Vrijgestelden uit de lagere
bestuurscolleges
Het ontzettend auto-ongeluk
te Munsterscheveld
De brief
van den dood
Smokkelaffaire
ontdekt
WIJZIGING KIESWET
MARIA ONZE MIDDELARES NAAST
JEZUS ONZEN MIDDELAAR
HET GEREDDE MEISJE
OVERLEDEN
VRIJDAG 28 DECEMBER 1934
Bezwaren geopperd in de Tweede
Kamer tegen de voorgestelde
maatregelen
Strijdig met Grondwet?
De waarborgsom
Grondwetschennis
Vrijgestelden
Andere middelen
Mgr. T. van Valenberg
Levensloop van den nieuw be-
noemden Apostolisch Vi
caris van Nederlandsch
Borneo
Protestdemonstratie
met auto's
Een honderdtal vrachtwagens
nam er aan deel
UIT DE STAATSCOURANT
ZOO JUIST VERSCHENEN:
PROF. C. FRIETHOFF O.P.
(No. 7 van de Serie „WAARHEID EN LEVEN")
PRIJS INGENAAID, 116 blzf 1.15
N.V. PAUL BRAND'S UITGEVERSBEDRIJF - HILVERSUM
Volgens den eenigsten overleven
de was niet met abnormale
snelheid gereden
Relaas van ooggetuige
Een ooggetuige vertelt
Twee handelaren in verdoovende
middelen te Driebergen op
heeterdaad betrapt
Onderzoek duurt voort
DETECTIEVE-ROMAN VAN A. FIELDING
Aan het Voorloopig Verslas der Tweede Ka
mer over toet wetsontwerp tot wijziging en aan
vulling van de Kieswet, de provinciale wet en
de gemeentewet is het volgende ontleend:
Bij verscheidene leden bestond in het al
gemeen bedenking tegen het nemen van wette
lijke maatregelen tegen bestrijding van kleine
partijen. Deze leden vestigden er de aandacht
op, dat welhaast alle partijen klein zijn begon
nen. Verscheidene daarvan hebben zich tot par
tijen van een zekere, sommige zelfs van groe
ten omvang uitgezet. Omgekeerd zijn in den
loop der jaren ook groote partijen ten gevolge
van splitsing of doordat haar aanhang vermin
derde, tot kleine afmetingen teruggebracht of
zelfs geheel verdwenen. Niemand aldus de
hier aan het woord zijnde leden zal kun
nen volhouden, dat in het algemeen genomen
de stem, welke die partijen of partijtjes, elk.
voor zich hebben doen hooren, niet het hare
heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van het
staatkundig leven in ons land en tot de vorming
van de politieke constellatie, welke wij thans
kennen.Worden de kleine partijen in haar voort
bestaan en ontwikkeling belemmerd, dan zal
de voortgang van de boven geschetste wissel
werking worden tegengehouden en een verstar
ring van de thans groote partijen plaats hebben,
welke aan het politieke leven niet ten goede
kan komen.
Benige leden konden in de hier bedoelde maat
regelen niet veel anders zien dan een toegeven
aan het verlangen van de groote politieke par
tijen om ten koste van de kleine partijen haar
macht en die harer leiders te vergrooten.
Verscheidene andere leden achtten met de
Regeering het treffen van maatregelen als hiér
bedoeld noodzakelijk.
Het stellen van den eisch. dat bij de indie
ning van een lijst een waarborgsom wordt ge
stort, welke verbeurd is, indien op die lijst
niet een bepaald aantal stemmen wordt behaald,
vond bedenking bij sommige van de leden, die
in het algemeen tegen het nemen van maatre
gelen ter bestrijding van kleine partijen ge
kant waren.
Vele andere leden daarentegen achtten de
gedachte, dat een rem moet worden aangelegd
aan het indienen van lijsten, welke geen kans
hebben het voor een zetel benoodigde aantal
stemmen te verzamelen, zeer gezond.
Verschillende leden wezen er op, dat de eisch,
Waaraan moet worden voldaan, wil men recht
hebben op het terugontvangen van de gestor
te gelden, wel zeer hoog is gesteld.
De opvatting der Regeering, dat het gewenscht
Zou zijn door het lidmaatschap der Tweede Ka
mer, het optreden als volksvertegenwoordiger
van door kleine partijen gecandideerden onmo
gelijk te maken, werd door verscheidene leden
met klem bestreden.
Een voordeel van de aanwezigheid van een
aantal eenlingen in de Tweede Kamer noem
den sommige leden het, dat deze op bepaalde
oogenblikken bij het uiten van hun gevoelen
onafhankelijker kunnen zijn dan de leden dei-
Kamer, die rekening meten houden met het
oordeel van niet geheel gelijk denkende geest
verwanten, hetgeen aan de gedachtenwisseling
een zekere frisenheid kan geven.
