Meestersgarven en Tiendrecht
Jfictveftfiaal dag
DE ENGELSCHE KAPERS
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
DONDERDAG 10 JANUARI 1935
Hengelo rechtshistorisch in
opspraak
Autoverkeer in 1934
Koninginnen en boter
Chineesch nieuwjaar
heeft afgedaan
De snelste mensch
de rotsen 1
5, X\De val op
>1
De kattenfuga
De kleinste machine
Papaververbod
DOOR ACAIHA CHRISTIE
Is er iets sensationeels gebeurd in het lande
lijke Hengelo (G.) Hadt gij er behoefte
aan, lezer? Dan spijt het ons voor u, maar
in Hengelo (G.) gaat het leven zijn gang vreed
zaam, rustig, harmonisch 't Is dan ook maar
een opspraak in rechtshistorisch opzicht, waar-
waarvan de ondertitel zulk een schreeuwend ge
wag maakt.
Wat is er dan aan de hand?
In dit blad van 3 Januari schreef S. over
een „eenig" gebruik in ons land, zulks naar
aanleiding van een „boekske" van den heer D.
J. van der Ven met den meer curieusen dan
«makelij ken titel „Dank voor stank bij domi-
mee". En den dag daarop komt 3. terug op
zijn beschouwingen, omdat de heer van der
Ven het in zijn „boekske" heeft over c.e z.g.
„meesters- of meistergarven."
Wat we daaronder hebben te verstaan, wordt
ons door S. verduidelijkt door te citeeren wat
de heer van der Ven daaromtrent vertelt. De
aanhalingen zullen, naar we veronderstellen,
volkomen de bedoelingen des schrijvers weer
geven. We begrepen er uit, dat men in Hengelo
(G.j van meestersgarven spreekt, omdat uit de
opbrengst van deze „garven" de kosten vam den
schoolmeester, geheel of gedeeltelijk, bestreden
worden. De juistheid dezer verklaring is wel
niet voor betwisting vatbaar. Andere verkla
ringen liggen niet zoo voor het grijpen, zya
ook niet zoo logisch. Maar in hetgeen de heer
van der Ven nu verder omtrent deze garven
zooal „vertelt", komen toch enkele heel merk
waardige dingen voor, merkwaardig vooral
voor de rechtshistorici. We herhalen: dat we
van de veronderstelling uitgingen, dat de aan
halingen van S. volkomen juist weergeven wat
de heer Van der Ven in zijn „Dank voor stank
bij dominee" zegt.
Welke curiosa we bedoelen? Wel deze twee.
Boven zijn latere beschouwing plaatst S. als
titel: Meestersgarven en tiendrecht. Nu lezen
we verder, dat het tiendrecht weliswaar afge
schaft is. S. citeert hier wat de heer van der
Ven „vertelt". Eh inderdaad de Tiendwet van
1907 heeft deze stoutmoedigheid op haar ge
weten. Verder lezend blijkt, dat er in Hengelo
(G.) thans nog ,,tiendplichtige" boeren zijn. Ge
volgtrekking: er heerschen in het landelijke
Geldersche plaatsje rechtstoestanden, waarvan
elk weldenkend mecsch meende, dat ze sedert
de Tiendwet voor goed tot de „geschiedenis"
zouden behooren. Laten we vooropstellen, dat
we omtrent het voortbestaan der tiendplich-
tigheid te Hengelo (G.) persoonlijk eenigen
twijfel koesteren, al kan de bestudeering der
Geldersche rechtshistorie van veel illusies ge
nezen. Om waar te ziin. zou t werkelijk (we
zeggen met opeet niet: te mooi, maar) te
merkwaardig zijn.
Doch ter zake.
't Eerste curiosum is dit, dat de „Tiendplichti-
ge" boeren ons worden voorgesteld als de per
sonen, die de schoven aanwijzen. Dit is wel
erg zonderling en ongebruikelijk. Bij het eigen
lijk tiendrecht ir-mers geschiedt de aanwijzing
juist door den tiendheffer of door iemand van
zijnentwege en niet door den tiendplichti-
ge. Prof. de Blécourt (Kort begrip, blz. 264)
schrijft: ,De tiendheffer (of zijn tiendpachter)
mocht zelf de schoven uitzoeken, d.w.z. de eer
ste schoof, bij welke hij zou beginnen te tien
den; had hy deze aangewezen, dan moest hij
ook van deze af regelmatig de tiende nemen."
