Vrijgestelden uit de lagere bestuurscolleges Het ontzettend auto-ongeluk te Munsterscheveld De brief van den dood Smokkelaffaire ontdekt WIJZIGING KIESWET MARIA ONZE MIDDELARES NAAST JEZUS ONZEN MIDDELAAR HET GEREDDE MEISJE OVERLEDEN VRIJDAG 28 DECEMBER 1934 Bezwaren geopperd in de Tweede Kamer tegen de voorgestelde maatregelen Strijdig met Grondwet? De waarborgsom Grondwetschennis Vrijgestelden Andere middelen Mgr. T. van Valenberg Levensloop van den nieuw be- noemden Apostolisch Vi caris van Nederlandsch Borneo Protestdemonstratie met auto's Een honderdtal vrachtwagens nam er aan deel UIT DE STAATSCOURANT ZOO JUIST VERSCHENEN: PROF. C. FRIETHOFF O.P. (No. 7 van de Serie „WAARHEID EN LEVEN") PRIJS INGENAAID, 116 blzf 1.15 N.V. PAUL BRAND'S UITGEVERSBEDRIJF - HILVERSUM Volgens den eenigsten overleven de was niet met abnormale snelheid gereden Relaas van ooggetuige Een ooggetuige vertelt Twee handelaren in verdoovende middelen te Driebergen op heeterdaad betrapt Onderzoek duurt voort DETECTIEVE-ROMAN VAN A. FIELDING Aan het Voorloopig Verslas der Tweede Ka mer over toet wetsontwerp tot wijziging en aan vulling van de Kieswet, de provinciale wet en de gemeentewet is het volgende ontleend: Bij verscheidene leden bestond in het al gemeen bedenking tegen het nemen van wette lijke maatregelen tegen bestrijding van kleine partijen. Deze leden vestigden er de aandacht op, dat welhaast alle partijen klein zijn begon nen. Verscheidene daarvan hebben zich tot par tijen van een zekere, sommige zelfs van groe ten omvang uitgezet. Omgekeerd zijn in den loop der jaren ook groote partijen ten gevolge van splitsing of doordat haar aanhang vermin derde, tot kleine afmetingen teruggebracht of zelfs geheel verdwenen. Niemand aldus de hier aan het woord zijnde leden zal kun nen volhouden, dat in het algemeen genomen de stem, welke die partijen of partijtjes, elk. voor zich hebben doen hooren, niet het hare heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van het staatkundig leven in ons land en tot de vorming van de politieke constellatie, welke wij thans kennen.Worden de kleine partijen in haar voort bestaan en ontwikkeling belemmerd, dan zal de voortgang van de boven geschetste wissel werking worden tegengehouden en een verstar ring van de thans groote partijen plaats hebben, welke aan het politieke leven niet ten goede kan komen. Benige leden konden in de hier bedoelde maat regelen niet veel anders zien dan een toegeven aan het verlangen van de groote politieke par tijen om ten koste van de kleine partijen haar macht en die harer leiders te vergrooten. Verscheidene andere leden achtten met de Regeering het treffen van maatregelen als hiér bedoeld noodzakelijk. Het stellen van den eisch. dat bij de indie ning van een lijst een waarborgsom wordt ge stort, welke verbeurd is, indien op die lijst niet een bepaald aantal stemmen wordt behaald, vond bedenking bij sommige van de leden, die in het algemeen tegen het nemen van maatre gelen ter bestrijding van kleine partijen ge kant waren. Vele andere leden daarentegen achtten de gedachte, dat een rem moet worden aangelegd aan het indienen van lijsten, welke geen kans hebben het voor een zetel benoodigde aantal stemmen te verzamelen, zeer gezond. Verschillende leden wezen er op, dat de eisch, Waaraan moet worden voldaan, wil men recht hebben op het terugontvangen van de gestor te gelden, wel zeer hoog is gesteld. De opvatting der Regeering, dat het gewenscht Zou zijn door het lidmaatschap der Tweede Ka mer, het optreden als volksvertegenwoordiger van door kleine partijen gecandideerden onmo gelijk te maken, werd door verscheidene leden met klem bestreden. Een voordeel van de aanwezigheid van een aantal eenlingen in de Tweede Kamer noem den sommige leden het, dat deze op bepaalde oogenblikken bij het uiten van hun gevoelen onafhankelijker kunnen zijn dan de leden dei- Kamer, die rekening meten houden met het oordeel van niet geheel gelijk denkende geest verwanten, hetgeen aan de gedachtenwisseling een zekere frisenheid kan geven. Verscheidene leden stelden hiertegenover, dat