HET INDUSTRIEELE MECCA
VAN ZUID-AFRIKA
Met oM&aal aan den dag
G
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
JOHANNESBURG, DE
GOUDSTAD
DE DAGELIJKSCHE LIJST
er vliegmachine de were
ZATERDAG 5 JANUARI 1935
Toegevende wet inzake
naturalisatie
Sic transit
Bokkenrijders van de
20ste eeuw
Geen toegiftjes meer
Automatische vuur
toren
Het levende lijk
Anti-lawaai-campagne
Kleurkanaries
In pacht gegeven?
600 afstammelingen
Een der meest vooruitstrevende
steden ter wereld zal ook zen
der meest cosmopolitische
worden
rofl
vrouw van den
behartigen en ik brandstichter
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR AGATHA CHRISTIE
Van alle hoeken der aarde komen zij, aan
getrokken door de magische bekoring en
den ongekenden rijkdom der goudstad,
haar Zuid-Afrika. Stoere Hollanders, Duit
schers, Denen, scheefoogige Chineezen zit
allen zijn bezweken voor de onweerstaanbare
verleiding van het industrieele Mecca van
Zuid Afrika.
Johannesburg, een der meest vooruitgaande
Steden ter wereld, vertoont alle teekenen ook
een der meest cosmopolitische te worden, ste
den als Londen, New York, Port Said en
Buenos Aires met hunne heterogene menschen-
collectie evenarend.
Onwillekeurig vraagt men zich af, wat wei
de gedachten zijn van hen, als zij in de scha
duw van Tafelberg voet aan wal gezet hebben
en de lange mailtrein door de wijngaarden
van de Kaapprovincie en de eindelooze en
barre vlakten van Transvaal stoomend, hen
mijl voor mijl nader brengt tot de Goudstad
en steeds verder weg van de donkere oorlogs
dolken van het Verre Oosten en de politieken
en industrieelen chaos van Centraal Europa.
Zij zijn vreemdelingen in een vreemd land
en spreken weinig of geen Engelsch.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat
hun hart een oogenblik stilstaat, als de stof
fige trein de eerste geelachtig-witte „mine
dumps" der Goudstad passeert. Het is een in
drukwekkend gezicht zelfs voor ons Afri
kaners iets zoo totaal verschillend van het
geen wy zouden verwachten, deze duinen door
menschenhand opgeworpen.
Als zij eerst hun landgenooten aan het sta
tion ontmoet hebben en voor de eerste maal
hun voet in Eloff Street gezet hebben, ver
dwijnen al heel spoedig hun angst en twijfel
en nog voor een week voorbij is vormt de
nieuweling, Engelschman, Hollander of Griek
een spaak in het wiel van vooruitgang. Een
wiel dat nooit stil staat, altijd draait en altoos
nieuwe ontwikkelingen tot stand brengt.
Johannesburg heeft heel veel aan zijn bui-
tenlandsche bewoners te danken. Zij hebben
een belangrijke rol gespeeld in de snelle ont
wikkeling der stad en de stad kan het als
een bewijs van dankbaarheid voor de beloon
de gastvrijheid beschouwen, dat de meesten
zich er permanent vestigen en Britsch onder
daan worden, zoodra de wet dit toestaat. En
in dit opzicht is de wet uitermate toegevend.
Men moet meerderjarig zijn en gedurende viji
jaren in de^ Unie of in een der bezittingen
van het Britsche Rijk gewoond hebben. Na
betaling van 6-14-0 dollar en twee advertenties
h? een krant is men Britsch onderdaan.
Zoo reizen Woo Pang Loo, Schmidt, Cohen
en Jorgensen naar het land hunner geboorte
met een paspoort van het land, dat zij als
hun tweede vaderland gekozen hebben. Maar
het is alleen voor een bezoek. Zelden blijven
zij in het oude vaderland.
SedeTt 1924 zijn de immigranten uit Centraal
Oost en Zuid Europa in steeds grooter wor
denden getale naar Zuid Afrika gekomen. De
restricties in de Vereenigde Staten en andere
landen waren hier de oorzaak van. Zoo on
rustbarend werd de toevoer, dat in 1930 de
t,Quota Act" ingevoerd werd, om hierop een
rem te zetten. Jaarlijks mogen slechts een ze
ker vastgesteld getal bewoners der Oost, Cen
traal en Zuid-Europeesche landen, bewoners
van China, Japan, Syrië, Argentinië en Bra
zilië in de Unie komen. De volgende cijfers la
ten duidelijk zien welk effect de Quota Act
°P de immigratie gehad heeft. In 1928 dus
vóór de Quota Act kwamen uit Oost, Cen
traal en Zuid Europa 1896 personen in de
Unie; in 1932 dus na de Quota Act kwa
men uit die zelfde landen slechts 429 perso
nen.
