Jid vetfiaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Ridders van de droeve figuur
GEEN SPRAKE VAN!
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
NA DE REVOLUTIE IN 1918
IN AANTOCHT
MEER STILTE
JA ZEKER.... 0 OOK!
MAANDAG 26 NOVEMBER 1934
Het gif van de revolutie-literaten
doordrenkte alles en allen en
oefende een zeer heillioozen
invloed uit
Persvrijheid werd een
karikatuur
Bioscopen in Rusland
Gearresteerde „koning"
t«T-
iiiiiiii
Notatie van piano
improvisaties
Kranige daad van een
15-jarigen jongen
Schatten op den zee
bodem
Kevelaer als bedevaart
plaats
derder...""vertel \De broer van
Relletjes te Praag
Eerste hulp in Zweden
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDGES
Elke revolutie brengt soorten van individuen
omhoog, die voor haar uitbreken als doel-
looze wezens, als ontwrichte wrakken rond
zwierven en rondzwalkten. Zij komen meestal
uit den uithoek der literatuur. Mislukte
«lichters. Dikwijls vol talent, begenadigd
soms met de vonk van het genie. Maar
lui, zinnelijk, drankzuchtig. De literaat is de
would be-aestheticus der revolutie, de aesthe-
tische politicus, die van sensaties leeft, de wor-
tellooze, de eeuwig on-affe, de fanaticus zij,
die niet meer jong zijn, zijn de ergsten de
fanaticus van den „geest", die in de voor hem zoo
heerlijke dagen van revolutie tot criticaster
wordt van de omwenteling, die hij zelf hielp
voorbereiden, voor wien een revolutie altijd een
mislukking is, omdat zij hem niet ver genoeg
gaat, omdat zij, na haar stabilisatie, juist zijn on
gebreideldheid intoomt. De literaat is bij alle
revoluties het element van vernietiging tot het
Uiterste. Tijdens de Novemberrevolutie in
Duitschland ontwikkelde de anarchistische li
teraat zich direct tot Spartacus-snob. Hij werd
van meet aan de wegbereider voor Hitier, omdat
de republiek, die uit de Duitsche revolutie
voortkwam, in haar zwakheid en willoosheid den
luguberen leteraat maar liet voortwoekeren. De
republiek had direct dit type aan den schand
paal moeten slaan, dit trieste type, dat te
allen tijde in alle landen niets anders is dan
een gevaarlijke nar, een tafelschuimer, die de
armoede van zijn ziel, zijn gebrek aan natuur,
zijn zwakte en eeuwige onvruchtbaarheid achter
marktgeschreeuw, pose, radikalisme en achter
kunstmatige uitspattingen van zijn grooten mond
en corrupte pen verbergt. Een zwendelaar, die
in het gunstigste geval zich zelf, maar in ieder
geval zijn medemenschen bedriegt en steeds
méér geeft dan hij heeft. Opbouwen vermag hij
niet; hij vernietigt alles, wat hij kan. Niets is
zeker voor zijn vuile vingers, zijn grenzenloos
egoïsme, zijn ijdelheid en zijn grootheidswaan
zin, die in waarheid het knagend bewustzijn
van zijn minderwaardigheid verdooven moet. De
troebelste wateren zijn voor hem een genot.
Daar kan hij goed in visschen. Iedere soort van
verwarring lokt hem onweerstaanbaar aan; hij
móét haar grooter maken. Hij haat alle orde,
want daarin kon hij niet groeien. Voor zijn eigen
ongaarheid maakt hij nooit zich zelf, maar al
tijd de omstandigheden verantwoordelijk. Voor
alles, wat hij eigenlijk in zich zelf haat, wreekt
hij zich aan de buitenwereld. Hij is de geboren
nijdas, alle druiven, die hoog hangen, zijn hem
te zuur. Hij is het allerellendigst product der
van hartstochten kokende wereldstad. Hij groeit
op uit de algemeene overspanning en moeheid.
Het ging in Duitschland als overal elders.
Maar erger, feller, decadenter, anarchistischer.
Al het kwade, dat in den Duitschen aard lag
verborgen, dook in hem op, werd in hem vleesch
en bloed, werd levenselement in den - „gees't"-
snqb. Hij verbond zich met alle onverwerkte
vermengingen van het Duitsche wezen: met Sla
vische mateloosheid en ijdelheid, met Keltische
leugenachtigheid en wreedheid en met Ghetto-
iiaat, vooral met dit laatste vreeselijke element,
want de revolutie-literaat in Duitschland was
voor 99 procent semiet van komaf. München
Heeft tijdens de radenrepubliek de heeren in
„Reinkultur" leeren kennen, de Mühsam's, de
Toller's, de Levin's, de Theobald Tiger's en do-
Eijnen anderen en ook het Hongarije van Bela
ECun heeft van hen kunnen genieten. Als dema
gogen en samenzweerders staken zij, de van huis
uit aartslafaards, niet slechts zich zelf, maar
het geheele volk en zijn toekomst in brand om
een vuurwerk te kunnen afsteken ter omstra
ling van hun hoogheerlijk en enorm-gewichtig
ik.