de aanwezigheid in de Tweede Kamer van de Vertegenwoordigers van 'n niet onbelangrijk aantal kleine partijen wel o'egelfjk de zegenrijke werking van het parlementaire stelsel belem mert. Uitvoerige beschouwingen werden gewijd aan de wijze, waarop de Regeering zich voorstelt het door haar beoogde doel te bereiken. Vele leden achtten het in het ontwerp ver vatte voorstel, het verkrijgen van driemaal den kiesdeeler als voorwaarde te stellen voor het Verwerven van een zetel, in strijd met artikel 82 der Grondwet. De wetgever is niet bevoegd, hetgeen met wiskunstige nauwkeurigheid even redig te verdeelen is, opzettelijk en met voor bedachten rade niet evenredig te verdeelen Andere leden stelden op den voorgrond, dat op zich zelf het voorstel van de Regeering veel aantrekkelijks heeft. Bovenal heeft het dit voordeel, dat het recht op het doel afgaat. Intusschen bestond er ook voor de hier in de laatste plaats aan het woord zijnde leden aan leiding tegenover het hier besproken voorstel een groote reserve in acht te nemen. Deze leden achtten het niet een vaststaand feit, dat een regeling als de onderhavige met de Grondwet in Strijd is. Zij stelden de vraag,' of het, nu op zeer ern stige gronden de grondwettigheid van dit voor stel betwist wordt, geen aanbeveling verdient het terug te nemen, wijl vooral in dezen tijd zelfs de schijn van grondwetschennis angst vallig behoort te worden vermeden. Andere leden verklaarden in dit verband, vooral daarom ook tegen het voorstel der Re geering bezwaar te hebben, wijl dat naar hun meening door het stellen van een te hooge grens zijn doel voorbij streeft. Op deze wijze toch zullen ook vrij krachtige politieke groepen uit het Parlement worden geweerd. Vele leden, waaronder er zich ook bevonden, die tegen het voorstel der Regeering zoowel aan de Grondwet ontleende als andere bezwaren hadden te berde gébracht, vestigen de aandacht op de mogelijkheid van een andere oplossing, in dien zin, dat het land in enkele, bijv. drie, vier of vijf, zoo mogelijk even groote kiesdis tricten wordt ingedeeld. Van andere zijde verklaarde men zich ook met een indeeling van het land in kiesdistricten niet te kunnen vereenigen. Een der leden vond in de tot dusver weer gegeven beschouwingen aanleiding de bijzon dere aandacht van de Regeering te vragen voor de omstandigheid, dat bij aanvaarding van het in het ontwerp vervatte voorstel of van eenige andere regeling van gelijke strekking de ver tegenwoordigers van vijf gezagsgetrouwe groepen uit het Parlement zullen verdwijnen, terwijl de communisten niet alleen zullen blij ven, maar zelfs onder bepaalde omstandigheden ook nog met de stemmen van een deel der ge zagsgetrouwe elemenjten zullen kunnen worden versterkt. Ook het voorstel tot uitsluiting van z.g.n. vrij gestelden van het lidmaatschap van de lagere publiekrechtelijke colleges ontmoette bij vele leden bedenking. Deze leden wezen er op, dat dit voorstel een terugkomen beoogt op een niet zoo heel lang geleden door de Tweede Kamer met 48 tegen 30 stemmen genomen beslissing. Het gaat zelfs nog verder dan het destijds piet aanvaarde voorstel, dat zich bepaalde tot be zoldigde bestuurders, terwijl alle bestuurders in de uitsluiting worden begrepen. Daarbij komt nog, dat tegenwoordig vele vakbonden vah par ticuliere werknemers arbeidscontractanten, in dienst van publieke lichamen onder hun leden tellen, in verband waarmee ook de bestuurders van die vakbonden door de voorgestelde uit sluiting zouden worden getroffen. Naar de meening der hier aan het woord zijnde leden, draagt de op dit stuk voorgestelde regeling een hatelijk uitzonderingskarakter. Immers, naast die door die regeling getroffenen zijn er zoovele anderen, die meermalen als lid van een publiek college voor beslissingen komen te staan, waarbij het algemeen belang met de particuliere belangen, welke zij hebben of ver tegenwoordigen, niet in overeenstemming is. Men denke bijv. aan commissarissen van be paalde maatschappijen, aan grondspeculanten, bouwondernemers, vergunninghouders. Gaarne zouden deze leden zien, dat de