I f 25— keerden wij uit ONZE 350e UITKEERING I f 84.820.- Op reis door Nederland voor het misdeelde kind H PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND l L Anecdotén rond Von Schleicher NEIL LYNDON ONTSNAPT DONDERDAG 20 DECEMBER 1934 EEN BIERAVOND BIJ DEN GENERAAL „Waar in Duitschland een „zwij nerij" voorviel, had de ma rine de hand in het spel" De pantserkruiser A Beieren lijdt aan wol- schaarschte Generaal von Schleicher Burgemeester pleegt on regelmatigheden ingevolge de voor onze abonné's geldende 1 gratis-ongevallenverzekering aan den Heer C. M. INNIGER, Gaaspstraat 19 huis, Amsterdam, wegens een aan hem overkomen verkeers ongeval. Dit is i 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS EEN WOORDPUZZLE Duizendtal prijzen Hoofdprijzen Wijze van inzending \Het sterke spel i Na 14 jaren gevonden De Russische troon 130 jaar geworden AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR VICTOR BRIDCES Telkens weer worden in de pers herinne ringen opgehaald aan den oud-Rijkskanse lier, generaal von Schleicher, die op 30 Juni IX, tegelijk met zijn echtgenoote, op zulk een ontzettende en gruwelijke wijze werd dood geschoten. Onlangs vonden wij in de „N.R.C." eenige anecdoten over den generaal, welke af komstig waren van Duitsche zijde en kenschet send zijn, niet alleen voor zijn persoonlijkheid, maar ook voor den tijd, waarin de generaal als politicus op den voorgrond trad. Een bieravond bij generaal Von Schleicher in den tijd toen over den bouw van de pantser kruisers in het parlement werd gestreden. Schleicher, Groener en kapitein G., een hoofd ambtenaar van het departement van marine, trachten een socialistisch afgevaardigde van de noodzakelijkheid van den bouw te overtuigen. De afgevaardigde, die deskundige voor vloot zaken van zijn fractie is, laat zich echter niet overtuigen en Von Schleicher breekt het thema af en begint half in ernst, half in scherts, tegen de marine uit te varen. „Gelooft u maar niet, mijnheer de afgevaar digde, dat ik een overtuigd kampioen voor vloot- belangen hen. Ik hebreden, geen vriend van de marine te zijn; zonder vloot zou ons waarschijn lijk de wereldborlog bespaard gebleven zijn. om dat Engeland zich dan niet voor meedoen zou hebben laten vinden. Ware de oorlog toch ge komen, dan zouden wij zonder vloot in het westen een legercorps meer hebben gehad en heel gauw een beslissing hebben kunnen for- ceeren. Zonder marine hadden wij in 1918 geen opstand van de matrozen te Kiel gehad. Ook den Putsch van Kiistrin hebben wij aan de ma rine te danken. U ziet dus; waar in Duitschland een „zwijnerij" voorviel, had de marine de hand in het spel." Gedurende dit verhaal neemt de generaal nauwlettend het gezicht van kapitein G. op. 't welk een stijgende verontwaardiging verraadt. Aanstonds gaat Schleicher dan tot een aanval op hem over. ..Denk eens aan, mijnheer de afgevaardigde, wat mij dezer dagen gebeurde. Op weg naar het ministerie herinner ik mij, dat onze brave G. jarig is. Ik laat me bij Wertheim afzetten en koop een prachtige stoomboot. Die zet ik als verjaringsgeschenk op zijn schrijftafel. Het ding kan worden opgewonden. Wij winden het op en de boot vaart achteruit. Ik zeg tot G.: dat is nou je pantserkruiser A." „Kort daar op ontmoeten generaal Schleicher en de afge vaardigde elkaar bij de manoeuvres van de rijksweer. Het is vroeg in den ochtend en vinnig koud en daarom nemen ze in de