3ïd mfia<U wn den dag
I f 40 keerden wij uit|
ONZE 348e UITKEERING I
f 84.745.-
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Het beroemdste aller congressen
t
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
GEHEEL EUROPA WAS IN
WEENEN
BLIJDE INTOCHT
m
ZATERDAG 1 DECEMBER 1934
Geen dag ging tijdens het congres,
dat honderd en twintig jaar
geleden werd gehouden,
voorbij zonder groote
openbare feesten
Napoleon's vlucht van
Elba
Oostenrijksche bouw
meesters op postzegels
Merkwaardige cijfers
Christendom en Katholicisme
Bedolven stad ontdekt
Gevaarlijke bonbons
Een „bewegende" berg
Het insigne van de
winterhulp
ingevolge de voor onze abonné's geldende
gratis-ongevallenverzekering aan den Heer
P. VERSCHOOF, Vlierboomstraat 32, Utrecht,
wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is
I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I
I aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd.
DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS
hem altijd mee- van Mulberry l
Buffel valt zijn bewaker
aan
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDGES
Honderd en twintig jaar geleden was in de
schitterende keizerstad Weenen het be
roemdste aller congressen, die ooit wer
den gehouden, bijeen. De wereld contra Napo
leon dat was de korte inhoud van de orde
van den dag. De dans. als sierlijk begrip van
feestelijk hoogtij, was aan de permanente orde
van avond en nacht.
„U komt net op tijd, om groote dingen te
zien," zei de prins von Ligne tegen den graaf
de la Garde. „Europa is in Weenen. Het tapijt
der politiek is heel en al met feestelijkheden
doorweven. Op uw leeftijd houdt men van vroo-
lijke bijeenkomsten, bals, amusements an ik sta
er voor in. dat u zich niet zult vervelen, want
het Congres komt niet verder, maar het danst."
Een roes van levenslust sleepte Weenen mee.
Sedert den aanvang van het Congres, Septem
ber 1814, verliep er geen dag zonder openbare
feesten. Het volk was in een ongekende op
winding. Men verdrong zich achter de rijen der
garde op den „Graben", waar men de nieuwtjes
vernam, op de bastijen, waar men keizers, ko
ningen en diplomaten ongedwongen arm in
arm met elkaar zag promeneeren. De groene
hof-équipages met de witte Lippizanen en koet
siers in geel livrei waren voortdurend in be
weging, om de hooge gasten door de straten
van Weenen van en naar de paleizen te ver
voeren. Men telde, dat de garde der Hofburg op
één enkelen morgen drie en vijftig maai „in
het geweer" werd geroepen.
„De vorsten maken den kunstenaars het hof,"
schrijft barones du Montet, „de mannen van
talent doen gewichtig en zijn familiaar met de
potentaten. Nooit hebben zooveel parels, dia
manten, kostbare steenen in de zon of in
kaarslicht gefonkeld, nooit waren ergens zoo
veel bloemen, veeren, kanten, fluweel, satijn;
nooit was er een gezelschap van mooiere vrou
wen en elegantere mannen."
In de verzameling der vorsten schitterde één
gestalte als met den glans van een vreemd-
soortigen edelsteen: de jeugdige tsaar Alexan
der I van Rusland. Hij was groot, slank, een
weinig naar voren gebogen en had een veeren
den gang; de diep liggende oogen van zijn knap
gezicht konden tyrannisch hard zijn en zijn
neus had iets Mongoolsch. Als de lieveling der
vrouwen was hij de „danser" van het Congres;
hij danste eens veertig nachten tot de morgen
uren door.
Koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen,
die in de politiek met den tsaar samenging,
bracht het emstig-militaire, het zwijgend-su
perieure element in het Congres. Hij was toen
een man van ongeveer 45 jaar; een zekere me-
lankolieke trek viel aan hem op, dien men aan
den vroegen dood der koningin toeschreef. De
grijze prins von Hardenberg, verder Wilhelm
von Humboldt, van wiens verschijning waar
digheid en mannelijke degelijkheid uitgingen,
de levendige, corpulente Freiherr von Stein,
wiens donkere oogen, koen voorhoofd, scherp
gebogen neus, den man deden erkennen, die met
bliksemachtige energie handelde: dit waren de
mannen, die den koning ter zijde stonden.