regeering een uiteenzetting zou geven, waaruit kan blijken, welken omvang het door haar onderstelde kwaad heeft. Eenige der hier aan het woord zijnde leden meenden dat ook tegen dit onderdeel van het ontwerp grondwettelijke bezwaren bestaan. Vele andere leden achtten het voorstel, al is de redactie wellicht voor verbetering vatbaar, juist. Indien zij, die in dienst van eenig publiek lichaam staan, van het lidmaatschap van het besturende college van dat lichaam worden uitgesloten mede wegens het belang, dat zij bij bepaalde door dat college te nemen beslissingen hebben, behoort deze overweging in sterk ver hoogde mate te gelden voor hen, wier roeping het is voor de belangen der aldus uitgeslotenen te waken. Sommige leden gaven als hun meening te kennen, dat het middel tegen de kwaal, welke de regeering met het hier besproken onderdeel van het wetsontwerp wil bestrijden, op geheel ander terrein behoort te worden gezocht, n.l. op dat van den zuiveringseed en op dat van de gedachtenwisseling over de personeelsbelan gen. De zuiveringseed zou naar hun oordeel aldus moeten worden gewijzigd, dat beloften aan kleine groepen met betrekking tot haar bijzonder belang, niet langer de brug kunnen vormen waarlangs tcegang tot raad of staten wordt verkregen. En de personeelsaangelegen heden zouden niet langer punten van behan deling voor openbare vergaderingen van de be trokken colleges moeten uitmaken. Enkele leden meenden van de gelegenheid, dat een wijziging van de Kieswet aanhangig is, gebruik te mogen maken om aandacht te vragen voor de bezwaren, verbonden aan het systeem van plaatsvervanging, dat thans geldt. Het werkt niet bevredigend, in zooverre het voor de opvolging een bepaalden persoon aanwijst, waarbij uiteraard van het toeval afhangt of de plaatsvervanger den uitgevallene inderdaad naar behooren kan vervangen. Voorts werd op de reeds meermalen aange voerde gronden voor en tegen afschaffing van den stemplicht gepleit. Sommige leden vestigden opnieuw de aan dacht op het feit, dat de thans geldende bepa lingen inzake het stemmen bij volmacht in de practijk groote bezwaren ontmoeten. Naar de hier aan het woord zijnde leden op merkten, kan een oplossing voor deze moei lijkheid wellicht gevonden worden in een wij ziging van het eerste lid van artikel 56a, waar bij het den man veroorloofd wordt de in dat artikel bedoelde verklaring en aanwijzing ter secretarie van een willekeurige gemeente, mede namens zijn vrouw, te doen. Omtrent den levensloop van Mgr. van Valen berg, wiens benoeming tot Apostolisch Vicaris van Nederlandsch-Bodneo wij reeds vermeldden ontvingen wij nog de volgende nadere bijzon derheden. Monseigneur Tarcisdus Hendrikus Josephus van Valenberg werd geboren te Asten op 19 Maart 1890. Na zijn lagere studies te hebben gedaan aan de Seraphijnsche school te Slikgat (thans Langeweg) ontving hij op 3 October 1907 te Babberich het kleed der Minderbroe ders-Kapucijnen met den kloosternaam Tarci- sius. Nog tijdens zijn theologische studies werd hij uitgekozen, om den cursus van middelbaar Engelsch te volgen aan de R.K. Leergangen, destijds te 's-Hertogenbosch. Van 1912 tot 1916 volgde hij dezen cursus en slaagde 1 Augustus van dit laatste jaar in Den Haag voor het examen Engelsch M.O. Intusschen was hij op 6 Juli 1914 tot Priester gewijd door Mgr. J. Hofman O.P.M., tit. Bisschop van Telmesse en Apostolisch Vicaris in China. De wijding had plaats in de Kathedrale kerk van St. Jan te 's-Hertogenlbosch. In het provinciale kapittel der Paters Kapucijnen van 1915 werd hij be noemd tot professor aan het Seraphijnsch se minarie te Langeweg, waar hij 27 September van dit jaar in functie trad. Van dit zelfde seminarie werd hij in 1921 Directeur. Ofschoon zijn ambt als professor en Directeur het groot ste deel van zijn tijd en krachten in beslag nam, heeft hij toch nog gelegenheid gevonden verscheidene studies op missiologisch gebied het licht te doen zien. Als medewerker van „Het Missiewerk" en lid van het diocesane bestuur der Indische Missie-Vereeniging voor het Bis dom Breda nam hij een ruim aandeel in