Met a&'daal van dm da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
1
v
fó.
Door de binnenlanden van Afrika
'nmssew
met
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
AVONTUREN VAN RENE
CAILLIE
DE MAAN
£jtxJoiIetSoBp.r
VRIJDAG 30 NOVEMBER 1934
Wie was de Europeaan, die het
eerst in Tombouctou wist
door te dringen?
Omzwervingen in het
zwarte werelddeel
Gaat Amerika groote
schepen bouwen?
Edison's opvolger als
telegrafist
De mozaieken van de
Aya Sofia
De St. Nicolaas-
verrassing
Periscopen in de ge
vangenis
3cfuote stukken fhol slechts i|
Hyena's van Schotland
naar Canada
Bommen in Havana
Brand in raffinaderij
Alle abonné's ongevallen
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDCES
Zijn vader was een slager, die meer van wijn
hield dan van werken. Zijn moeder tobde
om in een onzegbare armoede haar vjjf
kinderen groot te brengen. Een diefstal van zes
franken bracht zijn vader voor de rechtbank en
vermoedelijk meer om zijn reputatie dan om
den ernst van het feit, werd hij veroordetld tot
twaalf jaren bagno. Het vonnis was reeds uit
gesproken, toen hij geboren werd als zesde kind
van het gezin Caillié. Men doopte hem René
De moeder trok met haar kinderen van Mauzé
in de omgeving van Parijs, naar Rochefort.
waar haar man boette. De dagen, dat er in de
kleine hut die ze bewoonde, niet gegeten werd,
waren weinig zeldzaam. In 1808 stierf de vader
voor het einde van zijn straftijd. Drie jaren
later kwam zijn vrouw om van uitputting, el
lende en wanhoop. Haar oudste kinderen kon
den toen reeds, zoo goed en zoo kwaad ais dit
ging, voor zich zeiven zorgen. René, die pas
twaalf jaren oud was, vond onderdak bij een
tante in zijn geboorteplaats Mauzé.
Hij was klein, mager en stil, maar ijver,g. Op
school maakte hij goede vorderingen. To-.n hij
lezen en schrijven kon, kreeg hij een baantje
bij een schoenmaker. Hij leerde het vak. doch
zonder geestdrift Hü las veel, hij piekerde veel.
En hi) was vijftien jaren toen hij wist wat hij
wilde.
Hij zcu naar Tombouctou gaan, de geheim
zinnige. de heilige stad in Afrika, waarvan de
poorten gesloten waren voor eiken ongeloovige
en waarvan de beste aardrijkskundigen zelfs
bij benadering niet wisten waar zij lag. Het
Britsch Genootschap voor Aardrijkskunde had
zelfs een premie van honderd-duizend franken
uitgeloofd voor den eersten Europeaan, die in
Tombouctou door zou dringen, doch het is al
heel onwaarschijnlijk, dat René Caillié dit wist.
De jongen wilde alleen maar een paradijs in
de woestijn zien met al zijn schatten en heer
lijkheden en zijn gelukkige bevolking. En on
danks alle bespottingen, ondanks den goeden
raad van de vele groote menschen zijner om
geving, ging hij 17 April 1818 op weg. Hij was
toen zestien jaren oud. kon een paar eigen
gemaakte nieuwe schoenen aantrekken en had
zestig franken op zak.
Het relaas van Caillié's omzwervingen in Af
rika werd al eens eerder verzorgd door de hee-
ren André Lamandé en Jacques Nanteuil,
Thans echter heeft het reisverhaal, dat Caillié
zelf schreef, het licht gezien. Wij ontleenen hier
een en ander aan: Le Voyage de René Caillié
travers l'Afrique, 18241828, publié par
Jacques Boulenger.
René's eerste reis mislukt. Hij gaat naar Ro
chefort. monstert aan op een schip en komt
zoo in Senegal terecht. Daar hoort hij, dat uit
Siera-Leone een expeditie vertrekken zal. op
zoek naar een ontdekkingsreiziger, die in het
Nigergebied verdwenen is. Een schip naar Sier-
ra-Leone vindt hij niet en dus gaat hij maar te
voet. Hij loopt drie-honderd kilometer langs
het strand, geteisterd door den dorst, zijn voeten
verbrand door het laaiende zand en komt meer
dood dan levend in Dakar aan. Hij heeft dan
nog niet meer dan een twintigste van zijn voet
reis achter den rug. De kapitein van een
Pransch schip neemt zijn gestranden landge
noot uit medelijden aan boord. Hij is echter
op weg naar Guadeloupe: een heelen omweg
voer iemand, die naar Tombouctou moet! Cail
lié komt op de Antillen aan. blijft er een half
jaar en keert dan naar Frankrijk terug. In
Mauzé heeft men zooveel medelijden met hem,
dat er een inzameling gehouden wordt, welke
drie-honderd franken opbrengt.
