Jid vetfiaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Ridders van de droeve figuur GEEN SPRAKE VAN! NEIL LYNDON ONTSNAPT NA DE REVOLUTIE IN 1918 IN AANTOCHT MEER STILTE JA ZEKER.... 0 OOK! MAANDAG 26 NOVEMBER 1934 Het gif van de revolutie-literaten doordrenkte alles en allen en oefende een zeer heillioozen invloed uit Persvrijheid werd een karikatuur Bioscopen in Rusland Gearresteerde „koning" t«T- iiiiiiii Notatie van piano improvisaties Kranige daad van een 15-jarigen jongen Schatten op den zee bodem Kevelaer als bedevaart plaats derder...""vertel \De broer van Relletjes te Praag Eerste hulp in Zweden AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES Elke revolutie brengt soorten van individuen omhoog, die voor haar uitbreken als doel- looze wezens, als ontwrichte wrakken rond zwierven en rondzwalkten. Zij komen meestal uit den uithoek der literatuur. Mislukte «lichters. Dikwijls vol talent, begenadigd soms met de vonk van het genie. Maar lui, zinnelijk, drankzuchtig. De literaat is de would be-aestheticus der revolutie, de aesthe- tische politicus, die van sensaties leeft, de wor- tellooze, de eeuwig on-affe, de fanaticus zij, die niet meer jong zijn, zijn de ergsten de fanaticus van den „geest", die in de voor hem zoo heerlijke dagen van revolutie tot criticaster wordt van de omwenteling, die hij zelf hielp voorbereiden, voor wien een revolutie altijd een mislukking is, omdat zij hem niet ver genoeg gaat, omdat zij, na haar stabilisatie, juist zijn on gebreideldheid intoomt. De literaat is bij alle revoluties het element van vernietiging tot het Uiterste. Tijdens de Novemberrevolutie in Duitschland ontwikkelde de anarchistische li teraat zich direct tot Spartacus-snob. Hij werd van meet aan de wegbereider voor Hitier, omdat de republiek, die uit de Duitsche revolutie voortkwam, in haar zwakheid en willoosheid den luguberen leteraat maar liet voortwoekeren. De republiek had direct dit type aan den schand paal moeten slaan, dit trieste type, dat te allen tijde in alle landen niets anders is dan een gevaarlijke nar, een tafelschuimer, die de armoede van zijn ziel, zijn gebrek aan natuur, zijn zwakte en eeuwige onvruchtbaarheid achter marktgeschreeuw, pose, radikalisme en achter kunstmatige uitspattingen van zijn grooten mond en corrupte pen verbergt. Een zwendelaar, die in het gunstigste geval zich zelf, maar in ieder geval zijn medemenschen bedriegt en steeds méér geeft dan hij heeft. Opbouwen vermag hij niet; hij vernietigt alles, wat hij kan. Niets is zeker voor zijn vuile vingers, zijn grenzenloos egoïsme, zijn ijdelheid en zijn grootheidswaan zin, die in waarheid het knagend bewustzijn van zijn minderwaardigheid verdooven moet. De troebelste wateren zijn voor hem een genot. Daar kan hij goed in visschen. Iedere soort van verwarring lokt hem onweerstaanbaar aan; hij móét haar grooter maken. Hij haat alle orde, want daarin kon hij niet groeien. Voor zijn eigen ongaarheid maakt hij nooit zich zelf, maar al tijd de omstandigheden verantwoordelijk. Voor alles, wat hij eigenlijk in zich zelf haat, wreekt hij zich aan de buitenwereld. Hij is de geboren nijdas, alle druiven, die hoog hangen, zijn hem te zuur. Hij is het allerellendigst product der van hartstochten kokende wereldstad. Hij groeit op uit de algemeene overspanning en moeheid. Het ging in Duitschland als overal elders. Maar erger, feller, decadenter, anarchistischer. Al het kwade, dat in den Duitschen aard lag verborgen, dook in hem op, werd in hem vleesch en bloed, werd levenselement in den - „gees't"- snqb. Hij verbond zich met alle onverwerkte vermengingen van het Duitsche wezen: met Sla vische mateloosheid en ijdelheid, met Keltische leugenachtigheid en wreedheid en met Ghetto- iiaat, vooral met dit laatste vreeselijke element, want de revolutie-literaat in Duitschland was voor 99 procent