Er zijn ongeveer 1500 Chineezen, al over Jo
hannesburg en de suburbs verspreid, die twee
clubs rijk zijn: De Transvaal Chineesche United
Club met vierhonderd leden en de Chineesche
Reform Club met een goede twee hónderd le
den. Deze clubs zijn typisch Chineesch; Euro
peanen kunnen geen lid worden. Geen woord
Engelsch wordt er binnen de muren dezer
clubs gesproken of geschreven. Hier, in deze
kleine stukjes China, waar de geest van het
Oosten spreekt, komen ze eiken avond voor
enkele uren te zamen. Hier worden onder een
kopje Chineesche thee sterke drank wordt
niet aan hen verschaft, daar zij gekleurd zijn
de verwikkelingen in het Oosten en de toe
komst van Manchukwo besproken. De Chinee
zen hebben hun eigen school, waar zestig
amandel-oogige kinderen met kroezig zwart
haar de moeilijkheden der Engelsche en Chi
neesche taal trachten te overwinnen. Afri-
kaansch wordt eigenaardig genoeg niet onder
wezen, hoewel de kinderen buiten school heel
wat Afrikaansch oppikken, dor hun contact
met andere kinderen. Het overgroote deel der hier
woonachtige Chineezen komt van Canton en
reist met de Koninklijke Pakketvaart van
Hong Kong via Java naar de Unie. In Louren;o
Marques of Durban stappen zi) aan wal. Velen
blijven daar. De meer avontuurlijke geesten
trekken het land in en vinden op den duur
hun weg naar Johannesburg, waar zij, door
landgenooten geholpen een zaakje openen. De
Chineezen zijn ten nauwste met wasscherijen
verbonden; de beide woorden, Chinees en
wasscherij zijn voor ons hier synoniem. Hoe
wel er in Johannesburg tal van Chineesche
wasscherijen zijn begint het meerendeel der
immigranten een eigen zaak of werkt voo"
Chineesche zakenhuizen. Er zijn vier jarenlang
gevestigde groothandelaarshuizen, die uitste
kende zaken doen.
Ongeveer tien percent der Europeesche be
volking in Afrika zijn Joden, en hiervan komen
ongeveer zestig procent uit Littauen. De Lit-
tauers zijn niet erg aan hun geboorteland
gehecht. Het meerendeel laat zich naturali-
seeren, wat na de Russische tyrannie en het,
wanbestuur daar te lande ook niet te verwon
deren is. De uittocht is zóó groot geweest, dat
thans in de Vereenigde Staten, Engeland en
Zuid Afrika ongeveer anderhalf millioen Lit-
tauers woont. De Littauers, die hun land
verlaten hebben, blijken een aanwinst voor hun
nieuwe vaderland te zijn. Een groot gedeelte
zijn Joden, doch lang niet allen. Zoo hebben
de Katholieke Littauers in Johannesburg een
eigen kerk. Het meerendeel van hen zijn
handelaren, die door koopen en verkoopen van
tweede handsch goederen op de Reef en in de
provincie een bestaan menigmaal een zeer
goed bestaan maken. Zij ruiken, geslepen
als zij zijn, waar geld te maken is.
Weinig hoort of ziet men van de Denen. Zij
zijn een stil en hard werkend volk, wier prin
cipe is: „leef en laat leven". Er zijn er onge
veer twee honderd in Johannesburg. Enkele
werken als ingenieurs op de mijnen, doch het
meerendeel houdt zich met het zuivelbedrijf
bezig. De Deen is geen kolonist. Sterk is hij
aan zijn geboorteland gehecht. Zijn geadopteerd
land oefent geen aantrekking op hem uit. Dit
is de reden waarom er zoo weinig Denen in
Afrika zijn.
Hoewel Franschen onder den rang van
goede kolonisten gerangschikt kunnen worden
merkt men in Johanesburg, ja zelfs in de Unie,
weinig van hen. Weliswaar is er een Fransche
club, doch het meerendeel der leden zijn En-
gelschen en Hollanders. Niet meer dan een goe
de honderd wonen er in Johannesburg, die alle
op kantoren werken.
De Duitschers daarentegen stroomen de Unie
binnen. Elk jaar komen er 'n paar honderd bij.
De Duitscher voelt heel veel voor Afrika, voor
al voor den Rand. Meer dan 8000 Duitschers
wonen op den Rand, waarvan de meesten inde
mijnen werken. Een der mooiste clubs in de
stad is de Duitsche club in Lovedaystraat, met
meer dan duizend leden. Een Duitsche krant
wordt elke week voor de in Johannesburg, de
Unie en Rhodesia woonachtige Duitschers ge
drukt. In Johannesburg is een Duitsche kerk
en een school onder gouvernementstoezicht.
Deze school wordt als één der besten op den
Rand beschouwd. Veel Engelsche en Holland-
sche kinderen gaan er naar toe.