de missie-actie van ons land. Te zamen met P- Kleintjens S.J. gaf hij een „Missiekaart van Oost- en West Indië uit, en door zijn werk „De Missie bij het Onderwijs" trachtte hij de Mis sie-gedachte dieper te doen indringen bij leeraaren en studenten. Begin Juni 1925 werd hij uitverkoren, om persoonlijk te gaan mede- arbeiden in het Missie-gebied der Nederland- sche Kapucijnen: hij ontving zijn benoeming tot missionaris van het Apostolisch Vicariaat van Nederlandsch Borneo. Den 17en Septem ber d.a.v. vertrok hij naar zijn Missiegebied. Eerst was hij hier werkzaam te Nanga-Sedji- ram, maar werd reeds spoedig overgeplaatst naar Pontianak, waar hij het ambt van secre taris van den Apostolischen Vicaris, Mgr. Pa- cificus Bos, bekleedde. Juli 1927 werd hij be noemd tot Vicarius delegatus, en den 23en Maart 1928 stelde de Hoogeerw. Pater Gene raal hem aan tot Superior Regularis, terwijl hij in 1931 tot Pro-Vicarius van de Missie werd benoemd. In September j.l. nam hij deel aan de vergadering van Kerkvoogden te Giri Sonta waar hij door zijn theoretisch en practisch in zicht tn de problemen der missioneering aller aandacht tot zich trok. Wfj wenschen den nieuwen Nederlandschen Bisschop, een zegenrijk en vruchtbaar bestuur tot steeds grooter opbloei van het missiewerk op Neder lanösche Borneo. Donderdagmiddag om half vier zijn in Den Haag ongeveer zeventig vrachtauto's gearriveerd, waarvan het grootste deel uit de Noordelijke provinciën afkomstig was. Op den Benoordenhoutscheweg bij de Joseph Israëlslaan was een politiepost opgesteld, die ze naar de Boorlaan en de Boschlaan dirigeerde. Hier werden zij geparkeerd op aanwijzing van de verkeerspolitie. Bij de Boschlaan had zich een vrij talrijk publiek verzameld. Intusschen vormde het aantal aangekomen auto's nog niet 1 pCt. van het aantal dat aangekondigd was. De auto's droegen biljetten waarop was gedrukt o.a.: „Strijdt tegen benzine- en verhoogde we genbelasting. Sluit U aan." Men zeide ons, dat een deputatie, bestaande uit de heeren v. d. Meent, Utrecht; v. Doorn, Amersfoort; ir. v. d. Laan, Delfzijl en Venema, Zwagerveen, zich naar het Departement van Waterstaat zou begeven om de wenschen dei- demonstranten te uiten. Men verklaarde ons, dat deze demonstratie uitging van de Vereenigde Bedrijfs Autohouders, welke organisatie in No vember is opgericht, waarvan alleen in de drie Noordelijke provinciën 7900 bedrijfsautohouders lid zijn en waarvan ir. v. d. Laan voorzitter is. Aan de deputatie, welke zich naar de Regee ring begaf, werden nog toegevoegd de heeren Popken uit Assen, H. ten Klooster van Olde- markt (O.) en Van der Graaf van 'sGraven- hage. De demonstranten begaven zich in een ge meenschappelijke wandeling van het Malieveld naar het Plein. Hun voornemen om op het Bin nenhof te demonstreeren konden zij niet ten uitvoer brengen, omdat het Binnenhof do'or be reden politie was afgezet. De deputatie probeerde toen op het Departe ment van koloniën Minister Colijn te spreken te krijgen, maar deze was afwezig. Terwijl de demonstranten op het Plein ble ven, begaf de deputatie zich daarna naar het Departement van Waterstaat op het Binnenhof, waar zij verzocht door Minister Kalff te wor den ontvangen. Minister Kalff maakte er bezwaar tegen een deputatie van zes personen te ontvangen, maar stemde er in toe twee hunner te hooren. Daarop zijn ir. van der Laan uit Delfzijl en de heer Van der Meent uit- Utrecht bij den Minister toegelaten. Behalve de zeventig auto's, die gezamenlijk aan het Haagsche Bosch arriveerden, zijn er nog ongeveer dertig auto's aangekomen, zoodat in totaal ongeveer een honderdtal auto's aan de demonstratie deelnam. Bij K.B. zijn benoemd tot ridder in de Orde wan Oranje-Nassau: J. J. Hondong, gezag voerder; J. J. van Balkom, eerste bestuurder: L. D. Stolk, werktuigkundige en S. van dei- Molen, radiotelegrafist, alen In dienst bij de K.L.M. Met ingang van 1 Februari is aangewezen als directeur van het post- en telegraafkantoor te Oosterbeek de commies bij den PTT-dlenst H. C. Veldkamp en als directeur van het PT'i - kantoor te Steenbergen