PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Het eiland met de duizend gezichten
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
DONDERDAG 27 DECEMBER 1934
MADAGASCAR
Door alle eeutven heen heeft het
zijn typisch Afrikaansch ka
rakter behouden
Onder Fransch bewind
Antiek beeldhouwwerk
eiKorn Ehuis
De 67e bloedtransfusie
Regenstormen
Eet meer amaranth"
Een ooievaar als
waakdier
Radiumhoudend water
Goudvondst
Electriciteitsstaking
Muzikale put
scheen t?3£! \De Vergeten
Men begroette I
Jacht in Rusland
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
-
DOOR AGATHA CHRISTIE
De boot brengt ons in vijf dagen tijds van
Durban naar het eiland met de duizend
gezichten, Madagascar, één der grootste
eilanden ter wereld. Het is 627.000 vierkante
kilometer groot of tweemaal Engeland of zoo
groot als Frankrijk, België en Holland te zamen.
Het heeft zijn typisch Afrikaansch karakter
door alle eeuwen heen behouden. De oorsprong
der bewoners is ons onbekend, hoewel de alge-
meene opinie van deskundigen is, dat de oor
spronkelijke bewoners van Madagascar, de Va-
zimba's, een negerras waren, afkomstig van de
Zambesi.
Hoe het ook zijn moge, dit ras is verdwenen
en thans is het grootste gedeelte der drie en
half millioen sterke bevolking van Maleisch-
Polynesischen oorsprong.
Het Maleische type wordt op de hoogte pla
teaux, het indo-polynetische huis aan de oe-
boschte ooskust en het negero-type aan de
westkust aangetroffen.
De Hova's, die op de hooge plateaux wonen,
vertoonen een uitgesproken Maleisch type, met
lang zwart haar, waarop ze erg trotsch zijn
met rechte neuzen en olijfkleurige gelaatstint.
Zij zijn beleefd, uiterst intelligent en kinder
lijk verwaand.
Intellectueel de meerderen, geboren politici
zijn ze voor jaren het overheerschende ras ge
weest en hebben de monarchie gesticht, welke
bijna een eeuw bestaan heeft. Een weinig ten
Zuiden van de Hova's wonen de Betsileo's, flie
reeds vrij sterk van het aziatische type ver
schillen. Zij hebben gekruld haar, breede neu
zen en 'n tamelijk donkere gelaatskleur. Zij zijn
goede landbouwers, maar staan in ontwikkeling
lager dan de Hova's.
De Bara's, die nog zuidelijker wonen, zijn
een prachtras, het mooiste dat op het eiland
aangetroffen wordt. In voorkomen vertoonen
zij het negro-type, ze zijn goed gebouwd en
uiterst lenig. Oorlogszuchtig van natuur leef
den ze in vroegere dagen uitsluitend van roof
tochten in de naburige dorpen. Zij hebben een
trotsch onafhankelijk karakter.
Aan de oostkust vinden we de Betsimisara-
ka's, vriendelijke menschen, en aan de west
kust de Sakalava's, avonturiers, die de meeste
overeenkomst met de Afrikaansche rassen ver
toonen.
Aan het eind der negentiende eeuw werd
Madagascar geregeerd door de Hova's onder
een koningin, hoewel de macht in handen van
den eersten minister was. De man was oe-
schaafd en vreedzaam, totdat corruptie en eigen
belang der eerste ministers een einde aan de
monarchie maakte. Zij begonnen de Europee-
sche bewoners te vervolgen, moorden en op
standen vonden plaats en in 1895 onderdrukte
Frankrijk de opstandige Hova's en nam het be
wind over het eiland over.
De Fransche politiek is er altijd op uit ge
weest om geweld te vermijden en den inboor
ing aan te moedigen zich te ontwikkelen. De
Madagassers zijn nog de bezitters hunner hui
zen, landerijen en rijstvelden. Een groot ge
deelte van Tananarive behoort aan Hova-huis-
eigenaren, die de rente van hun Europeesche
huurders ontvangen.
Het is hun eigen land dat zü bewerken, de
autoriteiten geven alleen instructies, voorlich
ting en hulp ter bevordering en verbetering
van den landbouw.
Op voortreffelijke wijze is voor het onder
wijs der inboorlingen gezorgd. Er zijn ruim
achthonderd lagere scholen, waar onderwijs vrij
doch verplichtend is en diverse huishoud-, nij
verheid- en industriescholen, alle toegankelijk
voor den inboorling. Ook is er een medische
school, waar de inboorlingen tot doktoren op
geleid worden, zoodat tegenwoordig het meest
ontoegankelijke deeltje een dokter heeft. Te
Tananarive is een „Institut Pasteur" en een
Prophylactisch Instituut, dat als één der beste
ter wereld beschouwd wordt. Tenslotte is er een
school voor fijne kunsten, waar de inboorling
onderricht wordt in weven, grasvlechten, pot
tenbakkerij, kleeden- en meubelmakerij.
