EEN GROOTE WAARHEID
a
3
l
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
z
z
K
-t
Met de reddingboot er op uit
i
n
k
uf
u.
5
OUD EN NIEUW IN HET
REDDINGWEZEN
ZONDAG 25 NOVEMBER 1934
Schuif-puzzle
Z
Z
;r
Wat is de N.Z.H.R.M.?
BRABANTSCHE BRIEVEN
Aantje Kloppers mokte 't van den mergen zoo bant.
ONS PRIJSRAADSEL
X.
L
1
L
vS
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars zijn
-
BEDRIEGLIJKE BANKBREUK
Verdachte vrijgesproken
Tooneelrevue
De klassieke roeireddingboot
wordt meer en meer ver
drongen door de motor
booten
Olie op de golven
Engelmansplaat
Contingenteering veekoeken
Couwcnberg en Rozendaal
Jan Gregoire
Apothekers-assistent
Hoogere wiskunde
'n Klaantje
verloren
Dré veur Peer
Snot gezet
L
In deze mededeeling aangaande dien me
neer Dries Vis ligt de groote waarheid verscho
len, in ons opschrift aangekondigd. En deze
moet natuurlijk in den tweeden rechthoek op
de plaats der kruisjes komen te staan: uit onze
toelichtingen en opmerkingen bij opgave van
de vonge Schuif-puzzle weet men nu wel, hoe
het zaakje in dien tweeden rechthoek moet
komen niet door ze er eenvoudig in te
plaatsen, maar door de letters uit figuur I over
leege vakken te schuiven, en te laten weten of
zien, hoe de schuivingen zijn verricht.
Geen enkele letter staat in deze opgave op
de juiste plaats: er zijn dus minstens 23 „zet
ten" noodig. Als eenige hulp verstrekken we
hier de aanwijzing, waar de beide letters S in
de oplossing moeten komen. En de mededee
ling, dat in elke horizontale rij van de twee
de figuur een volledig woord komt, zoodat de
gevraagde spreuk uit 5 woorden bestaat.
De verschillende in te vullen woorden zijn:
I.
Scholieren.
II.
Wintermaand.
III
Revolutie.
IV.
Vervoermiddel autobus.
V.
Kattekwaad.
VI.
Moeilijk.
VII.
Beschikt.
VIII.
Kritiek.
Zoodat we het versje te lezen krijgen:
Och, kom er toch liever maar eerlijk voor uit,
Dat meestal „ik kan niet" „ik wil niet"
beduidt.
We richten tot onze puzzelaars een twee
ledig verzoek.
Als daar bij elke postzending ettelijke do
zijnen enveloppes zijn opengesneden en van
haar inhoud verlost, worden ze ter rustige en
richtige behandeling van dien inhoud terstond
uit den weg geruimd. Het is dus noodig, dat
men ook naam en adres onder de ingezonden
oplossing vermeldt: al enkele malen is het ons
overkomen, dat we bij verdere afwerking een
paar exemplaren moesten uitlichten, omdat we
de herkomst niet meer konden achterhalen.
Hierbij sluit aan ons tweede verzoek: ten
einde te kunnen zorgen, dat iedere prijswin
naar een boekwerk ontvangt in overeenstem
ming met zijn leeftijd, zien we in het vervolg
dien leeftijd bij naam en adres onder de oplos
sing gaarne vermeld.
J. Andriessen, Oude Gracht 184, Utrecht.
Mej. Wilh. Staphorst v. d. Biggelaar, J. W.
Frisolaan 19, Overveen.
Mej. Maria Boon. David Blesstraat 5hs, Am
sterdam <Z.).
E. E. Brs. St. Joan de Deo, Maarten v. Heems
kerkstraat 2, Haarlem.
Dr. Jos. Crobach, Akerstraat 21, Heerlen.
J. Drajer, Sloterweg 186, Rijk Haarlemmer
meer.
Mej. K. V. Hallmann, Overboschlaan 14,
Heemstede.
Herm. W. Huurdeman, Egelantiersgracht
122 bv; Amsterdam (C.).
H. Kemperink, Enter.
J. Korndörffer, Bakenbergsche Weg 2, Am-
hem.
C. van Kuijeren, Grasweg 9, Anna Paulowna
(N.-H.)
Mej. Truus Lucas, Kampersingel 24, Haar
lem.
