Haendel-herdenking te Halle
Mdméaal mn den dag
DE ENGELSCHE KAPERS
U
HET GEHEIM VAN
DE 7 WIJZERPLATEN
ONTHULLING VAN EEN
GEDENKSTEEN
WATER EN WIJN
MAANDAG 14 JANUARI 1935
Groote tentoonstelling
Mechanische algebra
Olie op den bodem der
Kaspische zee
Een visschersavontuur
Rook-coupé voor dames
Geen scheepspartijen
te New-York
Anti-Malaria-cursus
Hitler is peet geworden
Het plan bestaat, zijn geboorte
huis als Haendel-museum
voor latere geslachten
te bewaren
u daarvan een! DeCOÜeCte
boeiend verslag
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR AGATHA CHRISTIE
Het is wel een zeldzaam toeval: Ir; één
en hetzelfde jaar zijn, ver van elkaar,
twee genieën geboren, zooals er slechts
zelden aan de menschheid worden geschonken:
Haendel en Bach. Hoe verschillend waren ech
ter wezen en leven van deze beide kunstenaars!
Bach voerde het stille bestaan van een een-
voudigen „Kantor", hü kent weinig van
Duitschland en hij kent niets van het buiten
land. Haendel daarentegen onderneemt meer
dere reizen naar Italië, is in het algemeen veel
op reis, woont meer dan 40 jaar lang in Enge
land. Hij is een bekende verschijning in de
hoogste maatschappelijke kringen. Hij is de
vertrouweling van vorsten. Hij spreekt vier ta
len en onderhoudt betrekkingen met de muzi
kale kringen der verschillende landen. Het le
ven van Bach is een en al eenvoud. Schitterend
is daarentegen de loopbaan van Haendel.
Daar, waar Midden-Duitschland begint, nau
welijks twee uur sneltreinen Zuidelijk van
Berlijn, ligt „aan het blanke strand der Saaie"
Halle, de oeroude zout-, handels- en Universi
teitsstad. Hier werd Haendel geboren. Hier zal
hij officieel worden herdacht in Februari. In
het hart van de oude stad, slechts weinige
schreden verwijderd van het prachtig-grootsche
Marktplein met zijn vijf trotsche torens, ligt,
in de Nikolaistrasse Nr. 5 op den hoek van de
Kleine Ulrichstrasse, het geboortehuis van
Haendel. Men heeft lang vermoed, dat de
meester in het naburige huis het levenslicht
aanschouwde en daarom werd ook de gevel van
dit huis getooid met een borstbeeld van den
kunstenaar, terwijl een gedenksteen zijn voor
naamste werken vermeldde. Uit de studie der
laatste jaren is echter gebleken, dat het flin
ke hoekhuis, met het lage dak, het woonhuis
van de familie Haendel was. Hier dus werd
Haendel op 23 Februari 1685 geboren. Hier
bracht hij de eerste achttien jaar van zijn leven
door, hier heeft hij ook bij zijn drie latere be
zoeken aan zijn geboortestad gelogeerd. Ter ge
legenheid van den 250sten verjaardag van zijn
geboorte zal hier nu een boven de deur ge
plaatste gedenksteen worden onthuld. Hst plan
bestaat dit huis in te richten als „Haendel-
Museum" en het aldus te behouden voor latere
geslachten. Dan zullen de bezoekers dezelfde
mooie, oude trap bestijgen, langs dewelke eens
de kleine Georg Friedrich Haendel, in zijn
nachtpon, naar de zolderkamer sloop, om hier,
in het geheim, bij het licht van een enkele
kaars, op een zwak-klinkend, half onbruikbaar
klavier te oefenen. Zijn ouders voelden er na
melijk weinig voor hem muziek te laten stu-
deeren.
In de kleine barok-kerk vat» St. Bartholo-
meus sloot de „Kamerdienaar en Chirurg"
Georg Haend§l, pp zesendertigjarigen leeftijd,
tpen hij reeds zes kinderen had, zijn tweede
Huwelijk met Dorothea Taust. Uit dezen band
werden nog vier kinderen, twee jongens
en twee meisjes, geboren. De huwelijksoorkonde
is behouden gebleven, zooals ook de inscriptie
in het doop-reglster. Eén dag na de geboorte
werd Georg Friedrich, het jongste kind van
den ouden Haendel, in de St. Bartholcmeus-
kerk gedoopt.
