EEN REISVERHAAL UIT 1798 9let vekfiaal mn den da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND i NEIL LYNDON ONTSNAPT HET PAKKET i DINSDAG 18 DECEMBER 1934 54 DAGEN OP DE „ADRASTUS" Een scheepsdokter, die seen arts is, maar door de vervulling van deze functie zijn over tocht betaalt Meer haar dan vleesch in de soep Wijn in het leger Een pint per dag voor iederen Franschen soldaat Zilveren standbeeld Kerstgebruiken in Polen Hoogst gelegen dorp Amerika's onderwereld Gestroomlijnde trein AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDGES De „Uiver" vloog onlangs ln twee dagen en een paar uur naar Indië en in drie- en-een-halven dag naar het uiterste ein de van Australië. De „Snip" is bezig om onze Amerikaansche koloniën op een afstand van enkele dagen van het moederland te brengen. Maar toen de heer Descourtilz in 1798 naar Haïti ging, zat hi) zeven dagen in de diligence van Parijs naar Bordeaux wielrijders fietsen dat eind tegenwoordig in minder dan tien uren! en vier-en-vyftig dagen op de „Adrastus" van Bordeaux naar Charles Town. Dat was nu wel geen record, want La Payette had dezelfde reis aan boord van de „Alligator" in „slechts" vtjf-en-dertig dagen afgelegd. Maar een reeder van Saint-Malo, een zekere Benjamin Dubois, die een jaar of tien tevoren een Bordeaux New-York-lijn opende, ontving toch een premie voor elk schip dat er in slaagde de reis heen en terug over den oceaan te maken.... binnen vier maanden!! We hadden het echter over den heer Des courtilz, van wien we u niet meer zullen ver tellen dan dat hi) natuurkundige was, wijl hij ons niet verder Interesseert dan omdat hi) zijn reisverhaal te boek stelde. De „Adrastus" is een Amerikaansch schip en dus neutraal. Want Frankrijk en Engeland zijn in oorlog en de Britsche vloot blokkeert de Fransche kust. Descourtilz wordt gepromoveerd tot scheepsdokter, niet omdat *<y arts is, doch omdat hij geen geld heeft om zyn overtocht te betalen. Het is den 7den November 1798 dat hi) aan boord gaat. Erg pleizierig is het leven daar niet. Men heeft geen ruimte om zich b<J wijze van spre ken eens uit te rekken; 's nachts raast de wind in het want en de kost is bar slecht: thee, wijn en chocolade om te drinken en droge scheeps beschuit en dunne soep met geraspt brood om zi)n maag te vullen; want van honger stillen is geen sprake. Om den moed er in te houden, ver telt de bemanning gruwelijke verhalen over de laatste reis van de „Adrastus", waarbij elf pas sagiers het leven verloren. Verder is er een poging tot diefstal geweest: een matroos heeft getracht de scheepspapieren te stelen; zonder papieren is natuurlijk ook een neutraal schip een welkome buit voor het eerste het beste oorlogsfregat. En er ligt zoo'n fregat tameiyk dicht bij de „Adrastus" voor anker....! Descourtilz, die een optimist geweest moet zijn, neemt niet de beenen, doch blijft aan boord. Den 15den November verschijnt de ka pitein met het meerenacel dT passagiers. De huisvesting dezer laatsten veroorzaakt 'n groot lawaai, doch ten slotte zwijgen zelfs de dames. Den volgenden ochtend, 16 November, licht men het anker, nadat eerst .log «en officieel onder zoek is ingesteld naar de „vèracité de l'expé- dition". Dit onderzoek heeft overigens niet veel om het ïyr. want e der pas.<agt:rs is bevriend met den officier die het leidtDe wind is goed. De „Adrastus" loopt negen knoopen. Den volgenden nacht komt de eerste tegen- Slag. Een hooge golf slaat een kraaiennest weg en breekt de bramra. Lawaai, deining, paniek onder de passagiers. De kapitein in onzen tijd zou de man er g«-°d afkomen, wanneer men hem alleen maar in een gekkenhuis opsloot! staat te brullen: „Wij zijn verloren! Wij zijn verloren! Redt je! Redt je!" Descourtilz gaat aan dek waar hij uitglijdt, overtuigt zich dat er niets aan de hand is, voelt zich draaierig wor den, gaat echter eerst naar beneden om pas sagiers en bemanning gerust te stellen en keert tenslotte aan dek terug om zijn tol te betalen aan Neptunus. Waaruit blijkt, dat de man, behalve optimis tisch, ook methodisch was! Den 21sten November