Het gouden Waagstuk
Overval met berooving te Deurne
Radio-omroep
DE OFFICIER VRAAGT
VRIJSPRAAK
WOENSDAG 23
JANUARI 1935
Eén van de verdachten
op vrije voeten
Handel met Hongarije
Leiding P.T.T.-bedrijf
De ziektewetpremie
Werkfonds 1934
Meten met twee maten
Oneerlijk postbeambte
Naturalisatie neemt toe
Door j. s. fletcher
Eenige getuigen uit Oss wisten
zich niets te herinneren
Waarschijnlijk volgende week be
sprekingen te Den Haag
UITKEERING AAN SCHAPEN
HOUDERS
Bijna een half millioen beschik
baar gesteld
ZES JAAR STRAF
Voor moordaanslag op zijn
huisheer
De dienst op het platteland
Ministerieele goedkeuring van
verlaging binnenkort
verwacht
Voor vier werken steun
Reis „Hertog Hendrik
Ministers slechts bij hooge uitzon
dering voor de microfoon
Ministers voor de microfoon
De laatste spellingsronde
Radio-distributie
Wegens diefstal uit expresse-
brieven drie jaar ge'èischt
SIMON MARIS OVERLEDEN
NA HET ONGELUK IN DEN
WIERINGERMEERPOLDER
Drie der slachtoffers begraven
Goed voorbeeld
Ministerieel onderzoek naar
schade aan Nederland-
sche arbeidskrachten
ZICHZELF GETROFFEN
Illustrazione Vaticana
UIT DE STAATSCOURANT
SPECIAAL VOOR U DAMES ilétrybriet
WAT DE TONG STREELT <p.9- 4)
Dinsdagmiddag heeft de Roermondsche
Rechtbank de strafzaak behandeld van C. en
de B., de beide verdachten van den roofoverval
te Deurne, gepleegd in den nacht van 3 op 4
Juli 1934.
Voor deze zaak bestond een buitengewoon
groote publieke belangstelling.
Aangezien aan beide verdachten hetzelfde
ten laste gelegd was, n.l. het binnendringen in
de woning van den 75-jarigen H. Geven te
Deume-Zeilberg, het binden van den ouden
man en het medenemen van ongeveer f40,
Werden de beide zaken samengevoegd.
Het slachtoffer vertelt.
Als eerste getuige werd de 75-jarige Geven
gehoord.
De president, mr. Coenegracht, ondervroeg
getuige Geven naar de verschillende bijzonder
heden, die zich in den nacht van 3 op 4 Juli
in zijn woning hebben voorgedaan.
De oude Geven vertelde, dat hü in den avond
Van 3 Juli om half elf naar bed was gegaan,
biet onder zijn hoofdkussen een doekje met
40 gulden erin. Naast zijn bed brandde op een
tafeltje een klein petroleumlampje.
Omstreeks middernacht werd Geven wakker,
toen er twee mannen voor zijn bed stonden.
De eene wilde hem binden. Geven begon om
hulp te roepen, waarop de kleinste van de
twee mannen den elleboog op zijn keel zette.
De langste van de twee bond Geven aan han
den, armen en voeten vast.
De beide kerels zijn daarna in den kelder
«n in het voorhuis den boel gaan inspecteeren.
Na een half uur kwamen zij terug en vroegen
aan Geven, waar hij zijn geld had. Geven zag
in, dat hij er nog slechter aan toe zou zijn,
Wanneer hij niets gaf en verwees de indringers
haar het zakje geld, dat onder zijn hoofdkus
sen lag. Een der kerels vroeg, waar hij zijn
steenen geldkistje verborgen had, waarop Ge
ven had geantwoord, dat hij geen steenen geld
kistje had.
Op een vraag van den president of Geven
misschien den grootsten kerel wel eens in het
gezicht had kunnen kijken, vertelde Geven,
dat hij tijdens het binden bij het schijnsel van
een zaklantaarn, het gezicht van den langste
der mannen had gezien.
Na het gesprek over het steenen kistje waren
de beide indringers verdwenen, nadat ze Geven
hog hadden aangeraden, om niet te schreeu
wen, aangezien ze anders zijn huis in brand
Zouden steken.
In de stukken staat vermeld, dat Geven de
beide indringers via het raam in zijn kamer
haar buiten heeft zien gaan. Op de zitting
bleek evenwel, dat Geven ze niet naar buiten
heeft zien gaan, maar dat dat meer een con
clusie van hem zelf geweest was.
Hierna worden de beide verdachten naar
voren gebracht. Het blijkt dat de B. nog
geen vijf centimeter grooter is dan C.
Op een vraag van den president, wie of
Geven herkent van de beide verdachten,
wijst Geven verdachte de B. aan. Bij het
verhoor van de politie had Geven evenwel
C. herkend en gezegd dat hij de grootste
van de twee indringers was.