Verscheidene leden stelden hiertegenover, dat
de aanwezigheid in de Tweede Kamer van de
Vertegenwoordigers van 'n niet onbelangrijk
aantal kleine partijen wel o'egelfjk de zegenrijke
werking van het parlementaire stelsel belem
mert.
Uitvoerige beschouwingen werden gewijd aan
de wijze, waarop de Regeering zich voorstelt
het door haar beoogde doel te bereiken.
Vele leden achtten het in het ontwerp ver
vatte voorstel, het verkrijgen van driemaal den
kiesdeeler als voorwaarde te stellen voor het
Verwerven van een zetel, in strijd met artikel
82 der Grondwet. De wetgever is niet bevoegd,
hetgeen met wiskunstige nauwkeurigheid even
redig te verdeelen is, opzettelijk en met voor
bedachten rade niet evenredig te verdeelen
Andere leden stelden op den voorgrond, dat
op zich zelf het voorstel van de Regeering veel
aantrekkelijks heeft. Bovenal heeft het dit
voordeel, dat het recht op het doel afgaat.
Intusschen bestond er ook voor de hier in de
laatste plaats aan het woord zijnde leden aan
leiding tegenover het hier besproken voorstel
een groote reserve in acht te nemen. Deze leden
achtten het niet een vaststaand feit, dat een
regeling als de onderhavige met de Grondwet in
Strijd is.
Zij stelden de vraag,' of het, nu op zeer ern
stige gronden de grondwettigheid van dit voor
stel betwist wordt, geen aanbeveling verdient
het terug te nemen, wijl vooral in dezen tijd
zelfs de schijn van grondwetschennis angst
vallig behoort te worden vermeden.
Andere leden verklaarden in dit verband,
vooral daarom ook tegen het voorstel der Re
geering bezwaar te hebben, wijl dat naar hun
meening door het stellen van een te hooge
grens zijn doel voorbij streeft. Op deze wijze
toch zullen ook vrij krachtige politieke groepen
uit het Parlement worden geweerd.
Vele leden, waaronder er zich ook bevonden,
die tegen het voorstel der Regeering zoowel aan
de Grondwet ontleende als andere bezwaren
hadden te berde gébracht, vestigen de aandacht
op de mogelijkheid van een andere oplossing,
in dien zin, dat het land in enkele, bijv. drie,
vier of vijf, zoo mogelijk even groote kiesdis
tricten wordt ingedeeld.
Van andere zijde verklaarde men zich ook
met een indeeling van het land in kiesdistricten
niet te kunnen vereenigen.
Een der leden vond in de tot dusver weer
gegeven beschouwingen aanleiding de bijzon
dere aandacht van de Regeering te vragen voor
de omstandigheid, dat bij aanvaarding van het
in het ontwerp vervatte voorstel of van eenige
andere regeling van gelijke strekking de ver
tegenwoordigers van vijf gezagsgetrouwe
groepen uit het Parlement zullen verdwijnen,
terwijl de communisten niet alleen zullen blij
ven, maar zelfs onder bepaalde omstandigheden
ook nog met de stemmen van een deel der ge
zagsgetrouwe elemenjten zullen kunnen worden
versterkt.
Ook het voorstel tot uitsluiting van z.g.n. vrij
gestelden van het lidmaatschap van de lagere
publiekrechtelijke colleges ontmoette bij vele
leden bedenking. Deze leden wezen er op, dat
dit voorstel een terugkomen beoogt op een niet
zoo heel lang geleden door de Tweede Kamer
met 48 tegen 30 stemmen genomen beslissing.
Het gaat zelfs nog verder dan het destijds piet
aanvaarde voorstel, dat zich bepaalde tot be
zoldigde bestuurders, terwijl alle bestuurders in
de uitsluiting worden begrepen. Daarbij komt
nog, dat tegenwoordig vele vakbonden vah par
ticuliere werknemers arbeidscontractanten, in
dienst van publieke lichamen onder hun leden
tellen, in verband waarmee ook de bestuurders
van die vakbonden door de voorgestelde uit
sluiting zouden worden getroffen.
Naar de meening der hier aan het woord
zijnde leden, draagt de op dit stuk voorgestelde
regeling een hatelijk uitzonderingskarakter.
Immers, naast die door die regeling getroffenen
zijn er zoovele anderen, die meermalen als lid
van een publiek college voor beslissingen komen
te staan, waarbij het algemeen belang met de
particuliere belangen, welke zij hebben of ver
tegenwoordigen, niet in overeenstemming is.
Men denke bijv. aan commissarissen van be
paalde maatschappijen, aan grondspeculanten,
bouwondernemers, vergunninghouders. Gaarne
zouden deze leden zien, dat de regeering een
uiteenzetting zou geven, waaruit kan blijken,
welken omvang het door haar onderstelde kwaad
heeft.
Eenige der hier aan het woord zijnde leden
meenden dat ook tegen dit onderdeel van het
ontwerp grondwettelijke bezwaren bestaan.