komt er, op de hoogte van Madeira, een heuschelijke storm. Descourtilz staat op de brug naast den kapitein en aan schouwt den chaos aan gescheurde zeilen, ge broken touwen en een groot vat, dat als een stroohalm over de ruimen dartelt. Hij moet zijn zakdoek om zijn neus houden om te kunnen ademen. Niettemin constateert hij „een grijs zwarte lucht met paarse en groene vlekken in een diep blauw." Hij ontdekt dat de golven ,,'n breede, donker-blauwe basis hebben, emerald- groene koppen en sneeuwwitte kammen". Dat lieve leven duurt twee dagen met al de gevol gen van dien: koude en vocht, doodsangst en zeeziekte. De wind gaat dan liggen en in triomf wordt er een schaap geslacht; dat is te zeggen, men laat het dier door een paar honden over het dek heen jagen en de bemanning knuppelt het dood, zulks by wyze van vermaak! Het schaap vormt den eersten en den laatsten goeden maaltyd. De warmte begint, absolute wind stilte heerscht en de kapitein maakt van de ge legenheid gebruik om de passagiers op rantsoen te stellen, daar men wel eens langer met den voorraad levensmiddelen zou moeten doen dan voorzien was. De passagiers lijden honger en wreken zich door zooveel mogelijk aardewerk stuk te gooien. Intusschen wordt de scheepsbeschuit muf, het drinkwater is groezelig, het gezouten vleesch dat al eenige reizen achter den rug heeft, kan men eenvoudig niet meer eten. Het eenige vet van de soep wordt gekookt uit de wormen en de spinnen die in en op de scheepsbeschuit en het gezouten vleesch een leven leiden als in een Russisch nacht-asyl. Er is wel boter aan boord, doch deze is voor de tafel van den kapitein en zyn officieren. Men begrypt geleidelijk waarom eenige kooplui die den overtocht al eens meer gemaakt hebben, een baantje kochten: zij eten nu met den kapitein. Ten slotte zenden de passagiers een deputatie naar den gezagvoerder. Het resultaat is echter niet groot. De deputatie dringt zelfs niet door tot de kapiteinskajuit en het is een der officie ren die er aan herinnert dat de gezagvoerder een ieder die hem niet gehoorzaamt, zonder vorm van proces over boord kan zetten. Descourtilz die zich nogal verveeld schijnt te nebben beschrijft de kleinste voorvallen zeer uitvoerig: Een passagier die zich in het want gewaagd heeft, wordt aan den mast gebonden en krygt slechts voor een flinke fooi zijn vrijheid terug. Men haalt een paar watervogels en vlie gende visschen naar beneden. Er wordt een schietwedstryd gehouden. Een matroos vangt een zeebrasem, doch die „entert" de kapitein. Onze scheepsdokter krygt er echter ook een moot van. Wanneer hy er in slaagt den kapitein te genezen die te midden van zyn uitgehongerde passagiers kans ziet om een indigestie te krygen, wordt hij uitgenoodigd om eiken dag een glas punch te komen drinken. Den 13en December vindt men in de soep meer haar dan vleesch. Dit brengt de passagiers' tot wanhoop. Zij zweren samen en plunderen een provisiekast. Een waar feestmaal volgt, doch vier dagen later beslist de kapitein dat er voortaan geen twaalfuurtje meer op over kan schieten en dat er slechts één keer per dag gegeten wordt, nameiyk eiken middag om vier uur. Met een leege maag, doch met groote feeste lijkheid en vreugde de goede oude tijd moet inderdaad zéér gemoedeiyk geweest zijn! passeert men dan de linie. Den 23en December komt er een schip voorby dat goed voorzien ,'s van „victualiën". De bemanning doet echter haar voerdeel met den nood der passagiers van de „Adrastus" en vraagt woekerprijzen. Er wordt een kalkoen aangekocht voor het fabelachtige bedrag (vergeet u niet, wij schryven 1798) van zes „gourdes" oftewel by na twaalf gulden! Het is dan op Eersten Kerstdag dat Descour tilz aan de tafel van den kapitein genoodigd wordt. Van louter geestdrift besluit hy 's mid dags niet aan den gemeenschappeiyken maaltyd deel te nemen, oni zoo goed mogeiyk voorbereid te zyn. Hy heeft echter geen geluk. Zyn gast heer vertelt hem dat hy niet te eten is ge vraagd, doch dat het alleen maar de bedoeling was om eens gezellig een glas te drinken. Des courtilz weigert hooghartig, zy