Gods
Heilige Wil
v
<3
DE SCHOOL VAN JUFFROUW BRIL
Door FRED. VAN DER HART
Het verhaal, dat ik jullie vertellen ga,
is een ware gebeurtenis, die plaats
vond in de eerste dagen van de groo
te en wreede revolutie, welke Rusland in
handen der communistische regeering heeft
Ëebracht. Bekend is, dat de Sovjetburgers
®én ideaal nastreefden en dat was: Leven
zonder Tsaar en.. ..zonder godsdienst.
godsdienst uitroeien, de godsdiensti-
8e Russische bevolking trachten wijs te
Shaken, dat ze veel beter zonder God kon
'oortleven, was, nadat de Tsaar vermoord
.Vras, hun eerste werk.
Duizenden priesters werden op laffe
*Uze ter dood gebracht; talrijke kerken
berden verwoest of.... ingericht als amu
sementsgebouwen.
Kloosterlingen, voorzoover ze niet ter
dood waren gebracht, moesten het land
verlaten en al hun bezittingen werden door
de Sovjetautoriteiten verbeurd verklaard.
In deze dagen kregen enkele communis
tische matrozen bevel van den volkscom
missaris uit hun gebied, om een bekend
hipster, het Alexander-Njewskiklooster op
ruimen en het vermogen der kloosterlin
gen, evenals den geheelen inventaris van 't
°°ster te stelen. Die volkscommissaris was
een geweldig persoon, die onvoorwaardelijke
gehoorzaamheid eischte of.... anders met
en dood dreigde. Geen andere reden voor
et bevel werd gegeven dan vermoedelijke
°Druimg tegen het communistisch be
duur, welke bestaan had in het aanmoe
digen der geloovigen, om al hun vertrou-
Jen in God te stellen, Die hun uitkomst in
benauwde dagen, welke de bevolking
Meemaakte, zou geven.
Een woeste bende matrozen, zwaar bewa
kend, hield voor de kloosterpoort halt en
biet luider stemmen eischten ze, dat de prior
Van het klooster, Vader Wasilif, buiten de
k°ort zou komen. Om aan hun eischen wat
racht bij te zetten, losten ze brutaalweg
ehkele schoten op de kloosterramen, welke
rinkelend in stukken vlogen. Verschrikt,
hiaar heel kalm evenwel, kwam de prior,
een reeds bejaarde priester op den matro-
2enaanvoerder toe, en vroeg, wat deze
Wenschte.
De eerbiedwaardige man kreeg geen ant
woord, maar'op een teeken van den aan-
v°erder grepen vier matrozen den braven
feestelijke, die zijn leven lang niet anders
ad gedaan, dan arme menschen verzorgen,
Vast en sleurden hem naar een gereed
b aanden vrachtauto, welke vroeger uitslui-
end gebruikt werd voor het vervoeren van
Vee. De
grijze priester bood niet den min-
ten tegenstand, wat ook nutteloos zou ge
weest zijn. Hij beklom den vrachtwagen en
ZaS toe, hoe de vier matrozen met bajonet
°P het geweer, als vervoerden ze een der
8rootste misdadigers, zich om hem op den
°dem van den wagen neerzetten.
De motor werd aangezet; nog 'n laatsten
iik wierp de prior op zijn geliefd klooster,
Lieslotje had een vreemde droom,
Vol wonderlijke dingen,
Waarin ze saam met zwarten Piet,
Een liedje moest gaan zingen.
Eerst werd haar snoezig kussentje
Van groene zachte blaadjes,
Daarna haar twee boerinnetjes,
Twee zwarte kameraadjes.
De bromtol werd van marsepein
En huppelde naar voren,
Terwijl ze zachtjes bromde: ,jZeg,
Ik kom je even storen."
Haar springtouw en haar eetservies,
Die riepen luid: „Wat prachtig,
Ik wou dat ik van borstplaat werd,
Zoo'n droom vind ik reusachtig!"
