Bij Pierre l'Ermite thuis
cKdv&daal dag
DE ENGELSCHE KAPERS
ALLE ABONNÉ'S
F 750.- by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
ERNSTIG EN CHARMANT
MENSCH
WEER-LIED
WOENSDAG 9 JANUARI 1935
Bouwer der kerk van de
H. Odilia
Slangen-invasie
Kleinste krant
Flink meisje
Vrijmetselaarsloge als
folterkamer
Zware milt
70.000 volt
consult 1
Zijn eerste
Luchtrace over Canada
Gered
Montmartre heeft den priester ge
vormd en op zijn beurt heeft
de priester zich aan Mont
martre gewijd
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
OO O R AGATHA CHRISTIE
V
(Bijzondere correspondentie)
Dit is wel een der meest interessante gre
pen, die de journalist uit het rijk ge
varieerde Parijsche leven doen kan. als
hy weet door te dringen tot het hol van den
leeuw. Dit hol is wel Is waar geen nol, maar
een vriendelijke, een intieme werkkamer en deze
leeuw heeft althans uiterlijk niets gemeen met
den angstaanjagenden koning der woestijn,
doch moeilijk blijft het toch om Pierre l'Ermite
op zijn bureau te vangen. De priester met zijn
onvermoeide activiteit is vrijwel onophoudelijk
in circulatie en heeft bovendien geen vast
traject. Vergeefs vraag je jezelf af, waar deze
menscb want mensch is Pierre l'Ermite in
alle opzichten de energie vandaan haalt
om zich daadwerkelijk te bemoeien met hon
derd en één kwestie en alles wat hij onder
neemt tot een onvolprezen resultaat te bren
gen. Het was mij dus gelukt mijnheer pastoor
thuis te treffen. Abbé Lautil en Pierre l'Ermite
zijn een en dezelfde persoon.
Abbé Lautil nu sprak voor Pierre l'Ermite en
omgekeerd. Deze twee personen, twee functies
en twee activiteiten in één mensch vereenigd,
vormen de meest harmonische verbinding welke
ik ken. Wie van beiden precies Lautil is en wie
Pierre l'Ermite, dit te ontknoopen Hjkt mij
vrijwel onmogelijk. Ik zal dus maar Pierre
l'Ermite zeggen. Deze is de meest bekende van
de twee. Pierre l'Ermite is dus priester en ver
der is hij het type van den rasechten Mont-
martrois. Hij is ernstig en charmant, hij is toe
gevend en onverbiddelijk, onverschillig en
nauwgezet, onaandoenlijk en medelijdend. Hij
houdt van God en van Montmartre in de meest
uitgebreide geografische strekking van dit be
grip. Pierre l'Ermite is paradoxaal.
Montmartre heeft den priester gevormd en
op zijn beurt, uit dankbaarheid natuurlijk, heeft
de priester zich aan Montmartre gewijd. Aan
het bizarre volk, dat ln deze meest bizarre wij
ken van la ville lumière moe wordt van het
bonte leven, gekenmerkt als het is door het
groote hart en de lichte zinnen. Het komt met
zelden voor dat men zich hier van de eene ver
wikkeling in de andere werpt en er geiukkig
tracht te zijn met het verdriet. En door al net
tumultueuze van het bestaan, dat wegvlot als
de golven van een bewogen zee, leeft nog de
herinnering aan een simpel kerkje, het eenvou
dige altaar in geurigen bloementooi, waarin een
klein orgel de Mis op Zondag aftoont en kin
deren hun „Ave Verum" onder het lof zingen,
de herinnering ook aan dat verlaten kruis, dat
tot een vluchtig Pater Noster noodde.
Over deze herinnering heeft Pierre l'Ermite
mij gesproken, ongetwijfeld omdat zij behoort
tot het liefste wat hij bezit. En rustig recon
strueerde die prettige stem voor mij den bouw
en de geschiedenis van dat kerkje door hem
opgedragen aan den patroon der Katholieke
schrijvers en journalisten, Franciscus van Sales.