Te dien einde moest de tiendplichtige aan den
tiendheffer de „wete", of, zooals het elders
heet: de „advertentie" doen, d.w.z. aanzeggen,
dat de schoven te velde „in de kassen" (men
houde ons deze Limburgsche uitdrukking ten
goede) star den, zoodat het tienden kon plaats
hebben. Vóór dien tijd mocht de tiendplichtige
geen schoven van het land weghalen, „opdat
zoo lezen we in een oude rechtsbron die
heer riet vercort en werde in zyne gerechtich-
heyt". Voorkomen van opzettelijke benadeeling
was o.i. juist de drijfveer bij de toekenning van
het aanwijzingsrechi- aan den tiendheffer. Dat
lag ook wel in de rede. In Hengelo (G.) is de
toestand nu precies omgekeerd. Of men in de
Hengelo"sche meestersgarven een voortzetting
mag zien van het vroegere tiendrecht, is op
dien grond reeds aan gerechtvaardigden twijfel
onderhevig. Zouden de garven wel iets met 't
tiendrecht te maken hebben? Hebben we niet
meer reden in deze „offergaven" te zien een
uiting van goedheid, van mededeelzaamheid,
van reverentie der geloovigen tegenover den
geestelijken herder (dominee of pastoor) In
Limburg zijn er nog genoeg plaatsen (vóór den
wereldoorlog zeker!), waar de pastoor zeer goed
weet, welke heerlijkheden hem in slachtmaand
te wachten staan. Maar elke gedachte aan
tiendolichtigheid is daaraan vreemd. Heeft men
tn Hengelo (G), toen men het gebruik der
„meestersgarvenwederom invoerde, het tiend
recht niet voldoende begrepen, heeft men schijn
van wezen niet" voldoende onderscheiden? Heeft
men een au fond vrijwillige schenkingsdaad
niet ten onrechte ingekleed in den zakenrech
telijken vorm der tlendplichtigheid? We wagen
deze veronderstelling. En dan wordt ook be
grijpelijk, dat in Hengelo (G.) niet de tiend
heffer, maar de tiendplichtige zelf de schoven
aanwijst, 't Zou van weinig fijngevoeligheid ge
tuigen. indien de aanwijzing anders geschiedde.
We juichen van harte toe alle pogingen om
oude gebruiken te behouden. Is onze suppositie
juist, dan betreuren we het echter veel meer
dat men hier een oud gebruik heeft willen be
waren door het te laten paradeeren in een
keurslijf, dat rechtshistorisch overal wringt en
klemt. Dat is een vergrijp tegen de geschiede-
ais van het recht en onwaardig voor de folk
lore.
Er is nog een tweede merkwaardigheid, mis
schien wel de belangrijkste. S. zegt nl. (en hij
citeert nog st°eds den heer van der Ven), dat
de „tiendplichtige" boeren persoonlijk de mees
tersgarven aanwijzen en daarin ziet de folklorist
(bedoeld zal zijn: de heer vam der Ven) een
laatste herinnering aan vroegere contact-ma-
gie. Immers eerst dan mogen de schoven opge
laden worden, wanneer de eigenaar of eigena
res van 't veld deze met den vinger aangeraakt
heeft. Magie is goed op weg een slagwoord
te worden, niet enkel in dè folklore, doch ook
in de rechtsgeschiedenis. We ontketenen aller
minst de beteekenis van het magische, dat zoo
vaak uit den brand kan helpen waar andere
verklaringen te kort schieten. Overschatting
daarentegen •■•an het begrip magie kan er
slechts toe leiden, dat het vroegtijdig in dis-
crediet raakt. Er ligt zeer zeker iets aantrek
kelijks in, het geheimzinnige binnen te halen in
de spheer vam een of andere wetenschap
't Geheimzinnige heeft o.i. geen pas, waar h?t
gaat om nuchtere voorschriften als dit waarbij
de tiendheffer (laat het dan voor Hengelo de
tiendplichtige zijn), de belanghebbende dus,
persoonlijk of door een plaatsvervanger aan
wijst welke schoof hij bij het tienden als de
eerste beschouwd wenscht te zien. Kan dit aan
wijzen geschieden op doeltreffender, zekerder
wijze dan door de bewuste schoof aan te ra
ken? Trouwens de werkelijkheid zal veelal zóó
zijn, dat ter preciseering van de meestersgar-
van het vastgrijpen ervan wel het eenig af
doende middel zal zijn. We zouden bijna het
ondeugende voorstel willen doen: het dam maar
eens te probeeren enkel door aanwijzing op
eenigen afstand aan den ophaler der tiendgar-
ven duidelijk te'maken, welke bedoeld worden!