Onder de tegenspelers der vereenigde Prui-
sisch-Russische partij Polen zou een konink
rijk worden en daarvoor zou Pruisen Saksen
krijgen was Metternich, de meester der di
plomaten, ongetwijfeld de belangrijkste figuur.
De machtige, zich steeds in hoogste mate be-
heerschende, man behoorde eigenlijk nog
tot de 18de eeuw. 's Morgens verzamelden zich
de hovelingen, zooals bij een vroeger „lever"
in zijn slaapvertrek, waar de prins achter de
gordijnen van zijn bed verscheen in een poe
der-mantel van geplooid mousselin om zich
te laten kappen, poederen en scheren. Intus-
schen onderhield hij zich geestig met de aan
wezigen van beiderlei kunne, tot zijn kamer
dienaar het toilet met het zwierige ombinden
van de das besloot.
Nog nooit had Weenen zooveel schoonhei! en
elegance van vrouwen uit den hoogsten adel
van Europa binnen zijn muren gezien. Gedu
rende de tien maanden van het Congres vonden
deze dames velerlei bezigheid. Zoo dansten ze
eens in costuums van verloopen eeuwen, waar
bij de comtessen verschenen in nationale drach
ten, zóó bezaaid met edelsteenen, dat men de
waarde der sieraden, die op één enkelen avond
gedragen werden, op dertig millioen francs
schatte. Dan weer traden ze op bij tooneel-
opvoeringen, welke keizerin Ludovica in haar
appartements pleegde te geven en de hooge
toeschouwers hadden gelegenheid, de „himm-
lische" schoonheid van gravin Julie Zichy, die
door den koning van Pruisen werd vereerd, te
bewonderen, of de blonde gravin Zamoyska, die
als het type van Poolsche schoonheid gold, of
ook de elegance van prinses Thurn und Taxis,
wier gratie herinnerde aan haar zuster, de ge
storven koningin Marie Louise, en dan de lie
felijkheid van gravin Fuchs, die den coterie-
naam „koningin" van het Weensche Congres
droeg.
De zwarte dag van deze vergadering was de
7de Maart 1815. Er werd aan het hof een pan
tomimisch ballet opgevoerd, waarin de per
sonen, goden van den Olymp, door aristocraten
werden voorgesteld. Juist werd met zang en
dans het huwelijk van Amor en Psyche, ge
speeld door den jongen graaf Tolstoi en gravin
Leo Starhemberg, gevierd, toen er groote onrust
in het heele huis ontstond. Achter de schermen
werd gefluisterd en de spelers merkten, dat de
vorsten en diplomaten op de vergulde stoelen
in de eerste rij elkaar telkens weer wat toe
fluisterden, maar dan schijnbaar met nog
grooter belangstelling het spel door hun lorg-
nons verder volgden. Eindelijk vernam men de
groote tijding: Napoleon was van Elba ge
vlucht en op weg naar Italië of Frankrijk.
„Tegen den middag was de gebeurtenis in
heel Weenen bekend," schreef Varhhagen von
Ense. „en de indruk is niet te beschrijven, dien
de tijding, welke als een loopend vuurtje door
de stad ging, op alle menschen maakte. Ieder
een voelde, dat deze slag een wending van het
lot beteekendeDat er ook gemoederen wa
ren, die zich niet van hun stuk lieten brengen,
zal men wel gelooven. Tsaar Alexander zei, dat
de gevolgen maar gering zouden zijn. Het even
wicht van prins Metternich bleef ongeschokt.
Humboldt riep uit: Voortreffelijk! Nu komt er
weer beweging!.... Volgens geloofwaardige
verzekeringen was Talleyrand een oogenblik
zichtbaar getroffen en staarde stom voor zich
uit; doch slechts een oogenblik, want dadelijk,
zoo roemde men, toonde hij zich weer in zijn
heele kracht, kalm, klaar, tot daden bereid."
Enkele weken later ging het Congres uiteen;
men was het over de belangrijkste vraagstuk
ken, waardoor al een nieuwe oorlog tusschen
de bondgenooten had gedreigd, eens geworden.
De onderhandelingen over de nieuwe kaart van
Europa kwamen dan pas na den tweeden vrede
van Parijs ten einde. Maar toch draagt het
Weensche Congres, hoewel het geweldig veel
had gepresteerd, het kenteeken van iets voor-
loopigs in de geschiedenis: Napoleons beroemde
honderd dagen sloten er zich bij aan. Slechts
één ding bereikte het tot een nooit meer be
reikte hoogte, misschien wel voor altijd den
volmaakten, schitterenden glans der Europee-
sche aristocratie.