Alle revoluties schiepen zulke jammerlijke
ridders van de droeve figuur. De Duitsche in
overdreven getale, zooals alles in Duitschland,
in geluk en ongeluk, min of meer overdreven is.
En deze literaten oefenden grooten en heil-
loozen invloed uit op het „vrije" volk. Als ver
giftigde paddestoelen waren hun blaadjes, waar
in zij tegelijk met hun „ik" hun vunzen haat
op de openbare markt droegen, uit den zieken
moerasgrond der revolutie omhooggeschoten. Op
de hoeken der straten, vooral als het nachtvolk
uit zijn holen opdaagde, werd dat gif te koop
geboden. En het werd gekocht. De persvrijheid
was tot een karikatuur afgezakt.
Wat die schrijvende literaten in hun café
„Grössenwahn", Kurfürstendamm hoek Joa
chims Talerstrasse (nu verdwenen) aan hun ta
feltjes bij elkaar droomden uit duivelsche. door
drank verhitte fantasieën en dan waagden te
laten drukken, was hemeltergend. Zij overtrof
fen elkaar in cynisme en perversiteit en porno
grafie. Tegen het verbranden in het openbaar
van deze producten door Minister Goebbels was
waarachtig niets in te brengen. Hoe groot de
omvang van dit helsch bedrijf was, blijkt uit
hetgeen een Nederlandsch journalist schreef,
die dezer dagen het Rijksboekhuis te Leipzig
bezocht: „Onbescheiden als Journalisten nu
eenmaal zijn, stelden wij den directeur de vraag:
Zijn de door de nationaal-socialisten verboden
boeken ook verwijderd en verbrand? Hij lachte
eventjes. Geheimzinnig nam hij een bosje sleu
tels ter hand enopende de „gift"-kasten,
die onder zijn persoonlijke hoede stonden. Daar
lagen zij alle, de verboden boeken, goed be
waard, mooi geclassificeerd, opdat het nage
slacht zal kunnen weten, welke lectuur in
Duitschland werd verwijderd.
Het waren vele, zeer vele werken. Al was het
dan ook slechts een druppel in de hier aan
wezige boekenzee.
Politiek was in de „giftkastjes" niet veel te
vinden. Wetenschappelijke lectuur scheen er
nog minder bij te zijn. Ook de bellettrie had
hier niet de overhand. De meerderheid bestond
uit pornografie. En van wat wij daar zagen, kre
gen wij walging. Wij meenden niet bepaald
groen te zijn. Toch hadden wij ons niet kun
nen voorstellen, dat er zoo'n bloeiende porno
grafische uitgeverij in Duitschland had be
staan."
Tijdens de heilloos-zwakke republiek van Wei-
mar gingen die volksbedervers, die sinistere ge
zellen en mephistofelische scribenten vrij uit en
ongehinderd hun gang en vulden hun zakken
met hun in corruptie verdienden mammon, want
die allervuilste rommel, de vergiftigste vrucht
der omwenteling en ineenstorting, was lucra
tief. En daarom alleen is het tenslotte allen re
volutieliteraten te doen! Een ijzeren bezem was
noodig geweest, om dit schuim op te ruimen.
Revoluties plegen meestal zulk een bezem niet
te bezitten of kunnen en durven zulk een bezem
niet hanteeren. De Duitsche revolutie heelemaal
niet. Het literatengif doordrenkte ondertusschen
alles en allen. Het rood der revolutie werd een
heilloos vuur. Het louterde niet, het verbrandde.
En zoo werd de toestand van het Duitsche volk
altijd somberder, want het miste de kracht
Mephistofeles van zich af te schudden. Van het
vers van Geibel:
„Und es mag am deutschen Wesen
Einmal noch die Welt genesen"
was niets overgebleven. De literaat had het tot
bittere ironie gemaakt zelfs voor Duitschers.
De revolutie-literaat is thans uit Duitschland
verdwenen. De nazi's maakten schoon schip
met hen. Een goede kant van het Hitlerisme.
De Mühsam's en bondgenooten eindigden in
concentratiekampen of in de verbanning. De
verbannenen maken thans andere landen ook
de Nederlanden gelukkig.