Die wereld van Katholieke journalisten, wel
ke niet minder bont is dan het eigenlijke Mont
martre, trok Pierre l'Ermite aan. In deze we
reld groeide hij ai spcedig uit tot een man van
gewicht, een autoriteit van onovertroffen ge
zag, omdat hij steeds beter blijkt dan de beste
en hij bewijst dit In La Croix, lederen Zarer-
dag-avond in zijn kolom, dat daar op die eerste
bladzijde staat, massief als een zuil van gra
niet, een werkstuk gegoten uit het krachtigste
etaalbrons, of dat guitig ls als een levensliedje
van Privas. 'n kolom, die opstijgt tot de Sacré
Coeur, niettegenstaande zij midden in het woe
lige leven staat daarbeneden. En zelfs de m-est
verstokte ketter voelt zich dan getroffen door
de charmeerende, de fascineerende kracht van
dezen priester, die bovenal ook mensch is. die
van de straat houdt en van alles wat daar ge
beurt. Men moet vol bewondering opkijken
naar dezen apostel van de straat, dezen volge
ling van Sales, dit voorbeeld van nimmer zuch
tende dienstbaarheid. „Pas de tristesse, la vie
est trop court" zegt de Bohème, dikwijls als een
der laatste pogingen om te ontkomen aan wat
hij het zwarte noodlot acht. dat niet nalaat
hem te achtervolgen. Pierre l'Ermite voelt met
den bohème, dien hij zco goed begriiot mee en
voegt voor hem aan de ontelbare Ave Mana's
van zijn versleten rozenkrans een nieuwe Wees
Ge groet je
Zoo heerscht Pierre l'Ermite over de duizen
den bohèmes en de duizenden Madelaines en
hjj lacht met hen, als zij pleizier hebben en hij
troost ze als ze bedroefd zijn. Door ae week is
het het levende woord en 's Zaterdags is het
dat hoofdartikel, dat stuk knappend Droza, kort
en pakkend van een diepgevoelde menschel jk-
heid, die regelrecht tot het hart doordringt.
Over zijn werk onder de kinderen. Ook dit is
een belangrijk, misschien wel het belangrijkste
hoofdstuk uit dit lijvig levensboek. Wat is er
mooier, wat edeler dan een kinderziel, die open
staat voor al wat schoon en verheven is. Die
ziel te leiden naar het hocge begrijpen en het
fijne voelen, die ziel deelachtig te doen worden
ln de werkelijke vreugden van het bestaan, die
ziel den weg te wijzen tot het echte en onver
gankelijke geluk, er is geen hooger doelstelling.
En wie kan er beter met de kleine menschjes
omgaan dan Pierre l'Ermite, de pnester-
mensch, die het hart en het karakter van de
volwassenen zoo door en door kent en zoo pre
cies weet wat dezen in hun jeugd ontbroken
heeft en waaraan hun leed en hun decepties
geweten moeten worden.
De een is te veel krekel, de ander te veel
mier. Wij moeten zoowel mier als krekel op
onzen tijd zijn. Wij zijn mensch. Dit beeld uit
dezen mond trof mij. Pierre l'Ermite heeft de
overtuiging dat het ons alleen goed vergaan zal
als het ons lukt om in ons mierenbestaan wat
plaats te vinden voor de vreugde en het opti
misme van den krekel. En in den zomer is
Pierre l'Ermite ln alle opzichten een krekel,
als hij met zijn tientallen en honderden kin
deren gast is van moeder natuur, kampeert er
gens in de bergen of zijn tenten opgeslagen
heeft aan het strand zoo dicht mogelijk by de
groote zee. Op zulke oogenblikken is alle leed
vergeten, dan is er alleen plaats voor de vreug
de. die voor hem aanvangt by het kleinste
schelpje, het warme zand, een zeewier, die ge
staag aan stygt om ten slotte te beianden by
Onzen Lieven Heer.
Niets is er prettiger dan met Pierre l'Ermite
buiten te zyn, buiten te bidden en te spelen in
de zon, buiten de krachten op te doen om
straks weer in de groote stad het weik te her
vatten en serieus te wezen. Het is goed dat de
mensch mier is, maar het is noodzakelyk, dat
hy daarby ook krekel weet te zyn.