dorpskroeg een flinke hartversterking. De afgevaardigde vraagt: „De serie zinnelooze pantserkruisers wordt dus toch nog gebouwd?" Schleicher klopt hem vertrouwelijk op den schouder en zegt: „Men heeft den ouden heer (Hindenburg) wijs gemaakt dat die rommel doeltreffend is en nu wil het kind zijn speeltuig hebben." Schleicher is minister van rijksweerbaarheid i* het kabinet Von Papen. Een Rijksdaglid ont moet hem enkele dagen na zijn benoeming te Eerlijn en wenscht hem geluk. Dan vraagt hij: „Hoe bevalt u de ontvangst van uw benoeming in de socialistische pers?" Schleicher is om een antwoord niet verlegen: „Zij moesten me op hun knieën danken dat ik ze uit hun politiek, de kapitalistische regeering te tolereeren, heb geholpen. Alléén hadden ze dat niet klaar gespeeld." Schleicher is rijkskanselier. Een socialistisch Rijksdaglid heeft een onderhoud met hem ge had en wil weggaan als Schleicher hem terug houdt: „Ik heb wat moois beleefd dat ik °u nog moet vertellen. Enkele dagen geleden kwam een oud gepensioneerd generaal me opzoeken dien ik al ken uit den tijd dat ik een piepjong luitenant je was. Hij schimpt duchtig op de hui- ciige toestanden. Ik tracht hem te kalmeeren. In verband met de wol-schaarschte zijn de bladen in Beieren een actie begonnen om de bevolking aan te sporen zuinig te zijn op oude kleeren. Voor de eerste maal sedert den oorlog wordea de huisvrouwen aangespoord alle afgedragen kleedingstukken en oude wollen lappen zorgvul dig op te sparen en ze aan de gemeentelijke ophalers te overhandigen. Naar wordt medegedeeld zullen deze vodden gebruikt worden om de kunst wol-fabrieken in Duitschland op de been te helpen en op deze wijze het geld te sparen, dat tot dusver aan buitenlandsche goederen werd uitgegeven. Tevergeefs. Tenslotte neemt hij zijn hoed en wil gaan. Bij de deur draait hij zich om en zegt: „Twee dingen richten Duitschland ten gronde, kameraad Schleicher: de vakvereeni- gingen en het derde garderegiment te voet." (Dit is het regiment, waarin Hindenburg, vader en zoon, en Schleicher zelf hebben gediend). 7 Maart 1933 in de omstreken van Miinchen op het landgoed van Schleicher. De generaal is op zijn achterste pooten over de trouweloos heid van Hindenburg en schettert vooral tegen Oskar von Hindenburg. Ten slotte zegt hij tot een socialistisch bezoeker: „Dat ik een kerel van niks („Scheisskerl") ben, dat weet ik. Maar dat de socialisten kerels van niks zijn en zich door Hitier omver zouden laten loopen, dat wist ik toch niet!" De burgemeester van Jeruzalem, Nasjasjibi, die zich niet herkiesbaar gesteld heeft en wiens ambtstijd in September a.s. ten einde loopt, heeft de laatste weken aan zijn familieleden en vrienden gunstige bouwcontracten bezorgd en stukken grond tegen hooge prijzen van hen gekocht. Dit is aanleiding geweest voor het aftreden van drie gemeenteraadsleden. Daar Jeruzalem door acht gemeenteraadsleden wordt bestuurd, is twijfel gerezen omtrent de vraag of het ge meentebestuur wel in staat is productief werk te leveren. De door den burgemeester gepleegde onregel matigheden nemen den vorm aan van een schandaal. De betoogingen tegen den burge meester, ook van Arabische zijde, worden hoe langer hoe talrijker. Men verwacht dat de re geering zaï ingrijpen. Het gebeurde beteekent een ernstige bena deeling van de Arabische zaak daar de Joden thans een aanleiding meenen te hebben gevon den om het burgemeestersambt