Reeds op zeven tien jarigen leeftijd zou Haen
del als organist in dezelfde kerk de harten zij
ner medeburgers verheugen. Toen Haendel het
„Lutherische Gymnasium" bezocht en zich la
ter, op wensch van zijn vader, als student liet
inschrijven aan de Universiteit van Halle, had
hij reeds een grondige muzikale opleiding ge
noten. Met dankbare gevoelens zal menig be
wonderaar van Haendel daarom ook een be
zoek brengen aan het graf zijner ouders, die,
zooals alle families uit Halle van dien tijd, rus
ten op den indrukwekkenden „Stadtgottes-
acker"Bij al onze wandelingen door de
oude stad, komen wij echter telkens weer op
de Markt. Omgeven van geweldige gebouwen
verheft zich hier het standbeeld van Haendel,
den grootsten zoon der stad. Duitsche en En-
gelsche bewonderaars van Haendel hebben het
samen opgericht, op den 200sten verjaardag
van de geboorte van den Meester. En buiten
stroomt als vanouds de Saaie voorbij. Twee en
een halve eeuw geleden, toen de sport nog niet
was uitgevonden, heeft de jonge Haendel hier
leeren zwemmen. In Juni 1935 zal hier zijn
„Wassermusik" worden uitgevoerd.
Als achtjarige knaap was hij een miil achter
het rijtuig van zijn vader geloopen, waarop deze
besloot hem verder mee te nemen op zijn tocht.
Gelukkig voor hem! Want zoo kwam hij naar
Slot Weissenfels en de prins, die toen het Slot
Bewoonde, besefte, dat men hier met een mu
zikaal genie te doen had en wist zijn vader te
bewegen hem muziek te laten studeeren! Op
elfjarigen leeftijd wordt hij reeds bewonderd
in het Berlijnsche Slpt, waar de geestige Keur
vorstin Sophie Charlotte, de phllosophische
vriendin van Leibniz, opera's en concerten di
rigeerde. Op 9 Juli 1703 maakte Haendel op het
orgel van de Maria Magdalena-Kerk te Ham
burg kennis met Johan Mattheson, een geniaal
musicus, schrijver en diplomaat, die Haendel
toegang weet te verschaffen tot de voornaam
ste families van Hamburg en ook zijn benoe
ming tot lid van het orkest der opera dezer
stad doorzet. Tusschen Mattheson en Haendel
heerschte echter een geweldige rivaliteit, bij
voorbeeld op het gebied van dirigeeren. De
vriendschap ontaardde in een wederzijdsche ja-
loerschheid en eindigde met een vechtpartij op
de Gansemarkt, nadat zij in den herfst van
1703 samen naar Lübeck waren gereisd, om
aldaar het heden nog bestaande orgel van de
Marienkirche, een der grootste en welluidend-
ste orgels van de wereld, te hooren, toen de
vermaarde Buxtehude het bespeelde. Het eer
volle aanbod de opvolger van Buxtehude te
worden, wees Haendel van de hand. zooals Bach
het twee jaar later deed omdat de functie
slechts bestemd was voor hem, die ook de met
meer jonge dochter van den bedaagden Mees
ter huwde wat afschrikkend werkte voor el-
ken candidaat-organist!
Na een kort verblijf op het Slot der Welfen
te Hannover trok Haendel naar het buiten
land. Later heeft hij nog slechts weinig Duit
sche steden, zooals Dusseldorp of Ansbach, met
zijn bezoek vereerd. In 1737 zocht hij, nadat
hij door een beroerte was getroffen, welke zijn
rechterarm had verlamd, herstel van gezond
heid in het om zijn baden toen reeds vermaar
de Aken. Hij trachtte zijn doel mei; geweld te
bereiken en zweette driemaal zooveel als voor
schrift was. Hij genas zóó snel, dat men zijn
herstel te Londen als een wonder vierde. Tien
jaar later componeerde hü, ter gelegenheid van
den „Vrede van Aken", zijn zoogenaamde
„Feuermusik" en wellicht Beeft de vroolijke
herinnering aan zijn geforceerde kuur hem
toen geïnspireerd voor het eigenaardige einde
van deze compositie: 101 kanonschot, welke
gelijktijdig worden afgevuurd, en een vuurwerk,
door hetwelk bijna de bibliotheek in brand ge
raakte een klein ongeval, hetwelk ntet in hot
minst afbreuk deed aan de algemeene feest
vreugde
In het bezit van de Staatsbibliotheek var. Ber
lijn bevindt zich een kostbare rehquie: zes
bladzijden noten van zijn hand, een aria uit
de opera „Radamisto". Het is een van de wei
nige autogrammen van den Meester, welke zich
in Duitsch bezit bevinden, wellicht het eenige
van dezen omvang. Het is ook het duurste stuk
van de verzameling. Voor den oorlog heeft de
Pruisische Staat er 30.000 Mark voor betaald.