En tusschen al deze verscheiden bezigheden
door vindt Pierre l'Ermite nog den tijci om zyn
geliefde Kardinaal Verdier een scherpe con
currentie aan te doen als kerkbouwer Dit doet
zoowel Z.Em. als hem een groot pleizier. Zoo is
ook nu weer Pierre l'Ermite in volle actie. Hy
heeft namelyk een bijna vergeten heilige ont
dekt, die in alle opzichten een kerk in Parys
verdiend heeft. En met een onovertroffen mees
terschap heeft hy de verdediging op zich ge
nomen van Sainte Odile, deze schitterende fi
guur uit den Elzas, die hy uit het schemerlicht
van de verre historie weer heeft geplaatst in
den schitterschijn der actualiteit. En dank zy
zyn enthousiasme zal de Heilige Odiie binnen
kort op een der buitenboulevards van het 17-de
arrondissement haar kerk hebben, een huis
God en haar waardig.
Ziehier Pierre l'Ermite, alias Abbé Loutil in
a nutshell.
Seymour, een stadje omstreeks 130 KM. van
Melbourne, ïydt thans onder een Invasie van
slangen. Hulzen, winkels en zelfs politie-bureaux
worden door de reptielen bezocht en m een week
zyn 500 slangen gedood. De plaag is vermoedelyk
te wyten aan het buitengewoon warme weer, dat
volgde op overstroomingen. Toen het water
wegtrok bleven honderden slangen in de boo-
men hangen. Niemand durft zonder stok uit te
gaan en Je vrouwen en kinderen leven in een
voortdurende vrees.
In de straten maken honden en katten jacht
op de slangen.
Tijdens 'een concert in een van de parken van
de stad kwamen plotseling een groot aantal
slangen op de muziek af, die trachtten de toe
hoorders die in het gras zaten aan te vallen.
Vele slangen moesten dit met den dood be-
koopen.
rfllllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiiiitiimitt
Op het Donderdag-eiland, gelegen tusschen
de Noordkust van Australië en Nieuw-Guinea,
wordt het kleinste dagblad ter wereld uitge
geven, de „Torres Straits Daily Pilot".
Deze krant bestaat uit slechts één blad van
folio-formaat aan één zyde bedrukt, doch het
houdt de bewoners van dit kleine eilandje op
de hoogte van de gebeurtenissen tot een oceaan
boot de groote bladen brengt, hetgeen meestal
weken duurt.
De „Pilot" bevat drie kolommen, een voor
scheepsty dingen, een voor Australisch en tele
grafisch nieuws, en de derde voor advertenties.
De nieuwsberichten ontvangt dit blad van
Reuter.
Bezoekers van het eiland koopen steeds een
„Pilot" als souvenir.
Een schoolmeisje heeft een ernstig spoorweg
ongeluk op de lijn ZagrebSpalato weten te
voorkomen. Het meisje had opgemerkt, dat een
lawine van steenen uit de bergen op de rails
was gevallen.
Ze wist dat weldra een passagierstrein moest
voorby komen, liep naar den tunnel, waaruit
de trein moest komen en gaf den machinist
toen teekens om te stoppen.
De trein kon voor den steenenhocp tot stil
stand worden gebracht.
Het meisje heeft een belooning in geld ont
vangen van den Joego-Slavischen minister voor
het Verkeerswezen.
Het ryk gemeubelde lokaal van de Loge der
Vrijmetselaars te Neurenberg is heropend, als
„gruwelkamer".
All? vrijmetselaarsloges zyn in Duitschland
ongeveer een jaar geleden door Hitlerverbon-
den, en hun bezittingen in beslag genomen, aan
gezien zij „internationaal en anti-nat.-socia
listisch" waren en „bestuurd werden door Jo
den voor hun eigen zelfzuchtige doeleinden".
De heropende vergaderzalen te Neurenberg
zijn gevuld met griezelig? skeletten, kabalisti-
sche voorstellingen en symbolen, doodshoofden
en groote ritueele messen, die naar verklaard
wordt, alle by d? loge in gebruik waren. Een of-
ficieele gids leidt de bezoekers door de „gehei
me kamers" en vertelt uitvo'rig van de „sinis
tere en anti-Duitsche principes waarop de vry
metselaarsloges waren gebaseerd."
De entree is vrij aangezien een bezoek ge
acht wordt opvoedend te werken.
't Weer is thans weer wat
weerbarstig,
Naar het laatste weerbericht.
Daar er weer wat meer depressie
Langs en rond en om ons ligt.
't Weerglas ook weer geeft het
weer weer
Door de weerkracht van den druk.
Zij die thans naar kou verlangen
Hebben weerglans van geluk!
