EEN GROOTE WAARHEID a 3 l X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X z z K -t Met de reddingboot er op uit i n k uf u. 5 OUD EN NIEUW IN HET REDDINGWEZEN ZONDAG 25 NOVEMBER 1934 Schuif-puzzle Z Z ;r Wat is de N.Z.H.R.M.? BRABANTSCHE BRIEVEN Aantje Kloppers mokte 't van den mergen zoo bant. ONS PRIJSRAADSEL X. L 1 L vS Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars zijn - BEDRIEGLIJKE BANKBREUK Verdachte vrijgesproken Tooneelrevue De klassieke roeireddingboot wordt meer en meer ver drongen door de motor booten Olie op de golven Engelmansplaat Contingenteering veekoeken Couwcnberg en Rozendaal Jan Gregoire Apothekers-assistent Hoogere wiskunde 'n Klaantje verloren Dré veur Peer Snot gezet L In deze mededeeling aangaande dien me neer Dries Vis ligt de groote waarheid verscho len, in ons opschrift aangekondigd. En deze moet natuurlijk in den tweeden rechthoek op de plaats der kruisjes komen te staan: uit onze toelichtingen en opmerkingen bij opgave van de vonge Schuif-puzzle weet men nu wel, hoe het zaakje in dien tweeden rechthoek moet komen niet door ze er eenvoudig in te plaatsen, maar door de letters uit figuur I over leege vakken te schuiven, en te laten weten of zien, hoe de schuivingen zijn verricht. Geen enkele letter staat in deze opgave op de juiste plaats: er zijn dus minstens 23 „zet ten" noodig. Als eenige hulp verstrekken we hier de aanwijzing, waar de beide letters S in de oplossing moeten komen. En de mededee ling, dat in elke horizontale rij van de twee de figuur een volledig woord komt, zoodat de gevraagde spreuk uit 5 woorden bestaat. De verschillende in te vullen woorden zijn: I. Scholieren. II. Wintermaand. III Revolutie. IV. Vervoermiddel autobus. V. Kattekwaad. VI. Moeilijk. VII. Beschikt. VIII. Kritiek. Zoodat we het versje te lezen krijgen: Och, kom er toch liever maar eerlijk voor uit, Dat meestal „ik kan niet" „ik wil niet" beduidt. We richten tot onze puzzelaars een twee ledig verzoek. Als daar bij elke postzending ettelijke do zijnen enveloppes zijn opengesneden en van haar inhoud verlost, worden ze ter rustige en richtige behandeling van dien inhoud terstond uit den weg geruimd. Het is dus noodig, dat men ook naam en adres onder de ingezonden oplossing vermeldt: al enkele malen is het ons overkomen, dat we bij verdere afwerking een paar exemplaren moesten uitlichten, omdat we de herkomst niet meer konden achterhalen. Hierbij sluit aan ons tweede verzoek: ten einde te kunnen zorgen, dat iedere prijswin naar een boekwerk ontvangt in overeenstem ming met zijn leeftijd, zien we in het vervolg dien leeftijd bij naam en adres onder de oplos sing gaarne vermeld. J. Andriessen, Oude Gracht 184, Utrecht. Mej. Wilh. Staphorst v. d. Biggelaar, J. W. Frisolaan 19, Overveen. Mej. Maria Boon. David Blesstraat 5hs, Am sterdam <Z.). E. E. Brs. St. Joan de Deo, Maarten v. Heems kerkstraat 2, Haarlem. Dr. Jos. Crobach, Akerstraat 21, Heerlen. J. Drajer, Sloterweg 186, Rijk Haarlemmer meer. Mej. K. V. Hallmann, Overboschlaan 14, Heemstede. Herm. W. Huurdeman, Egelantiersgracht 122 bv; Amsterdam (C.). H. Kemperink, Enter. J. Korndörffer, Bakenbergsche Weg 2, Am- hem. C. van Kuijeren, Grasweg 9, Anna Paulowna (N.