Van de zevenhonderd in Johannesburg woon
achtige Grieken hebben meer dan vijf en ze
ventig percent een tearoom, fruitwinkei of
dergelijk soort zaak. De rest zijn advocaten,
dokters en uitgevers. Het meerendeel van hen
komt van Cyprus, Ithaka en de Aegaeïsche
eilanden. Als zij hier komen kunnen zij geen
woord Engelsch en Afrikaansch; doch Grie
ken zijn goede linguisten en zij leeren de beide
landstalen snel. Zij hebben hun eigen kerk en
bisschop, ja zelfs een eigen voetbalclub. Een
eigenaardig iets van de Grieken is, dat als zij
er genoeg geld gemaakt hebben of te oud
worden om nog handel te drijven, zij bijna
allen naar hun oude vaderland terugkeeren
Een zeer klein aantal Portugeezen komt uit
Portugeesch Oost Afrika. Men zou denken,
dat het meerendeel der vijfduizend Portugee
zen, die op den Rand wonen uit Portugal komt.
Dit is echter niet zoo; zij komen van Madeira.
Het meerendeel van hen zijn groentehboeren,
die hun eigen producten kweeken.
Van alle vier de hoeken der wereld komen
zij christenen en joden naar Zuid Afrika.
De immigratie-wetten leggen hun weinig moei
lijkheden in den weg. Zoolang als men gezond
is, in het land van herkomst nog niet met de
justitie in aanraking geweest is en voldoende
middelen heeft om in zijn levensonderhoud
te voorzien, zet Zuid Afrika haar poorten voor
U open en wordt gij als één harer inwoners
behandeld. Zuid Afrika en vooral Johannesburg
heeft ontzettend veel aan de buitenlanders te
danken en zonder hen zou de Gouden Stad
zich nooit zoo snel ontwikkeld hebben.
De „Münchener Augsburger Abendzeitung"
is voor het laatst verschenen. Het blad werd
opgericht in 1609 en maakte er aanspraak op
het oudste dagblad van Duitschland te zijn.
Nauw'lijks is het handjes geven
En het wenschen van de haan
I of wij zien weer dat de meesten i
I Langs dezelfde wegen gaan!
Langs denzelfden weg der dwaasheid,
Onvoorzichtigheid en bluf,
Onveranderd door ervaring:
I Op de autowegen suf! f
Want wij lezen weer van brandjes
Door benzine of door was
Op verbetering te hopen
Schijnt voorloopig nog te kras!
i. En wij lezen ook van kraakjes
Of partijtjes op het mes
Onze wenschen krijgen hierin
Slechts een averechts succes!
Ook de lijst der ongelukken,
In de eerste week van 't jaar
Brengt een ieder door verbazing
Beide handen in het haar!
Onverminderd rijdt de auto
Alle ziekenhuizen vol:
Maag're Hein speelt ook weer dit jaar
Zeer voortreffelijk zijn rol!
Want de menschen zijn niet wijzer!
Hoop op beter is er niet.
't Nieuwe jaar is aangevangen
Met hetzelfde oüde lied!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiuB
De politie te Aken is het gelukt te arresteeren
9 personen, leden van een dievenbende. Vroeger
waren het smokkelaars. Nu er met smokkelen
niet veel meer te verdienen is, gingen ze op.
roof en diefstal uit. In Aken zelf zijn de dieven
debet aan 10 belangrijke diefstallen met braak,
voornamelijk in winkels en in woningen, waar
vermoedelijk baar geld aanwezig was. Op een
Zondag stalen ze uit een coiffeurszaak een geld
kistje met 2500 mark. Dit geld werd onder vie
ren verdeeld. Per auto bezochten de heeren ver
schillende bars en dansgelegenheden en obscure
Inrichtingen in Düren en Keulen. En toen ze
alles tot den laatsten pfennig hadden „ver
jubelt", keerden ze naar Aken terug, rijk aan
plannen voor nieuwe inbraken. In één nacht
braken de dieven, die een eigen auto hadden
in tegenstelling met de vroegere bokkenrijders,
die immers op bezemstelen door de lucht vlo
gen op 5 verschillende plaatsen in, in de om
geving der stad. Belangrijke sommen gelds en
allerlei goederen vielen hun in handen. In
Vaals stalen ze gouden sieraden en kleeding-
stukken. De sieraden werden bij een goudsmid
verwisseld.
Toen de bekende Spaansche tenor-zanger
Miguel Fleta met succes in een theater te Va
lencia gezongen had, en het publiek om een
herhaling vroeg, zeide de zanger dat hij dit tot
zijn leedwezen niet kon doen, aangezien hem
dit een boete van 200 pesetas zou bezorgen.
De Spaansche artistenvereenigmg heeft nl.
óp straffe van boete bepaald, dat buiten het
vastgestelde program geen nummers ten ge-
hoore mogen worden gebracht.
Op het eiland Ouessant aan de Bretonsche
kust bevinden zich vier vuurtorens, waarvan er
thans een vol-automatisch werkt.
Het brein van bekwame ingenieurs en de
toepassing van de modernste technische
hulpmiddelen hebben hier een werk gescha
pen, dat van zeer groot belang voor de navi
gatie is gebleken. Het eiland Ouessant vormt
met zijn tallooze verraderlijke klippen een zeer
groot gevaar voor de scheepvaart.
Reeds zijn vele schepen, die den tocht over
den oceaan veilig af hadden gelegd op deze
klippen gestrand. Twee van genoemde vuur
torens liggen midden in zee, n.l. die van Ju-
ment en Nividic.