De nieuwe Oostenrijksche weldadigheids
zegels, die binnenkort verschijnen, zullen de
portretten van beroemde Oostenrijksche archi
tecten dragen. Met het teeken van Weenen:
den Stephans-toren, staat Anton Pilgram in
verband; hij bouwde in de 16e eeuw den be
roemden kansel en den voet van het orgel in
den dom. Zijn kop siert den nieuwen zegel 12
groschen, grijs-zwart. Op de waarde 24 gro-
schen, violet, is J. B. Fischer von Erlach met
zijn hoofdwerk, de Karlkirche, te zien. De ach
tergrond van den zegel 30 groschen, rood, met
den kop van Jakob Prandtauer, vormt het door
hem gebouwde klooster Melk. Op den zegel 40
groschen bruin is een dubbel portret te zien:
A. von Siccardsburg en E. van der Ntill, met de
door hen gebouwde opera in Weenen. Heinrich
Ferstel en zijn hoofdwerk, de Votivkirche, vor
men het motief op de waarde 60 groschen,
blauw, en eindelijk toont de zegel 64 groschen,
groen, Otto Wagner, die de bruggehoofden van
de sluis in Nussdorf heeft geschapen. De mo
tieven dei- zegels en de graveering stammen van
den schilder Hans Ranzoni Jr. De uitvoering is
één van de mooiste in haar soort, welke de
laatste jaren in Oostenrijk is voortgebracht. Om
het effect der teekening te verhoogen, is de
druk op geel Japansch papier uitgevoerd.
Het Centraal Comité van het H. Jaar heeft
een boekje uitgegeven „Mundi Redemptor 33
1933" (Verlosser der wereld 331933), waarin
zeer merkwaardige cijfers vervat zijn over de
uitbreiding van het Christendom en Katholi
cisme over de geheele wereld. We ontleenen
daaraan de volgende bijzonderheden. In Europa
zijn 201.855.000 katholieken ofwel 43 procent
der totale bevolking. Het aantal niet-katho-
lieke christenen bedraagt 234.529.000 ofwel 51
procent. Er zjjn verder nog 31.340.816 heidenen.
In Noord-Amerika zijn 52.513.320 katholieken
ofwel 33 procent; niet-katholieke christenen
85.540.818 ofwel 54 procent; heidenen 21.000.130,
ofwel 13 procent. Zuid-Amerika telt 73.050.585
katholieken, ofwel 97 procent, niet-katholieke
christenen 541.984 ofwel 1 procent; heidenen
1.552.602 ofwel 2 procent.
In Afrika zijn reeds 5.387.678 katholieken,
hetgeen 4 procent bedraagt van de totale be
volking. Het aantal niet-katholieke christenen
bedraagt 9.103.725 ofwel 7 procent. Heidenen
125.574.630 ofwel 89 procent.
In Azië zijn 17.038.974 katholieken, hetgeen
slechts 2 procent van de bevolking vormt; het
aantal niet-katholieke christenen bedraagt
9.450.545 ofwel 1 procent en het aantal heide
nen 970.354.614 ofwel 97 procent.
Het algemeen percentage der verschillende
godsdiensten wordt in de volgende cijfers tot
uitdrukking gebracht.
Katholieken 19 procent, Confusianen 16.4
procent, Mohammedanen 13 procent; Hindoes
12.1 procent, Boeddhisten 10.8 procent, Protes
tanten 8.9 procent, Schismatieken 7.1 procent,
Ammisten 6.6 procent, Atheïsten 4.1 procent
en Joden 0.9 procent.
In het district Borsjan in Fransbackaüë zijn
volgens een bericht uit Moskou de ruïnes ont
dekt van de stad Choeande Balass, die in de
dertiende eeuw, den bloeitijd van het groote
Mongoolsche rijk werd gesticht. Het is zeer
waarschijnlijk, dat het hier de residentie be
treft van den Mongoolschen vorst Temoege-
Otsjigin, een broer van Djingis Khan. De op
gravingen worden voortgezet.
Te Denver (Colorado) is een aantal kinderen
vergiftigd door het eten van bonbons, die zij bij
het spelen in een bergplaats hadden gevonden.
Deze bonbons, die voor de verdelging van ratten
moesten dienen, waren gevuld met arsenicum.