Vele andere leden achtten het voorstel, al is
de redactie wellicht voor verbetering vatbaar,
juist. Indien zij, die in dienst van eenig publiek
lichaam staan, van het lidmaatschap van het
besturende college van dat lichaam worden
uitgesloten mede wegens het belang, dat zij bij
bepaalde door dat college te nemen beslissingen
hebben, behoort deze overweging in sterk ver
hoogde mate te gelden voor hen, wier roeping
het is voor de belangen der aldus uitgeslotenen
te waken.
Sommige leden gaven als hun meening te
kennen, dat het middel tegen de kwaal, welke
de regeering met het hier besproken onderdeel
van het wetsontwerp wil bestrijden, op geheel
ander terrein behoort te worden gezocht, n.l.
op dat van den zuiveringseed en op dat van
de gedachtenwisseling over de personeelsbelan
gen. De zuiveringseed zou naar hun oordeel
aldus moeten worden gewijzigd, dat beloften
aan kleine groepen met betrekking tot haar
bijzonder belang, niet langer de brug kunnen
vormen waarlangs tcegang tot raad of staten
wordt verkregen. En de personeelsaangelegen
heden zouden niet langer punten van behan
deling voor openbare vergaderingen van de be
trokken colleges moeten uitmaken.
Enkele leden meenden van de gelegenheid,
dat een wijziging van de Kieswet aanhangig is,
gebruik te mogen maken om aandacht te vragen
voor de bezwaren, verbonden aan het systeem
van plaatsvervanging, dat thans geldt. Het
werkt niet bevredigend, in zooverre het voor de
opvolging een bepaalden persoon aanwijst,
waarbij uiteraard van het toeval afhangt of
de plaatsvervanger den uitgevallene inderdaad
naar behooren kan vervangen.
Voorts werd op de reeds meermalen aange
voerde gronden voor en tegen afschaffing van
den stemplicht gepleit.
Sommige leden vestigden opnieuw de aan
dacht op het feit, dat de thans geldende bepa
lingen inzake het stemmen bij volmacht in de
practijk groote bezwaren ontmoeten.
Naar de hier aan het woord zijnde leden op
merkten, kan een oplossing voor deze moei
lijkheid wellicht gevonden worden in een wij
ziging van het eerste lid van artikel 56a, waar
bij het den man veroorloofd wordt de in dat
artikel bedoelde verklaring en aanwijzing ter
secretarie van een willekeurige gemeente, mede
namens zijn vrouw, te doen.
Omtrent den levensloop van Mgr. van Valen
berg, wiens benoeming tot Apostolisch Vicaris
van Nederlandsch-Bodneo wij reeds vermeldden
ontvingen wij nog de volgende nadere bijzon
derheden.
Monseigneur Tarcisdus Hendrikus Josephus
van Valenberg werd geboren te Asten op 19
Maart 1890. Na zijn lagere studies te hebben
gedaan aan de Seraphijnsche school te Slikgat
(thans Langeweg) ontving hij op 3 October
1907 te Babberich het kleed der Minderbroe
ders-Kapucijnen met den kloosternaam Tarci-
sius. Nog tijdens zijn theologische studies werd
hij uitgekozen, om den cursus van middelbaar
Engelsch te volgen aan de R.K. Leergangen,
destijds te 's-Hertogenbosch. Van 1912 tot 1916
volgde hij dezen cursus en slaagde 1 Augustus
van dit laatste jaar in Den Haag voor het
examen Engelsch M.O. Intusschen was hij op
6 Juli 1914 tot Priester gewijd door Mgr. J.
Hofman O.P.M., tit. Bisschop van Telmesse en
Apostolisch Vicaris in China. De wijding had
plaats in de Kathedrale kerk van St. Jan te
's-Hertogenlbosch. In het provinciale kapittel
der Paters Kapucijnen van 1915 werd hij be
noemd tot professor aan het Seraphijnsch se
minarie te Langeweg, waar hij 27 September
van dit jaar in functie trad. Van dit zelfde
seminarie werd hij in 1921 Directeur. Ofschoon
zijn ambt als professor en Directeur het groot
ste deel van zijn tijd en krachten in beslag
nam, heeft hij toch nog gelegenheid gevonden
verscheidene studies op missiologisch gebied
het licht te doen zien. Als medewerker van „Het
Missiewerk" en lid van het diocesane bestuur
der Indische Missie-Vereeniging voor het Bis
dom Breda nam hij een ruim aandeel in de
missie-actie van ons land. Te zamen met P-
Kleintjens S.J. gaf hij een „Missiekaart van
Oost- en West Indië uit, en door zijn werk „De
Missie bij het Onderwijs" trachtte hij de Mis
sie-gedachte dieper te doen indringen bij
leeraaren en studenten. Begin Juni 1925 werd
hij uitverkoren, om persoonlijk te gaan mede-
arbeiden in het Missie-gebied der Nederland-
sche Kapucijnen: hij ontving zijn benoeming
tot missionaris van het Apostolisch Vicariaat
van Nederlandsch Borneo. Den 17en Septem
ber d.a.v. vertrok hij naar zijn Missiegebied.