Aangezien get. Geven hier zijn verklaringen
anders aflegt dan tijdens de vroegere verhoo-
fen, werd hij door den president en mr. Jur-
gens nog eens nauwkeurig ondervraagd over
de kwestie, wie van de beide verdachten nu
Precies de man met het doekje was.
De president merkte op, dat getuige een
beetje versleten is en dat zijn memorie niet zoo
Zuiver meer zal werken.
De volgende getuige is Th. van der Voort,
arbeider te Deurne. Get. heeft in den nacht
Van 4 Juli omstreeks twee uur twee wielrijders
°ver de markt te Deurne zien rijden. Zij kwa
men van de richting Zeilberg en gingen in de
Zichting Oss.
Voor den rechter-commissaris had deze get.
Verklaard, dat de eene wielrijder hem op was
gevallen door een alpino-petje, dat hij droeg.
Hiernaar ondervraagd, deelde de get. mede, dat
hij dit zich niet meer kon herinneren. Dit was
®en belangrijk punt geweest, aangezien meer
dere personen den wielrenner met een alpino-
Petje gezien hadden.
Hierna werd H. A. v. d. Putten, uit Oss, bij
genaamd „de Rut", gehoord.
Voor den rechter-commissaris had deze get.
Verklaard, dat de B. aan hem op 4 Juli verteld
had, dat hij 's nachts met „den Ceel" een krakie
had gepleegd in Deurne.
(Dit is dezelfde getuige, die in de moordzaak
de B. voor de Bossche rechtbank verklaarde,
dat p. de B. hem verteld had, dat hij, de B.,
Zijn neef Gerrit had vermoord).
V. d. Putten wist zich op de rechtszitting
biets meer te herinneren van een verklaring bij
den rechter-commissaris. Op allerlei manieren
poogden de rechters het geheugen van dezen
getuige op te frisschen, maar de Rut bleef zwij
gen.
Volgens verd. de B. heeft de Rut zoo'n ver
klaring bij den rechter-commissaris afgelegd, om
bij de heeren een wit voetje te krijgen, aange
zien hem nog een veroordeeling te wachten
stond voor een roofoverval. Nu de Rut hier twee
jaar gevangenisstraf voor heeft gekregen „hoeft
hij niet meer te liegen".
Van het verhoor van dezen get. werd verder
afgezien.
Hierna werd J. v. d. Venne, straatmaker te
Oss, gehoord. Deze get. had aan den rechter
commissaris verteld, dat C. hem destijds had
gevraagd om 'n krakie mee te gaan plegen in
Deurne.
Eveneens heeft deze get. dit aan anderen ver
der verteld. Er zijn menschen, die dit zouden
kunnen getuigen.
Maar ook deze getuige kon zich van dit alles
niets meer herinneren. Het eenigste wat hij
zeggen kon, was, dat hij een vriend van verd.
C. was.
Op dit oogenblik nam de officier van justitie,
mr. dr. Rieter, het woord.
„Edelachtbare heeren rechters, aan
gezien deze dagvaarding gebouwd
was op de verklaringen, die de ge
hoorde getuigen voor den rechter
commissaris hebben afgelegd, en
nu blijkt, dat deze verklaringen, die
zoo stevig leken als beton, als een
kaartenhuis ineenstorten, zal ik
moeten adviseeren van een verder
getuigen-verhoor af te zien en voor
de beide verdachten vrijspraak moe
ten vragen."
De verdedigers, mr. Nederveen voor C. en mr.
Tripels voor de B„ sloten zich hierbij aan.
Mr. Nederveen vroeg voor zijn cliënt de on
middellijke invrijheidstelling, waartegen de
rechtbank geen bezwaar had.
C. werd evenwel niet in vrijheid gesteld, aan
gezien het O.M. nog een bevel tot inhechtenis
neming tegen hem had, in verband met een
vonnis, door een andere rechtbank tegen hem
uitgesproken.
Naar de „Telegraaf" verneemt, zullen, waar
schijnlijk de volgende week, in Den Haag be
sprekingen worden gevoerd over een nadere
regeling van het handels- en betalingsverkeer
tusschen Nederland en Hongarije. Nadere mede-
deelingen kunnen nog niet worden verstrekt.
De regeering heeft alleen bericht ontvangen,
dat de heer Alfred Nickl zich op reis zou be
geven voor het voeren van onderhandelingen
eerst te Brussel, daarna te Den Haag. Men ver
onderstelt, dat de moeilijkheden, welke Hon
garije ondervindt van de Nederlandsche contin-
genteeringspolitiek, het hoofdpunt der bespre
kingen zullen vormen.
De minister van Economische Zaken heeft
besloten uit de opbrengst der extra heffingen
op den uitvoer van levende schapen en versch
schapenvleesch over de jaren 1933 en 1934 een
bedrag van ƒ460.000 ter beschikking te stellen
van de Commissie voor den Uitvoer naar Frank
rijk van Vleesch en Vleeschwaren, teneinde hier
uit een uitkeering te bewerkstelligen aan hen,
die van het houden van schapen hun hoofd-
dan wel hun nevenbedrijf maken.