Een der kinderen is reeds overleden, terwijl
acht andere ernstig ziek zijn. De dokters vreezen,
dat zij, indien zij in het leven mochten blijven,
toch in elk geval blijvend letsel van de vergif
tiging zullen ondervinden.
SWllllllt
IIIIIIIIIIU
Een 1800 meter hooge berg in Turkije is in
beweging gekomen en glijdt langzaam naar de
vlakte van Kadim. Een nieuwe weg tusschen
Hadim en Ermenak is door den berg volkomen
versperd.
Door de Turksche geologen worden de „be
wegingen" van den berg nauwkeurig gevolgd.
Heden hield de Sint zijn intocht
In de hoofdstad van het land
Ter versterking van den goeden
Reeds bestaanden vriendschapsband
Met de stoomboot recht uit Spanje
En in feest'lijlce kleedij
Trok hij binnen onze veste
Door de waat'ren van het IJ!
Jong en oud stond aan de kade
En de eerste welkomstgroet
Werd gébracht door 't eminente
Comité met hoogen hoed!
Naar modernen aard en wijze f
5 Werd een optocht geformeerd
En Sint Nic'laas, a la Uiver, I
Op z'n hart'lijkst gefêteerd.
Ed. Verkade was als bisschop
Inderdaad volkomen af. 5
't Was geen spel meer, zou je zeggen,
Zoo volmaakt als hij zich gaf!
't Was de echte oude bisschop,
5 Een goed, braaf en heilig man,
Die zoo is, omdat hij feit'lijk,
Ook niet anders wezen k&n! f
Het publiek schijnt ook bijzonder
Op dit soort vertooning dol,
Want als nimmer óóit een schouwburg 1
Liepen thans de straten vol!
Dus Verkade gaf te kennen
S Door het stellen van deez' daad:
Ms je nog publiek wilt trekken
Breng het schouwtooneel op straat!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden) 1
5il!iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii,mini,in,j=
In de dorpjes in het Ertsgebergte in Saksen
worden op het oogenblik millioenen miniatuur
kerstmannetjes vervaardigd, die de volgende
maand in het knoopsgat gedragen zullen wor
den als het officieele insigne van het Winter
hulpfonds. Honderden arme families zijn thans
c'ruk bezig met het uitsnijden en schilderen der
beeldjes, die een getrouwe copie vormen van
de uit hout gesneden figuren, waaraan de
streek haar beroemdheid heeft te danken.
Vredig en stil lag het eeuwenoude kerkje
in het rustige provinciestadje Mulberry.
Alle vreemdelingen, die deze streek be
zochten, verzuimden niet het even te bezoeken,
cm de kostbare kunstvoorwerpen te bewonde
ren, die in den loop der eeuwen door de bewo
ners van het stadje aan de kerk waren ge
schonken.
De koster, wien de zorg voor het bedehuis
was opgedragen, zag er even eerbiedwaardig
uit als het kerkje zelf. Ofschoon reeds diep
gebogen onder den last der jaren, duldde hij
niet dat een ander met de hem zoo dierbare
taak belast werd. Iedereen was er trouwens van
overtuigd, dat niemand beter dan hij de be
langen der kerk en harer kunstschatten kon
behartigen. Er had zich tot nu toe niets voor
gedaan wat het in dienst nemen van een jon
ger en vlugger kracht zou rechtvaardigen.
Op een prachtigen Junidag ging hij, zooals
gewoonlijk, van z'n woning door den stal, via
het tuinpoortje, naar de kerk. om te zien of
alles in orde was. Er bleken dien dag slechts
weinig bezoekers te zijn; alleen een dame wan
delde er rond en de oude Grupp zag direct dat
zij een vreemdelinge was. Hij schatte haar op
een goede dertig jaar en ofschoon in haar klee
ding een weinig opzichtig, vond hij haar toch
wel een dame. Toen ze hem zaS, ging ze dade
lijk naar hem toe en zei: „Ik had gehoord dat
dit kerkje prachtige sieraden bezit en nu zou
u mij een groot plezier doen, als u ze me eens
wilde laten zien. Ik stel er groot belang in."
Het gezicht van den ouden Grupp straalde
van genoegen. Zóó had je er niet veel; meestal
liepen ze met een onverschillig gezicht rond.
keken een beetje links en rechts en vroegen
zelden of nooit het vertrek te mogen zien, waar
de mooiste kostbaarheden stonden uitgestald.
