Met a&'daal van dm da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND 1 v fó. Door de binnenlanden van Afrika 'nmssew met NEIL LYNDON ONTSNAPT AVONTUREN VAN RENE CAILLIE DE MAAN £jtxJoiIetSoBp.r VRIJDAG 30 NOVEMBER 1934 Wie was de Europeaan, die het eerst in Tombouctou wist door te dringen? Omzwervingen in het zwarte werelddeel Gaat Amerika groote schepen bouwen? Edison's opvolger als telegrafist De mozaieken van de Aya Sofia De St. Nicolaas- verrassing Periscopen in de ge vangenis 3cfuote stukken fhol slechts i| Hyena's van Schotland naar Canada Bommen in Havana Brand in raffinaderij Alle abonné's ongevallen AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDCES Zijn vader was een slager, die meer van wijn hield dan van werken. Zijn moeder tobde om in een onzegbare armoede haar vjjf kinderen groot te brengen. Een diefstal van zes franken bracht zijn vader voor de rechtbank en vermoedelijk meer om zijn reputatie dan om den ernst van het feit, werd hij veroordetld tot twaalf jaren bagno. Het vonnis was reeds uit gesproken, toen hij geboren werd als zesde kind van het gezin Caillié. Men doopte hem René De moeder trok met haar kinderen van Mauzé in de omgeving van Parijs, naar Rochefort. waar haar man boette. De dagen, dat er in de kleine hut die ze bewoonde, niet gegeten werd, waren weinig zeldzaam. In 1808 stierf de vader voor het einde van zijn straftijd. Drie jaren later kwam zijn vrouw om van uitputting, el lende en wanhoop. Haar oudste kinderen kon den toen reeds, zoo goed en zoo kwaad ais dit ging, voor zich zeiven zorgen. René, die pas twaalf jaren oud was, vond onderdak bij een tante in zijn geboorteplaats Mauzé. Hij was klein, mager en stil, maar ijver,g. Op school maakte hij goede vorderingen. To-.n hij lezen en schrijven kon, kreeg hij een baantje bij een schoenmaker. Hij leerde het vak. doch zonder geestdrift Hü las veel, hij piekerde veel. En hi) was vijftien jaren toen hij wist wat hij wilde. Hij zcu naar Tombouctou gaan, de geheim zinnige. de heilige stad in Afrika, waarvan de poorten gesloten waren voor eiken ongeloovige en waarvan de beste aardrijkskundigen zelfs bij benadering niet wisten waar zij lag. Het Britsch Genootschap voor Aardrijkskunde had zelfs een premie van honderd-duizend franken uitgeloofd voor den eersten Europeaan, die in Tombouctou door zou dringen, doch het is al heel onwaarschijnlijk, dat René Caillié dit wist. De jongen wilde alleen maar een paradijs in de woestijn zien met al zijn schatten en heer lijkheden en zijn gelukkige bevolking. En on danks alle bespottingen, ondanks den goeden raad van de vele groote menschen zijner om geving, ging hij 17 April 1818 op weg. Hij was toen zestien jaren oud. kon een paar eigen gemaakte nieuwe schoenen aantrekken en had zestig franken op zak. Het relaas van Caillié's omzwervingen in Af rika werd al eens eerder verzorgd door de hee- ren André Lamandé en Jacques Nanteuil, Thans echter heeft het reisverhaal, dat Caillié zelf schreef, het licht gezien. Wij ontleenen hier een en ander aan: Le Voyage de René Caillié travers l'Afrique, 18241828, publié par Jacques Boulenger. René's eerste reis mislukt. Hij gaat naar Ro chefort. monstert aan op een schip en komt zoo in Senegal terecht. Daar hoort hij, dat uit Siera-Leone een expeditie vertrekken zal. op zoek naar een ontdekkingsreiziger, die in het Nigergebied verdwenen is. Een schip naar Sier- ra-Leone vindt hij niet en dus gaat hij maar te voet. Hij loopt drie-honderd kilometer langs het strand, geteisterd door den dorst, zijn voeten verbrand door het laaiende zand en komt meer dood dan levend in Dakar aan. Hij heeft