Door verschillende omstandigheden gaat Ma
dagascar economisch maar langzaam vooruit.
Het eiland kan zich, dank zij den veelzijdigen
landbouw, zelf van alles voorzien en de depres
sie wordt er lang niet zoo erg gevoeld als el
ders.
Industrieel ontwikkelt Madagascar zich snel.
Terwijl de inboorling-industrieën, met uitzon
dering van stroohoeden en materiaal van raf-
fiavezels gemaakt, alleen den binnenlandschen
handel voorzien, bestrijken de industrieën on
der Europeesche leiding ook de buitenlandsche
markten. Onder deze industrieën vallen: geraf
fineerde suiker, ingelegde vruchten, tapioca,
rijst en pak-zakken een soort jutezakken
Indische, islamitische en brahmaansche
invloeden zijn in de Malgachische kunst aan
te wijzen. Duidelijk komt dit in de uitgesneden
palen, die tot ornamenteering der graftomben
dienen, tot uiting. Arabische invloed is heel
sterk te vinden aan de bewerkte ledikanten en
op moskeedeuren. Ongelukkig genoeg is de
Europeesche invloed het sterkste in de Mal
gachische kunst terug te vinden. Droevig doet
het aan, oorspronkelijk decoratieve motieven
volgeplant te zien met een rij dames in creo-
lines en soldaten en generaals met 'n hoogen
hoed op.
De Madagasser werkt op 's lands producten:
hout, raffia en zijde.-
De tallooze decoratieve motieven, die hij ge
bruikt, zijn van zuiver Malgachischen aard.
Het nationale motief is de os, met een vetbuit
in den nek. Men ontmoet hem overal, op de
ledikanten der Hova's, op de „rabanes" een
materiaal van raffiavezels gemaakt en op
beeldhouwwerken. Het is een figuur, die zich
bij uitstek voor decoratieve doeleinden leent.
De alligator en vogels, vooral de arend, zijn
veel gebruikte motieven. Ook de menschelijke
figuur wordt veelvuldig aangetroffen op le
pels, wandelstokken, „rabanes" en grafzerken.
De man wordt als een strijder, de vrouw met
een kind op haar rug of een kalabas op het
hoofd voorgesteld. De Malgachische vrouwen
zijn uitstekende handwerksters. Zij vervaar
digen artistieke „rabanes", die zü met rüke
kleuren doorvlechten of voorzien van meetkun
dige patronen. De roode „lambas" of doods
kleuren ziji} van zijde van verschillende kleuren
vervaardigd en rijkelük geborduurd met prach
tige strakke patronen. Ook het keukengerei der
Madagassers is meestal met mannetjes of os
sen versierd. Hun artistieke aanleg treedt te
vens bü de vervaardiging hunner graftomben
in het licht. De gebeeldhouwde houten palen,
die men vooral in het zuidelük gedeelte vindt,
zijn zeer merkwaardig. Gewoonlük stellen zij
een levensgroot gebeeldhouwden man voor, tel-
wijl deze menschelijke paal boven het hoofd
met allerlei meetkundige figuren cirkels,
ruiten en halve manen versierd is.
Madagascar's natuurschoon is overweldigend.
In het Noorden ligt de baai van Dfego-Suarez,
na de baai van Rio de Janeiro de mooiste ter
wereld. De kust is omzoomd met uitgestrekte
tropische bosschen en diepe, helderblauwe me
ren. De hooge plateaux met uitgestrekte berg
reeksen zyn somtüds bar en wild, somtü'ds- dicht
en weelderig begroeid. De vlakten zün uitge
strekte grasvelden waartusschen de purper-
groene rüstvelden scherp afsteken. In het
zuidelük deel worden uitheemsche struiken en
boomen aangetroffen.
Prachtig getint is de horizon in het bran
dende zonlicht, schitterend gekleurd is de
avondhemel en koel zijn de nachten.
Antsirabe is de badplaats bü uitnemendheid
en het vacantieoord van Madagascar. De om
ringende bergen geven Antsirabe, verborgen
onder Mimosaboomen en hoog opschietende ro-
zü'nstruiken, 'n ideaal klimaat. De warme
bronnen in de omgeving komen die van Vichy
nabü. Tamatave is een typisch tropisch stadje
aan de smaragdkleurige zee gelegen, vol pal
men en kokosboomen.
De route van Tamatave naar Tananarive gaat
door een der mooiste streken der wereld. Pyn-
boomen, palmen, bamboe's en hibiscus omzoo
men de spoorlün, die langzaam het plateau
opklimt.