C. E. ter Maat, Haarlemmerweg 148 III,
Amsterdam (W.).
Aug. J. M. v. d. Meer, Stationsstraat 66,
Boxtel.
H. Nuijten, Verhoijsenstraat 4, Helmond.
C. Ransdorp, Boeksbeekstraat 37, Utrecht.
A. Roseboom, Van Spaenstraat 4, Arnhem.
Mej. Jo van Rossum, Van Hilligaertstraat
76 III, Amsterdam (Z
Mej. Jeanne Sparnaaij, Hertenlaan 31,
Arnhem.
J. J. Vermeulen, Groenestraat 47, Bemmel
(Geld.).
W. Viejou, Dollardstraat 27, Utrecht.
Mej. Dora Visser, Twijnstraat 7bis, Utrecht.
Mej. Miep Walta, 2e Oosterparkstraat 186in,
Amsterdam (O.).
Franz de Wijs, Spoorlaan 7, Vught (N.-Br.).
Aug. D. Zwaans, Kruis v. van St. Jan, Huize
„Ora et Labora", Rijswijk (Z.-H.).
Onder de goede oplossers worden elke week
25 prijsboeken verloot, welke door de Admini
stratie worden toegezonden.
Inzendingen met vermelding van leeftijd
onder de oplossing tot Donderdag 12 uur
aan den heer: G. M. A. Jansen, Rujjsdaelstr.
60, Utrecht.
ËSfe .«jas»
De motor-reddingboot op oefening
De Amsterdamsche rechtbank heeft een
koopman, oud-directeur eener N.V„ vrijge
sproken van de hem ten laste gelegde bedrie-
lijke verkorting van de rechten van zijn
schuldeischers in het faillissement der N.V.
Verdachte zou enkele bedragen niet als ba
ten hebben geboekt, voorts zou hij lasten heb
ben gefingeerd. Ten slotte was hem ten laste
gelegd het doen verrichten van onjuiste boe
kingen.
De rechtbank achtte de feiten niet bewezen
en overwoog, dat de onjuiste boeken geruimer.
tijd vóór het faillissement waren hersteld.
Het O. M. had twee jaar gerequireerd met
verzoek tot onmiddellijke gevangenneming.
Als verdediger trad op Mr. Giltay Veth.
Het derde nummer van de „Tooneelrevue"
is verschenen en wel, evenals het tweede num
mer, op fraai kunstdrukpapier gedrukt, zoo
dat de vele foto's prachtig uitkomen. Voortaan
zal steeds dit papier gebruikt worden. Dit num
mer is vooral aan de Hagespelers gewijd. ,De
Hagespelers brengenHet eerste artikel is
gewijd aan Verkade's terugkeer met de Hage
spelers.
„Het seizoen is nog slechts aan zijn begin.
Maar er kan thans al niet meer aan getwijfeld
worden, of de door Eduard Verkade samen met
Jacques van Hoven ingenomen plaats zal voor
het tooneel in Nederland belangrijk blijken."
Eduard Verkade e.a. schreven artikelen. We
vinden een korte biografie van mevrouw Rika
Hopper, kortom een interessant nummer met
een slotartikel van den redacteur Bob Geraerds
over Pirandello die den nobelprijs won.
De reddingboot.... Slechts zij kunnen de
waarde van een goed reddingwezen ten
volle begrijpen, die zelf eens in een don
keren stormnacht met 'n schoener of een kust
vaarder op een der banken zijn geslagen, die de
Hollandsche kust onveilig maken. Wanneer het
land in zicht, maar onbereikbaar is, wanneer
de kokende golven het weerlooze schip beuken,
dan kijkt men verlangend uit naar de lichten
van een reddingboot, die zich door de branding
waagt om het veege lijf der schipbreukelingen
te redden.
Opdat het reddingwezen paraat zij, moet er
voortdurend door de bemanningen met het
materieel geoefend worden. En bij ons bezoek
aan Ameland, waarvan wij in een vorig artikel
verhaalden, hadden wij gelegenheid een paar
oefentochten bij te wonen.
De Noord- en Zuid-Hollandsche Redding
maatschappij heeft langs de geheele kust van
Holland en Friesland en op de wadden-eilanden
haar stations liggen. Voor grof werk stran
dingen op de zandbanken en bij erg ruw weer
zijn er tien motorreddingbooten, voor onge
lukken dicht onder de kust en bij betrekkelijk
kalme zee doen de roeireddingbooten dienst.