René komt geleidelijk zijn zwakte te boven
en zoodra hij weer geregeld denken kan denkt
hij aan Tombouctou. Opnieuw trekt hij er op
uit en in December 1818 is hij weer in Senegal.
Hij loopt nu niet langs het strand en maakt
ook geen uitstapjes naar den overkant van den
oceaan, maar gaat van de kust lukraak Afrika
in. Hij brengt het een heel stuk, maar honger
en dorst, oververmoeidheid en koorts jagen
hem na zes weken terug. Te Saint-Louis brengt
hij zes maanden door in het ziekenhuis Wan
neer hij langzaam weg kwijnt, zet men hem op
een schip, dat hem naar Frankrijk terug brengt.
Hij herstelt uiterst langzaam en vindt in Bor
deaux een baantje als reiziger.
Hij weet er na twee mislukkingen ten minste
zooveel van, dat hij zich grondig begint voor
te bereiden op zijn derde reis. Hij bestudeert
Afrika, hoe moeilijk dat ook is. daar er nop
niemand ver in doorgedrongen is en de Kaarten
uitsluitend de kustlijnen kennen: al het andere
is een groote witte vlek. Hij begrijpt, dat geen
karavaan hem naar zijn doel kan brengen. Hij
is niet bereid den roem der ontdekking van
Tombouctou met wie ook te deelen. En ten slot
te besluit hij z'ch voor Arabier uit te geven, op
die manier het vertrouwen te winnen d°r be
volking en zoo van dorp tot dorp te reizen.
Hij vertrekt van Bordeaux, waar hij vier
jaren gewerkt heeft, naar Senegal, bepraat den
gouverneur dezer kolonie, die hem zijn onder
neming uit het hoofd probeert te praten, maar
hem toch aan een uitrusting helpt en dan gaat
hij onder de Mooren om hun taal en gebruiken
te leeren.
En ten slotte begint 19 April 1827 zijn groote
reis. Hij is als Arabier uitgedost, heeft vijftig
kilo bagage in een leeren zak en kan zich de
eigenaar noemen van drie-honderd franken. Hij
bezit voorts een parapluie, een compas en een
Koran, die hij uit zijn hoofd leert.
Aan ieder die het maar hooren wil, ver
telt hij afkomstig te wezen uit Alexandrië.
Fransche soldaten hebben hem meegenomen en
hij is opgevoed onder de ongeloovigen. Doch hij
wil terug naar de omgeving van Cairo en daar
zijn familie opzoeken en weer leven volgens den
heiligen godsdienst zijner vaderen. Daarom
loopt hij van Senegal naar Cairo.
Over het algemeen wordt dit verhaal wel ge
slikt. Hier en daar wordt hij ook wel met arg
waan ontvangen en dit zijn dan de moeilijkste
oogenblikken. Want men hoeft maar te ont
dekken wie en wat hij is, en hij wordt afge
slacht.
Zoo reist hij precies een jaar en een dag,
steeds in levensgevaar, steeds zijn leugens uit
strooiende, lijdende van honger en dorst, van
hitte en uitputting, gevoed met de walglijkste
brouwsels en met den harden grond van een
vervuilde hut als bed. Na drie maanden stort
hij ineen en heeft een lang en smartelijk ziek
bed. Hij hoopt nu zelf, dat de dood hem komt
verlossen. Doch nog eens neemt zijn onver
woestbaar gestel de overhand en vijf maanden
later, in Januari 1828, gaat hij weer op weg.
Vertrokken uit den Senegal op 19 April 1827,
bereikt hij 20 April 1828 Tombouctou.
Bepaald meevallen doet hem zijn jeugddroom
niet. Hij schrijft het eerlijk neer:
„Ik had van de grootte en de rijkdommen
dezer stad een opvatting, welke al heel weinig
Overeenkwam met de opeenhooping van bak-
steenen huizen, waaromheen wijde, geblakerde
vlakten liggen van geel zand. Niet één vogel
hoorde ik er zingen. Maar toch imponeert mij
de gedachte: zoo'n stad midden in de woes
tijn."
