EEN REISVERHAAL UIT 1798
9let vekfiaal mn den da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
i
NEIL
LYNDON
ONTSNAPT
HET PAKKET
i
DINSDAG 18 DECEMBER 1934
54 DAGEN OP DE
„ADRASTUS"
Een scheepsdokter, die seen arts
is, maar door de vervulling
van deze functie zijn over
tocht betaalt
Meer haar dan vleesch
in de soep
Wijn in het leger
Een pint per dag voor iederen
Franschen soldaat
Zilveren standbeeld
Kerstgebruiken in
Polen
Hoogst gelegen dorp
Amerika's onderwereld
Gestroomlijnde trein
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
VICTOR
BRIDGES
De „Uiver" vloog onlangs ln twee dagen
en een paar uur naar Indië en in drie-
en-een-halven dag naar het uiterste ein
de van Australië. De „Snip" is bezig om onze
Amerikaansche koloniën op een afstand van
enkele dagen van het moederland te brengen.
Maar toen de heer Descourtilz in 1798 naar
Haïti ging, zat hi) zeven dagen in de diligence
van Parijs naar Bordeaux wielrijders fietsen
dat eind tegenwoordig in minder dan tien uren!
en vier-en-vyftig dagen op de „Adrastus"
van Bordeaux naar Charles Town. Dat was nu
wel geen record, want La Payette had dezelfde
reis aan boord van de „Alligator" in „slechts"
vtjf-en-dertig dagen afgelegd. Maar een reeder
van Saint-Malo, een zekere Benjamin Dubois,
die een jaar of tien tevoren een Bordeaux
New-York-lijn opende, ontving toch een premie
voor elk schip dat er in slaagde de reis heen
en terug over den oceaan te maken.... binnen
vier maanden!!
We hadden het echter over den heer Des
courtilz, van wien we u niet meer zullen ver
tellen dan dat hi) natuurkundige was, wijl hij
ons niet verder Interesseert dan omdat hi) zijn
reisverhaal te boek stelde.
De „Adrastus" is een Amerikaansch schip en
dus neutraal. Want Frankrijk en Engeland zijn
in oorlog en de Britsche vloot blokkeert de
Fransche kust. Descourtilz wordt gepromoveerd
tot scheepsdokter, niet omdat *<y arts is, doch
omdat hij geen geld heeft om zyn overtocht te
betalen. Het is den 7den November 1798 dat hi)
aan boord gaat.
Erg pleizierig is het leven daar niet. Men
heeft geen ruimte om zich b<J wijze van spre
ken eens uit te rekken; 's nachts raast de wind
in het want en de kost is bar slecht: thee, wijn
en chocolade om te drinken en droge scheeps
beschuit en dunne soep met geraspt brood om
zi)n maag te vullen; want van honger stillen is
geen sprake. Om den moed er in te houden, ver
telt de bemanning gruwelijke verhalen over de
laatste reis van de „Adrastus", waarbij elf pas
sagiers het leven verloren. Verder is er een
poging tot diefstal geweest: een matroos heeft
getracht de scheepspapieren te stelen; zonder
papieren is natuurlijk ook een neutraal schip
een welkome buit voor het eerste het beste
oorlogsfregat. En er ligt zoo'n fregat tameiyk
dicht bij de „Adrastus" voor anker....!
Descourtilz, die een optimist geweest moet
zijn, neemt niet de beenen, doch blijft aan
boord. Den 15den November verschijnt de ka
pitein met het meerenacel dT passagiers. De
huisvesting dezer laatsten veroorzaakt 'n groot
lawaai, doch ten slotte zwijgen zelfs de dames.
Den volgenden ochtend, 16 November, licht men
het anker, nadat eerst .log «en officieel onder
zoek is ingesteld naar de „vèracité de l'expé-
dition". Dit onderzoek heeft overigens niet veel
om het ïyr. want e der pas.<agt:rs is bevriend
met den officier die het leidtDe wind is
goed. De „Adrastus" loopt negen knoopen.
Den volgenden nacht komt de eerste tegen-
Slag. Een hooge golf slaat een kraaiennest weg
en breekt de bramra. Lawaai, deining, paniek
onder de passagiers. De kapitein in onzen
tijd zou de man er g«-°d afkomen, wanneer men
hem alleen maar in een gekkenhuis opsloot!
staat te brullen: „Wij zijn verloren! Wij zijn
verloren! Redt je! Redt je!" Descourtilz gaat
aan dek waar hij uitglijdt, overtuigt zich dat er
niets aan de hand is, voelt zich draaierig wor
den, gaat echter eerst naar beneden om pas
sagiers en bemanning gerust te stellen en keert
tenslotte aan dek terug om zijn tol te betalen
aan Neptunus.
Waaruit blijkt, dat de man, behalve optimis
tisch, ook methodisch was!