Van deze roeibooten zijn er twee gestationneerd
op Ameland: één te Nes en één te Hollum, maar
er is slechts één bemanning. Die zou den ver
jaardag van den ouden Jacob E. waardig in
zetten door op den vooravond' een oefening
met de reddingboot van Hollum te houden.
Wij hebben de boot door Hollum zien rijden,
met twee paarden er voor en een onafzienbaren
stoet eilanders er achter aan. De menschen
van Ameland zijn n.l. niet verwend op het ge
bied van openbare vermakelijkheden en het
uitrukken van de reddingploeg is een gebeur
tenis, die men niet graag mist. Het is dan ook
een groote eer om tot de uitverkorenen te be-
hooren, maar tegenwoordig klagen de Amelan
ders, dat er zoo weinig meer te redden valt. Op
Terschelling is de „Brandaris" en te Oostma-
horn de „Insulinde" gestationneerd, beide mo
torreddingbooten, die er als regel eerder bij zijn
dan de roeiersploeg van Ameland, wanneer er
iets te doen is. Ze voelen op Ameland die mo
torreddingbooten als een soort oneerlijke con
currentie en ze zouden liefst weer terug gaan
naar den goeden ouden tijd, toen die zeeschui
mers er nog niet waren.
Op het strand aan de westzijde van het eiland
werden nog eenige paarden voor de boot ge
spannen en met een bespanning van tien ging
het langs de zee naar de plek waar de oefening
zou plaats hebben. Onder veel gejuich van de
bevolking klommen de redders in de boot, de
wagen werd toen achterste-voren zee in gere
den en met een vaartje liep de boot var. den
wagen het water in, waar zij terstond vlot was.
De bemanning heeft toen een halfuurtje het
spelevaren op 'de Waddenzee beoefend, want het
was zacht weer met bijna geen wind. Vanaf een
duin in de nabijheid scheen een felle licht
bundel op de golven om hen bij te lichten: dat
was het zoeklicht, waarmee de voorname red
dingstations zijn uitgerust. Draagbare instru
menten, bestaande uit een schijnwerper op
drievoet en een dynamo, die door twee man
door middel van een versnelling kan worden
aangedreven. Speciaal de illuminatie viel zeer
in den smaak van de Holla/.dsche jeugd, die op
het strand verzameld was ter aanschouwing
van de manoeuvres van schipper Harmen Vis
ser met zijn roeiers.
Voor den volgenden dag had de heer H. Th.
de Rooy aan de twee motorreddingbooten
Brandaris en Insulinde order gegeven om op
de reede van Ameland aanwezig te zijn. Na de
gedenkwaardige huldiging van den honderd
jarigen Amelander bestegen wij een boerenkar,
waarop wij als prinsen door het in vlaggentooi
gestoken dorp zijn gereden. De twee motor
booten lagen gereed, alleen kostte het ons
eenige moeite om aan boord te komen zonder
natte voeten op te loopen. Met behulp van den
afgespannen boerenkar gelukte het ten slotte
en weldra voeren wij aan boord van de Insu
linde full speed het Borndiep uit, naar de open
zee. Achter ons zagen wij de duinenrij van
Amelands westhoek, wier schoonheid door de
aanwezigheid van een menigte zomerhuisjes nu
niet bepaald verhoogd wordt. Vóór het Born
diep ligt een uitgestrekte zandbank, het Born-
rif, waarop al heel wat schepen zijn vastgeloo-
pen. Twee schepen, die daar in den afgeloopen
winter zijn vergaan, zitten er nog vast en de
masten der wrakken steken als waarschu
wende bakens boven de golven uit. Het Bornrif
ligt juist op de grens van het terrein, dat door
de „Brandaris" en dat wat door de „Insulin
de" wordt bestreken. Als op het Bornrif een
schip strandt, probeert ieder der motorredding
booten de ander vóór te zijn. Een gezonde
wedijver, als het maar niet zoo ver komt, dat
ze op het Bornrif nog eens aan het bakkeleien
slaan alvorens de menschen van het wrak te
halen.
Weldra zagen we aan den horizon een witte
streep: de branding. Daar ging het heen en
lustig dansten „Insulinde" en „Brandaris" op
de golven. Het was Noord-Oostenwind gewor
den en er stond nogal wat zee. In elk geval
zooveel zee, dat we ons met beide handen
moesten vasthouden om staande te kunnen
blijven.
