HET INDUSTRIEELE MECCA VAN ZUID-AFRIKA Met oM&aal aan den dag G HET GEHEIM VAN DE 7 WIJZERPLATEN JOHANNESBURG, DE GOUDSTAD DE DAGELIJKSCHE LIJST er vliegmachine de were ZATERDAG 5 JANUARI 1935 Toegevende wet inzake naturalisatie Sic transit Bokkenrijders van de 20ste eeuw Geen toegiftjes meer Automatische vuur toren Het levende lijk Anti-lawaai-campagne Kleurkanaries In pacht gegeven? 600 afstammelingen Een der meest vooruitstrevende steden ter wereld zal ook zen der meest cosmopolitische worden rofl vrouw van den behartigen en ik brandstichter AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR AGATHA CHRISTIE Van alle hoeken der aarde komen zij, aan getrokken door de magische bekoring en den ongekenden rijkdom der goudstad, haar Zuid-Afrika. Stoere Hollanders, Duit schers, Denen, scheefoogige Chineezen zit allen zijn bezweken voor de onweerstaanbare verleiding van het industrieele Mecca van Zuid Afrika. Johannesburg, een der meest vooruitgaande Steden ter wereld, vertoont alle teekenen ook een der meest cosmopolitische te worden, ste den als Londen, New York, Port Said en Buenos Aires met hunne heterogene menschen- collectie evenarend. Onwillekeurig vraagt men zich af, wat wei de gedachten zijn van hen, als zij in de scha duw van Tafelberg voet aan wal gezet hebben en de lange mailtrein door de wijngaarden van de Kaapprovincie en de eindelooze en barre vlakten van Transvaal stoomend, hen mijl voor mijl nader brengt tot de Goudstad en steeds verder weg van de donkere oorlogs dolken van het Verre Oosten en de politieken en industrieelen chaos van Centraal Europa. Zij zijn vreemdelingen in een vreemd land en spreken weinig of geen Engelsch. Het is dan ook niet te verwonderen, dat hun hart een oogenblik stilstaat, als de stof fige trein de eerste geelachtig-witte „mine dumps" der Goudstad passeert. Het is een in drukwekkend gezicht zelfs voor ons Afri kaners iets zoo totaal verschillend van het geen wy zouden verwachten, deze duinen door menschenhand opgeworpen. Als zij eerst hun landgenooten aan het sta tion ontmoet hebben en voor de eerste maal hun voet in Eloff Street gezet hebben, ver dwijnen al heel spoedig hun angst en twijfel en nog voor een week voorbij is vormt de nieuweling, Engelschman, Hollander of Griek een spaak in het wiel van vooruitgang. Een wiel dat nooit stil staat, altijd draait en altoos nieuwe ontwikkelingen tot stand brengt. Johannesburg heeft heel veel aan zijn bui- tenlandsche bewoners te danken. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld in de snelle ont wikkeling der stad en de stad kan het als een bewijs van dankbaarheid voor de beloon de gastvrijheid beschouwen, dat de meesten zich er permanent vestigen en Britsch onder daan worden, zoodra de wet dit toestaat. En in dit opzicht is de wet uitermate toegevend. Men moet meerderjarig zijn en gedurende viji jaren in de^ Unie of in een der bezittingen van het Britsche Rijk gewoond hebben. Na betaling van 6-14-0 dollar en twee advertenties h? een krant is men Britsch onderdaan. Zoo reizen Woo Pang Loo, Schmidt, Cohen en Jorgensen naar het land hunner geboorte met een paspoort van het land, dat zij als hun tweede vaderland gekozen hebben. Maar het is alleen voor een bezoek. Zelden blijven zij in het oude vaderland. SedeTt 1924 zijn de immigranten uit Centraal Oost en Zuid Europa in steeds grooter wor denden getale naar Zuid Afrika gekomen. De restricties in de Vereenigde Staten en andere landen waren hier de oorzaak van. Zoo on rustbarend werd de toevoer, dat in 1930 de t,Quota Act" ingevoerd werd, om hierop een rem te zetten. Jaarlijks mogen slechts een ze ker vastgesteld getal bewoners der Oost, Cen traal en Zuid-Europeesche landen, bewoners van China, Japan, Syrië, Argentinië en Bra zilië in de Unie komen. De volgende cijfers la ten duidelijk zien welk effect de Quota Act °P de immigratie gehad heeft. In 1928 dus vóór de Quota Act kwamen uit Oost, Cen traal en Zuid Europa 1896 personen in de Unie; in 1932 dus na de Quota Act kwa men uit die zelfde landen slechts 429 perso nen. Er zijn ongeveer 1500 Chineezen, al over Jo hannesburg en de suburbs verspreid, die twee clubs rijk zijn: De Transvaal Chineesche United Club met vierhonderd