Ook dit zelfde stuk, zal als vele andere docu
menten van zijn leven, op de Haendel-Ten-
toonstelling te Halle te zien ziin. Het zal de
grootste Haendel-Tentoonstelling worden, welke
ooit is gehouden. Een Engelsch bewonderaar
van den Meester zal persoonlijk een porVet,
van hetwelk hij niet kan scheiden, voor de ge
legenheid naar Halle brengen.
Sir Douglas Alexander, de leider der Singer
Naaimachines Maatschappij, heeft aan het In-
stituur voor Technologie te Cambridge 10.000
dollar geschonken, welke gebruikt moeten wor
den voor de ontwikkeling van een rekenmachi
ne, waarmede algebraische vraagstukken op
mechanische wijze kunnen worden opgelost.
Sir Douglas, die geboren is in Halifax in 1864,
woont thans in New-York.
uinnimi
illlllliii!=
De douane-beambten te Seattle
hebben 18.000 flessch6n met
wijn ln zee gegooid, daar de
importeur niet ln staat was om
de douane-kosten te voldoen.
„Krantenbericht"
Altijd was het de gewoonte
Van juist water in den wijn,
Maar dit blijkt uit de gegevens
Thans ook omgekeerd te zijn!
i Alles staat ook tegenwoordig
I Op z'n kop, en met succes.
Hiervan schijnt niets uitgezonderd,
i Zelfs niet eens een goede flesch!
i Dus de wijn gaat in het water
En het water wordt verwijnd,
Waarmee èn de smaak van 't water
En de smaak van wijn verdwijnt!
I Doch de visschen vieren bruiloft
In dit alcoholisch nat, I
i Mits de voorraad een partijtje
i Goeden vischwijn heeft bevat!
Maar wat heerlijke verrassing,
i Als men zit aan 't vischdiner
En men krijgt dan met het vischje
Tevens ook den wijnsmaak mee!
't Spreekwoord echter moet
veranderd
I Als de wijn is in de visch,
Blijkt het dat de hooge wijsheid
i Bij de menschen óók niet is!
Want, om klaren wijn te schenken:
't Zou toch heel wat beter zijn,
i Deed ook ginder de douane
Wat meer waterin den wijn!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
HiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiB
Onderzoekingen naar den geologischen op
bouw van het schiereiland Apsjeron en ook van
de kuststrook hebben aangetoond, dat zich
onder den bodem van de Kaspische zee over een
afstand van 300 K.M. langs de kust oliehouden
de lagen bevinden. Op het oogenblik overweegt
men, deze rijke oliebronnen te gaan exploitee-
ren. Het feit, dat deze onder den bodem der
zee gelegen zijn, levert geen technische moei
lijkheden op.
Een op den bodem der zee aangeboorde bron
in de iïitsj-bocht die reeds een jaar geleden
in exploitatie werd genomen, lévert ongeveer
100 ton olie per dag op.
verzorgd, waardoor even zoovele plaatselijke
krachten werkloos blijven.
Bovendien werden maar al te dikwijls wij
nen en dranken geserveerd, waarop geen in
voerrechten zijn betaald, hetgeen oneerlijke
concurrentie beteekent ten opzichte van ter
plaatse gevestigde firma's.
Voor het geval de scheepvaartmaatschappijen
weigeren mede werken, dreigt La Guardia, voor
het exploiteeren van een drijvend restaurant
een vergunning verplichtend te zullen stellen,
waarvoor dan betaald zou moeten worden.
Twee visschers die aan het hengelen waren
in de rivier de Murray bij Fernbrook, hebben
een sensationeel avontuur beleefd, waar ze
nauwelijks levend aan ontsnapt zijn. Plotseling
hoorden ze een hevig geraas en ze zagen een
geweldige watermassa van meer dan vier Meter
hoogte de rivier af komen dalen. Ze konden
zich nog net bijtijds in veiligheid brengen op
een rotspunt in de omgeving. Een tweede
gloedgolf naderde, welke een groot aantal
stukken hout met zich meevoerde.