Toen kwam een groote vliegmachien,
Van mooie versche vijgen
En deze riep genoeglijk uit:
,Mij kun je heusch niet krijgen."
,Mijn naam is XJiver, Lieselot,
Als jij 't precies wilt weten,
Ik ben een soort beroemdheid dus,
Mij mag je echt niet eten."
Toen pufte plots de gummibal:
Meslotje wordt eens wakker,
Want als je mij van borstplaat ziet,
Word ik misschien een stakker!"
R. VAN DAM.
I
Behoort bij teekening „Een Slede"
vouwde dan de handen en bad in stilte,
met volkomen overgave aan Gods Heiligen
wil.
Met verwondering keken de woeste ma
trozen naar den priester, die heel kalm
tusschen zijn vijanden inzat. Eén van hen,
die deze kalmte niet kon verdragen en
liever gewild had, dat de grijze monnik op
zijn knieën om genade en lijfsbehoud had
gesmeekt, richtte zich naar den priester en
bars vroeg hij op onbeschoften toon: „Zeg,
weet jij wel, wat we met jou van plan zijn?"
De priester keek den vrager medelijdend
aan. „Neen, dat weet ik niet, evenmin als
u dat weet. „Eén slechts weet dat, God,
maar diens plannen kennen wij geen van
allen."
Een luide schaterlach was het antwoord
op het rake gezegde van den priester.
„Kom, kom," hernam dezelfde matroos,
„je weet heel goed, wat ik bedoel. Begrijp
je dan niet, dat het niet lang meer met je
zal duren?"
De prior verloor door deze bedreiging
met den dood zijn gewone kalmte niet. Met
volle overtuiging en denzelfden medelijden
den blik op den spreker, antwoordde de
ter-dood-veroordeelde: „Dat zal toch zeker
vani God afhangen. Zonder Zijn Heiligen
Wil zal mij geen leed geschieden en als God
mij vandaag oproepen wil, welnu, dan zal
ik bereid zijn te sterven. Wat uw wil is,
heeft voor mij geen waarde."
Nu lachten de matrozen niet. Ze waren
stil geworden onder de met zooveel over
tuiging gesproken woorden van den pries
ter. En zeker, door al het ruwe optreden
van hun superieuren, door al de wreede
opdrachten, welke ze in de laatste dagen
op last van hun meerderen hadden moeten
volvoeren, waren zij in hooge mate onver
schillig geworden. De woorden van den
priester haddèn evenwel bij hen de herin
nering opgewekt aan al het mooie, dat hun
moeder hun had ingeprent in hun jeugd
en alle theorieën van de Sovjet waren niet
in staat geweest, het geloof aan 'n Almach-
tigen God voorgoed uit te wisschen.
Stil reden ze verder; waarschijnlijk dach
ten ze alle vier na over de woorden, die
hun gevangene met zooveel nadruk had
gesproken, maar ze durfden het voor
elkaar niet bekennen. Ze trachtten elkaar
spottende blikken toe te werpen, maar dat
ging den wreeden mannen niet goed af.
De prior zat met gevouwen handen en
bad in stilte, zonder zich met zijn vier
bewakers te bemoeien.
Na een half uur gereden te hebben wer
den de matrozen opgeschrikt door 'n har
den knal. Eén der banden van den vracht
auto was gesprongen. Even hield de wagen
stil; een reservewiel hadden ze niet in hun
bezit, dan maar zóó verder gereden. En
schokkend ging het voort over de groote
keien. De wagen stootte geweldig en
nauwelijks een kwartier verder gereden,
sprong een tweede band stuk. Met een
verschrikkelijke godslastering deed de
chauffeur den auto stoppen, bekeek de
vernielde banden en wendde zich toen naar
de matrozen.
„Zóó kan ik niet verder", zei hij, „blijf
hier wachten, dan zal ik een anderen
wagen halen."
