MÊsmmmmmmmm
Kerst mis vierin
cmorvno
Kleertjes voor omge«
veer tweejarigen
KERSTFEEST
Het ziek worden van
kamerplanten
Kerst-versiering
Kerstbroo8
Van een werkelijke viering van Kerst
mis, het Verlossingsfeest, kan eigenlijk
slechts sprake zijn bij hen, die gelooven in
een verlossing, in de Goddelijke zending
van het Kind, dat in den heiligen nacht op
deze arme wereld kwam.
Naarmate men doordrongen is van het
heerlijke mysterie der Mensch wording,
naar die mate zal men het Kerstfeest kun
nen beleven, het kunnen begaan met een
blijheid, die inhoud heeft.
Bij ons, die in het onwaardeerbaar bezit
z\jn der volle waarheid omtrent Godmensch
en verlossingswerk, bij ons moet daarom
ook de volheid der Kerstvreugde, de diep
ste innigheid van het Licht-verlangen te
vinden zijn.
En inderdaad, hoe schamel verbleekt bij
de glorie van Nachtmis en Kribbe het leege
feestvertoon van. wie niets anders hebben
dan wat rood licht en 'n versierden boom
Wij zijn wèl bevoorrechten. Het Kerst
feest is óns feest, er is niemand, die het
vieren kan als wij, omdat niemand als wij
zijn wezen begrijpt, zijn diepen zin verstaat.
Maar daarom behooren wij dankbaar en
deemoedig te zijn en ons te wachten voor
die stemming van: Heer, wat dank ik U
dat ik niet ben zooals genen
Er wordt onder ons, katholieken, zoowel
met den mond als met de pen, soms zoo
zuur en geringschattend gesmaald op het
„gedoe" der anderen, die het Kerstkind niet
kennen, voor wie Kerstmis niets anders be-
teekent dan: een winterfeest, een familie
reünie, een restaurant-avond, 'n soort van
vervroegde Carnavalsfuif. Gesmaald op hun
roode lampjes, die geen kribbe verlichten,
op hun hulst en mistletoe en kransen en.
dennetakken op hun roezige feeststem
ming waar niets achter ligt. Gesmaald, het
vinnigst van alles, op hun heidensche sym
boliek, die Kerstmis het feest van het
haardvuur, van het weer nieuw-geboren
licht durft noemen, het midwinterfeest,
dat het lengen der dagen inluidt en den
terugkeer van de stralende zon.
Maar vormt dit alles een reden voor ver
achting of eerder voor deernis? Zeker,
de verwording der waarachtige Kerstviering
neemt meer en meer toe omdat het on
geloof meer en meer toeneemt. Maar kan
men daar de generaties, die zijn opgegroeid
ver van de kribbe en het Kerstkind, een
verwijt van maken? Wat voor verachte
lijks ligt er in de natuur-vereering en het
licht-verlangen der oude heidenen, wien
niemand nog ooit den waren God gepredikt
had? En wat voor verachtelijks in eenzelf
de vage symboliek bij de moderne heidenen,
"die den Vérlóssër nimmer gekend hebben?
St het zoo vreemd en verwerpelijk, wanneer
een mensch, die van het zonlicht verstoken
is in een donkeren kelder, zijn troost zoekt
bij een nietige kaarsvlam? Is overschatting
van het geschapen licht niet vergeeflijk en
natuurlijk voor wie het Ongeschapen Licht
nimmer zag? Is het eerste niet een beeld
en een verre afstraling van het laatste?
En is het niet reeds eerbiedwaardig, het
licht voor zooverre men het kent lief
te hebben boven de duisternis?
Alle heidensche natuurvergodlng is, in-
plaats van „duivelswerk", een deerniswek
kend zoeken en tasten, een onbeholpen uit
beelden van de vaag-vermoede, nimmer
gevonden Waarheid. En zijp zelfs de uitwas
sen van modern heidendom wel iets anders?