voor zich op te eischen. ïïiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiUiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiï De Centrale Propagandacommissie voor de Weldadigheidspostzegels verzoekt ons opneming ian onderstaande woordpuzele, welke bedoeld is als een steun voor den arbeid ten behoeve van de misdeelde jeugd. Ter omschrijving van de puzzle worden de volgende bijzonderheden medegedeeld: Stad in Gelderland, die binnenkort een zeer belangrijke verkeersverbetering (water) kan hoeken: 23-79-110-59-68-100. Deze stad is gebouwd op palen: 83-11-69-76- SO-16-5-65-11. Van deze stad begon de „victorie": 52-8-104- 11-24-28-25. Op 1 April verloor Alva: 88-109-84-77-108-99- 87-102. Nog een stad, bekend uit den Spaanschen tijd, en door burgemeester van der Werf 105- 34-63-19-103-97. Stad in het centrum van ons land, die her innert aan Sint Maarten: 96-94-49-41-72-73-70. 45-106-32-26-90-58-91-65-75-27 is een van de mooiste provincies van Nederland. „Ik worstel en kom boven," het devies van het wapen van: 22-64-20-3-65-29-54. „hier at men koek bij 't kermisbier" (althans, vclgens Staring), dus in: 92-78-25-77-17-39-50. Een ander gedicht van dezen dichter een Zutphensche vertelling herinnert aan: 51- E6-100-43-35. Kent ge: 30-53-6-61-9-81-30-15-84 niet, dan kent ge Nederland niet, aldus de reclameplaat van een stad in het Noorden. Twee vliegvelden in ons land: 43-31-67-40-21 en 98-72-59-14-18-73-13-105. 47-107-29-67-12 en 77-25-2-62-65 twee steden ir het zuiden van Nederland. Typisch Zuiderzeeplaats je: 82-37-91-107-110- -16-65-100, evenals: 10-101-65-4-60-110-77-44 49-30. Stadje in Zuid-Holland, bekend door zijn kaasmarkten: 1-56-7-49-33-80-110. Twee dorpen in Gelderland, in de nabijheid van Zutphen, beide beginnende met dezelfde ietter: dit zijn: 36-93-86-79-98-70 en 55-71-53- 5-2-75. Stadje in Dre'ïte72-38-2-85-57-30-40-2-29. 95-74-74-79-75 herinnert aan een zeer beken den G. G. van Ned. Indië en ook aan kaas markten. 42-71-44-53-2: groot dorp in Friesland. Deze puzzle beschouwe men als een 89-74-89 voor het Misdeelde Kind; m.a.w. dat gij het be- en gedenke! Voor dit algemeen liefdadig doel de gees telijke en lichamelijke gezondheid van de Ne- derlandsche jeugd zijn van zeer vele zijden prijzen beschikbaar gesteld. Twee retourvluchten per K. L. M. boven Ne derland. Een .retour VlissingenLonden per Mij. „Zeeland". Een E. M. Jaarsma haard. Delftseh blauw van „De Porceleyne Fles". Een zilveren armbandhorloge van fa. Van Wielik, Den Haag: 2 cadeaubons van 10 ieder van N.V. Mag. „De Bijenkorf"; 2 flapjacks van fa. 't Hart, Den Haag; diverse Philite artikelen van N.V. Philips fabrieken, Eindhoven; voorts prijzen van Peek Cloppenburg, Boldoot, Steltman, N.V. Koffie Hag Mij. o.a. albums evenals van Ned. Heide Mij.., Haust Zonen, verder bonbons van Droste, Haarlem; Ringers, Rotterdam: voorts een aantal gratis jaarabon nementen op diverse periodieken, o.a. Astra, Nova, Eigen Haard, Wereldkroniek, Dames kroniek, Het Landhuis, Op de Hoogte, een aan tal Enkhuizer Almanakken, een aantal Kalen ders 1935 enz. De oplossing van deze puzzle kan door iede reen) lezer (es) van dit blad worden ingezon den. Het is geoorloofd meer dan één oplossing te zenden. Als voorwaarde is gesteld, dat iedere oplos sing voorzien moet zijn van minstens twee wel dadigheidspostzegels voor het kind van 6 cent frankeerwaarde. De oplossingen moeten vóór 11 