Hij noodigde haar dan ook vriendelijk uit met
hem mee te gaan en geen drie minuten later
stonden ze in een nevenvertrek, waar de kunst
schatten zich bevonden.
Geestdriftig vertelde hij haar de geschiede
nis van ieder stuk, waaronder voorwerpen, die
honderden jaren geleden door vorstelijke per
sonen waren geschonken. De bezoekster scheen
echter vrü onverschillig te wezen voor de his
torische waarde der kostbaarheden, want eens
klaps onderbrak zij haar vriendelijken gids met
de vraag:
„Maar laat u deze kerk den heelen dag open
staan?"
„Och ja, mevrouw, dat is nu eenmaal zoo de
gewoonte. Weliswaar komen in den laatsten
Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiH
Pete haalde nu een eigenaardig gevormd in
strument uit den zak. Het was een lange opge
rolde stalen veer. Aan de uiteinden waren
twee touwen bevestigd met een lus er aan.
De zijden van de veer waren zoo scherp als
een scheermes. Door nu ieder een der lussen
in de hand te nemen, konden we onder het
rijden uit elkaar zwenken, waardoor de opge
rolde veer dan werd uitgetrokken. Het doel
was dan, door een zwiepende beweging de
veer aan het zwaaien te brengen en de paar
den onzer achtervolgers er mee onschadelijk
te maken.
Pete legde mij de werking van het apparaat
uit en voort snelden we weer. Onze achtervol
gers naderden steeds meer en thans werd het
tijd om het nut van het toestelletje te demon-
streeren. Daar kwam onze eerste achtervolger
naderbij. We begonnen met het touw te zwie
pen; het vlijmscherpe veerstuk trof de hals
van het paard, dat oogenblikkelijk een sprong
maakte en neerstortte, z'n berijder meesleepend.
Onze achtervolgers bleven even staan, doch
onmiddellijk daarop vlogen ze ons weer ach
terna. Weer deed het wapen zijn werk en
stortte een der Roodhuiden neer. De anderen
begonnen thans van hun wapens gebruik te
maken en spoedig suisden de pijlen en toma
hawks om ons heen, gelukkig zonder ons te
raken. Telkens weer beet een onzer achter
volgers in het zand.
Thans scheidden zich twéé groepjes der In
dianen achter ons zich af, en gaven hun paar
den de sporen om in een wijden boog langs
ons heen te trekken. Het doel was natuurlijk
ons te omsingelen. Dat begon er hachelijk
uit te zien. Gelukkig echter waren Oom en
mijnheer Dickenson ons reeds ver vooruit, zoo
dat we ze gelukkig in veiligheid konden achten.
Eensklaps zagen we de Indianen die om ons
heen reden afspringen en zich van tijd tot tijd
in het gras bukken. Daarna sprongen ze weer
op hun paarden en snelden terug.
tijd hier in den omtrek veel kerkdiefstallen
voor, maar u moet niet vergeten, dat dit ge
bouwtje meer een museum is, waar zoo goed als
altijd menschen komen. Alleen des avonds sluit
ik zelf alles af met den sleutel, die daar hangt,"
en met z'n hand weas hij naar een grooten
metalen sleutel, die in een hoekje naast de
deur hing.
„Maar vindt u dat niet gevaarlijk, dien sleu
tel maar zoo neer te hangen?"
„Och, wat zal ik u zeggen, mevrouw; vroeger
droeg ik hem altijd bij me, maar eens heb ik
hem verloren, en toen heeft het hee! wat
moeite gekost de deur open te krijgen, daar
het slot buitengewoon stevig en solide is. Het
kerkbestuur vond
het toen beter
dat hij in dien I n i
hoek bleef han- L)C kOSter
gen, en dat ik M
nam des avonds, i
als ik gesloten
had. Bovendien weet toch zoo goed als memand
waar die sleutel eigenlijk voor dient, ziet u!"
De dame vroeg niet verder en na nog even
rond gekeken te hebben, nam zij hartelijk af
scheid van den vriendelijken koster en vertrok
in de richting van het dorpshotel
Geen kwartier later trad zij de zitkamer van
een korten dikken man binnen, die over een
krant gebogen zat. Zy sloot zorgvuldig de deur
en zei:
„Roel, we nemen vanavond deze kerk nog
onderhanden."
„Goed," klonk het kort terug. „Ik zal de
rekening vragen en zeggen dat onze vacantia
morgen afgeloopen is."
