Meestersgarven en Tiendrecht Jfictveftfiaal dag DE ENGELSCHE KAPERS HET GEHEIM VAN DE 7 WIJZERPLATEN DONDERDAG 10 JANUARI 1935 Hengelo rechtshistorisch in opspraak Autoverkeer in 1934 Koninginnen en boter Chineesch nieuwjaar heeft afgedaan De snelste mensch de rotsen 1 5, X\De val op >1 De kattenfuga De kleinste machine Papaververbod DOOR ACAIHA CHRISTIE Is er iets sensationeels gebeurd in het lande lijke Hengelo (G.) Hadt gij er behoefte aan, lezer? Dan spijt het ons voor u, maar in Hengelo (G.) gaat het leven zijn gang vreed zaam, rustig, harmonisch 't Is dan ook maar een opspraak in rechtshistorisch opzicht, waar- waarvan de ondertitel zulk een schreeuwend ge wag maakt. Wat is er dan aan de hand? In dit blad van 3 Januari schreef S. over een „eenig" gebruik in ons land, zulks naar aanleiding van een „boekske" van den heer D. J. van der Ven met den meer curieusen dan «makelij ken titel „Dank voor stank bij domi- mee". En den dag daarop komt 3. terug op zijn beschouwingen, omdat de heer van der Ven het in zijn „boekske" heeft over c.e z.g. „meesters- of meistergarven." Wat we daaronder hebben te verstaan, wordt ons door S. verduidelijkt door te citeeren wat de heer van der Ven daaromtrent vertelt. De aanhalingen zullen, naar we veronderstellen, volkomen de bedoelingen des schrijvers weer geven. We begrepen er uit, dat men in Hengelo (G.j van meestersgarven spreekt, omdat uit de opbrengst van deze „garven" de kosten vam den schoolmeester, geheel of gedeeltelijk, bestreden worden. De juistheid dezer verklaring is wel niet voor betwisting vatbaar. Andere verkla ringen liggen niet zoo voor het grijpen, zya ook niet zoo logisch. Maar in hetgeen de heer van der Ven nu verder omtrent deze garven zooal „vertelt", komen toch enkele heel merk waardige dingen voor, merkwaardig vooral voor de rechtshistorici. We herhalen: dat we van de veronderstelling uitgingen, dat de aan halingen van S. volkomen juist weergeven wat de heer Van der Ven in zijn „Dank voor stank bij dominee" zegt. Welke curiosa we bedoelen? Wel deze twee. Boven zijn latere beschouwing plaatst S. als titel: Meestersgarven en tiendrecht. Nu lezen we verder, dat het tiendrecht weliswaar afge schaft is. S. citeert hier wat de heer van der Ven „vertelt". Eh inderdaad de Tiendwet van 1907 heeft deze stoutmoedigheid op haar ge weten. Verder lezend blijkt, dat er in Hengelo (G.) thans nog ,,tiendplichtige" boeren zijn. Ge volgtrekking: er heerschen in het landelijke Geldersche plaatsje rechtstoestanden, waarvan elk weldenkend mecsch meende, dat ze sedert de Tiendwet voor goed tot de „geschiedenis" zouden behooren. Laten we vooropstellen, dat we omtrent het voortbestaan der tiendplich- tigheid te Hengelo (G.) persoonlijk eenigen twijfel koesteren, al kan de bestudeering der Geldersche rechtshistorie van veel illusies ge nezen. Om waar te ziin. zou t werkelijk (we zeggen met opeet niet: te mooi, maar) te merkwaardig zijn. Doch ter zake. 't Eerste curiosum is dit, dat de „Tiendplichti- ge" boeren ons worden voorgesteld als de per sonen, die de schoven aanwijzen. Dit is wel erg zonderling en ongebruikelijk. Bij het eigen lijk tiendrecht ir-mers geschiedt de aanwijzing juist door den tiendheffer of door iemand van zijnentwege en niet door den tiendplichti- ge. Prof. de Blécourt (Kort begrip, blz. 264) schrijft: ,De tiendheffer (of zijn tiendpachter) mocht zelf de schoven uitzoeken, d.w.z. de eer ste schoof, bij welke hij zou beginnen te tien den; had hy deze aangewezen, dan moest hij ook van deze af regelmatig de tiende nemen." Te dien einde moest de tiendplichtige aan den tiendheffer de „wete", of, zooals het elders heet: de „advertentie" doen, d.w.z. aanzeggen, dat de schoven te velde „in de kassen" (men houde ons deze Limburgsche uitdrukking ten goede) star