3ïd mfia<U wn den dag I f 40 keerden wij uit| ONZE 348e UITKEERING I f 84.745.- PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Het beroemdste aller congressen t NEIL LYNDON ONTSNAPT GEHEEL EUROPA WAS IN WEENEN BLIJDE INTOCHT m ZATERDAG 1 DECEMBER 1934 Geen dag ging tijdens het congres, dat honderd en twintig jaar geleden werd gehouden, voorbij zonder groote openbare feesten Napoleon's vlucht van Elba Oostenrijksche bouw meesters op postzegels Merkwaardige cijfers Christendom en Katholicisme Bedolven stad ontdekt Gevaarlijke bonbons Een „bewegende" berg Het insigne van de winterhulp ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallenverzekering aan den Heer P. VERSCHOOF, Vlierboomstraat 32, Utrecht, wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I I aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS hem altijd mee- van Mulberry l Buffel valt zijn bewaker aan AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES Honderd en twintig jaar geleden was in de schitterende keizerstad Weenen het be roemdste aller congressen, die ooit wer den gehouden, bijeen. De wereld contra Napo leon dat was de korte inhoud van de orde van den dag. De dans. als sierlijk begrip van feestelijk hoogtij, was aan de permanente orde van avond en nacht. „U komt net op tijd, om groote dingen te zien," zei de prins von Ligne tegen den graaf de la Garde. „Europa is in Weenen. Het tapijt der politiek is heel en al met feestelijkheden doorweven. Op uw leeftijd houdt men van vroo- lijke bijeenkomsten, bals, amusements an ik sta er voor in. dat u zich niet zult vervelen, want het Congres komt niet verder, maar het danst." Een roes van levenslust sleepte Weenen mee. Sedert den aanvang van het Congres, Septem ber 1814, verliep er geen dag zonder openbare feesten. Het volk was in een ongekende op winding. Men verdrong zich achter de rijen der garde op den „Graben", waar men de nieuwtjes vernam, op de bastijen, waar men keizers, ko ningen en diplomaten ongedwongen arm in arm met elkaar zag promeneeren. De groene hof-équipages met de witte Lippizanen en koet siers in geel livrei waren voortdurend in be weging, om de hooge gasten door de straten van Weenen van en naar de paleizen te ver voeren. Men telde, dat de garde der Hofburg op één enkelen morgen drie en vijftig maai „in het geweer" werd geroepen. „De vorsten maken den kunstenaars het hof," schrijft barones du Montet, „de mannen van talent doen gewichtig en zijn familiaar met de potentaten. Nooit hebben zooveel parels, dia manten, kostbare steenen in de zon of in kaarslicht gefonkeld, nooit waren ergens zoo veel bloemen, veeren, kanten, fluweel, satijn; nooit was er een gezelschap van mooiere vrou wen en elegantere mannen." In de verzameling der vorsten schitterde één gestalte als met den glans van een vreemd- soortigen edelsteen: de jeugdige tsaar Alexan der I van Rusland. Hij was groot, slank, een weinig naar voren gebogen en had een veeren den gang; de diep liggende oogen van zijn knap gezicht konden tyrannisch hard zijn en zijn neus had iets Mongoolsch. Als de lieveling der vrouwen was hij de „danser" van het Congres; hij danste eens veertig nachten tot de morgen uren door. Koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen, die in de politiek met den tsaar samenging, bracht het emstig-militaire, het zwijgend-su perieure element in het Congres. Hij was toen een man van ongeveer 45 jaar; een zekere me- lankolieke trek viel aan hem op, dien men aan den vroegen dood der koningin toeschreef. De grijze prins von Hardenberg, verder Wilhelm von Humboldt, van wiens verschijning waar digheid en mannelijke degelijkheid uitgingen, de levendige, corpulente Freiherr von Stein, wiens donkere oogen, koen voorhoofd, scherp gebogen neus, den man deden erkennen, die met bliksemachtige energie handelde: dit waren de mannen, die den koning ter zijde stonden. Onder de tegenspelers der vereenigde Prui- sisch-Russische partij Polen zou een konink rijk worden en daarvoor zou Pruisen Saksen krijgen was Metternich, de meester der di plomaten, ongetwijfeld de belangrijkste figuur. De machtige, zich steeds in hoogste mate be- heerschende, man behoorde eigenlijk nog tot de 18de eeuw. 