Bij Pierre l'Ermite thuis cKdv&daal dag DE ENGELSCHE KAPERS ALLE ABONNÉ'S F 750.- by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door HET GEHEIM VAN DE 7 WIJZERPLATEN ERNSTIG EN CHARMANT MENSCH WEER-LIED WOENSDAG 9 JANUARI 1935 Bouwer der kerk van de H. Odilia Slangen-invasie Kleinste krant Flink meisje Vrijmetselaarsloge als folterkamer Zware milt 70.000 volt consult 1 Zijn eerste Luchtrace over Canada Gered Montmartre heeft den priester ge vormd en op zijn beurt heeft de priester zich aan Mont martre gewijd AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL OO O R AGATHA CHRISTIE V (Bijzondere correspondentie) Dit is wel een der meest interessante gre pen, die de journalist uit het rijk ge varieerde Parijsche leven doen kan. als hy weet door te dringen tot het hol van den leeuw. Dit hol is wel Is waar geen nol, maar een vriendelijke, een intieme werkkamer en deze leeuw heeft althans uiterlijk niets gemeen met den angstaanjagenden koning der woestijn, doch moeilijk blijft het toch om Pierre l'Ermite op zijn bureau te vangen. De priester met zijn onvermoeide activiteit is vrijwel onophoudelijk in circulatie en heeft bovendien geen vast traject. Vergeefs vraag je jezelf af, waar deze menscb want mensch is Pierre l'Ermite in alle opzichten de energie vandaan haalt om zich daadwerkelijk te bemoeien met hon derd en één kwestie en alles wat hij onder neemt tot een onvolprezen resultaat te bren gen. Het was mij dus gelukt mijnheer pastoor thuis te treffen. Abbé Lautil en Pierre l'Ermite zijn een en dezelfde persoon. Abbé Lautil nu sprak voor Pierre l'Ermite en omgekeerd. Deze twee personen, twee functies en twee activiteiten in één mensch vereenigd, vormen de meest harmonische verbinding welke ik ken. Wie van beiden precies Lautil is en wie Pierre l'Ermite, dit te ontknoopen Hjkt mij vrijwel onmogelijk. Ik zal dus maar Pierre l'Ermite zeggen. Deze is de meest bekende van de twee. Pierre l'Ermite is dus priester en ver der is hij het type van den rasechten Mont- martrois. Hij is ernstig en charmant, hij is toe gevend en onverbiddelijk, onverschillig en nauwgezet, onaandoenlijk en medelijdend. Hij houdt van God en van Montmartre in de meest uitgebreide geografische strekking van dit be grip. Pierre l'Ermite is paradoxaal. Montmartre heeft den priester gevormd en op zijn beurt, uit dankbaarheid natuurlijk, heeft de priester zich aan Montmartre gewijd. Aan het bizarre volk, dat ln deze meest bizarre wij ken van la ville lumière moe wordt van het bonte leven, gekenmerkt als het is door het groote hart en de lichte zinnen. Het komt met zelden voor dat men zich hier van de eene ver wikkeling in de andere werpt en er geiukkig tracht te zijn met het verdriet. En door al net tumultueuze van het bestaan, dat wegvlot als de golven van een bewogen zee, leeft nog de herinnering aan een simpel kerkje, het eenvou dige altaar in geurigen bloementooi, waarin een klein orgel de Mis op Zondag aftoont en kin deren hun „Ave Verum" onder het lof zingen, de herinnering ook aan dat verlaten kruis, dat tot een vluchtig Pater Noster noodde. Over deze herinnering heeft Pierre l'Ermite mij gesproken, ongetwijfeld omdat zij behoort tot het liefste wat hij bezit. En rustig recon strueerde die prettige stem voor mij den bouw en de geschiedenis van dat kerkje door hem opgedragen aan den patroon der Katholieke schrijvers en journalisten, Franciscus van Sales. Die wereld van Katholieke journalisten, wel ke niet minder bont is dan het eigenlijke Mont martre, trok Pierre l'Ermite aan. In deze we reld groeide hij ai spcedig uit tot een man van gewicht, een autoriteit van onovertroffen ge zag, omdat hij steeds beter blijkt dan de beste en hij bewijst dit In La Croix, lederen Zarer- dag-avond in zijn kolom, dat daar op die eerste bladzijde staat, massief als een zuil van gra niet, een werkstuk gegoten uit het krachtigste etaalbrons, of dat guitig ls als een levensliedje van Privas. 