Eerst was hij hier werkzaam te Nanga-Sedji-
ram, maar werd reeds spoedig overgeplaatst
naar Pontianak, waar hij het ambt van secre
taris van den Apostolischen Vicaris, Mgr. Pa-
cificus Bos, bekleedde. Juli 1927 werd hij be
noemd tot Vicarius delegatus, en den 23en
Maart 1928 stelde de Hoogeerw. Pater Gene
raal hem aan tot Superior Regularis, terwijl
hij in 1931 tot Pro-Vicarius van de Missie werd
benoemd. In September j.l. nam hij deel aan
de vergadering van Kerkvoogden te Giri Sonta
waar hij door zijn theoretisch en practisch in
zicht tn de problemen der missioneering aller
aandacht tot zich trok.
Wfj wenschen den nieuwen Nederlandschen
Bisschop, een zegenrijk en vruchtbaar bestuur
tot steeds grooter opbloei van het missiewerk
op Neder lanösche Borneo.
Donderdagmiddag om half vier zijn in Den
Haag ongeveer zeventig vrachtauto's gearriveerd,
waarvan het grootste deel uit de Noordelijke
provinciën afkomstig was.
Op den Benoordenhoutscheweg bij de Joseph
Israëlslaan was een politiepost opgesteld, die
ze naar de Boorlaan en de Boschlaan dirigeerde.
Hier werden zij geparkeerd op aanwijzing van
de verkeerspolitie. Bij de Boschlaan had zich
een vrij talrijk publiek verzameld. Intusschen
vormde het aantal aangekomen auto's nog niet
1 pCt. van het aantal dat aangekondigd was.
De auto's droegen biljetten waarop was gedrukt
o.a.: „Strijdt tegen benzine- en verhoogde we
genbelasting. Sluit U aan."
Men zeide ons, dat een deputatie, bestaande
uit de heeren v. d. Meent, Utrecht; v. Doorn,
Amersfoort; ir. v. d. Laan, Delfzijl en Venema,
Zwagerveen, zich naar het Departement van
Waterstaat zou begeven om de wenschen dei-
demonstranten te uiten. Men verklaarde ons, dat
deze demonstratie uitging van de Vereenigde
Bedrijfs Autohouders, welke organisatie in No
vember is opgericht, waarvan alleen in de drie
Noordelijke provinciën 7900 bedrijfsautohouders
lid zijn en waarvan ir. v. d. Laan voorzitter is.
Aan de deputatie, welke zich naar de Regee
ring begaf, werden nog toegevoegd de heeren
Popken uit Assen, H. ten Klooster van Olde-
markt (O.) en Van der Graaf van 'sGraven-
hage.
De demonstranten begaven zich in een ge
meenschappelijke wandeling van het Malieveld
naar het Plein. Hun voornemen om op het Bin
nenhof te demonstreeren konden zij niet ten
uitvoer brengen, omdat het Binnenhof do'or be
reden politie was afgezet.
De deputatie probeerde toen op het Departe
ment van koloniën Minister Colijn te spreken
te krijgen, maar deze was afwezig.
Terwijl de demonstranten op het Plein ble
ven, begaf de deputatie zich daarna naar het
Departement van Waterstaat op het Binnenhof,
waar zij verzocht door Minister Kalff te wor
den ontvangen.
Minister Kalff maakte er bezwaar tegen een
deputatie van zes personen te ontvangen, maar
stemde er in toe twee hunner te hooren. Daarop
zijn ir. van der Laan uit Delfzijl en de heer
Van der Meent uit- Utrecht bij den Minister
toegelaten.
Behalve de zeventig auto's, die gezamenlijk
aan het Haagsche Bosch arriveerden, zijn er nog
ongeveer dertig auto's aangekomen, zoodat in
totaal ongeveer een honderdtal auto's aan de
demonstratie deelnam.
Bij K.B. zijn benoemd tot ridder in de Orde
wan Oranje-Nassau: J. J. Hondong, gezag
voerder; J. J. van Balkom, eerste bestuurder:
L. D. Stolk, werktuigkundige en S. van dei-
Molen, radiotelegrafist, alen In dienst bij de
K.L.M.
Met ingang van 1 Februari is aangewezen als
directeur van het post- en telegraafkantoor te
Oosterbeek de commies bij den PTT-dlenst
H. C. Veldkamp en als directeur van het PT'i -
kantoor te Steenbergen de commies bij den
PTT-dienst H. A. H. Happé te Amsterdam
(Tkt).
door
„Naarmate de uitgave van de traktaatjes in de apologetische reeks
„Waarheid en Leven" voortschrijdt, neemt onze bewondering voor dit
waarlijk apostolische werk van Prof. Verhaar toe.