Men wilde slechts zakelilke, nuchtere zekerheid;
men wilde geschillen voorkomen. Typisch wordt
ons dit in het lamdrecht van Montfort (1605)
gedemonstreerd, waar het voorschrift omtrent
het nemen der tienden o.m. inhoudt, dat dit
„nelunen" op klaarlichten dag moet geschie
den: „bei schoenen dage, dat men siehen kan
wat gescheuchtt"! Bevredigt de koele feitelijk
heid niet, dan lijkt ons de greep naar het sym
bolische de voorkeur te verdienen boven dien
naar het magische. Is het de tiendheffer, die de
schoof aanraakt, dan zou hij daarmede kun
nen uitdrukken, dat hij het aangeraakte in be
zit wil nemen (de „Handanlegung")Gaat de
verrichting uit vam den tiendplichtige, dan
raakt zelfs het symbolisme min of meer in de
knel, maar dat komt omdat in de gemaakte
veronderstelling de Hengelo'sche folklore ten
deze niet zuiver historisch georiënteerd is.
We stappen hiermede af van dit niemandal-
letje.
HERMBSDORF.
Hoezeer de auto nog steeds het internatio
naal toerisme beheerscht en tot ontwikkeling
brengt, blijkt uit de jaarcijfers van den A. N.
W. B. Toeristenbond voor Nederland. Deze
bond is, zooals bekend, de grootste automobi-
listische organisatie hier te lande; 40.000 auto
rijders zijn lid. In het afgeloopen jaar ver
strekte de A. N. W. B. aan zijn naar het bui
tenland reizende leden niet minder dan totaal
125.283 grensdocumenten. Daarvan waren
33.876 triptieken, 29184 carnets, 37.206 inter
nationale rijbewijzen en 33.435 internationale
autobewijzen.
Ondanks de crisis blijft het verkeer per auto
(welke trouwens steeds meer voor zakenreizen
en niet alleen voor toeristische reizen gebruikt
wordt)) toenemen, ook internationaal; de bo
venstaande cijfers zijn b.v. weder eenige per
centen hooger dan die over 1933. Merkwaardig
is, dat het aantal in gebruik zijnde carnets (de
documenten voor groote reizen door meerdere
landen) steeg met niet minder dan ruim 9 pet.
Koningin Alexandra van Engeland, die van
geboorte een Deensche was, bezocht eens een
landbouwtentoonstelling in Devonshire. Nadat
zij verschillende zalen bezichtigd had, wendde
zij zich tot den voorzitter van de tentoonstel
ling en zeide:
„Niet waar, mijnheer de voorzitter, de beste
boter komt uit Denemarken?"
„Majesteit," antwoordde de voorzitter met
een elegante buiging: „Denemarken levert de
beste koninginnen, maar Devonshire de beste
boter."
Met de intrede van het nieuwe jaar heeft
China een nieuwen kalender op Westerschen
grondslag aanvaard. Na hiertoe vele jaren
vruchtelooze pogingen te hebben aangewend, is
de Chineesche regeering er tenslotte in ge
slaagd de bevolking er toe over te halen, om
den Westerschen Nieuwjaarsdag in acht te ne
men in plaats van het oude Chineesche Nieuw
jaar.
Dit was afhankelijk van de maan en dus ver
anderlijk. De rustdag kon vallen op een wille-
keurigen dag tusschen eind Januari en laat
in Februari.
Eet Chineesche Nieuwejaar was de eenige
vacantiedag die de lieden, die zeven dagen
per week werken, kenden. Groote zakenlieden
hielden dan 10 of 14 dagen vacantie en zelfs
de kleine werkman hield 2 of 3 dagen rust.
Men nam aan dat met het Chineesche Nieu
we jaar alle schulden vereffend waren; men
droeg zijn beste kleeren en maakte feest, voor
al met vuurwerk. Heel spoedig na de revolutie
van 1911, heeft het jonge China getracht den
kalender te wijzigen, maar de conservatieven
wilden daar niet aan. Sinds 1928 heeft de re
geering van Nanking getracht het Chineesche
Nieuwe jaar te doen plaats maken voor het
Gregoriaansche en strenge orders werden uit
gevaardigd dat het eerste niet meer in acht
mocht worden genomen.
Maar toen generaal Tsjang Kai Sjek in 1929
met het Chineesche Nieuwe Jaar op de regee-
ringsbureaux te Nanking controleerde of aan
de bepalingen de hand werd gehouden, be
merkte hij, dat er niemand aan het werk was
en dat de oude traditie gehandhaafd bleef.
Thans hebben de hervormers eindelijk ge
wonnen en schijnt het Chineesche Nieuwe Jaar
dood te zijn.