Ook de weerhaan wijst weerkundig
Naar den weergaasch kouden hoek,
Met de Wijzen uit het Oosten
Komt de ijsvorst op bezoek!
Doch dit weerzien geeft geen weerzin,
Ook weerspannig zijn wij niet.
Luide laten wij weerklinken
't Weergalooze schaatsen-lied
Want wij staan volstrekt niet
weerloos,
Als 't eens echt weer winter werd,
Daar de weerstand is gelegen
In de kachels en de snert!
Maar ook zij die 't weer niet willen,
Krijgen niettemin geen keus,
En zij kijken onweerstaanbaar
Op hun frisschen rooden neus!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
siiiiiiiiiniiiNiiiiiiiiiiiimmimniiimimiiniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiir;
In het ziekenhuis te Sydney is een patiënt
overleden, wiens milt het abnormale gewicht
van byna 4200 gram had. Nadat de patiënt in
het ziekenhuis was gebracht, en men daar de
wonderbaariyke ontdekking had gedaan, werd
overg gaan tot een operatie, welke volkomen
slaagde, zoodat de patiënt reeds op weg was
naar een algeheel herstel, toen hy plotseling
ineenstortte en overked. Het gemiddelde ge
wicht van een milt is ongeveer 156 gram en men
meent dan ook thans het grootste exemplaar
ter wereld te hebben aangetroffen. De familie
heeft het orgaan aan het ziekenhuis afgestaan,
en men hoopt, dat dit tot waardevolle conclusies
aanleiding zal geven.
De portier van het ziekenhuis te Adelaide is
getroffen door een electrischen stroom van
70.000 volt spanning zonder gedood te wor
den, niettegenstaande deze spanning 35 maal
zoo groot is als de gemiddelde spanning, die
voor den electrischen stoel wordt gebezigd.
Het ongeval had plaats, toen in het zieken
huis een röntgenfoto van een patiënt werd
genomen. Deze bewoog zyn arm, en toen de
portier dezen weder in de juiste positie wilde
brngen, raakte hy een der hoogspanningslei
dingen van het röntgenapparaat aan. Door den
geweldigen schok werd hy door de kamer ge
slingerd, en dat hy er het leven heeft afgebracht,
ls te danken aan het feit, dat onmiddeliyk de
stroom werd afgesloten.
Het was op een zonnigen Zondagmorgen.
Ik zat rustig op het terras van een café
achter myn krant van het heerlyke weer
en myn kleintje koffie te genieten, toen er
plotseling iemand, zonder het gebruikelyke: „Is
deze plaats vrij?" op een leegen stoel aan myn
tafeltje neerplofte. Ik trok myn vporhoofd in
een vragende plooi en maakte me al gereed,
den indringer langs mijn krant heen met den
verwonderden, stil-verwytenden en toch tegelyk
vernietigenden blik, dien men in zuike gevahen
aanwendt, op te nemen, toen ik plots een jovia-
len klap op myn schouder kreeg en een wel
bekende stem me toegalmde: „Holla, old boy,
zit je hier te maffen?"
Het was Thom. Bruinverbrand en genoegiyk.
„Ik zat myn krant te lezen," verdedigde ik
me, „ik was alleen lichteiyk versuft door je
biyde incomste.... Hoe gaat het zoo? Je ziet er
patent uit, kerel! Alweer terug uiteh.
Asser.... AlblasApping.... nee, het is iets
met dyk er in
„Gooi maar in m'n pet", negeerde Thom
luchtig myn poovere geheugen-acrobatiek; „ja,
ik ben terug. Best bevallen."
„En hoe heb je het afgestoken?" informeerde
ik belangstellend. Thom is namelyk semi-arts
en heeft gedurende twee weken op een dorp in
Twente den dokter, die met vacantia ging. ver
vangen.
„O, best! Mooie gezonde streek daar! Prima
verzorging door de huishoudster vrye oe-
schikking over den auto. En heele gezellige
kaartavonden gehad met den gemeente-secreta
ris en zyn satellieten.... Ja, koffie, ober!"
„Zoo maar ik bedoelde eigeniyk meer je
ervaringen op medisch gebied," merkte ik op.
„O.... ehmedische ervaringen.... tja...
daar vraag je zoowat," begon Thom zichtbaar
verlegen.
„Je hebt toch, hoop ik, niet een van de in
boorlingen om zeep geholpen?" veronderstelde
ik optimistisch.