De uitkeering zal gebaseerd zijn op het aan
tal lammeren, dat blijkens de in 1933 gehouden
inventarisatie op 1 Januari van dit jaar in het
bezit was van hen, die voor deze uitkeering in
aanmerking komen.
Voor elk lam zal ƒ1 worden uitbetaald. Bin
nenkort zal met de uitkeering een aanvang
worden gemaakt.
De rechtbank te Rotterdam heeft uitspraak
gedaan in de zaak van den 43-jarigen wagen
verhuurder J. R. uit Gouda, die terecht heeft
gestaan wegens moordaanslag op zijn huisheer
C. Laurier.
2 October 1.1. had verdachte Laurier, die nog
geld van hem moest hebben, op de markt te
Gouda plotseling aangevallen en met een mes
een aantal steken toegebracht. Eenige dagen
later is L. overleden.
De rechtbank veroordeelde R., wegens poging
tot doodslag tot zes jaar gevangenisstraf, door te
brengen in de bijzondere gevangenis en daarna
met beschikbaarstelling aan de regeering.
Het O.M. had wegens moord acht jaar ge-
eischt, eveneens met ter beschikking stelling.
Aan het Voorlodpig Verslag der Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot vaststel
ling van de begrooting van het Staatsbedrijf
der Posterijen, Telegrafie en Telefonie voor het
dienstjaar 1935 wordt het volgende ontleend:
Vele leden brachten hulde aan den directeur-
generaal van het Staatsbedrijf der F.T-T. daar
het hem was gelukt, ook in het afgeloopen
jaar, trots de uiterst moeilijke omstandigheden,
gunstige bedrijfsresultaten te bereiken. Voorts
uitten zij hun waardeering voor den goeden
geest welke, naar uit welingelichte bron ver
luidt, onder de leden van genoemd bedrijf
heerscht, en voor de vlotheid en hulpvaardig
heid, bij daaronder ressorteerende diensten
steeds betracht.
Sommige andere leden, hoezeer ook erken
nende de bekwaamheid en de werkkracht van
de bedrijfsleiding, waren toch van meening,
dat de financieele resultaten niet moeten wor
den overschat, gelijk h.i. de leden, hiervoren
aan het woord, doen.
De leden, laatstelijk aan het woord, waren
van oordeel, dat de dienst ten plattelande, zeer
veel te wenschen overlaat. Een hunner be
toogde dat, in vergelijking met de bevolking
van de steden, die van de dorpen zeer ten
achter was gesteld, hetgeen toch in strijd moet
worden geacht met het doel van het hier be
sproken Staatsbedrijf, hetwelk aan allen in
dezelfde mate ten goede behoort te komen.
Verscheidene andere leden wederspraken dit
betoog.
Sommige leden vestigden de aandacht op
den zeer zwaren dienst van het personeel,
werkzaam bij de hulppostkantoren in de
groote steden.
Gaarne zou men nadere inlichtingen ontvan
gen aangaande de verdeeling van de extra
opbrengst van de gelukstelegrammen.
Verscheidene leden verklaarden zich niet te
kunnen vereenigen met 's Ministers voornemen,
op 1 Januari 1937 over te gaan tot naasting
van ae gemeentelijke telefoonnetten in de drie
grootste steden.
Thans is een regeling getroffen voor de voor
genomen en reeds aangekondigde verlaging van
de ziektewetpremie voor de Raden van Arbeid.
De ministerieele goedkeuring van deze regeling
kan, volgens „Het Volk", binnenkort worden
tegemoetgezien. De verlaging zal worden bere
kend met ingang van 1 Januari j.l.
Voor alle Raden van Arbeid zal de premie
op twee procent gebracht worden. Uitgezonderd
worden echter een dertigtal vakken, die een
meer dan normaal risico opleveren. Voor deze
vakken is de premie op drie procent gesteld.
De lijst van deze uitzonderingen is opgesteld
in overleg met de Federatie van Bedrijfsvereeni-
gingen, die ook overigens in de voorbereiding
van deze premieverlaging steeds is gekend.
Of de premie van de Ongevallenverzekering
met ingang van 1 Juli wordt verhoogd, is nog
onzeker. Aanvankelijk is gedacht aan een ver
hooging van tien procent. Nadere besprekingen
hebben echter tot dusverre de noodzakelijkheid
van deze verhooging niet aangetoond en de
minister van Sociale Zaken heeft derhalve op
dit punt nog geen beslisisng genomen.
Het Rijk heeft thans aan het gemeentebestuur
medegedeeld, dat voor een viertal werk-objec-
ten steun kan worden verleend uit het Werk
fonds 1934.
Naar „De Avondpost" bij informatie vernam,
behooren hiertoe o.a. de aanleg van de Binck-
horsthaven en de inrichting van een gemeen
schappelijk vliegveld van de gemeenten Den
Haag en Rotterdam, nabij Delft.