Tananarive is een wonderlijke stad, tegen de
berghellingen gebouwd. Kleine roode huisjes
zijn van den top tot den voet der bergen ge
legerd, en geven den indruk van huisjes uit
een kinderbouwdoos. Het paleis der koningin
overziet de stad. De bouwstijl van het paleis is
naïef en gecompliceerd en doet ons aan het
tweede keizerrijk denken. Het is geheel m
overeenstemming met de kleine monarchie, die
den weg van alle monarchieën ging.
Bij baggerwerk in de haven van Brindisi
werd een fragment van een marmeren beeld
opgehaald en wel de kop van een jong meisje.
Bü oppervlakkige beschouwing kwam men tot
de conclusie, dat het beeldhouwwerk afkomstig
moet zün uit de antieke Grieksche periode,
welke conclusie men bevestigd hoopt te zien
door de oudheidkundigen, die zich zeer voor
de vondst interesseeren en de beschikking over
de nieuwe vondst zullen krügen om nadere
büzonderheden ervan vast te stellen.
Uitstappen: het einde van den
rit Het portier gaat open
voorzichtig Ianders is het
uit met de vreugde. Want het
roekeloos openen van het por
tier kan f 150,— boete kosten I
Een 74-jarige veteraan uit den Zoeloe- en
Boerenoorlog heeft zich voor den 67sten keer
beschikbaar gesteld voor een bloedtransfusie.
In 1917 werd hü in den wereldoorlog zwaar
gewond, zoodat men aan het behoud van zün
leven twijfelde. Na een operatie herstelde hij
echter volkomen, zoodat hij weder zün bloed
beschikbaar kon stellen voor het redden van
het leven züner medemenschen.
Verschillende woestün-stammen in de Sa
hara beklagen zich over de regenstormen, die
momenteel heerschen in gedeelten van de Sa
hara, waar gewoonlijk slechts eens of tweemaal
in de vijf jaar regen valt. Het noodweer heeft
vooral in de oase groote schade aangericht en
in enkele oases van grooten omvang is cle
oogst geheel vernield.
In China wordt op het oogenblik een „Eet
meer amaranth" campagne gevoerd, nadat ge
bleken is, dat amaranth, een soort groente, die
reeds 4000 jaar geleden in China werd ontdekt
en hier veelvuldig voorkomt, veel Vitamine c.
oevat.
Het vitamine-gehalte van amaranth zou
zelfs grooter zün dan van spinazie, sinaasap
pelen en citroenen.
O.a. zou amaranth een goed voorbehoedmid
del zijn tegen scheurbuik en aanverwante ziek
ten.
Het heeft het voordeel, dat het zeer goed
koop is. Tot nu toe werd het als tafelgroente
verwaarloosd, behalve door de arme bevolkings
klassen.
Een nieuw soort .waakhond" neemt, geheel
ongevraagd, zijn taak waar bü een gebouw in
Sensburg in Oost-Pruisen. Het is n.l. een ooie
vaar, welke inplaats van met zün soortgenoo-
ten mee te trekken, dit seizoen hier zal over
winteren.
Zeer merkwaardig is, dat het bewaakte huis
het clubgebouw is van de zweef-vliegersclub.
Dit jaar waren er zeer veel ooievaars in deze
srreek en de beesten keken nieuwsgierig toe
hoe de menschen hun concurrentie aandeden.
Toen de tüd voor den trek kwam, bleet echter
één ooievaar achter, die met de oplettendheid
van een waakhond het clubgebouw bewaakt en
ieder die er niets te maken heeft met zijn
scherpen snavel aanvalt.
Het Sovjet-Instituut voor Zeldzame Metalen
zal trachten radium te onttrekken aan het wa-
tei rond het eiland Tsjeleken in de Kaspische
Zee.
Dit ijfater moet per 1000 kubieke meter van
0.3 tot 0.5 milligram radium bevatten, en aan
de hand van proeven met een nieuw procédé is
het instituut gebleken, dat het mogelijk is, dit
radiumhoudende water voor industrieele doel
einden te concentreeren.
Eenige inlandsche grondwerkers, die graaf
werk verrichten in verband met den bouw van
een huis in Saxenwald Drive, een straat in het
centrum van Johannesburg, vonden in den
grond een vüftal staven zwartgeworden me
taal. De Europeesche voorman constateerde dat
de stgven goud waren en deed aangifte bü de
politie. Het goud werd verkocht en bracht 286
pond sterling op. Dit geld is echter steeds on
der berusting van de politie, daar nog niet is
uitgemaakt aan wien het toekomt.
Volgens sommigen komt het toe aan de in
boorlingen, die het goud hebben gevonden,
volgens anderen weer aan den voorman, die het
als zoodanig heeft herkend.