Toen we in volle zee waren, gaf de heer de
Rooy aan de Brandaris opdracht om voor an
ker te komen. De communicatie tusschen de
schepen is zeer eenvoudig, want alle motor
reddingbooten hebben een ontvang- en een
zendinrichting voor draadlooze telefonie aan
boord, zoodat ze tijdens de vaart met elkaar
en met de kuststations verbinding kunnen hou
den. Van de romantiek gaat op deze wijze wel
iets verloren, maar de techniek komt zoowel
aan de redders als aan de schipbreukelingen
ten goede.
Nu gingen we spelen, dat de „Brandaris" een
wrak was, en de „Insulinde" begon de oefening
met olie op de golven te stortep. De olie neemt
de windkoppen van de golven weg de deining
blijft en kan zoo het reddingswerk verge
makkelijken. Vijf blikken olie werden boven-
strooms van de „Brandaris" in zee geworpen,
en de opborrelende olie vormde weldra rondom
de voor anker liggende boot een groote olievlek.
Deze methode heeft het voordeel boven het uit
gieten van de olie op het wateroppervlak, dat
de olie een half uur lang blijft opborrelen en
de kunstmatige kalmte dus eenigen tijd blijft
bestaan.
Een tweede oefening werd gehouden met het
vuurpijl-pistool. Een lang pistool werd te voor
schijn gehaald en dat geladen met een soort
raket, waaraan een lijn bevestigd is. De patroon
daarachter dient alleen om een aanvangssnel-
heid te geven en de raket te ontsteken. Deze
drijft dan verder zichzelf voort. Het eerste
schot was recht op de „Brandaris" gericht:
sissend ging de vuurpijl de lucht in, maar door
den wind kwam hij een flink eind achter het
schip terecht. De lijn weer binnenhalen en nog
eens schieten. Een tweede schot viel beter en
kwam vlak voor de boeg van de „Brandaris"
terecht. Hiermee was de oefening beëindigd.
De „Brandaris" werd bedankt en de Insulinde
stevende Oostwaarts, naar Oostmahorn. waar
wij gaarne binnen drie uru wilden zijn om de
trein van Leeuwarden via Stavoren naar Am
sterdam te kunnen halen. De „Insulinde" deed
zijn best en we hebben het gehaald, maar het
viel niet mee tegen de golven in, die nu en
dan onze motorboot harde opdoffers verkoch
ten. Nu en dan ging het schip met den neus in
de golven en kregen wij aan boord een gratis
zoutwater-douche. Prachtige schepen, die mo
torreddingbooten. Als de zee te ruw is, kunnen
zij hermetisch worden afgesloten en dan van
binnen uit bestuurd worden, als een onderzee
boot. Een vernuftige installatie maakt dat de
boot, wanneer zij mocht omslaan, na twee mi
nuten weer recht ligt.
Tusschen Ameland en Schiermonnikoog ligt
een zandplaat:: Engelmansplaat, die bij vloed
geheel onder loopt. De Reddingmaatschappij
heeft daar ten behoeve van schipbreukelingen
een paalwoning gebouwd, waarin zij alles kun
nen vinden wat een schipbreukeling maar op
zijn verlanglijstje kan zetten: scheepsbescnuit,
drinkwater, koffie, een kacheltje en voor tegen
den tijd, dat de Robinsonade begint te ver
velen, een telefoontje met een lijn naar Oost
mahorn. Wij voeren voorbij Engelsmanplaat,
het Friesche gat in, en kwamen weldra in rus
tiger water, zoodat het mogelijk werd, thee te
zetten aan boord. Al varende riep de heer De
Rooy Oostmahorn aan om een auto te bestel
len. De avond viel reeds, toen we het geEbcht
aan den Noord-Oosthoek van Friesland voor ons
zagen liggen. Dat was het einde van onzen
tocht. De bestelde auto stond op den dijk ge
reed en dank zij de draadlooze telefoon van de
Insulinde hadden wij een schitterende door
verbinding van het Bornrif naar Amsterdam.
Nog een enkel woord over de reddingmaat
schappij. Zij is een particuliere instelling en
geniet geen subsidie. Het materieel wordt on
derhouden, het personeel gesalarieerd uit de
contributies van de leden en giften van parti
culieren. Als zeevarend land hebben wij ook
met ons reddingwezen een naam op te houden.