Waarom irriteert en ontstemt ons dat
tragische zoeken naar wat blijdschap en
geluk en vrede, inplaats van ons te ontroe
ren? Waarom schamperen wij inplaats van
te bidden? Meenen wij misschien, dat die
luchthartige godsdienstlooze of nieuw-hei-
densche Kerstmis-vierders tegen beter we
ten in handelen? Er zullen er wel niet ve
len zijn, die zich vergenoegen met een arm
zalig kaarsvlammetje, wanneer zij zich
in het volle zonlicht kunnen koesteren! Het
overgroote meerendeel viert zijn Kerstfeest
zinledig en armelijk, omdat het waarlijk
niet beter weet en niet beter kan.
En past het ons dan om hen, die slechts
den leegen vorm overhielden waar wij de
kern mochten behouden, hen, die moeten
feesten met de kruimels die van onze ta
fels vielen, te smaden omdat zij zoo arm
zijn?
Slechts nederigheid past ons, dankbaar
heid en een hartelijk gebed voor alwie
dolen in het duister van den Kerstnacht
zonder aan de Kribbe geroepen te zijh?
Is onze eigen Kerstviering wel altijd zoo
volmaakt, zóó doorleefd, dat zij afsteekt bij
die van anderen als het licht bij de duister
nis? Of meenen wij, met Nachtmis en
Kerstcommunie voldoende gedaan te heb
ben? Hoe staat 't met onze vrede-stemming,
óók jegens hen, die van ons verschillen tot
het ondraaglijke toe? Hoe met onze vrij
gevigheid in deze verschrikkelijke tijden?
De herders van Bethlehem waren bevoor
recht, te mogen leven in den tijd der Ge
boorte maar het is óók een voorrecht,
te leven in een tijd, waarin er ongewoon
veel te helpen en te geven valt aan hen,
die even arm en naakt zijn als het Kerst
kind was. Aan hen, die zulke tijden bele
ven, worden groote mogelijkheden geboden,
doch ook zware eischen gesteld.
Onze Kerstviering moet tegelijk meer
naar binnen gekeerd èn meer naar buiten
gericht zijn dan die van hen, die het Kind
van Bethlehem niet kennen.
Schieten wij daarin te kort, dan zouden
wij een balk in eigen oog dragen, vergele
ken bij den splinter van hun te wereldsche
Kerstviering!
S. A. T.
Men begint aan den voorkant, waar
voor men 80 st. opzet en breit eerst
10 toeren 1 r. 1 aver. Verder breit
men in korrelsteek, düs 1 r. 1 aver., bij el-
ken toer verspringend. Als men zoo nog
46 naalden heeft gebreid, verdeelt men het
werk in tweeën voor 'n split. Men breit dus
slechts 40 st. van de naald en zet daarbij
6 st. op voor 'n overlagje. De overige 40 st
laat men gewoon op de naald staan, terwijl
men de eerste helft breit. Als men hier 10
toeren heeft gebreid zet men, aan den kant
van het armsgat, 10 st. bij op voor het
mouwtje, 1 toer overbreien en in den daar-
opvolgenden weer 10 st. bij opzetten; 1 toer
overbreien.
Men gaat zoo door, tot men in het ge
heel 60 st. bijgemaakt heeft voor het mouw
tje. Op deze 106 st. breit men dan nog 36
toeren. Nu kant men 22 st. af voor het
halsje, breit dan de naald uit en verder
nog 4 toeren op 84 st.