'n kolom, die opstijgt tot de Sacré Coeur, niettegenstaande zij midden in het woe lige leven staat daarbeneden. En zelfs de m-est verstokte ketter voelt zich dan getroffen door de charmeerende, de fascineerende kracht van dezen priester, die bovenal ook mensch is. die van de straat houdt en van alles wat daar ge beurt. Men moet vol bewondering opkijken naar dezen apostel van de straat, dezen volge ling van Sales, dit voorbeeld van nimmer zuch tende dienstbaarheid. „Pas de tristesse, la vie est trop court" zegt de Bohème, dikwijls als een der laatste pogingen om te ontkomen aan wat hij het zwarte noodlot acht. dat niet nalaat hem te achtervolgen. Pierre l'Ermite voelt met den bohème, dien hij zco goed begriiot mee en voegt voor hem aan de ontelbare Ave Mana's van zijn versleten rozenkrans een nieuwe Wees Ge groet je Zoo heerscht Pierre l'Ermite over de duizen den bohèmes en de duizenden Madelaines en hjj lacht met hen, als zij pleizier hebben en hij troost ze als ze bedroefd zijn. Door ae week is het het levende woord en 's Zaterdags is het dat hoofdartikel, dat stuk knappend Droza, kort en pakkend van een diepgevoelde menschel jk- heid, die regelrecht tot het hart doordringt. Over zijn werk onder de kinderen. Ook dit is een belangrijk, misschien wel het belangrijkste hoofdstuk uit dit lijvig levensboek. Wat is er mooier, wat edeler dan een kinderziel, die open staat voor al wat schoon en verheven is. Die ziel te leiden naar het hocge begrijpen en het fijne voelen, die ziel deelachtig te doen worden ln de werkelijke vreugden van het bestaan, die ziel den weg te wijzen tot het echte en onver gankelijke geluk, er is geen hooger doelstelling. En wie kan er beter met de kleine menschjes omgaan dan Pierre l'Ermite, de pnester- mensch, die het hart en het karakter van de volwassenen zoo door en door kent en zoo pre cies weet wat dezen in hun jeugd ontbroken heeft en waaraan hun leed en hun decepties geweten moeten worden. De een is te veel krekel, de ander te veel mier. Wij moeten zoowel mier als krekel op onzen tijd zijn. Wij zijn mensch. Dit beeld uit dezen mond trof mij. Pierre l'Ermite heeft de overtuiging dat het ons alleen goed vergaan zal als het ons lukt om in ons mierenbestaan wat plaats te vinden voor de vreugde en het opti misme van den krekel. En in den zomer is Pierre l'Ermite ln alle opzichten een krekel, als hij met zijn tientallen en honderden kin deren gast is van moeder natuur, kampeert er gens in de bergen of zijn tenten opgeslagen heeft aan het strand zoo dicht mogelijk by de groote zee. Op zulke oogenblikken is alle leed vergeten, dan is er alleen plaats voor de vreug de. die voor hem aanvangt by het kleinste schelpje, het warme zand, een zeewier, die ge staag aan stygt om ten slotte te beianden by Onzen Lieven Heer. Niets is er prettiger dan met Pierre l'Ermite buiten te zyn, buiten te bidden en te spelen in de zon, buiten de krachten op te doen om straks weer in de groote stad het weik te her vatten en serieus te wezen. Het is goed dat de mensch mier is, maar het is noodzakelyk, dat hy daarby ook krekel weet te zyn. En tusschen al deze verscheiden bezigheden door vindt Pierre