Hij brengt veertien dagen door in dit arm
zalig eden en gaat 4 Mei weer terug met een
karavaan. De tocht door de woestijn is een
marteling. Vier maanden lang staat René bloot
aan alle ontberingen. Zijn gezellen mogen hem
niet. Bij de tenten, waar hij om eten en drin
ken bedelt, wordt hij weggejaagd. Hij leeft van
dadels en van gedroogd kameelvleesch. Wan
neer hij na vier maanden Tanger bereikt, is hij
een gebroken man en hij kan zelfs geen hulp
zoeken bij het Fransche consulaat, want wan
neer hij daarop betrapt wordt, kost hem dit
zijn leven.
Ten slotte kan hij zich daar binnen smokke
len. Hij wordt goed ontvangen en als matroos
vermomd brengt men hem naar een schip, dat
den uitgeputten ontdekkingsreiziger te Toulon
aan land zet. Hij is nu bekend, eigenlijk al half
beroemd, en er liggen vijf honderd franken
voor hem klaar om naar Parijs te komen.
Hij wordt gevierd, de „Moniteur" wijdt een
juichend artikel aan zijn avontuur, heel Europa
bejubelt den held, die dwars door Afrika trok.
Alleen Engeland laat zich niet van zijn beste
zijde kennen en het Britsch Genootschap voor
Aardrijkskunde weigert den prijs van honderd
duizend franken uit te keeren. Immers, een
Engelschman, Lord Laing, was reeds vóór René
Caillié in Tombouctou geweest; toen hjj de stad
weer verliet, was hij weliswaar door Touaregs
vermoord, doch hij bleef de eerste Europeaan,
die tot Tombouctou doorgedrongen was
Het Fransch Genootschap voor Aardrijks
kunde geeft Caillié een gouden medaille, de
Ministers van Karei X geven hem een kapitaal
van tien-duizend franken, de staat doei daar
een pensioen van zes-duizend franken bij, hij
krijgt het kruis van het Legioen van Eer.
Hij vestigt zich te Parijs, geeft zijn reisverhaal
uit. in drie deelen, krijgt daarop nogal wat kri
tiek, vooral uit het buitenland, waar men niet
algemeen aan hem gelooft, en gaat daaronder
zwaar gebukt.
Dertig jaren oud trouwt hij, krijgt een zoon
2iiiiiiimtiiimmiiiii
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiu
en een dochter en trekt zich uit Parijs terug.
Hü sterft in 1838, al büna vergeten, straatarm,
omgekomen aan de ontberingen, welke hij in
Afrika doorstond.
De Amerikaansche scheepvaart-magnaat
Franklin is te New-York teruggekeerd van een
reis naar Europa en verklaarde dat de Ameri
kaansche regeering het voorbeeld diende te
volgen van Frankrük, Engeland, Italië en
Duitschland, waar men door regeeringssteun
het bouwen van groote schepen als de „Nor-
mandië", de „Queen Mary'», de „Rex", de „Bre
men" en de „Europa" mogelijk maakt.
Amerika's modernste schepen zün op het
oogenblik de „Washington" en de „Manhattan"
die echter niet grooter zijn dan 30.000 ton, ter-
wül de „Queen Mary" naar men weet 73.000
ton inhoudt.
Zie de maan schijnt I
Door de hoornen
En dan weet u i
't Al terstond,
Want dit liedje
Klinkt weer vroolijk
Dezer dagen
In het rond!
't Wordt gezongen,
En geschreven,
't Wordt geschilderd
En gezegd,
Want Sint Nic'laas
Zonder schijnsel 1
Van het maantje
Lijkt niet echt!
En de maan is 1
Op dien feestdag
Toch zoo graag van
De partij.
Maar door drukke
Bezigheden
Is zij dit keer.... 1
Er niet hij!
Dus zij biedt u
Haar excuses
Voor 't gemis van
't Maanlicht aan,
Want toevallig,
Op Sint Nic'laas
I Is het dit jaar
Nieuwe maan!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verbodeji)
irïlliilii in iiiim iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiHii Milium ui iiiiiiiiiiiri uil urn iiiiiimiiu
systeem ingevoerd. Door middel van periscopen
kan men nu van buiten af in de cel küken, met
behulp van een minimaal lampje, dat dé ge
vangenen niet in hun slaap stoort.