Weer anderen zijn van meening, dat het
geld moet worden uitgekeerd aan den eigenaar
van het land, waar het goud werd gevonden.
Het is echter niet uitgesloten dat de regeering
op het geld beslag zal leggen.
De bevolking van Sofia, met het gemeente
bestuur aan het hoofd, is bezig een krachtige
campagne te voeren, met het doel de buiten
landsche maatschappü, die het electriciteits-
bedrüf in handen heeft, te dwingen haar ta
rieven te verlagen.
De maatschappü kreeg in 1898 voor den duur
van 50 jaar concessie voor het exploiteeren
van een electriciteitsbedrüf. De tegenwoordige
tarieven zyn in 1926 vastgesteld, en het ge
meentebestuur wüst erop, dat de prüzen overal
?ün gedaald, en dat de maatschappij haar ta
rieven overeenkomstig diende te wüzigen.
De maatschappü heeft reeds een verlaging
voorgesteld, welke echter niet voldoende werd
geacht, en tenzij zü alsnog toegeeft, zal een
avond worden uitgekozen, waarop nergens in
de stad gebruik van electrisch licht zal wor
den gemaakt. Studenten zullen dan van huis
tot huis gaan om de bewoners te bewegen, ge
durende den geheelen nacht geen enkel elec
trisch apparaat te gebruiken.
Indien ook dit geen resultaat heeft, zal een
openbare vergadering worden gehouden om te
l eslissen welke maatregelen genomen zullen
worden.
Toen een boer in het Redwater-district te
Edmanton (Alberta) een emmer water ging
putten, hoorde hü tot zün verbazing uit den
put het geluid van muziek komen. Geruimer.
tüd begreep de boer niet vanwaar dit geluid
kwam, doch tenslotte dacht hfi eraan, dat de
aardleiding van zün radiotoestel aan den put
was bevestigd. Thans verzamelen zijn buren
zich eiken dag rondom den muzikalen put, om
naar modepraatjes, schoonheidswenken en
symphonie-concerten te luisteren.
Met mfaal van den da$
Tot weerziens, mijnheer Visscher, dank
voor uw bezoek! Groet uw vrouw en uw
lieve kleine Annie en kom met hen eens
gauw uw bezoek herhalen, ja?"
Met deze woorden geleidden de heer en me
vrouw Gulden, hun vriend, den heer Visscher,
naar de deur.
Münheer Visscher, wiens haardos alreeds be
gon te dunnen, ontblootte nog even beleefd het
hoofd en met een „Dank u, tot weerziens,
hoor!" verliet hij de gastvrije familie Gulden,
waar hü een uurtje zeer gezellig gepraat had.
Toen de voordeur achter hem gesloten was,
veranderde het echtpaar Gulden snel van ge- -
laatsuitdrukking, het vriendelijke lachje ver-1
dween en mevrouw sprak het eerste: „Ba, wat j
een kletskous! ik dacht dat hij niet meer weg
ging! Gelukkig dat zijn vrouw er niet bij was,
die gans!"
„En dan hun dochtertje, die dwingeland, die
overal aanzit als ze hier is en alles hebben
moet," viel de heer Gulden bü-
,,'t Zijn echte parvenu's, die Visschers."
„Neem me niet kwalijk," zei opeens een stem.
ik heb mijn parapluie vergeten." Mynheer
Visscher was teruggekomen. Met üver begon
het echtpaar te zoeken, slechts met moeite een
verlegen lachje onderdrukkend.
„O, hier heb ik hem al," riep de heer Vis
scher eindelijk en greep de parapluie, die zijn
bezorgde vrouw hem had opgedrongen met de
uitdrukkelijke vermaning erbij, deze toch voor
al nergens te laten staan. De familie Gulden
begon opnieuw haar vriend duizend groeten
voor zijn gezin od te dragen. Maar ditmaal
sloten ze de voordeur beter, toen de heer Vis
scher den hoek was omgegaan.
„Hü heeft gehoord wat wü gezegd hebben,"
begon mevrouw Gulden.
„Denk je dat," vroeg haar man.
„Men hoort altüd wat men niet moet
hooren," antwoordde onverwachts de stem van
hun logé de heer Leest; deze had zich tijdens
het bezoek van den heer Visscher afzüdig ge
houden en was in 't prieel op een bank blijven
zitten. „Ik heb tenminste in 't priëel duidelijk
elk woord verstaan."
„Dan moet hü wel heel woedend op ons zün,"
zei mevrouw, en daar zij een goedhartige vrouw
was, deed het haar leed. „Maar hoe dikwijls
spreken wü zoo onbezonnen! Een lang bezoek,
mijnheer Visscher weet nooit van weggaan,
maakt iemand werkelijk ongeduldig. Maar
daarom is de zaak niet minder pijnlijk. Had jü
er niet aan kunnen denken," zei ze heftig tot
haar man.