l'Ermite nog den tijci om zyn geliefde Kardinaal Verdier een scherpe con currentie aan te doen als kerkbouwer Dit doet zoowel Z.Em. als hem een groot pleizier. Zoo is ook nu weer Pierre l'Ermite in volle actie. Hy heeft namelyk een bijna vergeten heilige ont dekt, die in alle opzichten een kerk in Parys verdiend heeft. En met een onovertroffen mees terschap heeft hy de verdediging op zich ge nomen van Sainte Odile, deze schitterende fi guur uit den Elzas, die hy uit het schemerlicht van de verre historie weer heeft geplaatst in den schitterschijn der actualiteit. En dank zy zyn enthousiasme zal de Heilige Odiie binnen kort op een der buitenboulevards van het 17-de arrondissement haar kerk hebben, een huis God en haar waardig. Ziehier Pierre l'Ermite, alias Abbé Loutil in a nutshell. Seymour, een stadje omstreeks 130 KM. van Melbourne, ïydt thans onder een Invasie van slangen. Hulzen, winkels en zelfs politie-bureaux worden door de reptielen bezocht en m een week zyn 500 slangen gedood. De plaag is vermoedelyk te wyten aan het buitengewoon warme weer, dat volgde op overstroomingen. Toen het water wegtrok bleven honderden slangen in de boo- men hangen. Niemand durft zonder stok uit te gaan en Je vrouwen en kinderen leven in een voortdurende vrees. In de straten maken honden en katten jacht op de slangen. Tijdens 'een concert in een van de parken van de stad kwamen plotseling een groot aantal slangen op de muziek af, die trachtten de toe hoorders die in het gras zaten aan te vallen. Vele slangen moesten dit met den dood be- koopen. rfllllllllllllllllllllll iiiiiiiiiiiiiiitiimitt Op het Donderdag-eiland, gelegen tusschen de Noordkust van Australië en Nieuw-Guinea, wordt het kleinste dagblad ter wereld uitge geven, de „Torres Straits Daily Pilot". Deze krant bestaat uit slechts één blad van folio-formaat aan één zyde bedrukt, doch het houdt de bewoners van dit kleine eilandje op de hoogte van de gebeurtenissen tot een oceaan boot de groote bladen brengt, hetgeen meestal weken duurt. De „Pilot" bevat drie kolommen, een voor scheepsty dingen, een voor Australisch en tele grafisch nieuws, en de derde voor advertenties. De nieuwsberichten ontvangt dit blad van Reuter. Bezoekers van het eiland koopen steeds een „Pilot" als souvenir. Een schoolmeisje heeft een ernstig spoorweg ongeluk op de lijn ZagrebSpalato weten te voorkomen. Het meisje had opgemerkt, dat een lawine van steenen uit de bergen op de rails was gevallen. Ze wist dat weldra een passagierstrein moest voorby komen, liep naar den tunnel, waaruit de trein moest komen en gaf den machinist toen teekens om te stoppen. De trein kon voor den steenenhocp tot stil stand worden gebracht. Het meisje heeft een belooning in geld ont vangen van den Joego-Slavischen minister voor het Verkeerswezen. Het ryk gemeubelde lokaal van de Loge der Vrijmetselaars te Neurenberg is heropend, als „gruwelkamer". All? vrijmetselaarsloges zyn in Duitschland ongeveer een jaar geleden door Hitlerverbon- den, en hun bezittingen in beslag genomen, aan gezien zij „internationaal en anti-nat.-socia listisch" waren en „bestuurd werden door Jo den voor hun eigen zelfzuchtige doeleinden". De heropende vergaderzalen te Neurenberg zijn gevuld met griezelig? skeletten, kabalisti- sche voorstellingen en symbolen, doodshoofden en groote ritueele messen, die naar verklaard wordt, alle by d? loge in gebruik waren. Een of- ficieele gids leidt de bezoekers door de „gehei me kamers" en vertelt uitvo'rig van de „sinis tere en anti-Duitsche principes waarop de vry metselaarsloges waren gebaseerd." De entree is vrij aangezien een bezoek ge acht wordt opvoedend te werken. 