Uit haar taschje haalde de dame een stukje
was, waarin duidelyk een afdruksel stond van
een grooten sleutel. Daarna deed ze voorzich
tig haar handschoen uit, en nu kwam een
tweede stukje was te voorschijn, dat een af
druk bleek te zijn van een kleinen sleutel en
wel van dien, welken de koster aan een ket
ting om den hals had gedragen en die op het
slot van de schatkamer paste.
„Zoo'n kostbaar gebouw en zoo'n domme kos
ter," sprak ze. „Overdag kunnen we onzen slag
niet slaan, dan wordt de kerk te druk bezocht.
Ik durfde er den sleutel niet af te halen en
gelukkig ook, want dat oude heerschap kwam
vrij onverwacht binnen. Onder het spreken
vertelde hij me, dat dit hier de sleutel van de
kerkdeur was. Er zijn tal van gouden en kost
bare voorwerpen in de schatkamer, en je zult
zien dat het zaakje vanavond als van een leien
dakje gaat. Reken maar vast af, Roel. en tracht
Ned direct te bereiken, zoodat hij dien sleutel
kan namaken. Spreek dan meteen met hem af
dat we den boel er uit halen en in z'n auto
brengen. Dan zijn we den volgenden morgen,
als ze er achter komen, mijlen ver weg."
Dien avond bleef de maan achter de wolken
verscholen en teekende het kerkje zich als een
donkere schaduw tegen de lucht af.
Omstreeks middernacht klommen twee man
nen en een vrouw behendig over het yzeren
hekwerk en s.'open naar de kerkdeur.
Het was doodstil, zoodat het krassende ge
luid van het slot licht hoorbaar was. Toch
scheen het werk niet te vlotten, want een der
mannen liet een dof gebrom hooren, waaruit
men kon opmaken, dat hü nijdig werd. De
sleutel scheen niet te passen.
„Het zou de eerste maal zijn, dat een sleutel,
dien ik gemaakt heb, niet past," mompelde hij
zacht.
„Je zult een afdruk van den verkeerden sleu
tel genomen hebben," snauwde de andere man
tegen de vrouw.
„Absoluut niet," klonk het grimmig terug.
„Nou, maar dit ding doet het toch niet en
daarmee uit."
Maar nauwelijks had hy deze woorden ge
sproken, of het drietal werd door twee zak
lantaarns beschenen, en vóór ze goed en wel
wisten wat er gebeurd was, stonden ze stevig
tusschen een troepje agenten.
„Eindelijk!" riep de inspecteur, „dat is nog
eens boffen! Waren we een seconde later ge
komen, dan waren de vogels misschien met den
buit reeds verdwenen. Vooruit, mee," en zon
der pardon werd het drietal weggeleid en op
geborgen.
Den volgenden morgen zei de oude koster te
gen z'n vrouw:
„Zeg, Alwine, het is toch maar beter dat ik
er een hulp by neem, want ik word op myn
leeftijd toch wel wat te verstrooid. Nu heb ik
gisteren den sleutel van den stal in de kerk
gehangen en heb zelf den geheelen dag met
den sleutel van de kerk in m'n zak rondgeloo-
pen. Dat is veel te gevaarlijk."
De vrouw kende het stokpaardje van haar
man, glimlachte en gaf hem voor den zooveel-
sten keer gelyk, maar hulp kwam er ook nu
weer niet.
Een reusachtige buffel heeft in de diergaarde
te Lissabon zijn bewaker aangevallen. De an
dere bewakers trachtten tevergeefs het dier to
verdryven. In stervenden toestand werd de
man naar het ziekenhuis vervoerd. De buffel
was pas uit Afrika naar de diergaarde ge
bracht.
•been of arm i
bij levenslange geheele ongeschiktheid t jt werken door f VCfl bij een ongeval met f OCfl by verlies van een hand f 1 OC of) verlies van een f Cf)
T «JC/t/C/#-verlies van beide armen, beide beenen of beide oog ent f doodelijken afloop# een voet of een oog duim, of wijsvinger f
A 11L op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen
Alle QOOnnS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
by een breuk van f40- hy verlies van *n
anderen vinger
53
Hy gaf my het roer over en kreeg zyn
horloge, dat hy dicht bij de scheepslamp hield.
„Bijna kwart voor negen." zei hij. „We zullen
keurig op tyd zyn, als de machine geen kuren
krijgt."