dan nog niet meer dan een twintigste van zijn voet reis achter den rug. De kapitein van een Pransch schip neemt zijn gestranden landge noot uit medelijden aan boord. Hij is echter op weg naar Guadeloupe: een heelen omweg voer iemand, die naar Tombouctou moet! Cail lié komt op de Antillen aan. blijft er een half jaar en keert dan naar Frankrijk terug. In Mauzé heeft men zooveel medelijden met hem, dat er een inzameling gehouden wordt, welke drie-honderd franken opbrengt. René komt geleidelijk zijn zwakte te boven en zoodra hij weer geregeld denken kan denkt hij aan Tombouctou. Opnieuw trekt hij er op uit en in December 1818 is hij weer in Senegal. Hij loopt nu niet langs het strand en maakt ook geen uitstapjes naar den overkant van den oceaan, maar gaat van de kust lukraak Afrika in. Hij brengt het een heel stuk, maar honger en dorst, oververmoeidheid en koorts jagen hem na zes weken terug. Te Saint-Louis brengt hij zes maanden door in het ziekenhuis Wan neer hij langzaam weg kwijnt, zet men hem op een schip, dat hem naar Frankrijk terug brengt. Hij herstelt uiterst langzaam en vindt in Bor deaux een baantje als reiziger. Hij weet er na twee mislukkingen ten minste zooveel van, dat hij zich grondig begint voor te bereiden op zijn derde reis. Hij bestudeert Afrika, hoe moeilijk dat ook is. daar er nop niemand ver in doorgedrongen is en de Kaarten uitsluitend de kustlijnen kennen: al het andere is een groote witte vlek. Hij begrijpt, dat geen karavaan hem naar zijn doel kan brengen. Hij is niet bereid den roem der ontdekking van Tombouctou met wie ook te deelen. En ten slot te besluit hij z'ch voor Arabier uit te geven, op die manier het vertrouwen te winnen d°r be volking en zoo van dorp tot dorp te reizen. Hij vertrekt van Bordeaux, waar hij vier jaren gewerkt heeft, naar Senegal, bepraat den gouverneur dezer kolonie, die hem zijn onder neming uit het hoofd probeert te praten, maar hem toch aan een uitrusting helpt en dan gaat hij onder de Mooren om hun taal en gebruiken te leeren. En ten slotte begint 19 April 1827 zijn groote reis. Hij is als Arabier uitgedost, heeft vijftig kilo bagage in een leeren zak en kan zich de eigenaar noemen van drie-honderd franken. Hij bezit voorts een parapluie, een compas en een Koran, die hij uit zijn hoofd leert. Aan ieder die het maar hooren wil, ver telt hij afkomstig te wezen uit Alexandrië. Fransche soldaten hebben hem meegenomen en hij is opgevoed onder de ongeloovigen. Doch hij wil terug naar de omgeving van Cairo en daar zijn familie opzoeken en weer leven volgens den heiligen godsdienst zijner vaderen. Daarom loopt hij van Senegal naar Cairo. Over het algemeen wordt dit verhaal wel ge slikt. Hier en daar wordt hij ook wel met arg waan ontvangen en dit zijn dan de moeilijkste oogenblikken. Want men hoeft maar te ont dekken wie en wat hij is, en hij wordt afge slacht. Zoo reist hij precies een jaar en een dag, steeds in levensgevaar, steeds zijn leugens uit strooiende, lijdende van honger en dorst, van hitte en uitputting, gevoed met de walglijkste brouwsels en met den harden grond van een vervuilde hut als bed. Na drie maanden stort hij ineen en heeft een lang en smartelijk ziek bed. Hij hoopt nu zelf, dat de dood hem komt verlossen. Doch nog eens neemt zijn onver woestbaar gestel de overhand en vijf maanden later, in Januari 1828, gaat hij weer op weg. Vertrokken uit den Senegal op 19 April 1827, bereikt hij 20 April 1828 Tombouctou. Bepaald meevallen doet hem zijn jeugddroom niet. Hij schrijft het eerlijk neer: „Ik had van de grootte en de rijkdommen dezer stad een opvatting, welke al heel weinig