het ook met een rammelende maag en knorrende Ingewanden. Men heeft echter zyn trots of men heeft die niet! Men schryft 8 Januari wanneer de „-Adrastus". die 16 November Bordeaux verliet, de haven van Charles Town binnen loopt. Met ingang van het volgend jaar zal iedere soldaat van het Fransche leger van rykswege iederen dag een pint wyn krygen. Dit besluit, dat door de soldaten warm is toe gejuicht, is genomen uit economische overwe gingen. Frankryk heeft een groot wijn-surplus en in verband hiermede heeft de leger-commissie uit de kamer besloten dageiyks een rantsoen wijn aan de manschappen te doen uitkeeren. De re geering en de wynbouwers zyn zeer verheugd dat op deze wyze het surplus wordt weggewerkt en de soldaten steunen met genoegen dezen regeerings-maatregel. ^miimituiiiHii iiiiiiiiiimiiiinu aan In Biam wonende Chineezen zullen Maarschalk Tsjang Kal Sjek een levensgroot zilveren standbeeld van hemzelf aanbieden, als erkenning voor zijn pogingen om de Chineesche republiek te consolideeren. De Italiaansche regeering heeft besloten tot toekenning van de rechten eener zelfstandige gemeente aan het dorp Sestrières, dat be schouwd kan worden als de hoogst gelegen ge meente van Europa, aangezien het op 2500 me ter hoogte in de Alpen van Piemont ligt. Tot voor kort bestond het slechts uit enkele huizen, het raadhuis en eenige hotels. Het begint zich echter langzamerhand te ontwikkelen tot een internationaal skicentrum. De nieuwe gemeente heeft zich als wapen gekozen een adelaar die een paar ski's in zyn klauwen houdt, terwyi het devies op het wa pen luidt: „Ad petram sistrariam". Het Kerstfeest is in Polen omgeven met 6611 reeks traditioneele ceremoniën, die overigens vrij onbekend zijn, maar die toch een helder licht werpen op den godsdienstzin en volksaard van Polen. Op de eerste plaats is daar de mooie en poë tische gewoonte om een koek te verdeelen, die van hetzelfde deeg is gebakken als de hosties. Hij de nadering van het Kerstfeest worden deze koeken, die ook in een soort hostiepannen wor den gebakken, aan alle parochianen uitgedeeld. Deze koeken hebben een langwerpig vierkan ten vorm, waarin de symbolische beeltenis is gedrukt van het Kindje Jezus, van de kribbe, (ie ster enz. Er is geen enkel huis waar deze koeken op de Kersttafel ontbreken. Overal, bij ryk en arm, worden zy gegeten, 's Avonds vóór Kerstmis, wanneer de eerste ster aan den he mel staat, komen alle huisgenooten aan tafel en het hoofd van het gezin verdeelt de koeken en zy wenschen elkaar een gelukkig, voorspoe dig en zalig Kerstfeest. Aan vrienden en aan degenen die afwezig zyn, wordt per brief een stukje van dit brood toegezonden, als een be- v.ys, dat men in die oogenblikken aan hen gedacht heeft. Wat het Kerstmaal betreft, vol gens het gebruik van het land moet men met een oneven aantal personen aan tafel zitten, gewooniyk met 9 personen, ter herinnering aan cte negen koren van Engelen, die by de ge boorte van het Kind Jezus gezongen hebben. De maaltyd bestaat uit producten van het land, uit het water en uit het bosch, om daardoor innebeeldig de natuur aan te moedigen, ten einde het volgend jaar een vruchtbaren oogst te verkrygen. Het aantal en de kwaliteit der gerechten is natuurlyk afhankelyk van den welstand der bewoners. In een hoek van de eetkamer plaatst men een korenschoof en on der het tafellaken legt men hooi, ter herinne ring aan de geboorte van den Verlosser in een stal. In sommige streken heeft men de ge woonte in eere gehouden om aan de Kerst tafel enkele plaatsen open te laten voor die leden van de familie, die in den loop van het jaar gestorven zyn. Op het platteland is men gewoon om op tafel een stuk brood te laten liggen voor het Kindje Jezus. By ieder gerecht legt de heer des huizes een vollen lepel daarvan ter zyde op een schotel en els de maaltyd is afgeloopen, brengt hy deze spyzen naar den stal, om ze aan de beesten uit te deelen, ter gedachtenis van het feit, dat het beesten waren, die het Kind Jezus in den stal verwarmden. Als de heer des huizes den stal verlaten heeft, gaat hy naar de byenkorven, om aan de byen Als de post je een pakket brengt, Kijk je opgeruimd verrast, Want er zit dan toch nog altijd Ook iets aangenaams aan vast! 