„Wü denken er nooit aan," beweerde kalm
de oude heer Leest. „Daarvan kunt ge u 't
test overtuigen als ge zelf eens uw parapluie
iaat staan, wat ik u echter niet z°u aam-aden!"
De heer en mevrouw Gulden keken hem vra
gend aan.
Sinds jaren waren zü reeds met Leest goed
bevriend.
Het was een gezellige oude heer, in elk op
zicht te vertrouwen en zij hielden veel van
hem, hoewel zü onder elkaar wel eens om
zijn kleine zwakheden en malle gewoonten
lachten. Zün onfortuinlijk huwelijk had hun
wel eens meermalen stof tot schertsen en pra
ten gegeven. Wei niet boosaardig, doch alleen
zooals men wel eens over iemand praat, die pas
de hielen gelicht heeft.
De toon, waarop de heer Leest daareven ge
sproken had, maakte hen* eenigszins verlegen
en herinnerde hen aan eenzelfde voorval, dat
vroeger gebeurd was: na een bezoek van hun
vriend hadden zij eens zeer open over hem ge
sproken en plotseling had zijn stem zooals die
van den heer daareven zeer verlegen gezegd:
„Neem me niet kwalük, ik heb mijn parapluie
laten staan."
Maandenlang hadden zij gemeend dat mün
heer Leest hen verstaan moest hebben, vooral
omdat zün bezoeken zeldzamer werden, later
hadden zij er niet meer aan gedacht. Maar nu
riep de eigenaardige toon. waarop de oude heer
gesproken had, hun die reeds vergeten pijnlijke
geschiedenis weer voor den geest. Om een ein-
Nadat Oom Syney, die half bedwelmd was,
weer geheel hersteld was, werden wü naar de
residentie van de piraten-koningin terugge
voerd. Omdat wü haar beleedigd hadden, duld
de zü ons niet meer op de boerderü. Ons ver-
blüf zou zün een grot, dicht bü haar verblüf-
plaats en dus niet ver van het terrein waarop
we gedaald waren.
Door de ervaring der laatste dagen raakten
we met onze bewakers op goeden voet. Wat hun
betreft zouden we gerust kunnen vluchten, maar
dat zou hun het leven kosten en daarom moes
ten ze ons wel bewaken. Intusschen zette Ame
rican Pete een ontvluchtingsplan in elkaar en
maakte in het geheim ons vliegtuig startklaar.
Op een warmen middag sloegen wü onze slag.
De bewakers, die in de heete zon lagen te dom
melen, overvielen we en bonden ze met stevige
touwen.
Ze brulden om het hardst, maar de boerderü
lag te ver weg dan dat ze het daar konden
hooren. We renden naar ons toestel, brachten
de propeller in beweging, stapten in de cabine
en even later vlogen we weg in Zuidelijke rich
ting. Ik zag, dat de bewoners van de boerderij
vol spanning naar het toestel keken, maar ze
hadden niet in de gaten, dat wij het waren,
want geen geweer werd op ons toestel gericht.
Door onze vluchten met Lai-Tsjo-Sjan had
den we voldoende olie en benzine aan-boord en
oom en ik losten elkaar af aan den stuurstoel.
Zoo vlogen we ook heel den nacht door en
landden pas den volgenden dag te Nanking,
den zetel der Chineesche regeesing. Allereerst
verzonden wij een telegram naar onze families
om hun onze geslaagde vlucht mee te deelen.
We hoopten maar, dat intusschen geen onder
handelaars met een losgeld in contact met ae
piratenkoningin waren getreden, want na onze
vlucht was zü natuurlük voor elk aannemelijk
bod te vinden.
de te maken aan de verlegenheid vroeg de heer
Gulden spontaan:
„Waarom zegt u dat? Is 't u vaak gebeurd
dat u de parapluie staan liet?"
Münheer Leest antwoordde niet dadelük
en keek ernstig. Doch daarna sprak hij met een
goedigen glimlach:
..Ja, dat is mü vaak gebeurd De eerste keer
was het geheel onwillekeurig, maar later deed
ik het met opzet tot op den dag, dat ik den
moed niet had het regenscherm te halen in een
huis waar ik het had laten staan.
„Vertel dat eens nader" zei mevrouw Gulden
die heimelijke kwellingen doorstond. Is het een
geschiedenis."
„Nu dan, luister," sprak de logé.
„In een tijd, die ver achter me ligt, kwam ik
vaak bij een
familie, die me f'
mij steeds met pCLVClftlllie
gejuich, nam i
mijn hoed en
stok af, schoof een stoel voor me aan en noo-
éigde me ten eten. En ik gelooide maar al te
graag dat men van mü hield. Tot op een goe
den dag
„Wat op een goeden dag," herhaalde de heer
Gulden, die zichtbaar opgewonden aan zijn
baard plukte.