Volgens de jongste officieele opgave zijn er
thans in de Sovjet Unie 24.700 bioscopen.
Voor de Sovjet-revolutie waren er in geheel
Rusland slechts 1045 bioscopen.
De zoogenaamde koning Boris I van Andorra,
alias Boris Eskossireff, is bij het overschrijden
van de Portugeesche grens gearresteerd. Het
bleek dat hij geen papieren bij zich had.
In Juli van dit jaar was Boris Eskossireff
naar Andorra gekomen en verklaarde hij den
oorlog aan de co-prinzen. Volgens zijn bewe
ring had hij 600 man gereed om Andorra bin
nen te rukken en zijn eisch naar den troon te
ondersteunen.
Aanvankelijk nam niemand hem au serieux,
doch toen hij voortging met het uitvaardigen
van zoogenaamde proclamaties aan zijn volk,
grepen de autoriteiten in en werd hij ge
arresteerd.
Later werd hij vrijgelaten en begaf zich naar
Spanje, waar hij evenwel werd uitgewezen.
ji Mi''j lihHI MÉ
Nu komt er rustl Nu zijn over»
bodige geluidssignalen verboden
(f75.— boeteI). 't Werd tijd: ze
toeterden er maar op losl Wie. .7
Een piano-fabrikant te Liegnitz, Franz Lichr,
heeft een piano geconstrueerd, die verbonden is
aan een schrijfmachine en bij het spelen no
teert welke toetsen zijn aangeslagen. Het nieu
we instrument kan van groote beteekenis zijn
voor componisten, temeer waar met behulp
daarvan elke improvisatie kan wórden geno
teerd. Er bestaan reeds eenige „muziek-dic-
taat-machines", doch deze hebben alle ver
schillende gebreken, dis bij de nieuwe uitvin
ding zijn opgeheven.
In de omgeving van Borlange in Zweden
hebben twee vijftienjarige jongens een moeilijk
avontuur meegemaakt. Zij waren diep de bos-
schen ingegaan en hadden hun geweren mee
genomen, om vogels te schieten. Op een gege
ven oogenblik ging het geweer, dat door den
achteraanloopenden jongen werd gedragen, plot
seling per ongeluk af, waardoor de ander in
het been werd geschoten. Hij was ernstig ge
wond en bloedde overvloedig. Nadat hij een
tijdelijk verband had aangebracht, droeg zijn
vriend hem over een afstand van bijna vier
kilometer op zijn rug door het bosch met zijn
oneffen en moeilijk begaanbare paden. Na ver
scheidene uren bereikten de beide jongens hun
dorp. Zij waren beiden uitgeput, de gewonde
door pijn en bloedverlies en de ander door de
bijna bovenmenschelijke inspanning. De ge
wonde jongen werd onmiddellijk naar een zie
kenhuis gebracht en hoewel zijn toestand nog
ernstig is, hoopt men hem in het leven te be
houden.
jiiiniiiliiilill
iiiiiiiiiiiiiiuu
Na de huldiging der TJiver
Hoeft warempel niet getreurd,
Want na deze feestvertooning
Krijgt Sint Nicolaas een beurt!
't Volk beweegt zich al reeds drukker
Door de straten van de stad
Om te kijken, te genieten
En te koopen dit of dat.
Keurig is de nieuwe koopwaar
In de winkels uitgestald,
Ieder hoopt, dat op zijn waren
Ruimschoots weer de keuze valt.
Voor de kind'ren, voor de grooten
En ook voor daar tusschen in,
Want St Nic'laas geeft natuurlijk
Aan een ieder graag z'n zin!
Transparanten en reclame,
1 Fijn of kleurenrijk getint,
1 wijzen u op de traditie 1
i Van den steeds goedgeefschen Sint! f
1 Want St. Nic'laas is in aantocht
En zijn aankomst wordt verwacht 1
Met misschien nog grooter spanning
Dan de Uiver heeft gebracht!
Én 't succes is thans gelegen
i In een aangenaam record:
Of er dit jaar door St. Nic'laas
Ooed en gul.... gegeven wordt!
MARTIN BERDEN
1 (Nadruk verboden)
in llllllllll llllllllllllllllllllilllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllilllllllllB
honderd vijftig jaren geleden op de East rivier
gezonken Britsche oorlogsfregat „Hussar" moet
bevinden,
Er zijn reeds verschillende mislukte pogingen
gedaan om het wrak, dat tusschen Manhattan
en Long Island moet liggen, te ontdekken.
