Verwilderde jeugd in Amerika
<Ket o&itaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
ir
O
mtëSSÊétÉ
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
KINDERTREK HEERSCHT
NOG VOLOP
KERSTMIS
U3
A lie abonné's 34MS1 l^'S°&,''^Sg"S$SS'iï$£^/JÖOO.-SS'SÏK'SïX» ïKSïÏÏS f750.- f250.- IKS f 125.-(50.-IÏS" h,T' 'Zf40.- ï£,2
MAANDAG 24 DECEMBER 1934
Ervaringen van een professor, die
twee jaar het leven van de
zwervertjes bestudeerde
Ingrijpen van den Staat
dwingende eisch
Meester voetballer"
Zeldzame postzegels
Litteraire oorlog
Tegen ontsierende
reclame
massa
Brandvrije en onzink-
bare reddingsbooten
Een vereeniging van
oud-padvinders
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL
DOOR AC AT H A CHRISTIE
eerste hoofdstuk
Niet lang geleden kwam een Amerikaan-
kaansche film ons land binnen, welke
een schril beeld ophing van de zwerven
de kinderen in de Vereenigde Staten. Moet men
de film gelooven, dan zou de jeugdverwildering
in de nieuwe wereld minstens zoo erg zijn als
die, welke men enkele jaren geleden in Rus
land signaleerde.
Nu kan men bij het zien van Amerikaansche
films met een sociale strekking nooit aan den
indruk ontkomen, dat de film gemaakt werd
met- een openhartigheid, die haar doel voorbij
schiet. Deze openhartigheid werd dan» ook op
gemerkt door onzen filmrecensent, toen hy de
film „Wild boys of the road" besprak. Hi) wees
daarbij ook op andere films, die het Ameri
kaansche gevangeniswazen behandelen en be-
critiseeren en die eveneens getuigen van een
eerlijkheid, die als het ware alle grenzen te
buiten gaat, zoodat men zich er over verwon
deren moet, dat de Amerikaansche autoriteiten
zulke batoogen en rekwisitoirs op wantoestan
den in eigen land toelaten. Niettemin doen zij
dat en naar het schünt vertelt de film van de
verwaarloosde jeugd geen onwaarheden en fan
taseert zij zelfs niet.
De kindertrek, als we het zoo mogen noemen,
is een verschijnsel, dat zich meer dan eens in
de geschiedenis heeft voorgedaan en steeds
verband hield met bepaalde oeconomische toe
standen, waarvan het zelfs het directe gevolg
was. Niet alleen Rusland dient als voor
beeld, ook in Duitschland hebben we de kleine
vagebonden gekend, die van huis weg trokken
toen een uitputtende oorlog de vaders werk
loos had gemaakt en de families van alle
comfort beroofd. Het zijn niet de luiste en
minderwaardige kinderen, die zich in het
zwerversleven begeven, maar eer de sterkste
en ondernemendste, die den moed gevoelen zelf
voor hun bestaan te zorgen en hun vaders te
bevrijden van den last, dien zij hun vaders be
zorgen. Zij zien in den wantoestand een on
rechtvaardig element en kunnen de gêne niet
vedragen, dat zij, niets doende, den vader be
lasten, die trots al zijn energie en goeden wil
niet voor hen en de anderen zorgen kan.
Een Amerikaansche professor heeft om op
de hoogte te komen van den toestand, niet
minder dan twee volle jaren rondgezworven
door alle staten van Amerika, levend met of
naast de jeugdige zwervers en zijn bevindingen
te boek gesteld in een uitgebreide verzameling
schetsen. Niet minder dan drie honderd zestig
verhalen heeft hij opgeteekend van even zoo
veel jeugdige zwervers, jongens en meisjes, die
elkaar helpen. De jongens trachten geld te ver
dienen, de meisjes naaien en stoppen en koken
eten, meestal in de open lucht, waar zi) ook
overnachten tot diep in September en soms
nog later, wanneer zij geen schuilplaats kun
nen vinden. Sommige kampen bestaan uit een
zestal, andere uit derttg of meer leden. Een ge-
improviseerde wetgeving bindt allen aan
eischen van maatschappelijken omgang en niets
wordt zwaarder gestraft dan oneerlijkheid en
gebrek aan respect voor eikaars vrijheid van
handelen. De handigste, de schranderste is de
leider van den troep, ook al is hij de jongste
van het gezelschap. Hun onderhoud zoeken zij
door bedelen, ook door stelen, een bedrijf, dat
alles behalve oneerlijk is maar dat zij beschou
wen als een noodzakelijk bedrijf, noodig voor
de instandhouding van hun leven. Deze opvat
ting maakt dus niet die andere opvatting over
de eerlijkheid jegens elkaar tot een frase.
