Verwilderde jeugd in Amerika <Ket o&itaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND ir O mtëSSÊétÉ HET GEHEIM VAN DE 7 WIJZERPLATEN KINDERTREK HEERSCHT NOG VOLOP KERSTMIS U3 A lie abonné's 34MS1 l^'S°&,''^Sg"S$SS'iï$£^/JÖOO.-SS'SÏK'SïX» ïKSïÏÏS f750.- f250.- IKS f 125.-(50.-IÏS" h,T' 'Zf40.- ï£,2 MAANDAG 24 DECEMBER 1934 Ervaringen van een professor, die twee jaar het leven van de zwervertjes bestudeerde Ingrijpen van den Staat dwingende eisch Meester voetballer" Zeldzame postzegels Litteraire oorlog Tegen ontsierende reclame massa Brandvrije en onzink- bare reddingsbooten Een vereeniging van oud-padvinders AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL DOOR AC AT H A CHRISTIE eerste hoofdstuk Niet lang geleden kwam een Amerikaan- kaansche film ons land binnen, welke een schril beeld ophing van de zwerven de kinderen in de Vereenigde Staten. Moet men de film gelooven, dan zou de jeugdverwildering in de nieuwe wereld minstens zoo erg zijn als die, welke men enkele jaren geleden in Rus land signaleerde. Nu kan men bij het zien van Amerikaansche films met een sociale strekking nooit aan den indruk ontkomen, dat de film gemaakt werd met- een openhartigheid, die haar doel voorbij schiet. Deze openhartigheid werd dan» ook op gemerkt door onzen filmrecensent, toen hy de film „Wild boys of the road" besprak. Hi) wees daarbij ook op andere films, die het Ameri kaansche gevangeniswazen behandelen en be- critiseeren en die eveneens getuigen van een eerlijkheid, die als het ware alle grenzen te buiten gaat, zoodat men zich er over verwon deren moet, dat de Amerikaansche autoriteiten zulke batoogen en rekwisitoirs op wantoestan den in eigen land toelaten. Niettemin doen zij dat en naar het schünt vertelt de film van de verwaarloosde jeugd geen onwaarheden en fan taseert zij zelfs niet. De kindertrek, als we het zoo mogen noemen, is een verschijnsel, dat zich meer dan eens in de geschiedenis heeft voorgedaan en steeds verband hield met bepaalde oeconomische toe standen, waarvan het zelfs het directe gevolg was. Niet alleen Rusland dient als voor beeld, ook in Duitschland hebben we de kleine vagebonden gekend, die van huis weg trokken toen een uitputtende oorlog de vaders werk loos had gemaakt en de families van alle comfort beroofd. Het zijn niet de luiste en minderwaardige kinderen, die zich in het zwerversleven begeven, maar eer de sterkste en ondernemendste, die den moed gevoelen zelf voor hun bestaan te zorgen en hun vaders te bevrijden van den last, dien zij hun vaders be zorgen. Zij zien in den wantoestand een on rechtvaardig element en kunnen de gêne niet vedragen, dat zij, niets doende, den vader be lasten, die trots al zijn energie en goeden wil niet voor hen en de anderen zorgen kan. Een Amerikaansche professor heeft om op de hoogte te komen van den toestand, niet minder dan twee volle jaren rondgezworven door alle staten van Amerika, levend met of naast de jeugdige zwervers en zijn bevindingen te boek gesteld in een uitgebreide verzameling schetsen. Niet minder dan drie honderd zestig verhalen heeft hij opgeteekend van even zoo veel jeugdige zwervers, jongens en meisjes, die elkaar helpen. De jongens trachten geld te ver dienen, de meisjes naaien en stoppen en koken eten, meestal in de open lucht, waar zi) ook overnachten tot diep in September en soms nog later, wanneer zij geen schuilplaats kun nen vinden. Sommige kampen bestaan uit een zestal, andere uit derttg of meer leden. Een ge- improviseerde wetgeving bindt allen aan eischen van maatschappelijken omgang en niets wordt zwaarder gestraft dan oneerlijkheid en gebrek aan respect voor eikaars vrijheid van handelen. De handigste, de schranderste is de leider van den troep, ook al is hij de jongste van het gezelschap. Hun onderhoud zoeken zij door bedelen, ook door stelen, een bedrijf, dat alles behalve oneerlijk is maar dat zij beschou wen als een noodzakelijk bedrijf, noodig voor