de commies bij den PTT-dienst H. A. H. Happé te Amsterdam (Tkt). door „Naarmate de uitgave van de traktaatjes in de apologetische reeks „Waarheid en Leven" voortschrijdt, neemt onze bewondering voor dit waarlijk apostolische werk van Prof. Verhaar toe. Het deeltje, dat wij thans voor ons hebben liggen is een magistrale behandeling van het middelaarschap van Maria tusschen Christus en de menschen. Wie het gelezen heeft zal zich bevestigd weten in. zijn liefde tot de Moeder Gods, en mocht hij Haar nog niet kennen of erkennen, dan kan dit traktaat ertoe bijdragen dat hij tot het inzicht komt. Van harte aanbevolen." Mededeelingen Orgaan v/d Kath. Jong. Werkg. Ver. Bij inteekening op de geheele serie ontvangt men 10 korting. Zoowel bij den Boekhandel als bij den Uitgever kan men zich abonneeren of zijn losse nummers verkrijgbaar. Het vreeselijk ongeluk, dat Don derdagnacht te Munsterscheveld is gebeurd, heeft, naar wij vernemen, nog een slachtoffer geëischt. Een der beide geredden, mejuffrouw A. Bu- ter, die bewusteloos uit het water was gehaald en later naar het Aca demisch Ziekenhuis te Groningen werd vervoerd, is daar Donderdag middag aan de gevolgen overleden. Te Zwartemeer hebben wij Donderdagmiddag een onderhoud gehad met den eenigsten overle vende van het vreeselijk ongeluk te Munster scheveld, den 21-jarigen Jan van Bijlen. Deze vertelde, hoe het gezelschap jongelui reeds eenige dagen van tevoren de afspraak had gemaakt, de zanguitvoering in de Gere formeerde Kerk te Stadskanaal op Tweeden Kerstdag te gaan bijwonen. Daarvoor waren reeds tevoren entrée-bewijzen gekocht en was een groote auto gehuurd. Deze bleek echter, toen het gezelschap zou vertrekken, niet be schikbaar te zijn en omdat de kaarten reeds gekocht waren, werd besloten den tocht met een kleinen wagen te ondernemen. Woensdagavond te 12 uur zou men Stads kanaal verlaten, doch een defect aan den auto gaf geruimen tijd oponthoud, zoodat pas tegen kwart over één de terugreis kon worden aan vaard. Voor in den auto nam plaats de bestuurder Harm Buter en naast dezen zijn broer Lucas Buter, op wiens knieën Harm's verloofde, Dien- tje Meyer, plaats nam. De andere zes personen zaten achterin den wagen. De terugreis verliep zonder stoornis, totdat men vlak bij de woning van het gezin Buter de klapbrug overmoest. Volgens van Bijlen was niet met abnor male snelheid gereden, doch had wel bij het nemen van de bocht de vaart wat meer ingehouden moeten zijn. De auto dreigde in aanraking te komen met de rechtsche brugleuning. Om dat te vermijden, heeft de bestuurder waarschijnlijk 't stuur te scherp omgegooid, met het gevolg, dat de wagen tegen de linker-brugleuning terecht kwam en daaronder doorgleed. „Wat er op dat oogenblik precies gebeurd is, zou ik niet kunnen vertellen," aldus verklaarde de heer van Bijlen. „Ik weet alleen, dat wij luid gegild heben en dat ik, toen de auto in hel water lag, met mijn vuist het portierraam stuk sloeg, waarbij mijn rechterhand danig werd ge wond. Ik kon echter door de gemaakte opening mij op de autokap werken en heb daarna met veel moeite mijn meisje, Antje Buter, nog kun nen redden. Van het verdere herinner ik mü niet vee\ anders, dan dat men ons over een ladder van den auto gehaald heeft en dat mijn meisje be wusteloos het café Kuipers werd binnengedra gen. Daar hebben een paar verpleegsters zich verder met haar bemoeid, terwijl men mij bij de kachel zette om wat op verhaal te komen." „Het is mij nog niet goed mogelijk." zoo ein digde van Bijlen zijn mededeelingen, „te be grijpen wat in die enkele oogenblikken is ge beurd. Maar ontzettend was het wel!" De wonde, die van Bijlen heeft opgeloopen, is bij onderzoek gebleken niet van ernstigen aard te zijn. Donderdagmiddag hebben we ook een on derhoud gehad met den heer A. Visser uit Munsterscheveld, een der zeer weinigen, die het vreeselijk ongeval te Munsterscheveld heb ben gezien. De heer A. Visser kwam met zes kameraden, de heeren R. Wilmink, J. Bakker-, Joh. Bent- lage, Joh. Aarling, H. Zomer en H. Mestema- ker, per auto uit Stadskanaal, waar zij op tweeden