Hdm'maal den dag
DE ENGELSCHE KAPERS
Rome ontdaan van alle rumoerigheid
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
WATER
ZATERDAG 12 JANUARI 1935
DE KUUR WAS SNEL
EN RADICAAL
De binnenstad werd enkele dagen
een soort van openluchtschool
in veilig en stil verkeer
Regeling in strijd met
de wet
Geestelijke gezondheid
in New-York
Bierverbruik
Russische lucifers
Doodgewaande keert
weer naar huis terug
Malaria verdreven
Sprinkhanenplaag
Overdrijving
DOOR ACATHA CHRISTIE
De jaarlijksche cadeautjesdag, schrijft onze
Rcmeinsche correspondent, dien ds Hol-
landers met Sinterklaas, de Duitschers
met Kerstmis en de Franschen met Nieuwjaar
vieren, valt in Italië op Driekoningen. En aan
onzen Spaanschen bisschop en den Duitschen
Kerstman beantwoordt hier de „Befana" Het
woord is blijkbaar een verbastering van Epipha-
nia. zooals het Driekoningenfeest in de liturgie
heet, d.w.z. de Verschijning van Christus aan
de, door de drie Koningen vertegenwoordigde
inenschheid.
De Befana is echter, evenals het Kerstman
netje, een persoonlijkheid geworden. Zij is een
weldadige fee, die den kinderen elk jaar speel
goed en lekkers brengt. Men moet zich deze fee
echter niet voorstellen als een wezen van lou
ter nauw-stoffelijke schoonheid. De Befana is
veeleer, dunkt mij, een fee van een zekeren
leeftijd, die heel goed een bril en grijze haren
kan hebben, en die in haar stille uren met op
een bloeiende weide danst, maar eerder een
kous breit. De Befana is, in één woord, een
veredelde verbeelding van het begrip tar.te.
Op Driekoningen loopen alle kleine jongens
aan vaders hand in blinkende bordpapieren
uniformen van bersaglieri of kurassiers, en alle
kleine meisjes torsen een nieuwe pop, die nog
geen vlek en geen deuk heeft. De grooten heb
ben hun Befana-vreugde den avond te voren al
geuit en wel vooral door toeteren. Het blazen
op een langen toeter, die een varkensblaasachtig
en oorverscheurend geluid teweeg brengt, is
namelijk het middel, waardoor de Ro ne.nsche
jongelingschap haar feestvreugde pleegt te
uiten, zij het op Befana in den winter of op
Sint Jan in den zomer. Wanneer een groep van
twintig of dertig zulke jongemannen, die met
de longencapaciteit van een stafmuzikant een
parig en onafgebroken in hun atonalen toeter
blazen, u op straat gepasseerd is. zijt ge zoo
ontdaan, alsof een voorwereldlijk monster daar
zijn neus gesnoten had.
Toen mijn autobus gisteravond zulk een fees
telijk groepje voorbijreed, keek de chauffeur hen
met een weemoedig oog na en zei op afgunstigen
toon: „Kijk, die mogen wél". En treurig staarde
hfj naar den gladden knop van zijn claxon,
waar zijn handpalm vroeger zoo goed op rustte
en die nu al weken lang geen dienst mëe>- doet.
Rome is namelijk drastisch geopereerd aan
een lastige aandoening, zijn rumoerigheid. De
luidruchtigheid van het verkeer had langzamer
hand een graad bereikt, die niet meer te ver
dragen was. De Romeinen zelf, die blijkens het
geliefde toetervermaak, niet van stilte houden,
begonnen het bar te vinden. Wat erger is:
vreemdelingen, die rust zoeken, bleven weg. Wat
nóg erger is: Mussolini werd erdoor gestoord in
zijn werkkamer in Palazzo Venezia.
De kuur is snel en radicaal geweest. Door de
pers voorbereid, werd op een goeden ochtend, nu
drie weken geleden, voor een deel van de bin
nenstad aan de politie het parool gegeven' geen
signalen. Elke automobilist, die het gebied bin
nen kwam, werd gewaarschuwd: „Denkt u erom:
geen signalen". Wie die waarschuwing vergat
of in den wind sloeg, kreeg een vermaning of
desnoods een boete. Maar de opzet was. niet
met harde middelen, doch met zachter, dwang
dit stukje stadskarakter te beteren. Tegelijk
werden de voetgangers door een leger van agen
ten gehoed als schapen door scherpe honden:
geen oversteken buiten de witte lijnen of buiten
de voorgeschreven momenten werd geduld. Een
paar dagen lang was de heele binnenstad een
soort van openluchtschool, waarin een heir van
geuniformde schoolmeesters les gaf in „veilig en
stil verkeer".