Dan breit men de tweede helft op dezelf
de wijze; hier worden echter geen steken
bijgemaakt voor het split en dus voor het
mvM; A
üal
DE GEBOORTE VAN CHRISTUS, naar Hieronymus Bosch
halsje slechts 16 st. af gekant. Heeft
men nu de tweede helft even ver gebreid
als de eerste, dan neemt men alle steken
weer op één naald en tusschen beide in zet
men weer 38 st. op voor den hals, zoodat
men dan in het geheel 200 st. op de naald
heeft. Men breit hierop nog 36 toeren, dan
begint men de mouwtjes af te kanten:
eerst aan weerskanten 10 st.; 1 toer over
breien, weer 10 st. afkanten, enz. tot men
aan weerskanten 60 st, heeft afgekant. Dan
breit men nog 56 toeren in korrelsteek en
10 toeren 1 r. 1 aver. Afkanten.
Voor de manchetten neemt men 60 lusjes
op aan den onderkant voor de mouwtjes en
breit daarop 20 toeren 1 r, 1 aver.
Voor het kraagje neemt men 76 lusjes op
rond de halsopening en men breit daarop
20 toeren 1 r. 1 aver.
Men strijkt het werk goed uit, hecht het
overslag je vast, zet drukknoopjes aan voor
de sluiting en' naait de zijnaden dicht.
Kinderbroekje. Dit breit men in twee
helften. Men zet 84 st. op en breit 1 r. 1
aver. Na 4 toeren breit men 1 gaatjestoer
voor het doorhalen van een elastiek; dan
nog 11 toeren. Verder breit men in korrel
steek. Als men zoo 78 naalden neeft ge-
kruisje, aldus: 40 st, breien, 1 st. meerde
ren, 4 st. breien, 1 st. meerderen, 40 st.
breien, 1 toer overbreien. Volgende: 40 st.
1 st. meerderen, 6 st., 1 st. meerderen, 40
st. 1 toer overbreien. Zoo gaat men door tot
men 24 st. heeft tusschen 2 meerderingen.
Deze 24 st. van het kruisje worden dan af
gekant. Op de overige steken aan weers
kanten breit men, voor de pijpjes eerst 10
toeren in korrelsteek en dan nog 8 toeren
lÉpp
1 r. 1 aver, voor 'n sluitend boordje, waar
na men afkant.
De tweede helft van 't broekje wordt pre
cies eender gebreid.
Het werk wordt dan gestreken en de zij
naden en 't kruisje dicht genaaid. Door
den gaatjestoer rijgt men 'n passend elas
tiek.
Men kan dit broekje ook maken met bre
tels. Die haakt men dan in een breedte
van 8 vaste steken. Men maakt er aan éen
kunt knoopsgaten in.
Het gevraagde patroon van een kinder
muts volgt in het volgende nummer.
DOP,A
Het lijkt misschien eenigszins profanee-
rend om in verband met het heilige en
hoogverheven Kerstfeest te spreken over
futiliteiten als eten, drinken en kleeding.
En toch zal niemand zich erover verwonde
ren, want we weten allen dat bij alle fees
telijke gelegenheden de eerste vraag van de
vrouw is: „wat zal ik aandoen". En de
tweede, die misschien nog meer door den
man gesteld wordt: „wat zullen we eten?"
Laten wij ons in deze rubriek alleen tot
de vrouw wenden en zeggen: doet U, als
U de feestdagen uitsluitend in den huiselij-
ken kring viert, een gezellig fluweelen of
zijden middagtoiletje aan. Wordt U echter
uitgenoodigd of verwacht U gasten, dan zult
U wel in diner- of avondjapon moeten ver
schijnen. Voor beide doeleinden blijft kant
stof altijd nog zeer gewild. Wij zien hier
een japon van kant met een uit de taille in
gezet stuk, dat puntig uitloopt aan den
hals. Hier sluit het aan bij een smalle
cravatte. De korte mouwen hebben een
rand van licht bont. De rok is een beetje
klokkend. Het patroon is verkrijgbaar in
de maten 42, 44, 46 en 48.
Fig. 1030 is een eenvoudige, doch chique
japon van crêpe marocain. De mouwen zijn
versierd met breede randen van kantstof. De
rok heeft een smalle geplisseerde voorbaan.