de instandhouding van hun leven. Deze opvat ting maakt dus niet die andere opvatting over de eerlijkheid jegens elkaar tot een frase. Integendeel, zij staan op hun stuk. wanneer het er om gaat de eerlijkheid jegens elkaar te ver dedigen. In de bedelarij en den diefstal krijgt ieder zijn eigen rayon aangewezen. ZÜ komen niet op eikaars terrein, wetend, dat zij te laat ko men of den anderen het werken onmogelijk maken. In den zomer Is het de buitenman en vooral de boer, die 't loodje moet leggen, in den win ter echter veroveren zij de groote stad, waar diefstal maar nog meer bedelarij aan de orde is Ook bezoeken zij vaak de instellingen van lief dadigheid, die, zoodra de winter invalt, direct propvol zwervertjes zitten. Zij blijven er echter niet langer dan de nood hun oplegt, want zij kunnen zich absoluut niet schikken in de stren ge discipline, die in deze huizen heerscht en die in flagranten strijd is met de vrijheid die zij eenmaal hebben veroverd. Daarom besluiten sommigen om verder naar het Zuiden af te zakken, naarmate de winter nadert. Een tus- schenweg is er niet, want de vele malen, dat jongens of meisjes trachtten 'n toevlucht te vin den in riolen of onder bruggen, vonden voor bijgangers in den vroegen ochtend de koude lijken van de zwervers. Het wordt hun ook niet gemakkelijk gemaakt zooals men begrijpen zal. In de dorpen wacht hun de gevangenis als zy gepakt worden en het ligt voor de hand, dat de politie naar hen speurt. Daarom is waak zaamheid zoowel des nachts als overdag gebo den. Steeds staat een of meer jongens op wacht om alarm te slaan bij naderend onheil. Nu en dan moeten ook de meisjes waken en zij zijn getraind als de jongens. Niets ontsnapt aan hun aandacht. Lang duurt echter een op onthoud nooit, want vrij spoedig is de politie er toch achter, wanneer ze van hier en daar klachten krijgt over diefstallen, die zich nu juist niet tot enkele bepalen, doch soms schrik wekkende afmetingen aannemen. Maar dan trekken zij verder en in ds enorme vlakten van de Amerikaansche staten is de trein, voorname lijk de goederentrein hun vervoermiddel. Zij hangen, zitten en liggen in deze treinen en blijven vrij ongestoord tusschen de stations. Bij elk oponthoud echter wordt het strijd op leven en dood om aan de handen van de poli tie te ontkomen, en meer dan eens worden er bloedige gevechten geleverd tusschen de ge wapende macht en de jonge boefjes, waarbij niet steeds de politie aan het langste eirid trekt, alleen al, omdat de jongelieden kunnen profiteeren van de omstandigheid, dat de politie vrijwel steeds order heeft niet te schieten en niet van den gummiknuppel gebruik te maken. Het spreekt wel vanzelf, dat deze samenle ving, waarbij hoogstens 5 pCt. meisjes zijn, alles behalve moreel-perfect is. De meisjes hebben er geen bezwaar tegen, om allen jon gens „gunsten" te verleenen en van bepaalde voorkeur is natuurlijk geen sprake, zoodat ook de gezondheid onder hen nog al te wenschen overlaat. De conversatie, zooals die door den Amerikaan- schen professor werd waargenomen, is ai even ziek als het leven der jonge helden zelf. Ver bittering voert den boventoon en wordt nog aangewakkerd doordat het vaak voorkomt, dat de plotselinge run op de treinen slachtoffers vergt. In zulke gevallen raken jongens en meis jes soms onder den rijdenden trein alleen rildende treinen worden besprongen en wor den vermorzeld of levenslang verminkt. Geen wonder, dat ingrijpen van staatswege een dringende eisch geworden is. Dit probleem der verwilderde jeugd is dan ook een van de vele, die de Amerikaansche regeering heeft op te lessen en waarvoor zij spoedig een uitweg zal moeten vinden, wil zij niet een ramp van on gekende afmetingen laten voortduren of ver ergeren. In Rusland schijnt men den kinder trek nu wel bezworen te hebben, in Amerika heerscht hij nog volop.,.. De toenemende belangstelling voor het voet balspel in Sovjet-Rusland heeft geleid tot voor stellen