„Toen kwam ik terug om mün parapluie te
halen en hoorde ik dat de man zei: „Misschien
laat hij wel een deel van zün vermogen na, als
hy niet te gierig is."
En zijn vrouw voegde er aan toe: „Hü, die
ouwe vrek."
Hoe zal ik zeggen wat ik büdie woorden
voelde? Ik was als versteend, verpletterd. Dus
niet van mij hielden deze goede lieve vrienden,
maar van mijn geld! Mün geld golden die har
te lüke begroetingen, die warme handdrukken,
öe beste plaats bü den haard! Ik zelf was
slechts de gierige ouwe vrek!
„Hé," vielden de Guldens hier in, „dat was
slecht van hen, want wie u kent...."
Münheer Leest glimlachte met een droevig
lachje.
„Ik moet aannemen," vervolgde hij, „dat de
meeste van mün vrienden mij zeer slecht ken
den, want allen bü wie ik mün regenscherm
vergat, opzettelük vergat, maakten zich vroolük
om mij, zoodra ik mijn hielen gelicht had.
„Die arme duivel," zei eens de man, en zün
vrouw voegde er bij: zag je hoe verlegen hij
werd, toen het gesprek op lastige aanstellerige
vrouwen kwam. Hü moest zich wat flinker too-
nen, niet zoo laf, daar erger ik me telkens aan.
Ja, bespraakt is hij niet, altüd datzelfde on
derwerp, 'twordt vervelend!"
Dat waren ook goede trouwe vrienden, die
zoo over me spraken. Nog zie ik het open ge
zicht van den vriend en het lieve lachje der
gastvrouw, voor me."
De Guldens wisselden een angstvalligen blik.
„Sinds dien tijd," vertelde münheer Visscher
verder, „werd ik beheerscht door het verlangen
te weten hoe mijn vrienden over me dachten
en over mü spraken. Ik leerde het bitter smar-
telijk genot kennen, de maskers te 'zien vallen
en tot in het diepste der zielen te zien. Ik ver
nederde mü tot een nieuwsgierigheid die me
in mün eigen oogen verlaagde. Ik luisterde aan
de deuren en altüd, bijna altüd hoorde ik hoe
de menschen, die mij met vriendelükheid en
beleefdheid overstelpt hadden, me achter mün
rug hoonden. Ik kon nooit deze behoefte aan
liegen, deze veinzerü, deze bedrieglüke bemin
nelijkheid begrüpen. Eens werd ik in de gang
door de kinderen van hen, die ik behandelde,
verrast. De heldere onderzoekende blik van den
kleinen jongen genas me voor goed. Ik senaam-
de me over me zelf, zooals ik me tot dien tijd
over anderen had geschaamd. Ik weerstond
verder de verzoeking te hooren, hoe zü, die mü
pas hadden toegelachen, mij beoordeelden. Het
begon me onverschillig te worden en dat was
ook een der redenen, waarom ik me meer en
meer van de menschen terug trok.
Mijnheer Gulden keek zijn vriend terneer
geslagen aan. Ook zün vrouw kon haar
schaamte en deelneming niet verbergen. „Wat
hebt gij geleden, arme man!" En met zachte
stem, de oogen afwendend, vroeg ze:
„Zeg, hebt ge uw parapluie ook bü ons ver
geten?"
„Ja, eens!"
De heer en mevrouw Gulden bloosden sterk.
„Waart ge erg boos?"
„Een beetje bedroefd, het eerste oogenblik.
Maar uit het feit dat ik terugkwam, kunt ge
nagaan hoezeer ik u genegen was." En vrien-
delük vervolgde hü:
„Allemaal hebben we onze fouten. Laten we
nooit het woord vergeten: „Wat gü niet wilt
dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander
niet, en," voegde hü er met een glimlachje
aan toe:
„Vergeten we toch nooit onze parapluie!"
De jacht in de Sovjet-Unie heeft in de eerste
tien maanden van 1934 een record opgeleverd.
Gedood werden 440.000 stuks wild tegen 279.000
in dezelfde periode van het vorig jaar.
Onder de buit bevonden zich 190.000 zee
honden, 155.000 Groenlandsche robben, 78.000
dolfijnen, 4640 zeekalveren, 496 sneeuwhazen
en 342 walrussen. De zeehonden werden gevan
gen in de Kaspische zee en de Witte zee en de
dolfünen in de Zwarte zee.
A 11- °P dlt Wad zün Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t»t werkendoor f O Cfk bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f IOC Mj. verlies van een f Cfk bij een breuk van f /tfk bü verlies van 'n
A>llC aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen «JC/l/l/»- verlies van heide armen, belde beenen of beide oogen 1 tsf/« doodelijk.cn afloop I een voet of een oog f fav, duim of wysvinger I cl l/« been of arm anderen vinger
2
rtZoo denk ik er ook over, mevrouw."