leden en de Chineesche Reform Club met een goede twee hónderd le den. Deze clubs zijn typisch Chineesch; Euro peanen kunnen geen lid worden. Geen woord Engelsch wordt er binnen de muren dezer clubs gesproken of geschreven. Hier, in deze kleine stukjes China, waar de geest van het Oosten spreekt, komen ze eiken avond voor enkele uren te zamen. Hier worden onder een kopje Chineesche thee sterke drank wordt niet aan hen verschaft, daar zij gekleurd zijn de verwikkelingen in het Oosten en de toe komst van Manchukwo besproken. De Chinee zen hebben hun eigen school, waar zestig amandel-oogige kinderen met kroezig zwart haar de moeilijkheden der Engelsche en Chi neesche taal trachten te overwinnen. Afri- kaansch wordt eigenaardig genoeg niet onder wezen, hoewel de kinderen buiten school heel wat Afrikaansch oppikken, dor hun contact met andere kinderen. Het overgroote deel der hier woonachtige Chineezen komt van Canton en reist met de Koninklijke Pakketvaart van Hong Kong via Java naar de Unie. In Louren;o Marques of Durban stappen zi) aan wal. Velen blijven daar. De meer avontuurlijke geesten trekken het land in en vinden op den duur hun weg naar Johannesburg, waar zij, door landgenooten geholpen een zaakje openen. De Chineezen zijn ten nauwste met wasscherijen verbonden; de beide woorden, Chinees en wasscherij zijn voor ons hier synoniem. Hoe wel er in Johannesburg tal van Chineesche wasscherijen zijn begint het meerendeel der immigranten een eigen zaak of werkt voo" Chineesche zakenhuizen. Er zijn vier jarenlang gevestigde groothandelaarshuizen, die uitste kende zaken doen. Ongeveer tien percent der Europeesche be volking in Afrika zijn Joden, en hiervan komen ongeveer zestig procent uit Littauen. De Lit- tauers zijn niet erg aan hun geboorteland gehecht. Het meerendeel laat zich naturali- seeren, wat na de Russische tyrannie en het, wanbestuur daar te lande ook niet te verwon deren is. De uittocht is zóó groot geweest, dat thans in de Vereenigde Staten, Engeland en Zuid Afrika ongeveer anderhalf millioen Lit- tauers woont. De Littauers, die hun land verlaten hebben, blijken een aanwinst voor hun nieuwe vaderland te zijn. Een groot gedeelte zijn Joden, doch lang niet allen. Zoo hebben de Katholieke Littauers in Johannesburg een eigen kerk. Het meerendeel van hen zijn handelaren, die door koopen en verkoopen van tweede handsch goederen op de Reef en in de provincie een bestaan menigmaal een zeer goed bestaan maken. Zij ruiken, geslepen als zij zijn, waar geld te maken is. Weinig hoort of ziet men van de Denen. Zij zijn een stil en hard werkend volk, wier prin cipe is: „leef en laat leven". Er zijn er onge veer twee honderd in Johannesburg. Enkele werken als ingenieurs op de mijnen, doch het meerendeel houdt zich met het zuivelbedrijf bezig. De Deen is geen kolonist. Sterk is hij aan zijn geboorteland gehecht. Zijn geadopteerd land oefent geen aantrekking op hem uit. Dit is de reden waarom er zoo weinig Denen in Afrika zijn. Hoewel Franschen onder den rang van goede kolonisten gerangschikt kunnen worden merkt men in Johanesburg, ja zelfs in de Unie, weinig van hen. Weliswaar is er een Fransche club, doch het meerendeel der leden zijn En- gelschen en Hollanders. Niet meer dan een goe de honderd wonen er in Johannesburg, die alle op kantoren werken. De Duitschers daarentegen stroomen de Unie binnen. Elk jaar komen er 'n paar honderd bij. De Duitscher voelt heel veel voor Afrika, voor al voor den Rand. Meer dan 8000 Duitschers wonen op den Rand, waarvan de meesten inde mijnen werken. Een der mooiste clubs in de stad is de Duitsche club in Lovedaystraat, met meer dan duizend leden. Een Duitsche krant wordt elke week voor de in Johannesburg, de Unie en Rhodesia woonachtige Duitschers ge drukt. In Johannesburg is een Duitsche kerk en een school onder gouvernementstoezicht. Deze school wordt als één der besten op den Rand beschouwd. Veel Engelsche en Holland- sche kinderen gaan er naar toe. Van de zevenhonderd in Johannesburg woon achtige Grieken hebben meer dan vijf en ze ventig percent een tearoom, fruitwinkei of dergelijk soort zaak. De rest zijn advocaten, dokters en uitgevers. Het meerendeel van hen komt van Cyprus, Ithaka