-H.) Mej. Truus Lucas, Kampersingel 24, Haar lem. C. E. ter Maat, Haarlemmerweg 148 III, Amsterdam (W.). Aug. J. M. v. d. Meer, Stationsstraat 66, Boxtel. H. Nuijten, Verhoijsenstraat 4, Helmond. C. Ransdorp, Boeksbeekstraat 37, Utrecht. A. Roseboom, Van Spaenstraat 4, Arnhem. Mej. Jo van Rossum, Van Hilligaertstraat 76 III, Amsterdam (Z Mej. Jeanne Sparnaaij, Hertenlaan 31, Arnhem. J. J. Vermeulen, Groenestraat 47, Bemmel (Geld.). W. Viejou, Dollardstraat 27, Utrecht. Mej. Dora Visser, Twijnstraat 7bis, Utrecht. Mej. Miep Walta, 2e Oosterparkstraat 186in, Amsterdam (O.). Franz de Wijs, Spoorlaan 7, Vught (N.-Br.). Aug. D. Zwaans, Kruis v. van St. Jan, Huize „Ora et Labora", Rijswijk (Z.-H.). Onder de goede oplossers worden elke week 25 prijsboeken verloot, welke door de Admini stratie worden toegezonden. Inzendingen met vermelding van leeftijd onder de oplossing tot Donderdag 12 uur aan den heer: G. M. A. Jansen, Rujjsdaelstr. 60, Utrecht. ËSfe .«jas» De motor-reddingboot op oefening De Amsterdamsche rechtbank heeft een koopman, oud-directeur eener N.V„ vrijge sproken van de hem ten laste gelegde bedrie- lijke verkorting van de rechten van zijn schuldeischers in het faillissement der N.V. Verdachte zou enkele bedragen niet als ba ten hebben geboekt, voorts zou hij lasten heb ben gefingeerd. Ten slotte was hem ten laste gelegd het doen verrichten van onjuiste boe kingen. De rechtbank achtte de feiten niet bewezen en overwoog, dat de onjuiste boeken geruimer. tijd vóór het faillissement waren hersteld. Het O. M. had twee jaar gerequireerd met verzoek tot onmiddellijke gevangenneming. Als verdediger trad op Mr. Giltay Veth. Het derde nummer van de „Tooneelrevue" is verschenen en wel, evenals het tweede num mer, op fraai kunstdrukpapier gedrukt, zoo dat de vele foto's prachtig uitkomen. Voortaan zal steeds dit papier gebruikt worden. Dit num mer is vooral aan de Hagespelers gewijd. ,De Hagespelers brengenHet eerste artikel is gewijd aan Verkade's terugkeer met de Hage spelers. „Het seizoen is nog slechts aan zijn begin. Maar er kan thans al niet meer aan getwijfeld worden, of de door Eduard Verkade samen met Jacques van Hoven ingenomen plaats zal voor het tooneel in Nederland belangrijk blijken." Eduard Verkade e.a. schreven artikelen. We vinden een korte biografie van mevrouw Rika Hopper, kortom een interessant nummer met een slotartikel van den redacteur Bob Geraerds over Pirandello die den nobelprijs won. De reddingboot.... Slechts zij kunnen de waarde van een goed reddingwezen ten volle begrijpen, die zelf eens in een don keren stormnacht met 'n schoener of een kust vaarder op een der banken zijn geslagen, die de Hollandsche kust onveilig maken. Wanneer het land in zicht, maar onbereikbaar is, wanneer de kokende golven het weerlooze schip beuken, dan kijkt men verlangend uit naar de lichten van een reddingboot, die zich door de branding waagt om het veege lijf der schipbreukelingen te redden. Opdat het reddingwezen paraat zij, moet er voortdurend door de bemanningen met het materieel geoefend worden. En bij ons bezoek aan Ameland, waarvan wij in een vorig artikel verhaalden, hadden wij gelegenheid een paar oefentochten bij te wonen. De Noord- en Zuid-Hollandsche Redding maatschappij heeft langs de geheele kust van Holland en Friesland en op de wadden-eilanden haar stations liggen. Voor grof werk stran dingen op de zandbanken en bij erg ruw weer zijn er tien motorreddingbooten, voor onge lukken dicht onder de kust en bij betrekkelijk kalme zee doen de roeireddingbooten dienst. Van deze roeibooten zijn er twee gestationneerd op Ameland: één te Nes en één te Hollum, maar er is slechts één bemanning. Die zou den ver jaardag van den ouden Jacob E. waardig in zetten door op den