Haendel-herdenking te Halle Mdméaal mn den dag DE ENGELSCHE KAPERS U HET GEHEIM VAN DE 7 WIJZERPLATEN ONTHULLING VAN EEN GEDENKSTEEN WATER EN WIJN MAANDAG 14 JANUARI 1935 Groote tentoonstelling Mechanische algebra Olie op den bodem der Kaspische zee Een visschersavontuur Rook-coupé voor dames Geen scheepspartijen te New-York Anti-Malaria-cursus Hitler is peet geworden Het plan bestaat, zijn geboorte huis als Haendel-museum voor latere geslachten te bewaren u daarvan een! DeCOÜeCte boeiend verslag AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR AGATHA CHRISTIE Het is wel een zeldzaam toeval: Ir; één en hetzelfde jaar zijn, ver van elkaar, twee genieën geboren, zooals er slechts zelden aan de menschheid worden geschonken: Haendel en Bach. Hoe verschillend waren ech ter wezen en leven van deze beide kunstenaars! Bach voerde het stille bestaan van een een- voudigen „Kantor", hü kent weinig van Duitschland en hij kent niets van het buiten land. Haendel daarentegen onderneemt meer dere reizen naar Italië, is in het algemeen veel op reis, woont meer dan 40 jaar lang in Enge land. Hij is een bekende verschijning in de hoogste maatschappelijke kringen. Hij is de vertrouweling van vorsten. Hij spreekt vier ta len en onderhoudt betrekkingen met de muzi kale kringen der verschillende landen. Het le ven van Bach is een en al eenvoud. Schitterend is daarentegen de loopbaan van Haendel. Daar, waar Midden-Duitschland begint, nau welijks twee uur sneltreinen Zuidelijk van Berlijn, ligt „aan het blanke strand der Saaie" Halle, de oeroude zout-, handels- en Universi teitsstad. Hier werd Haendel geboren. Hier zal hij officieel worden herdacht in Februari. In het hart van de oude stad, slechts weinige schreden verwijderd van het prachtig-grootsche Marktplein met zijn vijf trotsche torens, ligt, in de Nikolaistrasse Nr. 5 op den hoek van de Kleine Ulrichstrasse, het geboortehuis van Haendel. Men heeft lang vermoed, dat de meester in het naburige huis het levenslicht aanschouwde en daarom werd ook de gevel van dit huis getooid met een borstbeeld van den kunstenaar, terwijl een gedenksteen zijn voor naamste werken vermeldde. Uit de studie der laatste jaren is echter gebleken, dat het flin ke hoekhuis, met het lage dak, het woonhuis van de familie Haendel was. Hier dus werd Haendel op 23 Februari 1685 geboren. Hier bracht hij de eerste achttien jaar van zijn leven door, hier heeft hij ook bij zijn drie latere be zoeken aan zijn geboortestad gelogeerd. Ter ge legenheid van den 250sten verjaardag van zijn geboorte zal hier nu een boven de deur ge plaatste gedenksteen worden onthuld. Hst plan bestaat dit huis in te richten als „Haendel- Museum" en het aldus te behouden voor latere geslachten. Dan zullen de bezoekers dezelfde mooie, oude trap bestijgen, langs dewelke eens de kleine Georg Friedrich Haendel, in zijn nachtpon, naar de zolderkamer sloop, om hier, in het geheim, bij het licht van een enkele kaars, op een zwak-klinkend, half onbruikbaar klavier te oefenen. Zijn ouders voelden er na melijk weinig voor hem muziek te laten stu- deeren. In de kleine barok-kerk vat» St. Bartholo- meus sloot de „Kamerdienaar en Chirurg" Georg Haend§l, pp zesendertigjarigen leeftijd, tpen hij reeds zes kinderen had, zijn tweede Huwelijk met Dorothea Taust. Uit dezen band werden nog vier kinderen, twee jongens en twee meisjes, geboren. De huwelijksoorkonde is behouden gebleven, zooals ook de inscriptie in het doop-reglster. Eén dag na de geboorte werd Georg Friedrich, het jongste kind van den ouden Haendel, in de St. Bartholcmeus- kerk gedoopt. Reeds op zeven tien jarigen