en de Aegaeïsche eilanden. Als zij hier komen kunnen zij geen woord Engelsch en Afrikaansch; doch Grie ken zijn goede linguisten en zij leeren de beide landstalen snel. Zij hebben hun eigen kerk en bisschop, ja zelfs een eigen voetbalclub. Een eigenaardig iets van de Grieken is, dat als zij er genoeg geld gemaakt hebben of te oud worden om nog handel te drijven, zij bijna allen naar hun oude vaderland terugkeeren Een zeer klein aantal Portugeezen komt uit Portugeesch Oost Afrika. Men zou denken, dat het meerendeel der vijfduizend Portugee zen, die op den Rand wonen uit Portugal komt. Dit is echter niet zoo; zij komen van Madeira. Het meerendeel van hen zijn groentehboeren, die hun eigen producten kweeken. Van alle vier de hoeken der wereld komen zij christenen en joden naar Zuid Afrika. De immigratie-wetten leggen hun weinig moei lijkheden in den weg. Zoolang als men gezond is, in het land van herkomst nog niet met de justitie in aanraking geweest is en voldoende middelen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, zet Zuid Afrika haar poorten voor U open en wordt gij als één harer inwoners behandeld. Zuid Afrika en vooral Johannesburg heeft ontzettend veel aan de buitenlanders te danken en zonder hen zou de Gouden Stad zich nooit zoo snel ontwikkeld hebben. De „Münchener Augsburger Abendzeitung" is voor het laatst verschenen. Het blad werd opgericht in 1609 en maakte er aanspraak op het oudste dagblad van Duitschland te zijn. Nauw'lijks is het handjes geven En het wenschen van de haan I of wij zien weer dat de meesten i I Langs dezelfde wegen gaan! Langs denzelfden weg der dwaasheid, Onvoorzichtigheid en bluf, Onveranderd door ervaring: I Op de autowegen suf! f Want wij lezen weer van brandjes Door benzine of door was Op verbetering te hopen Schijnt voorloopig nog te kras! i. En wij lezen ook van kraakjes Of partijtjes op het mes Onze wenschen krijgen hierin Slechts een averechts succes! Ook de lijst der ongelukken, In de eerste week van 't jaar Brengt een ieder door verbazing Beide handen in het haar! Onverminderd rijdt de auto Alle ziekenhuizen vol: Maag're Hein speelt ook weer dit jaar Zeer voortreffelijk zijn rol! Want de menschen zijn niet wijzer! Hoop op beter is er niet. 't Nieuwe jaar is aangevangen Met hetzelfde oüde lied! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiuB De politie te Aken is het gelukt te arresteeren 9 personen, leden van een dievenbende. Vroeger waren het smokkelaars. Nu er met smokkelen niet veel meer te verdienen is, gingen ze op. roof en diefstal uit. In Aken zelf zijn de dieven debet aan 10 belangrijke diefstallen met braak, voornamelijk in winkels en in woningen, waar vermoedelijk baar geld aanwezig was. Op een Zondag stalen ze uit een coiffeurszaak een geld kistje met 2500 mark. Dit geld werd onder vie ren verdeeld. Per auto bezochten de heeren ver schillende bars en dansgelegenheden en obscure Inrichtingen in Düren en Keulen. En toen ze alles tot den laatsten pfennig hadden „ver jubelt", keerden ze naar Aken terug, rijk aan plannen voor nieuwe inbraken. In één nacht braken de dieven, die een eigen auto hadden in tegenstelling met de vroegere bokkenrijders, die immers op bezemstelen door de lucht vlo gen op 5 verschillende plaatsen in, in de om geving der stad. Belangrijke sommen gelds en allerlei goederen vielen hun in handen. In Vaals stalen ze gouden sieraden en kleeding- stukken. De sieraden werden bij een goudsmid verwisseld. Toen de bekende Spaansche tenor-zanger Miguel Fleta met succes in een theater te Va lencia gezongen had, en het publiek om een herhaling vroeg, zeide de zanger dat hij dit tot zijn leedwezen niet kon doen, aangezien hem dit een boete van 200 pesetas zou bezorgen. De Spaansche artistenvereenigmg heeft nl. óp straffe van boete bepaald, dat buiten het vastgestelde program geen nummers ten ge- hoore mogen worden gebracht. Op het eiland Ouessant aan de Bretonsche kust bevinden zich vier vuurtorens, waarvan er thans een vol-automatisch werkt. Het brein van bekwame ingenieurs en de toepassing van de modernste technische hulpmiddelen hebben hier een werk gescha pen, dat van zeer groot belang voor de navi gatie is gebleken. Het eiland Ouessant