Januari a,s. tfCet mfaal wn den da§ et meisje zat op het uiterste puntje van den grooten divan. Het was duidelijk te zien dat ze streed met een hevige aan doening. Haar mooi gevormd hoofdje, met z'n weelde van aschblonde krullen, was diep op de borst gezonken. Ze staarde strak naar d'r kleine, grijs-suêde schoentjes. Haar handen waren krampachtig ineen geklemd. Er was nog een ander persoon in 't vertrek. Hij keek met gefronste wenkbrouwen op het meisje neer. Z'n sterke witte tanden beten ner veus in z'n onderlip, z'n handen zaten begra ven in de zakken van z'n plusfours. „Nu, en ik heb geen zin om er nog mee door te gaan, dat is alles," zei hij bruusk. Het meisje huiverde. „Na bijna twee jaar," zei ze zacht. Haar stem klonk bijna toonloos, alsof ze doodmoe was. Na een lange stilte begon ze opnieuw te spreken. „O Path, ik weet heel goed, wat er achter zit. Er is een ander meisje, 't Is, 't is heel erg voor medunkt je zelf niet?" Hij wierp haar een snellen, schichtigen blik toe, maar antwoordde niet. „Er is een ander meisje, ie 't niet?" hield ze aan. Hy wierp z'n hoofd in den nek met een uit dagend gebaar. „Ja, er is een ander." Geen van beiden hoorden den sleutel in het slot van de voordeur steken. Evenmin hoorden ze de voetstappen van den stevlgen vijftiger in de gang. „En dat zeg je me in m'n gezicht!" riep het meisje heftig uit. „Alles wat we in die jaren voor elkaar geweest zijn, telt plotseling niet meer mee voor je Je hebt een plaatsvervangster voor me gevonden. Je stoot me uit je leven zooals je een ouden schoen weggooit. Je tart me met dat meisje. O, Path, hoe kun je?" De man in de gang kreeg een schok. Vlug en onhoorbaar sloop hij naar de deur en gluurde door de smalle kier. De stem, die hij gehoord had, was dié van z'n eenige dochter Carrie, z'n oogappel. Tegen wien kon ze het hebben? De ander kon toch zeker niet de jonge Path Pegotty zijn? Ze wa ren, ofschoon nog niet officieel, verloofd, maar de jongen, die geen fortuin bezat, moest nog carrière maken. „Tart ik je weer?" hoorde de luisteraar aan de deur zeggen. „Schei nu eens uitik krijg werkelijk genoeg van dat gezanik, en daarom zeg ik je kort en goed dat ik zal trouwen met die ik verkies." De man aan de deur hield z'n adem in. Het was de jonge Pogotty! Zoo'n ploert, zoo'n hartelooze, laffe, gemeene ploert! Vlug liep hij naar de vestibule, koos z'n stevigsten wandelstok uit den standaard, en met het wa pen in de vuist geklemd, liep hij naar de salon terug. De woorden, die hij opving, weer hielden z'n uitgestrekte hand om de deur te openen. „Wat geef ik om die tranen van Jou? Vrou wen schijnen op de wereld te zijn om maar altijd te grienen. Ik verlang in m'n toekomstige vrouw meer dan een knap gezichtje; m'n schul den groeien me boven m'n hoofd. Ik kan geen voet verzetten of ze bombardeeren me met re- verzonden worden per briefkaart en geadres seerd als volgt: Ned. Dagbladpuzzle voor het Kind, Nicolaï- straat 17 Den Haag. Naam en adres a.u.b. in blokletters vermel den. De jury ter beoordeeling der ingekomen op lossing bestaat uit: Mr. H. de Bie, voorzitter Ned. Bond tot Kinderbescherming; jkvr. mr. M. J. E. B. Altifig von Geusau, Secr. Centrale Propaganda Commissie. Mej. J. Th. Löhnis, penningm., Haagsch Comité voor WPldadig- heidspostzegels; en K. D. Koning, redacteur van het „Algemeen Handelsblad" Amsterdam. De toewijzing der prijzen geschiedt vóór 1 Februari a.s. onder