leeftijd zou Haen del als organist in dezelfde kerk de harten zij ner medeburgers verheugen. Toen Haendel het „Lutherische Gymnasium" bezocht en zich la ter, op wensch van zijn vader, als student liet inschrijven aan de Universiteit van Halle, had hij reeds een grondige muzikale opleiding ge noten. Met dankbare gevoelens zal menig be wonderaar van Haendel daarom ook een be zoek brengen aan het graf zijner ouders, die, zooals alle families uit Halle van dien tijd, rus ten op den indrukwekkenden „Stadtgottes- acker"Bij al onze wandelingen door de oude stad, komen wij echter telkens weer op de Markt. Omgeven van geweldige gebouwen verheft zich hier het standbeeld van Haendel, den grootsten zoon der stad. Duitsche en En- gelsche bewonderaars van Haendel hebben het samen opgericht, op den 200sten verjaardag van de geboorte van den Meester. En buiten stroomt als vanouds de Saaie voorbij. Twee en een halve eeuw geleden, toen de sport nog niet was uitgevonden, heeft de jonge Haendel hier leeren zwemmen. In Juni 1935 zal hier zijn „Wassermusik" worden uitgevoerd. Als achtjarige knaap was hij een miil achter het rijtuig van zijn vader geloopen, waarop deze besloot hem verder mee te nemen op zijn tocht. Gelukkig voor hem! Want zoo kwam hij naar Slot Weissenfels en de prins, die toen het Slot Bewoonde, besefte, dat men hier met een mu zikaal genie te doen had en wist zijn vader te bewegen hem muziek te laten studeeren! Op elfjarigen leeftijd wordt hij reeds bewonderd in het Berlijnsche Slpt, waar de geestige Keur vorstin Sophie Charlotte, de phllosophische vriendin van Leibniz, opera's en concerten di rigeerde. Op 9 Juli 1703 maakte Haendel op het orgel van de Maria Magdalena-Kerk te Ham burg kennis met Johan Mattheson, een geniaal musicus, schrijver en diplomaat, die Haendel toegang weet te verschaffen tot de voornaam ste families van Hamburg en ook zijn benoe ming tot lid van het orkest der opera dezer stad doorzet. Tusschen Mattheson en Haendel heerschte echter een geweldige rivaliteit, bij voorbeeld op het gebied van dirigeeren. De vriendschap ontaardde in een wederzijdsche ja- loerschheid en eindigde met een vechtpartij op de Gansemarkt, nadat zij in den herfst van 1703 samen naar Lübeck waren gereisd, om aldaar het heden nog bestaande orgel van de Marienkirche, een der grootste en welluidend- ste orgels van de wereld, te hooren, toen de vermaarde Buxtehude het bespeelde. Het eer volle aanbod de opvolger van Buxtehude te worden, wees Haendel van de hand. zooals Bach het twee jaar later deed omdat de functie slechts bestemd was voor hem, die ook de met meer jonge dochter van den bedaagden Mees ter huwde wat afschrikkend werkte voor el- ken candidaat-organist! Na een kort verblijf op het Slot der Welfen te Hannover trok Haendel naar het buiten land. Later heeft hij nog slechts weinig Duit sche steden, zooals Dusseldorp of Ansbach, met zijn bezoek vereerd. In 1737 zocht hij, nadat hij door een beroerte was getroffen, welke zijn rechterarm had verlamd, herstel van gezond heid in het om zijn baden toen reeds vermaar de Aken. Hij trachtte zijn doel mei; geweld te bereiken en zweette driemaal zooveel als voor schrift was. Hij genas zóó snel, dat men zijn herstel te Londen als een wonder vierde. Tien jaar later componeerde hü, ter gelegenheid van den „Vrede van Aken", zijn zoogenaamde „Feuermusik" en wellicht Beeft de vroolijke herinnering aan zijn geforceerde kuur hem toen geïnspireerd voor het eigenaardige einde van deze compositie: 101 kanonschot, welke gelijktijdig worden afgevuurd, en een vuurwerk, door hetwelk bijna de bibliotheek in brand ge raakte