De periscopen worden in den muur aange
bracht en door een rasterwerk beschermd.
Professor Whittenore, president van het By-
zantünsch Instituut in Amerika, heeft zich drie
jaar bezig gehouden met het blootleggen en
schoonmaken der mozaïeken in de Aya Sofia
te Istanboel.
Thans zün acht schitterende Byzantü'nsche
kruisen, die honderden jaren aan het oog ont
trokken zün geweest, voor den dag gekomen.
De kruisen zijn donkerrood op een prachtigen
gouden achtergrond, en ruim twee meter lang.
Op 88-jarigen leeftijd is te Montgomery over
leden Edgar Winter, van 1876 tot 1902 directeu'
van de Western Union Telegraph Company,
die eens in de plaats was gekomen van Thomas
Edison als telegrafist, toen laatstgenoemde ont
slagen was, omdat hij met het apparaat had
„geknoeid".
Winter raakte nooit moe om te vertellen, hoe
hü 68 jaar geleden Edison's baantje kreeg,
doordat het (oen nog onbekende genie het met
zün superieuren aan den stok had, omdat hü
in zün werktijd steeds nieuwe dingen pro
beerde.
Het is büna December en vinnig koud bui
ten. Het stoomschip „Atlanta" vervolgt
stampend en slingerend zün weg naar 't
vaderland. Tot heden had het schip geen zware
stormen te doorstaan gehad. Bemoedigend zegt
de commandant dan ook, terwijl hij over 't dek
wandelt: „Als 't zulk kalm weer blijft, kunnen
we in onze huiskamers de Sint-Nicolaassurpri;p
nog uitpakken!" Zoo kort beleefd en zoo beslist
is zijn toon, dat de gezichten der passagiers
opklaren en de naderende Sint-Nicolaasavond
het onderwerp aller gesprekken wordt. Voor
velen rijst dan op het beeld van een vredig, ge
zellig thuis met grabbelende, lachende en
stoeiende kinderen, anderen zien een goedige,
liefdevolle moeder, die voor ieder een verras
sing bereidt of een altijd bezigen vader, die
stralend het vroolijke troepje gadeslaat. En
men vertelt op de boot van de verrassingen,
die zoo dikwijls tot vroolükheid aanleiding ga
ven en van het tehuis, waar de a.s. Sint-Nico-
laasavond weer feestelijk belooft te worden.
Men is dan terug na jaren van scheiding en
men zal weer volop' genieten van de liefde en
zorgzaamheid van hem of haar, die met St
Nicolaas daarvan stellig een bewüs zal leveren.
Naar al die gesprekken zit een jongeman
somber en zwügend te luisteren, t Is Rudolf
Blok, een der stewards, die geregeld de reis
heen en weer meemaakt en dus maar een paar
maanden van huis is geweest. Ook hü denkt er
over na, hoe de St. Nicolaasavond voor hem
wezen zal. Maar zoo blij en verlangend hü an
ders steeds naar huis terugkeerde, 't is nu met
een zekere vrees en beklemming.
Met zorg en verdriet denkt hü aan 't nade
rend Sint Nicolaasfeest, waartoe alle lust hem
ontbreekt. Wel heeft hü een cadeautje uit In-
sulinde voor zijn dierbaar vrouwtje meegeno
men, maar daarmee zal 't ook afgeloopen zün.
Misschien heeft zün Marie ook iets voor hem
bedacht, als hü thuis is, maar.... hoe zal hij
haar terugzien?
Zou ze gezond zün, zooals ze schreef? Zou
ze nu dien zwaren slag te boven zijn en dat
vreeselijk gebeuren een weinig vergeten kun
nen? Maar zal niet juist met St. Nicolaas het
leed zich opnieuw schrijnend doen gevoelen?
Immers, 'tis dan juist een jaar geleden, dat
him lieve boy, hun eenigste lieveling, hun zoo
plotseling en zoo wreed werd ontrukt. Wimpie
was toen al rijf jaar geweest. Wat al illusies
hadden ze samen opgebouwd en besproken.