vormt met zijn tallooze verraderlijke klippen een zeer groot gevaar voor de scheepvaart. Reeds zijn vele schepen, die den tocht over den oceaan veilig af hadden gelegd op deze klippen gestrand. Twee van genoemde vuur torens liggen midden in zee, n.l. die van Ju- ment en Nividic. De zware stormen, welke vooral des winters om het eiland woeden, maken het vaak maan denlang onmogelijk om de bemanning op den vuurtoren af te lossen, wat natuurlijk groote moeilijkheden geeft in verband met levens middelentoevoer. De vuurtoren van Nividic, welke nu geheel automatisch werkt, ligt op een kilometer af stand van het uiterste punt van het eiland. Reeds van 1911 af, dus al meer dan 20 jaar, is men aan dit geweldige werk bezig geweest. Allereerst moest een kabel gelegd worden. Deze kabel loopt over twee groote betonnen pijlers en is zoo gelegd, dat hij tevens als zweefbaan dienst kan doen. Het is een gi gantisch werk geweest om den 2000 meterlan gen kabel met een gewicht van 6 ton te leg gen, daar men wegens de hevige stroomen en kolken, welke tusschen de klippen ontstaan, niet vanuit zee kon werken. Van de twee uiter ste punten moesten niet minder dan drie ka bels na elkaar gelegd worden; steeds zwaar dere, tot men tenslotte den 22 m.m. dikken ka bel kon aanbrengen. Daarna maakte men van de zweefbaan gebruik om de inrichting van den vuurtoren aan te brengen. De schijnwerper, welke op den toren is aan gebracht, werkt met een capaciteit van 1500 Watt. In geval er iets mee mocht gebeuren, treedt automatisch een acetyleen-verlichting in werking. Bij nevelig weer gaat vanzelf een sirene werken, terwijl ook een kanon vanuit het eiland bediend kan worden. Mocht de kabel eens breken, dan is voor zorg getroffen, dat vanuit het eiland draad loos de signaalinrichting van den vuurtoren in werking gesteld kan worden. Dat een man, die gestorven is, 's avonds weer gaat leven is geen alledaagsch verschijn sel. Dit heeft de gemoederen van velen in Pe king in beroering gebracht. Yen Yu-Ting, een 69-jarige portier, was na zijn dood door zijn achterblijvende familieleden in zijn kist ge legd, toen hij plotseling de oogen opsloeg en eenige woorden prevelde, hoewel zijn lichaam al geheel koud was. Men waarschuwde een dokter en stelde de begrafenis voorloopig uit. 's Nachts begon hij weder te ademen en hard op te spreken. Zijn lichaam bleef echter koud en tegen den morgen verviel hij weer in een staat van volkomen bewegingloosheid. Dit proces heeft zich reeds dertien dagen herhaald; 's avonds leeft hij op, terwijl hij 's morgens ge heel dood schijnt. De vrouw van den schijn- doode stelde vier sterke koelies aan om bij het lichaam de wacht te houden, maar toen zij den kouden adem van den schijndoode voelden, vluchtten ze hevig beangst weg, terwijl zijn zoon bij het zien ervan flauw viel. Hoelang de doode dit zal blijven volhouden kunnen de medici nog niet met zekerheid zeg gen. Er was afgesproken dat Amy met mij mede zou gaan naar mijn ouderlijke woning. Toen ik door de straten van Amsterdam liep met Amy naast mij, die me een arm had gegeven, voelde ik mij heerlijk gelukkig. Mijn hart klop te luid toen ik eindelijk voor de deur der ouder lijke woning stond. Het weerzien tusschen mijn ouders en mij is moeilijk te beschrijven. Om beurten lachten, huilden, pakten en omhelsden w'ij elkaar. Mijn brave vader en moeder keken mü maar telkens aan en wisten niet anders te' zeggen dan: „Jongen, Bok, wat een kerel ben jij geworden." Eenige dagen later kwam Oom Sydney met tante ons bezoeken en opnieuw beleefden we weer vreugdevolle oogenblikken. „Nu jongen, zei Oom, „wat denk je, hebben we thans ge noeg avonturen beleefd, of zou je weer zin heb ben om nog eens met mij een reis om de wereld te maken." ,,Neen Oom," zei ik. ,,Ik ben overal geweest, heb avonturen beleefd zooals niet te gelooven zijn, en ben thans tevreden. Ik heb een massa geleerd en veel ondervinding opge daan. Dit alles heb ik te danken aan u. U hebt als 't ware een man van mij gemaakt en ik dank u nogmaals voor hetgeen u voor mij hebt gedaan. Ik ben trotsch op uw vriendschap Voor mij en ik hoop dat die altijd mag blijven be staan." Daarop gaf ik hem ontroerd de hand, die Oom stevig drukte, waarna hij