De moderne versiering, een groote strik, gar
neert ook deze japon. Ook dit patroon is in
de maten 42, 44, 46 en 48 verkrijgbaar.
Fig. 1023 kunnen we rangschikken onder
de categorie avondjaponnen en wordt bij
voorkeur zonder mouwen gedragen. Een
klein pofmouwtje van tulle of van dezelfde
stof zal echter even aardig staan. De groote
vierkante kraag wordt op de schouders be
vestigd met 'n paar gespen van strasz. De
rok heeft twee rond geknipte banen die
eindigen in twee kleine sleepjes. Het pa
troon is weer te verkrijgen in dezelfde ma
ten als de vorige en wij hebben er nogal
veel stof voor noodig, n.l. 6 Mr. van 100 c.M.
breedte
POLA.
Gebreide muis voor kindje van
één a twee jaar
De bol van deze muts wordt gebreid in
4 deelen. Voor elk gedeelte zet men 25 st. op
en breidt 46 toeren. Dan begint men te min
deren aldus: 2 r., 2 samenbr., r. tot de
laatste 4 st-; dan 2 samenbr., 2 r„ 1 toer
overbreien. Deze beide toeren herhaalt men
tot men nog 5 st. overhoudt, die men op 'n
draad bewaart. Is het 2e gedeelte klaar dan
naait men dit aan het le en haalt den
draad eveneens door de overgebleven 5 st.
van dit 2e gedeelte. Heeft men zoo alle vier
de stukken aan elkaar dan breit men onder
langs den rand. Wil men den rand in de
rondte breien met 4 naalden, dan naait
men eerst ook den laatsten naad dicht.
Voor den rand neemt men onder langs
100 st- op en breit daarop, aldoor r., met
dikkere wol of met wol van "n afstekende
kleur een rand van ongeveer 6 c.M., dien
men losjes afkant.
Indien dit nog niet eerder is gebeurd,
naait men nu eerst den achternaad dicht,
men maakt 'n pompoen in de kleur van ren
rand en zet die boven op den bol- Den rand
van de muts slaat men om zooals het 't
beste staat.
DOKA.
Om de ster te maken voor tafel-decoratie
hebben we noodig triplex of dik wit hout-
bord, voor het model der ster.
De ster is van boven zilver geschilderd,
waarvoor we zoo'n doosje koopen met zil
ver-poeder, hetwelk aangemaakt wordt met
bijbehoorende tinctuur.
U meet de ster als volgt:
U trekt een cirkel zoo groot, als U noo
dig denkt voor een tafel-middenstuk. De
straal nu van uw cirkel, de halve middel
lijn dus, wordt 1-175 maal genomen en de
ze maat wordt vijf maal afgezet op den cir
kel-omtrek. U begint een willekeurig punt
cp te zetten ergens op den cirkelomtrek en
meet daarvan af de maat, welke u verkre
gen heeft door de vermenigvuldiging.
Wanneer U deze vijf stippen onderling
verbindt door het trekken van rechte lij
nen, dan krijgt U de ster met de vijf pun
ten. De omtrek wordt uitgezaagd of uitge
sneden en wanneer het klaar is, trekken
we de ster nogmaals om, voor den onder
kant, deze wordt eveneens uitgezaagd of
gesneden en de twee ster-motieven worden
nu versterkt en verbonden met latjes, welke
precies 12 c.M. zijn. U begint eerst met
ai le punten en daarna de hoeken en wan
neer de latjes er tusschen getimmerd zijn,
zal de ster stevig genoeg zijn- Op één der
latjes, welke het meest in 't midden staat,
wordt een lampfitting gemonteerd, zoodat
een kleine lamp of twee kleine lampen,
naar beide kanten één, liggend in de ster
komen.
Het snoer wordt er nu tevens aange
maakt, en zoo voordeelig mogelijk langs
den stervorm vastgezet met haakjes.