Even overlegden de matrozen, dan gaven
ze het bevel, op de twee goede banden ver
der te rijden. Er was geen tijd te verliezen
en de twee overgebleven banden, welke
kort geleden pas vernieuwd waren, zouden
het wel uithouden, tot ze de hoofdstad be
reikt hadden. Verder hobbelde de wagen.
Weer een kwartier later sprong de derde
band stuk. Ook deze nieuwe band hield het
niet uit.
Verwonderd keken de vier matrozen
elkander aan. Fluisterend spraken ze over
het geval, terwijl de wagen over den hob-
beligen weg verder sukkelde. De matroos
die den prior het eerst had aangesproken,
werd bang. Hij zag in het springen der
banden een Hoogere Macht uan het werk
en tevens de waarheid van de woorden van
den priester. Dan, stil voor zich zelf, sprak
de matroos: „Wij leiden een dienaar Gods
ter slachtbank. Zou dit nu een aanwijzing
zijn van God, dat,wij Zijn dienaar vrij mos
ten laten uitgaan?"
Daarop wendde hij zich tot den prior,
die nog steeds met gevouwen handen voor
zich uit keek en sprak, maar op heel wat
kalmer toon: „Vader Wasilif, als de vierde
band ook springt, of als er nog wat anders
gebeurt, dan kunt ge in vrede gaan en
ik.... bekeer mij van de valsche leer der
communisten. In het klooster zal ik dan
boete gaan doen voor alles, wat ik de laat
ste tijden heb misdreven. Tenzij ik door de
moordenaarshanden van mijn vroegere
vrienden mocht vallen."
Nauwelijks uitgesproken, sprong de vierde
band met een harden knal stuk.
Nu bestond er geen mogelijkheid meer
om verder te rijden, maar de matrozen
wenschten dat ook niet. Nog voordat de
chauffeur van den wagen was gesprongen,
knielde de eerste matroos voor den prior,
gevolgd door de andere. De mutsen rukten
ze van hun hoofden en eerbiedig kusten ze
de handen van den monnik. Smeekend
vroegen ze zijn zegen.
De goede priester kon zijn tranen niet
langer bedwingen. Zegenend strekte hij de
handen uit over de matrozen. Dan knielde
hij naast hen neer en met hen dankte hij
God voor de groote genade.
Van dank wilden de matrozen niets we
ten. Langzaam verliet de priester zijn be
keerde bewakers, die hem nastaarden tot
hij uit het gezicht verdwenen was, een on
bekende bestemming tegemoet....
0
i
Behoort bij teekening
,JEen Slede"
Beste meisjes en jongens, we gaan dit
maal eens iets heel bijzonders maken.
We gaan een slede maken! Het is wei
aardig een model te maken van een ver
voermiddel, dat vroeger veel in ons land
des winters gebruikt werd en wie weet,
wanneer we een heel strengen winter krij
gen ook nu weer in gebruik wordt ge
nomen.
Laat ik maar beginnen met jullie te
zeggen, dat 't een heel werk is. Zooals
jullie op de foto kunt zien, heb ik eerst
zelf de slede gemaakt om precies te weten,
hoe ik het jullie moest vertellen en met
een de juiste maten te kunnen opgeven.
Maar al is het een heel werkje, wanneer
je de slede kant en klaar hebt, dan zullen
jullie eens zien, wat een alleraardigst
knutselwerkje je gemaakt hebt.
Jullie kunnen de slede van karton of
van hout maken, naar eigen verkiezing.
Ik zal jullie vertellen, hoe je haar van
van karton kunt maken. Die kinderen,
welke de slede dan van hout wenschen te
maken, hebben niets anders te doen, dan
in plaats van de onderdeelen uit te snijden
deze uit dun hout uit te zagen.