een klein ongeval, hetwelk ntet in hot minst afbreuk deed aan de algemeene feest vreugde In het bezit van de Staatsbibliotheek var. Ber lijn bevindt zich een kostbare rehquie: zes bladzijden noten van zijn hand, een aria uit de opera „Radamisto". Het is een van de wei nige autogrammen van den Meester, welke zich in Duitsch bezit bevinden, wellicht het eenige van dezen omvang. Het is ook het duurste stuk van de verzameling. Voor den oorlog heeft de Pruisische Staat er 30.000 Mark voor betaald. Ook dit zelfde stuk, zal als vele andere docu menten van zijn leven, op de Haendel-Ten- toonstelling te Halle te zien ziin. Het zal de grootste Haendel-Tentoonstelling worden, welke ooit is gehouden. Een Engelsch bewonderaar van den Meester zal persoonlijk een porVet, van hetwelk hij niet kan scheiden, voor de ge legenheid naar Halle brengen. Sir Douglas Alexander, de leider der Singer Naaimachines Maatschappij, heeft aan het In- stituur voor Technologie te Cambridge 10.000 dollar geschonken, welke gebruikt moeten wor den voor de ontwikkeling van een rekenmachi ne, waarmede algebraische vraagstukken op mechanische wijze kunnen worden opgelost. Sir Douglas, die geboren is in Halifax in 1864, woont thans in New-York. uinnimi illlllliii!= De douane-beambten te Seattle hebben 18.000 flessch6n met wijn ln zee gegooid, daar de importeur niet ln staat was om de douane-kosten te voldoen. „Krantenbericht" Altijd was het de gewoonte Van juist water in den wijn, Maar dit blijkt uit de gegevens Thans ook omgekeerd te zijn! i Alles staat ook tegenwoordig I Op z'n kop, en met succes. Hiervan schijnt niets uitgezonderd, i Zelfs niet eens een goede flesch! i Dus de wijn gaat in het water En het water wordt verwijnd, Waarmee èn de smaak van 't water En de smaak van wijn verdwijnt! I Doch de visschen vieren bruiloft In dit alcoholisch nat, I i Mits de voorraad een partijtje i Goeden vischwijn heeft bevat! Maar wat heerlijke verrassing, i Als men zit aan 't vischdiner En men krijgt dan met het vischje Tevens ook den wijnsmaak mee! 't Spreekwoord echter moet veranderd I Als de wijn is in de visch, Blijkt het dat de hooge wijsheid i Bij de menschen óók niet is! Want, om klaren wijn te schenken: 't Zou toch heel wat beter zijn, i Deed ook ginder de douane Wat meer waterin den wijn! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) HiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiB Onderzoekingen naar den geologischen op bouw van het schiereiland Apsjeron en ook van de kuststrook hebben aangetoond, dat zich onder den bodem van de Kaspische zee over een afstand van 300 K.M. langs de kust oliehouden de lagen bevinden. Op het oogenblik overweegt men, deze rijke oliebronnen te gaan exploitee- ren. Het feit, dat deze onder den bodem der zee gelegen zijn, levert geen technische moei lijkheden op. Een op den bodem der zee aangeboorde bron in de iïitsj-bocht die reeds een jaar geleden in exploitatie werd genomen, lévert ongeveer 100 ton olie per dag op. verzorgd, waardoor even zoovele plaatselijke krachten werkloos blijven. Bovendien werden maar al te dikwijls wij nen en dranken geserveerd, waarop geen in voerrechten zijn betaald, hetgeen oneerlijke concurrentie beteekent ten opzichte van ter plaatse gevestigde firma's. Voor het geval de scheepvaartmaatschappijen weigeren mede werken, dreigt La Guardia, voor het exploiteeren van een drijvend restaurant een vergunning verplichtend te zullen stellen, waarvoor dan betaald zou moeten worden. Twee visschers die aan het hengelen waren in de rivier de Murray bij Fernbrook, hebben een sensationeel avontuur beleefd, waar ze