De zware stormen, welke vooral des winters
om het eiland woeden, maken het vaak maan
denlang onmogelijk om de bemanning op den
vuurtoren af te lossen, wat natuurlijk groote
moeilijkheden geeft in verband met levens
middelentoevoer.
De vuurtoren van Nividic, welke nu geheel
automatisch werkt, ligt op een kilometer af
stand van het uiterste punt van het eiland.
Reeds van 1911 af, dus al meer dan 20 jaar,
is men aan dit geweldige werk bezig geweest.
Allereerst moest een kabel gelegd worden.
Deze kabel loopt over twee groote betonnen
pijlers en is zoo gelegd, dat hij tevens als
zweefbaan dienst kan doen. Het is een gi
gantisch werk geweest om den 2000 meterlan
gen kabel met een gewicht van 6 ton te leg
gen, daar men wegens de hevige stroomen en
kolken, welke tusschen de klippen ontstaan,
niet vanuit zee kon werken. Van de twee uiter
ste punten moesten niet minder dan drie ka
bels na elkaar gelegd worden; steeds zwaar
dere, tot men tenslotte den 22 m.m. dikken ka
bel kon aanbrengen. Daarna maakte men van
de zweefbaan gebruik om de inrichting van
den vuurtoren aan te brengen.
De schijnwerper, welke op den toren is aan
gebracht, werkt met een capaciteit van 1500
Watt. In geval er iets mee mocht gebeuren,
treedt automatisch een acetyleen-verlichting
in werking.
Bij nevelig weer gaat vanzelf een sirene
werken, terwijl ook een kanon vanuit het
eiland bediend kan worden.
Mocht de kabel eens breken, dan is voor
zorg getroffen, dat vanuit het eiland draad
loos de signaalinrichting van den vuurtoren
in werking gesteld kan worden.
Dat een man, die gestorven is, 's avonds
weer gaat leven is geen alledaagsch verschijn
sel. Dit heeft de gemoederen van velen in Pe
king in beroering gebracht. Yen Yu-Ting, een
69-jarige portier, was na zijn dood door zijn
achterblijvende familieleden in zijn kist ge
legd, toen hij plotseling de oogen opsloeg en
eenige woorden prevelde, hoewel zijn lichaam
al geheel koud was. Men waarschuwde een
dokter en stelde de begrafenis voorloopig uit.
's Nachts begon hij weder te ademen en hard
op te spreken. Zijn lichaam bleef echter koud
en tegen den morgen verviel hij weer in een
staat van volkomen bewegingloosheid. Dit proces
heeft zich reeds dertien dagen herhaald; 's
avonds leeft hij op, terwijl hij 's morgens ge
heel dood schijnt. De vrouw van den schijn-
doode stelde vier sterke koelies aan om bij het
lichaam de wacht te houden, maar toen zij den
kouden adem van den schijndoode voelden,
vluchtten ze hevig beangst weg, terwijl zijn
zoon bij het zien ervan flauw viel.
Hoelang de doode dit zal blijven volhouden
kunnen de medici nog niet met zekerheid zeg
gen.
Er was afgesproken dat Amy met mij mede
zou gaan naar mijn ouderlijke woning. Toen
ik door de straten van Amsterdam liep met
Amy naast mij, die me een arm had gegeven,
voelde ik mij heerlijk gelukkig. Mijn hart klop
te luid toen ik eindelijk voor de deur der ouder
lijke woning stond. Het weerzien tusschen mijn
ouders en mij is moeilijk te beschrijven. Om
beurten lachten, huilden, pakten en omhelsden
w'ij elkaar. Mijn brave vader en moeder keken
mü maar telkens aan en wisten niet anders te'
zeggen dan: „Jongen, Bok, wat een kerel ben
jij geworden."
Eenige dagen later kwam Oom Sydney met
tante ons bezoeken en opnieuw beleefden we
weer vreugdevolle oogenblikken. „Nu jongen,
zei Oom, „wat denk je, hebben we thans ge
noeg avonturen beleefd, of zou je weer zin heb
ben om nog eens met mij een reis om de wereld
te maken." ,,Neen Oom," zei ik. ,,Ik ben overal
geweest, heb avonturen beleefd zooals niet te
gelooven zijn, en ben thans tevreden. Ik heb
een massa geleerd en veel ondervinding opge
daan. Dit alles heb ik te danken aan u. U hebt
als 't ware een man van mij gemaakt en ik
dank u nogmaals voor hetgeen u voor mij hebt
gedaan. Ik ben trotsch op uw vriendschap Voor
mij en ik hoop dat die altijd mag blijven be
staan." Daarop gaf ik hem ontroerd de hand,
die Oom stevig drukte, waarna hij mij op de
schouders kloppend antwoordde: „Zoo zij het,
Bok, voor altijd."
Het was even na middernacht, dat het slot
vanLormer's winkel in huishoudelijke ar
tikelen met 'n zachten tik opensprong, zoo
dat men kon onderstellen, dat iemand aan den
buitenkant probeerde binnen te komen. Weldra
ging dan ook de deur open en een man die z'n
pet diep over 'n oogen had getrokken, stapte
behoedzaam in de donkere zaak naar binnen.