Thans zal een duiker op den bodem der
rivier, op een punt dat bekend is als de „Poort
der H°l", de hiervoor speciaal gebouwde onder
zeeër door een deur verlaten.
Door middel van samengeperste lucht wordt
het water belet binnen te dringen.
Aan de oppervlakte zal het duikbootmoeder
schip gereed liggen om op elk gewenscht oogen
blik hulp te kunnen bieden.
Volgens een bericht uit New York zal men
binnenkort met behulp van een speciaal ont
worpen duikboot een poging doen om de hoe
veelheid gouden munten, ter waarde van
600.000 pond sterling te bergen, die zich in het
Ofschoon het aantal buitenlandsche pelgrims
dat dit jaar een bezoek aan Kevelaer bracht,
veel minder was dan vorige jaren, is het totaai
aantal bedevaartgangers toch belangrijk geste
gen, daar de bedevaarten uit West-Duitschland
zelf veel talrijker en veel grooter waren dan
vroeger. Per trein arriveerden 230.000 pelgrims,
per auto en rijwiel kwamen 80.000 bedevaart
gangers, terwijl meer dan 60.000 menschen te
voet de reis naar Kevelaer maakten. Toch zijn
ook deze cijfers nog niet volledig, daar hierin
niet begrepen zijn de duizenden, die niet aan
gesloten bij een processie, op eigen gelegenheid
naar Kevelaer kwamen. Het aantal pelgrims
over 1934 bedroeg in totaal 606.000.
Er werden zes wonderbare genezingen gere
gistreerd, waaromtrent de kerkelijke autoritei
ten echter de grootste voorzichtigheid in acht
nemen, alvorens uitspraak wordt gedaan dat
er werkelijk een wonderdadige genezing heeft
plaats gehad.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten Plaats maar eens een Omroepen Rubri-
leerlng en gelijkvormige zetwijze. Billijk han-
delstartef.
Diep in z'n jaskraag gedoken, liep Ruben
Daily, de rijke plantage-bezitter door den
guren winteravond. Hij peinsde over de
as. feestdagen. Wat moest hij nu z'n vrouw
geven? Ze bad alles wat ze maar wenschte.
zoodat het voor hem uiterst moeilijk was, iet?
te vinden.
„Mijnheer.zoudt u me misschien kunnen
zeggen waar ik den nacht kan doorbrengen?"
Ruben Daily keek op. Vóór hem stond een
haveloos gekleed man van middelbaren leeftijd,
wien de honger op 't gelaat te lezen stond.
„Neen," antwoordde hij ruw. „Een man op
jouw leeftijd moest zich schamen om met
bedelen den kost te verdienen. Werk er voor,
liet als ik."
Hij dacht aan z'n eigen werkzaam leven.
Nooit nam hij vrijaf. Altijd maar werken van
's morgens vroeg tot 's avonds laat.
„Als ik kon werken," zei de man, „zou ik u
niet lastig vallen. Ik heb niets dan pech in 't
leven gehad; ziekte, tegenspoed in zaken. En
als Je eenmaal aan lager wal bent, kom Je er
niet licht meer bovenop, om met eerlijk wer
ken je brood te verdienen."
„Eerlijk, Ja, vooral eerlijk," spotte Ruben
Daily.
„Zeker, eerlijk," hernam de man. „Ik weet
wel, dat er duizenden slampampers zijn, die al
leen uit luiheid op de gemeenschap parisi-
teeren. Ze zijn de vloek van hen die buiten hun
schuld armoe lijden."
Ruben Dally keek den man onderzoekend
aan. Hij maakte op hem geen ongunstigen in
druk, maar hij had al zooveel leergeld betaald
aan lieden die hij geholpen had en die hem
hadden bedrogen, dat hij er niet gauw meer
toe overging een goede daad te doen. Maar
komaan, dacht hij, laat ik het nog eens pro-
beeren.
„Ga mee," zei hij kortaf. „We kunnen niet
praten als je niet eerst behoorlijk gegeten
hebt."
Beide mannen namen plaats in een hoekje
van een restaurant. Ruben Daily bestelde een
stevig maal en zag toe hoe die andere net als
't ware verslond. Toen het diner afgeloopen
was, presenteerde hij den man een sigaar. Een
tijd lang werd tusschen beide mannen geen
v/oord gesproken en kringelden de rookwolkjes
tusschen de leeggegeten schalen en borden
Intusschen bestudeerde Daily nauwkeurig z'n
dïschgenoot, en in z'n oogen kwam een uit
drukking, alsof langzamerhand iets tot hem
doordrong, een spoor van herkenning.... ja,
nu had hij het. Op den man af vroeg hij:
„Herken je me niet meer. Ferdinand?"