En, lezer, wanneer ge eens iets te missen hebt,
laat dan op een stormachtigen winteravond uw
gedachten eens wegdrijven, de duisternis in,
voorbij Hollands kust, naar de schepelingen,
die met alle macht kampen tegen ontketende
elementen, en dan zal het u gemakkelijk vallen
een gift te schenken aan de instelling, die
thans 110 jaar bestaat en in dien tijd aan 5655
menschen het leven gered heeft, de Noord- en
Zuid-Hollandsche reddingmaatschappij.
|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiims
1 Dr. H. COLIJN
De Telegraaf: de man van DE GUL
DEN;
Het Volk: knijpt, zoolang de arbei
der nog een druppel bloed in z'n body
heeft;
De Standaardde sterke man;
Volk en Vaderlandvliegenmepper;
De Tijd: roeit met de riemen, die
hij heeft, maar kan niet zeilen.
Van de vele inzendingen, die wij op
onze nieuwe prijsvraag ontvingen werd
aan de bovenstaande karakteristiek, inge
zonden door den heer P. Hoonhout, Hoo
gereinde 43, Ouderkerk aan den Amstel,
de prijs van 2AO toegekend.
Verschenen is het Voorloopig Verslag van de
commissie van rapporteurs uit de Eerste Ka
mer over het wetsontwerp tot regeling van den
invoer van veekoeken.
Blijkens dit verslag verklaarden enkele leden
met genoegen te hebben geconstateerd, dat de
prijsverhoogende invloed, die aanvankelijk bij
de invoering van deze contingenteering duide
lijk viel waar te nemen later voor een bevre
digend prijsverloop heeft plaats gemaakt.
Zij vertrouwden, dat de invoer voortaan zoo
zou worden geregeld, dat de prijzen van vee
koeken niet zullen stijgen boven die, welke in
het buitenland gelden, verhoogd met de thans
bestaande monopolie-heffing.
In den kunsthandel Santee Landweer, Kei
zersgracht 463 te Amsterdam werd gisterenmid
dag te half drie geopend een ten
toonstelling van schilderijen van Stefaan Cou-
wenberg en van houtgravures van W. J. R. Ro
zendaal. Deze expositie blijft geopend tot 14
December as.
1 Welken bekenden Nederlander heeft I
de caricaturist thans hierboven in
beeld gebracht en waardoor werd hij
1 bekend?
Aan den lezer, die ons in ten hoog- 1
ste vijftig woorden, naar het oordeel
van onze redactie, de pakkendste ka- I
rakteristiek geeft van den hierboven 1
afgebeelden landgenoot zal een prijs
van 2.50 worden toegekend.
Inzendingen tot Woensdagavond a.s.
aan ons redactiebureau onder het motto
Karakteristiek".
Ellllllllllllllllllllllllll||l|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||„,„|„„m|j!
Heden wordt in den kunsth. Frans Buff a en
Zonen, Kalverstraat 39 te Amsterdam, een ten
toonstelling geopend van nieuwe werken, door
den schilder Jan Gregoire. De expositie blijft
geopend tot 15 December.
AMSTERDAM. Geslaagd de heeren J. H. J. ran
Engelshove, Maastricht en de dames T. Jacob#,
Goes en A. T. de Looze, Kapelle by Goes.
DEN HAAG. Geslaagd mej. H. M. Overbeek.
DEN HAAG. Geslaagd de heer J. v. d. Weg.
Haarlem. De examens zijn afgeloopen.
ULVENHOUT, 20 Nov. 1934.
Menier,
As ik van den avond ga ver
tellen, 'k schrijf m'n briefkes al-
tij 's avonds bij de plattebuisin
deuzen tijd, maar as ik dan verhalen ga, dan
krinkelt er zoo van alles deur mijnen kop,
waant m'n ptpke kneppert deur de stilte van
den huis, dat op den oogenblik heelegaar afge
sloten leet van den guren buiten, waar al 'nen
heelen dag 'nen blaauwen mist schemert over
de „kleine" weareld.
't Is nou, of de stilte van den Novemberschen
buiten as 'n pak watten teugen ons huiske zit
geplakt. De stèèrtklok tikt as 'n venijnig, ijzer
hamerke de stilte aan stukskes. Nou en dan
valt met veul lawijt 'nen brok sintels uit den
looster van de plattebuis, in den sintelbak. Alle
geluidekens lijken versterkt hierbinnen 'k Hèur
Trui en Blek, m'nen goeien hond, asemen. Trui
over heuren breikous, of zit ze te stoppen?