„Ben je gek, kerel..,. Nee, maar eh....,"
treuzelde Thom.
„Vooruit, old chap, kom af met je verhalen.
Wat heb je alzoo voor gevallen gehad?" moe
digde ik aan.
„Nou, als je het dan zoo graag weten wilt:
één."
„Zoo, dan heb je ook niet geboft. Vertel eens."
„Ach, zie je, ik had al 12 dagen op de patiën
ten zitten te wachten. Het werd gewoonweg
vervelend. En al te veel de deur uitgaan wou
ik ook niet, want verbeeld je, dat er eens wat
kwam, nietwaar? Het was prachtig weer en dus
zat ik zoo ongeveer den heelen dag in den turn.
Wat lezen, wat schrijven, 's avonds af en tce
kaarten of op visiteen maar wachten. Maar
die lui schenen daar allemaal immuun voor
iedere ziekte te zyn...."
„Ongetwijfeld een gezonde streek," merkte ik
op, met moeite myn lachen verbergend over
Thorn's gezicht, dat by de herinnering alléén
alweer versomberde.
„Ja, nou moet je nog noodlg als een bak-
visch gaan zitten ginnegappen," stoof Thom
kwaadaardig op; „ik zou jou eens winen z.en,
als je met een studie van zes, zeven jaar achter
je rug de wereld intrekt om den nood van de
lyöende menschheid te lenigen en die mensch-
heid vertikt het, om te ïyden! Ik had me spe
ciaal voor myn vertrek nog eens toegelegd op
het ziekteverloop en de therapie van hooi
koorts, maar de heele gemeente scheen hooi-
koorts-proof te zyn. Het wou gewoonweg niet.
Ik ging 's nachts, om op alles voorbereid te zyn,
met de telefoon naar bed. En geen mensch, die
me er uit wou bellen. Ja toch één keer om
„De uitkyk heeft zooeven land gemeld," sprak de
kapitein. „Jullie weten waar het om gaat. We hebben
opdracht om te trachten de ongelukkige gevangen
Engelsche zeelieden te bevrijden, die door de Span
jaarden worden gevangen gehouden en in de zilver-
mynen moeten werken. Tevens moeten we trachten
een ryken buit te bemachtigen. Slagen we niet, dan
wacht ons eenzelfde lot als den gevangenen in de
mynen."
„Maak je niet ongerust, kapitein," grinnikte de
stuurman, ,,we zullen slagen. Ik ga eens op het dek
kyken, of de kust al te verkennen is. Ik weet precies
waar we landen moeten, en het spyt me genoeg dat
ik niet met den landingstroep mee kan, om den weg
te wy'zen en die Spanjaarden er van langs te geven."
Maar byna onmiddeliyk was hy terug. „Alles in
orde kapitein," brulde hy, „wy zyn waar we zyn
moeten. Ik ken de kust op nm duimpje. Nergens is
een Spaansche boot in het zicht, we kunnen onge
hinderd aan wal gaan.
twaalf uur een telefoontje van den secretaris, of
ik zin had, om den volgenden morgen vroeg mee
te gaan visschen. Maar patiënten, ho maar! Ik
werd er bepaald ellendig van. Als er gebeld
werd, vloog ik op 't laatst naar boven om uit het
raam te kyken, wie het was ja, het staat zoo
gek. als je als dokter zelf naar de deur rent
om open te maken. Het was een zenuwachtige
toestand. Tenslotte zou ik zelf nog het eenige
slachtoffer zijn geworden in die veertien oagen.
Lydende aan hyperneurastenie of zooiets....
Enfin, ik had de hoop op een consult al zoo
ongeveer opgegeven, toen er op een morgen,
een paar dagen vóór myn vertrek, een bood
schap kwam, of ik dadelyk kon komen voor een
ernstig geval. Het was op een boerderij, die een
half uurtje van
het dorp lag. Ik
ter spoorslags
naar zyn patien-
ten geyld is, J
dan ben ik het
dien keer geweest. Ik stap op het erf uit den
auto en de boer komt al haastig op me toe
schieten.
„Waar is de patiënt?" vraag ik.
„Kom maar," zegt-ie.
Ik loop met hem mee. En laat die vent me
nou naar den stal brengen en me confrontee-
ren met een lydende koe!"
