere, koele, vorstvrije plaats. Voor
al een niet te lichte, maar goed-luchtende
kelder is er bizonder voor geschikt. Is er te
fel licht, zet dan kartonnen doozen over
de glazen. Wie geen kelder mocht hebben,
kan ook een donkere kast in een kamer,
waarin niet of zeer matig wordt gestookt
gebruiken. Langs de kast mag echter geen
warme schoorsteen staan. Men zet de bol
len onder in de kast, want daar is het koe
ler dan bovenin. Gaan soms bollen schim
melen, dan zet men 's avonds de kastdeur
open; er mag echter geen licht blijven
branden.
De bollen blijven dan zoo lang staan, tot
de wortels het glas bijna geheel hebben
gevuld en de „neus" dat zijn de blaadjes
die den bloemknop nog omsluiten, minstens
8 c.M. lang is geworden. Is deze ver genoeg
ontwikkeld, dan zijn de blader-toppen iets
van elkaar geweken. Men kan de aanstaan
de bloem reeds een paar c.M. boven den
bol voelen. Pas op, niet te hard drukken,
want dan wordt de bloem gekneusd. Is de
plant nu zoover gevorderd en dat is voor
de bollen welke in Augustus geplant zijn,
ruim half December het geval dan
wordt ze in het licht gezet. Later geplante
bollen zijn ook weer later voldoende ge
groeid. Als het mogelijk is, zet men het
glas vlak voor het venster, liefst in een
niet te warme serre of kamer, ver van de
kachel verwijderd. Het zijn juist het volle
licht en een niet te hooge temperatuur die
den groei en den bloei bevorderen. Natuur
lijk geen volle zon in de eerste dagen, want
dien plotselingen, sterken overgang kunnen
die teere bladeren niet verdragen. Overi
gens vereischen deze hyacinten dan wei
nig zorg meer en de bloem komt langza
merhand in haar kleurenpracht voor den
dag. Het is wel goed, dat men nu en dan
wat versch water toevoegt; men tilt den
bol even op, maar niet uit het glas, om
het beschadigen der wortels te voor
komen laat het water dan wegloopen,
waarna men het glas met behulp van een
trechter of gietertje bijvult.
Zeer geschikte soorten voor deze kwéek-
wijze zijn: de licht-blauwe Grand Maitre,
de donkerblauwe King, de zuiver witte l'In-
nocence, de donker rose Gertrude en de
roode La Victoire.
Vele bloemenliefhebsters willen naast de
genoemde kweekwijze van deze bloemen
ook wel eens bollen in schalen hebben
Voor deze cultuur neemt men meestal Cro
cussen, Narcissen en Romeinsche Hyacin
ten. Vroeg opgezette Crocussen kunnen
reeds eind December in het licht, evenals
de Narcis Paperwhite grandiflora, de be
kende crème-gele trosbloem, die veel ge
lijkenis heeft met de „Heilige Chinees;he
Lelie". De Romeinsche Hyacint is klein van
bloem, zuiver wit, maar zeer elegant. Begin
October opgezet, kan men ze met Kerstmis
gemakkelijk in bloei hebben. Niettemin
hangt, wat betreft 't
laat of vroeg verschij
nen der bloemen, alles
af van het vroeg koo
pen, het lang in donker
en op een koele plaats
zetten, maar vooral pas
in het licht zetten als de
„neuzen" voldoende zijn
ontwikkeld.
Men zet deze bollen in
een drijf schaal, waarvan
de bodem met gewas-
schen grint wordt be-
__5 *7*
9
De mode is dit seizoen zoo veelzijdig,
dat het bijna al te moeilijk is om
keus te maken. Gaan wij echter van
een bepaald standpunt uit, dan hebben we
al dadelijk eenig houvast. Wie zich niet uit
ijdelheid maar critisch in den spiegel be
kijkt, zal de eigenaardigheden van haar
uiterlijk kennen en deze tot maatstaf ne
men bij het kiezen van een costuum.
Zij, die niet groot en nogal gezet zijn,
moeten vooral geen japon nemen als fig.
973. De breede kraag en de vele horizontale
lijnen van dit model verbreeden het figuur
en maken het dus alleen geschikt voor heel
slanke jonge meisjes.
De nauwe rok heeft een aangezet plooi-
stukje. De taille heeft een schootje en een
grooten kraag, die evenals de bef gegar
neerd is met wit. Ook de driekwart mouw
heeft een manchet met witte biezen. Het
patroon is te verkrijgen in de maten 40, 42,
44 en 46.