Den 21sten November komt er, op de hoogte
van Madeira, een heuschelijke storm. Descourtilz
staat op de brug naast den kapitein en aan
schouwt den chaos aan gescheurde zeilen, ge
broken touwen en een groot vat, dat als een
stroohalm over de ruimen dartelt. Hij moet zijn
zakdoek om zijn neus houden om te kunnen
ademen. Niettemin constateert hij „een grijs
zwarte lucht met paarse en groene vlekken in
een diep blauw." Hij ontdekt dat de golven ,,'n
breede, donker-blauwe basis hebben, emerald-
groene koppen en sneeuwwitte kammen". Dat
lieve leven duurt twee dagen met al de gevol
gen van dien: koude en vocht, doodsangst en
zeeziekte.
De wind gaat dan liggen en in triomf wordt
er een schaap geslacht; dat is te zeggen, men
laat het dier door een paar honden over het
dek heen jagen en de bemanning knuppelt het
dood, zulks by wyze van vermaak! Het schaap
vormt den eersten en den laatsten goeden
maaltyd. De warmte begint, absolute wind
stilte heerscht en de kapitein maakt van de ge
legenheid gebruik om de passagiers op rantsoen
te stellen, daar men wel eens langer met den
voorraad levensmiddelen zou moeten doen dan
voorzien was. De passagiers lijden honger en
wreken zich door zooveel mogelijk aardewerk
stuk te gooien.
Intusschen wordt de scheepsbeschuit muf, het
drinkwater is groezelig, het gezouten vleesch
dat al eenige reizen achter den rug heeft, kan
men eenvoudig niet meer eten. Het eenige vet
van de soep wordt gekookt uit de wormen en
de spinnen die in en op de scheepsbeschuit en
het gezouten vleesch een leven leiden als in een
Russisch nacht-asyl. Er is wel boter aan boord,
doch deze is voor de tafel van den kapitein en
zyn officieren. Men begrypt geleidelijk waarom
eenige kooplui die den overtocht al eens meer
gemaakt hebben, een baantje kochten: zij eten
nu met den kapitein.
Ten slotte zenden de passagiers een deputatie
naar den gezagvoerder. Het resultaat is echter
niet groot. De deputatie dringt zelfs niet door
tot de kapiteinskajuit en het is een der officie
ren die er aan herinnert dat de gezagvoerder
een ieder die hem niet gehoorzaamt, zonder
vorm van proces over boord kan zetten.
Descourtilz die zich nogal verveeld schijnt te
nebben beschrijft de kleinste voorvallen zeer
uitvoerig: Een passagier die zich in het want
gewaagd heeft, wordt aan den mast gebonden en
krygt slechts voor een flinke fooi zijn vrijheid
terug. Men haalt een paar watervogels en vlie
gende visschen naar beneden. Er wordt een
schietwedstryd gehouden. Een matroos vangt
een zeebrasem, doch die „entert" de kapitein.
Onze scheepsdokter krygt er echter ook een
moot van. Wanneer hy er in slaagt den kapitein
te genezen die te midden van zyn uitgehongerde
passagiers kans ziet om een indigestie te krygen,
wordt hij uitgenoodigd om eiken dag een glas
punch te komen drinken.
Den 13en December vindt men in de soep
meer haar dan vleesch. Dit brengt de passagiers'
tot wanhoop. Zij zweren samen en plunderen een
provisiekast. Een waar feestmaal volgt, doch vier
dagen later beslist de kapitein dat er voortaan
geen twaalfuurtje meer op over kan schieten en
dat er slechts één keer per dag gegeten wordt,
nameiyk eiken middag om vier uur.
Met een leege maag, doch met groote feeste
lijkheid en vreugde de goede oude tijd moet
inderdaad zéér gemoedeiyk geweest zijn!
passeert men dan de linie. Den 23en December
komt er een schip voorby dat goed voorzien ,'s
van „victualiën". De bemanning doet echter
haar voerdeel met den nood der passagiers van
de „Adrastus" en vraagt woekerprijzen. Er wordt
een kalkoen aangekocht voor het fabelachtige
bedrag (vergeet u niet, wij schryven 1798) van
zes „gourdes" oftewel by na twaalf gulden!
Het is dan op Eersten Kerstdag dat Descour
tilz aan de tafel van den kapitein genoodigd
wordt. Van louter geestdrift besluit hy 's mid
dags niet aan den gemeenschappeiyken maaltyd
deel te nemen, oni zoo goed mogeiyk voorbereid
te zyn. Hy heeft echter geen geluk. Zyn gast
heer vertelt hem dat hy niet te eten is ge
vraagd, doch dat het alleen maar de bedoeling
was om eens gezellig een glas te drinken. Des
courtilz weigert hooghartig, zy het ook met een
rammelende maag en knorrende Ingewanden.
Men heeft echter zyn trots of men heeft die
niet!
Men schryft 8 Januari wanneer de „-Adrastus".
die 16 November Bordeaux verliet, de haven van
Charles Town binnen loopt.