Het succes was volledfg. Al spoedig werd de
zone uitgebreid, tot zij de gansche stad omvatte.
En ook op de buitenwegen denkt de automobilist
er nu nauwelijks meer aan, zijn hoorn te ge
bruiken, die misschien langzaam zal gaan ver
welken en verschrompelen als een overfcodig-
geworden orgaan, een soort van mechanische
blindedarm.
Andere steden zijn reeds bezig het Romein-
sche voorbeeld te volgen. De ministerraad zal de
zaak straks ook wettelijk in orde maken. Want
eigenlijk is deze Romeinsche regeling in fla-
granten strijd met de wet, die voorschrijft dat
men op kruispunten een signaal moet geven. En
waar sommige drukke straten van de binnen
stad niet veel anders dan een snoer van kruis
punten zijn, hadden vooral de autobuschauf
feurs langzamerhand de gewoonte aangenomen,
hun hand maar op den knop te laten liggen,
wanneer zij door zulk een straat daverden.
Onder het nieuwe regime wandelt men nu
Jangs de Romeinsche trottoirs zoo behaaglijk
als langs de straten van een provinciestad. De
zenuwen varen er wel bij, en de conversatie
eveneens. Het verkeer is wat langzamer ge
worden, geregelder en minder avontuurlijk.
Het komt verder geheel op de voetgangers
aan, om de vlotheid van het verkeer op peii te
houden. En onder dezen zijn er, die de nieuwe
discipline nog niet in zich hebben opgenomen.
Wanneer men een kranten lezenden voetganger
op zijn gemak de straat in een slappe diago
naal ziet oversteken, terwijl de arme automobi
list. die hem van achter nadert, met pst! nallo!
en hé daar! zijn aandacht tracht te trekken,
dan wordt de felste auto-hater door medelijden
bewogen.
Bigt het welslagen van de nieuwe stille ver
keersregeling dus in de hand of in de beenen
van den voetganger, het volle gewicht van den
moeilijken en snellen overgang hebben de „me
tropolitani", de agenten van de stadspolitie ge
dragen. Op Driekoningen heeft de fee Befana
ook hun het loon gebracht. Overal, waar een
verkeersagent op zijn kleine podium stond,
kwam vanmiddag uit de voorbijrijdende auto's
een sierlijke hand te voorschijn om hem een
cadeautje te reiken. Koeken en andere onbreek
bare voorwerpen worden soms zelfs met een
lichten smak aan zijn voeten neergeworpen.
Flesschen wijn en andere breekbare waar wordt
in het passeeren overhandigd. En tusschen de
stereotype verkeersgebaren door buigt de me-
tropolitano zich naar rechts en naar links,
vangt pakjes op en neemt flesschen aan vleit
ze neer op den snel groeienden heuvel rondom
zijn voeten, glimlacht en knikt en buigt en
dankt voor de „Befana".
een hard voorwerp terecht was gekomen en
buiten kennis eenige mijlen voort was gedre
ven. Hij werd tenslotte aan den kant gespoeld
waar hij door een rondtrekkend circus gevon
den en opgenomen werd. Hij had volkomen
het geheugen verloren. Langzamerhand keerde
het echter weer terug, zoodat hij nu de toe
dracht van gebeurtenissen weer kan recon-
strueeren. Zijn familie heeft hem geld gestuurd,
zoodat hij w'eer naar huis kan terugkeeren.
Volgens een publicatie van het staatsdeparte-
ment voor geestelijke hygiëne te New-York is
het aantal opgenomen geesteszieken in de
ziekenhuizen van den staat New-York gedu
rende 1934 grooter dan in eenig voorafgaand
jaar. In totaal werden ter verpleging opgenomen
17.042 patiënten, waarvan 14.881 geesteszieken,
1787 geestelijk defecten en 374 lijders aan
vallende ziekten. In de laatste jaren is het
aantal geesteszieken voortdurend toegenomen.