Fig. 974 is een namiddagjapon, die ge
schikt is voor bijna ieder figuur, mits men
de kleur in overeenstemming neemt met
z'n uiterlijk. De slanke donkeren kunnen
wel helrood of lichtgroen nemen. De zware
blonden zullen wel hun keuze bepalen tot
donkere tinten.
De taille is versierd met een wit vest,
waarlangs een sjaalkraag in plooien neer
valt. De mouw is, zooals de mode aangeeft,
driekwart. De rok heeft ingezette biezen.
Benoodigde stof 3 M. van 140 c.M. breed.
Verkrijgbaar in de maten 42, 44, 46 en 48.
Fig. 913 bestaat uit een mantelcostuum
van donkere stof met een persianer kraag
en persianer garneering op de mouw. De
rok heeft alleen van voren een, ter hoogte
van de knie, uitspringende plooi. Het pa
troon is te verkrijgen in de maten 42, 44,
46 en 48. POLA
dekt. Hierop worden de bollen met
den spitsen kant naar boven gezet en de
ruimten tusschen de bollen vult men weer
met grint aan. Grint en water moeten bei
de zeer zindelijk zijn, want de bollen rotten
nog al licht. Men vult gedurig het water
zoo hoog aan, dat het bijna over den rand
loopt, maar men zij voorzichtig, dat dc
toppen der bollen droog blijven. Zoodra de
„neuzen" lang genoeg zijn, doet men pre
cies als bij de hyacinten op glazen en men
zal verbaasd zijn over het groote succes, dat
men heeft bereikt.
Een derde manier van bollen „trekken"
is, ze te planten in potten. In een gewonen
bloempot kan men 35 tulpen, 3 a 4 Nar
cissen en van andere bollensoorten nog
meerdere exemplaren zetten. Wie een tuin
heeft, graaft ongeveer een gat van 15 c.M.
diepte, zet daarin de potten naast elkaar
en bedekt ze met een laag aarde van ruim
10 c.M. Mocht de vorst vroegtijdig invallen,
dan moet de grond met een beetje ruigte
worden bedekt, of, zoo de herfst zeer droog
is, kan het geen kwaad als men den grond
van boven goed vochtig maakt. Overigens
laat men alles rustig onder den grond zit
ten tot begin Januari of nog vroeger, al
naar gelang men heeft ingekuild. Toch is
hier, bij gelijke inplanting, eenige volgorde
in acht te nemen. Men haalt het eerst voor
den dag de Crocussen, dan de Hyacinten-
de vroege enkele Tulpen, de Narcissen en
tenslotte de bekende Darwintulpen. Eerst
onderzoekt men heel voorzichtigjes of de
neuzen ver genoeg ontwikkeld zijn. Zoo ja,
dan klopt men het bovenop liggende zand
er af door den pot in liggende houding
kalmpjes op een stuk hout te slaan. De
aarde valt dan vanzelf weg en zoo niet, dan
helpt men met den vinger mee. Niet hard
handig te werk gaan, want de in het don
ker gegroeide neuzen breken gemakkelijk.
Men zet de potten eerst in het licht, afge
schermd door een courant, gedurende een
paar dagen en vervolgens in het volle licht
voor een raam. De temperatuur in de ka
mer mag niet te hoog zijn en de luc'-t
vooral niet te droog. Wie volgens boven
staande wenken zijn voorj aars-lievelingen
verzorgt, zal inderdaad veel genot smaken
van zijn betrekkelijk geringe moeite.
BOTANICUS
Vitrage gordijnen kan men 't beste op de
hand omzoomen. Dit heeft bovendien het
voordeel, dat bij een verhuizing het ver
anderen niet zooveel tijd kost.
Behangselpapier leent zich tot het ver
vaardigen en beplakken van de meest uit-
eenloopende voorwerpen, zooals poppen-
ameublementjes, kaften voor muziek, boe-
Eenigen tijd geleden
werd door een onzer le
zeressen te A'dam 'n pa
troon gevraagd voor ge
haakte gordijnen. Een
onzer andere abonné's
was zoo vriendelijk daar
voor een zelf ontworpen
patroon te zenden, dat
ik eenigszins heb gewij
zigd, omdat het, zooals
de teekening nu is, ge
makkelijk in strepen kan worden gebreid.
Voor elke streep haakt men 84 losse ste
ken en nog 3 losse voor 't eerste stokje, dus
87 losse. Deze losse steken voor het begin
mogen vooral niet te vast gehaakt worden.
Voor 'n vasten rand onderlangs haakt men
eerst 'n toer van enkel stokjes: 1 stokje
in eiken lossen st. Zoo men wil kan men
dit vaste randje onderlangs iets breeder
maken door twee of meer toeren stokjes te
haken.