Met ingang van het volgend jaar zal iedere
soldaat van het Fransche leger van rykswege
iederen dag een pint wyn krygen.
Dit besluit, dat door de soldaten warm is toe
gejuicht, is genomen uit economische overwe
gingen.
Frankryk heeft een groot wijn-surplus en in
verband hiermede heeft de leger-commissie uit
de kamer besloten dageiyks een rantsoen wijn
aan de manschappen te doen uitkeeren. De re
geering en de wynbouwers zyn zeer verheugd
dat op deze wyze het surplus wordt weggewerkt
en de soldaten steunen met genoegen dezen
regeerings-maatregel.
^miimituiiiHii
iiiiiiiiiimiiiinu
aan
In Biam wonende Chineezen zullen
Maarschalk Tsjang Kal Sjek een levensgroot
zilveren standbeeld van hemzelf aanbieden, als
erkenning voor zijn pogingen om de Chineesche
republiek te consolideeren.
De Italiaansche regeering heeft besloten tot
toekenning van de rechten eener zelfstandige
gemeente aan het dorp Sestrières, dat be
schouwd kan worden als de hoogst gelegen ge
meente van Europa, aangezien het op 2500 me
ter hoogte in de Alpen van Piemont ligt. Tot
voor kort bestond het slechts uit enkele huizen,
het raadhuis en eenige hotels. Het begint zich
echter langzamerhand te ontwikkelen tot een
internationaal skicentrum.
De nieuwe gemeente heeft zich als wapen
gekozen een adelaar die een paar ski's in zyn
klauwen houdt, terwyi het devies op het wa
pen luidt: „Ad petram sistrariam".
Het Kerstfeest is in Polen omgeven met 6611
reeks traditioneele ceremoniën, die overigens
vrij onbekend zijn, maar die toch een helder
licht werpen op den godsdienstzin en volksaard
van Polen.
Op de eerste plaats is daar de mooie en poë
tische gewoonte om een koek te verdeelen, die
van hetzelfde deeg is gebakken als de hosties.
Hij de nadering van het Kerstfeest worden deze
koeken, die ook in een soort hostiepannen wor
den gebakken, aan alle parochianen uitgedeeld.
Deze koeken hebben een langwerpig vierkan
ten vorm, waarin de symbolische beeltenis is
gedrukt van het Kindje Jezus, van de kribbe,
(ie ster enz. Er is geen enkel huis waar deze
koeken op de Kersttafel ontbreken. Overal, bij
ryk en arm, worden zy gegeten, 's Avonds vóór
Kerstmis, wanneer de eerste ster aan den he
mel staat, komen alle huisgenooten aan tafel
en het hoofd van het gezin verdeelt de koeken
en zy wenschen elkaar een gelukkig, voorspoe
dig en zalig Kerstfeest. Aan vrienden en aan
degenen die afwezig zyn, wordt per brief een
stukje van dit brood toegezonden, als een be-
v.ys, dat men in die oogenblikken aan hen
gedacht heeft. Wat het Kerstmaal betreft, vol
gens het gebruik van het land moet men met
een oneven aantal personen aan tafel zitten,
gewooniyk met 9 personen, ter herinnering aan
cte negen koren van Engelen, die by de ge
boorte van het Kind Jezus gezongen hebben.
De maaltyd bestaat uit producten van het land,
uit het water en uit het bosch, om daardoor
innebeeldig de natuur aan te moedigen, ten
einde het volgend jaar een vruchtbaren oogst
te verkrygen. Het aantal en de kwaliteit der
gerechten is natuurlyk afhankelyk van den
welstand der bewoners. In een hoek van de
eetkamer plaatst men een korenschoof en on
der het tafellaken legt men hooi, ter herinne
ring aan de geboorte van den Verlosser in een
stal. In sommige streken heeft men de ge
woonte in eere gehouden om aan de Kerst
tafel enkele plaatsen open te laten voor die
leden van de familie, die in den loop van het
jaar gestorven zyn. Op het platteland is men
gewoon om op tafel een stuk brood te laten
liggen voor het Kindje Jezus.
By ieder gerecht legt de heer des huizes een
vollen lepel daarvan ter zyde op een schotel en
els de maaltyd is afgeloopen, brengt hy deze
spyzen naar den stal, om ze aan de beesten
uit te deelen, ter gedachtenis van het feit, dat
het beesten waren, die het Kind Jezus in den
stal verwarmden.
Als de heer des huizes den stal verlaten heeft,
gaat hy naar de byenkorven, om aan de byen
Als de post je een pakket brengt,
Kijk je opgeruimd verrast,
Want er zit dan toch nog altijd
Ook iets aangenaams aan vast!
't Brengt vermeerdering van welvaart!
En daar vaart u steeds bij wel,
Ook al is het dan geen goudklomp
Doch een simpel bagatel!