H.M.s „Hertog Hendrik" is 21 dezer te Ca
tania aangekomen.
Met- voldoening had men vernomen, zoo lezen
wij in het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer
over de P.T.T.-begrooting, dat de minister, blij
kens hetgeen in de Memorie van Antwoord aan
de Tweede Kamer wordt medegedeeld en over
eenkomstig recente berichten dienaangaande in
de pers eerlang een oplossing van het zender-
vraagstuk denkt te bevorderen. Men sprak het
vertrouwen uit, dat het desbetreffende ontwerp
van wet spoedig bij de Tweede Kamer zou wor
den ingediend.
Enkele leden stemden in met de klacht, bij
de schriftelijke en de openbare gedaehtenwis-
seling over deze begrooting in de Tweede Ka
mer geuit over het feit, dat in de door de om-
roepvereenigingen uitgegeven weekbladen mocht
worden geadverteerd. Zij drongen er op aan,
dat de minister te dezer zake stappen zou doen,
teneinde aan die uiterst ongewenschte concur
rentie een einde te maken.
Evenals ten vorigen jare drongen ver
scheidene leden ook thans er op aan, dat
in beginsel de politiek, in welken vorm ook,
uit den aether zou worden geweerd, mede
gelet op de huidige practijk.
Alvorens enkele voorbeelden uit die, h.i. on
gewenschte practijk aan te halen, verklaarden
zij evenwel, dat zij zich volkomen konden ver
eenigen met de grondslagen, door den minister
te dezer zake aanvaard. Terecht toch heeft de
minister in de vergadering van de Tweede Ka
mer van 20 November 1.1. uiteengezet, dat de
radio-uitzending „een zeer eigenaardig karakter
heeft" en niet moet worden verward met het
„vrije woord". „Tal van ministers", zoo werd
daaraan toegevoegd, „zullen hier" namelijk
in de Staten-Generaal „redevoeringen hou
den, die zij door de radio niet mogen houden".
Gaat men van dit juiste standpunt uit, dan
moet het, dus verklaarden de leden, hier aan
het woord, in hooge mate bevreemding wekken,
dat op 24 November 11. redevoeringen werden
toegelaten, als welke mrs. Marchant en Joekes
in de algemeene vergadering van den Vrijzin-
nig-Democratischen Bond voor de microfoon
hebben gehouden. Beider betoogen hielden eigen
lijk een afrekening in met politieke tegenstan
ders van allerlei gading, terwijl bovendien en
kele zinsneden uit de laatstbedoelde toespraak
kennelijk bestemd waren voor het buitenland en
gerustelijk mochten worden beschouwd als even-
zoovele proeven van min gepaste critiek op de
binnenlandsche politiek van een met ons be
vriende natie.
Het betreft hier geen uitzondering. Immers,
eenigen tijd geleden, 6 Februari 1934, hield mr.
Marchant in zijn hoedanigheid van minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor
de microfoon een rede over: „Onderwijs en
Politiek", welke neerkwam op een bestrijding
van de Nationaal-Socialistische Beweging in
Nederland.
Toegegeven werd, dat redevoeringen als op 24
November zijn gehouden, kunnen worden uitge
zonden op grond van art. 2, zevende lid van
het Radio-Reglement 1930. Mitsdien drongen de
leden, hier aan het woord, dan ook op afschaf
fing van dit voorschrift aan en waren zij zelfs
geneigd, een verbod te bepleiten ten aanzien
van .stellige uiteenzettingen of toelichtingen van
politieke beginselen" vgl. art. 2, tweede lid
van genoemd reglement vermits de practijk
heeft geleerd, dat sprekers voor de microfoon
uiterst rekbare opvattingen plegen te huldigen
omtrent de strekking der begrippen „stellige
uiteenzetting" en „toelichting".
In het hiervoren betoogde vonden deze
leden tevens aanleiding, als hun overtuiging
te kennen te geven, dat leden van de regee
ring slechts bij hooge uitzondering van de
radio gebruik behooren te maken.
Als voorbeelden van een juist gebruik
herinneren zij aan de voortreffelijke uiteen
zettingen van den tegenwoordigen minister
van Financiën over de financieele politiek,
in het najaar van 1933 en 1934.
Zijn ambtgenoot van Onderwijs,. Kunsten en
Wetenschappen echter neemt op dat stuk een
h.i. onjuist standpunt in, hetwelk in menig op
zicht aan het gezag van de Regeering afbreuk
doet.
Zoo vestigden zij de aandacht op de bekende
rede, door dezen Minister gehouden op 29 Oc
tober 1.1. onder den titel: „De laatste Spellings
ronde", welke rede een onheuschen aanval be
vatte op een hoogstaaand geleerde hier te lande,
die met den Minister van meening durfde ver
schillen, alsmede op vorige toespraken over de
spellingskwestie, waarin de indruk werd ver
wekt, als zoude de Minister, toen hij het be
heer over zijn Departement aanvaardde, aldaar
een soort van chaos hebben aangetroffen, door
zijn ambtsvoorgangers op bedoeld gebied ge
schapen.