Blek onder de schouw, waar de wind uit z'n
neusgaten 'n schoon plekske geblazen hee, op
de zaanderige plavuizen.
Ja, 't is stillekes alom En in zo'nen dikken
stilte, die ge as 't ware snijen kunt, daar staan
dc herinderingen en de gedachten zóó klèèr in
oewen kop, da ge bekaanst nie wit, welk ge
dacht ge vastpakken zult veur oew vertessel.
'k Heb lust van den avond m'n tiepekens
efkens los te laten, 'k Wouw eerst geschreven
hebben over Aantje Kloppers, de mannen-
haatster. De teugenstelling van Rosse Mieneke.
mevr. Jochems, van verlejen week. die as kind
al te boek stond op schuttingen en stalmuren
as: „Mieneke de jongensgek,"
Maar "k heb van den mer
gen toevallig woorden ge' ad,
mee Aant en afijn, 'k zou nie
heelegaar eerlijk zijn, as ik
Aantje's doopceel lichtte. Ge
kunt in zo'n geval nie heele
gaar eerlijk zijn, want as
ge iets goed bekijken wilt,
dan mot ge 'r nie mee oew neus boven op gaar.
staan. Dan ziede gij maar 'n klein deel van
't „ding" en ge mot 't heelegaar overzien,
veural as 't „ding" toevallig 'nen mensch is, 't
ingewikkeldste stuk op de weareld, waant On-
zenlievenheer hee-t-er zelfs twee van motten
maken om éen geheel te krijgen!
Man en Vrouw samen, vurmen pas volmok:
éénen mensch. Vandaar da-d-Aantje Kloppers
zo'n lastig merakel is, waant ge verstaat wel:
'n mannenhaatsterke is alleenig!
Witte gij wa 'k nooit goed van heur kan uit
staan?
Da ze altij veul meer belaankstelling hee
veur m'nen hond, dan veur mijn boske. Dré III,
as ie bij m'nen groentenwagel is.
Aant hee de pee aan kinders, aan groote
menschen, afijn, aan iedereen en ze leeft al
leen veur de dieren.
Ik heb altij zoo 't gedacht, dat da komt om
dat die stomme dieren onder heur appèl staan!
Ze is er heelegaar baas over. Waant dat Aant
in heuren tijd d'r bestemming falikaant mis-
geloopen is, da komt, orr.da ze te veul prots
had!
Maar van den mergen mokte ze 't zoo
bont
't Begon mee 'n aarigheidje. Ik ga altij van
't staandpunt uit, verstade gij, om zulke wef-
kens zoo maar laanks oew neus weg te gra
zen te nemen. Nie serieus te nemen.
En dat hee ze in de gaten gekregen dieën
spinnekop!
„Wel Aant." zee ik van den mergen: „wa
zal 't zijn, vandaag?"
„Slaai," zee ze.
„Slaai, amico, in deuzen tijd! Ge mot wel
'nen smaak hebben as 'nen geit, om in den
winterdag slaai te kunnen verstouwen! M'n ge
zicht trok onwillekeurig naar „zuur," as ze 't
woord „slaai" kommandeerde. En dan mot ge
weten, da 'k sjuust 'n uurke gelejen aan Trui
'n benneke van m'nen schoonste Berdasche
sprutjes had gegeven veur ons middagpotje,
mee de bodschap erbij: „en braait daar 'n paar
sappige kermenaaikes bij, Toeteloeris." Amico,
da 's zo'n smakelijk middagpotje in deuzen tijd.
'n Schaal èèrpels, blommers as vüsten dèèr!
'n pan bruine, vette saus, die zoo smakelijk in
die blommige eigenheimers kan trekken, dat 't
water in oewen mond komt te staan en dan
die malsche sprutjes, die pruuven naar t
veld! Ollee, en dan aan oew klaantjes 'nen
krop van dieën harden, zuren slaai verkoopen.
'tis gewonweg miskenning van oewen
akker!
„Wa trekte 'n zure smoel?" kwekte Aant:
„kan 't jou wa schillen wa k eet!"