Hü, met zün schrandere, onschuldige oogjes,
met zün üverige natuur, met zün goedig gevoe
lig hartje, hü- hun Wim, zou eens de trots en
de vreugd van hun ouderdom zijn. Hij was toen
hun lieve, guitige jongen, die van St. Nicolaas
een fietsje had gekregen op 5 December. Hoe
dol-gelukkig was Wimpie toen geweest. Samen
hadden vader en moeder hem geleerd hoe te
trappen en te sturen; het breede trottoir bood
aaarvoor ruimte genoeg. Maar den volgenden
dag was Wim onvoorzichtig geweest. Hij was "t
trottoir afgereden, juist toen een vrachtauto
passeerde. Rudolf moest er niet aan denken,
hoe hü toen zü'n lieven jongen had terugge
zien doodvermorzeldonkenbaar
En zün vrouwtje, zijn Marie?
Ontroostbaar, ja wezenloos was ze geweest
In de Yatala-gevangenis te Adelaide (Austra
lië) hebben de gevangenen erover geklaagd.dat
ze niet konden slapen, doordat de cipiers eenige
malen per nacht met brandende lantaarns de
cellen kwamen inspecteeren.
Daarom heeft men nu een nieuw inspectie-
door dit verschrikkelijk voorval. Weken duurde
het vóór ze weer een beetje met de omgeving
meeleefde. En pas, toen hü weg moest voor
deze reis, was ze een beetje flinker geworden.
Om zü'nentwille had ze toen getracht het leed
een weinig moediger weerstand te bieden. Hij
wist dat ze hem nog innig lief had. dat het
gemis van hun lieven jongen hen nog nauwer
verbond, dat ze hard naar zijn thuiskomst ver
langde. Ze had het gedurig geschreven, nu zou
liÜ t spoedig ondervinden. En Marie?
Met ongeduld wacht ze de thuiskomst van
haar goeden man
af. Ze weet wat
hü dan zal mis
sen, hoe zwaar
dat weerzien voor
beiden zijn zal.
Daarom zal ze
haar best doen
flink te zün en trachten dat gemis eenigzsins
te vergoeden.
Ze verlangt hard naar haar Rudolf en heeft
hem ook een cadeautje gekocht voor zün St.
Nicolaas. Maarze heeft nog een andere
verrassing.
Vaag was nog de gedachte aan de hoop op
nieuw leven in huis, toen haar man vertrok.
Hoewel die gedachte Rudolf steeds had bezig
gehouden, durfde hij er Marie niet naar vra
gen in de brieven, wijl zü er nimmer iets over
schreef. Doch met stille zekerheid en in-geluk-
kig heeft ze alles voorbereid voor het groote
gebeuren. Onder het groote portret van hun
eersten lieveling staat het eens gebruikte wiegje
fleurig opgeknapt als nieuw. Ze zal haar Ru-
dolf in deze kamer weerzien en begroeten en
met dit blijde nieuws hem verrassen.
Toevallig komt de dokter eens naar haar ge
zondheid informeeren. Eerst kon Marie maar
niet wennen aan dezen nieuwen dokter, die
zich pas ter plaatse had gevestigd. Maar nu ze
hem eens vertellen kon van haar Wimpie dien
ze zoo plotseling hadden verloren, en van haar
man, dien ze met zooveel verlangen verwacht
te, nu is de verhouding tusschen dokter en
patiënt vertrouwelüker geworden, nu spreekt
hü haar moed in en vertelt dat de boot na een
week zal aankomen.
Rudolf heeft echter zijn reis bekort en is
per trein van Marseille gekomen. Dat zal de
eerste verrassing voor zijn Marieke wezen.
Nu hü op weg is naar zijn woning, dringen
allerlei vragen zich aan hem op. Hoe zal hü
haar terugzien? Zal ze verrast zün? Zal ze
thuis zijn? Ja, thuis is ze, want 't lamplicht
dringt door de kieren van de gordijnen, die
niet volkomen afsluiten. Hü kan zün nieuws
gierigheid niet bedwingen engluurt er
door. Hij kijkt en hoort een vreemde mannen
stem tot haar spreken, duidelük en beslist:
„Wees u gerust, mevrouw, over een week kan
uw man hier zijn en blüft dan immers drie
maanden thuis! Mocht u me eerder noodig
hebben, dan kom ik terstond, hoor!"
„Best dokter is 't rustige antwoord van zün
Marie.
Nog is de dokter in de gang, als Rudolf zün
vrouwtje om den hals valt en begroet en dan
zenuwachtig vraagt: „Is 't dan toch heusch
waar, Marieke, ik hoorde
Vóór Rudolf verder kan spreken, troont Ma
rie haar man mede naar de voorkamer. Met
een stralend gelaat en een zalig lachje om de
lippen kust ze hem innig en zegt dan:
„Als 't een jongetje is, zal 't weer een Wimpie
wezen, hé Rudolf?"