Het deeltje, dat wij thans voor ons hebben liggen is een magistrale
behandeling van het middelaarschap van Maria tusschen Christus en
de menschen. Wie het gelezen heeft zal zich bevestigd weten in. zijn
liefde tot de Moeder Gods, en mocht hij Haar nog niet kennen of
erkennen, dan kan dit traktaat ertoe bijdragen dat hij tot het inzicht
komt. Van harte aanbevolen."
Mededeelingen Orgaan v/d Kath. Jong. Werkg. Ver.
Bij inteekening op de geheele serie ontvangt men 10 korting. Zoowel
bij den Boekhandel als bij den Uitgever
kan men zich abonneeren of zijn losse nummers verkrijgbaar.
Het vreeselijk ongeluk, dat Don
derdagnacht te Munsterscheveld is
gebeurd, heeft, naar wij vernemen,
nog een slachtoffer geëischt. Een der
beide geredden, mejuffrouw A. Bu-
ter, die bewusteloos uit het water
was gehaald en later naar het Aca
demisch Ziekenhuis te Groningen
werd vervoerd, is daar Donderdag
middag aan de gevolgen overleden.
Te Zwartemeer hebben wij Donderdagmiddag
een onderhoud gehad met den eenigsten overle
vende van het vreeselijk ongeluk te Munster
scheveld, den 21-jarigen Jan van Bijlen.
Deze vertelde, hoe het gezelschap jongelui
reeds eenige dagen van tevoren de afspraak
had gemaakt, de zanguitvoering in de Gere
formeerde Kerk te Stadskanaal op Tweeden
Kerstdag te gaan bijwonen. Daarvoor waren
reeds tevoren entrée-bewijzen gekocht en was
een groote auto gehuurd. Deze bleek echter,
toen het gezelschap zou vertrekken, niet be
schikbaar te zijn en omdat de kaarten reeds
gekocht waren, werd besloten den tocht met
een kleinen wagen te ondernemen.
Woensdagavond te 12 uur zou men Stads
kanaal verlaten, doch een defect aan den auto
gaf geruimen tijd oponthoud, zoodat pas tegen
kwart over één de terugreis kon worden aan
vaard.
Voor in den auto nam plaats de bestuurder
Harm Buter en naast dezen zijn broer Lucas
Buter, op wiens knieën Harm's verloofde, Dien-
tje Meyer, plaats nam. De andere zes personen
zaten achterin den wagen.
De terugreis verliep zonder stoornis, totdat
men vlak bij de woning van het gezin Buter
de klapbrug overmoest.
Volgens van Bijlen was niet met abnor
male snelheid gereden, doch had wel bij
het nemen van de bocht de vaart wat meer
ingehouden moeten zijn. De auto dreigde
in aanraking te komen met de rechtsche
brugleuning. Om dat te vermijden, heeft de
bestuurder waarschijnlijk 't stuur te scherp
omgegooid, met het gevolg, dat de wagen
tegen de linker-brugleuning terecht kwam
en daaronder doorgleed.
„Wat er op dat oogenblik precies gebeurd is,
zou ik niet kunnen vertellen," aldus verklaarde
de heer van Bijlen. „Ik weet alleen, dat wij luid
gegild heben en dat ik, toen de auto in hel
water lag, met mijn vuist het portierraam stuk
sloeg, waarbij mijn rechterhand danig werd ge
wond. Ik kon echter door de gemaakte opening
mij op de autokap werken en heb daarna met
veel moeite mijn meisje, Antje Buter, nog kun
nen redden.
Van het verdere herinner ik mü niet vee\
anders, dan dat men ons over een ladder van
den auto gehaald heeft en dat mijn meisje be
wusteloos het café Kuipers werd binnengedra
gen. Daar hebben een paar verpleegsters zich
verder met haar bemoeid, terwijl men mij bij
de kachel zette om wat op verhaal te komen."
„Het is mij nog niet goed mogelijk." zoo ein
digde van Bijlen zijn mededeelingen, „te be
grijpen wat in die enkele oogenblikken is ge
beurd. Maar ontzettend was het wel!"
De wonde, die van Bijlen heeft opgeloopen,
is bij onderzoek gebleken niet van ernstigen
aard te zijn.
Donderdagmiddag hebben we ook een on
derhoud gehad met den heer A. Visser uit
Munsterscheveld, een der zeer weinigen, die
het vreeselijk ongeval te Munsterscheveld heb
ben gezien.
De heer A. Visser kwam met zes kameraden,
de heeren R. Wilmink, J. Bakker-, Joh. Bent-
lage, Joh. Aarling, H. Zomer en H. Mestema-
ker, per auto uit Stadskanaal, waar zij op
tweeden Kerstdag een kerstfeest hadden bij
gewoond. De heer Visser had den terugweg
naar Munsterscheveld genomen over Roswin
kel, terwijl de auto, die later verongelukte,
via Ter Apel reed. De heer Visser arriveerde
even voordat het ongeval gebeurde bij de brug.