Integendeel, zij staan op hun stuk. wanneer het
er om gaat de eerlijkheid jegens elkaar te ver
dedigen.
In de bedelarij en den diefstal krijgt ieder
zijn eigen rayon aangewezen. ZÜ komen niet
op eikaars terrein, wetend, dat zij te laat ko
men of den anderen het werken onmogelijk
maken.
In den zomer Is het de buitenman en vooral
de boer, die 't loodje moet leggen, in den win
ter echter veroveren zij de groote stad, waar
diefstal maar nog meer bedelarij aan de orde is
Ook bezoeken zij vaak de instellingen van lief
dadigheid, die, zoodra de winter invalt, direct
propvol zwervertjes zitten. Zij blijven er echter
niet langer dan de nood hun oplegt, want zij
kunnen zich absoluut niet schikken in de stren
ge discipline, die in deze huizen heerscht en die
in flagranten strijd is met de vrijheid die zij
eenmaal hebben veroverd. Daarom besluiten
sommigen om verder naar het Zuiden af te
zakken, naarmate de winter nadert. Een tus-
schenweg is er niet, want de vele malen, dat
jongens of meisjes trachtten 'n toevlucht te vin
den in riolen of onder bruggen, vonden voor
bijgangers in den vroegen ochtend de koude
lijken van de zwervers. Het wordt hun ook niet
gemakkelijk gemaakt zooals men begrijpen zal.
In de dorpen wacht hun de gevangenis als zy
gepakt worden en het ligt voor de hand, dat
de politie naar hen speurt. Daarom is waak
zaamheid zoowel des nachts als overdag gebo
den. Steeds staat een of meer jongens op wacht
om alarm te slaan bij naderend onheil.
Nu en dan moeten ook de meisjes waken en
zij zijn getraind als de jongens. Niets ontsnapt
aan hun aandacht. Lang duurt echter een op
onthoud nooit, want vrij spoedig is de politie
er toch achter, wanneer ze van hier en daar
klachten krijgt over diefstallen, die zich nu
juist niet tot enkele bepalen, doch soms schrik
wekkende afmetingen aannemen. Maar dan
trekken zij verder en in ds enorme vlakten van
de Amerikaansche staten is de trein, voorname
lijk de goederentrein hun vervoermiddel. Zij
hangen, zitten en liggen in deze treinen en
blijven vrij ongestoord tusschen de stations.
Bij elk oponthoud echter wordt het strijd op
leven en dood om aan de handen van de poli
tie te ontkomen, en meer dan eens worden er
bloedige gevechten geleverd tusschen de ge
wapende macht en de jonge boefjes, waarbij
niet steeds de politie aan het langste eirid
trekt, alleen al, omdat de jongelieden kunnen
profiteeren van de omstandigheid, dat de politie
vrijwel steeds order heeft niet te schieten en
niet van den gummiknuppel gebruik te maken.
Het spreekt wel vanzelf, dat deze samenle
ving, waarbij hoogstens 5 pCt. meisjes zijn,
alles behalve moreel-perfect is. De meisjes
hebben er geen bezwaar tegen, om allen jon
gens „gunsten" te verleenen en van bepaalde
voorkeur is natuurlijk geen sprake, zoodat ook
de gezondheid onder hen nog al te wenschen
overlaat.
De conversatie, zooals die door den Amerikaan-
schen professor werd waargenomen, is ai even
ziek als het leven der jonge helden zelf. Ver
bittering voert den boventoon en wordt nog
aangewakkerd doordat het vaak voorkomt, dat
de plotselinge run op de treinen slachtoffers
vergt. In zulke gevallen raken jongens en meis
jes soms onder den rijdenden trein alleen
rildende treinen worden besprongen en wor
den vermorzeld of levenslang verminkt.
Geen wonder, dat ingrijpen van staatswege
een dringende eisch geworden is. Dit probleem
der verwilderde jeugd is dan ook een van de
vele, die de Amerikaansche regeering heeft op
te lessen en waarvoor zij spoedig een uitweg zal
moeten vinden, wil zij niet een ramp van on
gekende afmetingen laten voortduren of ver
ergeren. In Rusland schijnt men den kinder
trek nu wel bezworen te hebben, in Amerika
heerscht hij nog volop.,..
De toenemende belangstelling voor het voet
balspel in Sovjet-Rusland heeft geleid tot voor
stellen om in competitieverband te gaan spelen.
Spelers, die hun stad driemaal vertegenwoor
digd hebben, achtereen of bij vijf verschillende
gelegenheden, mogen den titel dragen van
„meester voetballer".