's Morgens verzamelden zich de hovelingen, zooals bij een vroeger „lever" in zijn slaapvertrek, waar de prins achter de gordijnen van zijn bed verscheen in een poe der-mantel van geplooid mousselin om zich te laten kappen, poederen en scheren. Intus- schen onderhield hij zich geestig met de aan wezigen van beiderlei kunne, tot zijn kamer dienaar het toilet met het zwierige ombinden van de das besloot. Nog nooit had Weenen zooveel schoonhei! en elegance van vrouwen uit den hoogsten adel van Europa binnen zijn muren gezien. Gedu rende de tien maanden van het Congres vonden deze dames velerlei bezigheid. Zoo dansten ze eens in costuums van verloopen eeuwen, waar bij de comtessen verschenen in nationale drach ten, zóó bezaaid met edelsteenen, dat men de waarde der sieraden, die op één enkelen avond gedragen werden, op dertig millioen francs schatte. Dan weer traden ze op bij tooneel- opvoeringen, welke keizerin Ludovica in haar appartements pleegde te geven en de hooge toeschouwers hadden gelegenheid, de „himm- lische" schoonheid van gravin Julie Zichy, die door den koning van Pruisen werd vereerd, te bewonderen, of de blonde gravin Zamoyska, die als het type van Poolsche schoonheid gold, of ook de elegance van prinses Thurn und Taxis, wier gratie herinnerde aan haar zuster, de ge storven koningin Marie Louise, en dan de lie felijkheid van gravin Fuchs, die den coterie- naam „koningin" van het Weensche Congres droeg. De zwarte dag van deze vergadering was de 7de Maart 1815. Er werd aan het hof een pan tomimisch ballet opgevoerd, waarin de per sonen, goden van den Olymp, door aristocraten werden voorgesteld. Juist werd met zang en dans het huwelijk van Amor en Psyche, ge speeld door den jongen graaf Tolstoi en gravin Leo Starhemberg, gevierd, toen er groote onrust in het heele huis ontstond. Achter de schermen werd gefluisterd en de spelers merkten, dat de vorsten en diplomaten op de vergulde stoelen in de eerste rij elkaar telkens weer wat toe fluisterden, maar dan schijnbaar met nog grooter belangstelling het spel door hun lorg- nons verder volgden. Eindelijk vernam men de groote tijding: Napoleon was van Elba ge vlucht en op weg naar Italië of Frankrijk. „Tegen den middag was de gebeurtenis in heel Weenen bekend," schreef Varhhagen von Ense. „en de indruk is niet te beschrijven, dien de tijding, welke als een loopend vuurtje door de stad ging, op alle menschen maakte. Ieder een voelde, dat deze slag een wending van het lot beteekendeDat er ook gemoederen wa ren, die zich niet van hun stuk lieten brengen, zal men wel gelooven. Tsaar Alexander zei, dat de gevolgen maar gering zouden zijn. Het even wicht van prins Metternich bleef ongeschokt. Humboldt riep uit: Voortreffelijk! Nu komt er weer beweging!.... Volgens geloofwaardige verzekeringen was Talleyrand een oogenblik zichtbaar getroffen en staarde stom voor zich uit; doch slechts een oogenblik, want dadelijk, zoo roemde men, toonde hij zich weer in zijn heele kracht, kalm, klaar, tot daden bereid." Enkele weken later ging het Congres uiteen; men was het over de belangrijkste vraagstuk ken, waardoor al een nieuwe oorlog tusschen de bondgenooten had gedreigd, eens geworden. De onderhandelingen over de nieuwe kaart van Europa kwamen dan pas na den