mij op de schouders kloppend antwoordde: „Zoo zij het, Bok, voor altijd." Het was even na middernacht, dat het slot vanLormer's winkel in huishoudelijke ar tikelen met 'n zachten tik opensprong, zoo dat men kon onderstellen, dat iemand aan den buitenkant probeerde binnen te komen. Weldra ging dan ook de deur open en een man die z'n pet diep over 'n oogen had getrokken, stapte behoedzaam in de donkere zaak naar binnen. Hij scheen den weg te kennen, want hij liep regelrecht naar het aan de achterzijde gelegen kantoortje en liet het licht van z'n zaklan taarn in de rondte glijden. Het scheen, dat er nog iemand aanwezig was en wel de eigenaar, want er kwam een glim lach op z'n gezicht en hij zei: „Zoo Lormer, prettig, dat ik je hier tref." Harry Alvers," stamelde de ander verbaasd. „Ja, dezelfde. Nou, 't schijnt jou veel beter gegaan te zijn dan mij, na ons compagnon schap. Want ik moet nog steeds in het nach telijk uur visites met behulp van loopiers af leggen om aan den kost te komen." „Watwat.... wil je?" vroeg Lormer ver baasd. „Je vergeet, dat er al twaalf jaren tus schen liggen, tusschen „cnze zaken" en nu?" „Och, wat ik wil is duidelijk. Ik wil een bed om behoorlijk te slapen en verder uit de han den der politie blijven. Toen ik vandaag langs Je zaak kwam en je naam las en bovendien je liefelijk aanschijn te midden van je potten en pannen opmerkte, dacht ik: „Weet je wat .Handige Fikky" zal me wel niet in den steek laten, als ik zijn hulp inroep." En behaaglijk zette de inbreker zich in een der gemakkelijke stoelen neer, nadat hij eerst den knop van het electrisch licht had omge draaid. .Ziezóó, nu kunnen we tenminste zien wat we zeggen." Lormer scheen niet te weten wat hij doen moest. „Ga in 's hemelsnaam weg,, want m'n vrouw kan elk oogenblik thuis komen." „Nou, wat hindert dat?" „Eensklaps scheen hij iets te bemerken: hij haalde z'n neus op en zei: „De parfum, die jij gebruikt, heeft veel weg van petroleum." Daarbij keek hij naar eenige groote plekken van deze brandstof, die duidelijk op een der kleedjes zichtbaar waren, „O, oja.... ik heb zeker met de kan gemorst," hakkelde Lormer, die blijkbaar niet wist, wat hij zeggen moest. „Ha.... zoo," grijnsede Alvers. „Nu gaat me een licht op. De zaken gaan slecht.... petro leum op het vloerkleed., een brandje en een hooge uitkeering van de verzekering. Aardig, werkelijk heel aardig," grinnikte hij. „Niet waar, niet waar," zei Lormer haastig, maar hij zag doodsbleek en daaraan bemerkte Alvers dat hij goed geraden had. „Kom, je houdt me niet zoo gemakkelijk voor den gek. Ik heb het gevoel, dat ik vannacht nog goeie zaken maak. Wat zou je er van zeg gen, als je de verzekeringspremie eens eerlijk met me deelde, anders zou ik genoodzaakt zijn een en ander te vertellen op zeker kantoor. En dat kost je toch minstens twee jaar. Daarbij bof je, want als er gevaar voor menschenlevens bestond, was het minstens hot driedubbele. Ik zou je dus aanraden, geef me alvast een voor schot vanlaten we zeggen honderd dollar, dan kom ik over een dag of veertien wel de rest halen." „Maar.... ik heb geen geld," zei Lormer. „Of denk je misschien dat ik zoo iets uit meelij doe?" „Kom kom, je hebt in ieder geval wel iets. want je weet drommels goed dat het minstens nog veertien dagen duurt, vóór je geld uit betaald krijgt van de verzekering." „Heusch niet, ik heb maar een paar dollar." „Onderstel nu eens dat ik naar de telefoon loop," en Alvers wees met z'n vinger naar een smallen doorgang, welke door een glazen deur van het kantoortje gescheiden was, „en ik ver telde de politie wat ze hier zou kunnen vinden. Geloof je dan niet dat ze binnen eenige mi nuten een onderzoek kwam instellen? Ik heb wel..