vooravond' een oefening met de reddingboot van Hollum te houden. Wij hebben de boot door Hollum zien rijden, met twee paarden er voor en een onafzienbaren stoet eilanders er achter aan. De menschen van Ameland zijn n.l. niet verwend op het ge bied van openbare vermakelijkheden en het uitrukken van de reddingploeg is een gebeur tenis, die men niet graag mist. Het is dan ook een groote eer om tot de uitverkorenen te be- hooren, maar tegenwoordig klagen de Amelan ders, dat er zoo weinig meer te redden valt. Op Terschelling is de „Brandaris" en te Oostma- horn de „Insulinde" gestationneerd, beide mo torreddingbooten, die er als regel eerder bij zijn dan de roeiersploeg van Ameland, wanneer er iets te doen is. Ze voelen op Ameland die mo torreddingbooten als een soort oneerlijke con currentie en ze zouden liefst weer terug gaan naar den goeden ouden tijd, toen die zeeschui mers er nog niet waren. Op het strand aan de westzijde van het eiland werden nog eenige paarden voor de boot ge spannen en met een bespanning van tien ging het langs de zee naar de plek waar de oefening zou plaats hebben. Onder veel gejuich van de bevolking klommen de redders in de boot, de wagen werd toen achterste-voren zee in gere den en met een vaartje liep de boot var. den wagen het water in, waar zij terstond vlot was. De bemanning heeft toen een halfuurtje het spelevaren op 'de Waddenzee beoefend, want het was zacht weer met bijna geen wind. Vanaf een duin in de nabijheid scheen een felle licht bundel op de golven om hen bij te lichten: dat was het zoeklicht, waarmee de voorname red dingstations zijn uitgerust. Draagbare instru menten, bestaande uit een schijnwerper op drievoet en een dynamo, die door twee man door middel van een versnelling kan worden aangedreven. Speciaal de illuminatie viel zeer in den smaak van de Holla/.dsche jeugd, die op het strand verzameld was ter aanschouwing van de manoeuvres van schipper Harmen Vis ser met zijn roeiers. Voor den volgenden dag had de heer H. Th. de Rooy aan de twee motorreddingbooten Brandaris en Insulinde order gegeven om op de reede van Ameland aanwezig te zijn. Na de gedenkwaardige huldiging van den honderd jarigen Amelander bestegen wij een boerenkar, waarop wij als prinsen door het in vlaggentooi gestoken dorp zijn gereden. De twee motor booten lagen gereed, alleen kostte het ons eenige moeite om aan boord te komen zonder natte voeten op te loopen. Met behulp van den afgespannen boerenkar gelukte het ten slotte en weldra voeren wij aan boord van de Insu linde full speed het Borndiep uit, naar de open zee. Achter ons zagen wij de duinenrij van Amelands westhoek, wier schoonheid door de aanwezigheid van een menigte zomerhuisjes nu niet bepaald verhoogd wordt. Vóór het Born diep ligt een uitgestrekte zandbank, het Born- rif, waarop al heel wat schepen zijn vastgeloo- pen. Twee schepen, die daar in den afgeloopen winter zijn vergaan, zitten er nog vast en de masten der wrakken steken als waarschu wende bakens boven de golven uit. Het Bornrif ligt juist op de grens van het terrein, dat door de „Brandaris" en dat wat door de „Insulin de" wordt bestreken. Als op het Bornrif een schip strandt, probeert ieder der motorredding booten de ander vóór te zijn. Een gezonde wedijver, als het maar niet zoo ver komt, dat ze op het Bornrif nog eens aan het bakkeleien slaan alvorens de menschen van het wrak te halen. Weldra zagen we aan den horizon een witte streep: de branding. Daar ging het heen en lustig dansten „Insulinde" en „Brandaris" op de golven. Het was Noord-Oostenwind gewor den en er stond nogal wat zee. In elk geval zooveel zee, dat we ons met beide handen moesten vasthouden om staande te kunnen blijven. Toen we in volle zee waren, gaf de heer de Rooy aan de Brandaris opdracht om voor an ker te komen. De communicatie tusschen de schepen is zeer eenvoudig, want alle motor reddingbooten hebben een ontvang- en een zendinrichting voor draadlooze telefonie aan boord, zoodat ze tijdens de vaart met elkaar en met de kuststations verbinding kunnen hou den. Van de romantiek gaat op deze wijze wel iets verloren, maar de techniek komt zoowel aan de redders als aan de schipbreukelingen ten goede. Nu gingen we spelen, dat de „Brandaris" een wrak was, en de „Insulinde" begon de oefening met olie op de golven te stortep. De olie neemt de windkoppen van de golven weg de deining blijft en kan zoo het reddingswerk verge makkelijken. Vijf blikken olie werden boven- strooms van de „Brandaris" in zee geworpen, en de opborrelende olie vormde weldra rondom de voor anker liggende boot een groote olievlek. Deze methode heeft het voordeel boven het uit gieten van de olie op het wateroppervlak, dat de olie een half uur lang blijft opborrelen en de kunstmatige kalmte dus eenigen tijd blijft bestaan. Een tweede oefening werd gehouden met het vuurpijl-pistool. Een lang pistool werd te voor schijn gehaald en dat geladen met een soort raket, waaraan een lijn bevestigd is. De patroon daarachter dient alleen om een aanvangssnel- heid te geven en de raket te ontsteken. Deze drijft dan verder zichzelf voort. Het eerste schot was recht op de „Brandaris" gericht: sissend ging de vuurpijl de lucht in, maar door den wind kwam hij een flink eind achter het schip terecht. De lijn weer binnenhalen en nog eens schieten. Een tweede schot viel beter en kwam vlak voor de boeg van de „Brandaris" terecht. Hiermee was de oefening beëindigd. De „Brandaris" werd bedankt en de Insulinde stevende Oostwaarts, naar Oostmahorn. waar wij gaarne binnen drie uru wilden zijn om de trein van Leeuwarden via Stavoren naar Am sterdam te kunnen halen. De „Insulinde" deed zijn best en we hebben het gehaald, maar het viel niet mee tegen de golven in, die nu en dan onze motorboot harde opdoffers verkoch ten. Nu en dan ging het schip met den neus in de golven en kregen wij aan boord een gratis zoutwater-douche. Prachtige schepen, die mo torreddingbooten. Als de zee te ruw is, kunnen zij hermetisch worden afgesloten en dan van binnen uit bestuurd worden, als een onderzee boot. Een vernuftige installatie maakt dat de boot, wanneer zij mocht omslaan, na twee mi nuten weer recht ligt. Tusschen Ameland en Schiermonnikoog ligt een zandplaat:: Engelmansplaat, die bij vloed geheel onder loopt. De Reddingmaatschappij heeft daar ten behoeve van schipbreukelingen een paalwoning gebouwd, waarin zij alles kun nen vinden wat een schipbreukeling maar op zijn verlanglijstje kan zetten: scheepsbescnuit, drinkwater, koffie, een kacheltje en voor tegen den tijd, dat de Robinsonade begint te ver velen, een telefoontje met een lijn naar Oost mahorn. Wij voeren voorbij Engelsmanplaat, het Friesche gat in, en kwamen weldra in rus tiger water, zoodat het mogelijk werd, thee te zetten aan boord. Al varende riep de heer De Rooy Oostmahorn aan om een auto te bestel len. De avond viel reeds, toen we het geEbcht aan den Noord-Oosthoek van Friesland voor ons zagen liggen. Dat was het einde van onzen tocht. De