De ander schrok en keek z'n overbuur ver
baasd aan.
„Ja, ja, hernam de plantagebezitter „je bent
verbaasd hè, dat ik zoo veranderd ben en dat
er uit den eigenwijzen jongen die van huis
wegliep, zoo'n heer gegroeid is. Ja, ik heb wel
geluk gehad."
De schamel gekleede man streek met de hand
ever z'n voorhoofd, alsof hij heel ver in z'n
geheugen terug zocht.... naar z'n jeugd toen
alles nog gewoon was.
„Ik herinner het me zoo goed niet meer.
Het is al zoo lang' geleden.... en er is al zoo
veel over m'n hoofd heen gegaan."
„O, maar ik herken je nog heel goed, al ben
je ook wel wat veranderd.... Herinner je nog
onze moeder Ferdinand, en hoe ze iederen
avond ons schoone goed op de keukentafel ge
reed legde en dat jij dan altijd de langste on
derbroek uit zocht. Toen jij weggeloopen was,
ging er eerst een heele storm opmaar de
tijd heelt alle wonden. Uitgezonderd bij de
kleine Rita Kamp-die mocht je zoo graag
en die is steeds blijven treuren over je ver
trekik geloof, dat ze nog altijd ongetrouwd
is.ze zit er warmpjes bij, maar geluk heeft
ze niet. Kerel, wat ben je toch veranderd,
't Schijnt dat Je ook wel erg aan den drank
verslaafd bent, is 't niet?"
„Ja, ik dronk om te vergeten.... maar het
lukte nietm'n hersens zijn afgestompt
en alles wat ik vroeger beleefd heb, is uit m'n
kop verdwenen. Ik weet zelfs m'n eigen naam
niet.... en dat is maar goed ook. want ik zou
me er anders voor moeten geneeren."
Thans nam Oom Sydney het woord. „O, Shin-
gebis", zeide hij, „we zullen het vonnis van een
der menschen voltrekken op onze manier. We
zullen vanmiddag met ons toestel opstijgen en
den man naar beneden werpen. Blijkt het dat
hij ongedeerd is, wilt ge dan hem en de anderen-
het leven schenken?" Shingebis dacht na. „Het
zij zoo," riep hij uit. „De man heeft toch zijn
leven verbeurd, en het lijkt mij onmogelijk dat
een man van zoo'n hoogte kan vallen zonder
daarbij gedood te worden. Gaat Uw gang maar."
We maakten thans het toestel in orde. Eenige
Indianen kwamen met den man, die Pete zulk
een opstopper had verkocht, aanloopen. Hij was
zwaar geboeid en op een wenk van ons werd hij
in het toestel neergelegd. Het geheele dorp was
thans uitgeloopen om te zien hoe het vonnis
werd voltrokken.
Ik had mij inmiddels naar de hut begeven,
waar ik laatst den man had gezien, die „redt
me!" had geroepen. De schildwachten hadden
zich verwijderd. Ik kroop de tent binnen en zag
daar den man liggen, aan handen en voeten
gebonden. De man keek verbaasd op toen hij
zag wie er binnen kwam, en bijna had hij 'n
schreeuw gegeven. Ik beduidde hem echter te
zwijgen en sneed ijlings de touwen door waar
mede hij gebonden was.
Pete had mij zijn Indianenuitrusting meege
geven, en ik beduidde den man dat hij zich daar
fluks in moest steken. Uiterst voorzichtig be
reikten we 't toestel, waar we ongezien instapten.
„Kom, kom, niet zoo droevig.... kijk me
maar eens goed aanje kent je broer Ruben
toch wel.... Rubenweet Je niet, dat op
de deur zoo'n koperen naambord stond.... met
van die krullen aan de onderzijde van den
naam Dally in die sierlijke gothische letters.
tweemaal in de week poetste moeder dat kope
ren bordje op en dan gingen wij ons daarin
spiegelen.... dan kregen we van die gekke
gezichten.... weet je niet
„Jajaheel.... langzaam komt het
weer in m'n ge-
tiachten terug., i
verder.. O Ru- t\ 71
ben, wat moet Rubetl Daily
Je wel van me
denken Ik bsn
in zoo'n toestand....' en beschaamd verborg
Ferdinand Dally z'n gezicht in z'n handen.
„Nu jongen, daar zullen we niet meer over
praten. Wees blij dat ik er nu ben, om je er
weer boven op te helpen. Je komt bij ons in
woneno ja, je weet nog niet dat ik ge
trouwd ben.... Greta heet ze. Als Je geheel
tot rust gekomen bent, stel ik Je aan als be
drijfsleider op een van m'n plantages, zoodat
je nog een gelukkig leven kunt hebben. Willen
we dat afspreken?"