Kerstdag een kerstfeest hadden bij gewoond. De heer Visser had den terugweg naar Munsterscheveld genomen over Roswin kel, terwijl de auto, die later verongelukte, via Ter Apel reed. De heer Visser arriveerde even voordat het ongeval gebeurde bij de brug. Hier stopte hij om eenige leden van zijn ge zelschap te laten uitstappen. „Met groote snelheid, minstens 40 K.M. vertelde ons dd heer Visser naderde ae auto, die later bestuurd bleek te zijn door zijn dorpsgenoot Harm Buter. De snelheid was hier in verband met de te nemen bocht veel te groot, ik stond op ongeveer tien meter afstand van de brug en zag plotseling den auto tegen de linkerbrugleuning botsen. De inzittenden begonnen te gillen. Het schijnt dat de bestuur der trachtte te remmen, waarbij de auto slipte, de voet van den bestuurder zeer waarschijnlijk van het rempedaal op het gaspedaal vloog, want plotseling schoot de wagen met kracht tegen de loshangende rechterieuning van de brug en vloog over den kop in het kanaal. Wij hoorden nog een slag en toen was alles stil." „Wat deed U toen?" „Wij holden zoo vlug wij konden naar de plek aan den oever van het kanaal, waar cie auto moest zijn neergekomen. Van het voer tuig zagen wij toen alleen nog maar de kap De rest zat onder water. Het duurde even en toen zagen wij een der inzittenden uit den wa gen klimmen en daarna op de kap gaan staan, terwijl hij een meisje mee trok." „Ik zelf ben toen direct in mijn auto gestapt en zoo vlug mogelijk naar dokter Belksma ge reden en heb hem toen met den auto naar cte brug gebracht. Toen ben ik de Koninklijke Ma rechaussee gaan waarschuwen, die direct den gemeenteveldwachter Zoêr van het gebeurde in kennis stelde. Per auto gingen wij zoo gauw mogelijk naar de brug terug." „Hoe was de toestand, toen U daar terug keerde?" „Mijn kameraden hadden den heer Van Bij len en zijn verloofde intusschen bij den heer Kuipers in het café gebracht. Verder hadden zij ladders, palen, touw en ander reddingsma teriaal aangebracht, doch tot zoover hadden zij nog niemand uit den wagen kunnen halen." De heer Visser, die nog zeer ontdaan was van hetgeen hij had beleefd, gaf vervolgens nog eens uitvoerig een relaas van het bergen van de slachtoffers. Hij had zelf geholpen de lijken op ladders naar de schuur van den heer Kui pers te dragen. Verder deelde hij mede, dat de weg ter plaat se niet verlicht is. Aan den anderen kant van de brug staat een lantaarn, doch aan den kam, van welken de beide auto's kwamen, niet. Bij het reddingswerk heeft de heer Visser, evenals andere automobilisten, die later passeerden, zijn wagen met brandende koplichten op den wal geplaatst om het werk op het water te ver gemakkelijken. Naar wij vernemen is de Rijksveldwacht te Doorn, in samenwerking met de verkeersinspec- tie der Rijksveldwacht te Utrecht op het spoor gekomen van een smokkelaffaire in verdooven de middelen. Men is er Zaterdag j.l., na een omzichtige voorbereiding, in geslaagd twee der bedrijvers van den misdadigen sluikhandel bij het afslui ten van een transactie met een derden persoon, op heeterdaad te betrappen en aan te houden, waarbij de smokkelwaar is in beslag genomen. De aanhouding geschiedde op den Rijks straatweg onder de gemeente Driebergen, in tegenwoordigheid van een rechercheur van de Nederlandsche Centrale inzake de Bestrijding van den Handel in Verdoovende Middelen te Rotterdam, welke eveneens aan het opsporings werk deelneemt. Toen de man, die als verkoo- per van de verdoovende middelen optrad, die op de fiets was, het goed wilde overhandigen aan een tweeden persoon, wiens taak het was op zijn beurt het pakket af te leveren aan den kooper, iemand uit Den Haag, die met een auto naar Driebergen was gekomen werden beiden gearresteerd. Later zijn zij weer op vrije voeten gesteld. De smokkelwaar bleek te bestaan uit een halve K.G. opium, waarvan de handelswaarde ongeveer vijf gulden bedraagt en een hoeveel heid waardeloos salicielzuur, welke den koo per als cocaïne was aangeboden. De smok kelaars schijnen voor dit alles een prijs te hebben bedongen van eenige duizenden gul dens! Het is gebleken, dat eenige inwoners van Driebergen bij de affaire betrokken zijn. Het vermoeden bestaat, dat de aangehoudenen in verbinding hebben gestaan met smokkelaars in Zuid-Limburg. Het onderzoek, waaraan ook de Nederland sche Centrale te Rotterdam deelneemt, voor zoover het op het buitenland betrekking heeft, wordt met kracht voortgezet. 