Hier stopte hij om eenige leden van zijn ge
zelschap te laten uitstappen.
„Met groote snelheid, minstens 40 K.M.
vertelde ons dd heer Visser naderde ae
auto, die later bestuurd bleek te zijn door zijn
dorpsgenoot Harm Buter. De snelheid was hier
in verband met de te nemen bocht veel te
groot, ik stond op ongeveer tien meter afstand
van de brug en zag plotseling den auto tegen
de linkerbrugleuning botsen. De inzittenden
begonnen te gillen. Het schijnt dat de bestuur
der trachtte te remmen, waarbij de auto slipte,
de voet van den bestuurder zeer waarschijnlijk
van het rempedaal op het gaspedaal vloog,
want plotseling schoot de wagen met kracht
tegen de loshangende rechterieuning van de
brug en vloog over den kop in het kanaal. Wij
hoorden nog een slag en toen was alles stil."
„Wat deed U toen?"
„Wij holden zoo vlug wij konden naar de
plek aan den oever van het kanaal, waar cie
auto moest zijn neergekomen. Van het voer
tuig zagen wij toen alleen nog maar de kap
De rest zat onder water. Het duurde even en
toen zagen wij een der inzittenden uit den wa
gen klimmen en daarna op de kap gaan staan,
terwijl hij een meisje mee trok."
„Ik zelf ben toen direct in mijn auto gestapt
en zoo vlug mogelijk naar dokter Belksma ge
reden en heb hem toen met den auto naar cte
brug gebracht. Toen ben ik de Koninklijke Ma
rechaussee gaan waarschuwen, die direct den
gemeenteveldwachter Zoêr van het gebeurde
in kennis stelde. Per auto gingen wij zoo gauw
mogelijk naar de brug terug."
„Hoe was de toestand, toen U daar terug
keerde?"
„Mijn kameraden hadden den heer Van Bij
len en zijn verloofde intusschen bij den heer
Kuipers in het café gebracht. Verder hadden
zij ladders, palen, touw en ander reddingsma
teriaal aangebracht, doch tot zoover hadden
zij nog niemand uit den wagen kunnen halen."
De heer Visser, die nog zeer ontdaan was van
hetgeen hij had beleefd, gaf vervolgens nog
eens uitvoerig een relaas van het bergen van
de slachtoffers. Hij had zelf geholpen de lijken
op ladders naar de schuur van den heer Kui
pers te dragen.
Verder deelde hij mede, dat de weg ter plaat
se niet verlicht is. Aan den anderen kant van
de brug staat een lantaarn, doch aan den kam,
van welken de beide auto's kwamen, niet. Bij
het reddingswerk heeft de heer Visser, evenals
andere automobilisten, die later passeerden,
zijn wagen met brandende koplichten op den
wal geplaatst om het werk op het water te ver
gemakkelijken.
Naar wij vernemen is de Rijksveldwacht te
Doorn, in samenwerking met de verkeersinspec-
tie der Rijksveldwacht te Utrecht op het spoor
gekomen van een smokkelaffaire in verdooven
de middelen.
Men is er Zaterdag j.l., na een omzichtige
voorbereiding, in geslaagd twee der bedrijvers
van den misdadigen sluikhandel bij het afslui
ten van een transactie met een derden persoon,
op heeterdaad te betrappen en aan te houden,
waarbij de smokkelwaar is in beslag genomen.
De aanhouding geschiedde op den Rijks
straatweg onder de gemeente Driebergen, in
tegenwoordigheid van een rechercheur van de
Nederlandsche Centrale inzake de Bestrijding
van den Handel in Verdoovende Middelen te
Rotterdam, welke eveneens aan het opsporings
werk deelneemt. Toen de man, die als verkoo-
per van de verdoovende middelen optrad, die
op de fiets was, het goed wilde overhandigen
aan een tweeden persoon, wiens taak het was
op zijn beurt het pakket af te leveren aan den
kooper, iemand uit Den Haag, die met een
auto naar Driebergen was gekomen werden
beiden gearresteerd. Later zijn zij weer op
vrije voeten gesteld.
De smokkelwaar bleek te bestaan uit een
halve K.G. opium, waarvan de handelswaarde
ongeveer vijf gulden bedraagt en een hoeveel
heid waardeloos salicielzuur, welke den koo
per als cocaïne was aangeboden. De smok
kelaars schijnen voor dit alles een prijs te
hebben bedongen van eenige duizenden gul
dens!
Het is gebleken, dat eenige inwoners van
Driebergen bij de affaire betrokken zijn. Het
vermoeden bestaat, dat de aangehoudenen in
verbinding hebben gestaan met smokkelaars
in Zuid-Limburg.