't Brengt vermeerdering van welvaart! En daar vaart u steeds bij wel, Ook al is het dan geen goudklomp Doch een simpel bagatel! 't Kan iets zijn om op te sieren, 't Kan iets zijn tot uw vermaak, 't Kan iets zijn dat tot gemak dient Of tot streeling van den smaak! Wat het echter ook mag wezen, Een pakketje uiteraard Wordt nog altijd met genoegen En in dankbaarheid aanvaard! Zoo ook nu weer tegen Kerstmis Reist tot aangenaam verzet, i 't Zij per trein, per bus of bode 1 Het beroemde Kerstpakket! Vrienden sturen aan hun vrienden En verwanten aan verwant Hun pakketje met verrassing Ter versterking van den band. I En de gave vindt haar weerklank, Want het blijde resultaat Valt dan duidelijk te lezen Op het lachende gelaat! Zie je dan zoo'n stapel pakjes Ja, dan doet het even pijn, g Want zij komen lang niet altijd Waar zij 't meestenöödig zijn! I MARTIN BERDEN s (Nadruk verboden) üimiHMMmmiinmiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiMiiiiiK: „Maar," hield m'n vrouw vol, „het behoeft Vind je 't niet heeriyk, dat het Kerstavond j is?" vroeg m'n vrouw van uit haar leun- geen echte oom te zijn; het mag ook een aan hef Kerstfeest aan te kondigen. Niet minder schoon en verheven zyn de Poolsche Kerst liederen, waarin in eenvoudige woorden de Poolsche volksziel getuigenis aflegt van haar groote liefde voor den Verlosser. In een onderhoud met de pers verklaarde William Atanley, de tweede Procureur-Gene raal der Vereenigde Staten, te hopen en te ge- looven, dat de onderwereld van Amerika is af geboekt, door den dood van de voornaamste bandieten, als Dillinger, Charles Floyd (Pretty Boy) en George Nelson (Baby Face). Wy vragen ons af, aldus de justitie-autori- teit, wat voor indruk de dood van deze ban dieten op de andere misdadigers zal maken. B.v. wat iemand als Al Capone zal doen, wan neer hy uit Alcatraz (Amerika's Duivelseiland voor misdadigers) vry komt. Zal hij in de onderwereld terugkeeren of niet? Wy hopen dat de gebeurtenissen der laatste tyden lieden van het Capone-type mogen doen inzien, dat de regeering vast besloten is de misdaad uit te roeien. De P.L.M. houdt zich op het oogenbllk be zig met plannen tot het bouwen van een nieu wen gestroomiynden trein, waarmede buiten gewoon groote snelheden behaald zouden kun nen worden. De bezoekers van de Riviera zouden in dezen luxe-trein in tien uur van Parys naar het Zui den kunnen worden vervoerd, met een snelheid van 112 K.M. per uur. De locomotief, die door middel van stoom zal worden gedreven, zal 2000 P.K. kunnen ont wikkelen. Behalve uit de locomotief met ten der, zal de trejn uit drie wagons bestaan, die een geheel vormen. De bagage zal in den ten der vervoerd worden. stoel bij 't vuur. „Verrukkelijk," verzekerde ik van uit m'n stoel aan den anderen kant van den haard. Hier volgde een oogenblik stilte. Vergenoegd keken we naar de hulst en de mistletoe, waar mee de kamer versierd was en naar de kerst kaarten, die op den schoorsteenmantel stonden „Zou het met aardig zyn, wanneer er onver wacht iemand op de deur klopte, enbegon m'n vrouw weer, my vragend aanziende. „En wat?" vroeg ik. „Dat lees je altyd in de boeken, in verhalen en vertellingen," hernam ze een beetje geheim zinnig. „Wie doen dat?" vroeg ik weer. „Wel, verdwenen erfgenamen, ooms, die men in jaren niet gezien heeft en al dat soort men- schen." „Maar waarom kloppen die altyd op de deur?" hield ik hardnekkig vol. „Ik bedoel op Kerstavond; je weet wel, dan komen ze heel onverwacht terug en dan kloppen zo op de deuren." „Wat voor deuren? Wiens deuren?" „Voordeuren; op de voordeuren van de men- schen, die er niet aan denken dat ze komen. Ja, en dan hebben ze in den regel fortuin gemaakt en dan is alles vergeten en vergeven." „Natuurlijk." „Soms," hernam m'n vrouw, „is het een zoon, die van huis is weggeloopen; ze hebben in jaren niets van hem gehoord en dan klopt hy op Kerstavond op de deur en vraagt den ouden heer