De gemiddelde toename in de laatste vijf jaren
bedraagt 2525 per jaar. De toeneming is het
grootst ten aanzien van de slachtoffers van 't
alcoholisme. Wat de alcoholisten betreft waren
er het afgeloopen jaar 884 nieuwe patiente-n,
tegen 706 in 1933 en 593 in 1932.
Volgens zoo juist gepubliceerde cijfers is er
in de eerste tien maanden van 1934 in Austra
lië ruim 27 millioen liter bier meer gebruikt
dan in de overeenkomstige periode van het
voorafgaande jaar. Dit vermeerderde verbruik
schrijft men toe aan de vermindering van de
werkloosheid en de verlaging van den bierprijs.
Niettegenstaande de prijsverlaging is het bedrag
van den betaalden accijns nog aanmerkelijk ge
stegen.
In 1934 heeft de Sovjet-Russische lucifers
industrie 9.200.000 kisten lucifers geproduceerd,
tegen 7 millioen kisten in 1931, aldus meldt
Tass.
De laatste drie jaren zijn verscheidene groote
moderne lucifers-fabrieken gebouwd.
Te Nowosyhow staat thans de grootste luci
fersfabriek ter wereld.
De lucifersindustrie in de Sovjet-Unie be
schikt thans over 95 automatisch werkende
machine-installaties.
Zoo wordt binnenkort een automatische ma
chine in bedrijf gesteld, die 35 kisten lucifers
per uur kan produceeren, terwijl de huidige
installaties slechts 22 kisten voortbrengen.
De laatste twee jaar bestaat in Engeland,
Amerika en in de Oostelijke landen groote
vraag naar Russische lucifers.
Het aantal gevallen, dat een doodgewaande
tot zijn familie is teruggekeerd, is w'eer met
één vermeerderd. In Mei van het vorig jaar had
J. O. Horn, een jongen uit Caughnawaga, een
plaatsje op 10 mijl van Montreal gelegen, zijn
fiets tegen de leuning van een brug gezet. Een
windvlaag blies de fiets in het w'ater, waarbij
de jonge Horn meegesleurd werd in zijn poging
om de fiets te grijpen. Zijn oom Josef Horn,
die het ongeval zag gebeuren, dook hem achter
na: van geen van beiden werd gedurende lan
gen tijd eenig teeken van leven waargenomen
Uit Florida heeft men nu een brief ontvan
gen van Josef Horn. Deze deelde mede, dat hij,
toen hij in de rivier dook, met zijn hoofd op
De malaria is bijna geheel uit Port Moresby
(Papoea) verdreven, met behulp van een kleine
vischsoort, de Gambusia. affinis, waarvan er
twee jaar geleden een hoeveelheid is ingevoerd
en uitgezet in alle wateren en moerassen.
Dit vischje is niet grooter dan een grondel,
doch het is zeer vraatzuchtig en valt alle klei
nere visschen en insecten, die in zijn nabijheid
komen. aan.
De Gambusia affinis leeft en vermenigvuldigt
zich zelfs in zeer modderig water, en legt een
sterke voorkeur aan den dag voor de larven
van de anopheles, de mug, die de malaria over
brengt.
De staat Victoria wordt opnieuw door sprink
hanen bedreigd, nu na de abnormale regen
buien er overvloedig voedsel voor deze insecten
is ontstaan.
Ook rupsen komen overvloedig voor en bren
gen veel vernieling in de wijngaarden en
bouwlanden.
Het was omstreé&s negen uur 's avonds, dat
een deftig gekleed heer aanbelde aan een
der heerenhuizen van New-Drury-Lane
in een der voorsteden van ,onden. Een keurig
gekleed dienstmeisje opende de deur en de
heer vroeg onmiddellijk: „Ben ik erg laat?"
Het meisje keek hem verbaasd aan en toen
deze haar vriendelijk toelachte, antwoordde hij
aarzelend: „Neen, ik denk het niet. Maar me
vrouw is juist even de deur uitgegaan."
Ze ging hem voor door de gang en liet hem
in een keurig gemeubeld vertrek, waar recht
tegenover den ingang een prachtige olieverf
schilderij hing van een beeldschoon meisje.
„Mevrouw dacht, dat u van middag al geko
men zou zijn zooals u schreef."
De man scheen niet te weten wat hij moest
antwoorden, liep eenige passen de kamer op
en neer en bleef tenslotte voor het schilderij
staan, dat hij nauwkeurig bekeek.