om in competitieverband te gaan spelen. Spelers, die hun stad driemaal vertegenwoor digd hebben, achtereen of bij vijf verschillende gelegenheden, mogen den titel dragen van „meester voetballer". Ook ijshockey neemt toe in populariteit en teneinde dit spel onder de jeugd nog meer te verbreiden, worden stedenwedstrijden georgani seerd voor jongens beneden 16 jaar uit Moskou, Leningrad, Kief en Minsk. Deze wedstrijden zullen gespeeld worden tij dens de wintersportwedstrijden voor kinderen in Januari. Te Ipoh op Malakka, heeft men in een ver zameling van een Chineeschen inwoner twee postzegels ontdekt, wolke, als ze echt zijn, ongeveer 5000 pond sterling waard zijn. Het zijn de Mauritiuszegels van 1874, de 1 pénny, oranjerood en de 2 pence, blauw. Ze zijn ontdekt door een advocaat, mr. Seenivasa- gam, toen hij het album van zijn bediende Poe Kong bekeek. Foe Kong had de zegels 30 jaar geleden van een Chineeschen klerk gekregen. niimimiiiiinimii IMIIIIIIIMIIMIIIIIc: Dit jaar is 't een groene Kerstmis! Want de velden zijn nu niet Door de wintervorst omgeven Met een wintersch coloriet! g Maar het feest blijft onveranderd! I De gedachten gaan naar Hem, Die als Kindje werd geboren In den stal van Bethlehem g In de zielen zingt de jubel Voor de goddelijke Macht, i Die het Kindje, ons tot redding, Op de aarde heeft gebracht. 1 Ach, de wereld blijft de wereld B En de menschelijke smart Woelt juist dit keer zoo gevoelig In het menschelijke hart. Waren toch de donk're dagen Vóór de Kerst niet droef en dof Méér versomberd door de vliegramp, Die de heele natie trof? i Geeft de nooddruft dezer tijden, En vooral in dezen stond, Aan den jubel voor het Kerstfeest Niet een droeven achtergrond? i Troost is slechts bij Hem te vinden, Hem, Die eiken last verlicht. B Maar wijst Christus ook niet allen s f Op den menschelijken plicht? Geeft den armen! want dit is het, Waarmee men Zijn liefde wint. Zóó kan men ook thans nog schenken Aan het goddelijke Kind! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) In Frankrijk is een litteraire oorlog uitgebro ken, die het land in twee kampen verdeeld heeft. De oorzaak van de moeilijkheden is Vic tor Hugo, de beroemde auteur van „Les Miséra- bles" en tallooze andere werken, en de kwestie waar het om gaat is: Was Victor Hugo een dichter met hemelsche gaven of is aan zijn werk overdreven waarde toegekend? Claude Farrère, de bekende dichter en ro manschrijver, is de leider der anti-Hugopartij. Hij heeft den strijd ontketend door Victor Hugo een „senielen imbeciel" en een „dikdoenerigen bedrieger" te noemen. De tegenstanders van Farrère zijn de leden van de Vereeniging van Vrienden van Victor Hugo, die verklaren, dat Farrère zich heeft la ten leiden door „schandalige afgunst" en door het feit, dat hij niet in de schaduw kan staan van iemand als Victor Hugo. Over het algemeen is de publieke opinie tegen Claude Farrère, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat reeds meer dan een halve eeuw lang op alle Fransche scholen Victor Hugo als een der meesters genoemd wordt van de Fransche dichtkunst en iedere Franschman minstens een half dozijn van zijn gedichten uit het hoofd kent. De Beiersche regeering heeft verordend dat vanaf 1 April 1935 in het open veld in Beieren geen ontsierende reclameborden meer mogen staan. Alleen benzine-stations en auto-garages mogen een bord langs den weg plaatsen, dat echter niet grooter mag zijn dan 1 vk. meter. Ook de reclameschuttingen langs de spoor wegen moeten verdwijnen en reclameplaten mogen alleen worden aangebracht op de sta tions van den staatsspoorweg. Zelfs wegwijzers mogen niet worden aangebracht zonder toe stemming der autoriteiten. pa, hoor eens, hoe de klokken luiden. La ten v gaan! ten we ook gauw naar 't Kerstkindje Het kleine blonde meisje in haar zwartflu- weelen kleedje met breeden kanten kraag liep op haar grootvadertje toe en herhaalde nog eens: „Opa, toe! laat me ook eens