tweeden vrede van Parijs ten einde. Maar toch draagt het Weensche Congres, hoewel het geweldig veel had gepresteerd, het kenteeken van iets voor- loopigs in de geschiedenis: Napoleons beroemde honderd dagen sloten er zich bij aan. Slechts één ding bereikte het tot een nooit meer be reikte hoogte, misschien wel voor altijd den volmaakten, schitterenden glans der Europee- sche aristocratie. De nieuwe Oostenrijksche weldadigheids zegels, die binnenkort verschijnen, zullen de portretten van beroemde Oostenrijksche archi tecten dragen. Met het teeken van Weenen: den Stephans-toren, staat Anton Pilgram in verband; hij bouwde in de 16e eeuw den be roemden kansel en den voet van het orgel in den dom. Zijn kop siert den nieuwen zegel 12 groschen, grijs-zwart. Op de waarde 24 gro- schen, violet, is J. B. Fischer von Erlach met zijn hoofdwerk, de Karlkirche, te zien. De ach tergrond van den zegel 30 groschen, rood, met den kop van Jakob Prandtauer, vormt het door hem gebouwde klooster Melk. Op den zegel 40 groschen bruin is een dubbel portret te zien: A. von Siccardsburg en E. van der Ntill, met de door hen gebouwde opera in Weenen. Heinrich Ferstel en zijn hoofdwerk, de Votivkirche, vor men het motief op de waarde 60 groschen, blauw, en eindelijk toont de zegel 64 groschen, groen, Otto Wagner, die de bruggehoofden van de sluis in Nussdorf heeft geschapen. De mo tieven dei- zegels en de graveering stammen van den schilder Hans Ranzoni Jr. De uitvoering is één van de mooiste in haar soort, welke de laatste jaren in Oostenrijk is voortgebracht. Om het effect der teekening te verhoogen, is de druk op geel Japansch papier uitgevoerd. Het Centraal Comité van het H. Jaar heeft een boekje uitgegeven „Mundi Redemptor 33 1933" (Verlosser der wereld 331933), waarin zeer merkwaardige cijfers vervat zijn over de uitbreiding van het Christendom en Katholi cisme over de geheele wereld. We ontleenen daaraan de volgende bijzonderheden. In Europa zijn 201.855.000 katholieken ofwel 43 procent der totale bevolking. Het aantal niet-katho- lieke christenen bedraagt 234.529.000 ofwel 51 procent. Er zjjn verder nog 31.340.816 heidenen. In Noord-Amerika zijn 52.513.320 katholieken ofwel 33 procent; niet-katholieke christenen 85.540.818 ofwel 54 procent; heidenen 21.000.130, ofwel 13 procent. Zuid-Amerika telt 73.050.585 katholieken, ofwel 97 procent, niet-katholieke christenen 541.984 ofwel 1 procent; heidenen 1.552.602 ofwel 2 procent. In Afrika zijn reeds 5.387.678 katholieken, hetgeen 4 procent bedraagt van de totale be volking. Het aantal niet-katholieke christenen bedraagt 9.103.725 ofwel 7 procent. Heidenen 125.574.630 ofwel 89 procent. In Azië zijn 17.038.974 katholieken, hetgeen slechts 2 procent van de bevolking vormt; het aantal niet-katholieke christenen bedraagt 9.450.545 ofwel 1 procent en het aantal heide nen 970.354.614 ofwel 97 procent. Het algemeen percentage der verschillende godsdiensten wordt in de volgende cijfers tot uitdrukking gebracht. Katholieken 19 procent, Confusianen 16.4 procent, Mohammedanen 13 procent; Hindoes 12.1 procent, Boeddhisten 10.8 procent, Protes tanten 8.9 procent, Schismatieken 7.1 procent, Ammisten 6.6 procent, Atheïsten 4.1 procent en Joden 0.9 procent. In het district Borsjan in Fransbackaüë zijn volgens een bericht uit Moskou de ruïnes ont dekt van de stad Choeande Balass, die in de dertiende eeuw, den bloeitijd van het groote Mongoolsche rijk werd gesticht. Het is zeer waarschijnlijk, dat het hier de residentie be treft van den Mongoolschen vorst Temoege- Otsjigin, een broer van Djingis Khan. De op gravingen worden voortgezet. Te Denver (Colorado) is een aantal kinderen vergiftigd door het eten van bonbons, die zij bij het spelen in een