Het publiek aan de tafeltjes om ons heen
schrok op uit zyn rustige Zondagmorgen-over
peinzingen door myn losknallende vroolykiieid.
Thom wist niet precies, of hy nyaig zou wor
den of meelachen. Tenslotte besloot hy tot het
eerste.
„Hou toch op met dat gebulder," gromde hü
geërgerd, „kon ik weten, dat ik daar ook nog
voor veearts moest spelen?"
„En wat heb je eraan gedaan?" vroeg ik, na
dat ik met moeite weer beheersching over myn
lachspieren verkregen had.
„Tja, wat doe Je in dergeiyke gevallen? Ik
moest natuuriyk mijn prestige bewaren. Ik neb
den man maar laten vertellen, wat er aan ha
perde. Of-ie de koe natuuriyk interrum
peerde Thom zichzelf met volkomen voorbyzlen
van eenig geslacht in het dierenryk ,of-!e
goeie eetlust had en of-ie genoeg beweging nam.
Onderhand heb ik het beest van alle kanten
bekeken en beklopt, notabene nog met myn ste-
toscoop beluisterd! Ik had geen flauwe notie,
wat ik er mee beginnen moest en ik was doods
benauwd, dat-ie zou beginnen te trappen, als
ik er te veel aan bengelde. Enfin, ik heb het
tenslotte maar gegokt en gezegd, dat er geen
onmiddeliyk gevaar was en dat ik wel een
drankje zou sturen. Onderweg naar huis heb ur
er ernstig over nagedacht. Ik zat er werkelijk
mee in myn maag. Je kunt me gelooven: als ik
een courant model mensch had gehad en ik
had in een acuut geval direct moeten operee-
ren, dan zou ik er het lef voor gehad hebben,
maar bii een koe daar faalde myn kennis.
En nou komt nog het mooiste: Ik kom thuis en
lucht myn hart bij de huishoudster. Ik vertel
haar een en ander over de symptomen. O, zegt
ze, daar weet ik wel wat op. En na een kwar
tiertje kokerellen had ze al een drankje klaar.
Dat gaf de dokter ook altyd. Ik heb het er maar
op gewaagd en het gestuurd. Ik wist er ook
niets anders op. Ging het stomme dier dood,
dan kon ik er ook niets aan doen ik ben
toch tenslotte geen veearts, nietwaar? en
bleef-ie leven, dan was mijn prestige gerc-d. En
het hééft geholpen. Na een dag was het beest
weer heelemaal op de been. Ze hebben nader
hand van me gezegd, dat ik toch zoo'r. alle-
mepscheiyk goeie dokter was.
Dat is het relaas van myn tWee weken
practisch werken. Maar dat wil ik je wei ver-
tellen" besloot Thom, „als ik, de hemel be-
hoede me ervoor, nog ooit als dokter op een dorp
kom te zitten, dan spyker ik ófwe! een bordje
aan mijn deur, dat ik met koeien, varkens en
zulk gedierte niets wensch uit te staan te heb
ben óf ik bied die huishoudster een tientje
meer en laat $gn haar de behandeling van vee
ziekten over."
O. J. R.
De onlangs gehouden luchtrace van Londen
naar Melbourne heeft den directeur van de
luchthaven te Vancouver aanleiding gegeven
tot het voorstel as. zomer een internationale
luchtrace over Canada over een afstand van
4800 K.M. te organiseeren.
De eerste prys zou bestaan uit een beker
van zuiver Canadeesch goud en de tweede prys
uit een zilveren beker.
Men hoopt dat vele piloten van naam aan
de race zullen deelnemen.
De route van de race zou van Halifax naar
Vancom'er leiden en het doel ervan is belang
stelling te wekken voor een trans-Canadee-
schen luchtmaildienst.
„Al myn kippen zyn my vannacht door in
brekers afgeslacht!"
„Achen Uw goede waakhond, die altyd
in de stal ligt?"
„Die leeft nog!"
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
by een ongeval met
luv«a doodelyken afloop
by verlies van een hana
een voet of een oog
12
„Wilt u my volgen, dame?"
Hy ging haar voor naar boven en liet haar
binnen in een buiteng?woon gezellige zitkamer
met leeren fauteuils van reusacht ge afmetin
gen. In een van de gevaarten zat nog een
meisje weggezonken, wat Jonger dan Bundie.