Het onderzoek, waaraan ook de Nederland
sche Centrale te Rotterdam deelneemt, voor
zoover het op het buitenland betrekking heeft,
wordt met kracht voortgezet.
46
,,Gfnds woont een Croderès, sprak Toni,
terwijl hij in de verte wees. „Hij ts een gem
zenjager. Misschien, dat, hij iets gezien heeft,
doch het zal heel wat geld kosten, om hem aan
*t spreken te krijgen."
„Hoe dat zoo?" zei Pointer verwonderd. „Hij
Zal natuurlijk spreken, als het hem bevolen
Wordt."
Toni schudde het hoofd en keek den detec
tive hulpeloos aan.
„Bedoel je te zeggen, dat hij daar ginds was,
toen de man gedood werd?" hield Pointer aan.
Toni zweeg een oogenblik, toen legde hij utt:
„Terwijl ik op onderzoek uit was, heb ik hem
daar op zijn bergrug, gezien."
„Maar waarom zou hij niet vertellen, wat hij
zag," drong Pointer aan, die er niets van be
greep.
Toni was een en al verwarring.
„Wij, met onzen grooten tuin, hebben ge-
hoeg om van het leven," sprak hij, „maar geld
geJd genoeg voor een Croderès." Weer
schudde hij zachtjes met zijn hoofd.
„Kunnen wij dien man in zijn hut opzoeken,
die Cro Pointer wist nog niet goed, hoe hij
den vreemden naam moest uitspreken.
Als eenig antwoord knikte Toni, nadat hij
zich er van overtuigd had, dat de schoenzolen
van zijn metgezel met spijkers bezet waren.
,,En," vroeg hij, na een oogenblik, op de grot
wijzend, waar het lijk van Charteris lag, „wat
moet er met hém gebeuren?"
Pointer sloeg geen acht op de vraag.
,,Wat is een Croderès eigenlijk," zei hij, zijn
gids met belangstelling aankijkend.
Deze zette weer een hulpeloos gezicht. Hij
trachtte het uit te leggen.
„Ja, dien naam hebben ze nu eenmaal. Som
migen zeggen, dat ze ook Ladinis zijn, net als
wij. Er zijn er niet veel meer. 21e wonen tus
schen de rotsen, hoofdzakelijk in de omgeving
van Cadore."
„En ziin ze zoo verzot op geld?"
„Het zijn Croderès."
„Ja, dat weet ik nu wel. Maar waaróm zijn
ze zoo dol op geld?"
Er kwam geen antwoord meer. Poinier wist
niet, hoe hij zijn vragen moest inkleeden, om tb
weten te komen, wat de gids met Croderès
bedoelde.
Zwijgend begonnen de beide mannen het
tamelijk goed begaanbare geitenpaadje te be
klimmen, dat naar de hut van den gemzenjager
leidde. Plotseling echter opende Toni het ge
sprek weer. Hij begon te vertellen over de
Croderès. Naar Pointer uit het verhaal begreep,
was het een ras van bergbewoners. De men
schen waren mijnwerkers of jagers en zagen er
uit als gewone mannen en vrouwen, terwijl ze
ook als zoodanig leefden. In werkelijkheid een
ter, waren ze van steen. Ze kenden dus geen
menschelijke gevoelens. Liefde en haat, verdriet,
vreugde, angst, alles was hun vreemd
Een Croderès was altijd in hetzelfde humeur
en zou nooit iemand kwaad doen, maar zag hij
bijvoorbeeld een kind in het vuur vallen en
levend verbranden, dan zou hij geen hand
uitsteken, om het te redden, ook al zou het hem
slechts weinig moeite kosten. Het vreemde
menschenras was verder harteloos, gevoelloos
voor pijn, maar verstandig en zeer belust op
geld, hoewel dat eigenlijk van weinig nut voor
hen was.
Een Croderès, ten slotte, kon nfets voelen,
noch warmte, noch kou.
Pointer gevoelde zich weer, of hij in een
onbekende wereld was. Natuurlijk was dit ver
haal van Toni leuterpraat, maar zoo "reemd,
zoo geheimzinnig. Plotseling hield de gids den
pas in. Even later stonden de beide mannen
voor een wUde opening ln de rotsen. Blijkbaar
was het de ingang van een grot. In de opening
troffen zij den jager aan, die-, zijn bezoekers
van het hoofd tot de voeten opnam.
Hij was ongeveer van dezelfde lengte als Toni,
maar iets breeder gebouwd en met langere
armen. Zijn haar was even dik, doch het krulde.
Alleen zün oogen waren heel anders, vreemde,
koude, blauwe oogen als van een Siameesche
kat. Overigens was er niets eigenaardigs in zijn
zonverbrand gezicht. Hij keek tamelijk verwon
derd, doch heel goedhartig, de beide mannen
aan, ofschoon zijn oogen zeer somber waren.
„Deze mijnheer wil je spreken, Seppi," begon
Toni.