Neemt men dan'in aanmerking, dat een rede
voering, als ds. Krop wenschte te houden over
de geloofsvervolging in Rusland werd verboden,
ook nadat deze in hooger beroep was gegaan bij
den minister van Binnenlandsche Zaken, en
dat passages, als waarop het lid van de Tweede
Kamer, de heer Drop, de aandacht had geves
tigd, in een rede van den heer Vliegen moesten
worden geschrapt, alvorens die mocht worden
uitgezonden, dan moet worden erkend, dat hier
met twee maten wordt gemeten.
Gaarne zouden de leden, hier aan het woord,
vernemen, of wat betreft het houden van rede
voeringen voor de microfoon door Ministers der
Kroon zich ten aanzien van de controle vooraf
een bijzondere usance heeft gevormd, of dat deze
reden ook aan de Radio-Omroep-Contröle-com-
missie ter beoordeeling worden voorgelegd. Met
name gold deze vraag de toespraken, waarvan
in het vorenstaande gewag is gemaakt.
Deze leden zouden het op prijs stellen, nauw
keurig omtrent den gang van zaken op dit stuk
op de hoogte te worden gesteld.
Sommige andere leden oefenden critiek op de
h.i. eenzijdige samenstelling van de Radio-
Omroep-Contröle-commissie, die op bepaalde
redevoeringen, met name op die, vanwege de
Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs uit
gezonden, naar hun gevoelen een te gestrenge
censuur handhaaft.
Vele andere leden konden zich met deze critiek
niet vereenigen. Veeleer brachten zij hulde aan
de genoemde commissie voor de lofwaardige
wijze, waarop die haar hoogst moeilijke taak
vervult.
Met ingenomenheid had men uit de Memorie
van Antwoord aan de Tweede Kamer ervaren,
dat de Minister geen termen aanwezig acht,
om na afloop van de voor den tijd van 5 jaren
verleende machtigingen, die voor het grootste
gedeelte in April 1937 eindigen, een anderen
exploitatie-vorm voor de verzorging van de
radiodistributie in het leven te roepen.
Voor de rechtbank te 's-Gravenhage heeft
terecht gestaan een assistent eerste klasse der
posterijen. Verdachte heeft uit expresse-brieven,
welke hij moest sorteeren, eenige malen geld
weggenomen tot een totaal van nog geen 60
Verd. bekende.
Van het hem door den directeur-generaal ge
geven ontslag is hij in beroep gegaan. Hü ver
klaarde veel berouw te hebben.
De subst.-officier van justitie, mr. Blok, eisch-
te een gevangenisstraf van drie jaren.
Dinsdagmiddag is te Amsterdam in den leef
tijd van 61 jaar te zijnen huize overleden de
bekende kunstschilder S. Maris Wzn.
De teraardebestelling zal Vrijdag a.s. plaats
vinden.
Dinsdag is onder groote belangstelling het
stoffelijk overschot van drie der slachtoffers
van het droevige auto-ongeluk in den Wierin-
germeerpolder ter aarde besteld.
Op de begraafplaats te Landsmeer had de
begrafenis plaats van het stoffelijk overschot
van G. Schreuder, in leven gemeenteraadslid
te Landsmeer. Aan het graf was de bijna vol
tallige gemeenteraad aanwezig en voorts een
groot aantal vertegenwoordigers van corpora
ties, waarin de overledene een bestuursfunctie
vervulde. De baar was bedekt met een groot
aantal kransen, o.a. van den Nederlandschen
Bond van Veehandelaren.
Burgemeester v. d. Sluys hield een toespraak,
waarna ds. Roelofsen een bijbeltekst las. gen
familielid van den overledene dankte.
Te Midden-Beemster vond de teraardebestel
ling plaats van het stoffelijk overschot van G.
Klei terp. Zeer velen volgden de met bloemen
overdekte baar naar de laatste rustplaats. Een
broer van den overledene dankte voor de aan
dezen bewezen laatste eer.
Te Ilpendam geschiedde de teraardebestel
ling van KI. Box Sr. Ook hier volgden velen
den laatsten gang van het slachtoffer.
De begrafenis van Hooyberg zal heden te
Purmerend plaats vinden.
In navolging van de geslaagde proef bij de
Kwatta-f abrieken te Breda heeft de Kandij-
fabriek van Gebroeders Gilse te Roosendaal
negen meisjes, die aan de fabriek werkten, ont
slagen, en er zooveel jongens voor in de plaats
werk verschaft.
In de memorie van antwoord aan de Tweede
Kamer inzake eenige wetsontwerpen, waarbij
een honderdtal naturalisaties wordt voorgesteld,
zegt minister Van Schaik, dat hij de bezorgd
heid deelt over de toeneming van het aantal
vreemdelingen, dat naturalisatie vraagt, niet
zoozeer om het feit, dan wel om den toestand,
waarvan het een teeken is.