Hij scheen den weg te kennen, want hij liep
regelrecht naar het aan de achterzijde gelegen
kantoortje en liet het licht van z'n zaklan
taarn in de rondte glijden.
Het scheen, dat er nog iemand aanwezig was
en wel de eigenaar, want er kwam een glim
lach op z'n gezicht en hij zei: „Zoo Lormer,
prettig, dat ik je hier tref."
Harry Alvers," stamelde de ander verbaasd.
„Ja, dezelfde. Nou, 't schijnt jou veel beter
gegaan te zijn dan mij, na ons compagnon
schap. Want ik moet nog steeds in het nach
telijk uur visites met behulp van loopiers af
leggen om aan den kost te komen."
„Watwat.... wil je?" vroeg Lormer ver
baasd. „Je vergeet, dat er al twaalf jaren tus
schen liggen, tusschen „cnze zaken" en nu?"
„Och, wat ik wil is duidelijk. Ik wil een bed
om behoorlijk te slapen en verder uit de han
den der politie blijven. Toen ik vandaag langs
Je zaak kwam en je naam las en bovendien je
liefelijk aanschijn te midden van je potten en
pannen opmerkte, dacht ik: „Weet je wat
.Handige Fikky" zal me wel niet in den steek
laten, als ik zijn hulp inroep."
En behaaglijk zette de inbreker zich in een
der gemakkelijke stoelen neer, nadat hij eerst
den knop van het electrisch licht had omge
draaid.
.Ziezóó, nu kunnen we tenminste zien wat
we zeggen."
Lormer scheen niet te weten wat hij doen
moest.
„Ga in 's hemelsnaam weg,, want m'n vrouw
kan elk oogenblik thuis komen."
„Nou, wat hindert dat?"
„Eensklaps scheen hij iets te bemerken: hij
haalde z'n neus op en zei: „De parfum, die jij
gebruikt, heeft veel weg van petroleum."
Daarbij keek hij naar eenige groote plekken
van deze brandstof, die duidelijk op een der
kleedjes zichtbaar waren,
„O, oja.... ik heb zeker met de kan
gemorst," hakkelde Lormer, die blijkbaar niet
wist, wat hij zeggen moest.
„Ha.... zoo," grijnsede Alvers. „Nu gaat me
een licht op. De zaken gaan slecht.... petro
leum op het vloerkleed., een brandje en een
hooge uitkeering van de verzekering. Aardig,
werkelijk heel aardig," grinnikte hij.
„Niet waar, niet waar," zei Lormer haastig,
maar hij zag doodsbleek en daaraan bemerkte
Alvers dat hij goed geraden had.
„Kom, je houdt me niet zoo gemakkelijk voor
den gek. Ik heb het gevoel, dat ik vannacht
nog goeie zaken maak. Wat zou je er van zeg
gen, als je de verzekeringspremie eens eerlijk
met me deelde, anders zou ik genoodzaakt zijn
een en ander te vertellen op zeker kantoor. En
dat kost je toch minstens twee jaar. Daarbij
bof je, want als er gevaar voor menschenlevens
bestond, was het minstens hot driedubbele. Ik
zou je dus aanraden, geef me alvast een voor
schot vanlaten we zeggen honderd dollar,
dan kom ik over een dag of veertien wel de
rest halen."
„Maar.... ik heb geen geld," zei Lormer. „Of
denk je misschien dat ik zoo iets uit meelij
doe?"
„Kom kom, je hebt in ieder geval wel iets.
want je weet drommels goed dat het minstens
nog veertien dagen duurt, vóór je geld uit
betaald krijgt van de verzekering."
„Heusch niet, ik heb maar een paar dollar."
„Onderstel nu eens dat ik naar de telefoon
loop," en Alvers wees met z'n vinger naar een
smallen doorgang, welke door een glazen deur
van het kantoortje gescheiden was, „en ik ver
telde de politie wat ze hier zou kunnen vinden.
Geloof je dan niet dat ze binnen eenige mi
nuten een onderzoek kwam instellen? Ik heb
wel..-."
Hij hield eensklaps op en wees naar een vage
schaduw, die op de ruit te zien was.
„Wie is dat?" fluisterde hij.
„Drommels!" riep Lormer, „dat is mijn
vrouw."
Op dit oogenblik trad een jonge vrouw bin
nen.
„Waarom ben je teruggekomen?" vroeg Lor
mer.
„Goeden avond, mevrouw," onderbrak Alvers.
„Ik kwam juist op tijd om te vernemen dat uw
echtgenoot het plan had deze oude rammelkast
met den grond gelijk te branden. Bent u mis
schien ook in het complot?"
„Neen, mijn vrouw weet er niets van," zei
Lormer gejaagd. „Daarom had ik het juist in
orde willen maken vóór zij thuis kwam.
De anti-lawaai-week te Rome is zulk een
succes geworden dat wellicht in geheel Italië
het gebruik van autohooms beperkt zal worden.