bergplaats hadden gevonden. Deze bonbons, die voor de verdelging van ratten moesten dienen, waren gevuld met arsenicum. Een der kinderen is reeds overleden, terwijl acht andere ernstig ziek zijn. De dokters vreezen, dat zij, indien zij in het leven mochten blijven, toch in elk geval blijvend letsel van de vergif tiging zullen ondervinden. SWllllllt IIIIIIIIIIU Een 1800 meter hooge berg in Turkije is in beweging gekomen en glijdt langzaam naar de vlakte van Kadim. Een nieuwe weg tusschen Hadim en Ermenak is door den berg volkomen versperd. Door de Turksche geologen worden de „be wegingen" van den berg nauwkeurig gevolgd. Heden hield de Sint zijn intocht In de hoofdstad van het land Ter versterking van den goeden Reeds bestaanden vriendschapsband Met de stoomboot recht uit Spanje En in feest'lijlce kleedij Trok hij binnen onze veste Door de waat'ren van het IJ! Jong en oud stond aan de kade En de eerste welkomstgroet Werd gébracht door 't eminente Comité met hoogen hoed! Naar modernen aard en wijze f 5 Werd een optocht geformeerd En Sint Nic'laas, a la Uiver, I Op z'n hart'lijkst gefêteerd. Ed. Verkade was als bisschop Inderdaad volkomen af. 5 't Was geen spel meer, zou je zeggen, Zoo volmaakt als hij zich gaf! 't Was de echte oude bisschop, 5 Een goed, braaf en heilig man, Die zoo is, omdat hij feit'lijk, Ook niet anders wezen k&n! f Het publiek schijnt ook bijzonder Op dit soort vertooning dol, Want als nimmer óóit een schouwburg 1 Liepen thans de straten vol! Dus Verkade gaf te kennen S Door het stellen van deez' daad: Ms je nog publiek wilt trekken Breng het schouwtooneel op straat! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) 1 5il!iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii,mini,in,j= In de dorpjes in het Ertsgebergte in Saksen worden op het oogenblik millioenen miniatuur kerstmannetjes vervaardigd, die de volgende maand in het knoopsgat gedragen zullen wor den als het officieele insigne van het Winter hulpfonds. Honderden arme families zijn thans c'ruk bezig met het uitsnijden en schilderen der beeldjes, die een getrouwe copie vormen van de uit hout gesneden figuren, waaraan de streek haar beroemdheid heeft te danken. Vredig en stil lag het eeuwenoude kerkje in het rustige provinciestadje Mulberry. Alle vreemdelingen, die deze streek be zochten, verzuimden niet het even te bezoeken, cm de kostbare kunstvoorwerpen te bewonde ren, die in den loop der eeuwen door de bewo ners van het stadje aan de kerk waren ge schonken. De koster, wien de zorg voor het bedehuis was opgedragen, zag er even eerbiedwaardig uit als het kerkje zelf. Ofschoon reeds diep gebogen onder den last der jaren, duldde hij niet dat een ander met de hem zoo dierbare taak belast werd. Iedereen was er trouwens van overtuigd, dat niemand beter dan hij de be langen der kerk en harer kunstschatten kon behartigen. Er had zich tot nu toe niets voor gedaan wat het in dienst nemen van een jon ger en vlugger kracht zou rechtvaardigen. Op een prachtigen Junidag ging hij, zooals gewoonlijk, van z'n woning door den stal, via het tuinpoortje, naar de kerk. om te zien of alles in orde was. Er bleken dien dag slechts weinig bezoekers te zijn; alleen een dame wan delde er rond en de oude Grupp zag direct dat zij een vreemdelinge was. Hij schatte haar op een goede dertig jaar en ofschoon in haar klee ding een weinig opzichtig, vond hij haar toch wel een dame. Toen ze hem zaS, ging ze dade lijk naar hem toe en zei: „Ik had gehoord dat dit kerkje prachtige sieraden bezit en nu zou u mij een groot plezier doen, als u ze me eens wilde laten zien. Ik stel er groot belang in." Het gezicht van den ouden Grupp straalde van genoegen. Zóó had je er niet veel; meestal liepen ze met een