„Ge zijt abuis, Aant," loog ik: ,,'t water kwam
in m'n taanden, toen gij slaai" zee." (Nou, da
was waar, amico, waant ik vuulde den azijn
mijnen mond al verschralen).
En om t heelegaar goed te maken bij da zure
frommes. zee ik er bovenop: „en ge wordt er
zoo buitengewoon mooi van, Aant, van raauwe
slaai in 't zuur."
„Motte gij mijn hebben," scheerde ze terug.
„God beware me," docht ik en ik zee„nouw
Aantje, as Trui er nie was
Ja, amico, ge mot wè, doen, om oew klaan
tjes te gerieven en te houwen! „Ik ginnen vent
om me henen," zee Aant parmaantig, onder-
tusschen da 'k 'n schappelijk kropke slaai uit
zocht. „Da bocht is allemaal krek gelijk."
Da gong me te ver. 'k Smeet 't mooie krupke
terug en lee 'n hardgruun, taai dingske er veur
in de plek in m'n benneke. En 'k zee- „witte
gij Aantje, welken kearel ik altij nog felici-
teeren mot?"
„Nouw!"
„D'n dieën, die mee jou 't huwelijssgeluk
misgeloopen heel"
„Vrek," zee Aant en ze donderde de deur
dicht.
Daar sting ik, mee m'n benneke veur de ge
sloten deur. 't Was sjuust of Annek-j Maan
plotselinks achter 'nen wolk verdwenen was.
Sjuust as ik da docht en zochtjes lachte, dee
ze 't raamke van de deur open. D'n scherpe
punt van heur neus kwam deur 't tralie-
werkske gestoken, as d'n bek van 'nen pape
gaai. „En ge hoeft nie meer laanks te komen,"
snaauwde ze. „Ge zijt net zo'n stuk ongeluk as
de rest." Bens! 't Raamke dicht. D'n klap
echoode deur de stille straat.
Ik ben dus vandaag 'n klaantje verloren en
nog, zoo in de stilte van deuzen avond, heur ik
da raamke dichtslaan. Telkens harder. En as ik
maar efkens m'n oogen dichtknijp, om 's sma
kelijk aan m'n pepke te zuigen, dan zie ik weer
dieën neuspunt deur da traliewerkske steken.
En dieën punt wordt ok al hoe laanger hoe
grooter in m'n verbeeldig. 't Is al sjuust d'n
koperen tuit van m'n pomp in 't achterhuis
Onderweuge, mee 't naar huis gaan, coen
docht ik zoo: 'k zal maar niks aan Trui zeg
gen. Ten eerste zullen we over dieën „slag"
van 'n klantje van 'n paar kwartjes in de
week wel henen komen en ten tweede is 't
zure merakel gin woord meer wèèrd. Daar
komt bij: Trui is elk klaantje aan d'r nart ge
wassen, dus om alles te veurkomen Ge
zijt ok getrouwd, dus ge wit....
Maar 't eerste, as ik thuiskwam, was: „Zeg,
wat hedde gij uitgespookt bij Aant Kloppers?"
Hèè," zee ik.
En onwillekeurig kreeg ik 'n gevoel as 'nen
jongen, die op school d'n meester geplaagd hee,
wa thuis bekend geworren is.
'k Wier toen veur 't eerst echt kwaad op die
papegaaienkokkerd, maar ik rook de kerme
naaikes en de spruiten en 'k docht: laat ik nou
ssteblieft mijnen eetlust nie verknoeien!
't Is vrimd, zoo as bij 'nen mensch dikkeis
defrente gedachten tegelijk deur zijnen kop
kunnen woelen.
„Ze is hier gewist," zee Trui streng.
Streng, ja! Da's 't goeie woord.
Da was me nog nooit gebeurd. In al die vir-
tig jaren nie, van m'nen groentenwagel.
„Is da serpent hier gewiest....?"
vroeg ik verbouwereerd.
„Ja! We krege nog zeventien centen van d'r
van 'nen kilo èèrpels en...."
„En 'n zooike suikerei-slaai" vulde-n-ik aan.
„Sjuust. Die zeuventien centen is ze pront
komen brengen mee de bodschap da ze jouw,
stuk onbeschoftheid, nie meer aan heur deur
wil hebben!"
„Wel sodetjuu," viel uit m'nen mond.