Een k'ein blend me sje in het zwart gekleed.
„Wie kan ik zeggen dat er :s, dame?"
„Zeg myn naam maar niet" zei Bundie. ..Ik
moet mynhesr Thesiger spreken voor een be
langrijke zaak."
De ernstige heer boog en verdween, terwyi
hy de deur geruischloos achter zich sloot.
Er was een stilte.
„Het is een mcoie morgen," zei het blonde
meisje verlegen.
„Het is een erg mcoie morgen," gaf Bundie
toe.
Toen zwegen ze weer.
„li ben vanmorgen van buiten gekomen met
den auto," zei Bundie, plctseling weer de con
versatie voortzettende. „En ik dacht dat we weer
roo'n vervelenden mist zouden krijgen. Maar dat
was toch niet zoo."
..Neen," zei het andere meisje. „Dat was het
nietIk ben ook van buiten gekomen," voegde
ze er aan tce.
Bundle nam haar aandachtiger cp. Ze was
eenigszins verstoord geweest 'n andere daar te
vinden. Bundie behoorde tct het energieke soort
menschen, dat wil „opschieten" en ze voorzag
dat ze de tweede bezoekster kwijt zou moeter.
zien te raken vóór ze over haar zaak kon be
ginnen. Het was geen onderwerp waarover ze
kon beginnen als er een vreemde by was.
Toen ze haar echter nauwkeurig bekeek kwam
er een zeer eigenaardig idee bij haar op. Zou
het waar kunnen zyn? Ja, het meisje was rrwaar
in de rouw, haar fn zwarte zyde gehulde enktls
bewezen het. Het was gedurfd, maar Bundie
was overtuigd dat haar idee juist was. zy haalde
diep adem.
„Luister eens," zei ze, ,,bent u misschien
Loraine Wade?"
Lcraine's cogen gfngen v.yd epen.
„Ja. Hce knap, dat u dat weet. We hebben
elkaar tcch nooit ontmeet, wel?"
Bundie schudde het hcofd.
„Maar ik heb u gisteren geschreven. Ik ben
Bundle Brent."
„Het was zoo vreeseiyk aardig van u mil
Gerry's brief te zenden." zei Loraine. „Ik heb
al geschreven cm u te bedanken. Ik had heele
maal niet verwacht u hier te zien."
„Ik zal u vertellen waarom ik h'er ban," ze)
Bundie. „Hebt u Ronny Devereux gekend?""
Loirains knikte.
„Hy is bij me geweest op den dag. dat Gerry...
En sindsdien heeft hy me meer dan eens een
bezoek gebracht. Hy was een van Gerry's beste
vrienden."
„Dat weet Ik. Nu.... hy !s dood."
Loraine opende in verbazing haar mond.
„Dood? En hy leek altyd zoo gezond."
Bundie verhaalde de gebeurtenissen van den
vorigen dag zoo kort mogeiyk. Op Loraine's
gezicht kwam een uitdrukking van vrees en
afgryzen.
„Dan is het waar. Het is waar."
„Wat Is waar?"
„Wat ik gedacht heb. Wat ik al deze weker
gedacht heb. Gerald is geen natuuriyken dood
gestorven. Hij werd vermoord."
„Hebt u dat gedacht?"
„Ja. Gerry zou noo.t iets ingenomen hebben
om te kunnen slapen."
Zij lachte zwakjes.
„Hy sliep daarvoor veel te goed. Ik heb het
al dien tyd raar gevonden. En dat vond hy
ookdat weet ik."
„Wie?"
„Ronny. En nu gebeurt dit. Nu wordt hy ook
vennoord."
Ze zweeg en ging teen verder.
„Daarvoor ben ik vandaag h er gekomen. Die
brief van Gerry, dien u stuurde.... zoodra Ik
hem gelezen had probeerde ik Ronny te spreken
te krijgen, maar men vertelde my dat hy wei:
was. Dus dacht ik, dat ik Jimmy maar een.-
op moest zoeken, hy was Gerry's tweede goed:
vriend. Ik dacht dat bij me misschien wel zou
vertellen wat ik moest doen."
„U bedeelt
Bundie zweeg.
„Met zeven wyzerplaten," zei ze toen.
Loraine knikte.
„U moet wetenbegon ze.
Maar toen kwam Jimmy Thesiger de kamer
binnen.