Het meisje was inmiddels naar de piano ge-
loopen en had de klep opgeslagen:
„Mevrouw zegt, dat de hooge noten het meest
ontstemd zijn."
De man keerde zich om en ging naar de piano.
„Ha juist," antwoordde hij en er lag een vreem
de, blijde klank in z'n stem, alsof hij verheugd
was eindelijk een reden voor zijn bezoek te heb
ben gevonden.
Toen het dienstmeisje de kamer verlaten had,
zette hij zich op de pianokruk en liet z'n vin
gers over de toetsen glijden.
„Wat doet een pianostemmer ook weer," mom
pelde hij. „Ze nemen, geloof ik, de bovenkap in
den achterkant weg en gaan dan met een soort
kurketrekker aan de snaren kriebelen,"
Hij nam eenige snuisterijen weg, die er boven
op stonden. Juist wilde hij de kap er afnemen,
toen zijn oor door een licht gedruisch werd
getroffen. Hij draaide z'n hoofd om en keek
recht in 't gezicht van een dame, die in een
eenvoudig, maar smaakvol avondtoilet gereed
stond om uit te gaan.
„U bent niet de pianostemmer" Klonk het
beslist, „ik onderstel dus met een inbreker ie
doen 'te hebben."
De man aan de piano was opgestaan en
maakte een lichte buiging.
„Waarschijnlijk wel, mevrouw," antwoordde
hij. „Misschien roept u nu een politie-agent."
Zij antwoordde niet direct, maar liet haar blik
glijden langs z'n rijzige, niet onsympathieke ge
stalte. Z'n overjas was opengevallen en zij
constateerde, dat hij in rok gekleed was en
twee zwarte parels in zijn smetteloos wit over
hemd droeg.
„U schijnt me geeen nieuweling toe in 't vak",
sprak zij, „en heeft u inmiddels gevonden wat
u wenschte?" liet ze er sarcastisch op volgen.
„Zeker," antwoordde hij galant, „als ik me
niet vergis, bent u het origineel van dat mooie
portret, dat daar hangt."
„Ja," zeide ze, minder onvriendelijk, blijkbaar
gevleid door deze opmerking. Daarna ging ze
op haar vorigen bitsen toon voort: „U schijnt
dus kunstkenner te zijn en het op schilderijen
gemunt te hebben."
„Neen, toch niet, en als het wel zoo was, zou
de waarde daarvan toch aanzienlijk verminderd
wezen door het aanschouwen van haar die er
voor geposeerd heeft."
Het compliment bleek indruk te maken, want
de houding der dame werd iets minder vijandig.
Toen de man z'n hoed opnam, kwam het
meisje zeggen, dat Dickson met den auto voor
stond.
„Zeg, dat ik direct kom," anwoordde zij, en
zich daarna tot den pseudo-pianostemmer wen
dend: „U ziet, dat uw liefde voor schilderijen
u in een moeilijk parket gebracht heeft."
„Inderdaad, dat merk ik."
„Ik zou u natuurlijk aan de politie moeten
overleveren," hernam zij.
„Ja, dat zou u kunnen doen, want ik ben in
uw macht, mevrouw."
Ze dacht even na. Er kwam een glimlach op
haar gezicht.
„Ik zal u niet naar de gevangenis zenden,
maar u op mijn
manier strafien.
U moet van f
avond doen, wat t\ -7
ik u zal opdra- LJC VCVlOVlVlg
gen, zonder naar
iets te vragen. Ik i
geloof dat u on- m
danks alles, een gentleman bent, en wil u in
de gelegenheid stellen dit te bewijzen."
„U kunt geheel en al over mij beschikken
mevrouw; ik geef u mijn eerewoord, dat ik uw
bevelen stipt zal opvolgen."
„Welnu, u moet me van avond vergezellen
naar een partij, waar ik noodzakelijk heen moet.
Volg mü."
Hij opende beleefd de deur voor haar; zij ging
hem voor naar den auto, die snel wegreed in
de richting van Londen.
„U moet een houding aapnemen, alsof u me
al jaren kent, dus een beetje vriendelijk-fami-
liaar tegen me zijn."
„Het zal me een groote eer wezen," antwoord
de de man aan haar zijde.
„Om kort te gaan," hernam de dame, „u doet,
alsof u in alle opzichten een man van „stan
ding" bent en volgt m'n bevelen stipt op."