't Weer is thans weer wat weerbarstig, Naar het laatste weerbericht. Daar er weer wat meer depressie Langs en rond en om ons ligt. 't Weerglas ook weer geeft het weer weer Door de weerkracht van den druk. Zij die thans naar kou verlangen Hebben weerglans van geluk! Ook de weerhaan wijst weerkundig Naar den weergaasch kouden hoek, Met de Wijzen uit het Oosten Komt de ijsvorst op bezoek! Doch dit weerzien geeft geen weerzin, Ook weerspannig zijn wij niet. Luide laten wij weerklinken 't Weergalooze schaatsen-lied Want wij staan volstrekt niet weerloos, Als 't eens echt weer winter werd, Daar de weerstand is gelegen In de kachels en de snert! Maar ook zij die 't weer niet willen, Krijgen niettemin geen keus, En zij kijken onweerstaanbaar Op hun frisschen rooden neus! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) siiiiiiiiiniiiNiiiiiiiiiiiimmimniiimimiiniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiir; In het ziekenhuis te Sydney is een patiënt overleden, wiens milt het abnormale gewicht van byna 4200 gram had. Nadat de patiënt in het ziekenhuis was gebracht, en men daar de wonderbaariyke ontdekking had gedaan, werd overg gaan tot een operatie, welke volkomen slaagde, zoodat de patiënt reeds op weg was naar een algeheel herstel, toen hy plotseling ineenstortte en overked. Het gemiddelde ge wicht van een milt is ongeveer 156 gram en men meent dan ook thans het grootste exemplaar ter wereld te hebben aangetroffen. De familie heeft het orgaan aan het ziekenhuis afgestaan, en men hoopt, dat dit tot waardevolle conclusies aanleiding zal geven. De portier van het ziekenhuis te Adelaide is getroffen door een electrischen stroom van 70.000 volt spanning zonder gedood te wor den, niettegenstaande deze spanning 35 maal zoo groot is als de gemiddelde spanning, die voor den electrischen stoel wordt gebezigd. Het ongeval had plaats, toen in het zieken huis een röntgenfoto van een patiënt werd genomen. Deze bewoog zyn arm, en toen de portier dezen weder in de juiste positie wilde brngen, raakte hy een der hoogspanningslei dingen van het röntgenapparaat aan. Door den geweldigen schok werd hy door de kamer ge slingerd, en dat hy er het leven heeft afgebracht, ls te danken aan het feit, dat onmiddeliyk de stroom werd afgesloten. Het was op een zonnigen Zondagmorgen. Ik zat rustig op het terras van een café achter myn krant van het heerlyke weer en myn kleintje koffie te genieten, toen er plotseling iemand, zonder het gebruikelyke: „Is deze plaats vrij?" op een leegen stoel aan myn tafeltje neerplofte. Ik trok myn vporhoofd in een vragende plooi en maakte me al gereed, den indringer langs mijn krant heen met den verwonderden, stil-verwytenden en toch tegelyk vernietigenden blik, dien men in zuike gevahen aanwendt, op te nemen, toen ik plots een jovia- len klap op myn schouder kreeg en een wel bekende stem me toegalmde: „Holla, old boy, zit je hier te maffen?" Het was Thom. Bruinverbrand en genoegiyk. „Ik zat myn krant te lezen," verdedigde ik me, „ik was alleen lichteiyk versuft door je biyde incomste.... Hoe gaat het zoo? Je ziet er patent uit, kerel! Alweer terug uiteh. Asser.... AlblasApping.... nee, het is iets met dyk er in „Gooi maar in m'n pet", negeerde Thom luchtig myn poovere geheugen-acrobatiek; „ja, ik ben terug. Best bevallen." „En hoe heb je het afgestoken?" informeerde ik belangstellend. Thom is namelyk semi-arts en heeft gedurende twee weken op een dorp in Twente