't Kan iets zijn om op te sieren,
't Kan iets zijn tot uw vermaak,
't Kan iets zijn dat tot gemak dient
Of tot streeling van den smaak!
Wat het echter ook mag wezen,
Een pakketje uiteraard
Wordt nog altijd met genoegen
En in dankbaarheid aanvaard!
Zoo ook nu weer tegen Kerstmis
Reist tot aangenaam verzet,
i 't Zij per trein, per bus of bode
1 Het beroemde Kerstpakket!
Vrienden sturen aan hun vrienden
En verwanten aan verwant
Hun pakketje met verrassing
Ter versterking van den band.
I En de gave vindt haar weerklank,
Want het blijde resultaat
Valt dan duidelijk te lezen
Op het lachende gelaat!
Zie je dan zoo'n stapel pakjes
Ja, dan doet het even pijn,
g Want zij komen lang niet altijd
Waar zij 't meestenöödig zijn!
I MARTIN BERDEN
s
(Nadruk verboden)
üimiHMMmmiinmiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiMiiiiiK:
„Maar," hield m'n vrouw vol, „het behoeft
Vind je 't niet heeriyk, dat het Kerstavond j
is?" vroeg m'n vrouw van uit haar leun- geen echte oom te zijn; het mag ook een aan
hef Kerstfeest aan te kondigen. Niet minder
schoon en verheven zyn de Poolsche Kerst
liederen, waarin in eenvoudige woorden de
Poolsche volksziel getuigenis aflegt van haar
groote liefde voor den Verlosser.
In een onderhoud met de pers verklaarde
William Atanley, de tweede Procureur-Gene
raal der Vereenigde Staten, te hopen en te ge-
looven, dat de onderwereld van Amerika is af
geboekt, door den dood van de voornaamste
bandieten, als Dillinger, Charles Floyd (Pretty
Boy) en George Nelson (Baby Face).
Wy vragen ons af, aldus de justitie-autori-
teit, wat voor indruk de dood van deze ban
dieten op de andere misdadigers zal maken.
B.v. wat iemand als Al Capone zal doen, wan
neer hy uit Alcatraz (Amerika's Duivelseiland
voor misdadigers) vry komt.
Zal hij in de onderwereld terugkeeren of
niet?
Wy hopen dat de gebeurtenissen der laatste
tyden lieden van het Capone-type mogen doen
inzien, dat de regeering vast besloten is de
misdaad uit te roeien.
De P.L.M. houdt zich op het oogenbllk be
zig met plannen tot het bouwen van een nieu
wen gestroomiynden trein, waarmede buiten
gewoon groote snelheden behaald zouden kun
nen worden.
De bezoekers van de Riviera zouden in dezen
luxe-trein in tien uur van Parys naar het Zui
den kunnen worden vervoerd, met een snelheid
van 112 K.M. per uur.
De locomotief, die door middel van stoom zal
worden gedreven, zal 2000 P.K. kunnen ont
wikkelen. Behalve uit de locomotief met ten
der, zal de trejn uit drie wagons bestaan, die
een geheel vormen. De bagage zal in den ten
der vervoerd worden.
stoel bij 't vuur.
„Verrukkelijk," verzekerde ik van uit m'n
stoel aan den anderen kant van den haard.
Hier volgde een oogenblik stilte. Vergenoegd
keken we naar de hulst en de mistletoe, waar
mee de kamer versierd was en naar de kerst
kaarten, die op den schoorsteenmantel stonden
„Zou het met aardig zyn, wanneer er onver
wacht iemand op de deur klopte, enbegon
m'n vrouw weer, my vragend aanziende.
„En wat?" vroeg ik.
„Dat lees je altyd in de boeken, in verhalen
en vertellingen," hernam ze een beetje geheim
zinnig.
„Wie doen dat?" vroeg ik weer.
„Wel, verdwenen erfgenamen, ooms, die men
in jaren niet gezien heeft en al dat soort men-
schen."
„Maar waarom kloppen die altyd op de deur?"
hield ik hardnekkig vol.
„Ik bedoel op Kerstavond; je weet wel, dan
komen ze heel onverwacht terug en dan kloppen
zo op de deuren."
„Wat voor deuren? Wiens deuren?"
„Voordeuren; op de voordeuren van de men-
schen, die er niet aan denken dat ze komen. Ja,
en dan hebben ze in den regel fortuin gemaakt
en dan is alles vergeten en vergeven."
„Natuurlijk."
„Soms," hernam m'n vrouw, „is het een zoon,
die van huis is weggeloopen; ze hebben in jaren
niets van hem gehoord en dan klopt hy op
Kerstavond op de deur en vraagt den ouden heer
te spreken in de hoop, dat die hem aan een be
trekking zal helpen zoo gauw als de Kerstdagen
voorby zijn. „Een enkele maal," ging m'n vrouw
voort, „is het een familielid, dat jaren geleden
naar Amerika en Indië vertrok en eensklaps
weer opduikt, zonder voorafgaand bericht
„Klopt hy op Kerstavond op de deur," viel ik
haar in de rede; „wat zyn er toch veel menschen,
die als waanzinnig in de wereld rondzwerven om
cp Kerstavond op de deuren te kloppen! Ik
hoop, dat niemand van hen het in z'n hoofd
krijgt om aan de bel te trekken als hy voor
de deur staat. Dan is de aardigheid er af."