onverschillig gezicht rond. keken een beetje links en rechts en vroegen zelden of nooit het vertrek te mogen zien, waar de mooiste kostbaarheden stonden uitgestald. Hij noodigde haar dan ook vriendelijk uit met hem mee te gaan en geen drie minuten later stonden ze in een nevenvertrek, waar de kunst schatten zich bevonden. Geestdriftig vertelde hij haar de geschiede nis van ieder stuk, waaronder voorwerpen, die honderden jaren geleden door vorstelijke per sonen waren geschonken. De bezoekster scheen echter vrü onverschillig te wezen voor de his torische waarde der kostbaarheden, want eens klaps onderbrak zij haar vriendelijken gids met de vraag: „Maar laat u deze kerk den heelen dag open staan?" „Och ja, mevrouw, dat is nu eenmaal zoo de gewoonte. Weliswaar komen in den laatsten Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiH Pete haalde nu een eigenaardig gevormd in strument uit den zak. Het was een lange opge rolde stalen veer. Aan de uiteinden waren twee touwen bevestigd met een lus er aan. De zijden van de veer waren zoo scherp als een scheermes. Door nu ieder een der lussen in de hand te nemen, konden we onder het rijden uit elkaar zwenken, waardoor de opge rolde veer dan werd uitgetrokken. Het doel was dan, door een zwiepende beweging de veer aan het zwaaien te brengen en de paar den onzer achtervolgers er mee onschadelijk te maken. Pete legde mij de werking van het apparaat uit en voort snelden we weer. Onze achtervol gers naderden steeds meer en thans werd het tijd om het nut van het toestelletje te demon- streeren. Daar kwam onze eerste achtervolger naderbij. We begonnen met het touw te zwie pen; het vlijmscherpe veerstuk trof de hals van het paard, dat oogenblikkelijk een sprong maakte en neerstortte, z'n berijder meesleepend. Onze achtervolgers bleven even staan, doch onmiddellijk daarop vlogen ze ons weer ach terna. Weer deed het wapen zijn werk en stortte een der Roodhuiden neer. De anderen begonnen thans van hun wapens gebruik te maken en spoedig suisden de pijlen en toma hawks om ons heen, gelukkig zonder ons te raken. Telkens weer beet een onzer achter volgers in het zand. Thans scheidden zich twéé groepjes der In dianen achter ons zich af, en gaven hun paar den de sporen om in een wijden boog langs ons heen te trekken. Het doel was natuurlijk ons te omsingelen. Dat begon er hachelijk uit te zien. Gelukkig echter waren Oom en mijnheer Dickenson ons reeds ver vooruit, zoo dat we ze gelukkig in veiligheid konden achten. Eensklaps zagen we de Indianen die om ons heen reden afspringen en zich van tijd tot tijd in het gras bukken. Daarna sprongen ze weer op hun paarden en snelden terug. tijd hier in den omtrek veel kerkdiefstallen voor, maar u moet niet vergeten, dat dit ge bouwtje meer een museum is, waar zoo goed als altijd menschen komen. Alleen des avonds sluit ik zelf alles af met den sleutel, die daar hangt," en met z'n hand weas hij naar een grooten metalen sleutel, die in een hoekje naast de deur hing. „Maar vindt u dat niet gevaarlijk, dien sleu tel maar zoo neer te hangen?" „Och, wat zal ik u zeggen, mevrouw; vroeger droeg ik hem altijd bij me, maar eens heb ik hem verloren, en toen heeft het hee! wat moeite gekost de deur open te krijgen, daar het slot buitengewoon stevig en solide is. Het kerkbestuur vond het toen beter dat hij in dien I n i hoek bleef han- L)C kOSter gen, en dat ik M nam des avonds, i als ik gesloten had. Bovendien weet toch zoo goed als memand waar die sleutel eigenlijk voor dient, ziet u!" De dame vroeg niet verder en na nog even rond gekeken te hebben, nam zij hartelijk af scheid van den vriendelijken koster en vertrok in de richting van het dorpshotel Geen kwartier later trad zij de zitkamer van een