De open zijkanten worden dicht gemaakt
met blank lampekappen-papier, en dit
moet goed strak zitten. U slaat het papier
op den kopskant van uw hout of bord vast
met sigarenkistspijkertjes. Wanneer rond
om klaar, dan knipt u het papier precies
gelijk met den boven- en onderkant af.
Daarna schildert u den bovenkant met
het aangemaakte zilverpoeder, goed ver
dunnen, anders korrelt de verf.
Wilt u een glimmenden bovenkant heb
ben, dan kunt u den bovenkant beplakken
met staniol, dit moet u plakken met hout-
lijm, daar het anders waarschijnlijk niet
houdt. U strijkt het staniol goed glad, zoo
dat er geen rimpeltje meer inzit, daarna
voorzichtig het overtollige afsnijden, b.v.
met een scheermesje. Is dit klaar, dan
werkt u alle kanten af met zilver plakband,
netgeen u per rolletje kunt koopen. De
helft plakt u op den staanden en de andere
helft op den platten kant. Dit geeft een
keurige afwerking en tevens kan aldus het
lampekappenpapier geen kieren vertoonen.
De ster is nu klaar, de lampen heeft u er
goed ingeschroefd, alvorens de ster dicht
ging en het snoer, dat ergens over de tafel
moet loopen, werkt u zooveel mogelijk weg.
Het beste is het om het met een touwtje
strak om den tafelpoot te binden, om het
daarna over den vloer naar het stopcon
tact te laten loopen.
Onderaan ziet u een stermotief gemaakt
van hout met opstaande kanten van hout,
waarlangs steuntjes van korte latjes, welke
aan den binnenkant komen. Het latje kan
goud of zilver geschilderd en gevuld wor
den met roode tulpen, witte hyacinten,
hulst, of wat u maar wilt.
Dezelfde ster, wat hooger, is te maken
voor hangend licht; lamp en snoer komen
in 't midden en aan iedere punt wordt een
ster opgehangen met een rood lint. Afhan
gend aan een lint kan ook aan iedere punt
een glimmende bal komen- Deze ster moet
van onderen het mooist afgewerkt zijn,
daar we er tegenaan kijken.
Wanneer U het lastig vindt, dat U niet
bij de lampen kunt komen, zooals b-v. bij
de tafelversiering, dan laat u in de onder
ste ster een opening groot genoeg om erbij
te kunnen.
ANEMOON.
VOOR DE KEUKEN
Watergebrek kan evengoed de plan
ten doen wegkwijnen als het toedienen van
te veel vocht. De juiste maat is in het kort
deze. De eene plant vraagt veel, de andere
minder water. De liefhebber moet er zich
mee vertrouwd maken, het juiste moment
voor het watergeven te leeren kennen. Wil
men weten, of de aarde droog of voldoende
vochtig is, dan klopt men met een sleutel
tegen den potrand. Geeft dit een helderen
klank, dan is de grond aan den drogen
kant. Hoort men een dof geluid, dan is de
aarde nog wel vochtig. Soms meent men,
dat de plant voldoende water heeft, terwijl
ze toch op weg is, te verdrogen. Dit komt
heel vaak voor, als men het water in het
schoteltje giet. Het onderste gedeelte van
de aarde verzuurt op den duur, doch het
vocht kan de heele potkluit niet doortrek
ken, zoodat de bovenste aardlaag doorloo
pend droog is. Vooral Azalea's, Palmen,
Balsamienen e.a. hebben van dit euvel te
lijden. Daarom is 't goed deze planten eens
per week in een emmer met water te doo-
pen." Zoodra er geen luchtbellen meer op
stijgen, kan men aannemen, dat de aarde
geheel van vocht is doortrokken.
Zet de planten tenslotte ook niet te
koud in de wintermaanden en des zomers
niet in het felle zonlicht. Temper dit met
eeh gordijn of vloeipapier.