Overeenkwam met de opeenhooping van bak- steenen huizen, waaromheen wijde, geblakerde vlakten liggen van geel zand. Niet één vogel hoorde ik er zingen. Maar toch imponeert mij de gedachte: zoo'n stad midden in de woes tijn." Hij brengt veertien dagen door in dit arm zalig eden en gaat 4 Mei weer terug met een karavaan. De tocht door de woestijn is een marteling. Vier maanden lang staat René bloot aan alle ontberingen. Zijn gezellen mogen hem niet. Bij de tenten, waar hij om eten en drin ken bedelt, wordt hij weggejaagd. Hij leeft van dadels en van gedroogd kameelvleesch. Wan neer hij na vier maanden Tanger bereikt, is hij een gebroken man en hij kan zelfs geen hulp zoeken bij het Fransche consulaat, want wan neer hij daarop betrapt wordt, kost hem dit zijn leven. Ten slotte kan hij zich daar binnen smokke len. Hij wordt goed ontvangen en als matroos vermomd brengt men hem naar een schip, dat den uitgeputten ontdekkingsreiziger te Toulon aan land zet. Hij is nu bekend, eigenlijk al half beroemd, en er liggen vijf honderd franken voor hem klaar om naar Parijs te komen. Hij wordt gevierd, de „Moniteur" wijdt een juichend artikel aan zijn avontuur, heel Europa bejubelt den held, die dwars door Afrika trok. Alleen Engeland laat zich niet van zijn beste zijde kennen en het Britsch Genootschap voor Aardrijkskunde weigert den prijs van honderd duizend franken uit te keeren. Immers, een Engelschman, Lord Laing, was reeds vóór René Caillié in Tombouctou geweest; toen hjj de stad weer verliet, was hij weliswaar door Touaregs vermoord, doch hij bleef de eerste Europeaan, die tot Tombouctou doorgedrongen was Het Fransch Genootschap voor Aardrijks kunde geeft Caillié een gouden medaille, de Ministers van Karei X geven hem een kapitaal van tien-duizend franken, de staat doei daar een pensioen van zes-duizend franken bij, hij krijgt het kruis van het Legioen van Eer. Hij vestigt zich te Parijs, geeft zijn reisverhaal uit. in drie deelen, krijgt daarop nogal wat kri tiek, vooral uit het buitenland, waar men niet algemeen aan hem gelooft, en gaat daaronder zwaar gebukt. Dertig jaren oud trouwt hij, krijgt een zoon 2iiiiiiimtiiimmiiiii iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiu en een dochter en trekt zich uit Parijs terug. Hü sterft in 1838, al büna vergeten, straatarm, omgekomen aan de ontberingen, welke hij in Afrika doorstond. De Amerikaansche scheepvaart-magnaat Franklin is te New-York teruggekeerd van een reis naar Europa en verklaarde dat de Ameri kaansche regeering het voorbeeld diende te volgen van Frankrük, Engeland, Italië en Duitschland, waar men door regeeringssteun het bouwen van groote schepen als de „Nor- mandië", de „Queen Mary'», de „Rex", de „Bre men" en de „Europa" mogelijk maakt. Amerika's modernste schepen zün op het oogenblik de „Washington" en de „Manhattan" die echter niet grooter zijn dan 30.000 ton, ter- wül de „Queen Mary" naar men weet 73.000 ton inhoudt. Zie de maan schijnt I Door de hoornen En dan weet u i 't Al terstond, Want dit liedje Klinkt weer vroolijk Dezer dagen In het rond! 't Wordt gezongen, En geschreven, 't Wordt geschilderd En gezegd, Want Sint Nic'laas Zonder schijnsel 1 Van het maantje Lijkt niet echt! En de maan is 1 Op dien feestdag Toch zoo graag van De partij. Maar door drukke Bezigheden Is zij dit keer.... 1 Er niet hij! Dus zij biedt u Haar excuses Voor 't gemis van 't Maanlicht aan, Want toevallig, Op Sint Nic'laas I Is het dit jaar Nieuwe maan! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verbodeji) irïlliilii in iiiim iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiHii Milium ui iiiiiiiiiiiri uil urn iiiiiimiiu systeem ingevoerd. Door middel van periscopen kan men nu van buiten af in de cel küken, met behulp van een minimaal lampje, dat dé ge vangenen niet in hun slaap stoort. De periscopen worden in den muur aange bracht en door een rasterwerk beschermd. Professor Whittenore, president van het By- zantünsch Instituut in Amerika, heeft zich drie jaar bezig gehouden met het blootleggen en schoonmaken der mozaïeken in de Aya Sofia te Istanboel. Thans zün acht schitterende Byzantü'nsche kruisen, die honderden jaren aan het oog ont trokken zün geweest, voor den dag gekomen. De kruisen zijn donkerrood op een prachtigen gouden achtergrond, en ruim twee meter lang. Op 88-jarigen leeftijd is te Montgomery over leden Edgar Winter, van 1876 tot 1902 directeu' van de Western Union Telegraph Company, die eens in de plaats was gekomen van Thomas Edison als telegrafist, toen laatstgenoemde ont slagen was, omdat hij met het apparaat had „geknoeid". Winter raakte nooit moe om te vertellen, hoe hü 68 jaar geleden Edison's baantje kreeg, doordat het (oen nog onbekende genie het met zün superieuren aan den stok had, omdat hü in zün werktijd steeds nieuwe dingen pro beerde. Het is büna December en vinnig koud bui ten. Het stoomschip „Atlanta" vervolgt stampend en slingerend zün weg naar 't vaderland. Tot heden had het schip geen zware stormen te doorstaan gehad. Bemoedigend zegt de commandant dan ook, terwijl hij over 't dek wandelt: „Als 't zulk kalm weer blijft, kunnen we in onze huiskamers de Sint-Nicolaassurpri;p nog uitpakken!" Zoo kort beleefd en zoo beslist is zijn toon, dat de gezichten der passagiers opklaren en de naderende Sint-Nicolaasavond het onderwerp aller gesprekken wordt. Voor velen rijst dan op het beeld van een vredig, ge zellig thuis met grabbelende, lachende en stoeiende kinderen, anderen zien een goedige, liefdevolle moeder, die voor ieder een verras sing bereidt of een altijd bezigen vader, die stralend het vroolijke troepje gadeslaat. En men vertelt op de boot van de verrassingen, die zoo dikwijls tot vroolükheid aanleiding ga ven en van het tehuis, waar de a.s. Sint-Nico- laasavond weer feestelijk belooft te worden. Men is dan terug na jaren van scheiding en men zal weer volop' genieten van de liefde en zorgzaamheid van hem of haar, die met St Nicolaas daarvan stellig een bewüs zal leveren. Naar al die gesprekken zit een jongeman somber en zwügend te luisteren, t Is Rudolf Blok, een der stewards, die geregeld de reis heen en weer meemaakt en dus maar een paar maanden van huis is geweest. Ook hü denkt er over na, hoe de St. Nicolaasavond voor hem wezen zal. Maar zoo blij en verlangend hü an ders steeds naar huis terugkeerde, 't is nu met een zekere vrees en beklemming. Met zorg en verdriet denkt hü aan 't nade rend Sint Nicolaasfeest, waartoe alle lust hem ontbreekt. Wel heeft hü een cadeautje uit In- sulinde voor zijn dierbaar vrouwtje meegeno men, maar daarmee zal 't ook afgeloopen zün. Misschien heeft zün Marie ook iets voor hem bedacht, als hü thuis is, maar.... hoe zal hij haar terugzien? Zou ze gezond zün, zooals ze schreef? Zou ze nu dien zwaren slag te boven zijn en dat vreeselijk gebeuren een weinig vergeten kun nen? Maar zal niet juist met St. Nicolaas het leed zich opnieuw schrijnend doen gevoelen? Immers, 'tis dan juist een jaar geleden, dat him lieve boy, hun eenigste lieveling, hun zoo plotseling en zoo wreed werd ontrukt. Wimpie was toen al rijf jaar geweest. Wat al illusies hadden ze samen opgebouwd en besproken. Hü, met zün schrandere, onschuldige oogjes, met zün üverige natuur, met zün goedig gevoe lig