„In orde, mevrouw; maar hos lang duu-t dat?"
„Alleen dezen avond. Daarna moet alles ver
geten zijn en moogt u nergens meer aan oenken.
Me dunkt, dat de straf niet te zwaar is."
„Integendeel, mevrouw, maar als ik nu een
maal een oud vriend ben, moet ik toch uw naam
weten."
„O ja, mijn naam is mevrouw Payson."
„Vindt u dat niet een beetje te koel voor een
oud vriend. Ik zal u bij uw voornaam moeten
noemen."
„Ik heet Valentine. We moeten echter ook een
naam voor u hebben."
„Ja, hebt u ook een bepaalde voorkeur?"
„Absoluut niet. Neemt u maar den een of
anderen behoorlijken naam aan."
„Dan zal ik mij lord Fammore noemen. Gaat
u daarmee accoord?"
„Is dat geen lid van het Hoogerhuis? Enfin,
't kan me ook niet schelen. Laten we dus maar
zeggen lord Farnmore."
Op dit oogenblik stond de auto stil voor een
voorname woning.
Bij het binnentreden werd het tweetal ont
vangen door de vrouw des huizes, een dame van
middelbaren leeftijd.
„Wat ben je laat lieve," zei ze tot mevrouw
Payson.
De aangesprokene glimlachte. „Mag ik je even
voorstellen: lord Farnmore.... mevrouw Light
ning."
„Wat aardig van je, lieve mevrouw Payson,
om lord Farnmore mee te brengen. Ga mee, net
dansen is juist begonnen, dan zal ik u aan m'n
dochter voorstellen."
Mevrouw Lightning werd echter spoedig weer
door andere zorgen in beslag genomen. Mevrouw
Payson en haar „oude vriend" bevonden zich
spoedig weer alleen. Beiden liepen naar de an
dere zijde van de danszaal en nauwelijks had
den zij zich daar in een hoek neergezet, of een
Spoedig was de troep in de dichte wouden ver
dwenen. ,,Kijk goed uit, of je iets verdachts ziet,"
fluisterde Hal's vader „en maak zoo weinig mogelijk
lawaai. Denk er om, we naderen het doel.
„Kijk, een man," riep Hal, en hij had gelijk. Tus
schen de struiken trachtte iemand zich te verbergen.
Toen hij zich ontdekt zag en de dreigende musketten
op hem gericht werden, kwam hij aarzelend dichter
bij, de handen omhoog.
Vlug sprong John Rope naar voren. „Wel verdraaid,
dat is Ned," riep hij uit.
John stelde zijn kameraad en vroegeren lotgenoot
aan zijn vrienden voor en het bleek, dat Ned voor
de expeditie van groot nut kon worden. Want nauwe
lijks had deze van de plannen vernomen, of hij stelde
den kapitein voor hem het pad te wijzen, waarlangs
over eenige uren een belangrijk zilvertransport zou
plaats vinden.
Si
(S
viiiiiiiiiiiiiimniiiimii
miiiniiiiiiiiiiitiiiitiii'-.
Water mag al
Nuttig wezen
Als men met het
Water wascht,
Maar als water
Zelf gaat wassen,
Dient terdege
O-pgepast!
't Water is thans
Weer aan 't wassen
Met het natte
Resultaat,
Dat de velden
Zijn veranderd
In een stukje
Water-staat!
't Land ontwoekerd
Aan de baren
Baart nu zorgen
En verdriet,
Wijl men hier nu
Weer den vijand
Uit de vroeger
Jaren ziet!
Doch wij willen
Holland hou'en!
Drooggelegd en
Dijk-paraat.
Dus wij steunen,
Hoe onlogisch!
Juist op hulp van...
Waterstaat!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
nilllllMII III IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIf li lllll llllllllll ItllllllllB
slanke, donker uitzende man kwam naar het
tweetal en maakte een diépe buiging.
„Hoe gaat het met u, Sir Gillian?" vroeg
mevrouw Payson. „Ik sta er van te kijken, u
hier te ontmoeten. Kent u lord Fammore? Mag
ik hem anders even aan u voorstellen?"
„Ik meen z'n naam wel eens van je gehoord
te hebben, Valentine," zei Farnmore, toen beide
heeren elkander de hand hadden gedrukt.