Het water spoelde om de rots waar beide
mannen zich in veiligheid hadden gebracht en
sneed hen zoo van den oever af.
Er zat niets anders op dan het dalen van
het water af te wachten, daar 'n poging om door
het ziedende water heen te waden gelijk zou
staan met zelfmoord.
Plotseling kwam een zeer lange balk aange
dreven, welke zich als een wig tusschen de rots
en den oever vastzette.
De visschers konden toen langs dezen balk
veilig den oever bereiken. Later bleek, dat de
oorzaak van de plotselinge vloedgolf een wolk
breuk in de omgeving was.
Krachtens een besluit van burgemeester La
Guardia mogen op de schepen die in de haven
van New York liggen, geen partijen meer wor
den gegeven. De burgemeester verklaart hier
mede, dat, naar hem gebleken is, de bemanning
bij deze partijen als bedienend personeel fun
geert, en de muziek door de scheepskapel wordt
Een spoorwegmaatschappij te Chicago heeft
haar wagens voorzien van rook-coupé's, welke
alleen voor dames gereserveerd zijn. Men heeft
hier rekening gehouden met de wenschen van
vrouwelijke passagiers, die gedurende de reis
wenschen te rooken, doch dit niet durven te
doen in het gezelschap van heeren.
Op 24 April wordt te Singapore de tweede
internationale anti-malaria cursus geopend voor
het Verre Oosten, waar o.a. aanwezig zullen
zijn Professor Dr. Swellengrebel uit Amster
dam, alsmede Dr. Russell van de Rockefeller
stichting en luitenant-kolonel Sinton, direc
teur van de malaria-controle in Engelsch Indië.
Als onderdeel van den cursus zouden waar
schijnlijk practische veldstudies wérden gehou
den in Nederlandsch-Indië, Malakka en
Frarisch Indo-China.
De millionnair Luc Rivers zat in z'n biblio
theek te werken, toen na een zacht
kloppen een bediende binnen trad met
een kaartje, waarop te lezen stond: lord Pen-
croff.
„Pencroff, Pencroff," herhaalde de million
nair; „wat voor den drommel moet die van mij
hebben? O, dat is die man, waarover dr. Lisdale
me onlangs gesproken heeft; de man, die zoo
wat 15000 p. st. per jaar verdient en daarvan
een honderd weggeeft, maar dit zóó doet, dat
hy minstens het driedubbele aan crediet er voor
terug krijgt; de man, die als hij tien of twintig
pond geeft, er een geweldige reclame mee
maakt; de man ook, die een arm gezin, dat het
goed zou kunnen gebruiken, met vijf shillings
afscheept, omdat dit niet aan de groote klok;
gehangen kan worden."
De oogen van Luc Rivers schitterden vroo-
lijk. Hij belde en gelastte den bediende zijn
Lordschap binnen te laten komen.
Lord Pencroff was een lange, magere man,
met een dikken gouden bril op z'n neus.
„Neem me niet kwalijk als ik u soms ongele
gen kom, mijnheer Rivers," zoo begon hij.
„Gaat u zitten," zei de aangesprokene, en
wees naar een stoel.
De bezoeker kuchte een paar maal:
„Mijnheer Rivers, ik ben hier met een zeer
delicaat verzoek."
,Dat zeggen ze allemaal," luidde het ant
woord; „ik ben er zeker van, dat de eerste man,
die mij zou mededeelen, met een niet-delicaat
verzoek te komen, binnen een minuut weer op
straat zou staan."
„U bent werkelijk zeer geestig, mijnheer Ri
vers," piepte zijne lordschap, „maar de zaak is
werkelijk zeer delicaat. U moet weten, dat on
der de talrijke vereenigingen waarvan ik voor
zitter ben, dat van het Kinderherstellingsoord
mij het meest aan 't hart ligt. Nu geven we de
volgende week een liefdadigheidsvoorstelling.
Mijn verzoek is, dat u. dan onder de aanwezi
gen zult zijn. U kunt u geld niet beter besteden,
dan tot delging der schuld van 5000 pond, welke
deze stichting heeft."
„Maar waarom delgt u die schuld zelf niet?