Te dien einde zal de ministerraad een wij
ziging overwegen van de verkeerswetten, krach
tens welke het op het oogenblk nog verplich
tend wordt gesteld, bij wegkruisingen van den
autohoom gebruik te maken.
Men wil het gebruik van den autohoorn in de
groote steden geheel afschaffen en het overi
gens zooveel mogelijk beperken.
1 „Ik had een voorgevoel dat er iets niet in
orde was," verklaarde het vrouwtje. „Want je
was zoo somber den laatsten tijd."
„Ja, en nu wacht ik de belooning van mijn
stilzwijgen."
„En veronderstel nu eens dat hij weigert?"
vroeg ze.
„In dat geval zal ik de politie waarschuwen
en jullie intusschen beletten de kleeden op te
ruimen. En dan komen ze kijken en brengen
ze hem naar de gevangenis. Dat is alles!"
„Naar.... de gevangenis?"
.Absoluut hoor. Ik geef je drie minuten, Lor
mer," zei Alvers. „Als je me dan nog geen aan
nemelijk aanbod gedaan hebt, bel ik op."
„Dan gaat hij maar naar de gevangenis,'"
verklaarde mevrouw Lormer beslist.
„Dus u weigert hem te laten betalen?"
„Ja, 't kan me niet schelen, als hij eens naar
de gevangenis gaat. Want ik heb er meer dan
genoeg van om
altijd maar in
zaken eens gaan
geloof dat ik er
best zal komen.
Laat de politie hem maar meenemen."
Ze liep haar man voorbij, trad het tusschen-
vertrek jebinnen en wierp de deur achter zich
in t slot. Toen Alvers probeerde haar te ope
nen, werd aan den anderen kant juist de sleu
tel omgedraaid.
„Vlug," hoorde men haar roepen. „Verbindt
u mij even met het politiebureau."
Alvers keek onzeker naar de winkeldeur.
„Ja: spreek ik met het politiebureau?" ging
ze na een korte pauze verder. ..Stuurt u even
direct eenige mannen naar de Cloy-street no.
63, naar de zaak van Lormer's huishoudelijke
artikelen. Daar zijn twee oude bekenden van u:
Een hunner wil brandstichten en de ander is
een inbreker, die hem geld wil afpersen. Maar
vlug asjeblieft Dank je wel."
Ze had haar dankje nog niet uitgesproken,
toen Alvers wegsnelde, den winkel door, de bui
tendeur openrukte en binnen enkele seconden
verdwenen was.
Op dit oogenblik opende Lormer's vrouw
weer de verbindingsdeur.
„Waar is die kerel?" vroeg ze.
„Weggegaan; ik geloof niet dat we hem nog
terug zullen zien."
Ze wendde zich tot haar echtgenoot. „Ik ging
je niet overleveren, ouwe jongen," zei ze vrien
delijk, „maar dan moet je me ook beloven, dat
je nooit meer zoo iets misdadigs zult onderne
men, om uit de moeilijkheden te geraken. We
zullen er ons heusch wel doorheen slaan. Ik ben
toch bfj je en samen zullen we het overwin
nen."
„Maar waarom, vrouwtje, belde je dan de po
litie op?" vroeg hij.
Ze lachte. „O, dat hindert niet. Want die
ander wist niet dat de telefoon al een paar
dagen geleden werd afgesneden, omdat we de
laatste kwitantie niet konden betalen."
Op de nationale vogeltentoonstelling in het
Crystal Palace te Londen, die 31 Januari ge
opend wordt, zal een inzending aanwezig zijn
uit Nederland, welke in Engelsche vakkringen
groot opzien heeft gebaard.
De secretaris van „De Kleur kanarie" te Lo-
chem heeft n.l. aan de leiding der tentoon
stelling medegedeeld namens de vereeniging
aldaar 22 kanaries te zullen zenden in de kleu
ren oranje, blauw en agaat.
Engelsche vogelkweekers vragen zich af hoe
deze kleuren ontwikkeld zijn, temeer daar de
vereeniging in Lochem nadrukkelijk verklaart
de vogels geen kleurstof te hebben ingegeven.
Volgens een Indiaan uit het Rama-reservaat
hebben de Roodhuiden het land, waarop de
stad Qrillia (6000 inwoners) is gebouwd, voor
99 jaar aan de blanken in pacht gegeven en is
deze periode bijna om.
De Indiaan heeft verklaard, dat Orillia vroe
ger een Indiaansch reservaat was en dat het
documenten bezit, waaruit het bestaan van de
pachtovereenkomst blijkt.
Hij deed uitkomen, dat zijn rasgenooten er
nooit mede accoord zouden gaan, wanneer de
blanken zouden willen trachten inbreuk te
maken op de eigendomsrechten der stad.
Te Esens (Oost-Friesland) is op 91-jarigen
leeftijd een weduwe gestorven, waarvan meer
dan 600 afstammelingen in leven zijn.