nauwelijks levend aan ontsnapt zijn. Plotseling hoorden ze een hevig geraas en ze zagen een geweldige watermassa van meer dan vier Meter hoogte de rivier af komen dalen. Ze konden zich nog net bijtijds in veiligheid brengen op een rotspunt in de omgeving. Een tweede gloedgolf naderde, welke een groot aantal stukken hout met zich meevoerde. Het water spoelde om de rots waar beide mannen zich in veiligheid hadden gebracht en sneed hen zoo van den oever af. Er zat niets anders op dan het dalen van het water af te wachten, daar 'n poging om door het ziedende water heen te waden gelijk zou staan met zelfmoord. Plotseling kwam een zeer lange balk aange dreven, welke zich als een wig tusschen de rots en den oever vastzette. De visschers konden toen langs dezen balk veilig den oever bereiken. Later bleek, dat de oorzaak van de plotselinge vloedgolf een wolk breuk in de omgeving was. Krachtens een besluit van burgemeester La Guardia mogen op de schepen die in de haven van New York liggen, geen partijen meer wor den gegeven. De burgemeester verklaart hier mede, dat, naar hem gebleken is, de bemanning bij deze partijen als bedienend personeel fun geert, en de muziek door de scheepskapel wordt Een spoorwegmaatschappij te Chicago heeft haar wagens voorzien van rook-coupé's, welke alleen voor dames gereserveerd zijn. Men heeft hier rekening gehouden met de wenschen van vrouwelijke passagiers, die gedurende de reis wenschen te rooken, doch dit niet durven te doen in het gezelschap van heeren. Op 24 April wordt te Singapore de tweede internationale anti-malaria cursus geopend voor het Verre Oosten, waar o.a. aanwezig zullen zijn Professor Dr. Swellengrebel uit Amster dam, alsmede Dr. Russell van de Rockefeller stichting en luitenant-kolonel Sinton, direc teur van de malaria-controle in Engelsch Indië. Als onderdeel van den cursus zouden waar schijnlijk practische veldstudies wérden gehou den in Nederlandsch-Indië, Malakka en Frarisch Indo-China. De millionnair Luc Rivers zat in z'n biblio theek te werken, toen na een zacht kloppen een bediende binnen trad met een kaartje, waarop te lezen stond: lord Pen- croff. „Pencroff, Pencroff," herhaalde de million nair; „wat voor den drommel moet die van mij hebben? O, dat is die man, waarover dr. Lisdale me onlangs gesproken heeft; de man, die zoo wat 15000 p. st. per jaar verdient en daarvan een honderd weggeeft, maar dit zóó doet, dat hy minstens het driedubbele aan crediet er voor terug krijgt; de man, die als hij tien of twintig pond geeft, er een geweldige reclame mee maakt; de man ook, die een arm gezin, dat het goed zou kunnen gebruiken, met vijf shillings afscheept, omdat dit niet aan de groote klok; gehangen kan worden." De oogen van Luc Rivers schitterden vroo- lijk. Hij belde en gelastte den bediende zijn Lordschap binnen te laten komen. Lord Pencroff was een lange, magere man, met een dikken gouden bril op z'n neus. „Neem me niet kwalijk als ik u soms ongele gen kom, mijnheer Rivers," zoo begon hij. „Gaat u zitten," zei de aangesprokene, en wees naar een stoel. De bezoeker kuchte een paar maal: „Mijnheer Rivers, ik ben hier met een zeer delicaat verzoek." ,Dat zeggen ze allemaal," luidde het ant woord; „ik ben er zeker van, dat de eerste man, die mij zou mededeelen, met een niet-delicaat verzoek te komen, binnen een minuut weer op straat zou staan." „U bent werkelijk zeer geestig, mijnheer Ri vers," piepte zijne lordschap, „maar de zaak is werkelijk zeer delicaat. U moet weten, dat on der de talrijke vereenigingen waarvan ik voor zitter ben, dat van het Kinderherstellingsoord mij het meest aan 't hart