naar 't Kerst kindje gaan, ik wou het eens zien bij die mooie lichtjes!" De oude man hief het hoofd op en staarde in het lieve gezichtje van zijn kleindochtertje: dat hem zoo sterk aan zijn eigen dochter, zijn lieve Leni herinnerde, die zoo jong gestorven was. Met beide handen door zijn witte haren strij kend, üep hij daarna met driftige passen het vertrek op en neer, tot plotseling het antwoord kwam: „Neen, neen, zwijg me daarvan, voor mij geen vrede!" Het kleintje week eerst angstig achteruit, doch vatte spoedig weer moed. Leni greep opa's hand, waardoor deze stilstond en met eenige teederheid op zijn anders zoo barsche gelaat vervolgde hij nu: „Vraag, wat je wilt, lieveling, maar dat niet! Wil je een mooie groote pop, of zal Opa een nieuwe pony koopen?" Maar het meisje schudde heftig met haar krullekopje, haar lipjes beefden en er kwamen traantjes in haar vragende kijkers. „Ik wou alleen zoo graag met u het Kerst kindje gaan zien!" De grootvader keek weer even dreigend als eerst, toen in eens zijn oogen het groote por tret aan den wand ontmoetten. Het was het portret van zijn overleden vrouw, wier schoon gelaat met den lieven glimlach hem immer nistjger stemde: thans schenen de smeekende oogen, evenals Leni, te vragen: „Ga naar het Kerstfeest." De oude graaf nam plotseling zijn besluit. Hij drukte op den knop van de electrisehe schel en sprak tot den binnenkomenden bediende: „Breng de slede voor met de schimmels en geef Leni een bouquet mooie biocmen mee, vrij ->aan naar de Kerstmis!" „O, wat heerlijk Opa," juichte nu het kleine meisje. Spoedig was ze voor den slecletocht gereed en snelde met de armen vol bloemen het bordes af. Beiden na men plaats in de gereedstaande arreslede en bijna onhoorbaar gleed deze over den besneeuw- den weg. De bellen der schimmels rinkelden en schenen te wedijveren met bet gelui der Kerst klokken. Op den weg liepen hier en daar kerkgangers die eerbiedig groetten als de slede voorbii kwam. Een kleine jongen, die vol bewondering naar het mooie tuig en de paarden had staan kijken, riep in eens heel hard: „Moeder, moeder, daar is de kleine freule van 't kasteel!" Het kleine meisje in de slede keek een tijdje peinzend voor zich uit en vroeg toen in eens: „Opa, wat is dat, een moeder?" De oude graaf schrikte op, doch antwoordde niet. Het kind verviel weer in diep gepeins, tot dat ze aan het hek bij de keiic uitstapte. In het kleine dorpskerkje stond een eenvoudige kribbe in een zee van licht, de herders en de engelen op eenigen afstand, 't Was alles heel eenvou dig en zeker niet artistiek, maar de dorpelingen vonden het schoon. De zachte orgeltonen deden weldadig aan en 't was den ouden graaf alsof hij in zich iets voelde smelten; een verkwik kende warmte doorstroomde hem als hij naar het lieve meisje keek, dat naast hem zat. Zij tuurde voortdurend naar het kribje en bad zachtjes „Lief Kerstkindje geef mij ook een moeder!»' Toen de menschen de kerk gingen verlaten, bracht Leni haar bloemen naar het kribje. Zij boog voorover, zoodat het zachte kaarslicht op haar lief gezichtje scheen en vroeg nog een maal: „O lief Kerstkindje, geef mij een moeder als kerstgeschenk." Toen volgde zij vlug den ouden graaf naar de kerkdeur. Maar een schoone vrouw, die op den achtergrond stond, slaakte een doordringende gil en volgde het kind met haar oogen. Leni stapte weer in de slede, waarbij de koetsier haar behulpzaam wilde zijn. De beide schimmels echter, ongewoon a«i de drukte van de menschenmassa, die de kerk verliet, werden een beetje schichtig en nu, even zonder bestuurder, maakten ze gebruik van hun vrijheid door zonderlinge zijsprongen te maken. De menschen vlogen gillend op zij en hierdoor nog meer geschrokken sloegen de paarden op hol, de kleine Leni in de ar mee sleurend nog vóór de koetsier de leidsels had kunnen grijpen. Maar de schoone, slanke vrouw was bliksem snel uit de menigte te voorschijn gekomen; vlug schoot ze op de wilde