En twee gelukkige menschen staren op t
kleine wiegje, waarin weldra opnieuw de rijk-
dom, de vreugde en hoop van een jong huis
gezin zal rusten.
Uit Schotland zün twee hyena's naar Canada
verzonden. Zü vormen een geschenk van den
dierentuin te Edinburgh aan den Riverdale-
dierentuin te Toronto.
De High Park-dierentuin te Toronto heeft
eveneens enkele dieren uit Schotland ont
vangen.
Het Schotsch Zoölogisch Genootschap schonk
twee wilde katten in ruil voor eenige Cana-
deesche beren, een bever, alligators en mar
motten.
De dieren zouden behooren tot soorten, die
snel uitsterven.
We waren thans in een donkere grot. Op
handen en voeten kropen we verder, de duis
ternis was volkomen. De grot was schünbaar
vrü diep. Eensklaps luisterden we alle twee vol
spanning. Het was of we iemand in onze na
bijheid hoorden ademhalen. Gelukkig had ik
een zaklantaarn bü me. Een druk op het
knopje deed het lampje branden enja,
daar lag het meisje rustig te slapen.
Heel voorzichtig probeerde ik haar wakker
te maken, waarbü ik natuurlük op moest pas
sen, dat het meisje, als ze mü zag, niet een
kreet zou slaken. Toen het meisje wakker werd
legde ik haar met een paar woorden uit wie
ik was en dat we gekomen waren om haar te
redden. Wat was ze blü. Vlug maakten we
daarop aanstalten om te vertrekken. Weldra
waren we weer uit de rotskamer. Het wederzien
tusschen münheer Dickenson en zü'n dochter
was uiterst ontroerend.
We hadden echter niet veel tüd, want ieder
oogenblik kon de ontsnapping van het meisje
bekend worden. Zoo vlug mogelük zochten
we thans onze paarden op. Amy kwam bü mü
op het paard zitten, daar wü beiden de licht-
sten uit het gezelschap waren, en onze paar
den nog een groot traject moesten afleggen:
We gaven de dieren de sporen en renden weg.
Eensklaps klonk een luide schreeuw achter
ons en eenige Indianen kwamen op ons af,
terwül we een ruiter hard in tegengestelde
richting zagen wegrennen, schijnbaar om alarm
te maken. Voort stoven we. Nu zou wel dade-
lük de achtervolging beginnen. Pete kwam
thans met een plan voor den dag. Amy moest
thans bü Oom Sydney op het paard gaan
zitten, die nu tezamen met münheer Dicken
son voorop ging, terwül wü achterbleven.
HAVANA, 29 Nov. (Reuter) Toen de po
litie trachtte eenige leiders der Cubaansche
communisten te arresteeren, ontstond een he
vig gevecht tusschen politie en communisten.
Er hadden een groot aantal incidenten plaats,
en in verschillende deelen der stad werden
bommen geworpen, tengevolge waarvan ver
scheidene personen ernstig werden gewond.
HAVANA, 29 Nov. (Reuter) In een groote
raffinaderij van de Standard Oil Company is
brand uitgebroken. Het gebouw met de voor-
raadtanks is één vlammenzee. Het was tot nu
toe nog niet mogelük de schade te schatten,
doch deze zal waarschijnlijk enorm zijn.
zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Dflfïfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t st werken door f 7f/l by een ongeval met Of/1 bij verlies van een hand Og
verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 01/1/ U»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet of een oog# i
Dij verlies van een f Cfi by een breuk van Afï by verlies van hs
duim of wysvinger t/l/.-been of arm# tri/»- anderen vinger
52
Tommy, die zich tot aan den rand van het
water haastte groette mü opnieuw.
.Maak voort, oude jengen!" rfep hü my toe.
„Er is iets aan de hand!"
Een aansporing tot haast van Tommy be-
teekende zulk een dringendheid dat ik geen
tüd verkwistte met vragen; ik gooide het
anker uit. wierp mü in de jol en roeide zoo
snel mogelük naar land.
.Het spüi me, dat ik je heb laten wachten.
Tommyzei ik. terwül hü in de boot sprong.
„Al lang hier?"
.Drie uur.'* antwoordde hü- „Ik vroeg me al
af of je dood was."