ligt. Nu geven we de volgende week een liefdadigheidsvoorstelling. Mijn verzoek is, dat u. dan onder de aanwezi gen zult zijn. U kunt u geld niet beter besteden, dan tot delging der schuld van 5000 pond, welke deze stichting heeft." „Maar waarom delgt u die schuld zelf niet? U bent toch een rijk man!" „Och, m'n waarde mijnheer Rivers; men vraagt al zooveel aan mij; vergeet niet, dat ik voorzitter ben van wel tien liefdadigheidsver- eenigingen." Lord Pencroff kuchte weer even en hernam: „Ik heb tot mijn spijt uw naam nog nooit op een inteekenlijst gezien. Bedenk toch, m'n waarde heer, dat wij verplichtingen hebben te genover de menschheid. In dit opzicht dragen wij, mannen van reputatie, een groote verant woordelijkheid." „Dus u stelt zich verantwoordelijk voor de wijze, waarop ik mijn geld besteed?" vroeg de millionnair. „Neen, neen, dat niet; ik maakte slechts een veronderstelling." „Nu, ik geef niets," zei mijnheer Rivers, kort af. „Verknoei dus maar niet langer uw kostbaren tijd." Lord Pencroff rees waardig uit z'n fauteuil omhoog. „Mannen, zooals u, mijnheer," zei hij plechtig, „jagen het publiek tegen ons in 't har nas. U vergeet, dat eigendom verplichtingen schept. Hoe denkt u uw eigendom te bescher men"? „Ik bescherm zelf mijn eigendom en heb het u juist getoond," antwoordde de millionnair. „Goeden dag." Eenige dagen later verscheen mijnheer Rivers Kapitein Gay stemde onmiddellijk toe en na een marsch door het woud bereikten ze den rand van een kloof. Ned gluurde omlaag en wenkte. Ze waren net op tijd. Een transport zwaar beladen ezels, aan den toom geleid door Indianen en bewaakt door eenige zwaar bewapende Spanjaarden, trok voorbij. „Het zilvertransport," fluisterde Ned. Vcc.rzichtig #<open de Engelschen omlaag, de Spanjaarden bemerkten niets en vervolgden achte loos hun weg naar het fort, dat de zilvermijnen be waakte. „Allen klaar," fluisterde kapitein Gay. „Voor waarts dan, en geen geweld als het niet noodig is." De plaats van den aanval was schitterend gekozen. Op deze plek was de helling niet al te steil, terwijl de vijand een diepen afgrond achter zich had. Met een luid hoera wierpen de Engelschen zich op de Spanjaarden, die volkomen verrast waren en zich overgaven zonder te trachten zich te verdedigen. op het kantoor der directie van de Daily- Mirror", een dagblad, waarvan hij practisch de eigenaar was. De salarissen van redactie en administratie werden door hem vastgesteld, en waarlijk niet ten nadeele der heeren. Hij sala rieerde royaal. Er heerschte dan ook steeds een tevreden en genoeglijke stemming onder het ge- heele personeel. Nadat hij met den hoofdredacteur over ver schillende zaken gesproken had, dacht hij even na, en zei: A propos, ik zou graag een kwieken verslag gever van u willen hebben; iemand, die een smakelijk en degelijk verslag schrijft." „Dan zal ik u Acton meegeven," luidde het antwoord. De hoofdredacteur telefoneerde en even later kwam een jonge man binnen, die aan den mil lionnair werd voorgesteld als mijnheer Acton. „Ik heb een mooi werkje voor u, mijnheer," zei de eigenaar der „Daily-Mirror". „Gaat u maar mee ik zal het u onderweg wel vertellen." Even later zaten beide heeren in een auto. „Mijnheer Acton," begon de millionnair. „ik neem u mee naar een liefdadigheidsvoorstelling, waar alleen een- voudige menschen komen. Nu had f maakt, zoodat i iedereen het met genoegen leest." „In orde, mijnheer Rivers," zei de jonge man. „Prachtig! Steek een sigaar op. We gaan nu erg«is eten en dan er op los!" Dien avond stopte een groote luxe-auto in een nauwe zijstraat, dicht bij het gebouw waar de voorstelling zou