toezicht van notaris mr. S. K. D. M. van Lier te 's Gravenhage. Prijswinnaars ontvangen uiterlijk 1 Februari bericht. Steunt allen het misdeelde kind! Het vliegtochtje was haar zoo goed bevallen, dat zij den volgenden dag weer een vlucht wilde maken. Weer fungeerde ik ais piloot. Thans ging er echter een gewapende bandiet mee. Toen wij eenmaal in de lucht waren, gaf de vrouw mij te kennen dat zij ook wilde sturen. Ik was genoodzaakt aan haar wil te voldoen, daar de gewapende man kracht er aan bij zette. Weldra bleek dat zij van vliegen niets afwist. Door een of andere oorzaak raakte de dynamo los en bleef aaii een dunnen draad boven de as hangen. Snel ingrijpen was noodzakelijk daar anders de grootste ongelukken zouden kunnen ont staan. Ik gaf de vrouw opdracht om rustig door te blijven vliegen. Daarna kroop ik op het draagvlak der machine en met de grootste moeite gelukte het mij de dynamo te verwij deren. In het toestel teruggekeerd nam ik het stuur van de vrouw over en bracht het toestel veilig op den grond. We waren aan een groot gevaar ontsnapt en de vrouw betuigde haar dank voor mijn moedig ingrijpen. Op mijn vraag of we thans onze vrijheid niet terug konden krijgen, gaf zij lachend ten ant woord dat 'niervan niets kwam. Eerst moest het geld er zijn. Intusschen noodigde zij ons uit op een feestmaal, dat zij 's avonds zou geven en haar uitnooaiging was tevens een bevel voor ons. Toen wij 's avonds aan tafel zaten en de spijzen werden opgediend, nam Oom Sydney het woord. Zoolang wij als gevangenen zouden worden behandeld, wenschten wij niet aan een of anderen maaltijd aan te zitten, verklaarde hij. Daarop begon de vrouw luide te lachen en ze gelastte onze bewakers ons dan als gevan genen wederom weg te voeren. keningen en dreigementen. Je gierige oude heer, die dood blijft op een cent, kan je arm zalige bruidschat voor mijn part houdenen z'n huilerige dochter ook. Ik heb me verloofd met een erfgename. Ik Verder kwam hij met. De deur werd met een woesten zwaai opengesmeten. De man met den stok schoot de kamer binnen als een pijl uit een boog. Hij wierp zich op den niets vermoe denden jongen man, schudde hem als razend heen en weer en kwakte hem achterover op den divan, waarna hij hem de eene hand bij de keel greep en met de andere dreigend den stok zwaaide. „De oude heer mag gierig zijn, maar weer loos is hij nog lang niet!" siste hij. „En jij, jonge schurk, mag dan den spot drijven met de oude generatie, jij komt m'n huis niet meer uit voor je een ouderwetsche aframmeling ge had hebt, die je nog lang zal heugen. Jou schoft, vraag haar vergiffenis, zeg ik je, op staanden voet Vraag, dat arme. bedrogen kind om vergiffenis, of ik sla je lam, vóór ik je m'n venster uitsmijt!" Het arme, bedrogen kind stond op. Ze klapte in haar handen, een en al geestdrift. „Bravo!" riep ze. „Dat is gewoon schitterend, paps. Dat is nou, wat je noemt: sterk spel; daar zijn w ij maar prutsers bijWe moeten u er op de een of andere manier bij hebben. Ik had er geen idee van, dat u acteeren kon." De man met den stok, staarde, als stond hij voor het hoofd geslagen, eerst naar z'n dochter, toen naar den jongen Pegoüty. „Wat?" stamelde hij. De jonge Pegotty ging overeind zitten, wreef z'n achterhoofd, en glimlachte als een boer die kiespijn heeft. „Onverbeterlijk, mijnheer! U bent een onont dekt genie! U moet in elk geval bij onze club komen! Carrie was bang, dat