te spreken in de hoop, dat die hem aan een be trekking zal helpen zoo gauw als de Kerstdagen voorby zijn. „Een enkele maal," ging m'n vrouw voort, „is het een familielid, dat jaren geleden naar Amerika en Indië vertrok en eensklaps weer opduikt, zonder voorafgaand bericht „Klopt hy op Kerstavond op de deur," viel ik haar in de rede; „wat zyn er toch veel menschen, die als waanzinnig in de wereld rondzwerven om cp Kerstavond op de deuren te kloppen! Ik hoop, dat niemand van hen het in z'n hoofd krijgt om aan de bel te trekken als hy voor de deur staat. Dan is de aardigheid er af." Opnieuw volgde een oogenblik stilte. „In elk geval" zei m'n vrouw weer, „zeu het toch wel aardig zijn, als er nu op Kerstavond op de deur geklopt werd en er een familielid of een oude kennis binnenkwam, wiens bestaan we zoo goed als vergeten waren." „In dit geval zou het duizend tegen één een rijke bloedverwant zyn. Ik weet zeker dat we al de anderen kennen." Een ryke oom uit Australië, zou ik denken," hernam m'n vrouw, „kun je je niet voorstellen, dat je in de gang komt en hem daar ziet staan?" „Neen, dat kan ik niet," zei ik ronduit „Je zou in elk geval je best kunnen doen het je voor te stellen," hield m'n vrouw vol. ,Maar waarom dan toch?" „Omdat het zoo geheimzinnig, weer iets an ders is. Dat zou het tenminste zijn als het ge beurde." „Maar," antwoordde ik, „nu het niet gebeurt, tehoeven we er ook niet langer over te spreken, dunkt me," „Ik wou, dat je niet zoo verschrikkeiyk lo gisch redeneerde, vooral niet op Kerstavond," weerde m'n vruw, min of meer ongeduldig af. „Het is, vind ik, wel de moeite waard, het zóó voor te stellen, alsof het wél gebeurde en dan na te gaan, wat we zouden zeggen en doen alsof. „Er eensklaps op Kerstavond op de deur ge klopt werd, niet? Maar m'n lieve kind, bestaat er ook maar een schyn van kans, dat er van avond een ryke oom van je uit Australië hier komt? Je weet heel goed, dat die er niet is." „Ik zei niet, dat hy uit Australië zou komen," verdedigde m'n vrouw zich. „Heb je soms ergens anders een onbekenden com, dien je verwacht?" vroeg ik verder. „Wanneer dat zoo was, dan zou hy niet on bekend zyn," luidde haar argument; „het zou bovendien een oom van jou kunnen zijn en niet van my." „Al m'n ooms zyn ingéschreven by den Bur- gerlyken Stand." Wy werden weggeleid en weer opgesloten in het hol waarin wy nu reeds weken gevangen werden gehouden. Juist waren wy binnen toen wy buiten stemmen hoorden. Het waren die van Mandsjoerijsche soldaten, die in opdracht der regeering onze verbhjfplaats moesten opsporen. Onze schildwachten hielden hun geweer in den aanslag en dreigden ons by het minste geluid dat wy zouden maken, neer te schieten. Uit vrees voor ontdekking werden we tegen den avond zwaar geboeid naar een andere plaats vervoerd, waarbij onze bewakers scherp opletten of er geen soldaten in de buurt waren. Onze kans op redding was verkeken. Na eenige weken in onze nieuwe verblyfplaats te hebben doorgebracht, werden we op zekeren dag gelast ons met spoed te kleeden. We wer den vlug weggevoerd en tot onze groote ver bazing aan boord van een modem uitgerust motorjacht gebracht. Ik kreeg een plaats in de kombuis, Oom Sydney werd in de machineka mer te werk gesteld en Pete als scheepsjongen. Het bleek, dat het motorjacht een piraten- schip was, want langzaam voeren wy de Stille Zuidzee op en enterden een Japansch koop- vaardyschip, dat op weg was naar Moekden. Het werd een gevecht van je welste tusschen de zeeroovers en Japanners, waarbij de roovers de overwinning behaalden. getrouwde oom of een peetoom wezen, of een aardige oude man, die in de wandeling „oom" genoemd wordt; je weet wel, zooals de kinderen tegen Gidéon Bounderby altyd „oom" zeggen." „Dat is zoo. Hy mag dan voor mijn pari; zoo'n soort oom zyn. Maar met dit al, zie ik niet in, waarom een van deze zoogenaamde ooms hier in den omtrek zou rondwaren om op onze deur te kloppen." „Ik bedoelde die soort ooms niet; ik had het oog op een echten oom." Ik zag wel, dat ze niet van haar aantrekke- lyk „idéé fixe" af te brengen was en besloot dus maar inschikkeiyk te zyn. „Och," zei ik, „er is niets, dat er ons van weerhoudt te be- weren dat we een onbekenden t\„ i ryken oom heb- I 'v lOp Op ben, die van- avond hier zal CIC dCUT 1 komen en zoo j lang we leven voor ons Kerstmannetje zal spelen." „Ja, laten we dat doen!" riep ze verheugd, ,het is wél dwaas, maar laten we het doem Bovendien, men kan nooit weten." „Laten we dan beginnen met er om te loten, wiens oom het zal zijn. Vind je dat goed? Ik heb nog nooit om een oom geloot." Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik verloor m'n ar men oom. Nu zullen we een naam voor je oom kiezen, en bepalen waar hy vandaan komt en wat hij uitvoert. Ik zou hem," vervolgde ik een beetje uit m'n humeur, omdat het m ij n oom niet was Isaac De Slyper willen noemen, een handelaar in oud roest, die sterk snuift „Neen, neen. dat is hij niet," riep m'n vrouw verontwaardigd; „hy is een lieve, oude land edelman en hy heet.... oom James.... neen, oom Freddy.... och neen, oom Baptist! Toe help me eens hem een naam te geven!" „Oom Marcus," decreteerde ik; „Marcus klinkt degelyk en voornaam; de directeur van de Bank was oomik wil zeggen.... myn heer Marcus de Leeuw." „Vergis je je niet? Was hy geen baron?" „Geen kwestie van," wees ik haar. terecht, laat die oom van jou je het hoofd niet op hol brengen, anders zal ik hem zelfs geen veld wachter laten zyn." ,Ik wilde alleen m'n best voor dien armen stakker doen," verontschuldigde zich m'n wederhelft. „Het landgoed van je oom Marcus ligt ln Yorkshire." ,Hy woont in Essex," verzekerde m'n vrouw met klem. „Hy kan niet op zoo'n drassigen bodem wo« nen; vergeet niet, dat hy rheumatisch is." „Maar toch ln heel lichten graad." „In Yorkshire hoeft hij heelemaal geen rheu» matlek te hebben." „Dan woont hy in Yorkshire by Wesley," stemde zy gedwee toe. „Als uiterlijke verschyning is hy een knap man van ongeveer vyf en zestig „Ik sta er op, dat hy blauwe oogen en zilver- gryze haren heeft." Ik knikte en zy klapte van blydschap over m'n tegemoetkomende houding in d'r handen, „Hij rydt, hy jaagt, hij vischt, hij is schat- rtjk en vrijgezel." „Heeriyk! En wanneer komt hy?" „Hy kan elk oogenblik hier zyn. Hy is er pas achter gekomen, dat je z'n nicht bent en met geschenken beladen, Is hij nu op weg naar hier om de Kerstdagen by ons door te brengen." „Het zou allerliefst zijn," sprak ze halfluid. Eenige oogenblikken zaten we beiden in ge peins verloren en vermeiden ons in het liefe- lyke droomgezicht. „Ik weet, dat het belachelijk klinkt," zei m'n vrouw, „maar ik zou veel lust hebben even naar de logeerkamer te gaan en te zien of de lakens gelucht zyn, alleen maar om de illusie wat langer te laten duren." „Ik zou maar wachten todat hy komt; alles wel beschouwd is je oom Marcus de Leeuw uit Yorkshire. Op dit oogenblik werd er hard op de voor deur geklopt. We sprongen op en keken elkaar aan. „Ik denk alleen maar een pakje of zoo," waagde ik te zeggen. We zaten als op heete kolen en luisterden scherp toe. We hoorden de dienstbode door de gang sloffen en de voordeur open maken; daar na hoorden we een mannenstem. Vervolgens kwam de meid de kamer binnen; ze keek een beetje verwonderd. „Daar is een heer," kondigde zy aan, „die zegt, dat hy uw oom Markham is uit Devons hire en dat hij komt om de Kerstdagen hier door te brengen." „Marcus..--!" riep m'n vrouw; „Devonshire, dicht by Yorkshire!" We liepen zoo gauw we maar konden de gang in. Daar stond op den drempel van de voor deur, kaarsrecht, een heer op leeftyd, met een vriendelyk open gezicht. In de eene hand hield hy een koppel fazanten, ln de andere een goed gevulde weitasch. Achter hem zagen we een chauffeur beladen met pakjes, die zich in da richting van de deur bewoog. We keken den onverwachten bezoeker ver baasd aan en hy beantwoordde onze blikken met dezelfde munt. Toen de chauffeur op de stoep gekomen was, hoorden we hem tot onzen bezoeker zeggen: Pardon, mijnheer, ik zag het zoo juist. Dit huis is nummer negen; u moet op nummer negentien zyn. Ik heb me vergist." Alln /ili/inn/i'g °P dlt