ACHTSTE HOOFDSTUK
BEZOEKEN VOOR JIMMY
We moeten nu twintig minuten teruggaan,
naar een cogenbllk, dat Jimmy Thesiger opdui
kend uit de nevelen van den slaap, zich er van
bewust was, dat een bekende stern ongewone
woorden sprak. Zyn door slaap beneveld brein
trachtte een oogenblik het hoofd te bieden
aan de situtatie, maar faalde. Hy geeuwde en
draaide zi:h weer om.
„Mijnheer, er is een jonge dame om u te
spreken."
De stem was onverbiddeiyk. Ze scheen zoo er
op voorbereid te herhalen, dat Jimmy zich
schikte in het onvermijdelijke. Hy opende de
oogen en sloot ze weer.
„O, Stevens," zei hy. ,Zeg het nóg eens."
Er is een jonge damè, mynheer, om u te
opreken."
O," Jimmy probeerde zich de situatie duide-
te maken. „Waarover?"
,Dat kan ik niet zeggen, mynheer."
,Neen, dat is zoo. Neen
Hy dacht erover na.
„Ik denk, dat je dat niet kunt."
Stevens boeg zich naar een blad, dat naast
het bed stond.
„Ik zal u versche thee brengen, mynheer. Deze
is koud."
„Vind Je dat ik op moet staan cn, h'm met
de dame spreken?"
Stevens antwoordde niet, maar bleef styf
rechtop staan en Jimmy begreep dus wat
hem te deen stond.
„O goed dan," zei hy. „Ik geloof, dat ik beter
doe. het te doen. Zei ze niet wie ze was?"
„Neen, mynheer."
„H'm. Het kan tante Jemina toch niet zyn?
Want als dat zoo is, vertik ik het om op te
staan."
„De dame, mynheer, kan onmogeiyk iemands
tante zyn. Tenzy de jongste in een groote
familie."
„Aha," zei Jimmy. „Jong en schoon. Is zs.,..
wat is het voor iemand?"
„De jonge dame, is zonder twyiel absoluut,
comme faut, als ik die uitdruksing mag ge
bruiken."
„Dat mag je," zei Jimmy genadig. „Je Fian-
sche uitspraak, Stevens, is heel goed, als ik het
zeggen mag. Ze is veel beter dan dé myne."
„Het verheugt dat te hooren, mijnheer.
Ik heb den laatsten tyd Fransche corresponden-
tieles genomen."
„Werkeiyk? Je bent een verwonderiyke kerel,
Stevens."
Stevens glimlachte op een superieure manier
en ging de kamer uit. Jimmy probeerde zich
de namen te binnen te brengen van de jonge,
schoone meisjes, die absoluut comme 11 faut
waren en die hem zouden kunnen bezoeken.
Stevens kwam weer binnen met versche thee
en terwyi Jimmy die opdronk, voelde bii eeQ
prettige nieuwsgierigheid.
„Je hebt haar toch de krant gegeven en zoo,
hoop ik. Stevens?"
„Ik gaf haar de „Morning Post" en „Punch,"
mijnheer."
De bel riep hem terug. Binnen een paar
minuten was hy terug.
„Weer een dame mynheer."
„Wat?"
Jimmy greep naar zyn hoofd.
„Weer een jonge dame, mynheer, ze weigert
te zeggen wie ze is. maar' ze zegt, dat het over
iets heel belangryks gaat."
,JDat is verduiveld gek. Stevens. Verduiveld
gek! Hoor eens, hoe Iaat kwam ik gisteren
avond thuis?"
„Tegen vyf uur mynheer."
„En was ik.... hmmerkte je iets aan
me?"
„U was nogal vrooiyk mynheer, meer niet.
U wilde Rule Britannia zingen."
„Dat is Iets byzonders," zei Jimmy. „Rule
Britannia, zei Je? Ik kan me niet voorstellen
dat ik ooit Rule Britannia zou z.ngen als ik
nuchter was Een beetje slapende vaderlands
liefde moet te voorschyn gekomen zyn onder
den prikkel vanhmeen paar te veeL
Ik heb gefuifd Ik herinner me dat in
„Mosterd en Veldsla." Niet zoo'n onschuldige
plaats als je zoudt denken Stevens."
Hy zweeg.
„Ik vraag me af.
„Ja mynheer?"
(Wordt vervolgd)