korten dikken man binnen, die over een krant gebogen zat. Zy sloot zorgvuldig de deur en zei: „Roel, we nemen vanavond deze kerk nog onderhanden." „Goed," klonk het kort terug. „Ik zal de rekening vragen en zeggen dat onze vacantia morgen afgeloopen is." Uit haar taschje haalde de dame een stukje was, waarin duidelyk een afdruksel stond van een grooten sleutel. Daarna deed ze voorzich tig haar handschoen uit, en nu kwam een tweede stukje was te voorschijn, dat een af druk bleek te zijn van een kleinen sleutel en wel van dien, welken de koster aan een ket ting om den hals had gedragen en die op het slot van de schatkamer paste. „Zoo'n kostbaar gebouw en zoo'n domme kos ter," sprak ze. „Overdag kunnen we onzen slag niet slaan, dan wordt de kerk te druk bezocht. Ik durfde er den sleutel niet af te halen en gelukkig ook, want dat oude heerschap kwam vrij onverwacht binnen. Onder het spreken vertelde hij me, dat dit hier de sleutel van de kerkdeur was. Er zijn tal van gouden en kost bare voorwerpen in de schatkamer, en je zult zien dat het zaakje vanavond als van een leien dakje gaat. Reken maar vast af, Roel. en tracht Ned direct te bereiken, zoodat hij dien sleutel kan namaken. Spreek dan meteen met hem af dat we den boel er uit halen en in z'n auto brengen. Dan zijn we den volgenden morgen, als ze er achter komen, mijlen ver weg." Dien avond bleef de maan achter de wolken verscholen en teekende het kerkje zich als een donkere schaduw tegen de lucht af. Omstreeks middernacht klommen twee man nen en een vrouw behendig over het yzeren hekwerk en s.'open naar de kerkdeur. Het was doodstil, zoodat het krassende ge luid van het slot licht hoorbaar was. Toch scheen het werk niet te vlotten, want een der mannen liet een dof gebrom hooren, waaruit men kon opmaken, dat hü nijdig werd. De sleutel scheen niet te passen. „Het zou de eerste maal zijn, dat een sleutel, dien ik gemaakt heb, niet past," mompelde hij zacht. „Je zult een afdruk van den verkeerden sleu tel genomen hebben," snauwde de andere man tegen de vrouw. „Absoluut niet," klonk het grimmig terug. „Nou, maar dit ding doet het toch niet en daarmee uit." Maar nauwelijks had hy deze woorden ge sproken, of het drietal werd door twee zak lantaarns beschenen, en vóór ze goed en wel wisten wat er gebeurd was, stonden ze stevig tusschen een troepje agenten. „Eindelijk!" riep de inspecteur, „dat is nog eens boffen! Waren we een seconde later ge komen, dan waren de vogels misschien met den buit reeds verdwenen. Vooruit, mee," en zon der pardon werd het drietal weggeleid en op geborgen. Den volgenden morgen zei de oude koster te gen z'n vrouw: „Zeg, Alwine, het is toch maar beter dat ik er een hulp by neem, want ik word op myn leeftijd toch wel wat te verstrooid. Nu heb ik gisteren den sleutel van den stal in de kerk gehangen en heb zelf den geheelen dag met den sleutel van de kerk in m'n zak rondgeloo- pen. Dat is veel te gevaarlijk." De vrouw kende het stokpaardje van haar man, glimlachte en gaf hem voor den zooveel- sten keer gelyk, maar hulp kwam er ook nu weer niet. Een reusachtige buffel heeft in de diergaarde te Lissabon zijn bewaker aangevallen. De an dere bewakers trachtten tevergeefs het dier to verdryven. In stervenden toestand werd de man naar het ziekenhuis vervoerd. De buffel was pas uit Afrika naar de diergaarde ge bracht. •been of arm i bij levenslange geheele ongeschiktheid t jt werken door f VCfl bij een ongeval met f OCfl by verlies van een hand f 1 OC of) verlies van een f Cf) T «JC/t/C/#-verlies van beide armen, beide beenen of beide oog ent f doodelijken afloop# een voet of een oog duim, of wijsvinger f A 11L op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Alle