bestelde auto stond op den dijk ge reed en dank zij de draadlooze telefoon van de Insulinde hadden wij een schitterende door verbinding van het Bornrif naar Amsterdam. Nog een enkel woord over de reddingmaat schappij. Zij is een particuliere instelling en geniet geen subsidie. Het materieel wordt on derhouden, het personeel gesalarieerd uit de contributies van de leden en giften van parti culieren. Als zeevarend land hebben wij ook met ons reddingwezen een naam op te houden. En, lezer, wanneer ge eens iets te missen hebt, laat dan op een stormachtigen winteravond uw gedachten eens wegdrijven, de duisternis in, voorbij Hollands kust, naar de schepelingen, die met alle macht kampen tegen ontketende elementen, en dan zal het u gemakkelijk vallen een gift te schenken aan de instelling, die thans 110 jaar bestaat en in dien tijd aan 5655 menschen het leven gered heeft, de Noord- en Zuid-Hollandsche reddingmaatschappij. |iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiims 1 Dr. H. COLIJN De Telegraaf: de man van DE GUL DEN; Het Volk: knijpt, zoolang de arbei der nog een druppel bloed in z'n body heeft; De Standaardde sterke man; Volk en Vaderlandvliegenmepper; De Tijd: roeit met de riemen, die hij heeft, maar kan niet zeilen. Van de vele inzendingen, die wij op onze nieuwe prijsvraag ontvingen werd aan de bovenstaande karakteristiek, inge zonden door den heer P. Hoonhout, Hoo gereinde 43, Ouderkerk aan den Amstel, de prijs van 2AO toegekend. Verschenen is het Voorloopig Verslag van de commissie van rapporteurs uit de Eerste Ka mer over het wetsontwerp tot regeling van den invoer van veekoeken. Blijkens dit verslag verklaarden enkele leden met genoegen te hebben geconstateerd, dat de prijsverhoogende invloed, die aanvankelijk bij de invoering van deze contingenteering duide lijk viel waar te nemen later voor een bevre digend prijsverloop heeft plaats gemaakt. Zij vertrouwden, dat de invoer voortaan zoo zou worden geregeld, dat de prijzen van vee koeken niet zullen stijgen boven die, welke in het buitenland gelden, verhoogd met de thans bestaande monopolie-heffing. In den kunsthandel Santee Landweer, Kei zersgracht 463 te Amsterdam werd gisterenmid dag te half drie geopend een ten toonstelling van schilderijen van Stefaan Cou- wenberg en van houtgravures van W. J. R. Ro zendaal. Deze expositie blijft geopend tot 14 December as. 1 Welken bekenden Nederlander heeft I de caricaturist thans hierboven in beeld gebracht en waardoor werd hij 1 bekend? Aan den lezer, die ons in ten hoog- 1 ste vijftig woorden, naar het oordeel van onze redactie, de pakkendste ka- I rakteristiek geeft van den hierboven 1 afgebeelden landgenoot zal een prijs van 2.50 worden toegekend. Inzendingen tot Woensdagavond a.s. aan ons redactiebureau onder het motto Karakteristiek". Ellllllllllllllllllllllllll||l|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||„,„|„„m|j! Heden wordt in den kunsth. Frans Buff a en Zonen, Kalverstraat 39 te Amsterdam, een ten toonstelling geopend van nieuwe werken, door den schilder Jan Gregoire. De expositie blijft geopend tot 15 December. AMSTERDAM. Geslaagd de heeren J. H. J. ran Engelshove, Maastricht en de dames T. Jacob#, Goes en A. T. de Looze, Kapelle by Goes. DEN HAAG. Geslaagd mej. H. M. Overbeek. DEN HAAG. Geslaagd de heer J. v. d. Weg. Haarlem. De examens zijn afgeloopen. ULVENHOUT, 20 Nov. 1934. Menier, As ik van den avond ga ver tellen, 'k schrijf m'n briefkes al- tij 's avonds bij de plattebuisin deuzen tijd, maar as ik dan verhalen ga, dan krinkelt er zoo van alles deur mijnen kop, waant m'n ptpke kneppert deur de stilte van den huis, dat op den oogenblik heelegaar afge sloten leet van den guren buiten, waar al 'nen heelen dag 'nen blaauwen mist schemert over de „kleine" weareld. 