semiet van komaf. München Heeft tijdens de radenrepubliek de heeren in „Reinkultur" leeren kennen, de Mühsam's, de Toller's, de Levin's, de Theobald Tiger's en do- Eijnen anderen en ook het Hongarije van Bela ECun heeft van hen kunnen genieten. Als dema gogen en samenzweerders staken zij, de van huis uit aartslafaards, niet slechts zich zelf, maar het geheele volk en zijn toekomst in brand om een vuurwerk te kunnen afsteken ter omstra ling van hun hoogheerlijk en enorm-gewichtig ik. Alle revoluties schiepen zulke jammerlijke ridders van de droeve figuur. De Duitsche in overdreven getale, zooals alles in Duitschland, in geluk en ongeluk, min of meer overdreven is. En deze literaten oefenden grooten en heil- loozen invloed uit op het „vrije" volk. Als ver giftigde paddestoelen waren hun blaadjes, waar in zij tegelijk met hun „ik" hun vunzen haat op de openbare markt droegen, uit den zieken moerasgrond der revolutie omhooggeschoten. Op de hoeken der straten, vooral als het nachtvolk uit zijn holen opdaagde, werd dat gif te koop geboden. En het werd gekocht. De persvrijheid was tot een karikatuur afgezakt. Wat die schrijvende literaten in hun café „Grössenwahn", Kurfürstendamm hoek Joa chims Talerstrasse (nu verdwenen) aan hun ta feltjes bij elkaar droomden uit duivelsche. door drank verhitte fantasieën en dan waagden te laten drukken, was hemeltergend. Zij overtrof fen elkaar in cynisme en perversiteit en porno grafie. Tegen het verbranden in het openbaar van deze producten door Minister Goebbels was waarachtig niets in te brengen. Hoe groot de omvang van dit helsch bedrijf was, blijkt uit hetgeen een Nederlandsch journalist schreef, die dezer dagen het Rijksboekhuis te Leipzig bezocht: „Onbescheiden als Journalisten nu eenmaal zijn, stelden wij den directeur de vraag: Zijn de door de nationaal-socialisten verboden boeken ook verwijderd en verbrand? Hij lachte eventjes. Geheimzinnig nam hij een bosje sleu tels ter hand enopende de „gift"-kasten, die onder zijn persoonlijke hoede stonden. Daar lagen zij alle, de verboden boeken, goed be waard, mooi geclassificeerd, opdat het nage slacht zal kunnen weten, welke lectuur in Duitschland werd verwijderd. Het waren vele, zeer vele werken. Al was het dan ook slechts een druppel in de hier aan wezige boekenzee. Politiek was in de „giftkastjes" niet veel te vinden. Wetenschappelijke lectuur scheen er nog minder bij te zijn. Ook de bellettrie had hier niet de overhand. De meerderheid bestond uit pornografie. En van wat wij daar zagen, kre gen wij walging. Wij meenden niet bepaald groen te zijn. Toch hadden wij ons niet kun nen voorstellen, dat er zoo'n bloeiende porno grafische uitgeverij in Duitschland had be staan." Tijdens de heilloos-zwakke republiek van Wei- mar gingen die volksbedervers, die sinistere ge zellen en mephistofelische scribenten vrij uit en ongehinderd hun gang en vulden hun zakken met hun in corruptie verdienden mammon, want die allervuilste rommel, de vergiftigste vrucht der omwenteling en ineenstorting, was lucra tief. En daarom alleen is het tenslotte allen re volutieliteraten te doen! Een ijzeren bezem was noodig geweest, om dit schuim op te ruimen. Revoluties plegen meestal zulk een bezem niet te bezitten of kunnen en durven zulk een bezem niet hanteeren. De Duitsche revolutie heelemaal niet. Het literatengif doordrenkte ondertusschen alles en allen. Het rood der revolutie werd een heilloos vuur. Het louterde niet, het verbrandde. En zoo werd de toestand van het Duitsche volk altijd somberder, want het miste de kracht Mephistofeles van zich af te schudden. Van het vers van Geibel: „Und es mag am deutschen Wesen Einmal noch die Welt genesen" was niets overgebleven. De literaat had het tot bittere ironie gemaakt zelfs voor Duitschers. De revolutie-literaat is thans uit Duitschland verdwenen. De nazi's maakten