QOOnnS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen by een breuk van f40- hy verlies van *n anderen vinger 53 Hy gaf my het roer over en kreeg zyn horloge, dat hy dicht bij de scheepslamp hield. „Bijna kwart voor negen." zei hij. „We zullen keurig op tyd zyn, als de machine geen kuren krijgt." „Ik hoop het," antwoordde Ik. ,.Ik zou niet graag een regeeringsbeambte laten wachten." We liepen den breeden ingang van de Queensborough-haven voorbij, waar de zwarte gevaarten van twee oorlogsschepen vaag uit den mist opdoemden. Het werd een vreemde, opwindende gewaarwording, zoo voort te glijden door het halfduister, onbekende mogelijkheden tegemoet. „We doen beter, wat te matigen, als wc naby komen," zef Tommy. Latimer vroeg uttdrukkeiyk, de boot zoo stil mogelijk binnen te brengen." „Je hebt gelijk," zei ik. „In ieder geval zou ik me niet hebben gehaast. Het is een moeilijk water en ik zou liever geen tweede eiland meer kapot maken. Een per dag is meer dan genoeg." Ik verminderde den gang tot ongeveer vfer kr.oopen per uur en in deze waardige vaart hielden wy dicht langs de kust, zoekend naar den Ingang van de kreek. Ten slotte zagen wy aan den vagen vorm van het land, dat hier rees, dat wy fn de onmiddellijke naby- heid waren; lk draalde dus by en bracht de „Betty" voorzichtig naar land. Het was ont moedigend duister voor den man aan het roer, maar Tommy, die op den boeg was gaan staan, gaf mij instructies en met eindelooze zorgvul digheid slaagden wy er In de kreek goed binnen te loopen. Deze kreek was zeer smal. Aan den anderen kant was de oever hoog, vyftien voet misschien. Aan den overkant lag bbjkbaar geen modder- bank of een aanslibbing. „Wat nu, Tommy?" vroeg ik onderworpen. „Wenden?" Hy kwam naar achteren terug. „Ja," zef hy; „wend maar. Dan zal ik den motor zooveel mogelijk afstellen. Ik durf de machine niet heelemaal te stoppen, misschien zou ik haar niet meer aan den gang kunnen krijgen." Wy volbrachten de beweging met succes en wierpen het anker uft. Ik zette my op het dak van de kajuit en begon myn pijp te stoppen. „Ik ben benieuwd, hoelang het zal duren," zei ik. „Ik vermoed, dat spionneeren een werk is waarvan men den tyd niet zoo nauwkeurig kan bepalen." Ik drukte de tabak met mijn duim aan. Tommy keek weer op zyn horloge. „Precies kwart voor tien," zei hy. „Latimer zei, dat ik hem na half elf niet meer verwach ten moest." „Me dunktbegon ik. De interessante opmerking, die ik op het punt was te maken, werd nooit geuit. Van den hoogen oever aan den linkerkant klonk plotseling met buitgenwone kwaadaardigheid de knal van een revolver, bijna onmiddeliyk ge volgd door een tweede schot. Tommy en ik sprongen gelijktijdig op, beiden door de zelfde gedachte bezield. Daar ik echter de helft dichter by was, bereikte lk de jol het eerst. „Al klaar," riep lk. „Ik zal hem wel oppik ken. Haal jy het anker op en houd je gereed om te vertrekken." Ik weet niet wat het record is voor Jol- roeien in het donker, maar ik denk. dat lk er wel binnen bleef. Ik was weg van het jacht en roeide met alle kracht naar '.and ln ongeveer denzelfden tijd dien het nam om dit zinnetje te schrijven. Ik hield recht in de richting, vanwaar ik de schoten had gehoord. Het was het steilste gedeelte van de klip, maar het was waar- schijniyk, dat hier myn hulp noodig zou zyn. Iemand neemt meestal den korsten weg, wan neer hem revolverkogels om de ooren vliegen. Enkele meters van het strand bleef lk op de riemen rusten en staarde door het duister naar omhoog. Het was juist licht genoeg om den top van de klip te onderscheiden, die dfent begroeid scheen met gagel van verscheidene .voeten hoog. Ik roeide enkele slagen achter uit en terwijl ik dït deed klonk een geluid van breken en ritselen van omhoog