U bent toch een rijk man!"
„Och, m'n waarde mijnheer Rivers; men
vraagt al zooveel aan mij; vergeet niet, dat ik
voorzitter ben van wel tien liefdadigheidsver-
eenigingen."
Lord Pencroff kuchte weer even en hernam:
„Ik heb tot mijn spijt uw naam nog nooit op
een inteekenlijst gezien. Bedenk toch, m'n
waarde heer, dat wij verplichtingen hebben te
genover de menschheid. In dit opzicht dragen
wij, mannen van reputatie, een groote verant
woordelijkheid."
„Dus u stelt zich verantwoordelijk voor de
wijze, waarop ik mijn geld besteed?" vroeg de
millionnair.
„Neen, neen, dat niet; ik maakte slechts een
veronderstelling."
„Nu, ik geef niets," zei mijnheer Rivers, kort
af.
„Verknoei dus maar niet langer uw kostbaren
tijd."
Lord Pencroff rees waardig uit z'n fauteuil
omhoog. „Mannen, zooals u, mijnheer," zei hij
plechtig, „jagen het publiek tegen ons in 't har
nas. U vergeet, dat eigendom verplichtingen
schept. Hoe denkt u uw eigendom te bescher
men"?
„Ik bescherm zelf mijn eigendom en heb het
u juist getoond," antwoordde de millionnair.
„Goeden dag."
Eenige dagen later verscheen mijnheer Rivers
Kapitein Gay stemde onmiddellijk toe en na een
marsch door het woud bereikten ze den rand van
een kloof. Ned gluurde omlaag en wenkte. Ze waren
net op tijd. Een transport zwaar beladen ezels, aan
den toom geleid door Indianen en bewaakt door
eenige zwaar bewapende Spanjaarden, trok voorbij.
„Het zilvertransport," fluisterde Ned.
Vcc.rzichtig #<open de Engelschen omlaag, de
Spanjaarden bemerkten niets en vervolgden achte
loos hun weg naar het fort, dat de zilvermijnen be
waakte. „Allen klaar," fluisterde kapitein Gay. „Voor
waarts dan, en geen geweld als het niet noodig is."
De plaats van den aanval was schitterend gekozen.
Op deze plek was de helling niet al te steil, terwijl
de vijand een diepen afgrond achter zich had. Met
een luid hoera wierpen de Engelschen zich op de
Spanjaarden, die volkomen verrast waren en zich
overgaven zonder te trachten zich te verdedigen.
op het kantoor der directie van de Daily-
Mirror", een dagblad, waarvan hij practisch de
eigenaar was. De salarissen van redactie en
administratie werden door hem vastgesteld, en
waarlijk niet ten nadeele der heeren. Hij sala
rieerde royaal. Er heerschte dan ook steeds een
tevreden en genoeglijke stemming onder het ge-
heele personeel.
Nadat hij met den hoofdredacteur over ver
schillende zaken gesproken had, dacht hij even
na, en zei:
A propos, ik zou graag een kwieken verslag
gever van u willen hebben; iemand, die een
smakelijk en degelijk verslag schrijft."
„Dan zal ik u Acton meegeven," luidde het
antwoord.
De hoofdredacteur telefoneerde en even later
kwam een jonge man binnen, die aan den mil
lionnair werd voorgesteld als mijnheer Acton.
„Ik heb een mooi werkje voor u, mijnheer,"
zei de eigenaar der „Daily-Mirror". „Gaat u
maar mee ik zal het u onderweg wel vertellen."
Even later zaten beide heeren in een auto.
„Mijnheer Acton," begon de millionnair. „ik
neem u mee naar een liefdadigheidsvoorstelling,
waar alleen een-
voudige menschen
komen. Nu had f
maakt, zoodat i
iedereen het met
genoegen leest."
„In orde, mijnheer Rivers," zei de jonge man.
„Prachtig! Steek een sigaar op. We gaan nu
erg«is eten en dan er op los!"
Dien avond stopte een groote luxe-auto in een
nauwe zijstraat, dicht bij het gebouw waar de
voorstelling zou plaats hebben. Mijnheer Rivers
trok z'n pelsjas uit, die hij in den auto depo
neerde en toen bleek, dat hij daaronder een
eenvoudig, zoo niet armoedig costuum droeg.
„Ziezoo," lachte hij; „we gaan nu gewoon
tusschen het publiek zitten en zullen dan wach
ten op de dingen die komen zullen."