Een der diepste verlangens van den mensch
is wel zich zoo snel mogelijk voort te bewegen,
hetzij op den beganen grond, hetzij in het
water of in de lucht. De verwezenlijking van
dien wensch komt steeds dichter bij. Rijwiel,
motorfiets, auto, schip en vliegtuig worden da
gelijks verbeterd, steeds met het ééne doel:
sneller! Ze razen om de aarde. Wedstrijden in
de lucht, wie had eenige jaren geleden aan de
mogelijkheid daarvan gedacht? Op het oogen-
blik worden races als van Londen naar Mel
bourne, om de geheele aarde voorbereid.
Tot nu toe is de Italiaansche vlieger Agello
de „snelste mensch". Zooals men weet bereikte
hij met zijn toestel een gemiddelde uursnelheid
van 709 K.M. Maar dat is nog niet vlug ge
noeg. Zijn wereldrecord moet worden verbeterd,
men bouwt stratosfeervliegtuigen, die nog snel
ler zullen zijn, men construeert raketten, waar
mede menschen zullen kunnen worden wegge
schoten.
En daarbij, wij, armzalige voetgangers, met
onze vijf a zes K.M. per uur.
Hoe snel is de mensch, als hij van de hem
ten diénste staande hulpmiddelen gebruik
maakt?
Kijken wij naar de wereldrecords.
De snelste hardlooper, Tolan, doet over de
100 meter 10.3 sec. Het zou onjuist zijn deze
cijfers in uurkilometers om te rekenen, evenals
dit het geval is met de prestatie van Agello.
Want evenals de hardlooper slechts 10 seconden
heeft geloopen en niet 1 uur, is ook de tijd van
Agello slechts berekend en gemeten over eenige
kilometers.
De eenige juiste methode om de verschillende
snelheden, door menschen bereikt, met elkaar
te vergelijken, is ze te herleiden tot een se
conde. De vraag moet dus luiden: welken af
stand heeft de mensch in één seconde afge
legd? Alleen op deze wijze kan zij juist worden
beantwoord.
Berekent men de aan het eind van 1934 be
staande wereldrecords om tot één seconde dan
krijgt men de volgende lijst, welke wij vonden
in de „Prager Presse", waaraan een en ander
is ontleend.
Zwemmen (Johnny Weiszmüller 100 meter
57.4 sec.) 1.74 meter.
Hardloopen (Tolan 100 meter 10.3 sec.) 9.7
meter.
Schaatsenrijden (Egnestangen 500 meter 42.5
seconden) 11.74 meter.
Paardrijden (1000 meter 1 minuut) 16.66
meter.
Wielrennen (Michard 500 meter 29.8 sec.)
16.77 meter.
Skiloopen (Gasperl 136.3 K.M. per uur) 37.86
meter.
Motorboot (Gar Wood 199.5 K.M. per uur)
55.416 meter.
Motorrijden (Henne 240.069 K.M. per
uur) 68.35 meter.
Autorijden (Campbell 438.496 K.M per uur)
121.8 meter.
Watervliegtuig (Agello 709.202 KM. per uur)
197 meter.
De vraag werpt zich op of de maximum snel
heid reeds is bereikt. In verscheidene takken
van sport schijnt zulks het geval te zijn; daar
bestaan de records reeds jarenlang. In andere
daarentegen worden zij voortdurend opgevoerd.
Met behulp van de techniek, die tenslotte ook
(door schoenen, loopbaan enz.) de snelheid van
het hardloopen kan vergrooten. En daar de
techniek voortschrijdt zijn er ook geen gren
zen. Reeds heeft men in Parijs een prijs be
schikbaar gesteld voor den vlieger, die er in zal
slagen als eerste een gemiddelde uursnelheid
te bereiken van 1000 K.M.!
Doove Piels reed hard, maar niet té hard.
De motorpolitie in Nieuw-Schotland zou
allicht nieuwsgierig worden, als ze bin
nen in z'n wagen keek. Toen hij stopte, om
benzine bij te vullen, keek hij op z'n polshor
loge. 't Liep tegen twaalven. Hij moest ergens
iets eten.
Een paar mijlen verder stopte hij voor een
karretje, waar een jongeman eetwaren en kof
fie verkocht.
„Mooi weer," sprak het jongmensch, toen hij
Piels bediende, „maar er komt mist op. Bent
u uit New-York? Wel eens in zoo'n mist ge
weest, hier?"
„Neen," zei doove Piels kortaf. Hij wilde niet
praten, hij wilde eten en hij kon niet alle twee
tegelijk doen. Hij kon niet hooren, als hij den
spreker niet in t gezicht keek.