paarden i toe, en rukte met kracht aan de I De Kerstvrede f teugels. Een eind weegs werd ook de vrouw mee- gesleept, toen stonden de angstige dieren stil, trillend en met schuim bedekt. Nog voordat de graaf of een der omstanders het kind, dat dood of levend door de ar was meegesleept kon op nemen, had zij de paarden losgelaten en sloot 't meisje in haar armen. De graaf beduidde haar in te stijgen en voort ging het, naar huis. Den geheelen droeven tocht spraken beiden geen woord en bleef de kleine' Leni bewusteloos. De graaf vroeg zich wel een oogenblik af, wie die schoone vrouw was, in wier armen zijn lieve ling nu rustte, doch veel tijd om daarover na te denken had hij niet. Hij beefde, bij de ge dachte, dat hp zijn kleinkind verliezen kon en verwenschte zich zelf met 'het denkbeeld om naar de Kerstmis te gaan, die zooals hij zich wijs maakte, de oorzaak van het ongeluk was. Weldra lag de kleine ïyderes op den divan en trachtte de oude dokter de levensgeesten bij haar op te wekken. De graaf stond bij den schoorsteenmantel, waar hij steun zocht en zijn doordringende oogen schenen te vragen Leven.... of dood. De vreemde dame keek met krampachtig gevouwen handen op eenige pas sen afstand van den dokter naar het kind. Eindelijk richtte de dokter zich op en zei: „Ze leeft!" En waarlijk, even hief Leni hare oogleden op en blikte verwonderd door de kamer. De dame aan haar voeteneinde ziende, strekte zij kalm hare kleine handjes uit en fluisterde met een glimlach, terwijl ze weer haar oogjes sloot: „Moeder." De vreemde vrouw tastte met de handen rond als om steun te zoeken en zonk toen in de ar men van den dokter, die haar naar een zij vertrek droeg, waar zij aan de zorg der be dienden werd overgelaten. De graaf zat intus- schen bij het zieke kind, dat in een onrustigen slaap gevallen was. Dokter wilde alleen bij de kleine blijven en daarom begaf de graaf zich naar de zijkamer. Op de tafel toetredende, be merkte hfj een naamkaartje dat uit het taschje der vreemde dame was gevallen. Onder een sierlijk gravenkroontje las hij: „Leonora, Gravin de Vigny." De graaf ver bleekte en schrok geweldig. Hij wist nu, dat de vreemdelinge, die daar half slapend, half wa kend neerlag de moeder was van zijn kleine lieveling. Daarom beval hij aan een der be dienden: „Als die dame weer beter is moet zij met de meeste zorg en hoffelijkheid naar het hotel gebracht worden, ze mag hier niet blijven." Na een paar uren, die de dokter bij het klei ne meisje had doorgebracht, liet deze den graaf roepen en vroeg hem vertrouwelijk: „Graaf de Vigny, zeg mij eens oprecht: wie is die dame, die het kind redde?" De graaf keek somber voor zich en antwoord de niet. „Het is hare moeder, nietwaar," vervolgde daarom de dokter. „Graaf de Vigny, die vrouw is uw schoondochter. Als ge haar niet bij het kind laat, zult ge het niet behouden!" „Nooit," was het barsche antwoord van den graaf. Doch de dokter trok hem mee naar het bedje van de kleine schat. „Zie," sprak hij, „hoe ze gloeit van koorts. Het Ik maakte een opmerking tegen Oom Sydney en toen ik geen antwoord kreeg, keek ik achter mij en merkte dat Oom Sydney verdwenen was. Wat was er gebeurd? Oom Sydney was achter het Boeddhabeeld gekomen en zag daar een deur. Deze open duwende ontdekte hij een ka mer gevuld met talrijke kostbaarheden. Hij dacht dat dit ook tot de bezienswaardigheden van den tempel behoorde. Eensklaps zakte de vloer met Oom Sydney er op naar beneden en kwam hij in een groot gewelf terecht. Verbaasd keek hij om zich heen. Behoorde dit ook tot de bezienswaardigheden der tempels? Hij stapte van het luik af en dit ging weer naar boven, de opening waardoor hij was gekomen afsluitend Wat was dat nu? Was hij een gevangene? Ontzetting greep hem aan. Hij was in een hol van Boeddhistische priesters terecht geko men! Intusschen bleven American Pete, ik en onze begeleiders zoeken, zonder resultaat. Zij smeekten de priesters hun tev