den, zoodat het tienden kon plaats hebben. Vóór dien tijd mocht de tiendplichtige geen schoven van het land weghalen, „opdat zoo lezen we in een oude rechtsbron die heer riet vercort en werde in zyne gerechtich- heyt". Voorkomen van opzettelijke benadeeling was o.i. juist de drijfveer bij de toekenning van het aanwijzingsrechi- aan den tiendheffer. Dat lag ook wel in de rede. In Hengelo (G.) is de toestand nu precies omgekeerd. Of men in de Hengelo"sche meestersgarven een voortzetting mag zien van het vroegere tiendrecht, is op dien grond reeds aan gerechtvaardigden twijfel onderhevig. Zouden de garven wel iets met 't tiendrecht te maken hebben? Hebben we niet meer reden in deze „offergaven" te zien een uiting van goedheid, van mededeelzaamheid, van reverentie der geloovigen tegenover den geestelijken herder (dominee of pastoor) In Limburg zijn er nog genoeg plaatsen (vóór den wereldoorlog zeker!), waar de pastoor zeer goed weet, welke heerlijkheden hem in slachtmaand te wachten staan. Maar elke gedachte aan tiendolichtigheid is daaraan vreemd. Heeft men tn Hengelo (G), toen men het gebruik der „meestersgarvenwederom invoerde, het tiend recht niet voldoende begrepen, heeft men schijn van wezen niet" voldoende onderscheiden? Heeft men een au fond vrijwillige schenkingsdaad niet ten onrechte ingekleed in den zakenrech telijken vorm der tlendplichtigheid? We wagen deze veronderstelling. En dan wordt ook be grijpelijk, dat in Hengelo (G.) niet de tiend heffer, maar de tiendplichtige zelf de schoven aanwijst, 't Zou van weinig fijngevoeligheid ge tuigen. indien de aanwijzing anders geschiedde. We juichen van harte toe alle pogingen om oude gebruiken te behouden. Is onze suppositie juist, dan betreuren we het echter veel meer dat men hier een oud gebruik heeft willen be waren door het te laten paradeeren in een keurslijf, dat rechtshistorisch overal wringt en klemt. Dat is een vergrijp tegen de geschiede- ais van het recht en onwaardig voor de folk lore. Er is nog een tweede merkwaardigheid, mis schien wel de belangrijkste. S. zegt nl. (en hij citeert nog st°eds den heer van der Ven), dat de „tiendplichtige" boeren persoonlijk de mees tersgarven aanwijzen en daarin ziet de folklorist (bedoeld zal zijn: de heer vam der Ven) een laatste herinnering aan vroegere contact-ma- gie. Immers eerst dan mogen de schoven opge laden worden, wanneer de eigenaar of eigena res van 't veld deze met den vinger aangeraakt heeft. Magie is goed op weg een slagwoord te worden, niet enkel in dè folklore, doch ook in de rechtsgeschiedenis. We ontketenen aller minst de beteekenis van het magische, dat zoo vaak uit den brand kan helpen waar andere verklaringen te kort schieten. Overschatting daarentegen •■•an het begrip magie kan er slechts toe leiden, dat het vroegtijdig in dis- crediet raakt. Er ligt zeer zeker iets aantrek kelijks in, het geheimzinnige binnen te halen in de spheer vam een of andere wetenschap 't Geheimzinnige heeft o.i. geen pas, waar h?t gaat om nuchtere voorschriften als dit waarbij de tiendheffer (laat het dan voor Hengelo de tiendplichtige zijn), de belanghebbende dus, persoonlijk of door een plaatsvervanger aan wijst welke schoof hij bij het tienden als de eerste beschouwd wenscht te zien. Kan dit aan wijzen geschieden op doeltreffender, zekerder wijze dan door de bewuste schoof aan te ra ken? Trouwens de werkelijkheid zal veelal zóó zijn, dat ter preciseering van de meestersgar- van het vastgrijpen ervan wel het eenig af doende middel zal zijn. We zouden bijna het ondeugende voorstel willen doen: het dam maar eens te probeeren enkel door aanwijzing op eenigen afstand aan den ophaler der tiendgar- ven duidelijk te'maken, welke bedoeld worden! Men wilde slechts zakelilke, nuchtere zekerheid; men wilde