„Ik stel een onderzoek naar mijn vriend in,"
legde Poiner uit. „Hij was hier in de bergen,
gisteren voor twee weken. Kun je je misschien
't een of ander ongeluk herinneren, dat, op dfen
dag gebeurde?"
De jager antwoordde niet, keek den detective
heel kalm aan, keerde zich om en ging zijn
hol binnen, alsof hij iets wilde halen.
„Hij komt er niet eerder uit, voordat de zon
schijnt," fluisterde Toni.
Mogen we binnenkomen?" vroeg Pointer
daarop in het Italiaansch.
.JPrego, prego!" stemde de jager beleefd toe.
Hij was bezig een hertekop op te zetten en ging
rustig door aan zijn werk. Pointer keek eens
fn het hol rond. Een paar keien deden als
stoelen dienst; in het midden lag een groote
steen, die als tafel gebruikt werd en waarop eer.
klein vuur flikkerde. Hierboven stond een lijm
pot, terwijl een groote schaar en een mes, dat
bij het opzetten van dieren gebruikt wordt op
eer, kleinere steen naast de tafel lagen.
„Ik zal je goed betalen, als je me inlichtin
gen geeft," begon Pointer.
„Hoeveel?" vroeg Seppi met een schorre,
doch kalme stem.
Pointer legde tien twee-lire stukken op de
tafel, tegenover den jager en hield er zijn hand
op. Even werden de hardblauwe oogen grijs.
,,Hoe oud was u vriend, en hoe zag hij er
uit?" kwam daarop de vraag.
Pointer vertelde het.
„Ja, dan heb ik hem gezien," sprak de jager,
,,waama hij «óch omkeerde en mompelde;
„Ste li a vardar,
El Latemar."
De detective schoof hem twee geldstukken
toe.
„Hij zat op een rots in de vallei," vervolgde de
bergbewoner.
„Heb je nog iets anders gezien?" vroeg Poin
ter, terwijl hij den jager weer een geldstuk toe
schoof. Het was, of de man als een sprekende
automaat werkte; telkens, wanneer hem een
geldstuk toegeschoven werd, kwam er een vol
gend stuk van zijn verhaal,
„Ik zag, dat Toni een bergrug opklom, om te
onderzoeken, of het kortere pad begaanbaar was.
Hij hield zijn hand boven z'n oogen, omdat de
zon zoo fel scheen. Ook zag ik den ouden man
in het dal opstaan en de bocht van den weg om
gaan. Hij wilde blijkbaar in de zon zitten. Na
eenige oogenblikken kwam een andere man door
de vallei aangeloopen. Hij raapte de ijsbijl op en
naderde de kroming van den weg. Op hetzelfde
oogenblik verwijderde Toni een steen, die hem
in den weg lag. Toen de man dat geraas hoorde,
sloop hij gauw achter het vooruitspringende
rotsblok terug. Ik zag, dat hij van plan was, den
ouden man te dooden.
„Waarom schoot je niet?" viel Pointer hem In
de dede.
„Om zoodoende de gemzen op de vlucht te
jagen?" merkte de jager op. „Ik was veel te blij,
dat de man van plan was de ijsbijl te gebruiken,
en geen geweer. Hij kwam voor den tweeden
keer terug, de ijsbijl opgeheven in zijn hand. De
oude man zat met den rug naar hem toe en
bemerkte niets van het deigende gevaar. Plotse
ling sloeg de bijl neer en trof den arme op het
hoofd.
Hij viel van de rots, waarop hij zat, af."
„Kon je zien, wat Toni in dien tusschijtijd
deed?" vroeg Pointer.
„Hjj had juist die platte rots bereikt, het
plateau, vanwaar het pad, dat hij onderzoeken
wilde begint," was het antwoord.
„Kon hij den moordenaar zien?"
„Natuurlijk niet. Die ruwe rotspunt maakt dat
onmogelijk. Kijk zelf maar," merkte Seppi op.
Toen vervolgde hij: „De vreemdeling hief de
bijl weer op, doch blijkbaar was de oude reeds
dood. Daarna zag ik, hoe het slachtoffer nauw
keurig onderzocht werd: beroofd misschien; ik
kon dat niet duidelijk genoeg onderscheiden.
Vervolgens stond de moordenaar op en verwij
derde zich langs die bocht ln den weg, welke u
van hier af zien kunt. Hij was voorgoed verdwe
nen, ik zag hem niet meer terug."
„Kun je een beschrijving van hem geven?"
vroeg de detective.
De beschrijving, die volgde, was niet heel dui
delijk. De man was van middelmatige lengte,
tamelijk donker, tamelijk jong, hij had een zwa-
ren baard, droeg een slappen hoed, terwijl een
ouderwetsche cape over zijn jas geslagen was.
Zoo konden driekwart van de menschen, die
door het dal gegaan waren, er uit gezien heb
ben.
Wordt vervolgd.