Ook ijshockey neemt toe in populariteit en
teneinde dit spel onder de jeugd nog meer te
verbreiden, worden stedenwedstrijden georgani
seerd voor jongens beneden 16 jaar uit Moskou,
Leningrad, Kief en Minsk.
Deze wedstrijden zullen gespeeld worden tij
dens de wintersportwedstrijden voor kinderen in
Januari.
Te Ipoh op Malakka, heeft men in een ver
zameling van een Chineeschen inwoner twee
postzegels ontdekt, wolke, als ze echt zijn,
ongeveer 5000 pond sterling waard zijn.
Het zijn de Mauritiuszegels van 1874, de
1 pénny, oranjerood en de 2 pence, blauw. Ze
zijn ontdekt door een advocaat, mr. Seenivasa-
gam, toen hij het album van zijn bediende
Poe Kong bekeek.
Foe Kong had de zegels 30 jaar geleden van
een Chineeschen klerk gekregen.
niimimiiiiinimii
IMIIIIIIIMIIMIIIIIc:
Dit jaar is 't een groene Kerstmis!
Want de velden zijn nu niet
Door de wintervorst omgeven
Met een wintersch coloriet! g
Maar het feest blijft onveranderd!
I De gedachten gaan naar Hem,
Die als Kindje werd geboren
In den stal van Bethlehem
g In de zielen zingt de jubel
Voor de goddelijke Macht,
i Die het Kindje, ons tot redding,
Op de aarde heeft gebracht.
1 Ach, de wereld blijft de wereld
B En de menschelijke smart
Woelt juist dit keer zoo gevoelig
In het menschelijke hart.
Waren toch de donk're dagen
Vóór de Kerst niet droef en dof
Méér versomberd door de vliegramp,
Die de heele natie trof?
i Geeft de nooddruft dezer tijden,
En vooral in dezen stond,
Aan den jubel voor het Kerstfeest
Niet een droeven achtergrond?
i Troost is slechts bij Hem te vinden,
Hem, Die eiken last verlicht.
B Maar wijst Christus ook niet allen s
f Op den menschelijken plicht?
Geeft den armen! want dit is het,
Waarmee men Zijn liefde wint.
Zóó kan men ook thans nog schenken
Aan het goddelijke Kind!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
In Frankrijk is een litteraire oorlog uitgebro
ken, die het land in twee kampen verdeeld
heeft. De oorzaak van de moeilijkheden is Vic
tor Hugo, de beroemde auteur van „Les Miséra-
bles" en tallooze andere werken, en de kwestie
waar het om gaat is: Was Victor Hugo een
dichter met hemelsche gaven of is aan zijn
werk overdreven waarde toegekend?
Claude Farrère, de bekende dichter en ro
manschrijver, is de leider der anti-Hugopartij.
Hij heeft den strijd ontketend door Victor Hugo
een „senielen imbeciel" en een „dikdoenerigen
bedrieger" te noemen.
De tegenstanders van Farrère zijn de leden
van de Vereeniging van Vrienden van Victor
Hugo, die verklaren, dat Farrère zich heeft la
ten leiden door „schandalige afgunst" en door
het feit, dat hij niet in de schaduw kan staan
van iemand als Victor Hugo.
Over het algemeen is de publieke opinie tegen
Claude Farrère, waarbij in aanmerking moet
worden genomen, dat reeds meer dan een halve
eeuw lang op alle Fransche scholen Victor
Hugo als een der meesters genoemd wordt van
de Fransche dichtkunst en iedere Franschman
minstens een half dozijn van zijn gedichten uit
het hoofd kent.
De Beiersche regeering heeft verordend dat
vanaf 1 April 1935 in het open veld in Beieren
geen ontsierende reclameborden meer mogen
staan. Alleen benzine-stations en auto-garages
mogen een bord langs den weg plaatsen, dat
echter niet grooter mag zijn dan 1 vk. meter.
Ook de reclameschuttingen langs de spoor
wegen moeten verdwijnen en reclameplaten
mogen alleen worden aangebracht op de sta
tions van den staatsspoorweg. Zelfs wegwijzers
mogen niet worden aangebracht zonder toe
stemming der autoriteiten.
pa, hoor eens, hoe de klokken luiden. La
ten v
gaan!
ten we ook gauw naar 't Kerstkindje
Het kleine blonde meisje in haar zwartflu-
weelen kleedje met breeden kanten kraag liep
op haar grootvadertje toe en herhaalde nog
eens:
„Opa, toe! laat me ook eens naar 't Kerst
kindje gaan, ik wou het eens zien bij die mooie
lichtjes!"
De oude man hief het hoofd op en staarde
in het lieve gezichtje van zijn kleindochtertje:
dat hem zoo sterk aan zijn eigen dochter, zijn
lieve Leni herinnerde, die zoo jong gestorven
was.