„Ja, die mist," zei de jongeman weer; ,,'t Is
als een gordijn, dat voor je oogen getrokken
wordt en 't komt vlug op."
Piels kwam een beetje los.
„Hoe vlug?" vroeg hij.
„Bij de kust in een paar uur en dien kant
gaat u op. Voor uw plezier op reis?"
„Ja," zei Piels.
Mist? Net wat hij hebben moest. Hij had er
niet eer-der aan gedacht. De maan verlichtte de
nachten en iedereen scheen 's nachts te rijden
in Nieuw-Schotland. Mist had hij juist noodig.
De jongeman praatte maar door, nog over
Nieuw-Schotland, maar Piek lette niet meer
op z'n lippen.
„Ik ken genoeg aardrijkskunde," zei hij en
reed weg.
Hij reed om een heuvel heen en de zee lag
vóór hem, een wijde blauwgrijze uitgestrektheid.
Er waasde een lichte mist over, en terwijl hij
keek, kon hij dien dichter zien worden. De jon
gen van 't eetkarretje wist het wel.
Piels minderde vaart en keek achter zich.
Er was niemand te zien. Hij reed een veldweg
cp en parkeerde tegen een haag De kustlijn
lag daar nog geen honderd meter achter en 't
was er rotsachtig.
Vóór hy uit den wagen stapte, keek hij naar
de roerlooze ineengedoken gedaante, die tegen
de achterbank lag. Het was Dudley Hoys, de
kampioen-zwemmer, die bij de politie was ge
gaan en die achter- hem en een belooning van
5000 dollar had heengezeten. Dacht die kerel
dat hij op kon tegen dooven Piels, specialist in
't vervakchen van handschriften en zoo noodig
moordenaar?
Op z'n gemak klom Piels over de haag heen en
wandelde naar den rand van de klip, een
steilte van wel 20 meter, en een rots daaronder.
Een mensch, die daar op neerkwam, werd ver
morzeld.
Hij slenterde terug over 't veld, rookte een
sigaret, stapte ih z'n wagen, ging achteruit
naar den weg en reed voort. De nevel was heel
wat dikker geworden, de mist kwam op. Heer
lijk die mist! Een duivelsche lach krulde de
iippen van dooven Piels. Hij kon er wel twee
aan, zooals dien Dudley Hoys. Hij ging wat mak
kelijker zitten en toen hij bij een klein restau
rant kwam, ging hij daar binnen om te eten.
Later in den middag kwam hij in een stad,
waar hij liever uit was gebleven. Maar hij had
een politie-auto achter zich gehad en wilde
geen argwaan wekken door een omweg te ma
ken. Hij was dus maar doorgereden en stond
nu in een zijstraat, wachtte en keek, welken
kant de politie-auto opging. Die bleef voor een
restaurant staan.
Het duurde een uur, vóór de politie-auto ver
der ging, maar Piels was rustig gebleven waar
hij was. Geduld en list hadden hem een heel
eind gebracht. List had hem er toe gebracht,
een vluggen wagen te koopen en Dudley Hoys
te lokken naar de boot voor Boston en Nieuw-
Schotland; geduld had hem eindelijk de ge
legenheid gegeven, z'n achtervolger te bedwel
men en mee te nemen voor een ritje.
De mist was dik, toen hij terug reed naar de
kust. Het was gevaarlijk voor iemand, die doof
was, maar hij beklaagde er zich niet over. Zoo'n
mist was voor hem een groote bof.
Het leek hem een eeuwigheid toe, vóór hij
den veldweg weer bereikte, en toen hij er was,
begon hij zich
te haasten. Dud-
maal verroerd, i
Piels bleef een
oogenblik stil j
staan en on- .................M.mini.t
derzocht nog even de kleeren en de zakken van
z'n slachtoffer, waarbij hij een ontdekking
deed. De detective had z'n zwempak aan.
Dudley Hoys was blijkbaar van plan geweest
een ochtendbad te nemen. Goed zoo, hij Inocht
duiken en een badcostuum geeft heel weinig
aanwijzingen. Hij trok den bewustelooze alle
andere kleeren uit en stopte ze onder de haag!
Doove Piels maakte voort. Er kwam een auto
langs den weg, maar hij zag het niet. De mist
verborg alles. Hij nam z'n slachtoffer op en
wankelde onder z'n gewicht, toen hij zich
voortrepte naar de kloof. Hij keek scherp waar
hij de voeten zette, tot hij den scherpen rand
zag.