schoon schip met hen. Een goede kant van het Hitlerisme. De Mühsam's en bondgenooten eindigden in concentratiekampen of in de verbanning. De verbannenen maken thans andere landen ook de Nederlanden gelukkig. Volgens de jongste officieele opgave zijn er thans in de Sovjet Unie 24.700 bioscopen. Voor de Sovjet-revolutie waren er in geheel Rusland slechts 1045 bioscopen. De zoogenaamde koning Boris I van Andorra, alias Boris Eskossireff, is bij het overschrijden van de Portugeesche grens gearresteerd. Het bleek dat hij geen papieren bij zich had. In Juli van dit jaar was Boris Eskossireff naar Andorra gekomen en verklaarde hij den oorlog aan de co-prinzen. Volgens zijn bewe ring had hij 600 man gereed om Andorra bin nen te rukken en zijn eisch naar den troon te ondersteunen. Aanvankelijk nam niemand hem au serieux, doch toen hij voortging met het uitvaardigen van zoogenaamde proclamaties aan zijn volk, grepen de autoriteiten in en werd hij ge arresteerd. Later werd hij vrijgelaten en begaf zich naar Spanje, waar hij evenwel werd uitgewezen. ji Mi''j lihHI MÉ Nu komt er rustl Nu zijn over» bodige geluidssignalen verboden (f75.— boeteI). 't Werd tijd: ze toeterden er maar op losl Wie. .7 Een piano-fabrikant te Liegnitz, Franz Lichr, heeft een piano geconstrueerd, die verbonden is aan een schrijfmachine en bij het spelen no teert welke toetsen zijn aangeslagen. Het nieu we instrument kan van groote beteekenis zijn voor componisten, temeer waar met behulp daarvan elke improvisatie kan wórden geno teerd. Er bestaan reeds eenige „muziek-dic- taat-machines", doch deze hebben alle ver schillende gebreken, dis bij de nieuwe uitvin ding zijn opgeheven. In de omgeving van Borlange in Zweden hebben twee vijftienjarige jongens een moeilijk avontuur meegemaakt. Zij waren diep de bos- schen ingegaan en hadden hun geweren mee genomen, om vogels te schieten. Op een gege ven oogenblik ging het geweer, dat door den achteraanloopenden jongen werd gedragen, plot seling per ongeluk af, waardoor de ander in het been werd geschoten. Hij was ernstig ge wond en bloedde overvloedig. Nadat hij een tijdelijk verband had aangebracht, droeg zijn vriend hem over een afstand van bijna vier kilometer op zijn rug door het bosch met zijn oneffen en moeilijk begaanbare paden. Na ver scheidene uren bereikten de beide jongens hun dorp. Zij waren beiden uitgeput, de gewonde door pijn en bloedverlies en de ander door de bijna bovenmenschelijke inspanning. De ge wonde jongen werd onmiddellijk naar een zie kenhuis gebracht en hoewel zijn toestand nog ernstig is, hoopt men hem in het leven te be houden. jiiiniiiliiilill iiiiiiiiiiiiiiuu Na de huldiging der TJiver Hoeft warempel niet getreurd, Want na deze feestvertooning Krijgt Sint Nicolaas een beurt! 't Volk beweegt zich al reeds drukker Door de straten van de stad Om te kijken, te genieten En te koopen dit of dat. Keurig is de nieuwe koopwaar In de winkels uitgestald, Ieder hoopt, dat op zijn waren Ruimschoots weer de keuze valt. Voor de kind'ren, voor de grooten En ook voor daar tusschen in, Want St Nic'laas geeft natuurlijk Aan een ieder graag z'n zin! Transparanten en reclame, 1 Fijn of kleurenrijk getint, 1 wijzen u op de traditie 1 i Van den steeds goedgeefschen Sint! f 1 Want St. Nic'laas is in aantocht En zijn aankomst wordt verwacht 1 Met misschien nog grooter spanning Dan de Uiver heeft gebracht! Én 't succes is thans gelegen i In een aangenaam record: Of er dit jaar door St. Nic'laas Ooed en gul.... gegeven wordt! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) in llllllllll llllllllllllllllllllilllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllilllllllllB honderd vijftig jaren geleden op de East rivier gezonken Britsche oorlogsfregat „Hussar" moet bevinden, Er zijn reeds verschillende mislukte pogingen gedaan om het wrak, dat tusschen Manhattan en Long Island moet liggen, te ontdekken. Thans zal een duiker op den bodem der rivier, op een punt dat bekend is als de „Poort der H°l", de hiervoor speciaal gebouwde onder zeeër door een deur verlaten. Door middel van samengeperste lucht wordt het water belet binnen te dringen. Aan de oppervlakte zal het duikbootmoeder schip gereed liggen om op elk gewenscht oogen blik hulp te kunnen bieden. Volgens een bericht uit New York zal men binnenkort met behulp van een speciaal ont worpen duikboot een poging doen om de hoe veelheid gouden munten, ter waarde van 600.000 pond sterling te bergen, die zich in het Ofschoon het aantal buitenlandsche pelgrims dat dit jaar een bezoek aan Kevelaer bracht, veel minder was dan vorige jaren, is het totaai aantal bedevaartgangers toch belangrijk geste gen, daar de bedevaarten uit West-Duitschland zelf veel talrijker en veel grooter waren dan vroeger. Per trein arriveerden 230.000 pelgrims, per auto en rijwiel kwamen 80.000 bedevaart gangers, terwijl meer dan 60.000 menschen te voet de reis naar Kevelaer maakten. Toch zijn ook deze cijfers nog niet volledig, daar hierin niet begrepen zijn de duizenden, die niet aan gesloten bij een processie, op eigen gelegenheid naar Kevelaer kwamen. Het aantal pelgrims over 1934 bedroeg in totaal 606.000. Er werden zes wonderbare genezingen gere gistreerd, waaromtrent de kerkelijke autoritei ten echter de grootste voorzichtigheid in acht nemen, alvorens uitspraak wordt gedaan dat er werkelijk een wonderdadige genezing heeft plaats gehad. Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten Plaats maar eens een Omroepen Rubri- leerlng en gelijkvormige zetwijze. Billijk han- delstartef. Diep in z'n jaskraag gedoken, liep Ruben Daily, de rijke plantage-bezitter door den guren winteravond. Hij peinsde over de as. feestdagen. Wat moest hij nu z'n vrouw geven? Ze bad alles wat ze maar wenschte. zoodat het voor hem uiterst moeilijk was, iet? te vinden. „Mijnheer.zoudt u me misschien kunnen zeggen waar ik den nacht kan doorbrengen?" Ruben Daily keek op. Vóór hem stond een haveloos gekleed man van middelbaren leeftijd, wien de honger op 't gelaat te lezen stond. „Neen," antwoordde hij ruw. „Een man op jouw leeftijd moest zich schamen om met bedelen den kost te verdienen. Werk er voor, liet als ik." Hij dacht aan z'n eigen werkzaam leven. Nooit nam hij vrijaf. Altijd maar werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. „Als ik kon werken," zei de man, „zou ik u niet lastig vallen. Ik heb niets dan pech in 't leven gehad; ziekte, tegenspoed in zaken. En als Je eenmaal aan lager wal bent, kom Je er niet licht meer bovenop, om met eerlijk wer ken je brood te verdienen." „Eerlijk, Ja, vooral eerlijk," spotte Ruben Daily. „Zeker, eerlijk," hernam de man. „Ik weet wel, dat er duizenden slampampers zijn, die al leen uit luiheid op de gemeenschap parisi- teeren. Ze zijn de vloek van hen die buiten hun schuld armoe lijden." Ruben Dally keek den man onderzoekend aan. Hij maakte op hem geen ongunstigen in druk, maar hij had al zooveel leergeld betaald aan lieden die hij geholpen had en die hem hadden bedrogen, dat hij er niet gauw meer toe overging een goede daad te doen. Maar komaan, dacht hij, laat ik het nog eens pro- beeren. „Ga mee," zei hij kortaf. „We kunnen niet praten als je niet eerst behoorlijk gegeten hebt." Beide mannen namen plaats in een hoekje van een restaurant. Ruben Daily bestelde een stevig maal en zag toe hoe die andere net als 't ware verslond. Toen het diner afgeloopen was, presenteerde hij den man een sigaar. Een tijd lang werd tusschen beide mannen geen v/oord gesproken en kringelden de rookwolkjes tusschen de leeggegeten schalen en borden Intusschen bestudeerde Daily nauwkeurig z'n dïschgenoot, en in z'n oogen kwam een uit drukking, alsof langzamerhand iets tot hem