„Dank je, Ruben, dank je jongen. O, als je
eens wist hoe ongelukkig ik geweest ben. Toen
ik wegliep, ben ik tremmer op een boot gewor
den en zwoegde acht maanden lang.... tot ik
niet meer kon en de gele koorts me dwong in
China achter te blijven. Toen viel ik in handen
van een bende, die zich bezig hield met smok
kelen van opium. Door een toeval kon ik ont
vluchten naa: Zuid-Amerika en steeds verder
ben ik toen afgezakt; de opium en de drank
hadden m'n energie gebroken. Verschillende
malen beproefde ik weer een plaatsje op de
maatschappelijke ladder te veroveren, maar
door zelfzucht, laagheid en bedrog van andéren
werd ik steeds weer terug gestooten. Ik leefde
van den eenen dag in den anderen en werkte
dan hier en dan daar, omdat ik 't vergeefsche
van dat werk en van mijn leven inzag, stelde
ik daar geen belang meer in en gaf er den brui
van. Op dit moment ben ik bij je gekomen
en...
Heb je geen betere kunnen treffen om
Je te helpen. We zullen nu eerst andere kleeren
voor je koopen, dan zal ik je meenemen naar
huis, en daar zal je wel gauw opknappen Kom,
dan zullen we gelijk opstappenzei Ruben
Daily en klopte z'n weergevonden broer op den
schouder.
Maar deze weerde de hand van den plantage-
bezitter af en barstte los:
„Neen, ga weg, ik ben je broer niet.Ik
gelijk misschien wel veel op hem.... maar ik
ben het nieteen oogenblik heb ik me laten
verleiden door het vooruitzicht een ander leven
te zullen krijgen.... vriendschap en liefde om
me heen te hebben.om je in den waan te
laten dat ik werkelijk je verloren broeder
wasmaar ik kan het niet over me ver
krijgen je te bedriegen.... ga weg., ga weg....
alles wat ik Je vertelde van mijn leven was
waar.... en je kunt misschien begrijpen dat
dan iemand een oogenblik zwak wordt en de
kans tracht aan te grijpen om gelukkig te wor
den vergeef het meik dank u voor het
middagmaal. Het was het eerste behoorlijke
sinds vele jaren. Maar uw broeder ben ik
niet...."
Met z'n hoofd voorover op tafel, wachtte hij
totdat de andere zou vertrekken, maar deze
pakte hem bij den arm:
„Kom, kom, jongen, je weet niet wat je
zegt.... ga maar meeals je eenmaal to£"
rust gekomen bent, zal alles wel beter gaan."
„Maar het is de waarheid!" riep Ferdinand,
terwijl hij opsprong, „ik ben uw broer niet.
Gelooft u me dan niet?"
Met zachten drang leidde Ruben Daily hem
naar de deur.
„Kom, we gaan nu eerst een nieuw costuum
koopen en dan zullen we verder zien. Er zal
wel een plaatsje op m'n plantage voor je open
zijn. Ik denk je daar te installeeren en dan ts
er nog een degelijke en gelukkige toekomst
voor je weggelegd. Ik moet je nog even ver
tellen dat ik nooit een broer gehad heb."
PRAAG, 24 Nov. (V. D.) Zaterdagmiddag heb
ben vrij ernstige relletjes in de Praagsche uni
versiteit plaats gehad tusschen Duitsche en
Tsjechische studenten. Een aantal der vech
tersbazen werd gewond. Eerst toen de politie
ingreep, kon de orde hersteld worden.
Voetgangers, die thans te Stockholm het
slachtoffer worden van een verkeersongeluk,
hebben nu de zekerheid dat zij nagenoeg on
middellijk eerste hulp zullen krijgen.
Alle taxi-chauffeurs van een der grootste
maatschappijen zijn namelijk voorzien van een
verbandtrommel voor het verleenen van eerste
hulp ten dienste van het publiek.
Zoodra iemand een ongeluk heeft gehad kan
hij voortaan de eerste de beste taxi aanhouden
en aan den chauffeur hulp vragen.
bij verlies van een hand f 1 O C
een voet of een oog#
oij verlies van een f Cf) bij een breuk van
duim of wijsvinger t/l#»"been of arm
J II I op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Of)f)f) bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met f O Cf)
jflllC ODOfltlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I OU\IU»m verlies van beide armen, beide taeenen of beide oogen I doodelijken afloop# ttllu»
f Af) by verlies van 'n
Tl/i" anderen vinger
48
„Ik wou, dat je dergelijke dingen een beetje
meer voorbereidde, Joyce. Wie was het?"