plaats hebben. Mijnheer Rivers trok z'n pelsjas uit, die hij in den auto depo neerde en toen bleek, dat hij daaronder een eenvoudig, zoo niet armoedig costuum droeg. „Ziezoo," lachte hij; „we gaan nu gewoon tusschen het publiek zitten en zullen dan wach ten op de dingen die komen zullen." De zaal was ten deele gevuld met een publiek, dat er lang niet naar uitzag, ook maar het hon derdste deel van de groote schuld der stichting te kunnen delgen. Mijnheer Rivers zocht zich een plaatsje uit, zooveel mogelijk achter in en wachtte totdat het lord Pencroff beliefde de voorstelling te openen. Nadat dit geschied was en er eenige onbeduidende voordrachten op het tooneel waren ten beste gegeven nam lord Pencroff het woord; „Beste vrienden, deze bijeenkomst.... die ik het genoegen hebte presideeren, zou niet compleet zijnals er geen collecte gehouden werd (Applaus). Om u aan te moedigen, uw giften voor deze voortreffelijke instelling zoo groot mogelijk te doen zijn, heb ik besloten, het bedrag, dat voor deze schulddelging door u wordt gegeven, uit eigen middelen te verdubbelen. Ik twijfel niet, of deze daad zal uw algemeen bekende liefdadig heid ten zeerste aanwakkeren." Een luid handgeklap begroette de edelmoe dige toezegging van den lord. Even later gingen de schalen rond en toen men bij den million nair en den journalist kwam, wierp deze laatste ook iets op de schaal. Eenige oogenblikken later vloog een opgewon den collectant naar het podium en riep: „Dames en heeren! De collecte heeft vijftien duizend en vijf pond en drie shillings opge bracht. Onze voorzitter heeft gezegd dit bedrag te zullen verdubbelen, zoodat we feitelijk ruim dertigduizend pond hebben opgehaald. Onze schuld is dus niet alleen gedelgd, maar wij kun nen zelfs aanmerkelijk uitbreiden!" Bij het vernemen van dit reusachtig bedrag barstte het publiek in een oorverctoovénd ge juich los, waaraan geen einde scheen te komen. Van dit oogenblik maakte Luc Rivers gebruik om Acton bjj den arm te grijpen en naar buiten te trekken. „Maar moeten we niet wachten en hooren wat lord Pencroff zegt?" vroeg de journalist verbaasd. „Neen, we hebben geen seconde te verliezen. Je gaat direct naar je bureau en schrijft je ver slag. Laat vooral duidelijk uitkomen, dat lord Pencroff de opbrengst der collecte zal verdub belen. Wat die oude ezel zegt, kan me niets schelen. Als je verdag eenmaal in het ochtend blad staat, kan hij niet meer terug en is hij wel gedwongen om té betalen. Zet boven je verslag koppen als van een dubbelen roofmoord. Als het goed is, garandeer ik Je een prachtige pro motie." Eenige dagen later vermeldden de kranten het bericht, dat lord Pencroff alle ambten en eerepasten die hij bekleedde, had neergelegd. Slechts een paar ingewijden wisten, dat z'n geschokte financieele positie daarvan de oor zaak was. Het kinderherstellingsoord werd echter aan merkelijk vergroot. Hitler is peet geworden van het 22e kind van een arbeider in Hohensaaten a. d. Oder, die voor de tweede maal is getrouwd. Van deze 22 kinderen, 18 jongens en 4 meisjes, zijn nog 17 in leven. Vjjf ervan zijn getrouwd en wonen met hun gezinnen in het ouderlijk huis, waardoor in totaal 37 leden van een familie onder een dak verblijven. Aï T U ADn\fWCl,Q op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T? *7Cffc bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door *7^0 - ^r-£?FVaJfi?nn F 250.