„Ik hoop het," antwoordde Ik. ,.Ik zou niet
graag een regeeringsbeambte laten wachten."
We liepen den breeden ingang van de
Queensborough-haven voorbij, waar de zwarte
gevaarten van twee oorlogsschepen vaag uit
den mist opdoemden. Het werd een vreemde,
opwindende gewaarwording, zoo voort te glijden
door het halfduister, onbekende mogelijkheden
tegemoet.
„We doen beter, wat te matigen, als wc
naby komen," zef Tommy. Latimer vroeg
uttdrukkeiyk, de boot zoo stil mogelijk binnen
te brengen."
„Je hebt gelijk," zei ik. „In ieder geval zou
ik me niet hebben gehaast. Het is een moeilijk
water en ik zou liever geen tweede eiland meer
kapot maken. Een per dag is meer dan
genoeg."
Ik verminderde den gang tot ongeveer vfer
kr.oopen per uur en in deze waardige vaart
hielden wy dicht langs de kust, zoekend naar
den Ingang van de kreek. Ten slotte zagen
wy aan den vagen vorm van het land, dat
hier rees, dat wy fn de onmiddellijke naby-
heid waren; lk draalde dus by en bracht de
„Betty" voorzichtig naar land. Het was ont
moedigend duister voor den man aan het roer,
maar Tommy, die op den boeg was gaan staan,
gaf mij instructies en met eindelooze zorgvul
digheid slaagden wy er In de kreek goed binnen
te loopen.
Deze kreek was zeer smal. Aan den anderen
kant was de oever hoog, vyftien voet misschien.
Aan den overkant lag bbjkbaar geen modder-
bank of een aanslibbing.
„Wat nu, Tommy?" vroeg ik onderworpen.
„Wenden?"
Hy kwam naar achteren terug.
„Ja," zef hy; „wend maar. Dan zal ik den
motor zooveel mogelijk afstellen. Ik durf de
machine niet heelemaal te stoppen, misschien
zou ik haar niet meer aan den gang kunnen
krijgen."
Wy volbrachten de beweging met succes en
wierpen het anker uft. Ik zette my op het
dak van de kajuit en begon myn pijp te
stoppen.
„Ik ben benieuwd, hoelang het zal duren,"
zei ik. „Ik vermoed, dat spionneeren een werk
is waarvan men den tyd niet zoo nauwkeurig
kan bepalen."
Ik drukte de tabak met mijn duim aan.
Tommy keek weer op zyn horloge.
„Precies kwart voor tien," zei hy. „Latimer
zei, dat ik hem na half elf niet meer verwach
ten moest."
„Me dunktbegon ik.
De interessante opmerking, die ik op het
punt was te maken, werd nooit geuit. Van
den hoogen oever aan den linkerkant klonk
plotseling met buitgenwone kwaadaardigheid
de knal van een revolver, bijna onmiddeliyk ge
volgd door een tweede schot.
Tommy en ik sprongen gelijktijdig op, beiden
door de zelfde gedachte bezield. Daar ik echter
de helft dichter by was, bereikte lk de jol het
eerst.
„Al klaar," riep lk. „Ik zal hem wel oppik
ken. Haal jy het anker op en houd je gereed
om te vertrekken."
Ik weet niet wat het record is voor Jol-
roeien in het donker, maar ik denk. dat lk
er wel binnen bleef. Ik was weg van het jacht
en roeide met alle kracht naar '.and ln ongeveer
denzelfden tijd dien het nam om dit zinnetje te
schrijven.
Ik hield recht in de richting, vanwaar ik
de schoten had gehoord. Het was het steilste
gedeelte van de klip, maar het was waar-
schijniyk, dat hier myn hulp noodig zou zyn.
Iemand neemt meestal den korsten weg, wan
neer hem revolverkogels om de ooren vliegen.
Enkele meters van het strand bleef lk op de
riemen rusten en staarde door het duister naar
omhoog. Het was juist licht genoeg om den
top van de klip te onderscheiden, die dfent
begroeid scheen met gagel van verscheidene
.voeten hoog. Ik roeide enkele slagen achter
uit en terwijl ik dït deed klonk een geluid van
breken en ritselen van omhoog en het volgend
oogenblik kwam de gestalte van sen man uit
de struiken te voorschyn.
Hij keek in spanning naar het water.
„Ju daar Morrfsson?" riep hij met een
zachte duideiyke stem, die ik onmiddeliyk her
kende.