hartje, hü- hun Wim, zou eens de trots en de vreugd van hun ouderdom zijn. Hij was toen hun lieve, guitige jongen, die van St. Nicolaas een fietsje had gekregen op 5 December. Hoe dol-gelukkig was Wimpie toen geweest. Samen hadden vader en moeder hem geleerd hoe te trappen en te sturen; het breede trottoir bood aaarvoor ruimte genoeg. Maar den volgenden dag was Wim onvoorzichtig geweest. Hij was "t trottoir afgereden, juist toen een vrachtauto passeerde. Rudolf moest er niet aan denken, hoe hü toen zü'n lieven jongen had terugge zien doodvermorzeldonkenbaar En zün vrouwtje, zijn Marie? Ontroostbaar, ja wezenloos was ze geweest In de Yatala-gevangenis te Adelaide (Austra lië) hebben de gevangenen erover geklaagd.dat ze niet konden slapen, doordat de cipiers eenige malen per nacht met brandende lantaarns de cellen kwamen inspecteeren. Daarom heeft men nu een nieuw inspectie- door dit verschrikkelijk voorval. Weken duurde het vóór ze weer een beetje met de omgeving meeleefde. En pas, toen hü weg moest voor deze reis, was ze een beetje flinker geworden. Om zü'nentwille had ze toen getracht het leed een weinig moediger weerstand te bieden. Hij wist dat ze hem nog innig lief had. dat het gemis van hun lieven jongen hen nog nauwer verbond, dat ze hard naar zijn thuiskomst ver langde. Ze had het gedurig geschreven, nu zou liÜ t spoedig ondervinden. En Marie? Met ongeduld wacht ze de thuiskomst van haar goeden man af. Ze weet wat hü dan zal mis sen, hoe zwaar dat weerzien voor beiden zijn zal. Daarom zal ze haar best doen flink te zün en trachten dat gemis eenigzsins te vergoeden. Ze verlangt hard naar haar Rudolf en heeft hem ook een cadeautje gekocht voor zün St. Nicolaas. Maarze heeft nog een andere verrassing. Vaag was nog de gedachte aan de hoop op nieuw leven in huis, toen haar man vertrok. Hoewel die gedachte Rudolf steeds had bezig gehouden, durfde hij er Marie niet naar vra gen in de brieven, wijl zü er nimmer iets over schreef. Doch met stille zekerheid en in-geluk- kig heeft ze alles voorbereid voor het groote gebeuren. Onder het groote portret van hun eersten lieveling staat het eens gebruikte wiegje fleurig opgeknapt als nieuw. Ze zal haar Ru- dolf in deze kamer weerzien en begroeten en met dit blijde nieuws hem verrassen. Toevallig komt de dokter eens naar haar ge zondheid informeeren. Eerst kon Marie maar niet wennen aan dezen nieuwen dokter, die zich pas ter plaatse had gevestigd. Maar nu ze hem eens vertellen kon van haar Wimpie dien ze zoo plotseling hadden verloren, en van haar man, dien ze met zooveel verlangen verwacht te, nu is de verhouding tusschen dokter en patiënt vertrouwelüker geworden, nu spreekt hü haar moed in en vertelt dat de boot na een week zal aankomen. Rudolf heeft echter zijn reis bekort en is per trein van Marseille gekomen. Dat zal de eerste verrassing voor zijn Marieke wezen. Nu hü op weg is naar zijn woning, dringen allerlei vragen zich aan hem op. Hoe zal hü haar terugzien? Zal ze verrast zün? Zal ze thuis zijn? Ja, thuis is ze, want 't lamplicht dringt door de kieren van de gordijnen, die niet volkomen afsluiten. Hü kan zün nieuws gierigheid niet bedwingen engluurt er door. Hij kijkt en hoort een vreemde mannen stem tot haar spreken, duidelük en beslist: „Wees u gerust, mevrouw, over een week kan uw man hier zijn en blüft dan immers drie maanden thuis! Mocht u me eerder noodig hebben, dan kom ik terstond, hoor!" „Best dokter is 't rustige antwoord van zün Marie. Nog is de dokter in de gang, als Rudolf zün vrouwtje om den hals valt en begroet en dan zenuwachtig vraagt: „Is 't dan toch heusch waar, Marieke, ik