„En nouw vraag ik m'n eigen al die uren al
af, wa gij veur onbeschoftheden hebt uitge
haald. Hebt g' oew fatsoen nie kunnen bewa
ren? Zoo as giesterenavond....?"
Amico, 'k wier gewoonweg veur Peer Snot
gezet. Wat had dieën Spinnekop kostelijk wraak
genomen....!
„Trui," zee ik: „ik wil m'n maaltje nie be
derven. Eerst maar 's eten, dan ga 'k oe de
geschiedenis vertellen, die 'k mee dan stekels-
verken g'ad heb."
„Neeë, eerst!" zee Trui. „aanders verzinde
onder den eten maar allerhaande smoesjes. En
de waarheid wil 'k weten!"
In gin tijen ben ik zoo giftig gewiest zeg. Ik
zat daar gevangen tusschen twee wijven, om 'n
dingske-van-niks en m'n goeie eten stond koud
te worren! En as ge zo'nen dag van 'smergeno
achten, tot 's middags bij drieën, deur zo'nen
Novemberschen mistdag getrokken zijt, mee 'n
zwaren wagel, sodepin, dan kunde zo'nen trek
hebben in 'n steuvig maal eten. ee!
'k Heb Trui gin aantwoord gegeven, ben aan
geschoven en heb zonder smaak m'n maaltje
deurgeslikt.
„Dus ge vertel 't nie?"
„As ik lust heb!"
„Dan zal 'k er 't mijne maar van denken!"
Toen hè ik op tafel geslagen.
En mee da 'k 't dee, doch ik: „da moest nouw
Aant Spinnekop 's zien, wa zou ze 'n plazier
hebben, die ekster!"
En omda 'k m'n eigen zo 'nen stommeling
vond, wier ik nog kwaaier.
Afijn!
Ditte wil ik er maar mee zeggen: ieveraans
waar zulke soort van verzuurde wefkes binnen
komen, daar zetten ze den boel op stelten.
'n Eigen broer hee haar indertijd buiten z'n
deur gezet. D'n dokter had gezeed teugen 'nr
„as ge dat wefke nie buitensteekt, dan wordt
oew vrouw zenuwziekl"
'n Half uur later stond Aant Kloppers gepakt
en gezakt op de stoep.
En wa zee ze later teugen me?
„M'n broer is 'nen besten mensch, maar da
wijf van 'm, da 's zoo lui, da's zoo vuil, da 'k
er gin uur laanger in huis wou zijn. Maar ik
zal z'n oogen nog wel 's openmaken!"
Heur roeping was t toen, om 't huwelijk van
heur broer deur de wèèr te sturen. Ze werkt er
nóg aan. Eéns in de week vroeg ze: en hoe
maak 't m'n vuile plonske van 'n schoonzuske.
Is onzen Willem ze nog nie moei?"
Ze bidt ok. Werendig! Ze is iederen mergen
pront in de kerk. Maar daar is op de heele
waereld ginnen pastoor, die veur z'n roeping
deugt, volgens Aant.
„Nooit komen ze heur 's bezoeken" klaagt ze
en gij zult nou wel begrijpen, amico, da menier
pastoor wel wa beters te doen hee, dan de
schandaalkroniek van Aant af te lusteren over
de buurt, de familie en de parochianen!
Maar hoe deus wefke 't aanlegt, om heur
eigen te rechtvèèrdigen in d' oogen van Onzen-
lievenheer, 'tis mij 'n raadsel. En gekke,
idiote menschen, die thuis onaangenaamheden
maken mee malkaar om zo'nen weerborstel as
da-d-Aantje Kloppers, lijk ik van den middag
gedaan heb.
Ik begost nie veur niks te vertellen dat 't hier
zoo stillekes was in den huis....
De stilte na den sturm. amico!
Trui wit nou alles en 'kgeleuf, da ze boven
heuren rok zit te verzinnen hoe ze dat Aantje
't in zal peperen. Nou dan is 't in goeie
haandenWefkens kunnen malkaar beter
aan, dan wij, kearels!
Ondertusschen hedde toch 'n gèèf portretje
van Aant Kloppers, die de druiven liet zuur
worden.
Trui vraagt sjuust „hoe zit 't, Dré?" en
k zal er dus maar af gaan scheiën. Ze hebben
Trui vandaag al genogt geplaagd.
Amico, ontvaang veul groeten van m'nen
Toeteloeris er. as altij gin horke minder van
cewen.
toet a voe
DRÊ