Juist op dit oogenblik mompelde de bewus
telooze iets en stribbelde tegen. Maar Piels
nam hem op met een uiterste krachtsinspan
ning: z'n last ging over den rand van de klip
en verdween in den dichten grijzen mist. Daar
beneden waren de rotsen.
Doove Piels sliep, toen de politie dien nacht
z'n kamer binnen kwam Hij ontwaakte uit
een diepen siaap en staarde naar Dudley Hoys
die voor hem stond, alsof hij een spook was.
„Je hebt me een prachtkans gegeven Piels,"
zei de detective, „door me m'n kleeren uit te
trekken. Van koud water komt een mensch di
rect bij."
„Maarmaarde rotsen," stamelde de
misdadiger, verbaasd en versuft.
„De rotsen?" herhaalde Dudley Hoys.
Hij begreep het niet en keek z'n collega's
aan. Ze spraken vlug, maar Piels lette niet op
hun lippen. Hij was geheel van streek.
„Ik heb ze toch gezien," mompelde hij,
„groote rotsen, in de diepte, wel een meter of
twintig."
De detective had naar z'n metgezellen staan
luisteren.
„O juist," lachte hij grimmig, „je dacht, dat
je me op die manier van kant kreeg. Ze ver
teilen me daar juist, dat die rotsen net als mes
sen zijn, als t eb is, maar de vloed is nergens
zoo hoog als hier. Het w&s vloed, toen je me
over den kant wipte, en ik was nog geen twee
meter gevallen, of ik had water. En nu nemen
we je mee, Piels, je bent er voor jaren bij."
Vlug liep kapitein Gay naar het dek, gevolgd door
Hal en Mary. Opgewonden maakte de bemanning de
booten gereed. Een koortsachtige drukte heerschte
aan dek. Angst kenden de manschappen niet. Er was
rijke buit te behalen.
Hal mocht met de troepen mee en opgewonden wees
hij zijn zusje de plek, waar de eerste boot het land
naderde. Angstig keek Mary toe. Ze begreep het
groote gevaar, dat allen liepen, maar als een flink
meisje, opgevoed in een ruwen tijd, door een vader
die geen vrees of angst kende, hield ze zich kordaat.
Veilig voor anker bleef het groote schip achter,
overgelaten aan eenige oudere matrozen en Tom, den
stuurman. De kapitein gaf voor het laatst zijn orders
om goed wacht te houden, daar een overval uit zee
altijd mogelijk was, en liet zich in de laatste boot
naar de kust roeien, waar zijn mannen hem met on
geduld opwachtten.
De beroemde componist Scarlatti had altijd,
wanneer hij werkte, zijn poes bij zich in de
kamer. Op een dag zat Scarlatti voor de piano
om een fuga te componeeren. De poes lag op
een stoel, maar opeens verhief zij zich en
sprong op het toetsenbord. Langzaam liep zij
over de toetsen. Daarbij werden de tonen G, B,
Es, Fiss, B, Cis aangeslagen. Scarlatti was ver
rukt over de hulp van zijn poesje, voegde er
nog een D bij, en had het thema gevonden voor
zijn later beroemd geworden .Kattenfuga".
Te Szekesfehvar (Hongarije) heeft een werk
loos jongeman zijn vrijen tijd gebruikt om de
nietigste machine ter wereld te vervaardigen,
n.l. een electromotor van vier m.m. lengte en
twee m.m. hoogte, dus niet grooter dan een
huisvlieg.
Hij heeft vier maanden aan de machine ge
werkt met behulp van een eigen gemaakte mi
croscoop die 500 maal vergrootte.
Als onderdeel van de campagne ter bestrijding
van den clandeslienen opiumhandel heeft de
provinciale regeering van Foetsjau een decreet
uitgevaardigd, waarbij het planten van papavers
met den dood strafbaar wordt gesteld.
Deze drastische maatregel is door de autoritei
ten noodig geacht, teneinde een einde te maken
aan het planten van papavers, dat den laatsten
tijd zulk een omvang heeft aangenomen, dat de
rijstproductie er ernstig onder lijdt.
De regeering heeft een millioen exemplaren
van 't decreet laten drukken en deze zullen door
middel van vliegtuigen over de geheele provin
cie worden verspreid.
AT T C A D AT1VT TT d op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen U bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T? *7bij een ongeval met
M I J i Ti M lil li li Ci ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen X f öw*" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X i doodelijken afloop A MUV*
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bü verlies van een hana
een voet of een oog
13
„Ik vraag me af of ik door den bovengenoemden
prikkel gedreven soms een advertentie in de
krant gezet heb voor een kindermeid of fets
dergelijks."
Stevens knikte.