-." Hij hield eensklaps op en wees naar een vage schaduw, die op de ruit te zien was. „Wie is dat?" fluisterde hij. „Drommels!" riep Lormer, „dat is mijn vrouw." Op dit oogenblik trad een jonge vrouw bin nen. „Waarom ben je teruggekomen?" vroeg Lor mer. „Goeden avond, mevrouw," onderbrak Alvers. „Ik kwam juist op tijd om te vernemen dat uw echtgenoot het plan had deze oude rammelkast met den grond gelijk te branden. Bent u mis schien ook in het complot?" „Neen, mijn vrouw weet er niets van," zei Lormer gejaagd. „Daarom had ik het juist in orde willen maken vóór zij thuis kwam. De anti-lawaai-week te Rome is zulk een succes geworden dat wellicht in geheel Italië het gebruik van autohooms beperkt zal worden. Te dien einde zal de ministerraad een wij ziging overwegen van de verkeerswetten, krach tens welke het op het oogenblk nog verplich tend wordt gesteld, bij wegkruisingen van den autohoom gebruik te maken. Men wil het gebruik van den autohoorn in de groote steden geheel afschaffen en het overi gens zooveel mogelijk beperken. 1 „Ik had een voorgevoel dat er iets niet in orde was," verklaarde het vrouwtje. „Want je was zoo somber den laatsten tijd." „Ja, en nu wacht ik de belooning van mijn stilzwijgen." „En veronderstel nu eens dat hij weigert?" vroeg ze. „In dat geval zal ik de politie waarschuwen en jullie intusschen beletten de kleeden op te ruimen. En dan komen ze kijken en brengen ze hem naar de gevangenis. Dat is alles!" „Naar.... de gevangenis?" .Absoluut hoor. Ik geef je drie minuten, Lor mer," zei Alvers. „Als je me dan nog geen aan nemelijk aanbod gedaan hebt, bel ik op." „Dan gaat hij maar naar de gevangenis,'" verklaarde mevrouw Lormer beslist. „Dus u weigert hem te laten betalen?" „Ja, 't kan me niet schelen, als hij eens naar de gevangenis gaat. Want ik heb er meer dan genoeg van om altijd maar in zaken eens gaan geloof dat ik er best zal komen. Laat de politie hem maar meenemen." Ze liep haar man voorbij, trad het tusschen- vertrek jebinnen en wierp de deur achter zich in t slot. Toen Alvers probeerde haar te ope nen, werd aan den anderen kant juist de sleu tel omgedraaid. „Vlug," hoorde men haar roepen. „Verbindt u mij even met het politiebureau." Alvers keek onzeker naar de winkeldeur. „Ja: spreek ik met het politiebureau?" ging ze na een korte pauze verder. ..Stuurt u even direct eenige mannen naar de Cloy-street no. 63, naar de zaak van Lormer's huishoudelijke artikelen. Daar zijn twee oude bekenden van u: Een hunner wil brandstichten en de ander is een inbreker, die hem geld wil afpersen. Maar vlug asjeblieft Dank je wel." Ze had haar dankje nog niet uitgesproken, toen Alvers wegsnelde, den winkel door, de bui tendeur openrukte en binnen enkele seconden verdwenen was. Op dit oogenblik opende Lormer's vrouw weer de verbindingsdeur. „Waar is die kerel?" vroeg ze. „Weggegaan; ik geloof niet dat we hem nog terug zullen zien." Ze wendde zich tot haar echtgenoot. „Ik ging je niet overleveren, ouwe jongen," zei ze vrien delijk, „maar dan moet je me ook beloven, dat je nooit meer zoo iets misdadigs zult onderne men, om uit de moeilijkheden te geraken. We zullen er ons heusch wel doorheen slaan. Ik ben toch bfj je en samen zullen we het overwin nen." „Maar waarom, vrouwtje, belde je dan de po litie op?" vroeg hij. Ze lachte. „O, dat hindert niet. Want die ander wist niet dat de telefoon al een paar dagen geleden werd afgesneden, omdat we de laatste kwitantie niet konden betalen." Op de nationale vogeltentoonstelling in het Crystal Palace te Londen, die 31 Januari ge opend wordt, zal een inzending aanwezig zijn uit Nederland, welke in Engelsche vakkringen groot opzien heeft gebaard. De secretaris van „De Kleur kanarie" te Lo- chem heeft n.l. aan de leiding der tentoon stelling medegedeeld namens de vereeniging aldaar 22 kanaries te zullen zenden in de kleu ren oranje, blauw en agaat. Engelsche vogelkweekers vragen zich af hoe deze kleuren ontwikkeld zijn, temeer daar de vereeniging in Lochem nadrukkelijk verklaart de vogels geen kleurstof te hebben ingegeven. Volgens een Indiaan uit het Rama-reservaat hebben de Roodhuiden het land, waarop de stad Qrillia (6000 inwoners) is gebouwd, voor 99 jaar aan de blanken in pacht gegeven en is deze periode bijna om. De Indiaan heeft verklaard, dat Orillia vroe ger een Indiaansch reservaat was en dat het documenten bezit, waaruit het bestaan van de pachtovereenkomst blijkt. Hij deed uitkomen, dat zijn rasgenooten er nooit mede accoord zouden gaan, wanneer de blanken zouden willen trachten inbreuk te maken op de eigendomsrechten der stad. Te Esens (Oost-Friesland) is op 91-jarigen leeftijd een weduwe gestorven, waarvan meer dan 600 afstammelingen in leven zijn. Deze