u er tegen zou zijn als ze aan de opvoering mee deed; ze verkeerde in de meening, dat u niet veel met tooneelspelen op had. Daarom wilde ze ook al tijd, dat we repeteerden als u uit wbmr „Ja, u moet eenvoudig meedoen, paps." sci z'n dochter met klem. „We hebben nog iemand noodig om den verbolgen vader te spelen. Geen van de jongelui heeft een geschikte figuur voor die rol. U zult sensatie maken, dat verzeker ik u; echt hoor. Wat een grappig rood streepje heb je daar boven je boord, Path." Haar vader glimlachte een beetje schaap achtig. „Ik ben bang, dat ik dat gemaakt heb met ift'n nagels; die zijn nog al scherp," zei hij. „Ik heb me laten meesleepen. Toen ik nog een jonge kerel was, heb ik heel wat rollen gespeeld." Het duurde een poosje eer Carrie en Path zich neerlegden bij z'n verontschuldigmg, dat hij het werkelijk te druk had om de bewuste rol te leeren. Z'n reputatie als acteur was echter gevestigd en z'n kritiek op de uitvoering, toen die plaats vond, was streng en deskundig. In 1915 verloor een reiziger een chèque-boek met twintig reis-chèques van 50 dollar in een hotel te St. Petersburg in Florida. Hij kreeg zijn geld terug, maar ondanks alle nasporingen bleef hét boek onvindbaar. Bij restauratie van het hotel in 1934 vond men de chèques tusschen twee planken in den vloer. De chèques bleken gestolen te zijn en de dief heeft ze, toen het hem te gevaarlijk was, daar verstopt. Groothertog Syril van Rusland heeft een se rieus medestander gekregen, die het recht op den troon van Rusland voor zich opeischt, n.l. Groothertog Nikita Alexandrowitsj, de 34-ja- rige zoon van Groothertog Alexander Mihailo- witsj en van Xenia Alexandrowna, zusters van den vermoorden tsaar Nicolaas II. Groothertog Cyril is de kleinzoon van tsaar Alexander III. In een onlangs gepubliceerde brochure brengt de voorzitter van de vereeni- ging van Wit-Russen te Charbin, kolonel Sits- jow, de rechten van groothertog Nikita naar voren, op grond van zekere oude Russische op- volgingswetten. Onder de Russen in het Verre Oosten trekt deze kwestie groote belangstelling en is men van meening dat alle Russische emigranten weldra verdeeld zullen zijn in twee kampen, de Cyrillisten en de Nikitisten. In het dorp Kolom nabij Serajewo is op 130- jarigen leeftijd overleden een boerin, Ajka Omerowitsj. De vrouw deed nog dagelijks haar huiswerk en stierf plotseling toen zij water uit de langs haar woning stroomende rivier de Drine wilde scheppen. A fis, nl>/»i>in''o op bIad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofifif) bij levenslange geheele ongeschiktheid t ut werken door f 7f/J bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 *}C oij verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) bij verlies van 'n AiltS aaonne ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O Ir l/l/.™ verlies van belde armen, belde beenen ot beide oogen OU,™ doodelijken afloop# een voet of een oog# jtZtOm" duim of wijsvinger t#l/»~been of arm# anderen vinger 69. .Waarin u ook ongelukkig geweest mocht zijn, mijnheer Lyndon, met uw vrienden mag men u toch z ker geluk wenschen." Daarna wendde hij zich tot Latimer. „Ik denk, dat het wel goed zou zijn, als ik den heeren den toestand uiteenzette vóór Ca sement en Frinton komen." Latimer gaf zijn instemming te kennen en mij een stoel aanwijzend, zette Lord Lammers- field zich weer aan tafel. Zijn manier van doen, ofschoon