„Twee meisjes, die daar op komen. Dat lijkt
me vreemd. Ik zal voortaan „Mosterd en
Veldsla" schuwen. Dat is een goed woord
Stevens, schuwen; dat kwam ik laatst tegen fn
een kruiswoordenpuzzle en het viel in mijn
smaak."
Dnder het praten kleedde Jimmy zich vlug
#an. Na tien mfnuten kon hij zijn onbekende
gasten te woord staan. Toen hij de deur van
zijn zftkamer opende was de eerste die hij zag
een donker slank meisje dat hij absoluut niet
kende. Ze stond tegen den schoorsteen geleund.
Toen keek hij naar den grooten. leeren fauteuil
en zijn hart klopte sneller. Loraine!
Zij stond op en begon te spreken eerst een
beetje zenuwachtig.
,,U zult wel heel verwonderd zijn mij te zien
Maar ik moest komen. Ik zal het aanstonds uit
leggen. Dit is Lady Eileen Brent"
„Bundie word fk gewoonlijk genoemd. U
hebt Bill Eversleigh waarschijnlijk wel eens ovsr
me hooren spreken."
„O, ja natuurlijk," zei Jimmy, terwijl hij
trachtte zich in de situatie terecht te vinden.
„Gaat u zitten en laten we een cocktail ge
bruiken of iets anders."
Maar de befde meisjes bedankten.
.Eerlijk gezegd," vervolgde Jimmy, „ben ik
pas op."
„Dat zei Bill ook," merkte Bundie op. „Ik
zei hem, dat ik naar u toeging en hij zei dat
u nog niet op zoudt zijn."
„Nu, ik ben nu toch op," zei Jimmy aanmoe
digend.
„Het gaat over Gerry," zei Loraine. ,En nu
over Ronny."
„Wat bedoelt u met „En nu over Ronny."
Hij werd gisteren doodgeschoten.
„Wat?" riep Jimmy.
Bundle deed voor den tweeden keer haar ver
haal. Jimmy luisterde ais fn een droom.
„Die ouwe Ronny doodgeschoten," mompelde
hij. „Wat is dat toch voor een verduivelde
historie!"
Hij ging op het randje van zijn stoel zitten,
dacht een minuut of wat na en .zei toen op rus-
tigen effen toon:
,,Er is iets, dat fk geloof, dat ik moet ver
tellen."
„Ja," zei Bundie aanmoedigend.
„Het gebeurde op den dag, dat Gerry Wade
gestorven is. Toen we op weg waren u net
nieuws mede te deeien."
Hfj knikte tegen Loraine,
,Jn den wagen zei Ronny iets tegen me. Dat
wil zeggen hü begon me iets te vertellen. Er
was iets dat hü me wilde zeggen en hij begon
ermee en toen zeide hij dat hij door een belofte
gebonden was en niet verder kon gaan."
„Gebonden door een belofte?" zei Loraine
nadenkende.
„Dat zei hij. Natuurlijk drong ik toen niet
meer aan. Maar hij deed den heelen tijd raar
grappig. Dat zegt hij trouwens. En dan is er
nog iets: zijn bezorgdheid dat u maar moest
vergeten wat hij u gezegd had. Daar kan slechts
één reden voor zijn indien dit genootschap
vermoedde dat u iets van hun werkzaamheden
wist, zou u ook in gevaar zijn. Gerald besefte
het gevaar en hij was vreeselyk bezorgd
vooru."
Hij zweeg en vervolgde toen rustig.
„Ik vrees dat we allemaal gevaar zullen
loopenals we er mee doorgaan."
„Als?" riep Bundie verontwaardigd.
„Ik bedoel jullie tweeën. Wat mij betreft, dat
is een ander geval. Ik was de vriend van dien
armen Ronny."
Hij keek Bundie aan.
„U hebt uw aandeel gedaan. U hebt de bood
schap overgebracht, die hij me zond. Neen,
houdt u er om 's hemels wil buiten, u en
Loraine."
Bundie keek vragend naar het andere meisje.
Zij had al een vast besluit genomen maar zij
liet er op dat oogenblik niets van blijken. Zij
wilde Loraine Wade niet dwingen tot een ge
vaarlijke ondememng. Maar Lbraine's gezichtje
werd rood van verontwaardiging.
„Durft u dat te zeggen! Denkt u dat ik zelfs
maar een minuut tevreden zou zijn als Ik er
buiten bleef terwijl ze Gerry vermoord heb
ben. Mijn eigen, lieve Gerry, de beste, liefste,
vriendelijkste broer, dien een meisje ooit had.
De eenige in de heele wereld, die hoorde bü
mij."