De zaal was ten deele gevuld met een publiek,
dat er lang niet naar uitzag, ook maar het hon
derdste deel van de groote schuld der stichting
te kunnen delgen. Mijnheer Rivers zocht zich
een plaatsje uit, zooveel mogelijk achter in en
wachtte totdat het lord Pencroff beliefde de
voorstelling te openen. Nadat dit geschied was
en er eenige onbeduidende voordrachten op
het tooneel waren ten beste gegeven nam lord
Pencroff het woord;
„Beste vrienden, deze bijeenkomst.... die ik
het genoegen hebte presideeren, zou niet
compleet zijnals er geen collecte gehouden
werd (Applaus).
Om u aan te moedigen, uw giften voor deze
voortreffelijke instelling zoo groot mogelijk te
doen zijn, heb ik besloten, het bedrag, dat voor
deze schulddelging door u wordt gegeven, uit
eigen middelen te verdubbelen. Ik twijfel niet,
of deze daad zal uw algemeen bekende liefdadig
heid ten zeerste aanwakkeren."
Een luid handgeklap begroette de edelmoe
dige toezegging van den lord. Even later gingen
de schalen rond en toen men bij den million
nair en den journalist kwam, wierp deze laatste
ook iets op de schaal.
Eenige oogenblikken later vloog een opgewon
den collectant naar het podium en riep:
„Dames en heeren! De collecte heeft vijftien
duizend en vijf pond en drie shillings opge
bracht. Onze voorzitter heeft gezegd dit bedrag
te zullen verdubbelen, zoodat we feitelijk ruim
dertigduizend pond hebben opgehaald. Onze
schuld is dus niet alleen gedelgd, maar wij kun
nen zelfs aanmerkelijk uitbreiden!"
Bij het vernemen van dit reusachtig bedrag
barstte het publiek in een oorverctoovénd ge
juich los, waaraan geen einde scheen te komen.
Van dit oogenblik maakte Luc Rivers gebruik
om Acton bjj den arm te grijpen en naar buiten
te trekken.
„Maar moeten we niet wachten en hooren
wat lord Pencroff zegt?" vroeg de journalist
verbaasd.
„Neen, we hebben geen seconde te verliezen.
Je gaat direct naar je bureau en schrijft je ver
slag. Laat vooral duidelijk uitkomen, dat lord
Pencroff de opbrengst der collecte zal verdub
belen. Wat die oude ezel zegt, kan me niets
schelen. Als je verdag eenmaal in het ochtend
blad staat, kan hij niet meer terug en is hij wel
gedwongen om té betalen. Zet boven je verslag
koppen als van een dubbelen roofmoord. Als
het goed is, garandeer ik Je een prachtige pro
motie."
Eenige dagen later vermeldden de kranten
het bericht, dat lord Pencroff alle ambten en
eerepasten die hij bekleedde, had neergelegd.
Slechts een paar ingewijden wisten, dat z'n
geschokte financieele positie daarvan de oor
zaak was.
Het kinderherstellingsoord werd echter aan
merkelijk vergroot.
Hitler is peet geworden van het 22e kind
van een arbeider in Hohensaaten a. d. Oder,
die voor de tweede maal is getrouwd. Van deze
22 kinderen, 18 jongens en 4 meisjes, zijn nog
17 in leven.
Vjjf ervan zijn getrouwd en wonen met hun
gezinnen in het ouderlijk huis, waardoor in
totaal 37 leden van een familie onder een dak
verblijven.
Aï T U ADn\fWCl,Q op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T? *7Cffc bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door *7^0 - ^r-£?FVaJfi?nn F 250.- een^voet *af m
f\ 8 jB jPi ADv/IN I\ Ei |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1. Ovl*" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen E I ÜU« doodelijken afloop X o. o
16.
„Ik heb altijd hooren zeggen, dat men in
Scotland Yard lijsten heeft van alle geheime
genootschappen en dergelijke die fn Londen be
staan."
„We probeeren op de hoogte te blijven," zei
hoofdinspecteur Battle voorzichtig.
„Ik veronderstel, dat heel vele daarvan nfet
werkelijk gevaarlijk zijn."
„Daar hebben we een heel goeden regel voor,"
zei Battle. „Hoe meer ze praten hoe minder ze
uitvoeren. U zoudt verwonderd zijn, hoe goed dat
opgaat."