nog geheel vriendschappelijk en onge dwongen, was nu ernstig. „De premier is op het oogenblik niet in Lon den, mijnheer Lyndon," begon hij. „Wij hebben ons met hem in verbinding gesteld en verwach ten hem vanavond terug. Door zijn afwezigheid valt het mij te beurt, u zoowel namens de re- gee-ing als namens het volk te danken voor wat u gedaan heeft. Het zou moeielijk zijn de be- teekenfs daarvan te schatten." Ik begon mij wat verleg-n te voelen en zei: ,,Ik verlang werkelijk geen dank; ik ben er toevallig in verzeild geraakt en overigens ver koopt men zijn land toch niet! Zelfs al is men een ontsnapt gevangene." Lord Lammersfield lachte droogjes. „Menigeen in uw omstandigheden," zei hij, „zou het een aanlokkelijk vooruitzicht hebben gevonden. Ik ben er niet zeker van, of dat met mijzelf niet het geval zou zijn geweest." Hij zweeg en vervolgde toen: „Die drie jaar van uw leven kunnen wij u niet teruggeven, maar gelukkig kunnen wij u dit in een ander opzicht vergoeden. Zoodra de premier volledig op de hoogte gesteld is, zal hij ongetwijfeld onmiddellijk zorgen voor wat wij 'n beetje ironisch „volledige gratie" noemen, dat wil zeggen, de wet zal het u hoogst genaaig'.tjk vergeven, dat ze u onschuldig in de gevangenis heeft gestuurd. Overigens," hij haalde de schouders op „wel, Ik denk niet, dat u erbij verliezen zult, dat uw geheim niet aan Rusland is verkocht. Ons ministerie van oorlog is vol komen bereid om alle mogelijke oorspronkelijke methoden betreffende oorlogvoeren, die op het oogenblik aan de markt mochten zijn, op te koopen." Er heerschte een oogenblik stilzwijgen. „Zijn we nu vrij?" vroeg Tommy met een min of meer pathetischen blik op de klok. „Nog een kort oogenblik," antwoordde Lam mersfield. „De heer Casement is naar het De partement van Binnenlandsche Zaken om Sir George Frinton van de laatste gebeurtenissen op de hoogte te stellen. Wij verwacht^p hen beiden elk oogenblik "hier." „Sir George Frinton?" herhaalde ik. „Ik dacht ctat McCurdy Lammersfield glimlachte toegeeflijk. „U hebt ander werk gehad, mijnheer Lyndon en daaruoor zijn enkele belangrijke gebeurte nissen uit de moderne geschiedenis u misschien ontgaan. McCurdy is ongeveer drie maanden geleden uit de regeering getreden." „Maar Sir George Frinton!" riep ik uit, „wel ik ken hem; ik heb een aoorloopende invitatie om hem te komen bezoeken." En zonder op nadere vragen te wachten, leg de ik uit, hoe Sir George en ik tezamen van Exeter naar Londen waren gereisd en welk een gunstigen indruk ik blijkbaar had gemaakt. Latimer en Lammersfield vermaakten zich zeer door die geschiedenis: de laatste leunde achterover in zijn stoel en lachte zachtjes in onverholen plezier. „Uiterst vermakelijk!" zei hij, „beste oude Frinton! Hij heeft zeker zijn verdiensten, maar De karakteristiek, die hij op het punt stond van zijn geëerden collega te geven, werd afge sneden door een tik aan de deur en de man, die er uitzag als een bottelier, trad binnen en meldde, dat Sir George Frinton en de heer Casement op audiëntie wachtten. „Vraag hun dadelijk hier te komen," zei zijn lordschap emstig; toen wendde hij zich, ter wijl de man het vertrek verliet, tot Latimer en zei glimlachend: „Ik had nooit gedacht, dat het op het de partement van Buitenlandsche Zaken zoo ver makelijk kon zijn." HOOFDSTUK XXV Een onderonsje Toen Sir George Frinton zich op den drem pel vertoonde, zagen wij, dat hij ernstig