den dokter, die met vacantia ging. ver vangen. „O, best! Mooie gezonde streek daar! Prima verzorging door de huishoudster vrye oe- schikking over den auto. En heele gezellige kaartavonden gehad met den gemeente-secreta ris en zyn satellieten.... Ja, koffie, ober!" „Zoo maar ik bedoelde eigeniyk meer je ervaringen op medisch gebied," merkte ik op. „O.... ehmedische ervaringen.... tja... daar vraag je zoowat," begon Thom zichtbaar verlegen. „Je hebt toch, hoop ik, niet een van de in boorlingen om zeep geholpen?" veronderstelde ik optimistisch. „Ben je gek, kerel..,. Nee, maar eh....," treuzelde Thom. „Vooruit, old chap, kom af met je verhalen. Wat heb je alzoo voor gevallen gehad?" moe digde ik aan. „Nou, als je het dan zoo graag weten wilt: één." „Zoo, dan heb je ook niet geboft. Vertel eens." „Ach, zie je, ik had al 12 dagen op de patiën ten zitten te wachten. Het werd gewoonweg vervelend. En al te veel de deur uitgaan wou ik ook niet, want verbeeld je, dat er eens wat kwam, nietwaar? Het was prachtig weer en dus zat ik zoo ongeveer den heelen dag in den turn. Wat lezen, wat schrijven, 's avonds af en tce kaarten of op visiteen maar wachten. Maar die lui schenen daar allemaal immuun voor iedere ziekte te zyn...." „Ongetwijfeld een gezonde streek," merkte ik op, met moeite myn lachen verbergend over Thorn's gezicht, dat by de herinnering alléén alweer versomberde. „Ja, nou moet je nog noodlg als een bak- visch gaan zitten ginnegappen," stoof Thom kwaadaardig op; „ik zou jou eens winen z.en, als je met een studie van zes, zeven jaar achter je rug de wereld intrekt om den nood van de lyöende menschheid te lenigen en die mensch- heid vertikt het, om te ïyden! Ik had me spe ciaal voor myn vertrek nog eens toegelegd op het ziekteverloop en de therapie van hooi koorts, maar de heele gemeente scheen hooi- koorts-proof te zyn. Het wou gewoonweg niet. Ik ging 's nachts, om op alles voorbereid te zyn, met de telefoon naar bed. En geen mensch, die me er uit wou bellen. Ja toch één keer om „De uitkyk heeft zooeven land gemeld," sprak de kapitein. „Jullie weten waar het om gaat. We hebben opdracht om te trachten de ongelukkige gevangen Engelsche zeelieden te bevrijden, die door de Span jaarden worden gevangen gehouden en in de zilver- mynen moeten werken. Tevens moeten we trachten een ryken buit te bemachtigen. Slagen we niet, dan wacht ons eenzelfde lot als den gevangenen in de mynen." „Maak je niet ongerust, kapitein," grinnikte de stuurman, ,,we zullen slagen. Ik ga eens op het dek kyken, of de kust al te verkennen is. Ik weet precies waar we landen moeten, en het spyt me genoeg dat ik niet met den landingstroep mee kan, om den weg te wy'zen en die Spanjaarden er van langs te geven." Maar byna onmiddeliyk was hy terug. „Alles in orde kapitein," brulde hy, „wy zyn waar we zyn moeten. Ik ken de kust op nm duimpje. Nergens is een Spaansche boot in het zicht, we kunnen onge hinderd aan wal gaan. twaalf uur een telefoontje van den secretaris, of ik zin had, om den volgenden morgen vroeg mee te gaan visschen. Maar patiënten, ho maar! Ik werd er bepaald ellendig van. Als er gebeld werd, vloog ik op 't laatst naar boven om uit het raam te kyken, wie het was ja, het staat zoo gek. als je als dokter zelf naar de deur rent om open te maken. Het was een zenuwachtige toestand. Tenslotte zou ik zelf nog het eenige slachtoffer zijn geworden in die veertien oagen. Lydende aan hyperneurastenie of zooiets.... Enfin, ik had de hoop op een consult al zoo ongeveer opgegeven, toen er op een morgen, een