Evenals dezer dagen tegenover de Eerste
Kamer, betoogt de minister, dat het feit, dat
onder de verzoekers steeds betrekkelijk vele
Duitschers zijn, van historische en geografische
herkomst is.
Onzekere verhoudingen op velerlei gebied ver
wekken angst bij vreemdelingen voor maatrege
len op het stuk van werkgelegenheid als anders
zins; vandaar bij hen een drijfveer om zich in
veiligheid te stellen door bekleeding van 's lands
nationaliteit. Staatkundige overwegingen doen
zich daarbij niet, althans slechts bij uitzonde
ring, gelden.
In aansluiting aan het beginsel van de Vreem
delingenwet, hecht de minister er voorts waarde
aan, dat de verzoeker voldoende middelen van
bestaan heeft of door werkzaamheid kan ver
krijgen.
De minister zal op dit punt voortaan by natu-
ralisatieverzoeken overleg plegen met den mi
nister van Sociale Zaken, teneinde na te gaan
of Nederlandsche arbeidskrachten geschaad zijn
door de vestiging in Nederland van de te natu-
raliseeren vreemdelingen.
Ten aanzien van de in de Tweede Kamer
geopperde bezwaren tegen de naturalisatie van
den te Leipzig werkzamen hoogleeraar P. J. W.
Debye (die indertijd het Nederlanderschap ver
loor) deelt minister Van Schaik mede, dat bij
den minister van Buitenlandsche Zaken geen
bezwaar bestaat tegen het als hoogleeraar in
vreemden staatsdienst blijven van den betrok
kene, nadat deze het Nederlanderschap zal heb
ben herkregen.
De Rijksveldwachter te Raalte schoot, op ver
zoek van den eigenaar, een hond op korten af
stand dood. De kogel drong door den kop van
het dier heen, en ketste op de steenen af, en
kwetste den politieman zelf in den voet. De
terstond gewaarschuwde geneesheer constateer
de gelukkig slechts een niet gevaarlijke wond.
De Nederlandsche uitgave van de Illustrazio
ne Vaticana wordt, naar wij vernemen, ge
staakt.
Bij K. B. is op zijn verzoek eervol ontslag
uit den militairen dienst verleend aan den res.
le-luit. L. Vente van het wapen der infanterie.
Benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau A. J. W. M. Moons, te Raamsdonk, presi
dent-commissaris der N.V. Drinkwaterleiding-
Maatschappij „Noord-West-Brabant".
Benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau: S. A. L. Pijl, te 's-Gravenhage, voor
zitter der Vereeniging voor personeel in dienst
der Nederlandsche Spoorwegen tot bestrijding
der tuberculose.
Met 1 Februari 1935 is benoemd tot burge
meester'der gemeenten Kamerik en Zegveld: J.
Reijers.
Benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau: J. T. J. Hamers te Ter Idzardt (gem.
Weststellingwerf), voorzitter van den Veenpol-
der onder Ter Idzardt en Oldebeltwolde.
Aan prof. mr. A. H. M. J. van Kan, lid van
den Raad van Ned -Indië is op verzoek met 24
Maart eervol ontslag uit 's lands dienst ver
leend, onder dankbetuiging.
Aan J. C. Altorffer, ontvanger der directe bel.
te Breda, is op verzoek met 1 Februari eervol
ontslag verleend uit 's rijks dienst.
De ontvanger der dir. bel., mr. W. E. Kremer
is verplaatst van de directie der dir. bel. enz.
te Maastricht naar de directie dier middelen te
Groningen.
De ontvanger der reg. en dom. C. Verhagen
is verplaatst van het kantoor der reg. en dom.
te Noordwijk naar het kantoor dier middelen
te Haarlem.
Herbenoemd tot burgemeester van Dintel-
oord en Prinsland A. van Campen; van Boekei
C. H. P. Schafrat; van Wamsveld jhr. mr. P.
A. G. de Milly van Heiden Reinestein; van
Steenderen F. Smit; van Ede mr. dr. C. O. P
baron Creutz; van Zwijndrecht J. A. J. Jansen
Manenschijn; van Koog aan de Zaan A. G. A.
Verstegen; van Vlieland F. C. Rab; van Deven
ter mr. F. W. R. Wttewaall.
De benoeming van de heeren B. van Eesta
ren, dr. L. G. Kortenhorst, K. Kruithof, J. Th.
Nijkamp, F. van de Walle en prof. ir. C. L.
van der Bilt tot lid van de Rijkscommissie van
Advies voor Werkverruiming is te rekenen van
19 Dec. 1934 met een jaar verlengd. Eveneens
te rekenen van 19 December 1934 is voor een
jaar als lid van bovengenoemde commissie be
noemd mr. A. N. Molenaar, alg. secr. Verbond
voor Ned. Werkgevers te 's-Gravenhage.