dame had een echtgenoot en 14 kinde ren. Tien hiervan huwden op jeugdigen leeftijd en brachten op hun beurt gemiddeld tien kin deren ter wereld. Deze kleinkinderen trouwden eveneens jong, zoodat de thans overleden vrouw met trots op vijf generaties van afstammelin gen kan 'wijzen. All L op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Oflflf) bij levi AllC QDOtltlQ S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUKSVt verlies bij levenslange geheele ongeschiktheid t 3t werken bi van beide armen, beide beenen of beide oogen j door 7f/l bii een ongeval met 9C/Ï bij verlies van een hand IOC 3Ü verlies van een Cfl bfj een breuk van Afï bj) verlies van 'r ogen Ot/.~ doodelilken afloop t OU,m een voet of een oog 1&0,~ luim of wijsvinger T OU, been of arm/ tU, anderen \.nger 8. „Vlug, Katie, dat is de freule en als altijd heeft ze vreeselijke haast." Het was inderdaad een kenmerkende eigenschap van Bundie, dat ze altijd haast had, vooral als ze chauffeerde. Ze was handig en flink en een goed chauffeur, als dit niet zoo geweest was, zou haar roeklooze vaart dikwijls een ongeluk ten gevolge gehad hebben. Het was een vroolijke Octoberdag met een blauwen hemel en een verblindenden zonne schijn. De scherpe lucht dreef het bloed naar Bundle's wangen en vervulde haar met levens lust. Dien morgen had ze Gerald Wade's onafge- maakten brief naar Loraine Wade op Dean- Priory gestuurd. Ze had er eenige regels bijge voegd ter verklaring. Zij was van plan Bill Eversleigh te spreken zien te krijgen om meer bijzonderheden aan de weet te komen over de loogpartij, die zoo tragisch geëindigd was. Opdertusschen was het een heerlijke morgen en de Hispano gleed over den weg als een zwaluw. Bundie drukte met haar voet op hst gaspedaal en de Hispano gaf daar ©ogenblikkelijk gpvclg aan. Zij verslond mijl na mijl, en hoefde maar heel zelden haas vaart te verminderen en Bundle had een vrijen weg vóór zich. Toen, zonder eenige waarschuwing kwam er een man uit de heg gewaggeld, den weg op, vlak voor den wagen. Op tijd te stoppen was uitgesloten. Uft alle macht draa'de Bundie aan het stuurwiel en week uit naar rechts. De wagen lag bijna in een sloot bijna, maar niet heelemaal. Het was een gevaarlijke manoeuvre, maar ze slaagde. Bundle was er zeker van dat ze den man niet geraakt had. Ze keek om en werd bevangen door een ver schrikkelijk naar gevoel. De wagen was n et over den man heen gereden, maar moest hem toch to het voorbijgaan hebben geraakt. Hij lag voorover op den weg, onheilspellend stil. Bundie sprong uit den auto en hep terug. Ze had nooit iets belangrijkere overreden dan een verdwaalde kip. Het feit dat het ongeluk nauwelijks aan haar te wijten was maakte op •het oogenblik geen verschil voor haar. De man had erg dronken geleken, maar, dronken of niet, ze had hem gedood. Ze wist neel zeker dat ze hem gedood had. Haar hart bonsde, se voelde haar bloed tot in haar ooren doppen. Ze knielde neer bij het liggende lichaam en draafde dit zeer voorzichtig om. Hij kreunde of kermde niet. Ze zag dat hij Jong was, nogal een knap gezicht had met een kort snorretje. Zij zag geen teeken van uitwendig letsel, maar ze was absoluut overtuigd, dat hij ofwel dood was of stervende. Toen knipperden zyn oogleden en zijn oogen gingen half open. Treurige oogen, bruin en lijdend, als die van een hond. Hij scheen moeite te doen om te spreken. Bundie boog zich dicht over hem heen. „Ja?" zei ze. „Ja?" Hij wilde iets zeggen, dat kon ze zien. Iets wat hij met alle geweld wilde zeggen. En ze kon hem niet helpen. Ze kon niets doen Ten laatste kwamen de woorden maar het was niet meer dan een ademtocht. „Zeven wijzerplatenzeg „Ja," zei Bundie weer. Hij probeerde een naam uit te brengen, pro beerde het terwijl zijn krachten verminderden. „Ja, Wie moet ik zeggen?" „ZegJimmy Thesiger Eindelijk was het er uit, en toen viel plotseling zijn hoofd achterover en zijn lichaam werd slap. Bundie ging op haar hurken zitten en beefde over haar geheele lichaam. Ze zou zich nooit hebben kunnen voorstellen, dat haar zoo iets vreeselijks zou overkomen. Hij was dood en zij had hem gedood. Ze probeerde flink te zijn. Wat moest ze nu doen? Een dokter, dat was haar eerste gedachte. Het