zeggen waar hun gevangene was gebleven, want zij vreesden de wraak van Lai-Tsjo-Sjan, wanneer zij den hoofdgevangene niet weer tot haar terugbrach ten. De priesters wilden wel helpen zoeken, maar dan moesten zij 100.000 dollar ontvangen als zij hem zouden vinden. Met deze boodschap worden wij met sluitingsuur den tempel uitge zonden. American Pete en ik werden met haast terug gevoerd naar de piraten-koningin. Deze was woedend en dreigde onze begeleiders met al wat verschrikkelijk was, als ze den verdwenene niet terugbrachten. Met een afdeeling manschappen moesten we mee terug. Het heele dorp rondom den tempel werd gebrandschat, de tempel zelf werd leeggeplunderd en tenslotte wisten ze oom Sydney uit zijn gevangenis te bevrijden. moet niet veei erger worden, dan zal ze het nigt overleven. Heer Graaf, het eenige redmiddel is de moeder. En als een bevestiging riep het ijlende meisje angstig grillend uit: „Groot vadertje, doe moeder toch geen kwaad!" Die woorden kon de graaf niet weerstaan. „Nu, goed dan, ik zal haar hier laten komen én als zij mede de genezing van mijn lieveling bewerkt, zal ik mijn zoon de hand der verzoe ning reiken. Toe dokter, gauw dan, haal haar, voor het te laat is!" Maar reeds kwam de moeder aangeloopen, zoodra de kleine de zachte aanraking der moe derhanden voelde, werd Leni rustiger en sliep eindelijk in. „Zij is gered," zei de dokter, „en nu laat ik haar aan de moederlijke zorgen over. Volmaak het geluk, heer Graaf, door ook den vader den toegang tot uw huis open te stellen." Graaf de Vigny liep onrustig door zijn kamer. Cver een paar minuten zou hij tegenover zijn zoon staan, zijn eenig kind, dat hij onterfd had, wijl diens vrouw geen adellijken titel droeg vóór liaar huwelijk. Daar hoorde hij voetstappen in de gang, zacht werd er op de deur gekloptVader!.... Artur!.... Slechts deze twee woorden hoorde men. „Is zij je echtgenoote, mijn jongen?" En op het beschroomde: „Ja, vader." vervolgde de graaf: Zy is een heldin en ik ben een oude styfkop, omdat ik haar niet heb willen ontvangen. Zij bezit den adel der ziel, die mvei waard is dan ae adeldom der wereld." Op dit oogenblik werd de deur geopend en een lief knaapje van acht jaar snelde naar den graaf toe. „Ziehier René, jc naamgenoot," zei de overgelukkige vader. „O, 't is haast te veel geluk," jubelde de oude graaf. Alle drie traden nu de kamer binnen, waar ce kleine Leni, door kussens gesteund, naast haar lieve moeder zat. „Ja, ik wist het wel," riep blijde het meisje, „ik vroeg en kreeg van c'it Kerstkindje een moeder, maar nu heb ik er nog een lieven vader en een lief broertje bij.*» En terwyi de graaf dankbaar opzag naar het portret van zyn vrouw, sprak hy in-gelukkig: ,.En my gaf dit Kerstfeest mijn zoon en doch ter en kleinzoon terug, en ik mocht myn kleine engel behouden." En zacht drong het Kerstgezang van de feest vierende dorpskinderen tot hen door. Voor de „Queen Mary" worden thans te Glas gow 24 brandvrye en onzinkbare reddingbooten gebouwd, die eenig in hun soort zullen worden, n.l. geheel van staal en de grootste ooit in En geland gemaakt. Zü zullen elk 145 personen kunnen bevatten, terwül de grootste redding booten van de „Acquitania" slechts plaats bie den aan 68 personen. De booten zullen worden uitgerust met een door stookolie gedreven motor en eenige krijgen de modernste radio-installatie aan boord. Tot de uitrusting zal verder behooren: scheepsbe schuit, drinkwater, gecondenseerde melk, licht- pyien, een olielamp, een bus olie, een in tin gesoldeerde doos lucifers, een blik olie om by ruw weer over de golven te storten, een anker, een kabel, een kompas, roeispanen. Kolonel Grantville Walton, van het hoofd kwartier der Britsche padvinders, die naar Mel bourne gekomen is om de Jamboree by te wo nen, waaraan door 10.000 padvinders wordt deelgenomen, heeft een plan in voorbereiding om de oud-padvinders over de geheele wereld te organiseeren voor het verleenen van