Ik schudde mün hoofd.
„Nog geen tijd vcor." antwoordde ik, „Wat
is er voor moeilükheid?"
Hü keek op zün horloge.
„Wel, hoofdzakelük de tüd. ..Denk je, dat
ik om half tien in Sheppy kan zün?"
Ik hield met roeien in.
..Sheppy?" herhaalde ik. ..Maar, Tommy, ik
kom juist van Sheppy vandaan."
Nu was het Tommy's beurt verbaasa te zijn.
„Wel vervloekt," riep hü uit. „Wat bracht je
daar heen?"
„Eigenlük de „Betty," antwoordde ik. Zoo
kort mogelük vertelde ik hem wat wü dien dag
hadden gedaan. Ik was juist daarmee <ereed.
toen wü langs boord kwamen.
„Prachtig, die uitvinding," zei hü- terwijl hü
aan dek klom. „Waar is Gow?"
„Joyce gaf hem va?antïe," antwoordde ik,
„en hü is nog niet terug."
De jol vastmakende vroeg ik: ..Wat ls er
toch aan de hand. Tommy? Voor oen dag er
mee!"
„Latimer," antwoordde hü- „Ik vertelde je,
dat ik bericht van hem verwachtte Dat kwam
vanochtend en ik beloofde hem dat ik cm
half tien ïn de kreek onder de oungalow val.
de drie Russen zou zün Ik moet daar zien
te komen, hoe dan ook."
„O, dat kan gebeuren," antwoorde ik vroo-
lük. „Wat moet je er doen?"
„Ik denk. dat hü daar eens rondküken wil.
Hij is er in elk geval maar alleen en hü is
er op gesteld, er mü te v'hden."
„Maar waarom vroeg hü jou?"
..Hy wist, dat ik een boot heb. Ik denk,
dat hij dit spelletje zonder off'cieele hulp wil
uitspelen. Voor zoover ik begrüp wïl hü zeker
heid hebben omtrent de lui. voor nil oeslaat.
Men heeft in den geheimen dienst nfet veel op
met iemand, die een fout maakt.
..Laat ons den tüd niet verpraten, merkte
ik op. „Als je daar om half tien wilt zün. moe
ten we dadelyk weg."
„Maar jü?" riep Tommy uit. ,Je kunt met
mee. Hü heeft jou aan* de hut gezien.'
„Wat hindert dat?" wierp fk tegen Mis hü
mü niet heeft hrkend als dengene. die hem
het briefje bü Parelli zond. kunnen we ge
makkelijk genoeg een verklaring vinden Zeg
hem. dat ik pas lid van de zeilclub geworden
ten en dat je mü ontmoette en meenam om
met de boot te helpen. Er is geen reden, waarom
een fotograaf niet zou zeilen."
Ik sprak er licht over. maar eigenlük ver
trouwde ik Tommy's oordeel over Latimer s
oprechtheid wat de gebeurtenis in het res
taurant betreft niet geheel, evenmin als over
zün bezoek aan de hut. Ik was echter vast
besloten, mee te gaan naar Sheppy De toe
stand was nu op het punt gekomen, waar
men met voorzichtigheid niets winnen kan.
Latimer had mij herkend of niet In het eerste
geval wist hü reeds, dat Tommy nem niet
de waarheid had verteld en dat de mythische
kunstschilder niemand anders was dan 'kzelf.
Als dat juist was, wist fk geen betere oplossing
dan den stier maar bü de aorens te vatten
en uit te vinden, welke rol hü mü inderdaad
toekende. Ik had zün leven gered en a' :even
wü ook in een ondankbare wereld, nü moest
toch wel min of meer in mün voordeel gestemd
zün.
Bovendien zou Tommy zeker hulp op de
„Betty" noodig hebben. Hü ze'lde goed. goed
genoeg, maar met mist over de rivier en toe
nemende duisternis is de mond van ie Theems
geen plaats om alleen te bezeilen.... vooral
wanneer men haast heeft.
Tommy erkende dit blükbaar, want hü
maakte geen verdere bezwaren.
„Goed dan," zei hij met een eenigszins on-
verschilTgen lach. ,,We spelen 'n Deetje noog,
maar dat ligt aan de kaarten. Het anker op,
Neil, en vooruit!"