Op verzoek is aan den heer F. K. J. Heringa,
tijd. raad-adviseur aan het Dep. van Economi
sche Zaken, eervol ontslag verleend als lid van
bovengenoemde commissie met dank.
Met 1 Febr. is aangewezen als hoofd van
de vierde afd. van het Departement van Jus
titie H. Sieperda, bezuinigingsinspecteur.
„Ja, zegt u dat wel, mijnheer. Het is hier heer
lijk! Genadige hemel! Dat een Engelschman al
öie jaren verstoken moest blijven van iets, dat
hem rechtmatig toekomt. Maar ja, als uw vader
Voor zaken naar het buitenland moest, dan houdt
alles op. U mag wel heel dankbaar zijn, mijn
heer, dat u uw moedertaal niet verleerd hebt
hi den vreemde! Zeventien van je mooiste jaren
te moeten doorbrengen in het buitenland! Wat
Zult u veel te bekijken hebben, mijnheer."
„Ja, zegt u dat wel," antwoordde Laurence. „Ik
ben zooeven naar de kathedraal geweest, maar,
*ijd om die heelemaal te bezichtigen, had ik
tiet."
„De kathedraal? O, ja, erg mooi! En ik zal
biet zeggen, dat zulke dingen niet bezienswaardig
*Un, maar ik bedoelde toch iets anders, ziet u.
Ik dacht eigenlijk meer aan varkens!"
„Varkens?"
„Ja, mijnheer, varkens. In varkens, mijnheer,
stel ik heel veel belang. Ik ben niet alleen hotel
houder van „De Drie Reizigers", zooals mijn
Vader en diens vader ook geweest zijn, maar
haarnaast ben ik varkenshandelaar. En als u
klaar bent met uw lunch, die u wel gesmaakt
zal hebben, na zeventien jaar lang niets anders
dan vreemden kost te hebben gegeten zal ik
u een paar van de mooiste varkens van heel
Kent laten zien".
„Dat is heel vriendelijk van u".
„O, toch niet", protesteerde Waple. „En ik wil
wedden, dat u zich weer heelemaal thuis zult
voelen, als u die varkens eenmaal gezien hebt.
Charity, mijn kind, breng den koffer van mijn
heer even naar mijn kamer.
„O!" riep Laurence uit, toen het meisje zijn
koffer wilde opnemen. „Ik had u eigenlijk wil
len vragen, of u hier niet een brandkast heeft,
waarin u dien koffer voor mij kunt opbergen.
Er zitten waardevolle papieren in".
„Mijnheer", zei Waple, „een brandkast is nog
nooit in mijn huis geweest en kómt er nooit in
ook. Al zat de heele Bank van Engeland in uw
koffer dan zou het ding veilig zijn onder het dak
van Tony Waple. Laat dat zaakje maar gerust
aan mijn nicht over en ga mee, dan zal ik u de
varkens laten zien."
Laurence was langzamerhand zoo geheel on
der de bekoring geraakt van die ouderwetsche
omgeving, zóó tot over de ooren verliefd op
Charity en zóó onder den invloed van den ge
moedelijken Tony Waple, dat hij geen gevaar
meer zag en den koffer vol vertrouwen achter
liet aan de hoede van het meisje. En daarom
liep hij met zijn gastheer naar buiten om te ge
nieten van iets, dat echt Engelsch was.
Hij bemerkte weldra, dat Waple één van die
menschen was, die niets liever doen, dan hun
duimen in de armsgaten van hun vest steken
en een ander vol trots hun bezittingen laten
zien. Waple stelde natuurlijk in de allereerste
plaats belang in zijn „Drie Reizigers", maar
daarnaast in varkens. Doch hij had zich niet
alleen tot varkens bepaald. Aangezien een bree-
de beek langs zijn erf stroomde, had hij een
zwak gekregen voor eenden en ganzen, van welke
vogels een heele vloot ronddobberde op het hel
dere water. Voorts hield hij van timmeren en
had een paar groote broeikassen, waarin hij
komkommers en tomaten kweekte. Het duurde
vrij lang voordat Laurence alle heerlijkheden
van de varkens, de eenden en tomaten gezien
had en toen zij eindelijk naar de uitspanning
terugkeerden, begon de duisternis reeds te val
len. Laurence had een prettigen middag gehad
Waple was beslist een type.
„En mijnheer, zei Waple, toen zij de gelagka
mer weer binnentraden, „tegen acht uur zijn
mijn nicht en ik gewoon een stukje te eten en
het zal een heele eer voor ons zijn, als u ons
gezelschap wilt houden. Het zal u best aanstaan.
Lieve hemel. Zeventien jaar van je leven te
moeten doorbrengen in het buitenland! Hoe
heeft u het uitgehouden mijnheer? Maar u
bent nu toch in elk geval weer thuis.