Opnieuw volgde een oogenblik stilte.
„In elk geval" zei m'n vrouw weer, „zeu het
toch wel aardig zijn, als er nu op Kerstavond
op de deur geklopt werd en er een familielid of
een oude kennis binnenkwam, wiens bestaan
we zoo goed als vergeten waren."
„In dit geval zou het duizend tegen één een
rijke bloedverwant zyn. Ik weet zeker dat we
al de anderen kennen."
Een ryke oom uit Australië, zou ik denken,"
hernam m'n vrouw, „kun je je niet voorstellen,
dat je in de gang komt en hem daar ziet
staan?"
„Neen, dat kan ik niet," zei ik ronduit
„Je zou in elk geval je best kunnen doen
het je voor te stellen," hield m'n vrouw vol.
,Maar waarom dan toch?"
„Omdat het zoo geheimzinnig, weer iets an
ders is. Dat zou het tenminste zijn als het ge
beurde."
„Maar," antwoordde ik, „nu het niet gebeurt,
tehoeven we er ook niet langer over te spreken,
dunkt me,"
„Ik wou, dat je niet zoo verschrikkeiyk lo
gisch redeneerde, vooral niet op Kerstavond,"
weerde m'n vruw, min of meer ongeduldig af.
„Het is, vind ik, wel de moeite waard, het zóó
voor te stellen, alsof het wél gebeurde en dan
na te gaan, wat we zouden zeggen en doen
alsof.
„Er eensklaps op Kerstavond op de deur ge
klopt werd, niet? Maar m'n lieve kind, bestaat
er ook maar een schyn van kans, dat er van
avond een ryke oom van je uit Australië hier
komt? Je weet heel goed, dat die er niet is."
„Ik zei niet, dat hy uit Australië zou komen,"
verdedigde m'n vrouw zich.
„Heb je soms ergens anders een onbekenden
com, dien je verwacht?" vroeg ik verder.
„Wanneer dat zoo was, dan zou hy niet on
bekend zyn," luidde haar argument; „het zou
bovendien een oom van jou kunnen zijn en
niet van my."
„Al m'n ooms zyn ingéschreven by den Bur-
gerlyken Stand."
Wy werden weggeleid en weer opgesloten in
het hol waarin wy nu reeds weken gevangen
werden gehouden. Juist waren wy binnen toen
wy buiten stemmen hoorden. Het waren die van
Mandsjoerijsche soldaten, die in opdracht der
regeering onze verbhjfplaats moesten opsporen.
Onze schildwachten hielden hun geweer in den
aanslag en dreigden ons by het minste geluid
dat wy zouden maken, neer te schieten.
Uit vrees voor ontdekking werden we tegen
den avond zwaar geboeid naar een andere
plaats vervoerd, waarbij onze bewakers scherp
opletten of er geen soldaten in de buurt waren.
Onze kans op redding was verkeken.
Na eenige weken in onze nieuwe verblyfplaats
te hebben doorgebracht, werden we op zekeren
dag gelast ons met spoed te kleeden. We wer
den vlug weggevoerd en tot onze groote ver
bazing aan boord van een modem uitgerust
motorjacht gebracht. Ik kreeg een plaats in de
kombuis, Oom Sydney werd in de machineka
mer te werk gesteld en Pete als scheepsjongen.
Het bleek, dat het motorjacht een piraten-
schip was, want langzaam voeren wy de Stille
Zuidzee op en enterden een Japansch koop-
vaardyschip, dat op weg was naar Moekden.
Het werd een gevecht van je welste tusschen de
zeeroovers en Japanners, waarbij de roovers de
overwinning behaalden.
getrouwde oom of een peetoom wezen, of een
aardige oude man, die in de wandeling „oom"
genoemd wordt; je weet wel, zooals de kinderen
tegen Gidéon Bounderby altyd „oom" zeggen."
„Dat is zoo. Hy mag dan voor mijn pari;
zoo'n soort oom zyn. Maar met dit al, zie ik
niet in, waarom een van deze zoogenaamde ooms
hier in den omtrek zou rondwaren om op onze
deur te kloppen."
„Ik bedoelde die soort ooms niet; ik had het
oog op een echten oom."
Ik zag wel, dat ze niet van haar aantrekke-
lyk „idéé fixe" af te brengen was en besloot
dus maar inschikkeiyk te zyn.
„Och," zei ik, „er is niets, dat er ons van
weerhoudt te be-
weren dat we
een onbekenden t\„ i
ryken oom heb- I 'v lOp Op
ben, die van-
avond hier zal CIC dCUT 1
komen en zoo j
lang we leven
voor ons Kerstmannetje zal spelen."