geschillen voorkomen. Typisch wordt ons dit in het lamdrecht van Montfort (1605) gedemonstreerd, waar het voorschrift omtrent het nemen der tienden o.m. inhoudt, dat dit „nelunen" op klaarlichten dag moet geschie den: „bei schoenen dage, dat men siehen kan wat gescheuchtt"! Bevredigt de koele feitelijk heid niet, dan lijkt ons de greep naar het sym bolische de voorkeur te verdienen boven dien naar het magische. Is het de tiendheffer, die de schoof aanraakt, dan zou hij daarmede kun nen uitdrukken, dat hij het aangeraakte in be zit wil nemen (de „Handanlegung")Gaat de verrichting uit vam den tiendplichtige, dan raakt zelfs het symbolisme min of meer in de knel, maar dat komt omdat in de gemaakte veronderstelling de Hengelo'sche folklore ten deze niet zuiver historisch georiënteerd is. We stappen hiermede af van dit niemandal- letje. HERMBSDORF. Hoezeer de auto nog steeds het internatio naal toerisme beheerscht en tot ontwikkeling brengt, blijkt uit de jaarcijfers van den A. N. W. B. Toeristenbond voor Nederland. Deze bond is, zooals bekend, de grootste automobi- listische organisatie hier te lande; 40.000 auto rijders zijn lid. In het afgeloopen jaar ver strekte de A. N. W. B. aan zijn naar het bui tenland reizende leden niet minder dan totaal 125.283 grensdocumenten. Daarvan waren 33.876 triptieken, 29184 carnets, 37.206 inter nationale rijbewijzen en 33.435 internationale autobewijzen. Ondanks de crisis blijft het verkeer per auto (welke trouwens steeds meer voor zakenreizen en niet alleen voor toeristische reizen gebruikt wordt)) toenemen, ook internationaal; de bo venstaande cijfers zijn b.v. weder eenige per centen hooger dan die over 1933. Merkwaardig is, dat het aantal in gebruik zijnde carnets (de documenten voor groote reizen door meerdere landen) steeg met niet minder dan ruim 9 pet. Koningin Alexandra van Engeland, die van geboorte een Deensche was, bezocht eens een landbouwtentoonstelling in Devonshire. Nadat zij verschillende zalen bezichtigd had, wendde zij zich tot den voorzitter van de tentoonstel ling en zeide: „Niet waar, mijnheer de voorzitter, de beste boter komt uit Denemarken?" „Majesteit," antwoordde de voorzitter met een elegante buiging: „Denemarken levert de beste koninginnen, maar Devonshire de beste boter." Met de intrede van het nieuwe jaar heeft China een nieuwen kalender op Westerschen grondslag aanvaard. Na hiertoe vele jaren vruchtelooze pogingen te hebben aangewend, is de Chineesche regeering er tenslotte in ge slaagd de bevolking er toe over te halen, om den Westerschen Nieuwjaarsdag in acht te ne men in plaats van het oude Chineesche Nieuw jaar. Dit was afhankelijk van de maan en dus ver anderlijk. De rustdag kon vallen op een wille- keurigen dag tusschen eind Januari en laat in Februari. Eet Chineesche Nieuwejaar was de eenige vacantiedag die de lieden, die zeven dagen per week werken, kenden. Groote zakenlieden hielden dan 10 of 14 dagen vacantie en zelfs de kleine werkman hield 2 of 3 dagen rust. Men nam aan dat met het Chineesche Nieu we jaar alle schulden vereffend waren; men droeg zijn beste kleeren en maakte feest, voor al met vuurwerk. Heel spoedig na de revolutie van 1911, heeft het jonge China getracht den kalender te wijzigen, maar de conservatieven wilden daar niet aan. Sinds 1928 heeft de re geering van Nanking getracht het Chineesche Nieuwe jaar te doen plaats maken voor het Gregoriaansche en strenge orders werden uit gevaardigd dat het eerste niet meer in acht mocht worden genomen. Maar toen generaal Tsjang Kai Sjek in 1929 met het Chineesche Nieuwe Jaar op de regee- ringsbureaux te Nanking controleerde of aan de bepalingen de hand werd gehouden, be merkte hij, dat er niemand aan het werk was en dat de oude traditie gehandhaafd bleef. Thans hebben de