We beginnen: De modellen neem je op
ware grootte uit de krant over. Dus je
kunt ze direct op een stukje stevig, wit
'karton overteekenen. Het paard moet jul
lie echter tweemaal overnemen want zoo
als jullie op de foto ziet, de slede wordt
door twee paarden voortgetrokken. Echter
ook de zijkant (a) tweemaal; en het ach-
ter-glijstuk (b) eveneens tweemaal. Alle
overige onderdeelen éénmaal. Behalve de
onderdeelen (c) het groote glij-ijzer, het
welk ook tweemaal moet worden gemaakt
en wel van ijzerdraad; (d) viermaal van
ijzerclraad en (e), de boom, ook van ijzer-
draad, echter éénmaal.
Het lijkt allemaal nogal wat ingewik
keld, het is echter eenvoudig. Lees het
daarom nog maar eens rustig over en ver
gelijk dan meteen de verklaring met de
teekening.
Het achterstuk (f) wordt met de uit
staande lipjes in de gleufjes der beide zij
kanten bevestigd. De achterbank (g!
evenzoo. De zitbank (h) voor den koetsier
eerst langs de stippellijn ombuigen en dan
vóór, bovenaan tusschen de zijkanten be
vestigen. Tenslotte de voetenbank (j)
langs de drie stippellijnen ombuigen en
in de daarvoor bestemde gleufjes beves
tigen.
Nu gaan we eerst de beide achter-glij-
stukken bevestigen. Daarvoor gebruiken
we de vier stukjes ijzerdraad model (d)
Aan iederen kant twee stukjes ijzerdraad.
welke we in eenigszins schuine richting,
staande in de glijstukken (b) bevestigen
en daarna aan de achterzijde, onderaan
in de zijkanten (a) steken. Bekijk hiervoor
eens de foto aandachtig en je zult precies
kunnen zien, hoe dit alles op heel eenvou
dige wijze in elkaar zit.
Het voorstuk met de beide groote glij-
ijzers is draaibaar, dus wordt een apar!
stuk werk. Hiervoor hebben we allereerst
noodig model (k). In de beide gaatjes
aan de kanten worden de glij-ijzers (c)
gestoken, waarna de beide puntjes ijzer
draad met een tangetje worden omge
bogen en stevig toegeknepen. Natuurlijk
moeten jullie er voor zorgen, dat wanneer
het voorstuk onder de slede wordt ge
plaatst, deze volkomen horizontaal komt
te liggen, dus eerst even passen, alvorens
jullie het ijzerdraad bevestigt. De boom
wordt met het omgebogen stuk, beneden-
aan, door het voorste gaatje van k gesto
ken en ook dan stevig aangeknepen. Door
middel van een schroefje b.v. verbind je
nu het onderstuk aan de voetenbank (j)
Ook hierin maak je dan zooals aangegeven
een gaatje. Het schroefje dient dus als
spil waarom het onderstuk vrij kan
draaien.
En nu we dan de slede zoover gereed
De kleine harmonica-virtuose
Op het prentje zie je hier
Vader Haas, een vriend'lijk dier,
Die maar lachend staat te zwaaien
En te drent'len en te draaien
En te roepen: Lieve Flap,
Wees voorzichtig hoor, geen grap,
Want al zijn ze nog zoo liefjes,
Tegen leeuwen héb ik grief jes,
Ondanks wat je hebt vertéld,
Ben ik niét op ze gesteld."
Proestend riep de troep hem na:
,,Niet zoo bang hoor, Hazen-pa,
Want al zou hij het ook willen,
Ons kan hij niet levend villen."
Maar niet ver bij 't park vandaan
Zagen zij een ivachter staan
Deze riep: „Ga weg, schavuiten,
Of ik zal de Leeuwen fluiten,
Scheer je weg, 't is ongehoord.
Vlug een beetje, maak wat voort!'
En de klas van juffrouw Bril
Werd nu plots'ling bleek en stil;
Angstig renden zij nu henen,
Op hun bibberende beenen.
En zij riepen: „Och, och, och,
Wat een narigheden toch.
Als ik 't vooruit had geweten,
Zat ik nu m'n pap te eten,
Want ik heb ze laten staan,
Om naar 't Leeuwenpark te gaan."