„Gaat u even zitten en vertel me eens, waar
u al dien tijd geweest bent," noodigde zij Sir
Gillian vriendelijk uit. Deze voldeed direct aan
het verzoek en vertelde over z'n reizen op het
vasteland. Een nauwkeurig opmerker zou heb
ben' gezien, dat het hem alles behalve aanstond,
zoo'n knappen, gedistingeerden vriend in gezel
schap van mevrouw Payson aan te treffen. Ook
lord Fammore scheen dit op te vallen. Hij
mengde zich dus ongemerkt tusschen de gasten,
waar hij zich met zoo'n gemak bewoog, dat
mevrouw Payson zich verbaasd afvroeg, hoe
iemand zoo brutaal kon zijn.
Een kwartier later zag Sir Gillian, dat lord
Fammore met mevrouw Payson een nieuwen
dans begon. Hij verbleekte op dit gezicht en
mevrouw Payson, die juist een glimp van zijn
ontsteld gezicht opving, lachte vriendelijk tegen
lord Farnmore en zei:
„Dat hebt u uitstekend gedaan. Dat maakt
het verkeerde van vanavond weer goed."
Nu ging hem een licht op. Hij moes1- mevrouw
Payson vergezellen om een schuchteren aanbid
der van haar jaloersch te maken Hij zag er
goed uit in z'n rokcostuum, was niet onknap,
was afhankelijk van de mooie, slimme mevrouw
Payson, daar ze hem op heeterdaad in haar
woning betrapt had en moest dus doen wat ze
hem beval. Het fluisteren van haar tot hem en
z'n familiaar optreden, hadden hun uitwerking
niet gemist en Sir Gillian scheen z'n schuchter
heid te hebben overwonnen.
Kort voor het einde der avondpartij, zei me
vrouw Payson tot haar partner: „U kunt nu.
vertrekken. Ik hoop u nooit meer te zien, al ben
ik ook zeer .evreden over u."
Lord Farnmore boog, nam afscheid van de
gastvrouw en wilde juist de zaal verlaten, toen
Sir Gillian naar hem toekwam en hem zicht
baar opgewonden vroeg:
„Neem me niet kwalijk, mylord, maar bent u
met mevrouw Payson verloofd?"
„Neen," luidde het antwoord, „ze heeft me
zoo juist een blauwtje laten loopen! Goeden
avond!"
Hij zag hoe Sir Gillian's gezicht geheel op
klaarde en hoorde hem mompelen: „Gelukkig,
nu is het tijd."
Tien minuten later deelde de gastvrouw aan
de aanwezigen mede, dat mevrouw Payson zich
zoo juist met Sir Walter Gillian verloofd had.
Toen lord Farnmore het huis verlaten had,
riep hij een vxi aan en trad binnen een kwar
tier de groote club binnen, waar zich een uitge
lezen gezelschap bevond.
„Hadaar is lord Farnmore!" riep men
van verschillende kanten. „Nu, hoe is het?"
„Ik heb m'n 100 pond verdiend. Zie je wel,
dat, als je een willekeurig huis binnendringt,
en je als gentleman gedraagt, je ook een aardig
avontuur beleeft!"
En lord Fammore vertelde lachend z'n weder
varen. „Waarschijnlijk staat hun verloving
morgen al in de krant," zoo besloot hij z'n ver
haal.
En zoo was het ook.
„Van dit artikel", riep de handelsreiziger,
„heb ik op deze reis reeds JO.OOO stuks verkocht.
10.000 stuks, weet U, wat dat be teekent?"
„Jawel", zei de koopman rustig, „dat beteekent
tien stuks".
bij een ongeval met
AT T "C* A T^J P 'Q op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E1 *71% bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U
a J .ri Vji 1 v 1 ^1 JL_j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i I verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen E ff doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOC A bij verlies van een hano
MVl/«a een voet of een oog
15
Plotselïng gaf Bundle een gil en de twee
anderen schrokken hevig.
„Idioot," zei Bundie. „Stommeling Ik bedoel
daar mezelf mee. Ik wist wel dat ik iets vergeten
had."
,,Wat?"
„Ken je den Kabeljauw? Ik bedoel George
Lomax."
„Ik heb dikwijls over hem hooren spreken,"
zei Jimmy. ,,Door B il en Ronny, weet je?"
„Nu, die Kabe'jauw geeft volgende week een
partijen hij heeft een dreigbrief gekregen
uit Zeven Wijzerplaten."