,,En ik heb gehoord, dat u ze heel vaak maar
Voort laat gaan?"
Battle knikte.
„Juist, waarom mag iemand zich geen Broe
der van de Vrijheid noemen en twee keer in
de week vergaderen en in een kelder spreken
over stroomen bloed. Dat zal noch hem noch
ons kwaad doen. En als er soms moeilijkheden
van komen, weten we, waar we hem vinden
kunnen."
„Maar soms," zei Bundie, „kan een genoot
schap toch wel gevaarlijker zijn dan Jemand
zich kan voorstellen."
,,Dat is heel onwaarschijnlijk," zei Battle.
,,Maar het zou kunnen gebeuren," hield
Bundie aan.
„O ja," gaf de hoofdinspecteur toe.
Ze zwegen eenige oogenblikken. Toen zei
Bundie kalm;
„Hoofdinspecteur Battle, zoudt u mij een lijst
kunnen geven van geheime genootschappen,
wier hoofdkwartier in Zeven Wijzerplaten is."
Hoofdinspecteur Battle was er trotsch op, dat
nooit iemand hem blijken van aandoening had
zien geven. Maar Bundie kon er een eed op ge
daan hebben, dat zijn oogleden één oogenblik
kninten en dat hij van zijn stuk leek gebracht.
Echter maar een oogenblik. Hij was weer zijn
gewone houterige zelf. toen hij zei:
„Strikt genomen, lady Efleen, bestaat Zeven
Wijzerplaten tegenwoordig niet meer."
„Neen?"
„Neen; het is voor het grootste gedeelte af ge
breken en weer opgebouwd. Het is ooit een
tamelijk ordinaire buurt geweest, maar tegen
woordig is het heel fatsoenlijk en deftig. Heele-
mr al geen romantisch plekje om te snuffelen,
na tr geheimzinnige genootschappen."
„O," zei Bundie tamelijk in het nauw ge-
dr.ven.
Maar toch zou ik heel graag willen weten,
hce u op dïe buurt komt, lady Eileen."
.,,Moet ik u dat vertellen?"
„Och het spaart moeite nietwaar? Dan weten
we hoe de zaken staan, om het zoo eens uit te
drukken."
Bundie aarzelde een oogenblik.
„Gisteren werd een man doodgeschoten," zei
ze langzaam. „Ik dacht, dat ik hem overreden
had...."
„Mijnheer Ronald Devereux?"
„U weet het natuurlijk. Waarom stond er niets
van in de krant?"
„Wilt u dat Werkelijk weten lady Eileen?"
,,ja, graag."
„Nu, ik wilde graag vier en twintig uur voor
ons zelf hebben. Morgen zal het in de kranten
staan."
o>"
Bundie bestudeerde hem, in de war gebracht.
Wat verborg zich achter dat onbeweeglijk ge
zicht? Beschouwde hjj het doodschieten van
Ronald Devereux als een gewone of als een
buitengewone misdaad?
„Hij vernoemde Zeven Wijzerplaten, toen hij
stierf."
„Dank u," zeide Battle, „dat zal ik even
noteeren."
Hij schreef eenige woorden op het vloeiblok
voor hem.
Bundie gooide het nu over een anderen boeg.
„Ik hoor, dat mijnheer Lomax u gisteren
kwam spreken over een dreigbrief, dien hij ont
vangen heeft."
„Juist."
„En die werd gestuurd uit Zeven Wijzer
platen."
„Ik geloof, dat er Zeven Wijzerplaten boven
stond."
Bundle had het gevoel of ze vergeefs op een
gesloten deur beukte.
„Als ik u mag raden Lady Efleen.
„Ik weet, wat u zeggen wilt."
,Dan zou ik naar huis gaan en.... nu ja, de
zaak uit uw hoofd zetten."
,,De zaak aan u over laten bedoelt u?"
„Juist," zei hoofdinspecteur Battle. „Wij zijn
immers de vaklui."
„En ik ben maar een amateur? Ja, laar u
vergeet één ding.ik kan dan al uw kennis
en bekwaamheid niet bezitten, maar iets heb
ik toch op u voor. Ik kan in het geheim wer
ken."
Het scheen haar toe alsof de hoofdinspecteur
een weinig uit het veld geslagen was en alsof
haar woorden doel getroffen hadden.