bïad z!Jn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofjfsf) bij fxtl" tl Lf UIIIIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeericgen O VU U»m verlies van belde eheele ongeschiktheid tut werkendoor f 7 Cfk by een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 Of e armen, belde beenen of belde oogen t OV*m doodelyken afloop i Z>OU-m een voet of een oog# iAV." olj verlies van een f Cfk MJ een breuk van f /ffï by verlies van 'n duim of wijsvinger been of arm# Tl/»anderen vinger 67 „Voorloopig met een of twee van mijn man nen hier biyven, terwyi wy naar het station gaan. Ik zal den auto terugzenden; dan moet je daarmee de beide gevangenen naar Queens- borough brengen. Myn man zal de bungalow biyven bewaken." De sergeant groette opnieuw en Latimer wendde zich tot my. „jy en Morrison moeten onmiddellijk mee naar de stad," zei hy. „We kunnen twaalf drie halen." Op dit oogenblik rees Savaroff. die ons met den half verdwaalden blik van iemana, die juist uit bewusteloosheid ontwaakt, had aangestaard, wankelend op van zyn stoel, zyn versufte hersens schenen plotseling te hebben begrepen, waar het om ging. „Schurk!" rtep hy, zich tot mü wendend, „jy was het dus."1 Verder kwam hy niet. Hoe verward de sergeant ook by sommige gebeurtenissen ziin mocht, hy was in zyn eigen werk blijkbaar volkomen thuis. „Hier!" zei hij, driftig vooruit stappend. En met een plotselingen krachtigen stoot in de borst deed hij Savaroff op den divan neer tuimelen, bijna bovenop Iwanowna.» „Hier dergeiyke taai niet gebruiken," voegde hy er aan toe, zich over hem heen buigend, „of Je zult er spyt van hebben!" „Ik zie, sergecmt," zei Latimer ernstig, na een korte pauze, „dat ik de zaak in uitstekende handen achterlaat." Hy gaf nog enkele bevelen aan Ellis, die eveneens achterbiyven moest; toen verlieten wy met ons vieren de bungalow en liepen kalm het smalle tuinpad langs, dat naar den straat weg voerde. Juist voor het hek stond een sterke auto. „Vooruit maar, Guthrie," zei Latimer en zich tot ons wendend, voegde hy er by: „Jij moet met my voorop zitten, Lyndon. Ik weet, dat Morrison alle mogclyke opheldering van je verlangt, maar hy moet wachten." Tommy knikte tevreden. „Ik kan wachten." zei hy. „Dat is een ge woonte, die ik aangeleerd heb, waar ret Nell betreft." Wy klommen in den auto en Latimer, in den stuurzetel, zette groote vaart in de rich ting van Queensborougb. Niet voor wy den eersten hoek om waren, begon hy een ge sprek. „Hoe wist je dat van Marks?" vroeg hy met langzame stem. „Ik wist het niet zeker," antwoordde ik, „Het was er min of meer een slag naar.... een rake slag." En daar hy op verdere verklaring scheen te wachten, vertelde ik hem zoo beknopt mogeiyk, wat Sonja my had gezegd over de reden van McMurtrie's komst naar Londen. „Ik kon daar in myn brief niet uitvoerig op ingaan," eindigde ik. „In de eerste plaats had Joyce nauwelijks tyd om den trein te halen en in de tweede plaats wilde ik haar niet teleurstellen, als het eens anders mocht uitvallen. Je zult nogal verbaasd geweest zyn, toen ik het plotseling op McMurtrie losliet." Hy schuode zijn hoofd en glimlachte. „Verbaasd? Och, neen," zei hy; „zie je, ik wist het al," besloot hy nuchter. Als er op dat oogenblik van verbazing sprake was, was die aan myn kant. „Jy wist het?" herhaalde ..JU wist, dat McMurtrie Marks had vermoord?" Hy knikte kalm. „Herinner je Je niet, dat je mij in de boot vertelde, dat je vriendin Joyce Aylmer. ge loof ik? hem herkend had als den man, die op den dag van den moord in de woning was geweest?" „Ja," antwoordde ik. „Wel, als dat waar is en jy was onschuldig veroordeeld dan meende ik, dat de tegen woordigheid van den dokter in dat huis wel wat nader onderzocht diende te worden. Ik wist. dat hy toen pas in Londen aangekomen was, het lag dus voor de hand, dat Marks en hy oude bekenden waren. Ik onderzocht de ge tuigenissen in jouw zaak ik was er heel wat van vergeten en vond juist wat lk verwacht had. Behalve dat Marks een vreemdeling was en byna acht jaar in Londen woonde, wist niemand iets van hem. De