Ik haalde het anker in en haastte mü
naar de zeilen, die ik in mün haast om naar
de jol te komen, las op het dek had neer
gelaten. Na enkele welgeslaagde pogingen
en een paar zeer geslaagde verwnschingen
kreeg Tommy den motor aan den gang en
wij voeren langzaam de kreek uit, die thans
door den vloed een aanzien'-üke oppervlakte
water had.
Lachend zette ik mü in de cockpit.
„Ik had nooit gedacht, dat ik den tocht nog
eens maken zou vanavond," zei ik. „Ik beg ri
me zoo ongeveer te vcelen als een kapitein
op een passagiersboot, die je voor een penny
overbrengt
Tommy, die de belangrijke bezigheden van
sturen en een püp stoppen deed samengaan,
keek op van zün werk.
„De Lyndon-Morrïsen Lün," zei hü. „Van
Tilbury naar Sheppy. Tweemaai per dag.
Passagiers worden verzocht niet te spreken met
den man aan het stuurwiel.'
„Ik denk. Tommy," antweordde ik „dat we
voor münheer Latimer een uitzondering zullen
moeten maken."
HOOFDSTUK XX
Nader tot de oplossing
Een Chineesch spreekwoord beweert, dat
er driehonderd en zes en veertig onderwerpen
voor gesprek zijn, maar gedurende dezen tocht
beperkten Tommy en ik ons tot twee pun ren.
Het eene was Bruce Latimer en het xndere
Joyce's verrassende ontdekking over McMurtrie
en Marks.
Hierover was Tommy even verbaasd als ik.
„Verdikkeme, als ik weet wat ik daar van
denken moet, Neil," zei hü- „Als het 'emand
anders dan Joyce was geweest zou ik denken
dat het een vergissing was. Wat kan Mc
Murtrie in 's hemelsnaam met die Marks hebben
te maken gehad."
„Joyce denkt, dat hü aardig wat met hem te
maken had," zei ik.
„Dat weet ik. Zü is overtuigd, dat hü dat
werkje opgeknapt heeft. Maar men gaat toch
zoo maar niet iemand vermoorden zonder be-
grüpehjke reden?"
,,Ik kan verschillende grondige redenen
om Marks te vermoorden bedenken," ant
woordde ik onpartü'dig. .Maar ik denk toch
nfet, dat die voor McMurtrie hebben kunnen
gelden. Wat mü hem vooral doet wantrouwen
is dat hü George kent en dit voor mü ver
borgen houdt. Ik vermoed, dat hij dooi nem van
mün uitvinding afwist. George was de eenige-
die dat wist."
„Ik heb altüd gedacht, dat het een vreemd
geval was," gromde Tommy. ..maar hoe meer
er van aan het licht komt des te ingewik
kelder wordt het. Die lui van Jou Mac.
Murtrie en Savaroff zü'n »P zichzelf al
een paar helsche gasten, maar nu 'Jtkomt,
dat zü met George in verband staan en met
Marks nog...."
Hü zweeg; na een oogenblik voegde hü er
half spottend aan toe: „Het zal nog büjken,
dat Latimer er ook in betrokken is."
„Het zou me n et verbazen, antwoordde
ik. „Ik kan niet alles aannemen wat 'nj jou
verteld heeft. Het laat te veel onverklaard.
'Zie je, ik ben er vrü zeker van. oat de kerel,
die hem wilde vergiftigen tot McMurtrie's kring
behoort, maar dan
,.Dan," onderbrak Tommy met een korten
lach, „zullen we zeker 'n interessanten avond
hebben. Me dunkt, Neil, dat we oezig zün. onze
eigen booten te verbranden, vanavond."
Plotseling kwam de cude wroeging dat ik
Joyce en Tommy in mijn zaken had gehaald
met vernieuwde kracht wesr in mü op.
„Ik ben een zelfzuchtige bruut Thomas,"
zei ik spütig. „Het beste, wat ik werkeiük zou
kunnen doen. is overboord te vallen. De hemd
weet in wat voor moeilijkheden ik jou nog
brengen zal, voor dit alles ten einde is."
„In de moeilükheid je te vertellen, dat je
oogenblikkelük je mond zult houden." ant
woordde hij. Hij stond op en keek uit ever
de verre vage watervlakte, die hier m daar
met lichten beplekt was en vervolgde vrooifik:
„Neem jü haar nu. Neil we zün ru aan
het eind van het Yanylet. En na vanavond ken
jü den weg beter dan ik."
(Wordt vervolgd)