BOTANICUS
Wie 'n goeden oven heeft waarin men
gewoon brood kan bakken, behoeft ook niet
terug te schrikken voor het bakken van
kerstbrood. Het komt allicht goedkooper uit
dan kerstbrood van den bakker. Bovendien
geeft het zelf-bakken ervan iets feestelijks
in huis, waarvan vooral in kinderrijke ge
zinnen echt kan worden genoten.
Op vriendelijk verzoek geef ik hieronder
een uitstekend recept voor het echte kerst
brood.
Voor 'n flink kerstbrood heeft men noo
dig: 1 pond tarwebloem, ons gist, 1 ons
suiker, 2 ons boter, 1 ons krenten 1 ons
rozijnen, Va ons succade, de geraspte schil
van 'n grooten citroen, 1 groot ei, I thee
lepeltje kaneel, V» theelepeltje nagelgruis,
1 theelepeltje geraspte nootmuskaat, onge
veer Va theekopje lauwe melk en 1 afgestre
ken lepel zout. Zoo men wil kan men hier
nog bijvoegen Va ons amandelen en XA ons
snippers, die het gebak een eenigszins bit
teren, pittigen smaak geven.
Men begint met de voorbereidende werk
zaamheden: het schoonmaken en wasschen
van krenten en rozijnen, het snipperen van
de succade, het pellen en malen of fijn
hakken van de amandelen en het afwegen
van de verschillende benoodigdheden. Dit
alles kan men daags te voren klaarmaken,
zoodat men op den dag van het bakken de
handen niet al te vol heeft.
Men doet dan de bloem in een groote kom,
maakt 'n kuiltje in 't midden en maakt
eerst 'n zoogenaamd „zetsel" van de gist
met wat van de omringende bloem en een
weinig lauwe melk. Dit zetsel laat men op
'n lauw warme plek (in 'n teil met warm
water bijv.) ongeveer 'n kwartier rijzen. Dan
laat men in het zetsel eerst het ei vallen,
strooit er suiker over, zout en de dooreen-
geroerde kruiden en voegt er de boter bij,
die men even week gemaakt heeft. Ze mag
echter niet smelten! Men begint dan, met
één hand, alles goed door elkaar te kneden
en zoo noodig voegt men er nog 'n weinig
lauwe melk bij, maar het mag geen slap
deeg worden, eerder flink stevig.
Als men ongeveer 'n kwartier goed ge
kneed heeft voegt men ook de vulling bij
het deeg en men kneedt alles grondig door
èlkaar, nu met twee handen. ':"'n
Is het deeg stevig en elastisch, dan be
dekt men het met een in warm water uit
gewrongen doek en zet het op 'n lauwe
plek, waar men het minstens 'n uur laat
rijzen. Het deeg moet dan in omvang onge
veer verdubbeld wezen.
Nu legt men het deeg op een met bloem
bestoven plank op tafel en drukt het, met
de deegrol tot een dikke, ronde plak, Een
gedeelte daarvan rolt men, beginnende van
het midden, wat dunner uit, zoodat onge
veer een derde deel van den bal 'n dunne
plak wordt, die men met water bestrijkt en
over den bal heenslaat, waardoor de vorm
van 'n kerstbrood wordt verkregen.
Men zet dit kerstbrood dan op het met
boter bestreken bakblik en laat het, weer op
'n lauw warme plek, nog ongeveer een Vi
uur rijzen. Dan bestrijkt men het met boter
en zet men het in den oven, dien men 10
minuten tevoren heeft aangestoken. In
ongeveer 3 kwartier bakt men het brood
licht bruin en gaar.
Terwijl het nog warm is bestrijkt men het
met boter en bestrooit het dan dik met
gezeefde poedersuiker.
A. K.-P.
DIE VROUW mHAAR HUISHOUDING
Kinderlrui aan één stuk gebreid
i:7