was mogelijk althans niet onmogelijk, dat de man slechts be wusteloos was. Haar Instinct „ei haar dat het mogelijk was. Op de een of andere manier moest ze hem in den wagen zien te krijgen en hem naar den dlchtstbijzijnden dokter brengen. Het was een verlaten gedeelte van den weg en er was niemand om haar te helpen. Niettegenstaande haar slankheid was Bundie sterk. Ze had ijzersterke spieren. Ze reed de Hispano zoo dicht als ze kon bü hem en toen al haar kracht bijeenrapende sleepte en trok ze de levenlooze gedaante erin. Het was een ver schrikkelijk werk en ze moest de tanden op elkaar klemmen maar ten laatste had ze liet volbracht. Toen ging ze achter het stuur zitten en reed weg. Een rit van ongeveer twee mijlen bracht haar in een klein stadje en on haar ver zoek wees men haar het huis van den dokter. Dr. Cassel, een vriendelijk man van middel baren leeftijd, schrok toen hij in zijn spreek kamer kwam en er een meisje vonrl dat op het punt stond om flauw te vallen. Bundie sprak hortend en stootend. „Ik geloof, dat ik iemand gedood heb. Ik heb hem overreden. Ik heb hem meegebracht in den wagen. Hij is nu buiten. Ik, ik denk. dat ik te hard reed. Ik heb altijd te hard gereden." De dokter zag haar aan met een onderzoe kenden blik. Hij ging naar een plank en goot iets in een glas. Hij bracht het haar. „Drink dit uit," zei hij, „dan zult u u beter gevoelen. Je bent geschrokken." Bundie dronk gehoorzaam en er kwam weer jvat kleur op haar bleek gezicht. De dokter knikte goedkeurend. „Juist. Nu had ik graag, dat u hier rustig ging zitten. Ik zal wel naar buiten gaan en voor alles zorgen. Als lk zeker weet dat ik niets meer doen kan voor den armen kerel, zal ik terug komen en zuilen we de zaak bespreken." Hij bleef nogal lang weg. Bundie keek voort durend naar de klok op den schoorsteen. Vijf minuten, tien minuten, een kwartier, twintig minuten, zou hij nooit meer komen? Toen ging de deur open en Dr. Cassel ver scheen weer. Hij zag er anders uft, Bundie merkte dat aanstonds op, strenger en terzelfaertijd meer geanimeerd. Zijn manier van doer, was anders en het scheen haar toe dat hij zijn opgewonden heid onderdrukte. „Wel jonge dame," zei hij. ,,Laat net ons eens uitvechten. U beweert dezen man overreden te hebben. Vertel me eens precies hoe het ongeluk gebeurd is." Bundie legde het zoo goed mogelijk uit. De dokter volgde haar verhaal met gespannen aan dacht. „Juist, de wagen ging dus niet over zijn lichaam." „Neen. Ik dacht zelfs, dat ik hem heelemaal niet geraakt had." „Hij waggelde, is het niet „Ja, ik dacht, dat hij dronken was." „En hij kwam uit de heg?" „Ik geloof dat er daar juist een hekje in de heg was. Hij moet dan door het hekje gekomen zijn." De dokter knikte, toen leunde hij achterover in zijn stoel en nam zijn pince-nez af. „Ik twijfel er geen ooger k aan." zei hij, dat u een roekelooze chauffeuse bent en dat u op een goeden keer wel eens een armen kerel zult overrijden en zoo een einde aan zijn leven maken maar dezen keer heb je dat nog niet gedaan." „Maar...." „De wagen heeft hem heelemaal niet geraakt. Deze man werd doodgeschoten," ZESDE HOOFDSTUK ALWEER DE ZEVEN WIJZERPLATEN Bundie staarde hem aan. En heel langzaam kwam de wereld, die gedurende de laatste drie kwartier op zijn kop gestaan had, weer op zijn pooten terecht. Het duurde wel twee minuten voor Bundie sprak, maar toen was 't dan ook niet meer het door ontzetting bevangen meisje, maar de echte Bundie, kalm. practisch en logisch. „Hoe kan dat?" zei ze. „Dat weet ik niet," zei de dokter, „maar hij is doodgeschoten, want er zit een geweerkogel in zijn lichaam. Hij heeft inwendige bloedingen gehad, daarom kon u niets aan hem zien." Bundie knikte. „Nu is de vraag," vervolgde de dokter „wie heeft hem doodgeschoten. Hebt u niemand in de buurt gezien?" Bundie schudde het hoofd. „Dat is raar," zei de dokter. ,,Als het een ongeluk geweest was, zou men verwacht hebben, dat de kerel, die het deed hard zou komen aan- loopen om hulp te verleenen, tenzij en dat is niet geheel onmogelijk, h;j niet heeft- geweten wat hij gedaan had," „Er was niemand in de buurt," ze: Bundie. JDat wil zeggen op den weg." Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 11