doordrong, een spoor van herkenning.... ja, nu had hij het. Op den man af vroeg hij: „Herken je me niet meer. Ferdinand?" De ander schrok en keek z'n overbuur ver baasd aan. „Ja, ja, hernam de plantagebezitter „je bent verbaasd hè, dat ik zoo veranderd ben en dat er uit den eigenwijzen jongen die van huis wegliep, zoo'n heer gegroeid is. Ja, ik heb wel geluk gehad." De schamel gekleede man streek met de hand ever z'n voorhoofd, alsof hij heel ver in z'n geheugen terug zocht.... naar z'n jeugd toen alles nog gewoon was. „Ik herinner het me zoo goed niet meer. Het is al zoo lang' geleden.... en er is al zoo veel over m'n hoofd heen gegaan." „O, maar ik herken je nog heel goed, al ben je ook wel wat veranderd.... Herinner je nog onze moeder Ferdinand, en hoe ze iederen avond ons schoone goed op de keukentafel ge reed legde en dat jij dan altijd de langste on derbroek uit zocht. Toen jij weggeloopen was, ging er eerst een heele storm opmaar de tijd heelt alle wonden. Uitgezonderd bij de kleine Rita Kamp-die mocht je zoo graag en die is steeds blijven treuren over je ver trekik geloof, dat ze nog altijd ongetrouwd is.ze zit er warmpjes bij, maar geluk heeft ze niet. Kerel, wat ben je toch veranderd, 't Schijnt dat Je ook wel erg aan den drank verslaafd bent, is 't niet?" „Ja, ik dronk om te vergeten.... maar het lukte nietm'n hersens zijn afgestompt en alles wat ik vroeger beleefd heb, is uit m'n kop verdwenen. Ik weet zelfs m'n eigen naam niet.... en dat is maar goed ook. want ik zou me er anders voor moeten geneeren." Thans nam Oom Sydney het woord. „O, Shin- gebis", zeide hij, „we zullen het vonnis van een der menschen voltrekken op onze manier. We zullen vanmiddag met ons toestel opstijgen en den man naar beneden werpen. Blijkt het dat hij ongedeerd is, wilt ge dan hem en de anderen- het leven schenken?" Shingebis dacht na. „Het zij zoo," riep hij uit. „De man heeft toch zijn leven verbeurd, en het lijkt mij onmogelijk dat een man van zoo'n hoogte kan vallen zonder daarbij gedood te worden. Gaat Uw gang maar." We maakten thans het toestel in orde. Eenige Indianen kwamen met den man, die Pete zulk een opstopper had verkocht, aanloopen. Hij was zwaar geboeid en op een wenk van ons werd hij in het toestel neergelegd. Het geheele dorp was thans uitgeloopen om te zien hoe het vonnis werd voltrokken. Ik had mij inmiddels naar de hut begeven, waar ik laatst den man had gezien, die „redt me!" had geroepen. De schildwachten hadden zich verwijderd. Ik kroop de tent binnen en zag daar den man liggen, aan handen en voeten gebonden. De man keek verbaasd op toen hij zag wie er binnen kwam, en bijna had hij 'n schreeuw gegeven. Ik beduidde hem echter te zwijgen en sneed ijlings de touwen door waar mede hij gebonden was. Pete had mij zijn Indianenuitrusting meege geven, en ik beduidde den man dat hij zich daar fluks in moest steken. Uiterst voorzichtig be reikten we 't toestel, waar we ongezien instapten. „Kom, kom, niet zoo droevig.... kijk me maar eens goed aanje kent je broer Ruben toch wel.... Rubenweet Je niet, dat op de deur zoo'n koperen naambord stond.... met van die krullen aan de onderzijde van den naam Dally in die sierlijke gothische letters. tweemaal in de week poetste moeder dat kope ren bordje op en dan gingen wij ons daarin spiegelen.... dan kregen we van die gekke gezichten.... weet je niet „Jajaheel.... langzaam komt het weer in m'n ge- tiachten terug., i verder.. O Ru- t\ 71 ben, wat moet Rubetl Daily Je wel van me denken Ik bsn in zoo'n toestand....' en beschaamd verborg Ferdinand Dally z'n gezicht in z'n handen. „Nu jongen, daar zullen we niet meer over praten. Wees blij dat ik er nu ben, om je er weer boven op te helpen. Je komt bij ons in woneno ja, je weet nog niet dat ik ge trouwd ben.... Greta heet ze. Als Je geheel tot rust gekomen bent, stel ik Je aan als be