't Is nou, of de stilte van den Novemberschen buiten as 'n pak watten teugen ons huiske zit geplakt. De stèèrtklok tikt as 'n venijnig, ijzer hamerke de stilte aan stukskes. Nou en dan valt met veul lawijt 'nen brok sintels uit den looster van de plattebuis, in den sintelbak. Alle geluidekens lijken versterkt hierbinnen 'k Hèur Trui en Blek, m'nen goeien hond, asemen. Trui over heuren breikous, of zit ze te stoppen? Blek onder de schouw, waar de wind uit z'n neusgaten 'n schoon plekske geblazen hee, op de zaanderige plavuizen. Ja, 't is stillekes alom En in zo'nen dikken stilte, die ge as 't ware snijen kunt, daar staan dc herinderingen en de gedachten zóó klèèr in oewen kop, da ge bekaanst nie wit, welk ge dacht ge vastpakken zult veur oew vertessel. 'k Heb lust van den avond m'n tiepekens efkens los te laten, 'k Wouw eerst geschreven hebben over Aantje Kloppers, de mannen- haatster. De teugenstelling van Rosse Mieneke. mevr. Jochems, van verlejen week. die as kind al te boek stond op schuttingen en stalmuren as: „Mieneke de jongensgek," Maar "k heb van den mer gen toevallig woorden ge' ad, mee Aant en afijn, 'k zou nie heelegaar eerlijk zijn, as ik Aantje's doopceel lichtte. Ge kunt in zo'n geval nie heele gaar eerlijk zijn, want as ge iets goed bekijken wilt, dan mot ge 'r nie mee oew neus boven op gaar. staan. Dan ziede gij maar 'n klein deel van 't „ding" en ge mot 't heelegaar overzien, veural as 't „ding" toevallig 'nen mensch is, 't ingewikkeldste stuk op de weareld, waant On- zenlievenheer hee-t-er zelfs twee van motten maken om éen geheel te krijgen! Man en Vrouw samen, vurmen pas volmok: éénen mensch. Vandaar da-d-Aantje Kloppers zo'n lastig merakel is, waant ge verstaat wel: 'n mannenhaatsterke is alleenig! Witte gij wa 'k nooit goed van heur kan uit staan? Da ze altij veul meer belaankstelling hee veur m'nen hond, dan veur mijn boske. Dré III, as ie bij m'nen groentenwagel is. Aant hee de pee aan kinders, aan groote menschen, afijn, aan iedereen en ze leeft al leen veur de dieren. Ik heb altij zoo 't gedacht, dat da komt om dat die stomme dieren onder heur appèl staan! Ze is er heelegaar baas over. Waant dat Aant in heuren tijd d'r bestemming falikaant mis- geloopen is, da komt, orr.da ze te veul prots had! Maar van den mergen mokte ze 't zoo bont 't Begon mee 'n aarigheidje. Ik ga altij van 't staandpunt uit, verstade gij, om zulke wef- kens zoo maar laanks oew neus weg te gra zen te nemen. Nie serieus te nemen. En dat hee ze in de gaten gekregen dieën spinnekop! „Wel Aant." zee ik van den mergen: „wa zal 't zijn, vandaag?" „Slaai," zee ze. „Slaai, amico, in deuzen tijd! Ge mot wel 'nen smaak hebben as 'nen geit, om in den winterdag slaai te kunnen verstouwen! M'n ge zicht trok onwillekeurig naar „zuur," as ze 't woord „slaai" kommandeerde. En dan mot ge weten, da 'k sjuust 'n uurke gelejen aan Trui 'n benneke van m'nen schoonste Berdasche sprutjes had gegeven veur ons middagpotje, mee de bodschap erbij: „en braait daar 'n paar sappige kermenaaikes bij, Toeteloeris." Amico, da 's zo'n smakelijk middagpotje in deuzen tijd. 'n Schaal èèrpels, blommers as vüsten dèèr! 