hervormers eindelijk ge wonnen en schijnt het Chineesche Nieuwe Jaar dood te zijn. Een der diepste verlangens van den mensch is wel zich zoo snel mogelijk voort te bewegen, hetzij op den beganen grond, hetzij in het water of in de lucht. De verwezenlijking van dien wensch komt steeds dichter bij. Rijwiel, motorfiets, auto, schip en vliegtuig worden da gelijks verbeterd, steeds met het ééne doel: sneller! Ze razen om de aarde. Wedstrijden in de lucht, wie had eenige jaren geleden aan de mogelijkheid daarvan gedacht? Op het oogen- blik worden races als van Londen naar Mel bourne, om de geheele aarde voorbereid. Tot nu toe is de Italiaansche vlieger Agello de „snelste mensch". Zooals men weet bereikte hij met zijn toestel een gemiddelde uursnelheid van 709 K.M. Maar dat is nog niet vlug ge noeg. Zijn wereldrecord moet worden verbeterd, men bouwt stratosfeervliegtuigen, die nog snel ler zullen zijn, men construeert raketten, waar mede menschen zullen kunnen worden wegge schoten. En daarbij, wij, armzalige voetgangers, met onze vijf a zes K.M. per uur. Hoe snel is de mensch, als hij van de hem ten diénste staande hulpmiddelen gebruik maakt? Kijken wij naar de wereldrecords. De snelste hardlooper, Tolan, doet over de 100 meter 10.3 sec. Het zou onjuist zijn deze cijfers in uurkilometers om te rekenen, evenals dit het geval is met de prestatie van Agello. Want evenals de hardlooper slechts 10 seconden heeft geloopen en niet 1 uur, is ook de tijd van Agello slechts berekend en gemeten over eenige kilometers. De eenige juiste methode om de verschillende snelheden, door menschen bereikt, met elkaar te vergelijken, is ze te herleiden tot een se conde. De vraag moet dus luiden: welken af stand heeft de mensch in één seconde afge legd? Alleen op deze wijze kan zij juist worden beantwoord. Berekent men de aan het eind van 1934 be staande wereldrecords om tot één seconde dan krijgt men de volgende lijst, welke wij vonden in de „Prager Presse", waaraan een en ander is ontleend. Zwemmen (Johnny Weiszmüller 100 meter 57.4 sec.) 1.74 meter. Hardloopen (Tolan 100 meter 10.3 sec.) 9.7 meter. Schaatsenrijden (Egnestangen 500 meter 42.5 seconden) 11.74 meter. Paardrijden (1000 meter 1 minuut) 16.66 meter. Wielrennen (Michard 500 meter 29.8 sec.) 16.77 meter. Skiloopen (Gasperl 136.3 K.M. per uur) 37.86 meter. Motorboot (Gar Wood 199.5 K.M. per uur) 55.416 meter. Motorrijden (Henne 240.069 K.M. per uur) 68.35 meter. Autorijden (Campbell 438.496 K.M per uur) 121.8 meter. Watervliegtuig (Agello 709.202 KM. per uur) 197 meter. De vraag werpt zich op of de maximum snel heid reeds is bereikt. In verscheidene takken van sport schijnt zulks het geval te zijn; daar bestaan de records reeds jarenlang. In andere daarentegen worden zij voortdurend opgevoerd. Met behulp van de techniek, die tenslotte ook (door schoenen, loopbaan enz.) de snelheid van het hardloopen kan vergrooten. En daar de techniek voortschrijdt zijn er ook geen gren zen. Reeds heeft men in Parijs een prijs be schikbaar gesteld voor den vlieger, die er in zal slagen als eerste een gemiddelde uursnelheid te bereiken van 1000 K.M.! Doove Piels reed hard, maar niet té hard. De motorpolitie in Nieuw-Schotland zou allicht nieuwsgierig worden, als ze bin nen in z'n wagen keek. Toen hij stopte, om benzine bij te vullen, keek hij op z'n polshor loge. 