sociale hulp in hun eigen land. Lord Baden Powell is het plan goed gezind. OVER VROEG OPSTAAN Jimmy Thesiger, dfe beminneiyke jongeling, kwam twee treden tegehjk nemend, de breede trap van Chimneys afgerend. Hy kwam zoo hals over kop naar beneden, dat hü In botsing ge raakte met Tredwell, den statlgen butler, juist toen hy de hal doorlfep met versche koffie. Dank zy de wonderiyke tegenwoordigheid van geest en de meesteriyke behendigheid van Tred well gebeurde er geen ongeluk. „Pardon," zei Jimmy. „Zeg, Frederik, ben fk het laatst beneden?" „Neen, boven." „Goed," binnen. Behalve d« gastvrouw was er niemand fn de kamer en van haar verwijtenden blik kreeg Jimmy hetzelfde gevoel, dat hy altyd had. als hü toevallig een dooden kabeliauw. uitgestald mynheer. Münheer Wade is nog zei Jimmy en ging de eetkamer op het marmer in een vischwfnkel, in de oogen zag. En toch, verduiveld, waarom keek die vrouw hem op zoo'n manier aan? Het stond ge woonweg niet om half tien aan het ontbijt te zyn, wanneer men op een landhufs logeerde. Het was nu wel reeds kwart over elf en dat was misschien het uiterste, wat men zich ver oorloven kon, maar zelfs in dat geval „Ik vrees, dat ik wat laat ben, Lady Coote. Is het niet?" „O, het geeft nïets," zei Lady Coote op melancholieken toon. Het was echter een feit, dat ze net erg ver velend vond, als men te laat aan het ontbyt kwam. In de eerste tien jaren van haar huwe- ïyk had Sir Oswald Coote, toen gewoon mynheer Coote, alles in rep en roer gebracht, als de morgenmaaltyd ook maar een halve minuut later dan acht uur was. Lady Coote was zoo opge voed, dat ze te laat komen als een doodzonde van de alleronvergeefeiykste soort beschouwde. En gewoonte Is een tweede natuur. Bovendien was ze een ernstige vrouw en kon ze niet nala ten zich af te vragen, wat voor goeds deze jonge menschen ooit uit zouden kunnen voeren In de wereld als ze niet vroeg opstonden. Zooals Sir Oswald zoo dikwyis tegen reporters en ook wel tegen andere menschen zei: „Ik dank myn suc ces geheel aan mijn gewooonten van vroeg op staan, sober leven en een geregelde levenswijze." Ladv Coote was een groote, mooie vrouw, met een tragisch voorkomen. Ze had groote. donkere, treurige oogen en een diepe stem Een artist, zoekend naai* een model voor „Rachel treurende over hare kinderen," zou Lady Coote met vreugde hebben begroet. Ook zou ze uitstekend geweest zyn in een melodrama, als de zeer verongelykte vrouw van den schurk, voort strompelend door de neervallende sneeuw. Ze zag er uit alsof ze een stil en vreeseiyk ver driet had gehad in haar leven. Lady Coote had echter geen verdriet gehad in haar leven, tenzy de onbegrypeiyk snel stijgende rijkdom van Sir Oswald. Als jong meisje was ze een levendig schepsel geweest, zeer verliefd op Oswald Coote, den vooruitstrevenden jongeling uit de fietsenzaak naast den ijzerwinkel van haar vader, zy hadden zeer gelukkig' geleefd, eerst op kamers, toen ïn een klein huis, toen in een grooter huis, en toen in opeenvolgende huizen van toenemende grootte, maar altyd op een redeiyken afstand van „de fabriek", tot Sir Oswald nu zoo'n hooge positie bereikt had, dat hy en „de fabriek" niet langer van elkaar afhankelijk waren en hy er pleizier in kreeg de allergrootste en allerschitterendste landhuizen te huren, die er in heel Engeland waren te krygen. Chimneys was een historisch gebouw en teen hy het, vóór twee jaar, van den markfes van Caterham huurc.e, voelde hy, dat hy het toppunt van bevredigende eerzucht had bereikt. Lady Coote was er lang niet zoo gelukkig mes. Zy was een eenzame vrouw. De voornaamste ontspanning In het begin van haar nuwelijk was geweest met „het meisje" te praten en zelfs toen ze in plaats van één meisje trie meisjes had, was conversatie met haar personeel de voor naamste vertroosting in Lady Coote's leven ge weest. Nu met een troep meiden, een butler als een aartsbisschon. verscheidene lakeien van indrukwekkende