„Wat!" riep Jimmy die vcoroverleunde en erg
opgewonden was. ,,Dat meen je toch zeker
niet?"
„Jawel. Hij heeft het aan vader verteld. Nu,
waar denk je dat dat op wijst?"
Jimmy leunde achtsrcver in zijn stoel! Hij
dacht vlug en zorgvuldig na. Ten laatste sprak
hij. Wat hij zei was kort en ter zake.
„Dan zal er iets gebeuren od die partij," zei
hij
,,Dat denk ik ook," zei Bundie.
„Dat klopt allemaal," zei Jimmy bijna als in
een droom.
Hij wendde zich tot Loraine.
„Hoe oud was u toen de oorlog uitbrak?"
vroeg hij onverwachts.
„Negenneen, acht."
„En Gerry was ongeveer twintig, veronderstel
ik. De meeste jongens van twintig streden mee;
Gerry niet."
„Neen," zei Loraine, nadat ze een minuut of
twee nagedacht had. „Gerry was geen soldaat,
waarom weet ik niet.'
,.Ik kan je dat wel vertellen," zei Jimmy.
„Of ik kan tenminste een heel sluwe gissing
maken. Van 1915 tot 1918 was hij niet in
Engeland. En niemand schijnt precies te weten
waar hij geweest is. Ik denk dat hij in Duitsch-
land is geweest."
Loraine kreeg een kleur. Ze keek Jimmy De-
wonderend aan.
„Hoe slim van je."
„Hij sprak gced Duitsch, hè?"
„O, alsof hij er geboren was."
„Ik weet zeker, dat fk gelijk heb. Luister
jullie eens: Gerry Wade was aan het M'nisterie
voor Buitenlandsche Zaken Hij scheen te be-
hooren tot hetzelfde soort beminnelijke idioten
vergeef me den term, maar je weet wac
ik bedoel als Bill Eversle gh en Ronny
Devereux. Eenvoudig een decoratieve aanwas.
Maar in werkelijkheid was hij heel :Cts anders.
Ik geloof dat Gerry er een van het rechte
soort was. Onze Geheime Dienst wordt geacht
de beste ter wereld te zijn. Ik geloof dat Gerry
Wade er een voorname positie bekleedde. En
dat verklaart alles. Ik herinner me dien laatsteu
avond op Chimneys, dat ik terloops opmerkte
dat Gerry onmogelijk zoo'n ezel kon zijn als
hij het deed voorkomen."
„En als je daarin gelijk hebt?" vroeg Bundie
practisch zcoals altijd.
„Dan is het geval ernstiger dan we gedacht
hebben. Die Zeven Wijzerplaten club is niet
alleen een misdadigersgenootschap.... ze is in
ternationaal. Eén ding is zeker; er moet iemand
op die partij bij Lomax trachten te zijn."
Bundie vertrok even haar gezicht.
„Ik ken George gced maar hij mag me niet;
hij zou er niet aan denken mij op een ernstige
partij te verzoeken. Toch zou ik
Ze bleef even in gedachten verzonken.
„Denk je dat ik het zou kunnen cioen door
bemiddeling- van Bill?" vroeg Jimmy.
„Hij zal er vast zijn, daar hij de rechterhand
van den Kabeljauw is. Hij kon me misschien
op de een of andere manier meebrengen."
„Ik zou niet weten waarom niet," zei Bundie.
„Je zult Bill moeten bewerken en zorgen, dat
hij de passende termen gebruikt. Zelf kan hij
die onmogelijk verzinnen."
„Wat zcu jij dan willen voorstellen?" vroeg
Jimmy nederig.
„O, het is heel gemakkelijk. Bill beschrijft jou
als een rijken jongen man die zich interes
seert voor politiek en in het Parlement wil
komen. Dan zal George direct bezwijken. Je ker.f
die politieke partijen immers wel, die zoeken
altijd naar nieuwe rijke jongelui. Hoe njker
Bill zegt, dat je bent, hoe gemakkelijker het zal
gaan."
„Daar heb ik niets op tegen, mits ze me met
beschrijven als een Rotschild," zei Jimmy.
„Dan vind ik dat het eigenlijk al geregeld is.
Morgen ga ik uit dineeren met Bill en tk zai een
lijst vragen van de gasten. Die zal nuttig zijn."
„Het spijt me, dat jij er niet kunt zyh," zei
Jimmy, „maar over het geheel genomen vind ik
het toch de beste regeling."