politie was zoo zeker van haar zaak, dat ze zelfs niet de moeite schynt genomen te hebben de gewone inlich tingen m te winnen. Wanneer zij zich met Rusland in verbinding had gesteld, zou ze zon der moeite alles aangaande Marles te weten gekomen zyn. De autoriteiten daar houden er een verwonderiyk compleet systeem op na, om zich oude kennissen te herinneren." „Maar drie jaar laterbegon lk. „Dat maakt weinig uit," onderbrak Latimer mij. ,,zy onderzochten het geval voor my en gisteravond ontving ik alle bijzonderheden over den man die McMurtrie en zyn vrienden hau verraden. Er is geen twyfel mogelijk, dat hy en Marks dezelfde persoon IS." Ik ademde lang en diep. „Dan biyft ons alleen het Departement van Justitie nog over," zei ik. „Ik denk niet, dat je daarover bezorgd hoeft te zyn," antwoordde Latimer verzekerd. „Op het oogenblik hebben ze daar een vol ledige verklaring van het geval.... behalve natuurlijk het directe bewys, dat ik den dokter persooniyk zioh op zhn daad heb hooren be roemen. Ik had een lang gesprek met Ca sement, voor ik Londen verliet, vanochtend. Hy beloofde my er dadeiyk werk van te ma ken, Biykbaar kwam hy te laat om het bevel tot je arrestatie te voorkomen." Ik knikte. „Sonja moet de politie gewaarschuwd heb ben, gisteravond," zei ik en zoo kort mogeiyk vertelde ik van het telegram, dat. ik van Gertie 'Uggens ontvangen had, en hoe het my juist in staat gesteld had weg te komen. „Ik weet niet," eindigde ik, „in hoever myn dubbele ontsnapping de zaak ingewikkelder heeft gemaakt. Hoe onrechtvaardig ook myn veroordeeling was, het was niet te ontkennen, dat ik na dien tyd minstens drie misdrijven heb begaan. Ik ben uit de gevangenis ontsnapt, ik heb een bewaker neergeslagen en ik heb, geloof ik, een politieagent met een riem in de maag gestompt. Denk je, dat er eenige kans is, dat de justitie dergelijke enormiteiten over het hoofd zal zien?" .„Myn beste Lyndon," zei hy, „ter vergoeding voor wat Je voor ons hebt gedaan, zou je de politiemacht hebben kunnen decimeeren, als het noodig geweest was." En meer in ernst voegde hy er aan toe: „Ik zeg je eeriyk, er is kans op oorlog, in de naaste toekomst: nu zul je begrypen, in hoe verschillende positie wy zouden geweest zyn, als de Russen die nieuwe springstof van jou in handen hadden gekregen. Afgezien daarvan is de regeering je alle mogelyke soorten van ge noegdoening verschuldigd voor de schandeiyke manier, waarop jy bent behandeld." Terwyi hy nog sprak, waren wij de sombere hoofdstraat van Queensborough binnen gereden en voor ik hem kon antwoorden, stopte hij aan het postkantoor. „Juist tyd om te telegrafeeren," zei hy. „Ik wil er zeker van zyn, dat we Lammersfield en Casement kunnen treffen, zoodra we in de stad zyn. En wanneer ik niet telegrafeer, sullen aa ongetwyfeld om dien tyd gaan eten." Hij trad het gebouw binnen en Tommy maak te van zyn korte afwezigheid gebruik om over de leuning heen my hand te grypen. „We zyn geslaagd, Neill," zei hij, „Jongen, we zijn geslaagd." „jy bent geslaagd, Tommy," zei ik, „jy en Joyce met zyn beiden." Er was een oogenblik stilte, toen gaf Tommy, lucht aan een diep gegrinnik. „Ik denk aan George," zei hy alleen. En dat was een gedachte, waarvan ik ook een oogenblik moest zwijgen. „We moeten zien te weten te komen of ze een vervolging tegen hem instellen," zei ik. „Ik ben niet van plan me in regeeringszagen te men gen, maar in elk geval zou ik voordien nog eerst even met hem willen praten." Tommy knikte aanmoedigend en hetzelfde oogenbllk kwam Latimer weer naar buiten. Aan het station hadden wy geen halve minuut meer over. Het was druk in den trein, maar een woord van Latimer aan den stationschei' bezorgde ons een leegen eerste klas coupé, dia deftig achter ons op slot werd gedaan. Het was een niet-rook coupé, maar met een volkomen negeeren van dergeiyke kleinigheden haalde Latimer zyn sigarenkoker te voorschyn en bood ons een voortreffelijke Upman aan. Het heeft zeker zijn voordeelen aan de zyde van de ge ordende macht te staan! Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10