„Ja," zei lady Coote. ,,Ja zeker"
„Ik dacht wel dat u het goed zoudt vinden,
mevrouw," zei Mac Donald.
„O zeker," zei lady Coote weer.
Mac Donald groette, volmaakt ln vorm, en
ging heen.
Lady Coote zuchtte ongelukkfg en keek hem
na. Jimmy Thesiger, nu voldoende van niertjes
en spek voorzien, kwam naast haar op het ter
ras staan, en zuchtte, maar op een heel andere
manier.
„Verrukkelüke morgen, hè," merkte hü op.
„Ja?" zei lady Coote verstrooid, „o ja; fk
geloof het wel. Het was me niet zoo opgeval
len."
„Waar zün de anderen? Zün die aan het
loeien op het meer?"
„Dat denk ik wel. Ik bedeel: het zou me niet
Verwonderen, als het zoo was."
Lady Coote draafde zich om en snelde plot
seling weer naar binnen. Tredwell stond Juist
den koffiepot te beküken.
„O lieve hemel," zei lady Coote. „Is münheer-
mijnheer...."
„Wade, mevrouw?"
,,Ja, münheer Wade. Is hü nóg niet beneden?"
„Neen, mevrouw."
„Het ïs toch al heel laat."
„Ja, mevrouw."
,,0 lieve hemel. Ik denk, dat hü toch wel óóit
beneden zal komen, Tredwell?"
„O ongetwüfeld, mevrouw. Gisterenmorgen
kwam münheer Wade om half twaalf beneden,
mevrouw."
Lady Coote keek naar de klok. Het was nu
twintig minuten vóór twaalf. Opeens kreeg ze
een opwelling van menschelük meegevoel.
,,Het is erg vervelend voor jou, Tredwell, dat
je af moet ruimen en dan om één uur de
lunch weer klaar moet hebben."
„Ik ben de manieren van jonge heeren ge
woon, mevrouw."
Het verwüt was waardig maar onmiskenbaar.
Aldus zou een kerkvorst een Turk of een onge-
loovige terechtwüzen, dfe zonder het te weten
en te goeder trouw een ongepastheid begaan
had. Lady Coote bloosde voor de tweede maal
dien morgen.
Maar er kwam een welkome onderbreking.
De deur ging open en een ernstige jonge man
met een bril op ,stak zün hooofd naar bfnnen.
„O bent u hier lady Coote. Sir Oswald heeft
om u gevraagd."
„O, ik zal direct naar hem toegaan, münheer
Bateman."
Lady Coote snelde weg.
Rubert Bateman, sir Oswald's particuliere
secretaris ging langs de andere züde de kamer
uit, door de glazen deur, waarin Jimmy Thesi'ger
nog beminnelük stond te luieren.
„Goeien morgen, Pongo," zei Jimmy. „Ik moet
die vervelende meisjes aangenaam bezig houden.
Ga je mee?"
Bateman schudde met het hoofd van neen,
en snelde het terras langs en weer naar binnen
door de bibliotheekdeur. Jimmy grinnikte ver
maakt over den aftocht. Hü en Bateman waren
samen op school geweest, toen was Bateman nog
maar een ernstige jongen met een bril op ge
weest en had den bünaam Pongo gekregen, nie
mand wist waarom.
Pongo, bedacht Jimmy, was nu zoowat dezelfde
ezel als toen. De woorden: Life is earnest, life is
real" hadden wel speciaal voor hem geschreven
kunnen zün.
Ji'mmy geeuwde en kuierde langzaam naar
den vüver. Met haar gedrefën waren daar de
meisjes het gewone soort, twee met donkere
opgeknipte kopjes en één met een blond opge
knipt kopje. De eene, die het meest giechelde
heette (dat dacht hü tenminste) Helen, en de
tweede heette Nancy, en de derde werd om de
een of andere reden aangesproken als Soeks.
Bij hen waren zijn twee vrienden Bill Eversle. gh
en Ronny Devereux, die beiden een louter deco
ratieve positie bekleedden aan het ministerie van
Buitenlandsche Zaken.
„Hallo," zei Nancy (of misschien was het
Helen). „Het is Jimmy. Waar is.hoe heet hü
ook weer?"
„Je wilt toch zeker niet zeggen," zei Bfll
Eversleigh, „dat Gerry Wade nog niet op Is?
Daar moet iets aan gedaan worden."
„Als hü niet oppast zal hü het den een of
anderen dag heelemaal zonder ontbijt moeten
stellen," zei Ronny Devereux, „en bemerken
dat het lunch- of thee-tijd is, als hü naar be
neden komt gerold."