- een^voet *af m f\ 8 jB jPi ADv/IN I\ Ei |J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1. Ovl*" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen E I ÜU« doodelijken afloop X o. o 16. „Ik heb altijd hooren zeggen, dat men in Scotland Yard lijsten heeft van alle geheime genootschappen en dergelijke die fn Londen be staan." „We probeeren op de hoogte te blijven," zei hoofdinspecteur Battle voorzichtig. „Ik veronderstel, dat heel vele daarvan nfet werkelijk gevaarlijk zijn." „Daar hebben we een heel goeden regel voor," zei Battle. „Hoe meer ze praten hoe minder ze uitvoeren. U zoudt verwonderd zijn, hoe goed dat opgaat." ,,En ik heb gehoord, dat u ze heel vaak maar Voort laat gaan?" Battle knikte. „Juist, waarom mag iemand zich geen Broe der van de Vrijheid noemen en twee keer in de week vergaderen en in een kelder spreken over stroomen bloed. Dat zal noch hem noch ons kwaad doen. En als er soms moeilijkheden van komen, weten we, waar we hem vinden kunnen." „Maar soms," zei Bundie, „kan een genoot schap toch wel gevaarlijker zijn dan Jemand zich kan voorstellen." ,,Dat is heel onwaarschijnlijk," zei Battle. ,,Maar het zou kunnen gebeuren," hield Bundie aan. „O ja," gaf de hoofdinspecteur toe. Ze zwegen eenige oogenblikken. Toen zei Bundie kalm; „Hoofdinspecteur Battle, zoudt u mij een lijst kunnen geven van geheime genootschappen, wier hoofdkwartier in Zeven Wijzerplaten is." Hoofdinspecteur Battle was er trotsch op, dat nooit iemand hem blijken van aandoening had zien geven. Maar Bundie kon er een eed op ge daan hebben, dat zijn oogleden één oogenblik kninten en dat hij van zijn stuk leek gebracht. Echter maar een oogenblik. Hij was weer zijn gewone houterige zelf. toen hij zei: „Strikt genomen, lady Efleen, bestaat Zeven Wijzerplaten tegenwoordig niet meer." „Neen?" „Neen; het is voor het grootste gedeelte af ge breken en weer opgebouwd. Het is ooit een tamelijk ordinaire buurt geweest, maar tegen woordig is het heel fatsoenlijk en deftig. Heele- mr al geen romantisch plekje om te snuffelen, na tr geheimzinnige genootschappen." „O," zei Bundie tamelijk in het nauw ge- dr.ven. Maar toch zou ik heel graag willen weten, hce u op dïe buurt komt, lady Eileen." .,,Moet ik u dat vertellen?" „Och het spaart moeite nietwaar? Dan weten we hoe de zaken staan, om het zoo eens uit te drukken." Bundie aarzelde een oogenblik. „Gisteren werd een man doodgeschoten," zei ze langzaam. „Ik dacht, dat ik hem overreden had...." „Mijnheer Ronald Devereux?" „U weet het natuurlijk. Waarom stond er niets van in de krant?" „Wilt u dat Werkelijk weten lady Eileen?" ,,ja, graag." „Nu, ik wilde graag vier en twintig uur voor ons zelf hebben. Morgen zal het in de kranten staan." o>" Bundie bestudeerde hem, in de war gebracht. Wat verborg zich achter dat onbeweeglijk ge zicht? Beschouwde hjj het doodschieten van Ronald Devereux als een gewone of als een buitengewone misdaad? „Hij vernoemde Zeven Wijzerplaten, toen hij stierf." „Dank u," zeide Battle, „dat zal ik even noteeren." Hij schreef eenige woorden op het vloeiblok voor hem. Bundie gooide het nu over een anderen boeg. „Ik hoor, dat mijnheer Lomax u gisteren kwam spreken over een dreigbrief, dien hij ont vangen heeft." „Juist." „En die werd gestuurd uit Zeven Wijzer platen." „Ik geloof, dat er Zeven Wijzerplaten boven stond." Bundle had het gevoel of ze vergeefs op een gesloten deur beukte. „Als ik u mag raden Lady Efleen. „Ik weet, wat u zeggen wilt." ,Dan zou ik naar huis gaan en.... nu ja, de zaak uit uw hoofd zetten." ,,De zaak aan u over laten bedoelt u?" „Juist," zei hoofdinspecteur Battle. „Wij zijn immers de vaklui." „En ik ben maar een amateur? Ja, laar u vergeet één ding.ik kan dan al uw kennis en bekwaamheid niet bezitten, maar iets heb ik toch op u voor. Ik kan in het geheim wer ken." Het scheen haar toe alsof