„Ja, laten we dat doen!" riep ze verheugd,
,het is wél dwaas, maar laten we het doem
Bovendien, men kan nooit weten."
„Laten we dan beginnen met er om te loten,
wiens oom het zal zijn. Vind je dat goed? Ik
heb nog nooit om een oom geloot."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik verloor m'n ar
men oom.
Nu zullen we een naam voor je oom kiezen,
en bepalen waar hy vandaan komt en wat hij
uitvoert. Ik zou hem," vervolgde ik een
beetje uit m'n humeur, omdat het m ij n oom
niet was Isaac De Slyper willen noemen, een
handelaar in oud roest, die sterk snuift
„Neen, neen. dat is hij niet," riep m'n vrouw
verontwaardigd; „hy is een lieve, oude land
edelman en hy heet.... oom James.... neen,
oom Freddy.... och neen, oom Baptist! Toe
help me eens hem een naam te geven!"
„Oom Marcus," decreteerde ik; „Marcus
klinkt degelyk en voornaam; de directeur van
de Bank was oomik wil zeggen.... myn
heer Marcus de Leeuw."
„Vergis je je niet? Was hy geen baron?"
„Geen kwestie van," wees ik haar. terecht,
laat die oom van jou je het hoofd niet op hol
brengen, anders zal ik hem zelfs geen veld
wachter laten zyn."
,Ik wilde alleen m'n best voor dien armen
stakker doen," verontschuldigde zich m'n
wederhelft.
„Het landgoed van je oom Marcus ligt ln
Yorkshire."
,Hy woont in Essex," verzekerde m'n vrouw
met klem.
„Hy kan niet op zoo'n drassigen bodem wo«
nen; vergeet niet, dat hy rheumatisch is."
„Maar toch ln heel lichten graad."
„In Yorkshire hoeft hij heelemaal geen rheu»
matlek te hebben."
„Dan woont hy in Yorkshire by Wesley,"
stemde zy gedwee toe.
„Als uiterlijke verschyning is hy een knap
man van ongeveer vyf en zestig
„Ik sta er op, dat hy blauwe oogen en zilver-
gryze haren heeft."
Ik knikte en zy klapte van blydschap over
m'n tegemoetkomende houding in d'r handen,
„Hij rydt, hy jaagt, hij vischt, hij is schat-
rtjk en vrijgezel."
„Heeriyk! En wanneer komt hy?"
„Hy kan elk oogenblik hier zyn. Hy is er pas
achter gekomen, dat je z'n nicht bent en met
geschenken beladen, Is hij nu op weg naar hier
om de Kerstdagen by ons door te brengen."
„Het zou allerliefst zijn," sprak ze halfluid.
Eenige oogenblikken zaten we beiden in ge
peins verloren en vermeiden ons in het liefe-
lyke droomgezicht.
„Ik weet, dat het belachelijk klinkt," zei m'n
vrouw, „maar ik zou veel lust hebben even naar
de logeerkamer te gaan en te zien of de lakens
gelucht zyn, alleen maar om de illusie wat
langer te laten duren."
„Ik zou maar wachten todat hy komt; alles
wel beschouwd is je oom Marcus de Leeuw uit
Yorkshire.
Op dit oogenblik werd er hard op de voor
deur geklopt. We sprongen op en keken elkaar
aan.
„Ik denk alleen maar een pakje of zoo,"
waagde ik te zeggen.
We zaten als op heete kolen en luisterden
scherp toe. We hoorden de dienstbode door de
gang sloffen en de voordeur open maken; daar
na hoorden we een mannenstem. Vervolgens
kwam de meid de kamer binnen; ze keek een
beetje verwonderd.
„Daar is een heer," kondigde zy aan, „die
zegt, dat hy uw oom Markham is uit Devons
hire en dat hij komt om de Kerstdagen hier
door te brengen."
„Marcus..--!" riep m'n vrouw; „Devonshire,
dicht by Yorkshire!"
We liepen zoo gauw we maar konden de gang
in. Daar stond op den drempel van de voor
deur, kaarsrecht, een heer op leeftyd, met een
vriendelyk open gezicht. In de eene hand hield
hy een koppel fazanten, ln de andere een goed
gevulde weitasch. Achter hem zagen we een
chauffeur beladen met pakjes, die zich in da
richting van de deur bewoog.
We keken den onverwachten bezoeker ver
baasd aan en hy beantwoordde onze blikken
met dezelfde munt.
Toen de chauffeur op de stoep gekomen was,
hoorden we hem tot onzen bezoeker zeggen:
Pardon, mijnheer, ik zag het zoo juist. Dit
huis is nummer negen; u moet op nummer
negentien zyn. Ik heb me vergist."