Met beide handen door zijn witte haren strij
kend, üep hij daarna met driftige passen het
vertrek op en neer, tot plotseling het antwoord
kwam:
„Neen, neen, zwijg me daarvan, voor mij geen
vrede!"
Het kleintje week eerst angstig achteruit,
doch vatte spoedig weer moed. Leni greep opa's
hand, waardoor deze stilstond en met eenige
teederheid op zijn anders zoo barsche gelaat
vervolgde hij nu:
„Vraag, wat je wilt, lieveling, maar dat niet!
Wil je een mooie groote pop, of zal Opa een
nieuwe pony koopen?"
Maar het meisje schudde heftig met haar
krullekopje, haar lipjes beefden en er kwamen
traantjes in haar vragende kijkers.
„Ik wou alleen zoo graag met u het Kerst
kindje gaan zien!"
De grootvader keek weer even dreigend als
eerst, toen in eens zijn oogen het groote por
tret aan den wand ontmoetten. Het was het
portret van zijn overleden vrouw, wier schoon
gelaat met den lieven glimlach hem immer
nistjger stemde: thans schenen de smeekende
oogen, evenals Leni, te vragen: „Ga naar het
Kerstfeest."
De oude graaf nam plotseling zijn besluit. Hij
drukte op den knop van de electrisehe schel
en sprak tot den binnenkomenden bediende:
„Breng de slede voor met de schimmels en geef
Leni een bouquet mooie biocmen mee, vrij ->aan
naar de Kerstmis!" „O, wat heerlijk Opa,"
juichte nu het kleine meisje. Spoedig was ze
voor den slecletocht gereed en snelde met de
armen vol bloemen het bordes af. Beiden na
men plaats in de gereedstaande arreslede en
bijna onhoorbaar gleed deze over den besneeuw-
den weg. De bellen der schimmels rinkelden en
schenen te wedijveren met bet gelui der Kerst
klokken.
Op den weg liepen hier en daar kerkgangers
die eerbiedig groetten als de slede voorbii kwam.
Een kleine jongen, die vol bewondering naar
het mooie tuig en de paarden had staan kijken,
riep in eens heel hard: „Moeder, moeder, daar
is de kleine freule van 't kasteel!"
Het kleine meisje in de slede keek een tijdje
peinzend voor zich uit en vroeg toen in eens:
„Opa, wat is dat, een moeder?"
De oude graaf schrikte op, doch antwoordde
niet. Het kind verviel weer in diep gepeins, tot
dat ze aan het hek bij de keiic uitstapte. In het
kleine dorpskerkje stond een eenvoudige kribbe
in een zee van licht, de herders en de engelen
op eenigen afstand, 't Was alles heel eenvou
dig en zeker niet artistiek, maar de dorpelingen
vonden het schoon. De zachte orgeltonen deden
weldadig aan en 't was den ouden graaf alsof
hij in zich iets voelde smelten; een verkwik
kende warmte doorstroomde hem als hij naar
het lieve meisje keek, dat naast hem zat.
Zij tuurde voortdurend naar het kribje en
bad zachtjes „Lief Kerstkindje geef mij ook
een moeder!»'
Toen de menschen de kerk gingen verlaten,
bracht Leni haar bloemen naar het kribje. Zij
boog voorover, zoodat het zachte kaarslicht op
haar lief gezichtje scheen en vroeg nog een
maal: „O lief Kerstkindje, geef mij een moeder
als kerstgeschenk." Toen volgde zij vlug den
ouden graaf naar de kerkdeur. Maar een
schoone vrouw, die op den achtergrond stond,
slaakte een doordringende gil en volgde het
kind met haar oogen. Leni stapte weer in de
slede, waarbij de koetsier haar behulpzaam
wilde zijn.
De beide schimmels echter, ongewoon a«i de
drukte van de menschenmassa, die de kerk
verliet, werden een beetje schichtig en nu, even
zonder bestuurder, maakten ze gebruik van
hun vrijheid door zonderlinge zijsprongen te
maken. De menschen vlogen gillend op zij en
hierdoor nog meer geschrokken sloegen de
paarden op hol, de kleine Leni in de ar mee
sleurend nog vóór de koetsier de leidsels had
kunnen grijpen.