Voor de volgende toeren volgt men het
patroon van X tot X. De eerste toer wordt
dus: 3 losse en 3 stokjes voor het 1ste blok
je, 8 gaatjes van 2 losse, 1 stokje; bij het
laatste stokje haakt men er nog 3 om 'n
blokje te maken; daarna weer 9 gaatjes, 1
blokje, 8 gaatjes, 1 blokje.
De 2e toer wordt als de 1ste toer van het
patroon en verder volgt men precies de
teekening.
Bij het omkeeren haakt men steeds 3
losse in plaats van het 1ste stokje.
Het patroon Vordt telkens herhaald tot
men de vereischte lengte heeft. De ver
schillende banen worden later, met 'n over-
handschen steek, aan den linkerkant aan
elkaar genaaid.
In plaats van in banen kan men de gor
dijnen ook aan één stuk breien, waarvoor
men dan het patroon ook in de breedte tel
kens herhaalt. Het begin van 'n nieuw pa
troon staat op de teekening aan beide kan
ten reeds aangegeven. De zijkanten moet
men afsluiten met 1 of 2 randjes van blok
jes.
Aan de inzendster van het aardige pa
troon, ook namens onze lezeressen, harte
lijk dank! DORA
„Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo
dellen, die aan het mode-album „Winterweelde" ontleend zijn, Kunnen bij
het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1, Haarlem, patronen be
steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets. 35 ets. voor
mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasies en kin-
derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen
ten, 1 0 ets. extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 1 60 modellen bevat
tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar.
ken en bridgeblocs, schemerlampjes, enz.
Aardig speelgoed kunnen we maken, door
het beplakken van lucifersdoosjes met dit
papier. We kunnen er kastjes, bankjes, ja
heele winkels van bouwen.
Gebeitste meubelen, die men een donker
der tint wil geven, „ontbeitst" men eerst
met ammoniak. Zwart gebeitste meubels
blijven mooi van kleur, wanneer men ze af
en toe met zwarte schoensmeer behandelt
Zeer goed uitwrijven is natuurlijk nood
zakelijk.
VOOR DE KEUKEN
Behalve de gewone beschuitjes met
kaas kan men, zoowel voor de lunch
en voor hors d'oeuvres als voor een
hartige versnapering op gezellige avondjes
nog allerlei smakelijke kaasgerechten klaar
maken.
Kaasballetjes. Men roert hiervoor wat
geraspte kaas met zooveel boter, dat men
een stevige, goed kneedbare massa krijgt.
Hiervan vormt men kleine balletjes, die
men door geraspt roggebrood wentelt.
Kaasboter is zeer geschikt voor het be
smeren van geroosterd brood of kleine
beschuitjes en voor het vullen van kaas
soesjes.
Bij 1 ons boter heeft men 80 gram ge
raspte oude kaas noodig met wat peper er.
mosterd.
Men roert de boter tot room en roert
daar de geraspte kaas door, met peper en
mosterd naar smaak.
Kaassoesjes. Voor ongeveer 12 stuks heeft
men noodig: 80 gram zelfrijzend bakmeel,
50 gram boter, 2 eieren, 1 d.L. water.
Men brengt de boter met het water aan
de kook, voegt daar ineens de bloem bij en
roert alles, ongeveer 10 minuten, boven 'n
klein pitje, tot de massa als een gladde bal
loslaat van de pan. Dan neemt men de pan
van 't vuur, roert, een voor een, de heele
eieren door het beslag en voegt er 'n wei
nig zout bij. Men vormt van dit beslag met
een paar lepels, kleine bolletjes, plaatst die
op 'n beboterd bakblik en laat ze in een
heeten, goed gesloten oven lichtbruin en
gaar bakken.
Als de soesjes zijn afgekoeld, knipt men
ze aan den onderkant open en vult ze met
kaasboter.
Gebakken dobbelsteentjes. Men snijdt de
kaas in dobbelsteentjes en wrijft die in mei
een weinig peper. Dan paneert men ze in
ei en paneermeel en bakt ze in heet frituur
vet mooi lichtbruin.
Men presenteert deze dobbelsteentjes
warm.
Warme kaasbroodjes. Men maakt sand
wiches van dunne sneetjes oud brood met
boter en kaas. De korsten worden rondom
afgesneden en de broodjes schuin doorge
sneden, zoodat men driehoekjes krijgt. Deze
bakt men in 'n goede hoeveelheid boter
mooi bruin.
Men dient ze warm op, terwijl de kaas
nog week is tusschen het croquant gebak
ken brood.