paar dagen vóór myn vertrek, een bood schap kwam, of ik dadelyk kon komen voor een ernstig geval. Het was op een boerderij, die een half uurtje van het dorp lag. Ik ter spoorslags naar zyn patien- ten geyld is, J dan ben ik het dien keer geweest. Ik stap op het erf uit den auto en de boer komt al haastig op me toe schieten. „Waar is de patiënt?" vraag ik. „Kom maar," zegt-ie. Ik loop met hem mee. En laat die vent me nou naar den stal brengen en me confrontee- ren met een lydende koe!" Het publiek aan de tafeltjes om ons heen schrok op uit zyn rustige Zondagmorgen-over peinzingen door myn losknallende vroolykiieid. Thom wist niet precies, of hy nyaig zou wor den of meelachen. Tenslotte besloot hy tot het eerste. „Hou toch op met dat gebulder," gromde hü geërgerd, „kon ik weten, dat ik daar ook nog voor veearts moest spelen?" „En wat heb je eraan gedaan?" vroeg ik, na dat ik met moeite weer beheersching over myn lachspieren verkregen had. „Tja, wat doe Je in dergeiyke gevallen? Ik moest natuuriyk mijn prestige bewaren. Ik neb den man maar laten vertellen, wat er aan ha perde. Of-ie de koe natuuriyk interrum peerde Thom zichzelf met volkomen voorbyzlen van eenig geslacht in het dierenryk ,of-!e goeie eetlust had en of-ie genoeg beweging nam. Onderhand heb ik het beest van alle kanten bekeken en beklopt, notabene nog met myn ste- toscoop beluisterd! Ik had geen flauwe notie, wat ik er mee beginnen moest en ik was doods benauwd, dat-ie zou beginnen te trappen, als ik er te veel aan bengelde. Enfin, ik heb het tenslotte maar gegokt en gezegd, dat er geen onmiddeliyk gevaar was en dat ik wel een drankje zou sturen. Onderweg naar huis heb ur er ernstig over nagedacht. Ik zat er werkelijk mee in myn maag. Je kunt me gelooven: als ik een courant model mensch had gehad en ik had in een acuut geval direct moeten operee- ren, dan zou ik er het lef voor gehad hebben, maar bii een koe daar faalde myn kennis. En nou komt nog het mooiste: Ik kom thuis en lucht myn hart bij de huishoudster. Ik vertel haar een en ander over de symptomen. O, zegt ze, daar weet ik wel wat op. En na een kwar tiertje kokerellen had ze al een drankje klaar. Dat gaf de dokter ook altyd. Ik heb het er maar op gewaagd en het gestuurd. Ik wist er ook niets anders op. Ging het stomme dier dood, dan kon ik er ook niets aan doen ik ben toch tenslotte geen veearts, nietwaar? en bleef-ie leven, dan was mijn prestige gerc-d. En het hééft geholpen. Na een dag was het beest weer heelemaal op de been. Ze hebben nader hand van me gezegd, dat ik toch zoo'r. alle- mepscheiyk goeie dokter was. Dat is het relaas van myn tWee weken practisch werken. Maar dat wil ik je wei ver- tellen" besloot Thom, „als ik, de hemel be- hoede me ervoor, nog ooit als dokter op een dorp kom te zitten, dan spyker ik ófwe! een bordje aan mijn deur, dat ik met koeien, varkens en zulk gedierte niets wensch uit te staan te heb ben óf ik bied die huishoudster een tientje meer en laat $gn haar de behandeling van vee ziekten over." O. J. R. De onlangs gehouden luchtrace van Londen naar Melbourne heeft den directeur van de luchthaven te Vancouver aanleiding gegeven tot het voorstel as. zomer een internationale luchtrace over Canada over een afstand van 4800 K.M. te organiseeren. De eerste prys zou bestaan uit een beker van zuiver Canadeesch goud en de tweede prys uit een zilveren beker. Men hoopt dat vele piloten van naam aan de race zullen deelnemen. De route van de race zou van Halifax naar Vancom'er leiden en het doel ervan is belang stelling te wekken voor