Maar de schoone, slanke vrouw was bliksem
snel uit de menigte te voorschijn gekomen;
vlug schoot ze op
de wilde paarden i
toe, en rukte met
kracht aan de I De Kerstvrede f
teugels. Een eind
weegs werd ook
de vrouw mee-
gesleept, toen stonden de angstige dieren stil,
trillend en met schuim bedekt. Nog voordat de
graaf of een der omstanders het kind, dat dood
of levend door de ar was meegesleept kon op
nemen, had zij de paarden losgelaten en sloot 't
meisje in haar armen. De graaf beduidde haar
in te stijgen en voort ging het, naar huis. Den
geheelen droeven tocht spraken beiden geen
woord en bleef de kleine' Leni bewusteloos. De
graaf vroeg zich wel een oogenblik af, wie die
schoone vrouw was, in wier armen zijn lieve
ling nu rustte, doch veel tijd om daarover na
te denken had hij niet. Hij beefde, bij de ge
dachte, dat hp zijn kleinkind verliezen kon en
verwenschte zich zelf met 'het denkbeeld om
naar de Kerstmis te gaan, die zooals hij zich
wijs maakte, de oorzaak van het ongeluk was.
Weldra lag de kleine ïyderes op den divan en
trachtte de oude dokter de levensgeesten bij
haar op te wekken. De graaf stond bij den
schoorsteenmantel, waar hij steun zocht en zijn
doordringende oogen schenen te vragen
Leven.... of dood. De vreemde dame keek met
krampachtig gevouwen handen op eenige pas
sen afstand van den dokter naar het kind.
Eindelijk richtte de dokter zich op en zei:
„Ze leeft!"
En waarlijk, even hief Leni hare oogleden op
en blikte verwonderd door de kamer. De dame
aan haar voeteneinde ziende, strekte zij kalm
hare kleine handjes uit en fluisterde met een
glimlach, terwijl ze weer haar oogjes sloot:
„Moeder."
De vreemde vrouw tastte met de handen rond
als om steun te zoeken en zonk toen in de ar
men van den dokter, die haar naar een zij
vertrek droeg, waar zij aan de zorg der be
dienden werd overgelaten. De graaf zat intus-
schen bij het zieke kind, dat in een onrustigen
slaap gevallen was. Dokter wilde alleen bij de
kleine blijven en daarom begaf de graaf zich
naar de zijkamer. Op de tafel toetredende, be
merkte hfj een naamkaartje dat uit het taschje
der vreemde dame was gevallen. Onder een
sierlijk gravenkroontje las hij:
„Leonora, Gravin de Vigny." De graaf ver
bleekte en schrok geweldig. Hij wist nu, dat de
vreemdelinge, die daar half slapend, half wa
kend neerlag de moeder was van zijn kleine
lieveling. Daarom beval hij aan een der be
dienden: „Als die dame weer beter is moet zij
met de meeste zorg en hoffelijkheid naar het
hotel gebracht worden, ze mag hier niet
blijven."
Na een paar uren, die de dokter bij het klei
ne meisje had doorgebracht, liet deze den graaf
roepen en vroeg hem vertrouwelijk: „Graaf de
Vigny, zeg mij eens oprecht: wie is die dame,
die het kind redde?"
De graaf keek somber voor zich en antwoord
de niet.
„Het is hare moeder, nietwaar," vervolgde
daarom de dokter. „Graaf de Vigny, die vrouw
is uw schoondochter. Als ge haar niet bij het
kind laat, zult ge het niet behouden!"
„Nooit," was het barsche antwoord van den
graaf. Doch de dokter trok hem mee naar het
bedje van de kleine schat.
„Zie," sprak hij, „hoe ze gloeit van koorts. Het
Ik maakte een opmerking tegen Oom Sydney
en toen ik geen antwoord kreeg, keek ik achter
mij en merkte dat Oom Sydney verdwenen was.
Wat was er gebeurd? Oom Sydney was achter
het Boeddhabeeld gekomen en zag daar een
deur. Deze open duwende ontdekte hij een ka
mer gevuld met talrijke kostbaarheden. Hij
dacht dat dit ook tot de bezienswaardigheden
van den tempel behoorde.
Eensklaps zakte de vloer met Oom Sydney
er op naar beneden en kwam hij in een groot
gewelf terecht. Verbaasd keek hij om zich heen.
Behoorde dit ook tot de bezienswaardigheden
der tempels? Hij stapte van het luik af en dit
ging weer naar boven, de opening waardoor hij
was gekomen afsluitend Wat was dat nu? Was
hij een gevangene?
Ontzetting greep hem aan. Hij was in een
hol van Boeddhistische priesters terecht geko
men! Intusschen bleven American Pete, ik en
onze begeleiders zoeken, zonder resultaat. Zij
smeekten de priesters hun tev zeggen waar hun
gevangene was gebleven, want zij vreesden de
wraak van Lai-Tsjo-Sjan, wanneer zij den
hoofdgevangene niet weer tot haar terugbrach
ten. De priesters wilden wel helpen zoeken,
maar dan moesten zij 100.000 dollar ontvangen
als zij hem zouden vinden. Met deze boodschap
worden wij met sluitingsuur den tempel uitge
zonden.