Alln /ili/inn/i'g °P dlt bïad z!Jn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofjfsf) bij
fxtl" tl Lf UIIIIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeericgen O VU U»m verlies van belde
eheele ongeschiktheid tut werkendoor f 7 Cfk by een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 Of
e armen, belde beenen of belde oogen t OV*m doodelyken afloop i Z>OU-m een voet of een oog# iAV."
olj verlies van een f Cfk MJ een breuk van f /ffï by verlies van 'n
duim of wijsvinger been of arm# Tl/»anderen vinger
67
„Voorloopig met een of twee van mijn man
nen hier biyven, terwyi wy naar het station
gaan. Ik zal den auto terugzenden; dan moet
je daarmee de beide gevangenen naar Queens-
borough brengen. Myn man zal de bungalow
biyven bewaken."
De sergeant groette opnieuw en Latimer
wendde zich tot my.
„jy en Morrison moeten onmiddellijk mee
naar de stad," zei hy. „We kunnen twaalf drie
halen."
Op dit oogenblik rees Savaroff. die ons met
den half verdwaalden blik van iemana, die juist
uit bewusteloosheid ontwaakt, had aangestaard,
wankelend op van zyn stoel, zyn versufte
hersens schenen plotseling te hebben begrepen,
waar het om ging.
„Schurk!" rtep hy, zich tot mü wendend,
„jy was het dus."1
Verder kwam hy niet. Hoe verward de
sergeant ook by sommige gebeurtenissen ziin
mocht, hy was in zyn eigen werk blijkbaar
volkomen thuis.
„Hier!" zei hij, driftig vooruit stappend.
En met een plotselingen krachtigen stoot in de
borst deed hij Savaroff op den divan neer
tuimelen, bijna bovenop Iwanowna.»
„Hier dergeiyke taai niet gebruiken," voegde
hy er aan toe, zich over hem heen buigend,
„of Je zult er spyt van hebben!"
„Ik zie, sergecmt," zei Latimer ernstig, na
een korte pauze, „dat ik de zaak in uitstekende
handen achterlaat."
Hy gaf nog enkele bevelen aan Ellis, die
eveneens achterbiyven moest; toen verlieten
wy met ons vieren de bungalow en liepen kalm
het smalle tuinpad langs, dat naar den straat
weg voerde. Juist voor het hek stond een
sterke auto.
„Vooruit maar, Guthrie," zei Latimer en
zich tot ons wendend, voegde hy er by: „Jij
moet met my voorop zitten, Lyndon. Ik weet,
dat Morrison alle mogclyke opheldering van
je verlangt, maar hy moet wachten."
Tommy knikte tevreden.
„Ik kan wachten." zei hy. „Dat is een ge
woonte, die ik aangeleerd heb, waar ret Nell
betreft."
Wy klommen in den auto en Latimer, in
den stuurzetel, zette groote vaart in de rich
ting van Queensborougb. Niet voor wy den
eersten hoek om waren, begon hy een ge
sprek.
„Hoe wist je dat van Marks?" vroeg hy
met langzame stem.
„Ik wist het niet zeker," antwoordde ik,
„Het was er min of meer een slag naar....
een rake slag."
En daar hy op verdere verklaring scheen te
wachten, vertelde ik hem zoo beknopt mogeiyk,
wat Sonja my had gezegd over de reden van
McMurtrie's komst naar Londen.
„Ik kon daar in myn brief niet uitvoerig
op ingaan," eindigde ik. „In de eerste plaats
had Joyce nauwelijks tyd om den trein te
halen en in de tweede plaats wilde ik haar
niet teleurstellen, als het eens anders mocht
uitvallen. Je zult nogal verbaasd geweest zyn,
toen ik het plotseling op McMurtrie losliet."
Hy schuode zijn hoofd en glimlachte.
„Verbaasd? Och, neen," zei hy; „zie je, ik
wist het al," besloot hy nuchter.
Als er op dat oogenblik van verbazing
sprake was, was die aan myn kant.
„Jy wist het?" herhaalde ..JU wist, dat
McMurtrie Marks had vermoord?"
Hy knikte kalm.
„Herinner je Je niet, dat je mij in de boot
vertelde, dat je vriendin Joyce Aylmer. ge
loof ik? hem herkend had als den man,
die op den dag van den moord in de woning
was geweest?"
„Ja," antwoordde ik.
„Wel, als dat waar is en jy was onschuldig
veroordeeld dan meende ik, dat de tegen
woordigheid van den dokter in dat huis wel wat
nader onderzocht diende te worden. Ik wist.
dat hy toen pas in Londen aangekomen was,
het lag dus voor de hand, dat Marks en hy
oude bekenden waren. Ik onderzocht de ge
tuigenissen in jouw zaak ik was er heel wat
van vergeten en vond juist wat lk verwacht
had. Behalve dat Marks een vreemdeling was
en byna acht jaar in Londen woonde, wist
niemand iets van hem. De politie was zoo zeker
van haar zaak, dat ze zelfs niet de moeite
schynt genomen te hebben de gewone inlich
tingen m te winnen. Wanneer zij zich met
Rusland in verbinding had gesteld, zou ze zon
der moeite alles aangaande Marles te weten
gekomen zyn. De autoriteiten daar houden er
een verwonderiyk compleet systeem op na, om
zich oude kennissen te herinneren."