drijfsleider op een van m'n plantages, zoodat je nog een gelukkig leven kunt hebben. Willen we dat afspreken?" „Dank je, Ruben, dank je jongen. O, als je eens wist hoe ongelukkig ik geweest ben. Toen ik wegliep, ben ik tremmer op een boot gewor den en zwoegde acht maanden lang.... tot ik niet meer kon en de gele koorts me dwong in China achter te blijven. Toen viel ik in handen van een bende, die zich bezig hield met smok kelen van opium. Door een toeval kon ik ont vluchten naa: Zuid-Amerika en steeds verder ben ik toen afgezakt; de opium en de drank hadden m'n energie gebroken. Verschillende malen beproefde ik weer een plaatsje op de maatschappelijke ladder te veroveren, maar door zelfzucht, laagheid en bedrog van andéren werd ik steeds weer terug gestooten. Ik leefde van den eenen dag in den anderen en werkte dan hier en dan daar, omdat ik 't vergeefsche van dat werk en van mijn leven inzag, stelde ik daar geen belang meer in en gaf er den brui van. Op dit moment ben ik bij je gekomen en... Heb je geen betere kunnen treffen om Je te helpen. We zullen nu eerst andere kleeren voor je koopen, dan zal ik je meenemen naar huis, en daar zal je wel gauw opknappen Kom, dan zullen we gelijk opstappenzei Ruben Daily en klopte z'n weergevonden broer op den schouder. Maar deze weerde de hand van den plantage- bezitter af en barstte los: „Neen, ga weg, ik ben je broer niet.Ik gelijk misschien wel veel op hem.... maar ik ben het nieteen oogenblik heb ik me laten verleiden door het vooruitzicht een ander leven te zullen krijgen.... vriendschap en liefde om me heen te hebben.om je in den waan te laten dat ik werkelijk je verloren broeder wasmaar ik kan het niet over me ver krijgen je te bedriegen.... ga weg., ga weg.... alles wat ik Je vertelde van mijn leven was waar.... en je kunt misschien begrijpen dat dan iemand een oogenblik zwak wordt en de kans tracht aan te grijpen om gelukkig te wor den vergeef het meik dank u voor het middagmaal. Het was het eerste behoorlijke sinds vele jaren. Maar uw broeder ben ik niet...." Met z'n hoofd voorover op tafel, wachtte hij totdat de andere zou vertrekken, maar deze pakte hem bij den arm: „Kom, kom, jongen, je weet niet wat je zegt.... ga maar meeals je eenmaal to£" rust gekomen bent, zal alles wel beter gaan." „Maar het is de waarheid!" riep Ferdinand, terwijl hij opsprong, „ik ben uw broer niet. Gelooft u me dan niet?" Met zachten drang leidde Ruben Daily hem naar de deur. „Kom, we gaan nu eerst een nieuw costuum koopen en dan zullen we verder zien. Er zal wel een plaatsje op m'n plantage voor je open zijn. Ik denk je daar te installeeren en dan ts er nog een degelijke en gelukkige toekomst voor je weggelegd. Ik moet je nog even ver tellen dat ik nooit een broer gehad heb." PRAAG, 24 Nov. (V. D.) Zaterdagmiddag heb ben vrij ernstige relletjes in de Praagsche uni versiteit plaats gehad tusschen Duitsche en Tsjechische studenten. Een aantal der vech tersbazen werd gewond. Eerst toen de politie ingreep, kon de orde hersteld worden. Voetgangers, die thans te Stockholm het slachtoffer worden van een verkeersongeluk, hebben nu de zekerheid dat zij nagenoeg on middellijk eerste hulp zullen krijgen. Alle taxi-chauffeurs van een der grootste maatschappijen zijn namelijk voorzien van een verbandtrommel voor het verleenen van eerste hulp ten dienste van het publiek. Zoodra iemand een ongeluk heeft gehad kan hij voortaan de eerste de beste taxi aanhouden en aan den chauffeur hulp vragen. bij verlies van een hand f 1 O C een voet of een oog# oij verlies van een f Cf) bij een breuk van duim of wijsvinger t/l#»"been of arm J II I op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Of)f)f) bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met f O Cf) jflllC ODOfltlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I OU\IU»m verlies van beide armen, beide