American Pete en ik werden met haast terug
gevoerd naar de piraten-koningin. Deze was
woedend en dreigde onze begeleiders met al wat
verschrikkelijk was, als ze den verdwenene niet
terugbrachten. Met een afdeeling manschappen
moesten we mee terug. Het heele dorp rondom
den tempel werd gebrandschat, de tempel zelf
werd leeggeplunderd en tenslotte wisten ze oom
Sydney uit zijn gevangenis te bevrijden.
moet niet veei erger worden, dan zal ze het nigt
overleven. Heer Graaf, het eenige redmiddel
is de moeder. En als een bevestiging riep het
ijlende meisje angstig grillend uit: „Groot
vadertje, doe moeder toch geen kwaad!"
Die woorden kon de graaf niet weerstaan.
„Nu, goed dan, ik zal haar hier laten komen
én als zij mede de genezing van mijn lieveling
bewerkt, zal ik mijn zoon de hand der verzoe
ning reiken. Toe dokter, gauw dan, haal haar,
voor het te laat is!"
Maar reeds kwam de moeder aangeloopen,
zoodra de kleine de zachte aanraking der moe
derhanden voelde, werd Leni rustiger en sliep
eindelijk in. „Zij is gered," zei de dokter, „en
nu laat ik haar aan de moederlijke zorgen over.
Volmaak het geluk, heer Graaf, door ook den
vader den toegang tot uw huis open te stellen."
Graaf de Vigny liep onrustig door zijn kamer.
Cver een paar minuten zou hij tegenover zijn
zoon staan, zijn eenig kind, dat hij onterfd had,
wijl diens vrouw geen adellijken titel droeg vóór
liaar huwelijk.
Daar hoorde hij voetstappen in de gang,
zacht werd er op de deur gekloptVader!....
Artur!....
Slechts deze twee woorden hoorde men. „Is
zij je echtgenoote, mijn jongen?" En op het
beschroomde: „Ja, vader." vervolgde de graaf:
Zy is een heldin en ik ben een oude styfkop,
omdat ik haar niet heb willen ontvangen. Zij
bezit den adel der ziel, die mvei waard is dan
ae adeldom der wereld." Op dit oogenblik werd
de deur geopend en een lief knaapje van acht
jaar snelde naar den graaf toe. „Ziehier René,
jc naamgenoot," zei de overgelukkige vader. „O,
't is haast te veel geluk," jubelde de oude graaf.
Alle drie traden nu de kamer binnen, waar
ce kleine Leni, door kussens gesteund, naast
haar lieve moeder zat. „Ja, ik wist het wel,"
riep blijde het meisje, „ik vroeg en kreeg van
c'it Kerstkindje een moeder, maar nu heb ik
er nog een lieven vader en een lief broertje bij.*»
En terwyi de graaf dankbaar opzag naar het
portret van zyn vrouw, sprak hy in-gelukkig:
,.En my gaf dit Kerstfeest mijn zoon en doch
ter en kleinzoon terug, en ik mocht myn kleine
engel behouden."
En zacht drong het Kerstgezang van de feest
vierende dorpskinderen tot hen door.
Voor de „Queen Mary" worden thans te Glas
gow 24 brandvrye en onzinkbare reddingbooten
gebouwd, die eenig in hun soort zullen worden,
n.l. geheel van staal en de grootste ooit in En
geland gemaakt. Zü zullen elk 145 personen
kunnen bevatten, terwül de grootste redding
booten van de „Acquitania" slechts plaats bie
den aan 68 personen.
De booten zullen worden uitgerust met een
door stookolie gedreven motor en eenige krijgen
de modernste radio-installatie aan boord. Tot
de uitrusting zal verder behooren: scheepsbe
schuit, drinkwater, gecondenseerde melk, licht-
pyien, een olielamp, een bus olie, een in tin
gesoldeerde doos lucifers, een blik olie om by
ruw weer over de golven te storten, een anker,
een kabel, een kompas, roeispanen.
Kolonel Grantville Walton, van het hoofd
kwartier der Britsche padvinders, die naar Mel
bourne gekomen is om de Jamboree by te wo
nen, waaraan door 10.000 padvinders wordt
deelgenomen, heeft een plan in voorbereiding
om de oud-padvinders over de geheele wereld
te organiseeren voor het verleenen van sociale
hulp in hun eigen land.
Lord Baden Powell is het plan goed gezind.