afmetingen, een bende heen en weer loopende werkmeiden, een schrikinboqze- menden chef-kok met een „temperament" en een huishoudster van onmeteiyken omvang, die beurtelings kraakte en ruischte als ze bewoog, was lady Coote als een schipbreukeling op een onbewoond eiland. zy zuchtte nu en snelde naar buiten door de open deur tot groote verlichting van Jimmy Thesiger, die zich oogenblikkeiyk voor den tweeden keer bediende van nier en spek, ter eere van haar aftocht. Lady Coote stond eenige oogenblikken tragisch voor zich uit te staren op het terras en toen hardde ze zich om een gesprek te be ginnen met Mac Donald, den hoofdtuinman, die het domein, waarover hy regeerde met een autocratisch oog overzag. Mac Donald was een waar opperhoofd en 'n prins onder de tuin lieden. Hy kende zyn plicht, die bestond in regeeren. En hy regeerde despotisch. „Goeden morgen, Mac Donald." „Goeden morgen, mevrouw." Hy sprak, zooals een hoofdtuinman behoort te spreken treurig maar met waardigheid zooals een keizer bij een begrafenis. „Ik had gedacht, of we soms vanavond aan het dessert druiven zouden kunnen hebben." „Die kunnen nog niet geplukt worden," zei Mac Donald. Hy sprak vriendelijk, maar vastberaden. „O," zei lady Coote. Zy vatte moed. „O, maar ik ben gisteren in de achterste serre geweest en ik heb er een paar geproefd. Ze smaakten heel goed." Mac Donald keek haar aan en ze bloosde. Hy liet haar voelen, dat dit een on vergeef ehjke vrijheid was geweest, wyien de Markiezin van Caterham had blykbaar nooit de ongepastheid begaan een van haar eigen kassen te betreden en zich daar aan druiven te goed te doen. „Als u het bevolen had mevrouw, zou men een tros voor u afgeplukt hebben en by u hebben gebracht," zei Mac Donald streng. „O, dank u," zei lady Coote. „Ja. een volgen den keer zal ik dat dan laten weten." „Maar ze zijn eigenlyk nog niet geschikt om geplukt te worden." „Neen," mompelde lady Coote. „Neen, ik ge loof het ook niet, Dan zullen we het zoo maar laten." Mac Donald volhardde fn een meesteriyk stil zwijgen. Lady Coote vatte opnieuw moed. „Ik wou met je praten over dat stuk grasveld achter in den rozentuin. Ik had gedacht, of het niet gebruikt zou kunnen worden ais bowling- veld. Sir Oswald bowlt graag." En waarom zou hy niet, dacht lady Coote by zichzelf, zy had de geschiedenis van Engeland bestudeerd. Waren sir Francis Drake en zyn ridderlyke gezellen niet aan het bowlen toen men de Armada in het oog kreeg? Dat was toch zeker een goede bezigheid voor een gentle man" en daarop kon Mac Donald redelykerwyze geen aanmerking hebben, zy had echter geen rekening gehouden met den overhserschenden karaktertrek van een goeden hoof dtuinmau, die bestaat in verzet tegen elk voorstel dat men hem ooit zou kunnen doen. „Daarvoor kon het zonder twyfel gebruikt worden," zei Mac Donald, zonder zich bloot to geven. Hy legde een ontmoedigenden toon in die opmerking, maar zyn eigenlijke doel was, lady Coote naar haar verderf te lokken. „Als het schoon gemaakt werd en hm ge- mvld §n hm nu heelemaal In orde ge maakt," ging ze hoopvol verder. „Tja," zei Mac Donald langzaam. „Dat zou men kunnen doen, maar dan zou William niet meer aan den border kunnen bUjven." „O." zei lady Coote weifelend. Het woord border beteekende niets vdBr haar behalve, dat het haar lichtelyk herinnerde aan een Sehotsch liedje maar het was duide- ïyk, dat het voor Mac Donald een onoverkome- lijken hinderpaal vormde. „En dat zou jammer zUn," zei Mac Donald. „O natuurlyk," zei lady Coote „Dat zou het zeker." zy vroeg zich af waarom zy het zoo roerend met hem eens was. Mac Donald Keek haar heel strak aan. „Natuurlijk," zei hij, „als het van u moet, mevrouw." Hy meende dat werkeiyk. Maar syn dreigend© toon was lady Coote te erg. Zy bond direct in. „O neen," zei ze. „Ik bsgrijp wat je bedoelt, Mac Donald. N-neen-WIlliam moet maar liever doorwerken aan de border." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13