„Dokter McMurtrie!"
Ik zette mijn. kop neer en staarde haar aan
in de uiterste verbazing.
„Dokter McMurtrie," herhaalde ik onge-
loovig.
Zij knikte.
„Luister. Ik zal je precies vertellen, hoe
alles gebeurde. Zooals je weet dineerde ik
met Gorge in de Savoye, Vrijdagavond. Wij
spraken uitvoerig over eventueele toekomst
plannen! Hij heeft die twaalfduizend pond
ontvangen, Neil. Dat valt niet te betwijfelen.
Hij liet me de chèque zien en de bevestiging
van de bank. Hij bood mij zelfs een chèque
van een paar honderd pond aan voor het
koopen van een sieraad."
„Voor zoover ik George nog ken, moet hij
Wel van je houden."
Joyce huiverde van afkeer.
„Natuurlijk ging ik op dat vraagstuk door.
Ik wilde te weten komen waar het vandaan
kwam. Maar ik kon het niet gedaan krijgen,
dat hij het mij vertelde. Daarom juist was ik
er zeker van, dat er iets niet mee in den haak
is. Ten slotte spraken we af, dat ik Zater
dagavond weer met hem zou dineeren. Zater
dagochtend echter veranderde ik van idee en
schreef hem, dat ik Donderdag zou komen.
Ik wilde mij niet binden, wanneer jij me hier
eens noodig mocht hebben."
Zij zweeg een oogenblik.
„Ik moest toch in Victoria-Street zijn en
wilde daarom den brief aan zijn kantoor af
geven. Ik was daar juist en stond voor de
deur, terwijl ik mijn taschje open maakte,
toen iemand de trap afkwam. O, Neil, ik had
het bijna uitgeschreeuwd! Ik herkende hem
onmiddellijk. Ik herkende dat koude gezicht
alsof het drie dagen in plaats van drie jaar
geleden was geweest, dat ik het had gezien.
Het was de man, dien ik bij Marks had ge
zien op den middag van den moord."
Zij zweeg weer en ademde diep.
Ik was verschrikkelijk opgewonden. En
toch was ik ook heel kalm. Ik liet hem een
meter of tien de straat op gaan, toen volgde
ik hem. Hij riep een taxi aan en ik hoorde
hem aan den chauffeur het adres Russell-
hotel opgeven. Ik dacht er aan, hoe jij dien
man met het litteeken gevolgd was en ik
besloot hetzelfde te doen. Ik moest een tijd
op een andere taxi wachten, maar zoodra
er een kwam, sprong ik er in en zei den
chauffeur naar den hoek van Russel-Square
te rijden. Ik kwam daar aan, juist toen de
eerste taxi voor het hotel stopte. Een portier
kwam naar buiten en opende de deur en ik
zag den man uitstappen en de trappen op
gaan. Ik wachtte een oogenblik en ging toen
eveneens het hotel binnen. De portier stond
nog aan den ingang en ik stapte recht op
hem toe en vroeg doodeenvoudig hoe de heer
heette, die zoo juist binnen was gegaan. Hij
weifelde even, zei toen: „Die meneer, Juf
frouw? Dat is'dr. McMurtrie."
Opnieuw zweeg zij. Ik schoof het theeblad
terzijde en stak een sigaar op.
„Gelukkig, dat je eenigszins aan verrassingen
gewoon bent," zei ik.
„Natuurlijk was ik erg van streek, maar ik
geloof niet, dat ik er iets van liet merken.
Ik zocht zoo eventjes in mijn tasch tot ik
mij hersteld had, toen gaf ik den portier een
fooi en vroeg, of hij wist hoelang de dokter
nog bleef. Ik geloof, dat hij zich afvroeg of
ik een vrouwelijke detective was of een jour
naliste. In ieder geval, hü nam het geld aan
en zei, dat het hem erg speet, maar dat hij
het niet wist. Als ik een interview met hem
hebben wilde, zou hü echter zorgen, dat dat
in orde kwam. Ik dankte hem en zei, dat er
geen haast bij was. Ik meende, dat ik het
best deed, het hier bü te laten. Ik wist im
mers, dat McMurtrie, of hü in Russell-Hotel
bleef' of niet, jou in ieder geval nog ontmoe
ten zou en ik kon niets winnen door vragen te
doen, die de portier hem waarschijnlijk zou
oververtellen Het zou hem alleen maar op zün
hoede gebracht hebben, is het niet?"
Beste Joyce," zei ik, „je hebt je prachtig
gehouden. Sherlock Holmes had het je niet
kunnen verbeteren."