't Liep tegen twaalven. Hij moest ergens iets eten. Een paar mijlen verder stopte hij voor een karretje, waar een jongeman eetwaren en kof fie verkocht. „Mooi weer," sprak het jongmensch, toen hij Piels bediende, „maar er komt mist op. Bent u uit New-York? Wel eens in zoo'n mist ge weest, hier?" „Neen," zei doove Piels kortaf. Hij wilde niet praten, hij wilde eten en hij kon niet alle twee tegelijk doen. Hij kon niet hooren, als hij den spreker niet in t gezicht keek. „Ja, die mist," zei de jongeman weer; ,,'t Is als een gordijn, dat voor je oogen getrokken wordt en 't komt vlug op." Piels kwam een beetje los. „Hoe vlug?" vroeg hij. „Bij de kust in een paar uur en dien kant gaat u op. Voor uw plezier op reis?" „Ja," zei Piels. Mist? Net wat hij hebben moest. Hij had er niet eer-der aan gedacht. De maan verlichtte de nachten en iedereen scheen 's nachts te rijden in Nieuw-Schotland. Mist had hij juist noodig. De jongeman praatte maar door, nog over Nieuw-Schotland, maar Piek lette niet meer op z'n lippen. „Ik ken genoeg aardrijkskunde," zei hij en reed weg. Hij reed om een heuvel heen en de zee lag vóór hem, een wijde blauwgrijze uitgestrektheid. Er waasde een lichte mist over, en terwijl hij keek, kon hij dien dichter zien worden. De jon gen van 't eetkarretje wist het wel. Piels minderde vaart en keek achter zich. Er was niemand te zien. Hij reed een veldweg cp en parkeerde tegen een haag De kustlijn lag daar nog geen honderd meter achter en 't was er rotsachtig. Vóór hy uit den wagen stapte, keek hij naar de roerlooze ineengedoken gedaante, die tegen de achterbank lag. Het was Dudley Hoys, de kampioen-zwemmer, die bij de politie was ge gaan en die achter- hem en een belooning van 5000 dollar had heengezeten. Dacht die kerel dat hij op kon tegen dooven Piels, specialist in 't vervakchen van handschriften en zoo noodig moordenaar? Op z'n gemak klom Piels over de haag heen en wandelde naar den rand van de klip, een steilte van wel 20 meter, en een rots daaronder. Een mensch, die daar op neerkwam, werd ver morzeld. Hij slenterde terug over 't veld, rookte een sigaret, stapte ih z'n wagen, ging achteruit naar den weg en reed voort. De nevel was heel wat dikker geworden, de mist kwam op. Heer lijk die mist! Een duivelsche lach krulde de iippen van dooven Piels. Hij kon er wel twee aan, zooals dien Dudley Hoys. Hij ging wat mak kelijker zitten en toen hij bij een klein restau rant kwam, ging hij daar binnen om te eten. Later in den middag kwam hij in een stad, waar hij liever uit was gebleven. Maar hij had een politie-auto achter zich gehad en wilde geen argwaan wekken door een omweg te ma ken. Hij was dus maar doorgereden en stond nu in een zijstraat, wachtte en keek, welken kant de politie-auto opging. Die bleef voor een restaurant staan. Het duurde een uur, vóór de politie-auto ver der ging, maar Piels was rustig gebleven waar hij was. Geduld en list hadden hem een heel eind gebracht. List had hem er toe gebracht, een vluggen wagen te koopen en Dudley Hoys te lokken naar de boot voor Boston en Nieuw- Schotland; geduld had hem eindelijk de ge legenheid gegeven, z'n achtervolger te bedwel men en mee te nemen voor een ritje. De mist was dik, toen hij terug reed naar de kust. Het was gevaarlijk voor iemand, die doof was, maar hij beklaagde er zich niet over. Zoo'n mist was voor hem een groote bof. Het leek hem een eeuwigheid toe, vóór hij den veldweg weer bereikte, en toen hij er was, begon hij zich te haasten. Dud- maal verroerd, i Piels bleef een oogenblik stil j staan en on- .................M.mini.t derzocht nog even de kleeren en de zakken van z'n slachtoffer, waarbij hij een ontdekking deed. De detective had z'n zwempak aan. Dudley Hoys was blijkbaar van plan geweest een ochtendbad te nemen. Goed zoo, hij Inocht duiken en een badcostuum geeft heel weinig aanwijzingen. Hij trok den bewustelooze alle andere kleeren uit en stopte ze onder de haag! Doove Piels maakte voort. Er kwam een auto langs den weg, maar hij zag het niet. De mist verborg alles. Hij nam z'n slachtoffer op en wankelde onder z'n gewicht, toen hij zich voortrepte naar de kloof. Hij keek scherp waar hij de voeten zette, tot hij den scherpen rand zag. Juist op