„Natuurlijk," zei Bundle, ,,als u me geen lijst
wilt geven van geheime genootschappen
,,0, dat heb ik niet gezegd. U kunt een lijst
krijgen van de heele verzameling."
Hij ging naar de deur, stak zijn hoofd er door
en riep iets, toen ging hij weer in zijn stoel zit
ten. Bundle voelde zich eenigszins zonder
reden beschaamd. Het gemak waarmede hij
op haar verzoek inging, kwam naar verdacht
voor. Hij keek haar nu kalm aan.
„Herinnert u zich den dood van mijnheer
Wade?"
„Te uwen huize, nietwaar? Hij nam een te
groote dosis van een slaapmiddel."
„Zijn zuster zegt, dat hij nooit iets innam om
te slapen."
„Och," zei de hoofdinspeceur. „U zoudt ver
wonderd zijn, als u wist-hoeveel zaken er zijn.
waarvan zusters niets weten."
Bundie voelde zich weer beschaamd. Ze bleef
zwijgend zitten, tot er iemand kwam met een
getypt vel papier, dat hij den hoofdinspecteur
gaf. s
„Alstublieft," zei deze, toen de ander de
kamer verlaten had: „De bloedbroeders van St.
Sebastianus," „De Wolfshonden," „De broeders
des Vredes," „De Vereeniging der vrienden,"
„De vrienden der onderdrukking," „De kinderen
van Moskou," „De dragers van het roode vaan
del" „De haringen," „De kameraden der ge
vallenen".... en nog wel een half dozijn
anderen."
Hij gaf haar de lijst met een dufdelijk merk
bare glinstering in zijn oogen.
„U geeft 't," zei Bundie, „omdat u weet, dat
ik er niets aan zal hebben. Wilt u hebben, dat
ik me heelemaal niet met de zaak bemoei?"
„Dat zou ik het liefst hebben. U begrijpt
als u al die plaatsen opzoekt nu ja, dan zult
u het ons heel lastig maken."
„U bedoelt, dat u me dan in liet oog zult
houden?"
„Ja, in het oog houden, lady Eileen!"
Bundle was opgestaan. Ze we felde nog. Tot
dan toe was hoofdinspecteur Battle de overwin
naar. Toen herinnerde ze zich een klein incident
en gebruikte dat als een laatste beroep op hem.
„Ik zei zoo juist, dat een amateur sommige
dingen kan doen, die een man van het vak niet
kan. U hebt me niet tegengesproken. Dat komt
omdat u een eerlijk man bent, hoofdinspecteur
Battle. U wist, dat ik gelijk had."
„Ga door," zei Battle kalm.
„Op Chimneys hebt u me laten helpen. Wilt
u me nu niet laten helpen?"
Battle scheen er over na te denken. Aange
moedigd door zijn stilzwijgen vervolgde Bundie:
„U weet heel goed, wat ik voor iemand ben,
hoofdinspecteur Battle. Ik dring nergens in.
Ik ben geen bemoeial. Ik wil nïet in den weg
staan en hetzelfde doen wat u al doet en wat u
veel beter kunt doen dan ik. Maar als er een
kans is voor een amateur, geef me die dan."
Nog zweeg hoofdinspecteur Battle en toen zei
hij kalm:
„U had niet oprechter kunnen spreken, lady
Eileen. Maar dit wil ik u toch even zéggen:
Wat u voorstelt is gevaarlijk. En als ik gevaar
lijk zeg, bedoel ik gevaarlijk."
„Dat heb ik wel begrepen," zei Bundie, „zoo
veel verstand heb ik wel."
Ja," zei hoofdinspecteur Battle, „ik heb nooit
een dame gekend, die het zooveel had. Ik zal
het volgende voor u doen, lady Eileen. Is zal
u een kleinen wenk geven. En dat doe ik omdat
ik nooit heb gedweept met de spreuk „Veilig
heid voor alles". Naar mijne meening was het
veel beter, dat de helft der menschen, die hun
leven doorbrengen met te voorkomen, dat ze
overreden worden, werkelijk overreden werden
en zoo veilig uit den weg geruimd. Die zijn tóch
niets waard!"
Deze merkwaardige uitspraak komende van de
conventioneele lippen van hoofdinspecteur Battle
deden Bundie paf staan.
„Welken wenk wilde u me geven?" vroeg ze
ten slotte.
Wordt fervolgd.