een trans-Canadee- schen luchtmaildienst. „Al myn kippen zyn my vannacht door in brekers afgeslacht!" „Achen Uw goede waakhond, die altyd in de stal ligt?" „Die leeft nog!" op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen by een ongeval met luv«a doodelyken afloop by verlies van een hana een voet of een oog 12 „Wilt u my volgen, dame?" Hy ging haar voor naar boven en liet haar binnen in een buiteng?woon gezellige zitkamer met leeren fauteuils van reusacht ge afmetin gen. In een van de gevaarten zat nog een meisje weggezonken, wat Jonger dan Bundie. Een k'ein blend me sje in het zwart gekleed. „Wie kan ik zeggen dat er :s, dame?" „Zeg myn naam maar niet" zei Bundie. ..Ik moet mynhesr Thesiger spreken voor een be langrijke zaak." De ernstige heer boog en verdween, terwyi hy de deur geruischloos achter zich sloot. Er was een stilte. „Het is een mcoie morgen," zei het blonde meisje verlegen. „Het is een erg mcoie morgen," gaf Bundie toe. Toen zwegen ze weer. „li ben vanmorgen van buiten gekomen met den auto," zei Bundie, plctseling weer de con versatie voortzettende. „En ik dacht dat we weer roo'n vervelenden mist zouden krijgen. Maar dat was toch niet zoo." ..Neen," zei het andere meisje. „Dat was het nietIk ben ook van buiten gekomen," voegde ze er aan tce. Bundle nam haar aandachtiger cp. Ze was eenigszins verstoord geweest 'n andere daar te vinden. Bundie behoorde tct het energieke soort menschen, dat wil „opschieten" en ze voorzag dat ze de tweede bezoekster kwijt zou moeter. zien te raken vóór ze over haar zaak kon be ginnen. Het was geen onderwerp waarover ze kon beginnen als er een vreemde by was. Toen ze haar echter nauwkeurig bekeek kwam er een zeer eigenaardig idee bij haar op. Zou het waar kunnen zyn? Ja, het meisje was rrwaar in de rouw, haar fn zwarte zyde gehulde enktls bewezen het. Het was gedurfd, maar Bundie was overtuigd dat haar idee juist was. zy haalde diep adem. „Luister eens," zei ze, ,,bent u misschien Loraine Wade?" Lcraine's cogen gfngen v.yd epen. „Ja. Hce knap, dat u dat weet. We hebben elkaar tcch nooit ontmeet, wel?" Bundie schudde het hcofd. „Maar ik heb u gisteren geschreven. Ik ben Bundle Brent." „Het was zoo vreeseiyk aardig van u mil Gerry's brief te zenden." zei Loraine. „Ik heb al geschreven cm u te bedanken. Ik had heele maal niet verwacht u hier te zien." „Ik zal u vertellen waarom ik h'er ban," ze) Bundie. „Hebt u Ronny Devereux gekend?"" Loirains knikte. „Hy is bij me geweest op den dag. dat Gerry... En sindsdien heeft hy me meer dan eens een bezoek gebracht. Hy was een van Gerry's beste vrienden." „Dat weet Ik. Nu.... hy !s dood." Loraine opende in verbazing haar mond. „Dood? En hy leek altyd zoo gezond." Bundie verhaalde de gebeurtenissen van den vorigen dag zoo kort mogeiyk. Op Loraine's gezicht kwam een uitdrukking van vrees en afgryzen. „Dan is het waar. Het is waar." „Wat Is waar?" „Wat ik gedacht heb. Wat ik al deze weker gedacht heb. Gerald is geen natuuriyken dood gestorven. Hij werd vermoord." „Hebt u dat gedacht?" „Ja. Gerry zou noo.t iets ingenomen hebben om te kunnen slapen." Zij lachte zwakjes. „Hy sliep daarvoor veel te goed. Ik heb het al dien tyd raar gevonden. En dat vond hy ookdat weet ik." „Wie?" „Ronny. En nu gebeurt dit. Nu wordt hy ook vennoord." Ze zweeg en ging teen verder. „Daarvoor ben ik vandaag h er gekomen. Die brief van Gerry, dien u stuurde.... zoodra Ik hem gelezen had probeerde ik Ronny te spreken te krijgen, maar men vertelde my dat hy wei: was. Dus dacht ik, dat ik Jimmy maar een.