Jimmy hoestte; niet op zijn gemak. Loraine,
dacht hij, was wonderlijk, eenvoudig wonderlijk.
„Luister eens," zei hij onhandig. „Dat moet u
niet zeggen. Dat u alleen op de wereld staat....
al dien onzin. U hebt massa's vrienden....
die maar al te blij zijn alles te doen wat ze kun
nen. Begrijpt u wat ik bedoel?"
Mogelijk begreep Loraine het, want plotse
ling bloosde ze en om haar verwarring te ver
bergen, begon ze zenuwachtig te praten.
„Dat is afgesproken," zei ze. „Ik zal helpen.
Niemand kan me daarvan afhouden."
„En mij ook niet," zei Bundie.
zy keken belden Jimmy aan.
„Ja," zei hy langzaam. „In orde dan."
Ze zagen beiden onderzoekend naar hem.
„Ik vraag me af," zei Jimmy, „waarmee we
moeten beginnen."
NEGENDE HOOFDSTUK
PLANNEN
Door Jimmy's woorden werd het gesprek
meer van practischen aard.
„Alles te zamen genomen," zei hij, „hebben
we niet veel uitgangspunten. Feiteiyk alleen de
woorden Zeven Wüzerplaten En eerlijk gezegd
weet ik niet eens waar Zeven Wijzerplaten Is.
Maar in ieder geval kunnen we niet goed die
heele buurt huis voor huis afzoeken."
„Dat kunnen we wel," zei Bundie.
„Nu ja, misschien zouden we het desnoods wel
kunnen, al ben ik daar niet zoo heel zeker
van. Ik stel me voor dat het een dichtbevolkte
wyk is."
„Dan is er nog de plaats waar Ronny dood
geschoten werd. Daar konden we nasporfngen
doen. Maar de politie doet waarschynijk alles
wat wy zouden kunnen doen en veel beter ook."
„Na Gerry's dood deed Ronny verdui
veld raar. Ik kreeg toen den indruk, dat
hy vermoedde, datenfin dat er een misdaad
in het spel was. Ik dacht dat hy het wel tegen
den dokter zou zeggen. Maar nee, hy zinspeelde
er zelfs niet op. Dus dacht Ik dat ik me ver
gist had. En naderhand scheen het heusch
een heel duideiyk geval. Ik dacht dat myn ver
denkingen onzin waren."
„Maar denkt u dat Ronny toch verdenkingen
had."
Jimmy knikte.
„Dat denk ik nu tenminste. We hebben hem
immers geen van allen meer gezien. Ik geloof
dat hy op zyn eentje de zaak onderzocht
dat hy probeerde de oorzaak van Gerry's dood
te vinden en sterker, ik geloof dat hy die vond.
Daarom schoten die ploerten hem dood. En
toen probeerde hij het mij te laten weten, maar
kon de woorden er niet uit krijgen.
„Zeven Wyzerplaten," zei Bundie en huiverde
lichteiyk.
„Zeven wyzerplaten," zef Jimmy ernstig.
„Daar kunnen we ln ieder geval op door gaan."
Bundie keerde zich naar Loraine.
„U wilde me juist vertellen."
„O ja, eerst over den brief."
Ze sprak tegen Jimmy.
„Gerry heeft een brief achtergelaten. Lady
Eileen
„Bundie."
„Bundie heeft hem gevonden."
Zy legde de omstandigheden in eenige woorden
uit.
„Jimmy luisterde ten zeerste geïnteresseerd.
Hy hoorde voor het eerst van dien bnef.
Loraine nam hem uit haar taschje en gaf hem
aan Jimmy. Hy las hem en keek haar men
aan.
„U kunt ons hier helpen. Wat wilde Gerry
dat u vergat?"
Loraine's voorhoofd rimpelde zich van ver
warring.
„Het Is zoo moeiiyk om me dat nu precies
te herinneren. Ik opende by vergissing een brief
van Gerry. Hy was op goedkoop papier ge
schreven, herinner Ik me, met zeer onduidelyk
schrift. Bovenaan stond een adres in Zeven
wyzerplaten. Ik bemerkte dat hy met voor my
bestemd was dus stak ik hem terug in de
enveloppe zonder hem te lezen."
„Heusch?" vroeg Jimmy heel voorzichtig. Voor
het eerst lachte Loraine.
,,Ik weet wat u denkt en ik geef toe, dat
vrouwen inderdaad nieuwsgierig zyn. Maar weet
je, hy zag er heelemaal niet interessant uit,
het was een lyst van namen en datums."
„Namen en datums," zei Jimmy Deinzend.
(Wordt vervolgd)