Ik stond op en liep door de cockpit.
„Maar het maakt de zaak niet weinig in
gewikkelder," voegde ik er aan toe. „Ben je
er wel zeker van, dat het McMurtrie was in
Marks' woning?"
„Absoluut zeker," herhaalde Joyce met na
druk. „Ik zou mij dat gezicht herinneren al was
het honderd jaar later."
Ik balde mün vuisten in plotselinge drift.
„Er ligt een vervloekte schurkenstreek onder
dat alles, Joyce. Wanneer McMurtrie er dien
middag was, is het waarschijnlük, dat hü weet
wie den moord begaan heeft."
„Hij deed het zelf," zei Joyce kalm, „zoo zeker
als ik hier zit."
„Maar waarom? Waarom? Wie was Marks
dan toch? Niemand in Chelsea scheen iets
van hem te weten en niets over hem kwam
los bü het verhoor. Waarom zou iemand anders
dan ik hem hebben willen vermoorden?"
Joyce schudde haar hoofd.
„Ik weet het niet," zei ze koppig, „maar
wel weet ik dat McMurtrie het deed. Ik voel
het."
„En in ieder geval," vervolgde ik, „wat voor
zaken kan hü in 's hemelsnaam met George
hebben? Ik ben de eenige verbindingsschakel
en hij kan mij toch niet verraden, voor hü het
geheim van de uitvinding in handen heeft.
Hü weet, dat George mü morgen zou laten
gevangen nemen."
Joyce maakte een gebaar van wanhoop.
„Ik weet het niet," zei ze. „Het is ook voor
mij een mysterie. Ik heb het overdacht en
overdacht, tot ik er hoofdpün van had. En
ik zie hoegenaamd geen verklaring."
„Het is alleen duidelük, dat dokter Mc
Murtrie en Savaroff van het begin af mij
hebben voorgelogen. Zü zijn evenmin hande
laars in explosiestoffen als jij of ik. Ze wülen
om een of andere reden vermoedelük om
er geld uit te slaan mijn uitvinding m
handen hebben; daarna zün zü van plan, er
van door te gaan en my aan George en de
politie over te laten. Daar lijkt het tenminste
veel op."
„Wel, dan ben jü ook niet langer gebonden
aan je belofte aan hem."
„Neen," antwoordde ik. „Er zijn er twee
voor noodig, om een contract geldig te doen
zün. Overigens, ik kan mij het privilege ver
oorloven mijn woord te breken. Wat kan men
anders van een boef verwachten?" voegde ik
er nog bitter aan toe.
Joyce kwam naast mü zitten en stak haar
arm door den münen, en streelde myn hand.
„Niet zeggen, Neil," zei ze. „Ik vind het
niet prettig als jü iets zegt dat niet edel
moedig is. Dat is my als valsch klinkende mu
ziek."
Ik trok haar tegen mij aan en met half ge
sloten oogen legde zij haar wang tegen de müne
Een oogenblik zaten wü zwygend; met een
liefkoozing ging ik overeind zitten en nam haar
handen.
„Kijk eens, Joyce, we moeten ons vandaag
verder geen zorgen maken. We zullen vroo-
lyk en dwaas zün, als verleden Vrijdag. De
hemel weet, hoe deze helsche warboel los of
vast loopen zal, maar nu we er nog kans toe
hebben, doen we beter, er nog een avond vol
geluk van te nemen."
Joyce kuste mü; toen sprong zij luchtig op
en trok my omhoog.
,Dat zullen we," zei ze. „We hebben ten
slotte toch een boot en een mooien avond en
kouden fazant en een flesch champagne en
wat kan iemand meer verlangen?"
Zü liet mijn handen los en nam een groote
mand, waarin een paar zakken lagen uit een
van de kastjes.
„Zie hier!" lachte zij. „Jij kunt schillen en
doppen, terwijl ik den theeboel afwasch en de
tafel dek. De man moet het gevaarlijke werk
maar opknappen."
Joyce heeft altijd de gave gehad, een aan-
stekelü'ke vroolijkheid om zich te versprei
den en dien avond scheen zij in haar beste en
allerliefste humeur. Ik denk, dat zü besloten
had, alle gedachten aan den min of meer
verwarden staat, waarin ik momenteel ver
keerde van myn geheugen te wentelen. En
daarin slaagde zij uitnemend!
Wy kookten samen het souper. Ik kookte
de doperwten en de aardappelen en Joyce
maakte een prachtig geslaagde ommelet van
een paar versche eieren, die zij voor dat
grootsche doel had meegebracht.
(Wordt yervolgd)