'n pan bruine, vette saus, die zoo smakelijk in die blommige eigenheimers kan trekken, dat 't water in oewen mond komt te staan en dan die malsche sprutjes, die pruuven naar t veld! Ollee, en dan aan oew klaantjes 'nen krop van dieën harden, zuren slaai verkoopen. 'tis gewonweg miskenning van oewen akker! „Wa trekte 'n zure smoel?" kwekte Aant: „kan 't jou wa schillen wa k eet!" „Ge zijt abuis, Aant," loog ik: ,,'t water kwam in m'n taanden, toen gij slaai" zee." (Nou, da was waar, amico, waant ik vuulde den azijn mijnen mond al verschralen). En om t heelegaar goed te maken bij da zure frommes. zee ik er bovenop: „en ge wordt er zoo buitengewoon mooi van, Aant, van raauwe slaai in 't zuur." „Motte gij mijn hebben," scheerde ze terug. „God beware me," docht ik en ik zee„nouw Aantje, as Trui er nie was Ja, amico, ge mot wè, doen, om oew klaan tjes te gerieven en te houwen! „Ik ginnen vent om me henen," zee Aant parmaantig, onder- tusschen da 'k 'n schappelijk kropke slaai uit zocht. „Da bocht is allemaal krek gelijk." Da gong me te ver. 'k Smeet 't mooie krupke terug en lee 'n hardgruun, taai dingske er veur in de plek in m'n benneke. En 'k zee- „witte gij Aantje, welken kearel ik altij nog felici- teeren mot?" „Nouw!" „D'n dieën, die mee jou 't huwelijssgeluk misgeloopen heel" „Vrek," zee Aant en ze donderde de deur dicht. Daar sting ik, mee m'n benneke veur de ge sloten deur. 't Was sjuust of Annek-j Maan plotselinks achter 'nen wolk verdwenen was. Sjuust as ik da docht en zochtjes lachte, dee ze 't raamke van de deur open. D'n scherpe punt van heur neus kwam deur 't tralie- werkske gestoken, as d'n bek van 'nen pape gaai. „En ge hoeft nie meer laanks te komen," snaauwde ze. „Ge zijt net zo'n stuk ongeluk as de rest." Bens! 't Raamke dicht. D'n klap echoode deur de stille straat. Ik ben dus vandaag 'n klaantje verloren en nog, zoo in de stilte van deuzen avond, heur ik da raamke dichtslaan. Telkens harder. En as ik maar efkens m'n oogen dichtknijp, om 's sma kelijk aan m'n pepke te zuigen, dan zie ik weer dieën neuspunt deur da traliewerkske steken. En dieën punt wordt ok al hoe laanger hoe grooter in m'n verbeeldig. 't Is al sjuust d'n koperen tuit van m'n pomp in 't achterhuis Onderweuge, mee 't naar huis gaan, coen docht ik zoo: 'k zal maar niks aan Trui zeg gen. Ten eerste zullen we over dieën „slag" van 'n klantje van 'n paar kwartjes in de week wel henen komen en ten tweede is 't zure merakel gin woord meer wèèrd. Daar komt bij: Trui is elk klaantje aan d'r nart ge wassen, dus om alles te veurkomen Ge zijt ok getrouwd, dus ge wit.... Maar 't eerste, as ik thuiskwam, was: „Zeg, wat hedde gij uitgespookt bij Aant Kloppers?" Hèè," zee ik. En onwillekeurig kreeg ik 'n gevoel as 'nen jongen, die op school d'n meester geplaagd hee, wa thuis bekend geworren is. 'k Wier toen veur 't eerst echt kwaad op die papegaaienkokkerd, maar ik rook de kerme naaikes en de spruiten en 'k docht: laat ik nou ssteblieft mijnen eetlust nie verknoeien! 't Is vrimd, zoo as bij 'nen mensch dikkeis defrente gedachten tegelijk deur zijnen kop kunnen woelen. „Ze is hier gewist," zee Trui streng. Streng, ja! Da's 't goeie woord. Da was me nog nooit gebeurd. In al die vir- tig jaren nie, van m'nen groentenwagel. „Is da serpent hier gewiest....?" vroeg ik verbouwereerd. „Ja! We krege nog zeventien centen van d'r van 'nen kilo èèrpels en...." „En 'n zooike suikerei-slaai" vulde-n-ik aan. „Sjuust. Die zeuventien centen is ze pront komen brengen mee de bodschap da ze jouw, stuk