46 ,,Gfnds woont een Croderès, sprak Toni, terwijl hij in de verte wees. „Hij ts een gem zenjager. Misschien, dat, hij iets gezien heeft, doch het zal heel wat geld kosten, om hem aan *t spreken te krijgen." „Hoe dat zoo?" zei Pointer verwonderd. „Hij Zal natuurlijk spreken, als het hem bevolen Wordt." Toni schudde het hoofd en keek den detec tive hulpeloos aan. „Bedoel je te zeggen, dat hij daar ginds was, toen de man gedood werd?" hield Pointer aan. Toni zweeg een oogenblik, toen legde hij utt: „Terwijl ik op onderzoek uit was, heb ik hem daar op zijn bergrug, gezien." „Maar waarom zou hij niet vertellen, wat hij zag," drong Pointer aan, die er niets van be greep. Toni was een en al verwarring. „Wij, met onzen grooten tuin, hebben ge- hoeg om van het leven," sprak hij, „maar geld geJd genoeg voor een Croderès." Weer schudde hij zachtjes met zijn hoofd. „Kunnen wij dien man in zijn hut opzoeken, die Cro Pointer wist nog niet goed, hoe hij den vreemden naam moest uitspreken. Als eenig antwoord knikte Toni, nadat hij zich er van overtuigd had, dat de schoenzolen van zijn metgezel met spijkers bezet waren. ,,En," vroeg hij, na een oogenblik, op de grot wijzend, waar het lijk van Charteris lag, „wat moet er met hém gebeuren?" Pointer sloeg geen acht op de vraag. ,,Wat is een Croderès eigenlijk," zei hij, zijn gids met belangstelling aankijkend. Deze zette weer een hulpeloos gezicht. Hij trachtte het uit te leggen. „Ja, dien naam hebben ze nu eenmaal. Som migen zeggen, dat ze ook Ladinis zijn, net als wij. Er zijn er niet veel meer. 21e wonen tus schen de rotsen, hoofdzakelijk in de omgeving van Cadore." „En ziin ze zoo verzot op geld?" „Het zijn Croderès." „Ja, dat weet ik nu wel. Maar waaróm zijn ze zoo dol op geld?" Er kwam geen antwoord meer. Poinier wist niet, hoe hij zijn vragen moest inkleeden, om tb weten te komen, wat de gids met Croderès bedoelde. Zwijgend begonnen de beide mannen het tamelijk goed begaanbare geitenpaadje te be klimmen, dat naar de hut van den gemzenjager leidde. Plotseling echter opende Toni het ge sprek weer. Hij begon te vertellen over de Croderès. Naar Pointer uit het verhaal begreep, was het een ras van bergbewoners. De men schen waren mijnwerkers of jagers en zagen er uit als gewone mannen en vrouwen, terwijl ze ook als zoodanig leefden. In werkelijkheid een ter, waren ze van steen. Ze kenden dus geen menschelijke gevoelens. Liefde en haat, verdriet, vreugde, angst, alles was hun vreemd Een Croderès was altijd in hetzelfde humeur en zou nooit iemand kwaad doen, maar zag hij bijvoorbeeld een kind in het vuur vallen en levend verbranden, dan zou hij geen hand uitsteken, om het te redden, ook al zou het hem slechts weinig moeite kosten. Het vreemde menschenras was verder harteloos, gevoelloos voor pijn, maar verstandig en zeer belust op geld, hoewel dat eigenlijk van weinig nut voor hen was. Een Croderès, ten slotte, kon nfets voelen, noch warmte, noch kou. Pointer gevoelde zich weer, of hij in een onbekende wereld was. Natuurlijk was dit ver haal van Toni leuterpraat, maar zoo "reemd, zoo geheimzinnig. Plotseling hield de gids den pas in. Even later stonden de beide mannen voor een wUde opening ln de rotsen. Blijkbaar was het de ingang van een grot. In de opening troffen zij den jager aan, die-, zijn bezoekers van het hoofd tot de voeten opnam. Hij was ongeveer van dezelfde lengte als Toni, maar iets breeder gebouwd en met langere armen. Zijn haar was even dik, doch het krulde. Alleen zün oogen waren heel anders, vreemde, koude, blauwe oogen als van een Siameesche kat. Overigens was er niets eigenaardigs in zijn zonverbrand gezicht. Hij keek tamelijk verwon derd, doch heel goedhartig, de beide mannen aan, ofschoon zijn oogen