Deze dame had een echtgenoot en 14 kinde
ren. Tien hiervan huwden op jeugdigen leeftijd
en brachten op hun beurt gemiddeld tien kin
deren ter wereld. Deze kleinkinderen trouwden
eveneens jong, zoodat de thans overleden vrouw
met trots op vijf generaties van afstammelin
gen kan 'wijzen.
All L op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Oflflf) bij levi
AllC QDOtltlQ S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUKSVt verlies
bij levenslange geheele ongeschiktheid t 3t werken
bi
van beide armen, beide beenen of beide oogen j
door 7f/l bii een ongeval met 9C/Ï bij verlies van een hand IOC 3Ü verlies van een Cfl bfj een breuk van Afï bj) verlies van 'r
ogen Ot/.~ doodelilken afloop t OU,m een voet of een oog 1&0,~ luim of wijsvinger T OU, been of arm/ tU, anderen \.nger
8.
„Vlug, Katie, dat is de freule en als altijd
heeft ze vreeselijke haast."
Het was inderdaad een kenmerkende eigenschap
van Bundie, dat ze altijd haast had, vooral als
ze chauffeerde. Ze was handig en flink en een goed
chauffeur, als dit niet zoo geweest was, zou haar
roeklooze vaart dikwijls een ongeluk ten gevolge
gehad hebben.
Het was een vroolijke Octoberdag met een
blauwen hemel en een verblindenden zonne
schijn. De scherpe lucht dreef het bloed naar
Bundle's wangen en vervulde haar met levens
lust.
Dien morgen had ze Gerald Wade's onafge-
maakten brief naar Loraine Wade op Dean-
Priory gestuurd. Ze had er eenige regels bijge
voegd ter verklaring. Zij was van plan Bill
Eversleigh te spreken zien te krijgen om meer
bijzonderheden aan de weet te komen over de
loogpartij, die zoo tragisch geëindigd was.
Opdertusschen was het een heerlijke morgen
en de Hispano gleed over den weg als een
zwaluw.
Bundie drukte met haar voet op hst gaspedaal
en de Hispano gaf daar ©ogenblikkelijk gpvclg
aan. Zij verslond mijl na mijl, en hoefde maar
heel zelden haas vaart te verminderen en
Bundle had een vrijen weg vóór zich.
Toen, zonder eenige waarschuwing kwam er
een man uit de heg gewaggeld, den weg op,
vlak voor den wagen. Op tijd te stoppen was
uitgesloten. Uft alle macht draa'de Bundie aan
het stuurwiel en week uit naar rechts. De
wagen lag bijna in een sloot bijna, maar niet
heelemaal. Het was een gevaarlijke manoeuvre,
maar ze slaagde. Bundle was er zeker van dat ze
den man niet geraakt had.
Ze keek om en werd bevangen door een ver
schrikkelijk naar gevoel. De wagen was n et
over den man heen gereden, maar moest hem
toch to het voorbijgaan hebben geraakt. Hij
lag voorover op den weg, onheilspellend stil.
Bundie sprong uit den auto en hep terug.
Ze had nooit iets belangrijkere overreden dan
een verdwaalde kip. Het feit dat het ongeluk
nauwelijks aan haar te wijten was maakte op
•het oogenblik geen verschil voor haar. De man
had erg dronken geleken, maar, dronken of
niet, ze had hem gedood. Ze wist neel zeker
dat ze hem gedood had. Haar hart bonsde, se
voelde haar bloed tot in haar ooren doppen.
Ze knielde neer bij het liggende lichaam en
draafde dit zeer voorzichtig om. Hij kreunde
of kermde niet. Ze zag dat hij Jong was, nogal
een knap gezicht had met een kort snorretje.
Zij zag geen teeken van uitwendig letsel,
maar ze was absoluut overtuigd, dat hij ofwel
dood was of stervende. Toen knipperden zyn
oogleden en zijn oogen gingen half open.
Treurige oogen, bruin en lijdend, als die van
een hond. Hij scheen moeite te doen om te
spreken. Bundie boog zich dicht over hem heen.
„Ja?" zei ze. „Ja?"
Hij wilde iets zeggen, dat kon ze zien. Iets
wat hij met alle geweld wilde zeggen. En ze
kon hem niet helpen. Ze kon niets doen
Ten laatste kwamen de woorden maar het was
niet meer dan een ademtocht.
„Zeven wijzerplatenzeg
„Ja," zei Bundie weer.
Hij probeerde een naam uit te brengen, pro
beerde het terwijl zijn krachten verminderden.
„Ja, Wie moet ik zeggen?"
„ZegJimmy Thesiger
Eindelijk was het er uit, en toen viel plotseling
zijn hoofd achterover en zijn lichaam werd slap.
Bundie ging op haar hurken zitten en beefde
over haar geheele lichaam. Ze zou zich nooit
hebben kunnen voorstellen, dat haar zoo iets
vreeselijks zou overkomen. Hij was dood en zij
had hem gedood. Ze probeerde flink te zijn.
Wat moest ze nu doen? Een dokter, dat was
haar eerste gedachte. Het was mogelijk
althans niet onmogelijk, dat de man slechts be
wusteloos was. Haar Instinct „ei haar dat het
mogelijk was. Op de een of andere manier
moest ze hem in den wagen zien te krijgen en
hem naar den dlchtstbijzijnden dokter brengen.