dit oogenblik mompelde de bewus telooze iets en stribbelde tegen. Maar Piels nam hem op met een uiterste krachtsinspan ning: z'n last ging over den rand van de klip en verdween in den dichten grijzen mist. Daar beneden waren de rotsen. Doove Piels sliep, toen de politie dien nacht z'n kamer binnen kwam Hij ontwaakte uit een diepen siaap en staarde naar Dudley Hoys die voor hem stond, alsof hij een spook was. „Je hebt me een prachtkans gegeven Piels," zei de detective, „door me m'n kleeren uit te trekken. Van koud water komt een mensch di rect bij." „Maarmaarde rotsen," stamelde de misdadiger, verbaasd en versuft. „De rotsen?" herhaalde Dudley Hoys. Hij begreep het niet en keek z'n collega's aan. Ze spraken vlug, maar Piels lette niet op hun lippen. Hij was geheel van streek. „Ik heb ze toch gezien," mompelde hij, „groote rotsen, in de diepte, wel een meter of twintig." De detective had naar z'n metgezellen staan luisteren. „O juist," lachte hij grimmig, „je dacht, dat je me op die manier van kant kreeg. Ze ver teilen me daar juist, dat die rotsen net als mes sen zijn, als t eb is, maar de vloed is nergens zoo hoog als hier. Het w&s vloed, toen je me over den kant wipte, en ik was nog geen twee meter gevallen, of ik had water. En nu nemen we je mee, Piels, je bent er voor jaren bij." Vlug liep kapitein Gay naar het dek, gevolgd door Hal en Mary. Opgewonden maakte de bemanning de booten gereed. Een koortsachtige drukte heerschte aan dek. Angst kenden de manschappen niet. Er was rijke buit te behalen. Hal mocht met de troepen mee en opgewonden wees hij zijn zusje de plek, waar de eerste boot het land naderde. Angstig keek Mary toe. Ze begreep het groote gevaar, dat allen liepen, maar als een flink meisje, opgevoed in een ruwen tijd, door een vader die geen vrees of angst kende, hield ze zich kordaat. Veilig voor anker bleef het groote schip achter, overgelaten aan eenige oudere matrozen en Tom, den stuurman. De kapitein gaf voor het laatst zijn orders om goed wacht te houden, daar een overval uit zee altijd mogelijk was, en liet zich in de laatste boot naar de kust roeien, waar zijn mannen hem met on geduld opwachtten. De beroemde componist Scarlatti had altijd, wanneer hij werkte, zijn poes bij zich in de kamer. Op een dag zat Scarlatti voor de piano om een fuga te componeeren. De poes lag op een stoel, maar opeens verhief zij zich en sprong op het toetsenbord. Langzaam liep zij over de toetsen. Daarbij werden de tonen G, B, Es, Fiss, B, Cis aangeslagen. Scarlatti was ver rukt over de hulp van zijn poesje, voegde er nog een D bij, en had het thema gevonden voor zijn later beroemd geworden .Kattenfuga". Te Szekesfehvar (Hongarije) heeft een werk loos jongeman zijn vrijen tijd gebruikt om de nietigste machine ter wereld te vervaardigen, n.l. een electromotor van vier m.m. lengte en twee m.m. hoogte, dus niet grooter dan een huisvlieg. Hij heeft vier maanden aan de machine ge werkt met behulp van een eigen gemaakte mi croscoop die 500 maal vergrootte. Als onderdeel van de campagne ter bestrijding van den clandeslienen opiumhandel heeft de provinciale regeering van Foetsjau een decreet uitgevaardigd, waarbij het planten van papavers met den dood strafbaar wordt gesteld. Deze drastische maatregel is door de autoritei ten noodig geacht, teneinde een einde te maken aan het planten van papavers, dat den laatsten tijd zulk een omvang heeft aangenomen, dat de rijstproductie er ernstig onder lijdt. De regeering heeft een millioen exemplaren van 't decreet laten drukken en deze zullen door middel van vliegtuigen over de geheele provin cie worden verspreid. AT T C A D AT1VT TT d op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen U bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T? *7bij een ongeval met