de hoofdinspecteur een weinig uit het veld geslagen was en alsof haar woorden doel getroffen hadden. „Natuurlijk," zei Bundle, ,,als u me geen lijst wilt geven van geheime genootschappen ,,0, dat heb ik niet gezegd. U kunt een lijst krijgen van de heele verzameling." Hij ging naar de deur, stak zijn hoofd er door en riep iets, toen ging hij weer in zijn stoel zit ten. Bundle voelde zich eenigszins zonder reden beschaamd. Het gemak waarmede hij op haar verzoek inging, kwam naar verdacht voor. Hij keek haar nu kalm aan. „Herinnert u zich den dood van mijnheer Wade?" „Te uwen huize, nietwaar? Hij nam een te groote dosis van een slaapmiddel." „Zijn zuster zegt, dat hij nooit iets innam om te slapen." „Och," zei de hoofdinspeceur. „U zoudt ver wonderd zijn, als u wist-hoeveel zaken er zijn. waarvan zusters niets weten." Bundie voelde zich weer beschaamd. Ze bleef zwijgend zitten, tot er iemand kwam met een getypt vel papier, dat hij den hoofdinspecteur gaf. s „Alstublieft," zei deze, toen de ander de kamer verlaten had: „De bloedbroeders van St. Sebastianus," „De Wolfshonden," „De broeders des Vredes," „De Vereeniging der vrienden," „De vrienden der onderdrukking," „De kinderen van Moskou," „De dragers van het roode vaan del" „De haringen," „De kameraden der ge vallenen".... en nog wel een half dozijn anderen." Hij gaf haar de lijst met een dufdelijk merk bare glinstering in zijn oogen. „U geeft 't," zei Bundie, „omdat u weet, dat ik er niets aan zal hebben. Wilt u hebben, dat ik me heelemaal niet met de zaak bemoei?" „Dat zou ik het liefst hebben. U begrijpt als u al die plaatsen opzoekt nu ja, dan zult u het ons heel lastig maken." „U bedoelt, dat u me dan in liet oog zult houden?" „Ja, in het oog houden, lady Eileen!" Bundle was opgestaan. Ze we felde nog. Tot dan toe was hoofdinspecteur Battle de overwin naar. Toen herinnerde ze zich een klein incident en gebruikte dat als een laatste beroep op hem. „Ik zei zoo juist, dat een amateur sommige dingen kan doen, die een man van het vak niet kan. U hebt me niet tegengesproken. Dat komt omdat u een eerlijk man bent, hoofdinspecteur Battle. U wist, dat ik gelijk had." „Ga door," zei Battle kalm. „Op Chimneys hebt u me laten helpen. Wilt u me nu niet laten helpen?" Battle scheen er over na te denken. Aange moedigd door zijn stilzwijgen vervolgde Bundie: „U weet heel goed, wat ik voor iemand ben, hoofdinspecteur Battle. Ik dring nergens in. Ik ben geen bemoeial. Ik wil nïet in den weg staan en hetzelfde doen wat u al doet en wat u veel beter kunt doen dan ik. Maar als er een kans is voor een amateur, geef me die dan." Nog zweeg hoofdinspecteur Battle en toen zei hij kalm: „U had niet oprechter kunnen spreken, lady Eileen. Maar dit wil ik u toch even zéggen: Wat u voorstelt is gevaarlijk. En als ik gevaar lijk zeg, bedoel ik gevaarlijk." „Dat heb ik wel begrepen," zei Bundie, „zoo veel verstand heb ik wel." Ja," zei hoofdinspecteur Battle, „ik heb nooit een dame gekend, die het zooveel had. Ik zal het volgende voor u doen, lady Eileen. Is zal u een kleinen wenk geven. En dat doe ik omdat ik nooit heb gedweept met de spreuk „Veilig heid voor alles". Naar mijne meening was het veel beter, dat de helft der menschen, die hun leven doorbrengen met te voorkomen, dat ze overreden worden, werkelijk overreden werden en zoo veilig uit den weg geruimd. Die zijn tóch niets waard!" Deze merkwaardige uitspraak komende van de conventioneele lippen van hoofdinspecteur Battle deden Bundie paf staan. „Welken wenk wilde u me geven?" vroeg ze ten slotte. Wordt fervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7