„Ik weet nog met zoo zeker, dat ik er met
zal zijn," zei Bundie. „De Kabeljauw haat me
als vergif, maar er zijn nog wel andere manieren
om er te komen." Ze begon ernstig na te
denken.
„En ik?" vroeg Loraine met een zacht nede
rig stemmetje.
„Jij treedt niet op in dit bedrijf," zei Jimmy
oogenblikkelijk. „Begrijp je? We moeten toch
ook iemand hebben die er buiten staat. om....
hm
„Om wat?" vroeg Loraine.
Jimmy besloot er niet verder op door te gaan.
Hy deed een beroep op Bun die,
„Hoor eens," zei hij, „Moet Loraine er zich
nu niet buiten houden?"
Ik vind ook, dat dat beter IS."
„Den volgenden keer," zei Jimmy vriendelijk.
„En als er nu geen volgende keer is" zei
Loraine.
„O die is er zeker. Daar valt met aan te
twijfelen."
,,Dus ik moet naar huis gaan en afwachten?"
„Juist," zei Jimmy en het scheen een verlich
ting voor hem te zijn. „Ik dacht wel dat je het
zoudt begrijpen."
„Je begrijpt", legde Bundie uit, „dat als we
met ons drieën ons toegang verschaften het
tamelijk verdacht zou kunnen lijken. En voor
al met jou zou het heel moe Jij k gaan. Je be
grijpt het toch wel hé?"
„O ja", zei Loraine.
„Dan is het afgesproken.... jij doet niets",
zei Jimmy.
„Ik doe niets", zei Loraine tam.
Bundie keek haar plotseling lichtelijk arg
wanend aan. De kalmte waarmee Loraine het
opnam leek nauwelijks natuurlijk. Loraine keek
haar aan. Haar oogen waren blauw en arge
loos. Zij ontmoetten die van Bundie zonder dat
zelfs haar wimpers trilden. Bundle was maar
gedeeltelijk voldaan. Zü vond de tamheid van
Loraine Wade in hoogste mate verdacht.
TIENDE HOOFDSTUK
Bundie brengt een bezoek aan Scotland Yard.
Er kan nu al dadelijk gezegd worden dat in
het bovenstaande gesprek ieder van de deel
nemers als het ware iets achtergehouden had.
„Niemand vertelt alles", is een heel ware
spreuk. Men kan bijvoorbeeld de vraag stellen, of
Loraine Wade heelemaal oprecht «as in het
vermelden der motleven die er haar toe ge
bracht hadden Jimmy Thesiger oo te zoeken.
Op dezelfde manier had Jimmy Thesiger ver
scheidene ideeën en plannen in verband met
de op handen zijnde partij bij George Lomax.
die hij niet voornemens was mede te deelen
aan.... laat ons zeggen aan Bundie En
Bundle had een volkomen uitgedacht plan, dat
zij onmiddellijk ten uitvoer wilde brengen en
waar ze heelemaal geen woord van gezegd had.
Nadat ze Jimmy's kamers verlaten had. reed
ze naar Scotland Yard, waar ze den hoofdin
specteur Battle te spreken vrceg.
De hoofdinspecteur Battle was nogal een be
roemd iemand. Hij behandelde bijna uitsluitend
gevallen van delicaten politieken aard. Vier
jaar geleden was hij voor zoo'n geval op Chim
neys geweest en Bundie speculeerde er inder
daad op dat hij zich dit zou herinneren.
Na even wachten werd ze door verscheidene
gangen naar de kamer van den geweldige geleld.
Battle was een flegmatiek uitz.ende man met
een houten gezicht. Hij zag er uiterst dom uit
en leek meer op een handelsrelz ger dan op een
detective. Toen ze binnenkwam stond hij aan
het raam en keek met wezenloozen blik naar
een paar musschen.
„Goeden middag, lady Eileen," zei hij, .wilt
u maar even plaats nemen."
„Graag," zei Bundle. „Ik was bang. dat u me
vergeten zoudt hebben."
Ik onthoud menschen altijd," zei Battle. „Dat
moet wel in mijn vak," voegde hij er aan toe.
„O," zei Bundie een beetje ontmoedigd.
„En wat is er van uw dienst," informeerde
de hoofdinspecteur.
Bundie zei direct waar het op stond.
(Wordt vervolgd)