M I J i Ti M lil li li Ci ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen X f öw*" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X i doodelijken afloop A MUV* AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bü verlies van een hana een voet of een oog 13 „Ik vraag me af of ik door den bovengenoemden prikkel gedreven soms een advertentie in de krant gezet heb voor een kindermeid of fets dergelijks." Stevens knikte. „Twee meisjes, die daar op komen. Dat lijkt me vreemd. Ik zal voortaan „Mosterd en Veldsla" schuwen. Dat is een goed woord Stevens, schuwen; dat kwam ik laatst tegen fn een kruiswoordenpuzzle en het viel in mijn smaak." Dnder het praten kleedde Jimmy zich vlug #an. Na tien mfnuten kon hij zijn onbekende gasten te woord staan. Toen hij de deur van zijn zftkamer opende was de eerste die hij zag een donker slank meisje dat hij absoluut niet kende. Ze stond tegen den schoorsteen geleund. Toen keek hij naar den grooten. leeren fauteuil en zijn hart klopte sneller. Loraine! Zij stond op en begon te spreken eerst een beetje zenuwachtig. ,,U zult wel heel verwonderd zijn mij te zien Maar ik moest komen. Ik zal het aanstonds uit leggen. Dit is Lady Eileen Brent" „Bundie word fk gewoonlijk genoemd. U hebt Bill Eversleigh waarschijnlijk wel eens ovsr me hooren spreken." „O, ja natuurlijk," zei Jimmy, terwijl hij trachtte zich in de situatie terecht te vinden. „Gaat u zitten en laten we een cocktail ge bruiken of iets anders." Maar de befde meisjes bedankten. .Eerlijk gezegd," vervolgde Jimmy, „ben ik pas op." „Dat zei Bill ook," merkte Bundie op. „Ik zei hem, dat ik naar u toeging en hij zei dat u nog niet op zoudt zijn." „Nu, ik ben nu toch op," zei Jimmy aanmoe digend. „Het gaat over Gerry," zei Loraine. ,En nu over Ronny." „Wat bedoelt u met „En nu over Ronny." Hij werd gisteren doodgeschoten. „Wat?" riep Jimmy. Bundle deed voor den tweeden keer haar ver haal. Jimmy luisterde ais fn een droom. „Die ouwe Ronny doodgeschoten," mompelde hij. „Wat is dat toch voor een verduivelde historie!" Hij ging op het randje van zijn stoel zitten, dacht een minuut of wat na en .zei toen op rus- tigen effen toon: ,,Er is iets, dat fk geloof, dat ik moet ver tellen." „Ja," zei Bundie aanmoedigend. „Het gebeurde op den dag, dat Gerry Wade gestorven is. Toen we op weg waren u net nieuws mede te deeien." Hfj knikte tegen Loraine, ,Jn den wagen zei Ronny iets tegen me. Dat wil zeggen hü begon me iets te vertellen. Er was iets dat hü me wilde zeggen en hij begon ermee en toen zeide hij dat hij door een belofte gebonden was en niet verder kon gaan." „Gebonden door een belofte?" zei Loraine nadenkende. „Dat zei hij. Natuurlijk drong ik toen niet meer aan. Maar hij deed den heelen tijd raar grappig. Dat zegt hij trouwens. En dan is er nog iets: zijn bezorgdheid dat u maar moest vergeten wat hij u gezegd had. Daar kan slechts één reden voor zijn indien dit genootschap vermoedde dat u iets van hun werkzaamheden wist, zou u ook in gevaar zijn. Gerald besefte het gevaar en hij was vreeselyk bezorgd vooru." Hij zweeg en vervolgde toen rustig. „Ik vrees dat we allemaal gevaar zullen loopenals we er mee doorgaan." „Als?" riep Bundie verontwaardigd. „Ik bedoel jullie tweeën. Wat mij betreft, dat is een ander geval. Ik was de vriend van dien armen Ronny." Hij keek Bundie aan. „U hebt uw aandeel gedaan. U hebt de bood schap overgebracht, die hij me zond. Neen, houdt u er om 's hemels wil buiten, u en Loraine." Bundie keek vragend naar het andere meisje. Zij had al een vast besluit genomen maar zij liet er op dat oogenblik niets van blijken. Zij wilde Loraine Wade niet dwingen tot een ge vaarlijke ondememng. Maar Lbraine's gezichtje werd rood van verontwaardiging. „Durft u dat te zeggen! Denkt u dat ik zelfs maar een