Het was een verlaten gedeelte van den weg en
er was niemand om haar te helpen.
Niettegenstaande haar slankheid was Bundie
sterk. Ze had ijzersterke spieren. Ze reed de
Hispano zoo dicht als ze kon bü hem en toen
al haar kracht bijeenrapende sleepte en trok ze
de levenlooze gedaante erin. Het was een ver
schrikkelijk werk en ze moest de tanden op
elkaar klemmen maar ten laatste had ze liet
volbracht. Toen ging ze achter het stuur zitten
en reed weg. Een rit van ongeveer twee mijlen
bracht haar in een klein stadje en on haar ver
zoek wees men haar het huis van den dokter.
Dr. Cassel, een vriendelijk man van middel
baren leeftijd, schrok toen hij in zijn spreek
kamer kwam en er een meisje vonrl dat op het
punt stond om flauw te vallen.
Bundie sprak hortend en stootend.
„Ik geloof, dat ik iemand gedood heb. Ik heb
hem overreden. Ik heb hem meegebracht in den
wagen. Hij is nu buiten. Ik, ik denk. dat ik te
hard reed. Ik heb altijd te hard gereden."
De dokter zag haar aan met een onderzoe
kenden blik. Hij ging naar een plank en goot
iets in een glas. Hij bracht het haar.
„Drink dit uit," zei hij, „dan zult u u beter
gevoelen. Je bent geschrokken."
Bundie dronk gehoorzaam en er kwam weer
jvat kleur op haar bleek gezicht. De dokter
knikte goedkeurend.
„Juist. Nu had ik graag, dat u hier rustig
ging zitten. Ik zal wel naar buiten gaan en voor
alles zorgen. Als lk zeker weet dat ik niets meer
doen kan voor den armen kerel, zal ik terug
komen en zuilen we de zaak bespreken."
Hij bleef nogal lang weg. Bundie keek voort
durend naar de klok op den schoorsteen. Vijf
minuten, tien minuten, een kwartier, twintig
minuten, zou hij nooit meer komen?
Toen ging de deur open en Dr. Cassel ver
scheen weer. Hij zag er anders uft, Bundie merkte
dat aanstonds op, strenger en terzelfaertijd meer
geanimeerd. Zijn manier van doer, was anders
en het scheen haar toe dat hij zijn opgewonden
heid onderdrukte.
„Wel jonge dame," zei hij. ,,Laat net ons eens
uitvechten. U beweert dezen man overreden te
hebben. Vertel me eens precies hoe het ongeluk
gebeurd is."
Bundie legde het zoo goed mogelijk uit. De
dokter volgde haar verhaal met gespannen aan
dacht.
„Juist, de wagen ging dus niet over zijn
lichaam."
„Neen. Ik dacht zelfs, dat ik hem heelemaal
niet geraakt had."
„Hij waggelde, is het niet
„Ja, ik dacht, dat hij dronken was."
„En hij kwam uit de heg?"
„Ik geloof dat er daar juist een hekje in de
heg was. Hij moet dan door het hekje gekomen
zijn."
De dokter knikte, toen leunde hij achterover
in zijn stoel en nam zijn pince-nez af.
„Ik twijfel er geen ooger k aan." zei hij,
dat u een roekelooze chauffeuse bent en dat
u op een goeden keer wel eens een armen kerel
zult overrijden en zoo een einde aan zijn leven
maken maar dezen keer heb je dat nog niet
gedaan."
„Maar...."
„De wagen heeft hem heelemaal niet geraakt.
Deze man werd doodgeschoten,"
ZESDE HOOFDSTUK
ALWEER DE ZEVEN WIJZERPLATEN
Bundie staarde hem aan. En heel langzaam
kwam de wereld, die gedurende de laatste drie
kwartier op zijn kop gestaan had, weer op zijn
pooten terecht.
Het duurde wel twee minuten voor Bundie
sprak, maar toen was 't dan ook niet meer het
door ontzetting bevangen meisje, maar de echte
Bundie, kalm. practisch en logisch.
„Hoe kan dat?" zei ze.
„Dat weet ik niet," zei de dokter, „maar hij is
doodgeschoten, want er zit een geweerkogel in
zijn lichaam. Hij heeft inwendige bloedingen
gehad, daarom kon u niets aan hem zien."
Bundie knikte.
„Nu is de vraag," vervolgde de dokter „wie
heeft hem doodgeschoten. Hebt u niemand in de
buurt gezien?"
Bundie schudde het hoofd.
„Dat is raar," zei de dokter. ,,Als het een
ongeluk geweest was, zou men verwacht hebben,
dat de kerel, die het deed hard zou komen aan-
loopen om hulp te verleenen, tenzij en dat is
niet geheel onmogelijk, h;j niet heeft- geweten
wat hij gedaan had,"
„Er was niemand in de buurt," ze: Bundie.
JDat wil zeggen op den weg."
Wordt vervolgd.