- op moest zoeken, hy was Gerry's tweede goed: vriend. Ik dacht dat bij me misschien wel zou vertellen wat ik moest doen." „U bedeelt Bundie zweeg. „Met zeven wyzerplaten," zei ze toen. Loraine knikte. „U moet wetenbegon ze. Maar toen kwam Jimmy Thesiger de kamer binnen. ACHTSTE HOOFDSTUK BEZOEKEN VOOR JIMMY We moeten nu twintig minuten teruggaan, naar een cogenbllk, dat Jimmy Thesiger opdui kend uit de nevelen van den slaap, zich er van bewust was, dat een bekende stern ongewone woorden sprak. Zyn door slaap beneveld brein trachtte een oogenblik het hoofd te bieden aan de situtatie, maar faalde. Hy geeuwde en draaide zi:h weer om. „Mijnheer, er is een jonge dame om u te spreken." De stem was onverbiddeiyk. Ze scheen zoo er op voorbereid te herhalen, dat Jimmy zich schikte in het onvermijdelijke. Hy opende de oogen en sloot ze weer. „O, Stevens," zei hy. ,Zeg het nóg eens." Er is een jonge damè, mynheer, om u te opreken." O," Jimmy probeerde zich de situatie duide- te maken. „Waarover?" ,Dat kan ik niet zeggen, mynheer." ,Neen, dat is zoo. Neen Hy dacht erover na. „Ik denk, dat je dat niet kunt." Stevens boeg zich naar een blad, dat naast het bed stond. „Ik zal u versche thee brengen, mynheer. Deze is koud." „Vind Je dat ik op moet staan cn, h'm met de dame spreken?" Stevens antwoordde niet, maar bleef styf rechtop staan en Jimmy begreep dus wat hem te deen stond. „O goed dan," zei hy. „Ik geloof, dat ik beter doe. het te doen. Zei ze niet wie ze was?" „Neen, mynheer." „H'm. Het kan tante Jemina toch niet zyn? Want als dat zoo is, vertik ik het om op te staan." „De dame, mynheer, kan onmogeiyk iemands tante zyn. Tenzy de jongste in een groote familie." „Aha," zei Jimmy. „Jong en schoon. Is zs.,.. wat is het voor iemand?" „De jonge dame, is zonder twyiel absoluut, comme faut, als ik die uitdruksing mag ge bruiken." „Dat mag je," zei Jimmy genadig. „Je Fian- sche uitspraak, Stevens, is heel goed, als ik het zeggen mag. Ze is veel beter dan dé myne." „Het verheugt dat te hooren, mijnheer. Ik heb den laatsten tyd Fransche corresponden- tieles genomen." „Werkeiyk? Je bent een verwonderiyke kerel, Stevens." Stevens glimlachte op een superieure manier en ging de kamer uit. Jimmy probeerde zich de namen te binnen te brengen van de jonge, schoone meisjes, die absoluut comme 11 faut waren en die hem zouden kunnen bezoeken. Stevens kwam weer binnen met versche thee en terwyi Jimmy die opdronk, voelde bii eeQ prettige nieuwsgierigheid. „Je hebt haar toch de krant gegeven en zoo, hoop ik. Stevens?" „Ik gaf haar de „Morning Post" en „Punch," mijnheer." De bel riep hem terug. Binnen een paar minuten was hy terug. „Weer een dame mynheer." „Wat?" Jimmy greep naar zyn hoofd. „Weer een jonge dame, mynheer, ze weigert te zeggen wie ze is. maar' ze zegt, dat het over iets heel belangryks gaat." ,JDat is verduiveld gek. Stevens. Verduiveld gek! Hoor eens, hoe Iaat kwam ik gisteren avond thuis?" „Tegen vyf uur mynheer." „En was ik.... hmmerkte je iets aan me?" „U was nogal vrooiyk mynheer, meer niet. U wilde Rule Britannia zingen." „Dat is Iets byzonders," zei Jimmy. „Rule Britannia, zei Je? Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit Rule Britannia zou z.ngen als ik nuchter was Een beetje slapende vaderlands liefde moet te voorschyn gekomen zyn onder den prikkel vanhmeen paar te veeL Ik heb gefuifd Ik herinner me dat in „Mosterd en Veldsla." Niet zoo'n onschuldige plaats als je zoudt denken Stevens." Hy zweeg. „Ik vraag me af. „Ja mynheer?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10