„Ja," antwoordde lk kort. Het was de tijd
niet voor langere uiteenzettingen.
Mijnheer Latimer was blijkbaar van de
zelfde meening; zonder een woord meer te
zeggen stapte hy naar den rand van de klip
nam een sprong en kwam met een zwaren pions
in het water neer. een meter of tien van de
jol.
HU kwam onmiddellijk weer boven en het
volgend oogenblik was ik naast hem.
„In orde," zei ik, toen hij den steven beet
had, „Morrisson is fn de „Betty."
Ik hielp hem een handje. Ik greep zyn aim
om hem in de boot te helpen. Maar hy slaakte
even een scherpen kreet van pyn.
„Wat ts er aan de hand?" vroeg lk, terwyi
lk myn greep veranderde.
„Niets ernstigs. Dank u," antwoordde hy. met
zyn merkwaardige, beheerschte stem. ,.Ik denk.
dat een van onze vrienden daar een gelukkiger
schot deed dan hy verdiende. Maar het :s
alleen mijn linkerarm."
Ik greep de riemen en begon snel naar de
„Betty" te roeien.
„We zullen er dadeiyk naar kyken," zei lk.
„zyn ze achter u aan?"
„Ja, achter mij aan zeker," merkte hij lachend
op. „Ik nam de voorzorg, eerst een andere
richting in te slaan en toen gebukt terug te
loopen. Dat werkte uitstekend."
Hij sprak met dezelfde eenigszins geamu
seerde langzaamheid als destyds by oe hut, en
in zyn geheele wezen was geen spoor van haast,
of opwinding. Hy droeg nu ruwe alledaagsche
kleeren en had zyn monocle achterweg" ge
laten. Wanneer hij een pet had gehad, was
hy die biykbaar by zijn duiking ln zee kwyt
geraakt.
Enkele slagen brachten ons by de „Betty",
waar Tommy overboord leunde om om te
helpen.
„In orde?" vroeg hy kalm, toen wy op het
dek klommen.
„Niets van beteekenis," antwoordde Latimer
„Dank zij jou en dezen heer."
„Vleugellam Tommy." zei ik. „Kun jy de
boot onder, zeil krügen, terwyl ik de schade
eens opneem?"
Tommy antwoordde door den handel van
den motor over te halen en met een schok
begonnen wy de kreek uit te loopen Terwyl
wy daarmee bezig waren riep een stem van den
wal ons aan.
„Schïp ahooi! Welke boot is dat?"
Het was een diepe, eenigszins bevelende
stem met een nauweiyks merkbaar vreemd
accent.
Latimer antwoordde onmiddeliyk met een
opgewekte, goedige bromstem geheel verschillend
van zijn gewonen toon:
„Particulier jacht, „Vanity", Southend. En
wie ben jy?"
Of de kracht van zyn antwoord den vrager
in de war bracht, weet ik niet. Hij zei niets
terug en wy lieten hem verder denken, wat
hy wilde en vervolgden onzen weg naar de
rivier.
„Kom in de kajuit en laat mij eens onder
zoeken," zei fk tot Latimer. „In ieder geval
moet u die natte kleeren uittrekken."
Hy volgde my in de kajuit, waar ik de
kleine hanglamp uitnam en op tafel zette.
Voorzichtig hielp ik hem uit zyn jas, hij droeg
een grijs flanellen hemd waarvan de linker
mouw met bloed doordrenkt was Ik nam
myn mes en scheurde het van pols tot schou
der open. De wond zat even ooven den elle
boog een klein rond gat /an voren tot
achteren door den arm. Het bloedde wat. Maar
ik zag onmiddeliyk dat de kogel lange het been
was heengegaan.
„U hebt geluk," zei lk. „Een halve centi
meter verder en u zou het de eerste maanden
zonder uw arm hebben moeten stellen. Doet het
veel pyn?"
Hy schudde zyn hoofd.
„In het geheel niet," antwoordde hy onver
schillig. „Ik wist nauweiyks, dat lk gewond was,
voor u my beet pakte."
Ik bond myn zakdoek zoo styf mogelijk juist
boven de wond en haalde het fantasiepak. dat
den vorigen keer voor Gow had dienst gedaan,
te voorschyn.
„Trek eerst dft aan," zei ik, „dan zal ik u
behoorlijk verbfnden."
(Wordt vervolgd)