taeenen of beide oogen I doodelijken afloop# ttllu» f Af) by verlies van 'n Tl/i" anderen vinger 48 „Ik wou, dat je dergelijke dingen een beetje meer voorbereidde, Joyce. Wie was het?" „Dokter McMurtrie!" Ik zette mijn. kop neer en staarde haar aan in de uiterste verbazing. „Dokter McMurtrie," herhaalde ik onge- loovig. Zij knikte. „Luister. Ik zal je precies vertellen, hoe alles gebeurde. Zooals je weet dineerde ik met Gorge in de Savoye, Vrijdagavond. Wij spraken uitvoerig over eventueele toekomst plannen! Hij heeft die twaalfduizend pond ontvangen, Neil. Dat valt niet te betwijfelen. Hij liet me de chèque zien en de bevestiging van de bank. Hij bood mij zelfs een chèque van een paar honderd pond aan voor het koopen van een sieraad." „Voor zoover ik George nog ken, moet hij Wel van je houden." Joyce huiverde van afkeer. „Natuurlijk ging ik op dat vraagstuk door. Ik wilde te weten komen waar het vandaan kwam. Maar ik kon het niet gedaan krijgen, dat hij het mij vertelde. Daarom juist was ik er zeker van, dat er iets niet mee in den haak is. Ten slotte spraken we af, dat ik Zater dagavond weer met hem zou dineeren. Zater dagochtend echter veranderde ik van idee en schreef hem, dat ik Donderdag zou komen. Ik wilde mij niet binden, wanneer jij me hier eens noodig mocht hebben." Zij zweeg een oogenblik. „Ik moest toch in Victoria-Street zijn en wilde daarom den brief aan zijn kantoor af geven. Ik was daar juist en stond voor de deur, terwijl ik mijn taschje open maakte, toen iemand de trap afkwam. O, Neil, ik had het bijna uitgeschreeuwd! Ik herkende hem onmiddellijk. Ik herkende dat koude gezicht alsof het drie dagen in plaats van drie jaar geleden was geweest, dat ik het had gezien. Het was de man, dien ik bij Marks had ge zien op den middag van den moord." Zij zweeg weer en ademde diep. Ik was verschrikkelijk opgewonden. En toch was ik ook heel kalm. Ik liet hem een meter of tien de straat op gaan, toen volgde ik hem. Hij riep een taxi aan en ik hoorde hem aan den chauffeur het adres Russell- hotel opgeven. Ik dacht er aan, hoe jij dien man met het litteeken gevolgd was en ik besloot hetzelfde te doen. Ik moest een tijd op een andere taxi wachten, maar zoodra er een kwam, sprong ik er in en zei den chauffeur naar den hoek van Russel-Square te rijden. Ik kwam daar aan, juist toen de eerste taxi voor het hotel stopte. Een portier kwam naar buiten en opende de deur en ik zag den man uitstappen en de trappen op gaan. Ik wachtte een oogenblik en ging toen eveneens het hotel binnen. De portier stond nog aan den ingang en ik stapte recht op hem toe en vroeg doodeenvoudig hoe de heer heette, die zoo juist binnen was gegaan. Hij weifelde even, zei toen: „Die meneer, Juf frouw? Dat is'dr. McMurtrie." Opnieuw zweeg zij. Ik schoof het theeblad terzijde en stak een sigaar op. „Gelukkig, dat je eenigszins aan verrassingen gewoon bent," zei ik. „Natuurlijk was ik erg van streek, maar ik geloof niet, dat ik er iets van liet merken. Ik zocht zoo eventjes in mijn tasch tot ik mij hersteld had, toen gaf ik den portier een fooi en vroeg, of hij wist hoelang de dokter nog bleef. Ik geloof, dat hij zich afvroeg of ik een vrouwelijke detective was of een jour naliste. In ieder geval, hü nam het geld aan en zei, dat het hem erg speet, maar dat hij het niet wist. Als ik een interview met hem hebben wilde, zou hü echter zorgen, dat dat in orde kwam. Ik dankte hem en zei, dat er geen haast bij was. Ik meende, dat ik het best deed, het hier bü te laten. Ik wist im mers, dat McMurtrie, of hü in Russell-Hotel bleef' of niet, jou in ieder geval nog ontmoe ten zou en ik kon niets winnen door vragen te doen, die de portier hem waarschijnlijk zou oververtellen Het zou hem alleen maar op zün hoede gebracht hebben, is het niet?" Beste Joyce," zei ik, „je hebt je prachtig gehouden. Sherlock Holmes