„Maar drie jaar laterbegon lk.
„Dat maakt weinig uit," onderbrak Latimer
mij. ,,zy onderzochten het geval voor my en
gisteravond ontving ik alle bijzonderheden over
den man die McMurtrie en zyn vrienden hau
verraden. Er is geen twyfel mogelijk, dat hy
en Marks dezelfde persoon IS."
Ik ademde lang en diep.
„Dan biyft ons alleen het Departement van
Justitie nog over," zei ik.
„Ik denk niet, dat je daarover bezorgd
hoeft te zyn," antwoordde Latimer verzekerd.
„Op het oogenblik hebben ze daar een vol
ledige verklaring van het geval.... behalve
natuurlijk het directe bewys, dat ik den dokter
persooniyk zioh op zhn daad heb hooren be
roemen. Ik had een lang gesprek met Ca
sement, voor ik Londen verliet, vanochtend.
Hy beloofde my er dadeiyk werk van te ma
ken, Biykbaar kwam hy te laat om het bevel
tot je arrestatie te voorkomen."
Ik knikte.
„Sonja moet de politie gewaarschuwd heb
ben, gisteravond," zei ik en zoo kort mogeiyk
vertelde ik van het telegram, dat. ik van Gertie
'Uggens ontvangen had, en hoe het my juist
in staat gesteld had weg te komen.
„Ik weet niet," eindigde ik, „in hoever myn
dubbele ontsnapping de zaak ingewikkelder
heeft gemaakt. Hoe onrechtvaardig ook myn
veroordeeling was, het was niet te ontkennen,
dat ik na dien tyd minstens drie misdrijven heb
begaan. Ik ben uit de gevangenis ontsnapt, ik
heb een bewaker neergeslagen en ik heb, geloof
ik, een politieagent met een riem in de maag
gestompt. Denk je, dat er eenige kans is, dat
de justitie dergelijke enormiteiten over het
hoofd zal zien?"
.„Myn beste Lyndon," zei hy, „ter vergoeding
voor wat Je voor ons hebt gedaan, zou je de
politiemacht hebben kunnen decimeeren, als
het noodig geweest was."
En meer in ernst voegde hy er aan toe:
„Ik zeg je eeriyk, er is kans op oorlog, in de
naaste toekomst: nu zul je begrypen, in hoe
verschillende positie wy zouden geweest zyn,
als de Russen die nieuwe springstof van jou in
handen hadden gekregen. Afgezien daarvan is
de regeering je alle mogelyke soorten van ge
noegdoening verschuldigd voor de schandeiyke
manier, waarop jy bent behandeld."
Terwyi hy nog sprak, waren wij de sombere
hoofdstraat van Queensborough binnen gereden
en voor ik hem kon antwoorden, stopte hij aan
het postkantoor.
„Juist tyd om te telegrafeeren," zei hy. „Ik
wil er zeker van zyn, dat we Lammersfield en
Casement kunnen treffen, zoodra we in de stad
zyn. En wanneer ik niet telegrafeer, sullen aa
ongetwyfeld om dien tyd gaan eten."
Hij trad het gebouw binnen en Tommy maak
te van zyn korte afwezigheid gebruik om over
de leuning heen my hand te grypen.
„We zyn geslaagd, Neill," zei hij, „Jongen,
we zijn geslaagd."
„jy bent geslaagd, Tommy," zei ik, „jy en
Joyce met zyn beiden."
Er was een oogenblik stilte, toen gaf Tommy,
lucht aan een diep gegrinnik.
„Ik denk aan George," zei hy alleen.
En dat was een gedachte, waarvan ik ook
een oogenblik moest zwijgen.
„We moeten zien te weten te komen of ze
een vervolging tegen hem instellen," zei ik. „Ik
ben niet van plan me in regeeringszagen te men
gen, maar in elk geval zou ik voordien nog
eerst even met hem willen praten."
Tommy knikte aanmoedigend en hetzelfde
oogenbllk kwam Latimer weer naar buiten.
Aan het station hadden wy geen halve minuut
meer over. Het was druk in den trein, maar
een woord van Latimer aan den stationschei'
bezorgde ons een leegen eerste klas coupé, dia
deftig achter ons op slot werd gedaan. Het was
een niet-rook coupé, maar met een volkomen
negeeren van dergeiyke kleinigheden haalde
Latimer zyn sigarenkoker te voorschyn en bood
ons een voortreffelijke Upman aan. Het heeft
zeker zijn voordeelen aan de zyde van de ge
ordende macht te staan!
Wordt vervolgd.