hoorde Vóór Rudolf verder kan spreken, troont Ma rie haar man mede naar de voorkamer. Met een stralend gelaat en een zalig lachje om de lippen kust ze hem innig en zegt dan: „Als 't een jongetje is, zal 't weer een Wimpie wezen, hé Rudolf?" En twee gelukkige menschen staren op t kleine wiegje, waarin weldra opnieuw de rijk- dom, de vreugde en hoop van een jong huis gezin zal rusten. Uit Schotland zün twee hyena's naar Canada verzonden. Zü vormen een geschenk van den dierentuin te Edinburgh aan den Riverdale- dierentuin te Toronto. De High Park-dierentuin te Toronto heeft eveneens enkele dieren uit Schotland ont vangen. Het Schotsch Zoölogisch Genootschap schonk twee wilde katten in ruil voor eenige Cana- deesche beren, een bever, alligators en mar motten. De dieren zouden behooren tot soorten, die snel uitsterven. We waren thans in een donkere grot. Op handen en voeten kropen we verder, de duis ternis was volkomen. De grot was schünbaar vrü diep. Eensklaps luisterden we alle twee vol spanning. Het was of we iemand in onze na bijheid hoorden ademhalen. Gelukkig had ik een zaklantaarn bü me. Een druk op het knopje deed het lampje branden enja, daar lag het meisje rustig te slapen. Heel voorzichtig probeerde ik haar wakker te maken, waarbü ik natuurlük op moest pas sen, dat het meisje, als ze mü zag, niet een kreet zou slaken. Toen het meisje wakker werd legde ik haar met een paar woorden uit wie ik was en dat we gekomen waren om haar te redden. Wat was ze blü. Vlug maakten we daarop aanstalten om te vertrekken. Weldra waren we weer uit de rotskamer. Het wederzien tusschen münheer Dickenson en zü'n dochter was uiterst ontroerend. We hadden echter niet veel tüd, want ieder oogenblik kon de ontsnapping van het meisje bekend worden. Zoo vlug mogelük zochten we thans onze paarden op. Amy kwam bü mü op het paard zitten, daar wü beiden de licht- sten uit het gezelschap waren, en onze paar den nog een groot traject moesten afleggen: We gaven de dieren de sporen en renden weg. Eensklaps klonk een luide schreeuw achter ons en eenige Indianen kwamen op ons af, terwül we een ruiter hard in tegengestelde richting zagen wegrennen, schijnbaar om alarm te maken. Voort stoven we. Nu zou wel dade- lük de achtervolging beginnen. Pete kwam thans met een plan voor den dag. Amy moest thans bü Oom Sydney op het paard gaan zitten, die nu tezamen met münheer Dicken son voorop ging, terwül wü achterbleven. HAVANA, 29 Nov. (Reuter) Toen de po litie trachtte eenige leiders der Cubaansche communisten te arresteeren, ontstond een he vig gevecht tusschen politie en communisten. Er hadden een groot aantal incidenten plaats, en in verschillende deelen der stad werden bommen geworpen, tengevolge waarvan ver scheidene personen ernstig werden gewond. HAVANA, 29 Nov. (Reuter) In een groote raffinaderij van de Standard Oil Company is brand uitgebroken. Het gebouw met de voor- raadtanks is één vlammenzee. Het was tot nu toe nog niet mogelük de schade te schatten, doch deze zal waarschijnlijk enorm zijn. zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Dflfïfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t st werken door f 7f/l by een ongeval met Of/1 bij verlies van een hand Og verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 01/1/ U»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet of een oog# i Dij verlies van een f Cfi by een breuk van Afï by verlies van hs duim of wysvinger t/l/.