had het je niet kunnen verbeteren." Ik stond op en liep door de cockpit. „Maar het maakt de zaak niet weinig in gewikkelder," voegde ik er aan toe. „Ben je er wel zeker van, dat het McMurtrie was in Marks' woning?" „Absoluut zeker," herhaalde Joyce met na druk. „Ik zou mij dat gezicht herinneren al was het honderd jaar later." Ik balde mün vuisten in plotselinge drift. „Er ligt een vervloekte schurkenstreek onder dat alles, Joyce. Wanneer McMurtrie er dien middag was, is het waarschijnlük, dat hü weet wie den moord begaan heeft." „Hij deed het zelf," zei Joyce kalm, „zoo zeker als ik hier zit." „Maar waarom? Waarom? Wie was Marks dan toch? Niemand in Chelsea scheen iets van hem te weten en niets over hem kwam los bü het verhoor. Waarom zou iemand anders dan ik hem hebben willen vermoorden?" Joyce schudde haar hoofd. „Ik weet het niet," zei ze koppig, „maar wel weet ik dat McMurtrie het deed. Ik voel het." „En in ieder geval," vervolgde ik, „wat voor zaken kan hü in 's hemelsnaam met George hebben? Ik ben de eenige verbindingsschakel en hij kan mij toch niet verraden, voor hü het geheim van de uitvinding in handen heeft. Hü weet, dat George mü morgen zou laten gevangen nemen." Joyce maakte een gebaar van wanhoop. „Ik weet het niet," zei ze. „Het is ook voor mij een mysterie. Ik heb het overdacht en overdacht, tot ik er hoofdpün van had. En ik zie hoegenaamd geen verklaring." „Het is alleen duidelük, dat dokter Mc Murtrie en Savaroff van het begin af mij hebben voorgelogen. Zü zijn evenmin hande laars in explosiestoffen als jij of ik. Ze wülen om een of andere reden vermoedelük om er geld uit te slaan mijn uitvinding m handen hebben; daarna zün zü van plan, er van door te gaan en my aan George en de politie over te laten. Daar lijkt het tenminste veel op." „Wel, dan ben jü ook niet langer gebonden aan je belofte aan hem." „Neen," antwoordde ik. „Er zijn er twee voor noodig, om een contract geldig te doen zün. Overigens, ik kan mij het privilege ver oorloven mijn woord te breken. Wat kan men anders van een boef verwachten?" voegde ik er nog bitter aan toe. Joyce kwam naast mü zitten en stak haar arm door den münen, en streelde myn hand. „Niet zeggen, Neil," zei ze. „Ik vind het niet prettig als jü iets zegt dat niet edel moedig is. Dat is my als valsch klinkende mu ziek." Ik trok haar tegen mij aan en met half ge sloten oogen legde zij haar wang tegen de müne Een oogenblik zaten wü zwygend; met een liefkoozing ging ik overeind zitten en nam haar handen. „Kijk eens, Joyce, we moeten ons vandaag verder geen zorgen maken. We zullen vroo- lyk en dwaas zün, als verleden Vrijdag. De hemel weet, hoe deze helsche warboel los of vast loopen zal, maar nu we er nog kans toe hebben, doen we beter, er nog een avond vol geluk van te nemen." Joyce kuste mü; toen sprong zij luchtig op en trok my omhoog. ,Dat zullen we," zei ze. „We hebben ten slotte toch een boot en een mooien avond en kouden fazant en een flesch champagne en wat kan iemand meer verlangen?" Zü liet mijn handen los en nam een groote mand, waarin een paar zakken lagen uit een van de kastjes. „Zie hier!" lachte zij. „Jij kunt schillen en doppen, terwijl ik den theeboel afwasch en de tafel dek. De man moet het gevaarlijke werk maar opknappen." Joyce heeft altijd de gave gehad, een aan- stekelü'ke vroolijkheid om zich te versprei den en dien avond scheen zij in haar beste en allerliefste humeur. Ik denk, dat zü besloten had, alle gedachten aan den min of meer verwarden staat, waarin ik momenteel ver keerde van myn geheugen te wentelen. En daarin slaagde zij uitnemend! Wy kookten samen het souper. Ik kookte de doperwten en de aardappelen en Joyce maakte een prachtig geslaagde ommelet van een paar versche eieren, die zij voor dat grootsche doel had meegebracht. (Wordt yervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13