OVER VROEG OPSTAAN
Jimmy Thesiger, dfe beminneiyke jongeling,
kwam twee treden tegehjk nemend, de breede
trap van Chimneys afgerend. Hy kwam zoo hals
over kop naar beneden, dat hü In botsing ge
raakte met Tredwell, den statlgen butler, juist
toen hy de hal doorlfep met versche koffie.
Dank zy de wonderiyke tegenwoordigheid van
geest en de meesteriyke behendigheid van Tred
well gebeurde er geen ongeluk.
„Pardon," zei Jimmy. „Zeg, Frederik, ben fk
het laatst beneden?"
„Neen,
boven."
„Goed,"
binnen.
Behalve d« gastvrouw was er niemand fn de
kamer en van haar verwijtenden blik kreeg
Jimmy hetzelfde gevoel, dat hy altyd had. als
hü toevallig een dooden kabeliauw. uitgestald
mynheer. Münheer Wade is nog
zei Jimmy en ging de eetkamer
op het marmer in een vischwfnkel, in de oogen
zag. En toch, verduiveld, waarom keek die
vrouw hem op zoo'n manier aan? Het stond ge
woonweg niet om half tien aan het ontbijt te
zyn, wanneer men op een landhufs logeerde.
Het was nu wel reeds kwart over elf en dat
was misschien het uiterste, wat men zich ver
oorloven kon, maar zelfs in dat geval
„Ik vrees, dat ik wat laat ben, Lady Coote.
Is het niet?"
„O, het geeft nïets," zei Lady Coote op
melancholieken toon.
Het was echter een feit, dat ze net erg ver
velend vond, als men te laat aan het ontbyt
kwam. In de eerste tien jaren van haar huwe-
ïyk had Sir Oswald Coote, toen gewoon mynheer
Coote, alles in rep en roer gebracht, als de
morgenmaaltyd ook maar een halve minuut later
dan acht uur was. Lady Coote was zoo opge
voed, dat ze te laat komen als een doodzonde
van de alleronvergeefeiykste soort beschouwde.
En gewoonte Is een tweede natuur. Bovendien
was ze een ernstige vrouw en kon ze niet nala
ten zich af te vragen, wat voor goeds deze jonge
menschen ooit uit zouden kunnen voeren In de
wereld als ze niet vroeg opstonden. Zooals Sir
Oswald zoo dikwyis tegen reporters en ook wel
tegen andere menschen zei: „Ik dank myn suc
ces geheel aan mijn gewooonten van vroeg op
staan, sober leven en een geregelde levenswijze."
Ladv Coote was een groote, mooie vrouw, met
een tragisch voorkomen. Ze had groote. donkere,
treurige oogen en een diepe stem Een artist,
zoekend naai* een model voor „Rachel treurende
over hare kinderen," zou Lady Coote met
vreugde hebben begroet. Ook zou ze uitstekend
geweest zyn in een melodrama, als de zeer
verongelykte vrouw van den schurk, voort
strompelend door de neervallende sneeuw. Ze
zag er uit alsof ze een stil en vreeseiyk ver
driet had gehad in haar leven. Lady Coote had
echter geen verdriet gehad in haar leven, tenzy
de onbegrypeiyk snel stijgende rijkdom van Sir
Oswald. Als jong meisje was ze een levendig
schepsel geweest, zeer verliefd op Oswald Coote,
den vooruitstrevenden jongeling uit de fietsenzaak
naast den ijzerwinkel van haar vader, zy hadden
zeer gelukkig' geleefd, eerst op kamers, toen ïn een
klein huis, toen in een grooter huis, en toen in
opeenvolgende huizen van toenemende grootte,
maar altyd op een redeiyken afstand van „de
fabriek", tot Sir Oswald nu zoo'n hooge positie
bereikt had, dat hy en „de fabriek" niet langer
van elkaar afhankelijk waren en hy er pleizier
in kreeg de allergrootste en allerschitterendste
landhuizen te huren, die er in heel Engeland
waren te krygen. Chimneys was een historisch
gebouw en teen hy het, vóór twee jaar, van
den markfes van Caterham huurc.e, voelde hy,
dat hy het toppunt van bevredigende eerzucht
had bereikt.
Lady Coote was er lang niet zoo gelukkig mes.
Zy was een eenzame vrouw. De voornaamste
ontspanning In het begin van haar nuwelijk was
geweest met „het meisje" te praten en zelfs
toen ze in plaats van één meisje trie meisjes
had, was conversatie met haar personeel de voor
naamste vertroosting in Lady Coote's leven ge
weest. Nu met een troep meiden, een butler als
een aartsbisschon. verscheidene lakeien van
indrukwekkende afmetingen, een bende heen en
weer loopende werkmeiden, een schrikinboqze-
menden chef-kok met een „temperament" en een
huishoudster van onmeteiyken omvang, die
beurtelings kraakte en ruischte als ze bewoog,
was lady Coote als een schipbreukeling op een
onbewoond eiland.
zy zuchtte nu en snelde naar buiten door de
open deur tot groote verlichting van Jimmy
Thesiger, die zich oogenblikkeiyk voor den
tweeden keer bediende van nier en spek, ter
eere van haar aftocht.