..Warme kaas-canapé's. Men heeft noodig,
bij 4 sneden brood van ongeveer y2 c.M.
dikte: 25 gr. boter, 15 gram bloem, 50 gram
geraspte kaas, 1 ei, 2 d.L. melk, 'n sjalotje,
peper, zout en paneermeel.
Men laat het fijn gesnipperde uitje even
fruiten in de boter, zonder dat het bruin
wordt. Dan roert men er de bloem in glad
en voegt er, onder voortdurend roeren de
helft van de melk bij, Men laat dit sausje
'n minuut of 10 zachtjes koken, zeeft ze
dan en roert er kaas, peper en zout door.
De sneedj es brood ontdoet men van de
korsten en verdeelt ze in langwerpige ree-
pen, die men goed bedekt met het kaas
mengsel. Het ei klopt men los met de over
geschoten melk, weekt hierin de broodjes,
wentelt ze dan door paneermeel en bakt ze
in heet frituurvet goudbruin.
Deze canapé's worden eveneens warm op
gediend.
A. K.—P.
ets nieuws voor verschillende hand
werken, is het kleuren van patronen
met een stofkleurenstift.
De stofkleurenstiften in doosjes van 12
stuks in verschillende mooie kleuren ver
krijgbaar, zijn het beste te gebruiken op
lichte ongeverfde stoffen, liefst gladde, zoo
als zijde, batist, voile, linnen enz., fluweel
b.v. komt niet in aanmerking en over 't al
gemeen geen ruige stoffen.
Wanneer de stof opgemaakt is, zal de
pap door wasschen verwijderd moeten
worden.
De manier van werken is uiterst eenvou
dig en wanneer u een goed voorbeeld heeft
of strijkpatroon, dat u op de stof over
brengt, kunt u direct met kleuren begin
nen.
De mooiste kleurschakeeringen kunnen
bedacht worden, door arceering en scha
duwpartijen. Bloemen en vlinders kunnen
bijna in de natuurlijke kleuren gewerkt
worden, terwijl u verder bij dit werk geen
last heeft van uitvloeien, te dik, of te dun
opbrengen, zooals soms met verf.
Wanneer u stiften in zilver, goud of ko
per-kleur gebruikt, moet u alvorens het
werk gestreken wordt, het eerst lakken met
een speciaal daarvoor bestemd lak.
De kleuren worden na het strijken hel
derder.
Wanneer U den boekenlegger wilt ma
ken, kunt U op een recht linnen lapje den
schulprand afteekenen en de motieven.
Nu werken we eerst de tulpmotieven
zonder de verticale en horizontale lijnen,
met de stofkleurenstiften uit en strijken 't
werk daarna op (zooals beschreven). Eerst
daarna worden de schulprand en de hori
zontale en verticale lijnen opgespoten met
reliefstoffenverf, waarvoor U noodig heeft
een tube geel en een spuitzakje.
In een vorig nummer bespraken we dit
werk uitvoerig.
Wanneer het werk nog nat is, bestuiven
we het met goudpoeder, hetwelk in flesch-
Jes verkrijgbaar is.
Thee- en ontbijtkleeden, theemutsen
enz. van linnen of voile, kunnen tot iets
zeer moois worden, terwijl strijkpatronen
U verder hulp geven bij dit werk.
Er zijn twee dingen die U moet onthou
den, n.l. span de stof heel strak en houd
duim en wijsvinger der linkerhand om de
plek, waar U bezig bent met kleuren.
Wanneer het werk klaar is, gaan we de
kleuren waschecht maken door ze op te
strijken met een warmen bout. Men legge
de stof met den beschilderden kant naar
beneden, tusschen twee vellen vloeipapier,
en drukke met een niet te heet ijzer eerst
licht op het werk en strijkt pas daarna
heen en weer op de gewone manier.
Wanneer U direct gaat strijken, zal de
verf misschien vlekken. Door de warmte
van den bout smelt de verf en dringt ln
de stof. Bij zijden shawls, dunne kleedjes
enz- zult U tot de ontdekking komen, dat
het patroon er aan den verkeerden kant
bijna even mooi opstaat.
Het overtollige goud schudt U gemakke
lijk af, daar het alleen maar hecht op de
natte verf.
Wanneer het geheel droog is, kunt U den
schulprand rondom uitknippen, zonder dat
ooit last heeft van uitrafelen.
Onderaan ziet U nog een boekomslag,
die, gemaakt van licht gekleurde linnen
stof, geschikt is om met de stofkleuren
stiften te bewerken.
ANEMOON
DIE
'wWWWWWWWWVWWWWi"VWWV