Maar de vader van de Haas
Was een vriendelijke baas.
Toen hij alles kreeg te hooren,
Schudde hij z'n lange ooren
En hij riep: „Het is wél zuur,
Zulk een angstig avontuur;
Daarom zal ik jullie fuiven
Op een schaaltje fijne druiven,
En ik denk, na 'n mooie peer
Héb je vast geen angsten meer."
hebben, gaan we haar eerst kleuren. Je
kunt b.v. alles wat op de teekening grijs
is aangegeven, geel maken en wat zwart
is aangegeven rood, of andersom.
Eén paard maak je b.v. bruin en het an
dere zwart of laat je wit, al naar je zelf
wilt. De passagiers en den koetsier kleur je
natuurlijk ook. Doe dit'zooals je zelf wilt.
Maar denk er om, ze zijn allen in bont
gehuld, want 't is nogal een frisch tochtje
dat snap je wel! De passagiers plaats je
nu op de achterbank. Dit doe je door ze
om te buigen langs de stippellijn en dan
op de achterbank vast te lijmen. Evenzoo
met den koetsier doen, maar deze komt
natuurlijk voor op den bok te zitten. Nu
de paarden intuigen en met draadjes
rood garen b.v. aan den boom en de slede
vastmaken en de teugels in de handen
van den koetsier vastleggen. Dit doe je
door in die handen een speldegaatje te
maken en daar het draadje van de teugels
doorheen te halen. Om het geheel nu af
te werken maak je van een stukje wit
vloeipapier een soort van kleed door er
met rooden inkt of verf lijnen over heen
te trekken zoodat je ruitjes krijgt. Dit
kleed leg je dan over de passagiers en
den koetsier heen.
Zoo, meisjes en jongens, wanneer jullie
nu precies zoo doet als ik heb gezegd, dan
zullen jullie eens zien, wat een aardige
slede of je kunt maken met heel weinig
materiaal, 't Is alleen de kwestie van
nauwkeurig opletten en wat geduld. Maar
't loont de moeite, dat kan ik je verzeke
ren, hoor!
Dus allemaal je best gedaan!!
JOS.
Lieve beste Sinterklaasje
'k Schrijf dit briefje U met spoed
Omdat U voor V naar hier komt
Nog zoo erg veel koopen moet.
'k Wou U in 't geheim wat vragen
Zoodat niemand er van weet
Ik zou het zoo prettig vinden
Als U mij 't genoegen deed.
Nu, ik zal het U vertellen
't Wordt nu immers weldra tijd
Dat U met Uiv trouwe schimmel
Over onze daken rijdt!
Ik zou het zoo prettig vinden
Als U nu eens in m'n schoen
Behalve voor me zelf het speelgoed
Ook iets anders wilde doen.
'k Zou U vriendelijk willen vragen
Of het wellicht niet zou gaan
Dat er voor m'n lieve moesje
Ook nog iets werd bijgedaan.
Moesje heeft pantoffels noodig
En een nieuwe boodschaptasch;
Waar ze, als ze dit zou krijgen
Stellig o zoo blij mee was!
En.... wil vader niet vergeten
Weet U wat die hébben wou?
Van die dikke warme wanten
Voor de fiets.... tegen de kou
'k Hoop dat V niet boos wilt worden
Dat ik U nu zooveel vraag,
Lieve beste Sinterklaasje
't Wilde het zoo héél erg graag.
Vindt U dat ik erg brutaal ben
Weet U wat V dan kunt doen?
Gooit U dan gerust wat minder
Voor mezelf maar in m'n schoen.
En nu beste Sinterklaasje
Verder weet ik heden niet.
Geef de allesbeste groeten
Aan Uw trouwe knechtje Piet.
Ik ga nu het briefje sluiten
Want ik moet meteen naar bed;
Sinterklaas, tot 6 December!
Hartelijk gegroet van
JET.
n HET UURTJE
JEUGD
w
j i