zeer somber waren. „Deze mijnheer wil je spreken, Seppi," begon Toni. „Ik stel een onderzoek naar mijn vriend in," legde Poiner uit. „Hij was hier in de bergen, gisteren voor twee weken. Kun je je misschien 't een of ander ongeluk herinneren, dat, op dfen dag gebeurde?" De jager antwoordde niet, keek den detective heel kalm aan, keerde zich om en ging zijn hol binnen, alsof hij iets wilde halen. „Hij komt er niet eerder uit, voordat de zon schijnt," fluisterde Toni. Mogen we binnenkomen?" vroeg Pointer daarop in het Italiaansch. .JPrego, prego!" stemde de jager beleefd toe. Hij was bezig een hertekop op te zetten en ging rustig door aan zijn werk. Pointer keek eens fn het hol rond. Een paar keien deden als stoelen dienst; in het midden lag een groote steen, die als tafel gebruikt werd en waarop eer. klein vuur flikkerde. Hierboven stond een lijm pot, terwijl een groote schaar en een mes, dat bij het opzetten van dieren gebruikt wordt op eer, kleinere steen naast de tafel lagen. „Ik zal je goed betalen, als je me inlichtin gen geeft," begon Pointer. „Hoeveel?" vroeg Seppi met een schorre, doch kalme stem. Pointer legde tien twee-lire stukken op de tafel, tegenover den jager en hield er zijn hand op. Even werden de hardblauwe oogen grijs. ,,Hoe oud was u vriend, en hoe zag hij er uit?" kwam daarop de vraag. Pointer vertelde het. „Ja, dan heb ik hem gezien," sprak de jager, ,,waama hij «óch omkeerde en mompelde; „Ste li a vardar, El Latemar." De detective schoof hem twee geldstukken toe. „Hij zat op een rots in de vallei," vervolgde de bergbewoner. „Heb je nog iets anders gezien?" vroeg Poin ter, terwijl hij den jager weer een geldstuk toe schoof. Het was, of de man als een sprekende automaat werkte; telkens, wanneer hem een geldstuk toegeschoven werd, kwam er een vol gend stuk van zijn verhaal, „Ik zag, dat Toni een bergrug opklom, om te onderzoeken, of het kortere pad begaanbaar was. Hij hield zijn hand boven z'n oogen, omdat de zon zoo fel scheen. Ook zag ik den ouden man in het dal opstaan en de bocht van den weg om gaan. Hij wilde blijkbaar in de zon zitten. Na eenige oogenblikken kwam een andere man door de vallei aangeloopen. Hij raapte de ijsbijl op en naderde de kroming van den weg. Op hetzelfde oogenblik verwijderde Toni een steen, die hem in den weg lag. Toen de man dat geraas hoorde, sloop hij gauw achter het vooruitspringende rotsblok terug. Ik zag, dat hij van plan was, den ouden man te dooden. „Waarom schoot je niet?" viel Pointer hem In de dede. „Om zoodoende de gemzen op de vlucht te jagen?" merkte de jager op. „Ik was veel te blij, dat de man van plan was de ijsbijl te gebruiken, en geen geweer. Hij kwam voor den tweeden keer terug, de ijsbijl opgeheven in zijn hand. De oude man zat met den rug naar hem toe en bemerkte niets van het deigende gevaar. Plotse ling sloeg de bijl neer en trof den arme op het hoofd. Hij viel van de rots, waarop hij zat, af." „Kon je zien, wat Toni in dien tusschijtijd deed?" vroeg Pointer. „Hjj had juist die platte rots bereikt, het plateau, vanwaar het pad, dat hij onderzoeken wilde begint," was het antwoord. „Kon hij den moordenaar zien?" „Natuurlijk niet. Die ruwe rotspunt maakt dat onmogelijk. Kijk zelf maar," merkte Seppi op. Toen vervolgde hij: „De vreemdeling hief de bijl weer op, doch blijkbaar was de oude reeds dood. Daarna zag ik, hoe het slachtoffer nauw keurig onderzocht werd: beroofd misschien; ik kon dat niet duidelijk genoeg onderscheiden. Vervolgens stond de moordenaar op en verwij derde zich langs die bocht ln den weg, welke u van hier af zien kunt. Hij was voorgoed verdwe nen, ik zag hem niet meer terug." „Kun je een beschrijving van hem geven?" vroeg de detective. De beschrijving, die volgde, was niet heel dui delijk. De man was van middelmatige lengte, tamelijk donker, tamelijk jong, hij had een zwa- ren baard, droeg een slappen hoed, terwijl een ouderwetsche cape over zijn jas geslagen was. Zoo konden driekwart van de menschen, die door het dal gegaan waren, er uit gezien heb ben. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3