-been of arm# tri/»- anderen vinger 52 Tommy, die zich tot aan den rand van het water haastte groette mü opnieuw. .Maak voort, oude jengen!" rfep hü my toe. „Er is iets aan de hand!" Een aansporing tot haast van Tommy be- teekende zulk een dringendheid dat ik geen tüd verkwistte met vragen; ik gooide het anker uit. wierp mü in de jol en roeide zoo snel mogelük naar land. .Het spüi me, dat ik je heb laten wachten. Tommyzei ik. terwül hü in de boot sprong. „Al lang hier?" .Drie uur.'* antwoordde hü- „Ik vroeg me al af of je dood was." Ik schudde mün hoofd. „Nog geen tijd vcor." antwoordde ik, „Wat is er voor moeilükheid?" Hü keek op zün horloge. „Wel, hoofdzakelük de tüd. ..Denk je, dat ik om half tien in Sheppy kan zün?" Ik hield met roeien in. ..Sheppy?" herhaalde ik. ..Maar, Tommy, ik kom juist van Sheppy vandaan." Nu was het Tommy's beurt verbaasa te zijn. „Wel vervloekt," riep hü uit. „Wat bracht je daar heen?" „Eigenlük de „Betty," antwoordde ik. Zoo kort mogelük vertelde ik hem wat wü dien dag hadden gedaan. Ik was juist daarmee <ereed. toen wü langs boord kwamen. „Prachtig, die uitvinding," zei hü- terwijl hü aan dek klom. „Waar is Gow?" „Joyce gaf hem va?antïe," antwoordde ik, „en hü is nog niet terug." De jol vastmakende vroeg ik: ..Wat ls er toch aan de hand. Tommy? Voor oen dag er mee!" „Latimer," antwoordde hü- „Ik vertelde je, dat ik bericht van hem verwachtte Dat kwam vanochtend en ik beloofde hem dat ik cm half tien ïn de kreek onder de oungalow val. de drie Russen zou zün Ik moet daar zien te komen, hoe dan ook." „O, dat kan gebeuren," antwoorde ik vroo- lük. „Wat moet je er doen?" „Ik denk. dat hü daar eens rondküken wil. Hij is er in elk geval maar alleen en hü is er op gesteld, er mü te v'hden." „Maar waarom vroeg hü jou?" ..Hy wist, dat ik een boot heb. Ik denk, dat hij dit spelletje zonder off'cieele hulp wil uitspelen. Voor zoover ik begrüp wïl hü zeker heid hebben omtrent de lui. voor nil oeslaat. Men heeft in den geheimen dienst nfet veel op met iemand, die een fout maakt. ..Laat ons den tüd niet verpraten, merkte ik op. „Als je daar om half tien wilt zün. moe ten we dadelyk weg." „Maar jü?" riep Tommy uit. ,Je kunt met mee. Hü heeft jou aan* de hut gezien.' „Wat hindert dat?" wierp fk tegen Mis hü mü niet heeft hrkend als dengene. die hem het briefje bü Parelli zond. kunnen we ge makkelijk genoeg een verklaring vinden Zeg hem. dat ik pas lid van de zeilclub geworden ten en dat je mü ontmoette en meenam om met de boot te helpen. Er is geen reden, waarom een fotograaf niet zou zeilen." Ik sprak er licht over. maar eigenlük ver trouwde ik Tommy's oordeel over Latimer s oprechtheid wat de gebeurtenis in het res taurant betreft niet geheel, evenmin als over zün bezoek aan de hut. Ik was echter vast besloten, mee te gaan naar Sheppy De toe stand was nu op het punt gekomen, waar men met voorzichtigheid niets winnen kan. Latimer had mij herkend of niet In het eerste geval wist hü reeds, dat Tommy nem niet de waarheid had verteld en dat de mythische kunstschilder niemand anders was dan 'kzelf. Als dat juist was, wist fk geen betere oplossing dan den stier maar bü de aorens te vatten en uit te vinden, welke rol hü mü inderdaad toekende. Ik had zün leven gered en a' :even wü ook in een ondankbare wereld, nü moest toch wel min of meer in mün voordeel gestemd zün. Bovendien zou Tommy zeker hulp op de „Betty" noodig hebben. Hü ze'lde goed. goed genoeg, maar met mist over de rivier en toe nemende duisternis is de mond van ie Theems geen plaats om alleen te bezeilen.... vooral wanneer men haast heeft. Tommy erkende dit blükbaar, want hü maakte geen verdere bezwaren. „Goed dan," zei hij met een eenigszins on- verschilTgen lach. ,,We spelen 'n Deetje noog, maar dat ligt aan de kaarten. Het anker op, Neil, en vooruit!" Ik