Laurence nam die uitnoodiging met graagte
aan. HU had dien middag al verschillende din
gen geleerd en verlangde er naar, zUn kennis
making met Charity te hernieuwen. HU vond
zijn kamer vrij gemakkelijk en op zUn bed lag
zUn zwartlederen koffer. Hij keek eens om zich
heen. Het was een aardige, ouderwetsche kamer.
De scherpe geuren van den tuin drongen door
het openstaande venster naar binnen en midden
op tafel stond een vaas met rozen, daarin ge
zet door de hand van Charity.
Laurence trad op zijn koffer toe, daar hij
eenige toiletartikelen noodig had, maar plotse
ling bleef hij met een ruk staan.
De bodem van den tot nu toe zorgvuldig be
waakten koffer was met een vlijmscherp mes
open gesneden. En zün papieren waren verdwe
nen!
HOOFDSTUK 4.
Eenige oogenblikken bleef Laurence naar zUn
beschadigden koffer staren, alsof hij zUn eigen
oogen niet kon gelooven. Even later boog hij
zich vlug over den koffer heen en voelde met
zUn vingers langs den gladden rand van de
opening, die men in het leder had gesneden;
toen hU zioh weer oprichtte ontviel hem maar
één enkel woord, doch dit sprak zoowel wanhoop
uit als woede:
„Alweer!" bromde hij.
Langen tijd bleef hij roerloos voor zich uit
staren, maar zUn oogen waren niet meer op zU'n
koffer gericht. HU keek om zich heen, als zocht
hij naar de onbekende hand, die hem van zijn
papieren had beroofd.
Hij fronste de wenkbrauwen en scheen een
oplossing te zoeken voor een raadsel, dat hem
evenwel te machtig bleek. Eindelijk maakte hU
met zijn beide handen een hopeloos gebaar,
daarmee te kennen gevend, dat hU niet in staat
was de oplossing te vinden. Toen vroeg hij zich
af:
„Wie kan dat nu gedaan hebben?"
Hy zag evenwel heel gauw in, dat het dwaas
heid was, hier in deze kamer alle mogelijke
veronderstellingen te maken. ZUn waardevolle
papieren waren verdwenen en hij twijfelde er
geen oogenblik aan, of de dief had hem naar
„De Drie Reizigers" gevolgd en had gebruik ge
maakt van de gelegenheid, toen hij Waple naar
den tuin vergezelde, en in bewondering geraakte
voor diens varkens en eenden.
Maar hoe zou de dief de kamer binnenge
drongen zijn? De kamer van Laurence lag ach
ter de eetkamer, die op haar beurt weer achter
de groote gelagkamer gelegen was. Hij twUfelde
er niet aan, of Charity was al den tijd, dien hij
met haar oom in den tuin had doorgebracht,
in de gelagkamer geweest, want had Waple hem
zelf niet gezegd, dat zijn nichtje het huishouden
waarnam nu zijn eigen vrouw en dochter naar
zee waren gegaan? En aangezien er ieder oogen
blik natuurlijk gasten konden komen, zou Cha
rity die gelagkamer niet verlaten hebben. Het
was dus vrijwel uitgesloten, dat men zijn kamer
van dien kant zou zijn binnengedrongen, zonder
dat het meisje er iets van gezien had.
Het lag dus voor de hand, dat men door het
venster was binnengekomen. Laurence opende
het raam en bekeek de vensterbank en haar on
middellijke omgeving. Het was een heel gewoon
schuifraam, dat hü een weinig had open ge
vonden, bü het binnentreden van zün kamer.
Er waren gesteven, witte gordünen, keurig netjes,
reoht naar beneden. In de kamer zelf was niets
dat er op wees, dat de dief inderdaad door
het venster naar binnen gekomen moest zUn.
Laurence boog zich uit het venster en keek om
zich heen. Onmiddellük onder 't venster was een
heel klein bloembedje, afgezet door sierbloempjes
met kleine heesters afgezet. Daarboven, aan
weerszUden van het pad, groeide hoog opgaand
struikgewas, dat juist tegen dien t«d heel dik in
blad stond. Links van het venster liep het smalle
grintpad naar een klein hekje in de heg, de af
sluiting van het erf met den weg.
Naar rechts liep het pad langs het geheele
huis en sloeg dan om den hoek heen naar de
voordeur. Daar in dat smalle laantje zou nie
mand kans loopen gezien te worden, men kon
zich veilig wanen door 't dichte struikgewas. De
mogehjkheid dat zoo'n persoon van 't huis zelf
uit gezien zou worden, was vrywel uitgesloten.
Aan dien kant van het huis waren maar drie
vensters: één van Laurence's kamer, één van de
koffiekamer en één van de gelagkamer. Het
venster van de slaapkamer was het dichtst bü
den weg gelegen, zoodat een indringer de andere
vensters niet behoefde te passeeren, wilde hü in
de slaapkamer klimmen.
(Wordt vervolgd)