in óe war was. Hij trad met driftige stappen de ka mer binnen en ging met veel drukte op Lord Lammersfield toe, die opgestaan was om hem te begroeten. Hij werd gevolgd door een grijs man van middelbaren leeftijd, die kalm binnen kwam, even naar Latimer keek en toen 'n scher pen, doordringenden blik op Tommy en mij sloeg. Lammersfield sprak het eerst. „Het spijt me, dat ik u heb moeten lastig vallen, Frinton," zei hij vriendelijk, „maar do zaax heeft zooveel met uw departement te ma ken, dat ik meende, dat uw tegenwoordigheid vereischt was." Sir George wenkte de verontschuldiging' af. „U hebt volkomen gelijk, Lord Lammers field.... volkomen gelijk. Ik zou in ieder geval gekomen zijn. Het is een verrassende geschie denis. Ik was verbaasd bepaald verbaasd over de mededeeling van den heer Casement. Is het niet mogelijk, dat er een vergissing in het spel' ls?" „Absoluut onmogelijk," antwoordde Lammers field bedaard. „Onze mannen hebben met de meeste discretie deze zaak aangevat en wij heb ben volledige bewijzen in handen." Hij wendde zich tot Casement en vroeg: „Hebt u Sir George geheel met de gebeurte nissen van vanmorgen op de hoogte gesteld?" De bedaarde man knikte. „Geheel," antwoordde hij met zijn eenigszins vermoeid klinkende stem. „Ik begrijp," zei Sir George, „dat deze man, Lyndon, op het oogenblik aanwezig Is?" Met een sierlijke handbeweging wees Lam mersfield naar mij. „Laat mij u aan elkander voorstellen," zei hij. „De heer Neil Lyndon Sir George Frinton." Ik boog eerbiedig en toen ik mijn hoofd weer ophief, zag ik, dat de minister mij verbaasd aanstaarde. „Uw gelaat schijnt mij merkwaardig bekend," merkte hij op. „U hebt blijkbaar een uitstekend geheugen. Sir George," antwoordde ik. „Ik had de eer en het genoegen ongeveer twee weken geleden van Exeter tot Londen met u te reizen." Nu ging hem een licht op en zijn bril op zettend, staarde hij mij nog sterker aan dan te voren- Hij zweeg, barstte toen uit: „En bedoelt u, dat u een ontvluchte ge vangene wist, dat u met een regeeringsper- soon reisde?" Ik zag geen reden om de geestigheid van dit oogenblik te verminderen en zei: „U was zoo vriendelijk mü uw naamkaartje te geven." „O, ja, ja, natuurlijk; dat deed Ik, dat deed ik." Opnieuw zweeg hij en keek mij aan met een soort van ongeloovlge verbazing, zei toen: „U moet stalen zenuwen hebben, mijnheer. De meeste mensehen zouden in dergelijke om standigheden door schrik geparalyseerd geweest zijn." De gedachte, dat Sir George iemand van schrik zou doen verstarren, werkte zoo komisch, dat ik slechts met inspanning kon verhinde ren, dat ik in lachen uitbarstte. „Als ontvlucht gevangene," antwoordde ik, „raakt men wel aan hopelooze situaties gewend." Lammersfield zijn mondhoeken trilden ver dacht onderbrak ons hier. „Het was een merkwaardig toeval," zei hij, „maar u ziet, hoe het het rapport van Casement ondersteunt, als zooiets nog noodig mocht zijn." Sir George knikte. „Ja, ja," zei hij; „er is geen twijfel mogelijk. Het bewijs is buiten kwestie." Hij wendde zich tot mij: „Alles tezamen genomen, mijnheer Lyndon, schijnt u zich op een hoogst patriottische wijze te hebben gedragen. Ik moet begrijpen, dat u, vanaf het oogenblik dat u bemerkte, in welk complot u betrokken was, uzelf geheel aan de zijde van den Dienst gesteld hebt, nietwaar mijnheer Latimer?" Latimer stapte naar voren: .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10