en het volgend oogenblik kwam de gestalte van sen man uit de struiken te voorschyn. Hij keek in spanning naar het water. „Ju daar Morrfsson?" riep hij met een zachte duideiyke stem, die ik onmiddeliyk her kende. „Ja," antwoordde lk kort. Het was de tijd niet voor langere uiteenzettingen. Mijnheer Latimer was blijkbaar van de zelfde meening; zonder een woord meer te zeggen stapte hy naar den rand van de klip nam een sprong en kwam met een zwaren pions in het water neer. een meter of tien van de jol. HU kwam onmiddellijk weer boven en het volgend oogenblik was ik naast hem. „In orde," zei ik, toen hij den steven beet had, „Morrisson is fn de „Betty." Ik hielp hem een handje. Ik greep zyn aim om hem in de boot te helpen. Maar hy slaakte even een scherpen kreet van pyn. „Wat ts er aan de hand?" vroeg lk, terwyi lk myn greep veranderde. „Niets ernstigs. Dank u," antwoordde hy. met zyn merkwaardige, beheerschte stem. ,.Ik denk. dat een van onze vrienden daar een gelukkiger schot deed dan hy verdiende. Maar het :s alleen mijn linkerarm." Ik greep de riemen en begon snel naar de „Betty" te roeien. „We zullen er dadeiyk naar kyken," zei lk. „zyn ze achter u aan?" „Ja, achter mij aan zeker," merkte hij lachend op. „Ik nam de voorzorg, eerst een andere richting in te slaan en toen gebukt terug te loopen. Dat werkte uitstekend." Hij sprak met dezelfde eenigszins geamu seerde langzaamheid als destyds by oe hut, en in zyn geheele wezen was geen spoor van haast, of opwinding. Hy droeg nu ruwe alledaagsche kleeren en had zyn monocle achterweg" ge laten. Wanneer hij een pet had gehad, was hy die biykbaar by zijn duiking ln zee kwyt geraakt. Enkele slagen brachten ons by de „Betty", waar Tommy overboord leunde om om te helpen. „In orde?" vroeg hy kalm, toen wy op het dek klommen. „Niets van beteekenis," antwoordde Latimer „Dank zij jou en dezen heer." „Vleugellam Tommy." zei ik. „Kun jy de boot onder, zeil krügen, terwyl ik de schade eens opneem?" Tommy antwoordde door den handel van den motor over te halen en met een schok begonnen wy de kreek uit te loopen Terwyl wy daarmee bezig waren riep een stem van den wal ons aan. „Schïp ahooi! Welke boot is dat?" Het was een diepe, eenigszins bevelende stem met een nauweiyks merkbaar vreemd accent. Latimer antwoordde onmiddeliyk met een opgewekte, goedige bromstem geheel verschillend van zijn gewonen toon: „Particulier jacht, „Vanity", Southend. En wie ben jy?" Of de kracht van zyn antwoord den vrager in de war bracht, weet ik niet. Hij zei niets terug en wy lieten hem verder denken, wat hy wilde en vervolgden onzen weg naar de rivier. „Kom in de kajuit en laat mij eens onder zoeken," zei fk tot Latimer. „In ieder geval moet u die natte kleeren uittrekken." Hy volgde my in de kajuit, waar ik de kleine hanglamp uitnam en op tafel zette. Voorzichtig hielp ik hem uit zyn jas, hij droeg een grijs flanellen hemd waarvan de linker mouw met bloed doordrenkt was Ik nam myn mes en scheurde het van pols tot schou der open. De wond zat even ooven den elle boog een klein rond gat /an voren tot achteren door den arm. Het bloedde wat. Maar ik zag onmiddeliyk dat de kogel lange het been was heengegaan. „U hebt geluk," zei lk. „Een halve centi meter verder en u zou het de eerste maanden zonder uw arm hebben moeten stellen. Doet het veel pyn?" Hy schudde zyn hoofd. „In het geheel niet," antwoordde hy onver schillig. „Ik wist nauweiyks, dat lk gewond was, voor u my beet pakte." Ik bond myn zakdoek zoo styf mogelijk juist boven de wond en haalde het fantasiepak. dat den vorigen keer voor Gow had dienst gedaan, te voorschyn. „Trek eerst dft aan," zei ik, „dan zal ik u behoorlijk verbfnden." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 14