minuut tevreden zou zijn als Ik er buiten bleef terwijl ze Gerry vermoord heb ben. Mijn eigen, lieve Gerry, de beste, liefste, vriendelijkste broer, dien een meisje ooit had. De eenige in de heele wereld, die hoorde bü mij." Jimmy hoestte; niet op zijn gemak. Loraine, dacht hij, was wonderlijk, eenvoudig wonderlijk. „Luister eens," zei hij onhandig. „Dat moet u niet zeggen. Dat u alleen op de wereld staat.... al dien onzin. U hebt massa's vrienden.... die maar al te blij zijn alles te doen wat ze kun nen. Begrijpt u wat ik bedoel?" Mogelijk begreep Loraine het, want plotse ling bloosde ze en om haar verwarring te ver bergen, begon ze zenuwachtig te praten. „Dat is afgesproken," zei ze. „Ik zal helpen. Niemand kan me daarvan afhouden." „En mij ook niet," zei Bundie. zy keken belden Jimmy aan. „Ja," zei hy langzaam. „In orde dan." Ze zagen beiden onderzoekend naar hem. „Ik vraag me af," zei Jimmy, „waarmee we moeten beginnen." NEGENDE HOOFDSTUK PLANNEN Door Jimmy's woorden werd het gesprek meer van practischen aard. „Alles te zamen genomen," zei hij, „hebben we niet veel uitgangspunten. Feiteiyk alleen de woorden Zeven Wüzerplaten En eerlijk gezegd weet ik niet eens waar Zeven Wijzerplaten Is. Maar in ieder geval kunnen we niet goed die heele buurt huis voor huis afzoeken." „Dat kunnen we wel," zei Bundie. „Nu ja, misschien zouden we het desnoods wel kunnen, al ben ik daar niet zoo heel zeker van. Ik stel me voor dat het een dichtbevolkte wyk is." „Dan is er nog de plaats waar Ronny dood geschoten werd. Daar konden we nasporfngen doen. Maar de politie doet waarschynijk alles wat wy zouden kunnen doen en veel beter ook." „Na Gerry's dood deed Ronny verdui veld raar. Ik kreeg toen den indruk, dat hy vermoedde, datenfin dat er een misdaad in het spel was. Ik dacht dat hy het wel tegen den dokter zou zeggen. Maar nee, hy zinspeelde er zelfs niet op. Dus dacht Ik dat ik me ver gist had. En naderhand scheen het heusch een heel duideiyk geval. Ik dacht dat myn ver denkingen onzin waren." „Maar denkt u dat Ronny toch verdenkingen had." Jimmy knikte. „Dat denk ik nu tenminste. We hebben hem immers geen van allen meer gezien. Ik geloof dat hy op zyn eentje de zaak onderzocht dat hy probeerde de oorzaak van Gerry's dood te vinden en sterker, ik geloof dat hy die vond. Daarom schoten die ploerten hem dood. En toen probeerde hij het mij te laten weten, maar kon de woorden er niet uit krijgen. „Zeven Wyzerplaten," zei Bundie en huiverde lichteiyk. „Zeven wyzerplaten," zef Jimmy ernstig. „Daar kunnen we ln ieder geval op door gaan." Bundie keerde zich naar Loraine. „U wilde me juist vertellen." „O ja, eerst over den brief." Ze sprak tegen Jimmy. „Gerry heeft een brief achtergelaten. Lady Eileen „Bundie." „Bundie heeft hem gevonden." Zy legde de omstandigheden in eenige woorden uit. „Jimmy luisterde ten zeerste geïnteresseerd. Hy hoorde voor het eerst van dien bnef. Loraine nam hem uit haar taschje en gaf hem aan Jimmy. Hy las hem en keek haar men aan. „U kunt ons hier helpen. Wat wilde Gerry dat u vergat?" Loraine's voorhoofd rimpelde zich van ver warring. „Het Is zoo moeiiyk om me dat nu precies te herinneren. Ik opende by vergissing een brief van Gerry. Hy was op goedkoop papier ge schreven, herinner Ik me, met zeer onduidelyk schrift. Bovenaan stond een adres in Zeven wyzerplaten. Ik bemerkte dat hy met voor my bestemd was dus stak ik hem terug in de enveloppe zonder hem te lezen." „Heusch?" vroeg Jimmy heel voorzichtig. Voor het eerst lachte Loraine. ,,Ik weet wat u denkt en ik geef toe, dat vrouwen inderdaad nieuwsgierig zyn. Maar weet je, hy zag er heelemaal niet interessant uit, het was een lyst van namen en datums." „Namen en datums," zei Jimmy Deinzend. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10