Lady Coote stond eenige oogenblikken
tragisch voor zich uit te staren op het terras
en toen hardde ze zich om een gesprek te be
ginnen met Mac Donald, den hoofdtuinman,
die het domein, waarover hy regeerde met een
autocratisch oog overzag. Mac Donald was een
waar opperhoofd en 'n prins onder de tuin
lieden. Hy kende zyn plicht, die bestond in
regeeren. En hy regeerde despotisch.
„Goeden morgen, Mac Donald."
„Goeden morgen, mevrouw."
Hy sprak, zooals een hoofdtuinman behoort
te spreken treurig maar met waardigheid
zooals een keizer bij een begrafenis.
„Ik had gedacht, of we soms vanavond aan
het dessert druiven zouden kunnen hebben."
„Die kunnen nog niet geplukt worden," zei
Mac Donald.
Hy sprak vriendelijk, maar vastberaden.
„O," zei lady Coote.
Zy vatte moed.
„O, maar ik ben gisteren in de achterste serre
geweest en ik heb er een paar geproefd. Ze
smaakten heel goed."
Mac Donald keek haar aan en ze bloosde.
Hy liet haar voelen, dat dit een on vergeef ehjke
vrijheid was geweest, wyien de Markiezin van
Caterham had blykbaar nooit de ongepastheid
begaan een van haar eigen kassen te betreden
en zich daar aan druiven te goed te doen.
„Als u het bevolen had mevrouw, zou men een
tros voor u afgeplukt hebben en by u hebben
gebracht," zei Mac Donald streng.
„O, dank u," zei lady Coote. „Ja. een volgen
den keer zal ik dat dan laten weten."
„Maar ze zijn eigenlyk nog niet geschikt om
geplukt te worden."
„Neen," mompelde lady Coote. „Neen, ik ge
loof het ook niet, Dan zullen we het zoo maar
laten."
Mac Donald volhardde fn een meesteriyk stil
zwijgen. Lady Coote vatte opnieuw moed.
„Ik wou met je praten over dat stuk grasveld
achter in den rozentuin. Ik had gedacht, of het
niet gebruikt zou kunnen worden ais bowling-
veld. Sir Oswald bowlt graag."
En waarom zou hy niet, dacht lady Coote by
zichzelf, zy had de geschiedenis van Engeland
bestudeerd. Waren sir Francis Drake en zyn
ridderlyke gezellen niet aan het bowlen toen
men de Armada in het oog kreeg? Dat was
toch zeker een goede bezigheid voor een gentle
man" en daarop kon Mac Donald redelykerwyze
geen aanmerking hebben, zy had echter geen
rekening gehouden met den overhserschenden
karaktertrek van een goeden hoof dtuinmau, die
bestaat in verzet tegen elk voorstel dat men hem
ooit zou kunnen doen.
„Daarvoor kon het zonder twyfel gebruikt
worden," zei Mac Donald, zonder zich bloot to
geven.
Hy legde een ontmoedigenden toon in die
opmerking, maar zyn eigenlijke doel was, lady
Coote naar haar verderf te lokken.
„Als het schoon gemaakt werd en hm ge-
mvld §n hm nu heelemaal In orde ge
maakt," ging ze hoopvol verder.
„Tja," zei Mac Donald langzaam. „Dat zou
men kunnen doen, maar dan zou William niet
meer aan den border kunnen bUjven."
„O." zei lady Coote weifelend.
Het woord border beteekende niets vdBr haar
behalve, dat het haar lichtelyk herinnerde
aan een Sehotsch liedje maar het was duide-
ïyk, dat het voor Mac Donald een onoverkome-
lijken hinderpaal vormde.
„En dat zou jammer zUn," zei Mac Donald.
„O natuurlyk," zei lady Coote „Dat zou het
zeker."
zy vroeg zich af waarom zy het zoo roerend
met hem eens was. Mac Donald Keek haar heel
strak aan.
„Natuurlijk," zei hij, „als het van u moet,
mevrouw."
Hy meende dat werkeiyk. Maar syn dreigend©
toon was lady Coote te erg. Zy bond direct in.
„O neen," zei ze. „Ik bsgrijp wat je bedoelt,
Mac Donald. N-neen-WIlliam moet maar liever
doorwerken aan de border."
(Wordt vervolgd)