onbeschoftheid, nie meer aan heur deur wil hebben!" „Wel sodetjuu," viel uit m'nen mond. „En nouw vraag ik m'n eigen al die uren al af, wa gij veur onbeschoftheden hebt uitge haald. Hebt g' oew fatsoen nie kunnen bewa ren? Zoo as giesterenavond....?" Amico, 'k wier gewoonweg veur Peer Snot gezet. Wat had dieën Spinnekop kostelijk wraak genomen....! „Trui," zee ik: „ik wil m'n maaltje nie be derven. Eerst maar 's eten, dan ga 'k oe de geschiedenis vertellen, die 'k mee dan stekels- verken g'ad heb." „Neeë, eerst!" zee Trui. „aanders verzinde onder den eten maar allerhaande smoesjes. En de waarheid wil 'k weten!" In gin tijen ben ik zoo giftig gewiest zeg. Ik zat daar gevangen tusschen twee wijven, om 'n dingske-van-niks en m'n goeie eten stond koud te worren! En as ge zo'nen dag van 'smergeno achten, tot 's middags bij drieën, deur zo'nen Novemberschen mistdag getrokken zijt, mee 'n zwaren wagel, sodepin, dan kunde zo'nen trek hebben in 'n steuvig maal eten. ee! 'k Heb Trui gin aantwoord gegeven, ben aan geschoven en heb zonder smaak m'n maaltje deurgeslikt. „Dus ge vertel 't nie?" „As ik lust heb!" „Dan zal 'k er 't mijne maar van denken!" Toen hè ik op tafel geslagen. En mee da 'k 't dee, doch ik: „da moest nouw Aant Spinnekop 's zien, wa zou ze 'n plazier hebben, die ekster!" En omda 'k m'n eigen zo 'nen stommeling vond, wier ik nog kwaaier. Afijn! Ditte wil ik er maar mee zeggen: ieveraans waar zulke soort van verzuurde wefkes binnen komen, daar zetten ze den boel op stelten. 'n Eigen broer hee haar indertijd buiten z'n deur gezet. D'n dokter had gezeed teugen 'nr „as ge dat wefke nie buitensteekt, dan wordt oew vrouw zenuwziekl" 'n Half uur later stond Aant Kloppers gepakt en gezakt op de stoep. En wa zee ze later teugen me? „M'n broer is 'nen besten mensch, maar da wijf van 'm, da 's zoo lui, da's zoo vuil, da 'k er gin uur laanger in huis wou zijn. Maar ik zal z'n oogen nog wel 's openmaken!" Heur roeping was t toen, om 't huwelijk van heur broer deur de wèèr te sturen. Ze werkt er nóg aan. Eéns in de week vroeg ze: en hoe maak 't m'n vuile plonske van 'n schoonzuske. Is onzen Willem ze nog nie moei?" Ze bidt ok. Werendig! Ze is iederen mergen pront in de kerk. Maar daar is op de heele waereld ginnen pastoor, die veur z'n roeping deugt, volgens Aant. „Nooit komen ze heur 's bezoeken" klaagt ze en gij zult nou wel begrijpen, amico, da menier pastoor wel wa beters te doen hee, dan de schandaalkroniek van Aant af te lusteren over de buurt, de familie en de parochianen! Maar hoe deus wefke 't aanlegt, om heur eigen te rechtvèèrdigen in d' oogen van Onzen- lievenheer, 'tis mij 'n raadsel. En gekke, idiote menschen, die thuis onaangenaamheden maken mee malkaar om zo'nen weerborstel as da-d-Aantje Kloppers, lijk ik van den middag gedaan heb. Ik begost nie veur niks te vertellen dat 't hier zoo stillekes was in den huis.... De stilte na den sturm. amico! Trui wit nou alles en 'kgeleuf, da ze boven heuren rok zit te verzinnen hoe ze dat Aantje 't in zal peperen. Nou dan is 't in goeie haandenWefkens kunnen malkaar beter aan, dan wij, kearels! Ondertusschen hedde toch 'n gèèf portretje van Aant Kloppers, die de druiven liet zuur worden. Trui vraagt sjuust „hoe zit 't, Dré?" en k zal er dus maar af gaan scheiën. Ze hebben Trui vandaag al genogt geplaagd. Amico, ontvaang veul groeten van m'nen Toeteloeris er. as altij gin horke minder van cewen. toet a voe DRÊ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 8