„Het is schande," zei het meisje, dat Soeks
heette. „Omdat het lady Coote zoo hindert. Ze
gaat hoe langer hoe meer lijken od een kip, die
haar ei niet kwüt kan. Het is te erg."
„Laten we hem uit het bed trekken," stelde
Bill voor. „Kom mee, Jimmy."
„O laten we subtieler zijn," zei het meisje dat
Soeks heette.
Subtiel was een woord waar ze nogal voor
keur voor had. 'Ze gebruikte het heel dikwijls.
„Ik ben niet subtiel," zei Jimmy. „Ik weet niet
hoe ik dat moet aanleggen.'
„Laten we met zün allen morgen iets uitha
len," stelde Ronny vrü graag voor. „Weet je.
we zullen hem om zeven uur op laten staan.
Het huishouden op stelten. Tredw/ell verliest
zün valschen snor en laat den theepot vallen
Lady Coote wordt hysterisch en valt flauw in
Bill's armen, daar Bill het zwaarst gebouwd is.
Pongo drukt zün emotie uit door zün bril op deii
grond te werpen en er op te stampen."
„Je kent Gerry niet," zei Jimmy. „Ik geloof
wel dat een massa koud water hem misschien
wakker zou kunnen maken, dat wil zeggen als
het oordeelkundig gegooid werd. Maar hü zou
zich slechts omdraaien en weer gaan slapen."
„O, we moeten iets subtielers vi'nden dan koud
water," zei Soeks,
„Nu, wat dan?" vroeg Ronny kortaf.
Niemand had een antwoord klaar.
„We moesten toch iets er op vinden" zei Bill.
„Wie heeft er goede hersens?"
„Pongo," zei Jimmy. „En hier is hij, haastig
voorbüsnellend als gewoonlijk. Pongo heeft altijd
goeie hersens gehad. Dat is van zün jeugd af
zün ongeluk geweest. Laten we Pongo eraan zet
ten."
Münheer Bateman luisterde geduldig naar een
eenigszins onsamenhangede uiteenzetting. Zijn
houding was die van een vogel op het punt om
weg te vliegen. Zonder tijd te verliezen gaf hü
zün oplossing van het geval.
„Ik zou een wekker voorstellen," zei hü vlug
„Ik gebruik er zelf altüd een, omdat ik bang
ben me te verslapen. Ik heb namelük ondervon
den, dat zelfs mün morgenriiee, die geruisch-
loos binnen gebracht wordt, soms niet in staat
is me te doen ontwaken."
Hij snelde weg.
„Een wekker?" Ronny schudde het hoofd.
„Eén wekker? Er zouden er een dozijn noodïg
zün om Gerry Wade in zijn slaap te hinderen."
„Nou en waarom niet?"
Bill was opgewonden en meende het.
„Ik weet het. Ik heb het gevonden. Laten
we alle maal naar Market Basing gaan en elk
een wekker koopen.'"
Ze lachten en discuteerden. Bill en Ronny
gtngen weg om auto's te bemachtigen. Jimmy
werd weggezonden om te spionneeren in de
buurt de eetkamer. Hü kwam heel gauw
terug.
„Hij is er, hoor. Hü haalt zün verloren tüd
in, geroosterd brood en marmelade verslinden
de. Hoe kunnen we beletten, dat mij met ons
meegaat?"
Ze besloten naar lady Coote te gaan en haar
te zeggen, dat ze hem bezig houden moest.
Jimmy en Nancy namen die taak op zich. Lady
Coote was verbijsterd en bang.
„Een grap? Je zult toch wel voorzichtig zün
jongelui. Ik bedoel: je zult de meubels toch niet'
stuk maken of ze vernielen "of met te veel water
gooien? Jullie weet dat we de volgende week
weer uit het huis moeten. Ik zou niet graag
hebben, dat lord Caterham vond, dat...."
Bill, die was teruggekeerd van de garage viel
haar geruststellend in de rede.
„Maar u daar niet bezorgd over, lady Coote.
Ik ben heel goed bevriend met Bundle Brent
lord Caterhams dochter en die staat nergens
voor stil, absoluut nergens voor. Dat kunt u van
me aannemen. En bovendien zullen we niets be
schadigen. Dit is een heel rustig gevalletje."
„Heel subtiel," zei het meisje dat Soeks
heette.
Lady Coot ging met een droevige uitdrukking
op haar gelaat het terras langs, toen Gerald
Wade uit de eetkamer kwam. Jimmy Thesiger
was een blonde engelachtige jongeling. En al
wat men kon zeggen van Gerald Wade was dat
zijn gebrek aan gelaatsuitdrukking Jimmy's ge
laat, door het contrast, een heel intelligent
voorkomen verleende.
.(Wordt vervolgd)