haalde het anker in en haastte mü naar de zeilen, die ik in mün haast om naar de jol te komen, las op het dek had neer gelaten. Na enkele welgeslaagde pogingen en een paar zeer geslaagde verwnschingen kreeg Tommy den motor aan den gang en wij voeren langzaam de kreek uit, die thans door den vloed een aanzien'-üke oppervlakte water had. Lachend zette ik mü in de cockpit. „Ik had nooit gedacht, dat ik den tocht nog eens maken zou vanavond," zei ik. „Ik beg ri me zoo ongeveer te vcelen als een kapitein op een passagiersboot, die je voor een penny overbrengt Tommy, die de belangrijke bezigheden van sturen en een püp stoppen deed samengaan, keek op van zün werk. „De Lyndon-Morrïsen Lün," zei hü. „Van Tilbury naar Sheppy. Tweemaai per dag. Passagiers worden verzocht niet te spreken met den man aan het stuurwiel.' „Ik denk. Tommy," antweordde ik „dat we voor münheer Latimer een uitzondering zullen moeten maken." HOOFDSTUK XX Nader tot de oplossing Een Chineesch spreekwoord beweert, dat er driehonderd en zes en veertig onderwerpen voor gesprek zijn, maar gedurende dezen tocht beperkten Tommy en ik ons tot twee pun ren. Het eene was Bruce Latimer en het xndere Joyce's verrassende ontdekking over McMurtrie en Marks. Hierover was Tommy even verbaasd als ik. „Verdikkeme, als ik weet wat ik daar van denken moet, Neil," zei hü- „Als het 'emand anders dan Joyce was geweest zou ik denken dat het een vergissing was. Wat kan Mc Murtrie in 's hemelsnaam met die Marks hebben te maken gehad." „Joyce denkt, dat hü aardig wat met hem te maken had," zei ik. „Dat weet ik. Zü is overtuigd, dat hü dat werkje opgeknapt heeft. Maar men gaat toch zoo maar niet iemand vermoorden zonder be- grüpehjke reden?" ,,Ik kan verschillende grondige redenen om Marks te vermoorden bedenken," ant woordde ik onpartü'dig. .Maar ik denk toch nfet, dat die voor McMurtrie hebben kunnen gelden. Wat mü hem vooral doet wantrouwen is dat hü George kent en dit voor mü ver borgen houdt. Ik vermoed, dat hij dooi nem van mün uitvinding afwist. George was de eenige- die dat wist." „Ik heb altüd gedacht, dat het een vreemd geval was," gromde Tommy. ..maar hoe meer er van aan het licht komt des te ingewik kelder wordt het. Die lui van Jou Mac. Murtrie en Savaroff zü'n »P zichzelf al een paar helsche gasten, maar nu 'Jtkomt, dat zü met George in verband staan en met Marks nog...." Hü zweeg; na een oogenblik voegde hü er half spottend aan toe: „Het zal nog büjken, dat Latimer er ook in betrokken is." „Het zou me n et verbazen, antwoordde ik. „Ik kan niet alles aannemen wat 'nj jou verteld heeft. Het laat te veel onverklaard. 'Zie je, ik ben er vrü zeker van. oat de kerel, die hem wilde vergiftigen tot McMurtrie's kring behoort, maar dan ,.Dan," onderbrak Tommy met een korten lach, „zullen we zeker 'n interessanten avond hebben. Me dunkt, Neil, dat we oezig zün. onze eigen booten te verbranden, vanavond." Plotseling kwam de cude wroeging dat ik Joyce en Tommy in mijn zaken had gehaald met vernieuwde kracht wesr in mü op. „Ik ben een zelfzuchtige bruut Thomas," zei ik spütig. „Het beste, wat ik werkeiük zou kunnen doen. is overboord te vallen. De hemd weet in wat voor moeilijkheden ik jou nog brengen zal, voor dit alles ten einde is." „In de moeilükheid je te vertellen, dat je oogenblikkelük je mond zult houden." ant woordde hij. Hij stond op en keek uit ever de verre vage watervlakte, die hier m daar met lichten beplekt was en vervolgde vrooifik: „Neem jü haar nu. Neil we zün ru aan het eind van het Yanylet. En na vanavond ken jü den weg beter dan ik." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9